UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2004-2005
DE PSYCHOLOGISCHE EFFECTEN VAN DIABETESEDUCATIE Een literatuurreview
Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Verplegingswetenschap Door Clyncke Liesbeth Prof. T. Defloor Prof. M. Grypdonck
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2004-2005
DE PSYCHOLOGISCHE EFFECTEN VAN DIABETESEDUCATIE Een literatuurstudie
Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Verplegingswetenschap Door Clyncke Liesbeth Prof. T. Defloor Prof. M. Grypdonck
Ondergetekende bevestigt hierbij dat onderhavige scriptie mag worden geraadpleegd en vrij mag worden gefotokopieerd. Bij het citeren moet steeds de titel en de auteur van de scriptie worden vermeld. Clyncke Liesbeth
I
Abstract Doelstellingen In deze systematische literatuurreview wordt nagegaan in welke mate educatie een bedoelde of onbedoelde invloed heeft op verschillende psychologische variabelen bij type 1 of type-2-diabetespatiënten. Methode Er werden drie databanken doorzocht voor de periode van 1994 tot 2004. Studies werden geïncludeerd als volwassenen met type 1 of type 2 diabetes mellitus bestudeerd werden, en de interventie educatie omvatte. Deze educatie kon verschillende vormen aannemen (i) interventies gericht op het verbeteren van kennis en vaardigheden (ii) interventies die zelfmanagement van de patiënt verbeteren of (iii) interventies die psychologische begeleiding bieden, waardoor de patiënt de ziekte beter kan aanvaarden. Bovendien moest een van de volgende psychologische variabelen onderzocht worden: quality of life, adjustment, depression, anxiety, well-being, self-esteem, self-efficacy, uncertainty, locus of control, coping, psychological distress. Resultaten en conclusies Met de bovenstaande zoekstrategie werden 37 studies geïncludeerd. Er werden voornamelijk significant of niet significant positieve resultaten gevonden. Er zijn verschillende mogelijke hypothesen voor deze bevindingen. (i) de meest systematische interventies hebben een effect, ongeacht de vorm waarin de interventie wordt toegepast. (ii) Er is een publicatiebias opgetreden. (iii) het optreden van een Hawthorne-effect in meerdere studies. (iv) Er is als laatste ook de mogelijkheid dat de gevonden resultaten aan geen van bovenstaande effecten onderhevig waren maar dat de diabetespatiënten met behulp van verschillende soorten interventies een verbetering krijgen van quality of life en andere psychologische variabelen. Er zal echter nog verder onderzoek nodig zijn om te analyseren welke aspecten van de interventies verantwoordelijk zijn voor positieve resultaten. Met dit verder onderzoek wordt het mogelijk om één of verschillende interventies te ontwikkelen die aan ieders behoeften voldoen.
II
Aim The aim of this review is to evaluate the influence of education on different psychological variables within type 1 or type 2 diabetic patients. Methods We searched three databases over the period 1994-2004. Studies eligible for inclusion were studies that evaluate an education intervention within adults with type 1 or type 2 diabetes mellitus. Education can adopt several forms (i) interventions to improve knowledge and skills (ii) interventions to improve zelfmanagement and (iii) interventions to improve psychological variables. The effectmaat variables where quality of life, adjustment, depression, anxiety, well-being, self-esteem, self-efficacy, uncertainty, locus of control, coping, psychological distress Results en conclusions 37 studies were eligible for this review. The outcome variable most frequently used was quality of life. Through all studies, mostly significant positive and positive results were found. There are several possible hypotheses for these findings. (i) whatever you do, it does not matter what, it has an impact, (ii) publication bias, (iii) a generalised Hawthorne impact. As last there is also the possibility that the found results to none of above impacts were liable but that the diabetic patients get an improvement using several types interventions of quality or life and other psychological variables. Further research is necessary to analyse which aspects of the interventions are responsible for positive results. With this further research it becomes possible to develop one or several interventions which satisfies to everybody's needs.
III
Inhoudsopgave Abstract.............................................................................................................................II Inhoudsopgave................................................................................................................ IV Woord Vooraf................................................................................................................. VI Inleiding......................................................................................................................... VII
Hoofdstuk 1
Doelstelling van de literatuurreview ...................................... 1
Hoofdstuk 2
Zoekmethode en selectie van literatuur................................. 2
2.1.
Trefwoorden ...................................................................................................... 2
2.2.
Zoekfilters.......................................................................................................... 2
2.3.
2.2.1.
Zoekstrategie in PubMed......................................................................... 2
2.2.2.
Zoekstrategie in Cinahl ........................................................................... 3
2.2.3.
Zoekstrategie in PsycArticles .................................................................. 4
Selectie van literatuur ........................................................................................ 4 2.3.1.
Inclusiecriteria......................................................................................... 4
2.3.2.
Selectiemethode ....................................................................................... 4
Hoofdstuk 3 3.1.
Beschrijving van de geselecteerde studies ............................. 6
Beschrijving van de studies aan de hand van het type patiënt, de soort interventie en de soort variabelen...................................................................... 6
3.2.
3.1.1.
Patiënten .................................................................................................. 6
3.1.2.
Interventies............................................................................................... 8
3.1.3.
Variabelen .............................................................................................. 10
Gebruikte onderzoeksdesigns .......................................................................... 12
Hoofdstuk 4
Resultaten ............................................................................... 15
4.1.
Type-1-diabetespatiënten................................................................................. 16
4.2.
Type-2-diabetespatiënten................................................................................. 25 4.2.1.
Resultaten bij interventies die kennis en vaardigheden verbeteren..... 25
4.2.2.
Resultaten bij interventies die het zelfmanagement verbeteren........... 31
IV
4.2.3.
Resultaten van type-2-diabetespatiënten bij interventies die psychologisch gericht zijn ..................................................................... 33
4.2.4.
Resultaten van interventies die zowel kennis en vaardigheden verbeteren maar ook psychologisch gericht zijn .................................. 35
4.2.5.
Resultaten van type-2-diabetespatiënten bij interventies die zowel kennis en vaardigheden als zelfmanagement verbeteren..................... 39
4.2.6.
Interventies waarbij het onduidelijk is hoe de gebruikte interventie geklasseerd kan worden......................................................................... 43
4.3.
Type 1 en type-2-diabetespatiënten................................................................. 46
4.4.
Studies waarbij het onduidelijk is welke type patiënt bestudeerd werd .......... 51
Hoofdstuk 5
Conclusie, discussie en beperkingen .................................... 57
5.1.
Conclusie ......................................................................................................... 57
5.2.
Discussie.......................................................................................................... 59
5.3.
Beperkingen van de literatuurreview............................................................... 60
Hoofdstuk 6
Aanbevelingen voor verder onderzoek................................ 61
6.1.
Aanbevelingen voor verder onderzoek............................................................ 61
6.2.
Aanbevelingen voor rapportage....................................................................... 61
Lijst van figuren en tabellen ........................................................................................... 63 Besluit............................................................................................................................. 64 Literatuurlijst .................................................................................................................. 65 Bijlagen........................................................................................................................... 70
V
Woord Vooraf Aan het einde gekomen van een lange maar verrijkende scholing, en de hele periode overziend, wil ik die mensen bedanken die ervoor gezorgd hebben dat ik deze tijd kon meemaken en doormaken. Ongetwijfeld staan mijn ouders voorop. De steun die ze me gaven is onbeschrijfelijk. Het gevoel dat iemand achter je staat, is doorheen je leven enorm belangrijk. Het heeft mijn doorzettingsvermogen aangesterkt. Daarvoor een enorme dank aan mijn ouders. Door drukke studie en werkaangelegenheden is sociaal contact de laatste jaren erg beperkt gebleven. Ik wil mijn vriend Bart, mijn zus Isabel, (schoon)familie, vrienden en collega’s bedanken. Keer op keer stonden ze klaar, met een glas om te vieren of met een schouder om op uit te huilen als het even fout liep. Ik wil ook iedereen bedanken die instond voor mijn basisopleiding. Van de kleuterklas over de middelbare school naar mijn verpleegkundige opleiding. Ik heb mij kunnen ontplooien tot wie ik nu ben. Ook het hele team verplegingswetenschap wil ik van harte bedanken voor de professionele opleiding en begeleiding en voor de aangename samenwerking. In het bijzonder een woord van dank voor Prof Defloor en Prof Grypdonck voor de goede vorming om verder op weg te kunnen in de verpleegkunde. Bedankt voor de begeleiding tijdens deze scriptie.
“Zoet is de herinnering aan de voorbije inspanning” Euripides
VI
Inleiding Diabetes is een veel voorkomende ziekte (Cranor & Christensen, 2003; Krook, Holm, Petterson & Wallberg-Hendricksson, 2003). Wanneer deze ziekte niet goed behandeld wordt, brengt het tal van complicaties met zich mee. De ziekte en de complicaties zorgen voor veel kosten, zowel voor het individu als voor de maatschappij (Cranor & Christensen, 2003). Een adequate behandeling bestaat meestal uit een combinatie van een dieet, medicatie en beweging. Bij de meeste patiënten vraagt dit een verandering van levenstijl (Krook, A; Holm, I., Pettersson, S & Wallberg-Hendricksson, H, 2003). Dit is voor veel mensen erg ingrijpend en vraagt zeer veel aanpassingen (Keers, J. C., Blaauwwiekel, E. E., Hania, M., Bouma, J., Scholten-Jaegers, S. M., Sanderman, R. et al. (2004). Mensen worden in dit proces zoveel mogelijk geholpen via diabeteseducatie. Er wordt getracht om de patiënt zo onafhankelijk mogelijk te laten leven met zijn ziekte, zonder daarbij afbreuk te doen aan zijn kwaliteit van leven. In heel wat studies wordt vooral het effect van educatie op kennis en metabolische controle nagegaan (Constable, Buckingham & Bean 2000). Dan blijft echter nog de vraag onbeantwoord wat de educatie betekent op de wijze waarop de patiënt met de ziekte leeft. Dit is de focus van deze studie. In deze literatuurreview is het de bedoeling om na te gaan op welke manier diabeteseducatie de kwaliteit van leven en andere psychologische variabelen beïnvloedt. In het eerste hoofdstuk worden de doelstellingen van deze review verhelderd. Hoe de zoekmethode, het selecteren en includeren van de literatuur tot stand kwam, is in een tweede hoofdstuk beschreven. In een derde hoofdstuk volgt een beschrijving van de geselecteerde studies aan de hand van drie onderverdelingen: het type diabetespatiënt, de soort educatieinterventie en het type variabele. In een vierde hoofdstuk worden de resultaten weergegeven. In een vijfde hoofdstuk wordt een conclusie geformuleerd. Daarnaast worden verschillende discussiepunten aangehaald en worden beperkingen van deze review weergegeven. In een zesde hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek.
VII
Hoofdstuk 1
Doelstelling van de literatuurreview
Wanneer we diabetespatiënten educeren, is dit met de bedoeling om een verbetering te verkrijgen in de glycemische waarden. Diabeteseducatie heeft naast een aantal concrete doelstellingen, mogelijks ook effecten op andere variabelen, zoals de psychologische. Dit al of niet bedoeld of gewenst. Met deze review is het de bedoeling om aan de hand van de bestaande literatuur een inzicht te verwerven in de beïnvloeding van diabeteseducatie op verschillende psychologische variabelen. Diabetes mellitus is een endocrinologische aandoening die zich in verschillende vormen kan manifesteren. Deze review wil het effect van educatie bestuderen bij type 1 en/of type-2-diabetespatiënten. Onder diabeteseducatie wordt in deze studie elke vorm van educatie begrepen die de patiënt meer onafhankelijk maakt. Het kan daarbij zowel gaan om het aanleren van kennis en vaardigheden, de patiënten in staat stellen zelf belangrijke therapeutische beslissingen te nemen en/of patiënten te helpen in het aanvaarden van de ziekte. De psychologische variabelen die bestudeerd werden zijn quality of life, adjustment, depression, anxiety, well-being, self-esteem, self-efficacy, uncertainty, locus of control, coping en psychological distress. Omdat sommige variabelen zich zeer moeilijk laten vertalen of een vertaling voor onnodige verwarring zorgt, werd er voor gekozen om de variabelen gedurende de volledige scriptie met de Engelse termen aan te duiden.
1
Hoofdstuk 2 2.1.
Zoekmethode en selectie van literatuur
Trefwoorden
De onderstaande trefwoorden werden gebruikt in drie databanken, PubMed(1994-2004), Cinahl(19994-2004) en PsycArticles(1994-2004). diabetes
depression
intervention
anxiety
program
well-being
trial
self-esteem
education,
self-efficacy
teaching
uncertainty
psychological effects
locus of control
quality of life
coping
adjustment
psychological distress
In de PubMed databank werden uit de bovenstaande trefwoorden volgende trefwoorden als MeSH-term gedefinieerd. diabetes mellitus, type 2
depressive disorder
diabetes mellitus
depression
diabetes insipidus
anxiety
education
personal satisfaction
teaching
self concept
quality of life
uncertainty
social adjustment
internal-external control
adaptation, psychological
self-efficacy
2.2.
Zoekfilters
2.2.1.
Zoekstrategie in PubMed
Bij het uitvoeren van een eerste zoekstrategie, diabetes and education and psychological effects (1994-2004), werd de literatuurreview van Steed, L., Cooke, D., & Newman, S. (2003) gevonden die een min of meer gelijke onderzoeksvraag
2
bestudeerde. Dit artikel werd gebruikt als basiswerk. De zoekstrategie van Steed et al [diabetes and (intervention or program* or trial) and (quality of life or adjustment or depression or anxiety)] werd uitgebreid zowel in tijd als in outcome variabelen. •
Uitbreiding in tijd
[diabetes and (intervention or program* or trial) and (quality of life or adjustment or depression or anxiety)] (2002-2004)
•
Uitbreiding in psychologische variabelen
[diabetes and (trial or intervention or program*) and (well-being or self-esteem or uncertainty or locus-of-control or psychological distress or self-efficacy) NOT (diabetes and (trial or program* or intervention) and (quality of life or adjustment or depression or anxiety))] (19942004)
De artikels die door PubMed als verwant aan het artikel van Steed et al (2002) aangeduid zijn, de related artikels, werden ook doorgenomen. Een laatste zoekcombinatie verschilt van de vorige door een nieuwe combinatie van de trefwoorden. In dit geval wordt (trial or intervention or program*) vervangen door (education or teaching). [diabetes and (education and teaching) and (quality of life or adjustment or depression or anxiety or well-being or self-esteem or self-efficacy or uncertainty or locus of control or coping or psychological distress))] (1994-2005)
2.2.2.
Zoekstrategie in Cinahl
In deze databank werden de verschillende bovenstaande methodes die gebruikt werden in PubMed zoveel mogelijk samengebracht. Uiteindelijk werden de twee onderstaande zoekfilters gebruikt. Het verschil tussen de beide is opnieuw het tweede deel van de filter waarbij eerst de nadruk gelegd werd op intervention, trial en program en in de tweede filter de nadruk lag op education en teaching. •
[diabetes and (intervention or program* or trial) and (quality of life or adjustment or depression or anxiety or well-being or self-esteem or self-efficacy or uncertainty or locus of control or coping or psychological distress)] (1994-2004)
3
•
[diabetes and (education and teaching) and (quality of life or adjustment or depression or anxiety or well-being or self-esteem or self-efficacy or uncertainty or locus of control or coping or psychological distress)] (1994-2004)
2.2.3.
Zoekstrategie in PsycArticles
In deze databank werd gekozen voor volgende zoekfilters: [diabetes and (education OR teaching) and psychological effects] (1994-2005) [diabetes and education and psychology] (1994-2005)
2.3.
Selectie van literatuur
2.3.1.
Inclusiecriteria
Om artikels te includeren werden volgende criteria gehanteerd: (i)
Type patiënten: Studies die volwassenen gediagnosticeerd met of type 1 of type 2 diabetes mellitus bestudeerden, werden geïncludeerd.
(ii)
Type interventie Educatie of teaching-interventies met als doel de patiënt te helpen het therapeutisch regime na te leven.
(iii) Type van uitkomsten De outcomevariabelen moeten psychologische variabelen zijn die rechtstreeks of onrechtstreeks onderzocht werden.
2.3.2.
Selectiemethode
Met de bovenstaande zoekstrategieën werden 1511 titels gevonden. Alle titels werden gelezen. Er konden 1358 titels geëxcludeerd worden omdat ze manifest niet stroken met de eigen onderzoeksvraag. Er werden 153 abstracten doorgelezen; 61 abstracten kwamen tegemoet aan de inclusiecriteria. Deze 61 artikels werden gelezen en daarvan voldeden 50 artikels effectief aan de inclusiecriteria. Er zijn 11 artikels geëxcludeerd. De redenen van exclusie zijn samengevat in bijlage 7. Van de 50 geïncludeerde artikels zijn er 37 studies en 16 literatuuroverzichten. Zie figuur 1.
4
PubMed
Cinahl
PsycArticles
699 titels
363 titels
449 titels
123 abstracten
20 abstracten
10 abstracten
48 artikels
9 artikels
4 artikels
Totaal 61 artikels 11 artikels geexcludeerd omwille van: •
• •
Geen psychologische variabelen Geen diabeteseducatie Geen aparte gegevens over diabeteseducatie
50 artikels geïncludeerd
37 studies
13 literatuuroverzichten
Figuur 1: Zoekstrategie tot het vinden van de artikels.
5
Hoofdstuk 3 3.1.
Beschrijving van de geselecteerde studies
Beschrijving van de studies aan de hand van het type patiënt, de soort interventie en de soort variabelen
De beschrijving van de artikelen gebeurt aan de hand van een onderverdeling op drie gebieden: het type patiënt, de soort interventie en de soort variabelen. In dit deel moet het via beschrijving en definiëring duidelijk worden wat de basisuitgangspunten zijn. Aansluitend wordt een korte beschrijving gegeven van de mate waarin het betreffende onderwerp voorkomt in de studies. 3.1.1.
Patiënten
In deze literatuurstudie worden patiënten, gediagnosticeerd met diabetes mellitus, onderzocht. Diabetes mellitus is een chronische endocrinologische stoornis die gekarakteriseerd wordt door afwijkingen in het glucose metabolisme, veroorzaakt door abnormaliteiten in de productie of werking van het hormoon insuline. Insuline wordt geproduceerd in de beta-cellen van de pancreas en zijn essentieel voor het gebruik en de opslag van glucose. Diabetes mellitus kan zich in twee types manifesteren. Enerzijds de type 1 diabetes of de insuline dependente diabetes, anderzijds de type 2 diabetes of de non insuline dependente diabetes (Gonder-Frederick, Cox, & Ritterband, 2002). Type 2 diabetes is het meest voorkomend, is leeftijdsgebonden en gaat vaak gepaard met obesitas. Er zijn twee mogelijke oorzaken van type 2 diabetes. Enerzijds kan er een verstoorde insuline secretie zijn. Anderzijds kan diabetes veroorzaakt worden door een insuline resistentie. Daarbij wordt er voldoende insuline aangemaakt maar zijn de lichaamscellen minder gevoelig voor de insuline, daardoor kan de glucose niet in de cel opgenomen worden. Zowel door de insuline resistentie als door de verstoorde secretie is er een teveel aan glucose in het bloed. De behandeling bestaat meestal uit een combinatie van dieet, beweging en orale medicatie. Type 1 diabetes komt meestal voor op jongere leeftijd en gaat vaak gepaard met een genetisch probleem die een auto-immune reactie ten aanzien van de beta-cellen teweeg brengt. De pancreas maakt geen of heel weinig insuline aan waardoor behandeling enkel mogelijk is door een toediening van insuline. (Gonder-Frederick et al., 2002)
6
De geselecteerde studies bestuderen ofwel type-1-diabetespatiënten of type-2diabetespatiënten. In vijf studies werden beide types diabetespatiënten bestudeerd en in vijf studies was het niet duidelijk om welke type diabetespatiënten het ging. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van welke studies welke type patiënt bestudeerden. Tabel 1: Overzicht van de onderzoekspopulaties Type patiënten
Aantal studies
Studies
Type 1
6
Bott, Bott, Hemmann, & Berger, 2000; Dafne study group, 2002; Hernandez, Hume, & Rodger, 2003; Langewitz, Wossmer, Iseli, & Berger, 1997; Schiel, Muller, & Ulbrich, 1997; Snoek et al., 2001
Type 2
20
Constable, Buckingham, & Bean, 2000; Gamsu, Sutton, Bennet, & Ward, 2002; Hendricks & Hendricks , 2000; Holton, Colberg, Nunnold, Parson, & Vinik, 2003; Huang, Wu, Jeng, & Lin, 2004; Ismail, Winkley, & Rabe-Hesketh, 2004; Krook, Holm, Pettersson, & Wallberg-Henriksson, 2003; Ligtenberg, Godaert, Hillenaar, & Hoekstra, 1998; Maljanian, Grey, Staff, & Cruz-Marino-Aponte, 2002; Miller, Edwards, Kissling, & Sanville, 2002; Ozer et al., 2003; Pibernik-Okanovic, Prasek, Poljicanin-Filipovic, Pavlic-Renar, & Metelko, 2004; Rickheim, Weaver, Flader, & Kendall, 2002; Smith et al., 2004; Surwit et al., 2002; Trento et al., 2002; Trento et al., 2004; Trozzolino, Thompson, Tansman, & Azen, 2003; Vyas et al., 2003; Whittemore, Chase, Mandle, & Roy, 2001
Type 1
6
Akimoto et al., 2001; Karlsen, Idsoe, Dirdal, Rokne, & Bru, 2004; Sadur et al., 1999; Steed, Cooke, & Newman, 2003; Tankova, Dakovska, & Koev, 2004; Matteucci & Giampietro, 2003
5
Cranor & Christensen, 2003; Dally, Dahar, Scott, Roblin, & Khoury, 2002; hogue, Babamoto, Jackson, Cohen, & Lane, 2003; Keers et al., 2004; Sarkisian, Brown, Norris, Wintz, & Mangione, 2003
en type 2 onduidelijk
7
3.1.2.
Interventies
In het artikel van Steed et al (2003) werd een onderscheid gemaakt tussen drie types interventies. Ze werden als volgt gedefinieerd: “Education interventions were those where participants only received information provision. Self-management interventions were those where the goal was primarily to improve adherence by teaching practical or psychosocial skills specific to the regimen behaviours, or addressing attitudes and beliefs specific to diabetes or the regimen behaviours, for example increasing selfefficacy Psychological interventions were those where the goal was primarily to address negative mood states.” (Steed et al, 2003, p.6)
Bij deze indeling hanteren Steed et al (2003) in feite twee criteria: enerzijds baseren ze zich op de soort interventies (education interventions en de psychological interventions) en anderzijds op de beoogde effectmaat (zelfmanagement interventions). Deze twee verschillende uitgangspunten kunnen voor verwarring zorgen. Daarom werd er gekozen voor een eigen onderverdeling die enkel op basis van beoogde effectmaat werd gemaakt. Interventies om kennis en vaardigheden te verbeteren: interventies met de bedoeling de patiënt kennis en vaardigheden bij te brengen om het therapeutisch regime uit te voeren. Het gaat daarbij om één of meerdere van de volgende aspecten: het volgen van een dieet, aan beweging doen, het zelf inspuiten van insuline en het zelf meten van de glucosespiegel. Interventies om self-management te verbeteren: deze interventies hebben de bedoeling de patiënt naast kennis en vaardigheden ook inzicht en competenties bij te brengen zodat hij in staat is om zelf de juiste beslissingen te nemen om zijn ziekte beter te beheersen. Interventies die inwerken op de psychologische variabelen: dit zijn interventies die erop gericht zijn de psychologische variabelen te beïnvloeden om zijn ziekte beter te kunnen aanvaarden en er beter mee om te leren gaan of er minder negatief psychologisch door beïnvloed te worden.
8
Tabel 2: Overzicht van de soorten interventies die geëvalueerd werden Aantal studies
Soort interventie
Studies
Kennis en vaardigheden
10
Constable et al., 2000; Cranor & Christensen, 2003; Holton et al., 2003; Ligtenberg et al., 1998; Matteucci & Giampietro 2003; Miller et al., 2002; Ozer et al., 2003; Sadur et al., 1999; Smith et al., 2004; Tankova et al., 2004
Self-manangement
7
Bott et al., 2000; Dafne study group, 2002; Hendricks & Hendricks 2000; Hernandez et al., 2003; Keers et al., 2004; Langewitz et al., 1997; Pibernik-Okanovic et al., 2004
Psychologische interventie
2
Ismail et al., 2004; Surwit et al., 2002
Kennis en vaardigheden en zelfmanagement
4
Huang et al., 2004; Rickheim et al., 2002; Trento et al., 2002; Trento et al., 2004
Kennis en vaardigheden en psychologische interventie
5
Akimoto et al., 2001; Gamsu et al., 2002; Krook et al., 2003; Snoek et al., 2001; Trozzolino et al., 2003
Kennis en vaardigheden, zelfmanagement en psychologische interventie
2
Karlsen et al., 2004; Steed et al., 2003
onduidelijk
7
Dally et al., 2002; hogue et al., 2003; Maljanian et al., 2002; Schiel et al., 1997; Vyas et al., 2003; Whittemore et al., 2001
Van de 37 studies waren tien studies gericht op het verbeteren van kennis en vaardigheden, zeven studies beoogden een verbetering in zelfmanagement en twee studies behandelden een interventie die inging op psychologische variabelen. Elf studies maakten een combinatie van de verschillende interventies en daarbij gingen vijf studies in op een combinatie van kennis en vaardigheden en een psychologische interventie, in vier studies werden interventies onderzocht die een combinatie waren van zelfmanagement en kennis en vaardigheden en in twee studies maakte men de combinatie met zowel kennis en vaardigheden, zelfmanagement en de psychologische vaardigheden. In zeven studies was het niet duidelijk om welk soort interventie het ging. Tabel 2 is een schematisch overzicht van de soorten interventies die de verschillende auteurs evalueerden.
9
De verschillende interventies kunnen ook ingedeeld worden als groepsinterventie of individuele interventie. In 17 studies werd een groepsinterventie gebruikt en in 13 gevallen ging het om individuele interventie. Bij één studie was het niet duidelijk of het ging om een groeps-of een individuele interventie. Drie studies bestudeerden het verschil tussen een groepsinterventie en een individuele interventie. In tabel 2 wordt eveneens een overzicht gegeven van die studies die een groepsinterventie gebruiken en die studies die gebruik maken van een individuele interventie. 3.1.3.
Variabelen
Er werden verschillende psychologische variabelen onderzocht. In de meeste studies ontbreekt een conceptuele definiëring van de variabelen, ze werden slechts operationeel gedefinieerd. Soms is het verschil tussen de definitie van twee variabelen beperkt. Een goede definiëring is nodig om verwarring of onduidelijkheden zoveel mogelijk te vermijden. Daartoe werd een overzicht gemaakt waarbij verondersteld wordt dat variabelen die een zelfde concept meten, gegroepeerd kunnen worden. Er werden conceptuele definities gemaakt op basis van de gehanteerde definities uit de MeSHdatabase. Deze werden gecreëerd door het National Institute of Health. In de onderstaande tabel zijn de verschillende definities integraal en onvertaald overgenomen uit deze MeSH-database.
10
Tabel 3: Definiëring van de verschillende variabelen (National Institute of Health, n.d.) Variabele
Definitie
Adjustment
Social adjustment: ”Adaptation of the person to the social environment. Adjustment may take place by adapting the self to the environment or by changing the environment.” Psychological adjustment: “A state of harmony between internal needs and external demands and the processes used in achieving this condition.” “Anxiety is the persistent feeling of dread, apprehension, and impending disaster.” Volgens de MeSH-database komt coping overeen met psychological adaptation: “A state of harmony between internal needs and external demands and the processes used in achieving this condition.” “An affective disorder manifested by either a dysphoric mood or loss of interest or pleasure in usual activities. The mood disturbance is prominent and relatively persistent.” “Personality construct referring to an individual's perception of the locus of events as determined internally by his or her own behavior versus fate, luck, or external forces.“ “A generic concept reflecting concern with the modification and enhancement of life attributes, e.g., physical, political, moral and social environment; the overall condition of a human life.” De MeSH-database definieert satisfaction op twee manieren Patient satisfaction: “The degree to which the individual regards the health care service or product or the manner in which it is delivered by the provider as useful, effective, or beneficial.” Personal satisfaction: “The individual's experience of a sense of fulfilment of a need or want and the quality or state of being satisfied.” “Cognitive mechanism based on expectations or beliefs about one's ability to perform actions necessary to produce a given effect. It is also a theoretical component of behavior change in various therapeutic treatments.” De MeSH-database gebruikt voor self-esteem het begrip self-concept en dit definieert dit als volgt: “A person's view of himself.” “A pathological process resulting from the reaction of the body to external forces and abnormal conditions that tend to disturb the organism's homeostasis.” Volgens de MeSH-database komt well-being overeen met personal satisfaction. Dit wordt gedefinieerd als: “The individual's experience of a sense of fulfillment of a need or want and the quality or state of being satisfied”
Anxiety Coping
Depression
Locus of control
Quality of life.
Satisfaction
Self-efficacy
Self-esteem Stress
Well-Being
11
Opmerking: Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds state variabelen en anderzijds trait variabelen. De trait variabele is de min of meer stabiele persoonlijke eigenschap. De state variabele is het antwoord op een tijdelijke situatie. Voor een aantal verschillende variabelen bestaat er een correlatie tussen beide, bijvoorbeeld anxiety, locus of control. Dit betekent dat iemand met een hoge score voor de trait variabele zal ook een hogere score hebben voor de state variabele wanneer hij in een nieuwe, veeleisende situatie terecht komt. De diversiteit in de variabelen wordt ook teruggevonden in het groot aantal meetinstrumenten dat gebruikt wordt. Er is heel wat variatie in de soort meetinstrumenten die de verschillende auteurs gebruiken. Sommigen maken gebruik van reeds bestaande instrumenten, anderen gebruiken zelf samengestelde instrumenten. In bijlage 1 werd een overzicht gegeven van welke auteurs welke variabelen onderzochten en daarbij aansluitend welk meetinstrument men daarvoor gebruikte. Daarna volgt een sumiere beschrijving van de instrumenten.
3.2.
Gebruikte onderzoeksdesigns
In het wetenschappelijk onderzoek kunnen verschillende methodes aangewend worden om een antwoord te vinden op verschillende onderzoeksvragen. In eerste instatie moet er een onderscheid gemaakt worden tussen kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek Binnen het kwanitatief onderzoek zijn er verschillende onderzoeksdesigns. Er zijn sterke onderzoeksdesigns, die een grote mate van validiteit garanderen. Er zijn eerder zwakkere designs waarbij de validiteit van de resultaten meer betwistbaar is. Niet enkel het gekozen onderzoeksdesign bepaalt de kwaliteit van de studie, ook andere kenmerken zoals steekproefgrootte en samplingsmethode bepalen mee de kwaliteit en de generaliseerbaarheid. In dit deel is het de bedoeling een overzicht te geven van de gebruikte onderzoeksdesigns. De methodologische kwaliteit van de studies is verwerkt in de interpretatie van de resultaten.
12
Experimentele onderzoeksdesigns hebben, als ze goed zijn uitgevoerd en goed geslaagd zijn, een grotere interne validiteit. Bij dit soort onderzoek moet aan drie voorwaarden voldaan worden: randomisatie, manipulatie en controle. Een onderzoeksdesign die daaraan tegemoet komt is de randomised controlled trial (RCT). Hierbij wordt de onderzoekspopulatie op gerandomiseerde wijze verdeeld in een interventiegroep en een controlegroep. Er zijn tal van variaties op deze experimentele designs. In sommige situaties en afhankelijk van de aard van de studies zijn deze designs echter moeilijk haalbaar en kiest men voor een alternatief. Men spreekt dan van een quasiexperimentele onderzoeksdesign. Het is een opzet dat aan een aantal, maar niet aan alle kenmerken van een experiment voldoet. Daarbij kunnen controle en/of randomisatie ontbreken. Een voorbeeld van dergelijke studie is een nonequivalent control group design, waarbij gebruik gemaakt wordt van een controlegroep en van een before-after meting maar waarbij de participanten niet at random werden toegewezen. In een before-after design (ook wel pre-post test genoemd) wordt enkel een before-after meting gedaan. Daarbij wordt geen gebruik gemaakt van een controlegroep. De proefpersonen in de experimentele groep vormen de eigen controle. Van de 37 studies waren er 15 studies die aan die voorwaarden van een randomized controlled trial voldeden. Eén studie was een pilootstudie. Er was één quasi experimentele studie waarbij er “semi-randomisatie” gebruikt werd. In deze studie werd een gelegenheidssteekproef gebruikt. Men heeft mensen gerecruteerd vanuit medische centra.
Wanneer men toestemde om deel te nemen en men voldeed aan de
inclusiecriteria,
werden
de
deelnemers
“semirandomly”
toegewezen
aan
de
experimentele of de controlegroep. Er waren zes studies die de kenmerken van een nonequivalent conrol group design hadden. In deze literatuurstudie waren negen studies met een before-after design. Van deze acht studies waren er drie pilootstudies. Ozer et al (2003) maakt een vergelijking tussen interventiegroep en controlegroep maar gebruikt daarbij geen randomisatie en er wordt ook geen pre-post test uitgevoerd.
13
Kwalitatief onderzoek Dit is een onderzoeksvorm die tracht het perspectief van de betrokkenen te begrijpen. Dat gebeurt door zorgvuldige en systematische analyse van o.m. observatieverslagen of interviews. Er werden twee kwalitatieve studie geïncludeerd. Eén studie gebruikte een content analysis (Akimoto et al., 2001). Een andere studie gebruikte een interpretatieve onderzoeksmethode. Andere Bij het uitwerken van de zoekstrategie werden drie relevante systematische reviews gevonden (Ismail et al., 2004; Sarkisian et al., 2003; Steed et al., 2003). Bij de studie van Constable et al (2000) was het onduidelijk welk design er gehanteerd werd. In bijlage 2 wordt een samenvatting van de methodologische kwaliteit van de verschillende studies gegeven.
14
Hoofdstuk 4
Resultaten
In deze literatuurstudie wordt getracht om duidelijkheid te scheppen in de diversiteiten die doorheen de verschillende studies gevonden werden. Type-1 en type-2 diabetespatiënten zijn moeilijk te vergelijken, daarom werden de resultaten van elke groep afzonderlijk weergegeven. Vooraleer de resultaten van de door ons bestudeerde studies te rapporteren geven we eerst de bevindingen van de review van Steed et al (2003) weer. In de systematische review van Steed et al. (2003) werden 36 studies geïncludeerd. Zij onderzochten zowel type 1 en type-2-diabetespatiënten. 54% van de artikels handelden over type-2-diabetes, 11% over type-1-diabetes en 35% over de combinatie type-1 en type-2-diabetes. Steed et al (2003) deelden de interventies in drie types in: educatie, zelfmanagement en psychologische interventies. In de weergave van de resultaten kiezen ze ervoor om per variabele de resultaten weer te geven. Vijftien studies onderzochten het effect op depression. Van de zeven RCT’s, waren er vier studies die een verbetering konden vaststellen. Daarbij ging het in drie gevallen over een psychologische interventie, en in één studie om een educatie interventie. In twee studies werden
negatieve
resultaten
gevonden,
één
studie
onderzocht
een
zelfmanagementinterventie, de tweede interventie onderzocht een educatieinterventie. Van de acht before-after designs die het effect van een interventie op depressie nagingen toonden zeven studies een verbetering en het ging daarbij steeds om zelfmanagementinterventies. De ene studie die geen verbetering vond, onderzocht het effect van een psychologische interventie. Het effect van een interventie op anxiety werd nagegaan in 8 studies, daarvan waren er zeven RCTs en één PPT. Van de zeven RCTs waren er twee studies die positieve resultaten vonden als effect van een psychologische interventie en van een educatieinterventie. In vijf studies werd angst niet verminderd daarbij ging het om een educatie interventie, een zelfmanagementinterventie en in drie studies om een psychologische interventie. De preposttest studie vond een positief resultaat bij een psychologische interventie. In vier studies werd het effect op emotional adjustment nagegaan. Eén studie was een RCT waarbij geen significante verschillen gevonden werden tussen een zelfmanagementinterventie en een educatie
15
interventie. De drie andere studies gingen het effect na van respectievelijk een psychologische interventie, een zelfmanagementinterventie en een educatieinterventie. Ze toonden allemaal een significante verbetering of een trend tot verbetering bij follow up. Een laatste variabele die onderzocht werd was quality of life. Deze variabele werd in negen studies onderzocht. In vijf studies gaat het om RCT’s, in drie gevallen werd een verbetering teruggevonden. Er waren drie studies die een PPT design hanteerden en zij vonden allemaal een verbetering. Eén controlled trial vond ook positieve resultaten.
4.1.
Type-1-diabetespatiënten1
In dit deel worden alle resultaten van de type-1-diabetespatiënten weergeven per psychologische variabele. Bijvoorbeeld, de resultaten van quality of life bij de type-1diabetespatiënten. Omdat één studie verschillende variabelen bestudeert, worden de kenmerken van de studies enkel de eerste keer volledig besproken. Bij de volgende bestudeerde variabele wordt de kenmerden van de studie slechts beperkt aangegeven. De voortdurende herhalinge zou eerder verwarring dan verduidelijking meebrengen. De variabelen zijn gerapporteerd in de volgorde die voor de lezer, gegeven de studies waarover het gaat, het gemakkelijkst te volgen is. In tabel 4 werden enkele kenmerken van de verschillende studies samengevat. Dit kan de interpretatie van de resultaten vergemakkelijken. Een uitgebreidere samenvatting van de geïncludeerde studies is opgenomen in bijlage 3. Een schematisch overzicht van alle resultaten betreffende type-1-diabetespatiënten zijn in bijlage 5 weergegeven.
1
De studie van Matteucci et al (2003) bestudeert zowel de type-1 als de type-2-diabetespatiënt.
Omdat de resultaten apart gerapporteerd werden, komt deze studie zowel voor bij de type-1 als bij de type-2-diabetespatiënten.
16
Tabel 4 : Samenvatting studies type-1-diabetespatiënten Studie Dafne (2002) Verenigd koninkrijk
Matteucci (2003) Italië
Onderzochte variabele Satisfaction Well-being Quality of life
Quality of life Self-efficacy
Design en sampling RCT
I *
Aantal C **
Leeftijd (Mean)
84
85
40 jaar
37
58
39 jaar
29
/
50,52 jaar
76
/
35 jaar
71
/
37,1 jaar
Gelegenheids steekproef
NCGD
Niet beschreven
Hernandez (2002)
Quality of life
Gelegenheids steekproef
Engeland Bott (2000) Duitsland
Schiel (1997) Duitsland
PPT
Coping SelfEfficacy Locus of control
Quality of life
PPT Gelegenheids steekproef
PPT
Gelegenheids steekproef
Interventie * SM * groepsinterventie * poliklinische educatie * Training in flexible intensive insulin management (combining dietary freedom and insulin adjustment). Alles wat nodig is om insuline aan te passen aan de levensstijl * Duur: 5 dagen * K&V * groepsinterventie * poliklinische educatie * items: Bodylink systeem, lichaam in gezondheid, energieaanvoer, hormonen, diabetes mellitus, HbA1c, bloed en urinaire glucosemetingen, cardiovasculaire risicofactoren, diabetes complicaties, voedingsaspecten, psychische aspecten, insuline therapie, glucagon, orale tabletten * Duur: 5 sessies van 90 minuten, elke 1 a 2 maanden * SM * groepsinterventie * poliklinische educatiesessies * Het concept van self awareness, zelf monitoring van bloedglucose * Duur: 8 sessies met 2 weken tussentijd * SM * groepsinterventie * via opname * items zijn afhankelijk van de kennistest die vooraf afgenomen werd en van individuele wensen en behoeften van patiënten. Patiënt moet zelf glucosespiegel beoordelen en aan de hand daarvan een insulinedosis bepalen. Duur: 5 dagen * Onduidelijk soort interventie * onduidelijk groeps-of individuele interventie * via opname * DTTP (diabetes teaching and treatement program) op basis van ICT (intensified conventional insulin therapy) * Duur: onduidelijk
17
Langewitz (1997) Zwitserland
Snoeck (2001) Nederland
Anxiety Depression Quality of life
Well-being Anxiety Stress
PPT
43
/
41,6 jaar
24
/
35,2 jaar
Gelegenheids steekproef
PPT Gelegenheids steekproef
* SM * groepsinterventie * poliklinische bezoeken aan zorgverleners * Eerst een introductie sessie waarbij de onderzoekers zicht krijgen op de reeds verworven kennis en vaardigheden. Daarop volgend 5 sessies van 1,5 uur per week aangevuld met na 2 en 6 weken een booster sessie. De sessies worden gegeven door een arts. De bedoeling is een onderscheid de te maken tussen basale en prandiale behoeftes. * Duur: 5 sessies van 1,5 uur per week aangevuld met na 2 en 6 weken een booster sessie * K&V & PSY * groepsinterventie * poliklinische educatie * gebaseerd op cognitive behavioral group training, cognitive behavioural model van diabetes, stress en diabetes, leven met de toekomst * Duur: onduidelijk
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep
•
QUALITY OF LIFE
Quality of life is bij de type-1-diabetespatiënten de meest onderzochte variabele. Deze variabele werd in vijf studies bestudeerd. De Dafne study group (2002) vergeleek 2 groepen patiënten, een eerste groep die de interventie onmiddellijk kreeg (de Immedeate Dafne group; n=84), een tweede groep die na de studie de interventie zou krijgen (de Delayed Dafne group; n=85). De bestudeerde interventie bestond uit een vijfdaagse poliklinische training in flexibel en intensief insulinemanagement waarbij een combinatie gemaakt werd tussen vrijheid van voeding en het aanpassen van insuline. De tweede groep kreeg tijdens de studie gewone zorg. Wat de gewone zorg inhoudt werd niet verder beschreven in de studie. Quality of life werd in deze studie als primaire effectmaat onderzocht en hierbij werd gebruik gemaakt van de audit of diabetes-dependent quality of life questionnaire. De Dafne study group (2002), vond een significante verbetering van de negatieve impact van diabetes op vrijheid van eten (p<0.0001) en op de impact op kwaliteit van leven in het algemeen (p<0.01).
18
Matteucci & Giampetro (2003) vonden een significante verbetering op één van de subschalen van de diabetes quality of life (DQOL). Het meetinstrument bestaat uit vier subschalen: satisfaction, impact en general worries en diabetes related worries. De significante verbetering (p<0.05) werd gevonden bij één subschaal, de satisfaction subschaal. Uitkomsten op de andere subschalen ontbraken in het artikel. Satisfaction is één van de psychologische variabelen in deze literatuurreview. Uit deze studie kan besloten worden dat satisfaction wel verbeterd maar dat er geen uitspraak kan gedaan worden over quality of life wegens een gebrek aan resultaten. Bij type-1-diabetespatiënten was depression positief gecorreleerd (R=0.8, p<0.001) met state axiety en quality of life. Matteucci & Giampietro (2003) ontwikkelden een educatie programma die poliklinisch toegepast werd in groepen van maximaal tien personen. Dit educatie programma was vooral gericht op kennis en vaardigheden. De participanten kregen informatie over lichaam in gezondheid, energieaanvoer, hormonen, diabetes mellitus, HbA1c, zelf bloed en glucose meten, risicofactoren en complicaties. De auteurs van deze studie wijzen er in hun discussie op dat zij enkel patiënten opgenomen hebben die gemotiveerd waren, doordat ze er zelf voor kozen, geëduceerd te worden. Daarom is de generaliseerbaarheid beperkt. Langewitz et al (1997) onderzochten een functional intensified insulin therapy (FIT). Om een beeld te krijgen van de quality of life werd gebruik gemaakt van de diabetes quality of life questionnaire (DQOL). Er werd een verbetering gevonden in drie subschalen: impact (p=0.07), worries (niet significant), diabetes related worries (p<0.001). Op de satisfaction subschaal werd er significant slechter gescoord (p<0.001) na de interventie. Algemeen neigt dit naar een positieve trend, maar de resultaten zijn echter niet overtuigend. De doelstellingen van de educatie zijn het opsplitsen van de basale en de prandiale insulinetoedieningen zodat er een grotere flexibiliteit mogelijk wordt. De educatiesessie wordt gestart met één introductiedag, die wordt gevolgd door vijf seminaries van anderhalf uur per week. Het gaat om een interventie ter bevordering van het zelfmanagement omdat mensen leren hoe ze zelf beslissingen kunnen nemen om de ziekte te beheersen. In de discussie werd aangegeven dat de resultaten slechts in beperkte mate generaliseerbaar zijn omdat er patiënten geëvalueerd werden die vrij goede metabolische controle hadden en dat deze patiënten een hoog motivatieniveau hadden.
19
Schiel et al (1997) onderzochten het effect van een intensified conventional insulin therapy. Ze onderzochten dit bij specifieke subgroepen, patiënten die wel of niet hypoglycemische episodes doormaken. De auteurs gebruikten de well-being questionnaire, een schaal die bestaat uit een aantal subschalen waaronder depression en axiety. Er werden qua well-being geen significante verschillen gevonden tussen de twee subgroepen. Andere conclusies kunnen niet getrokken worden omdat de rapportering van de resultaten van de voormeting van depression en anxiety ontbreken. Hernandez et al (2003) ontwikkelden een self-awareness interventie, die bestond uit acht
sessies.
De
interventie
benadrukte
vooral
het
zelfgewaarworden
van
diabetesgerelateerde problemen. Het effect van deze interventie werd onderzocht met de DQOL scale. Er werd een significant slechter resultaat gevonden na de interventie (90.75-127.96, p=0.000) Hogere waarden wijzen op een minder goede quality of life. Conclusie: Algemeen zien we dus dat quality of life in drie studies verbetert, waarvan bij twee studies significant. Eén studie ziet na onderzoek geen verandering en één studie vindt een significant negatief resultaat. In vier van de vijf studies ging het daarbij om een groepsinterventie en in drie gevallen ging het om een interventie waarbij men het zelfmanagement van de patiënt verbetert. •
WELL-BEING
Well-being werd in twee studies bij type-1-diabetes-patiënten onderzocht. De Dafne study group (2002), vond een significant positief resultaat (p<0.0001). Wellbeing werd als secundaire effectmaat bestudeerd met de well-being questionnaire. De interventie bestond uit een vijfdaagse poliklinische training in flexibel intensief insuline management waarbij een combinatie gemaakt werd tussen vrijheid van voeding en het aanpassen van insuline. Voor deze evaluatie werd gebruik gemaakt van een RCT waarbij 84 patiënten in de interventiegroep en 85 patiënten in de controlegroep bestudeerd werden. Snoeck et al (2001) onderzochten door middel van een before-after design 24 type-2diabetespatiënten. Ze onderzochten het effect van een programma dat gebaseerd was op cognitieve gedragstherapie. Dit programma werd gecreëerd met de bedoeling de glycemie te verbeteren zonder daarbij de well-being te verminderen. Tijdens de
20
groepssessies kwamen volgende thema’s aan bod: cognitief gedragsmodel van diabetes, stress en diabetes, leven met de toekomst. Er werd geen verbetering noch een verslechtering gevonden van baseline tot zes maand na de interventie. Conclusie: Omwille van de aard van het design en het aantal onderzochte proefpersonen kunnen de resultaten gevonden door de Dafne study group als relatief betrouwbaar beschouwd worden. Toch dient ook hier rekening gehouden te worden met de manier van sampling. Men heeft de patiënten op basis van een gelegenheidssteekproef gerecruteerd. Dit is een selectiemethode waarbij de de patiënten of deelnemers gekozen omwille van het feit dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn. In principe komt de generaliseerbaarheid van de resultaten komt bij dit soort sampling in het gedrang. Vanuit praktisch oogpunt is het moeilijk om een andere manier van sampling te gebruiken. Verder moet ook de aard van de gelegenheid bekeken worden. Dafne et al (2002) recruteerden patiënten vanuit een diabetescentrum. In de studie van Snoeck et al (2001) werden de patiënt door een arts doorverwezen naar de studie. Het is duidelijk dat de gelegenheid sterk verschilt. Bij de techniek van het doorverwijzen, kan er gemakkelijker selectiebias optreden omwille van diegene die doorverwijst. Men vond dus enerzijds een significante verbetering aan de hand van een RCT en anderzijds geen verandering na een before-after desing met relatief weinig proefpersonen. •
ANXIETY
Snoek et al (2001) zagen na de cognitieve gedragstherapie bij 24 patiënten, geen verandering op het gebied van anxiety. Anxiety werd onderzocht via de fear of hypoglycemia survey. De interventie bestond uit een drietal thema’s: cognitief gedragsmodel van diabetes, stress en diabetes en leven met de toekomst. Deze interventie was dus vooral gericht op het verbeteren van kennis en vaardigheden en de aanvaarding van de ziekte. Langewitz et al (1997) onderzochten 43 participanten via een before-after design. Ze vonden wel een significante verbetering (6.5-4.6, p<0.001) op het gebied van anxiety. Deze onderzochte interventie werd gestart met één introductiedag en dit werd gevolgd door vijf seminaries van anderhalf uur per week. Het gaat om een interventie ter
21
bevordering van het zelfmanagement omdat mensen leren hoe ze zelf beslissingen kunnen nemen om de ziekte te beheersen. Conclusie: Na twee groepsinterventies van verschillende aard, werden bij die interventie die gericht was op het verbeteren van self-management geen verandering in anxiety waargenomen. Na de interventie ter verbetering van kennis en vaardigheden en aanvaarding van de ziekte werd wel een significante vermindering van angst gevonden. De kwaliteit van de studies kan als volgt samengevat worden. Twee gelijke designs, waarbij Langewitz et al. (1997) een behoorlijk aantal proefpersonen bestuderen, terwijl het aantal proefpersonen bij Snoeck et al (2001) eerder aan de lage kant was. •
SELF-EFFICACY
Self-efficacy blijkt significant te verbeteren, zowel met een zelfmanagementinterventie (Bott et al., 2000) als met een interventie die gericht is op kennis en vaardigheden (p<0.05) (Matteucci & Giampietro 2003). Matteucci & Giampietro (2003) ontwikkelden een educatieprogramma dat poliklinisch toegepast werd in groepen van maximaal tien personen. Dit educatieprogramma was vooral gericht op kennis en vaardigheden, de participanten kregen informatie over gezondheid, energieaanvoer, hormonen, diabetes mellitus, HbA1c, zelf bloed en glucose meten, risicofactoren en complicaties. Matteucci et al. (2003) meten self-efficacy door gebruik te maken van een general perceived selfefficacy meetinstrument. Aan de hand van dit meetinstrument bleek dat er een significante verbetering was. Bott et al (2000) hebben een vijfdaags educatieprogramma ontwikkeld, dat kan geklasseerd worden onder de zelfmanagementinterventies. Wat er tijdens de interventie aan bod kwam, was afhankelijk van de kennistest die vooraf afgenomen werd. Daarnaast werd ook rekening gehouden met de individuele wensen en behoeften. Wat er effectief in de interventie gedaan werd, werd niet gerapporteerd. Na een follow-up werden 76 participanten onderzocht en er bleek een significante verbetering te zijn van self-efficacy (score before 27.7, score after 29.8, p<0.00).
22
Conclusie: In beide studies vond men een significante verbetering van de onderzochte variabele, zowel bij een interventie gericht op het verbeteren van kennis en vaardigheden als bij een interventie die het zelfmanagement verbeterde. •
LOCUS OF CONTROL
Van de zeven studies, zijn er twee studies die locus of control bestudeerden. Ze vertonen relatief veel gelijkenissen. Het gaat in beide gevallen om een groepsinterventie waarbij men beoogt het zelfmanagement te verbeteren. Toch zijn er in de interventies wat verschillen terug te vinden. Bott et al (2000) bestudeerden bij 83 patiënten een interventie via een opname in een Geman health insurance company. De interventie van Langewitz et al (1997) omvatte poliklinische bezoeken. Ook de duur van de interventies verschilde nogal. De interventie van Bott et al (2000) duurde vijf dagen terwijl de interventie bij Langewitz et al (1997) bestond uit vijf sessies van anderhalf uur per week aangevuld met twee booster sessies na twee weken en zes maanden. Beide studies gebruiken een before-after design. In beide studies rapporteerden de participanten na de zelfmanagementinterventie een verminderde externe locus of control, wat een verbetering betekent. In de bovenvernoemde studies, wordt locus of control bestudeerd als state variabele. Men kijkt hoe de locus of control vooraf is, daarna volgt de interventie en via de after meting kan men aantonen in welke mate de interventie locus of control kan beïnvloeden. Conclusie: Beide studies tonen een verbetering van de locus of control. •
SATISFACTION
Satisfaction werd door de Dafne study group (2002) onderzocht als secundaire effectmaat. Men gebruikte daarvoor de diabetes treatment satisfaction questionnaire (DTSQ). Er is een significante verbetering van satisfaction met een vijfdaags poliklinisch programma.
23
•
DEPRESSION
Het effect van een functional intensified insulin therapie op depression werd door Langewitz et al (1997) bestudeerd. Men vond aan de hand van een before-after studie een significante verbetering in depressie (p<0.001). Men gebruikte daarvoor de hospital anxiety and depression scale. •
STRESS
Stress verbeterde na een cognitieve gedragstraining. De verbetering was niet statistisch significant maar toonde wel een trend (p<0.06). Deze interventie was een combinatie van een verbetering van de kennis en vaardigheden en het inwerken op de aanvaarding van de ziekte, de psychologische interventies. (Snoeck et al., 2001) •
COPING
Bott et al (2000) vonden op het gebied van coping geen veranderingen na een intensified insulin therapy. Hun programma bestond uit een vijfdaagse educatie, dat kan geklasseerd worden als zelfmanagementinterventie. CONCLUSIE TYPE-1-DIABETESPATIËNTEN Algemeen
blijkt
uit
deze
studies
dat
bij
type-1-diabetespatiënten
vooral
groepsinterventies onderzocht zijn waarbij men poogt het zelfmanagement te verbeteren. Daarbij is het de bedoeling de patiënt zoveel mogelijk zelf in staat te stellen de therapie aan te passen of belangrijke beslissingen te laten nemen. In de meeste gevallen worden de interventies in een poliklinische omgeving georganiseerd. De resultaten die men daarbij boekt, zijn voor de verschillende variabelen meestal positief. Één enkele keer werd quality of life significant slechter na een interventie. Daarbij ging het om een interventie waarbij de nadruk lag op self-awareness. Er zijn in vergelijking met de andere studies geen bijzondere kenmerken gevonden die een mogelijke verklaring konden zijn voor dit negatief resultaat. In een andere studie zag men geen verandering wat betreft coping. De interventie die inging op de kennis en vaardigheden gaf zowel op quality of life als op self-efficacy significante verbetering. De interventie waarbij de combinatie werd gemaakt tussen kennis en vaardigheden en een psychologische interventie zag op twee van de drie variabelen geen verandering maar
24
wel een verbetering wat betreft stress. Deze interventie bestond uit een cognitive behavioural group training waarin drie thema’s aan bod kwamen: cognitive behavioural model van diabetes, stress en diabetes en leven met de toekomst. Verder blijkt dat alle studies betreffende de type-1-diabetespatiënten studies zijn uit Europese landen. In deze regio zijn de eetgewoontes en de eetcultuur relatief gelijk, ook de manier waarop men naar diabetes kijkt komt vrij goed overeen. Dit kan een belangrijk aandachtspunt zijn om de resultaten te interpreteren.
4.2.
Type-2-diabetespatiënten
De type-2-diabetespatiënt is de meest voorkomende onderzoekspopulatie. Van de 36 studies zijn er 20 die het effect van een interventie bij type-2-diabetespatiënten nagingen. Omwille van het groot aantal studies, worden de resultaten eerst ingedeeld volgens interventie en daarna volgens psychologische variabele. Ook hier werden de variabelen gerapporteerd in de volgorde die voor de lezer het gemakkelijkst te volgen is. Bij ieder afzonderlijk deel, is een beperkte samenvatting van de studies bijgevoegd in de vorm van een tabel. Een samenvatting van alle resultaten is terug te vinden in bijlage 6 Opmerking: Tijdens de selectie van literatuur werden twee studies van dezelfde auteurs gevonden (Trento et al., 2002; Trento et al., 2004). Er zijn veel gelijkenissen gevonden in de twee studies. Alles wijst erop dat Trento et al (2002) een vroegtijdige afsluiting is van het onderzoek en dat Trento et al (2004) een éénjarige uitbreiding is van het vorige onderzoek. De gevonden resultaten zijn identiek en er werd besloten om de beide studies als één studie te beschouwen. 4.2.1.
Resultaten bij interventies die kennis en vaardigheden verbeteren
In dit deel wordt over interventies gerapporteerd die de bedoeling hebben de patiënt kennis en vaardigheden bij te brengen om het therapeutisch regime uit te voeren. In onderstaande tabel 5 werd een samenvatting gegeven van alle studies waarbij een interventie ter verbetering van kennis en vaardigheden gebruikt werd.
25
Tabel 5: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die kennis en vaardigheden verbeteren. Studie & Land Holton (2003)
Onderzochte variabele Quality of life
NCGD
Quality of life
NCGD
Amerika Matteucci (2003) Italië
Design en sampling
I *
Aantal C **
Leeftijd (Mean)
21
20
55,6 jaar
64
70
59 jaar
30
28
63 jaar
126
129
56,4 jaar
46
47
72,2 jaar
Gelegenheidssteekproef
Niet beschreven
Lightenberg (1998) Nederland
Ozer (2003)
Well-being Anxiety Depression
RCT
Well-being Anxiety Depression
Enkel controlegroep
Turkije
Miller (2002) Amerika
Niet beschreven
Gelegenheidssteekproef
Self-efficacy
RCT
Gelegenheidssteekproef
Interventie * K&V, * groepsinterventie * poliklinische interventie * fietsen, wandelen en andere aerobicvorm 3 keer per week * Duur: 10 weken * K&V * groepsinterventie * poliklinische educatie * items: Bodylink systeem, lichaam in gezondheid, energieaanvoer, hormonen, diabetes mellitus, HbA1c, bloed en urinaire glucosemetingen, cardiovasculaire risicofactoren, diabetes complicaties, voedingsaspecten, psychische aspecten, insuline therapie, glucagon, orale tabletten * Duur: 5 sessies van 90 minuten, elke 1 a 2 maanden * K&V * individuele interventie * eerste 6 weken: intensieve fysieke oefeningen gedurende 3 keer per week 1uur. Volgende 6 weken begeleide home training Volgende 14 weken: niet begeleide home training * Duur: 26 weken * K&V * groepsinterventie * poliklinsche educatie * voeding, fysieke oefening, medicatie, thuismonitoring, relaties tussen voeding, bloedglucose meting, acute en chronische complicaties, sick day rules, huid en tand verzorging, * Duur: 1 dag * K&V * groepsinterventie * poliklinische interventie * nutrition intervention gegeven door een diëtiste, gebaseerd op theoretische concepten * Duur: 10 weken
26
Smith (2003)
Satisfaction Well-being
Ierland
RCT
96
87
65,1 jaar
51
/
Niet beschreve n
Gelegenheidssteekproef
Constable (2000)
Quality of life
Verenigd koninkrijk
onduidelijk
niet beschreven
* K&V * individuele interventie * diabetes shared care model: professionele educatie, afspraak met community based diabetes nurse specialist, locally agreed clinical and referral guidelines, 3 maandelijks herzieningen bij GP en practise nurse * Duur: onduidelijk * K&V * individuele interventie * wat is diabetes, voeding, monitoring en medicatie, oefeningen, voetenverzorging, extra sessie * Duur: onduidelijk
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep •
SATISFACTION
Smith et al (2004) vonden een significante verhoging van very satisfied patiënten (p<0.01). Dit werd gemeten via de Diabetes Clinic Satisfaction Questionnaire. In deze studie werd diabetes shared care model vergeleken met de gewone zorg. De experimentele interventie (diabetes shared care model) bestond uit: (i) professionele educatie, (ii) afspraak met community based diabetes nurse specialist, (iii) plaatselijk goedgekeurde klinische richtlijnen, (iv) 3 maandelijks herzieningen bij GP en practice nurse. De gewone zorg werd niet verder beschreven. Men kwam tot dit resultaat aan de hand van een RCT waarbij 96 patiënten in de interventiegroep en 87 patiënten in de controlegroep onderzocht werden. •
WELL-BEING
Drie studies onderzochten het effect van een interventie op well-being (Lightenberg et al., 1998; Ozer et al., 2003; Smith et al., 2004). Al deze studies vonden positieve resultaten van deze variabele. Enkel bij Ozer et al (2003) waren de resultaten niet significant. Lightenberg et al (1998) evalueerden een individuele interventie waarbij enkel aandacht besteed werd aan fysieke activiteit. Er werden gedurende zes weken intensieve lichamelijke oefeningen gedaan gedurende drie keer één uur per week. Deze periode werd gedurende zes weken gevolgd door een begeleide thuistraining. Daarna
27
werd gedurende de 14 weken follow-up geadviseerd om thuis verder te trainen zonder begeleiding. Men vond na de zes weken intensieve training een significante verbetering van well-being maar na de begeleide training thuis keerden de resultaten voor wellbeing terug naar hun aanvankelijke waarden. Het dient hierbij vermeld te worden dat de weergave van de studie van Lightenberg et al (1998) heel beperkt was (één pagina). Een uitgebreid verslag van deze studie bleek niet te vinden. Daardoor is het moeilijk de studie juist te interpreteren. Smith et al (2004) deden eveneens een individuele interventie, waarbij het gebruikte diabetes shared care model bestond uit: professionele educatie, afspraak met community based diabetes nurse specialist, plaatselijk goedgekeurde klinische richtlijnen, drie maandelijks herzieningen bij GP en practice nurse. Men vond een significante verbetering in de well-being scores bij de interventiegroep. Ozer et al (2003) onderzochten het effect van een groepsinterventie. Daarbij werd poliklinische educatie gegeven met de volgende onderwerpen: voeding, fysieke oefening, medicatie, thuismonitoring, relaties tussen voeding, bloedglucose meting, acute en chronische comlicaties, sick day rules, huid- en tandverzorging. De interventie duurde één dag. Er werden voor deze evaluatie 255 patiënten geïncludeerd. 126 patiënten maakten deel uit van de experimentele groep (participated education group). Zij moesten ten laatste zes maanden geleden het ééndaags educatieprogramma gevolgd hebben. De controlegroep of de non-participated education group, bestond uit 129 patiënten en hadden het educatieprogramma niet gevolgd. In deze studie werd enkel gebruik gemaakt van een interventiegroep en een controlegroep. Omdat er geen voormeting werd uitgevoerd, is het niet zeker dat beide groepen gelijk waren op de relevante variabelen. De steekproef is echter wel voldoende groot om daarvan uit te gaan. Er werden betere resulaten gevonden in de interventiegroep dan in de controlegroep. Deze resultaten waren niet significant. Conclusie: Al deze studies vonden positieve resultaten bij deze variabele. Enkel bij Ozer et al (2003) waren de resultaten niet significant, dit niet significant resultaat kan mogelijks te wijten zijn aan een minder sterk onderzoeksdesign.
28
•
ANXIETY EN DEPRESSION
Ozer et al (2003) en Lightenberg et al (1998) bestudeerden beide well-being als primaire uitkomstmaat. Omdat ze beide gebruik maakten van de well-being questionnaire (WBQ), zijn er ook resultaten over andere (secundaire) psychologische variabelen. De WBQ heeft verschillende subschalen zoals depression, anxiety, energy, positive wellbeing en general well-being. Op de subschaal anxiety vonden beide studies een significante verbetering. Op de depression subschaal, vonden Ozer et al (2003) een niet significante verbetering, terwijl Lightenberg et al (1998) geen significante veranderingen terugvonden. Conclusie: Anxiety toonde in beide studies een significante verbetering. Bij depression werd door Ozer et al (2003) een niet significante verbetering gevonden, en Lightenbergh et al (1998) vonden geen significante veranderingen. •
QUALITY OF LIFE
Net als de studie van Lightenberg et al (1998) bestond de interventie van Holton et al (2003) ook uit een interventie waarbij fysieke activiteit centraal staat. Concreet werkte men hier een aerobic exercise training program uit. Men bestudeerde het effect van deze interventie op quality of life en dit met het SF-36 quality of life meetinstrument. Men vond geen significante veranderingen op de Physical component summary (PCS) of op de Mental component summary (MCS). Op de PCS zag men wel een trend naar positieve resultaten bij de diabetespatiënten die lichaamsbeweging deden maar dit was zeker niet overtuigend. Matteucci et al (2003) gebruikten, om quality of life te meten, de Diabetes Quality of Life questionnaire. Deze schaal bestaat uit vier subschalen waaronder satisfaction. Op deze subschaal was er een significante verbetering te zien (p<0.001). Rapportering over de andere subschalen ontbreekt. Dit resultaat slaat dan ook enkel op satisfaction en niet op quality of life. Constable et al (2000) onderzochten het effect van diabeteseducatieprogramma’s bij 63 patiënten. Uiteindelijk beëindigden 51 patiënten het programma. De resultaten zijn als volgt samen te vatten. Er werden twee meetinstrumenten gebruikt: de Diabetes Impact Measurement Scale questionnaire (DIMS) en de SF-36. Op de eerste schaal
29
(DIMS) werd een significant positief resultaat gevonden (p<0.001). Met de SF-36 werd er bij acht van de negen subschalen een beter resultaat vastgesteld na de interventie maar nergens bleek dit een significant resultaat te zijn. De volgende thema’s kwamen aan bod gedurende de interventie: wat is diabetes, voeding, monitoring en medicatie, oefeningen, voetenverzorging. Conclusie: Constable et al (2000) en Matteucci et al (2003) onderzochten beiden een interventie waarbij alle aspecten van een adequate behandeling naar voor komen. Ze vonden daarbij beiden positieve resultaten. Deze waren echter niet altijd significant. Holton et al (2003) onderzochten een interventie waarbij enkel lichaamsbeweging centraal stond. Zij vonden geen veranderingen wat betreft quality of life. •
SELF-EFFICACY
Miller et al (2002) evalueerden een theory-based nutrition intervention bij oudere (>65jaar) volwassenen. De interventie bestond uit een groepssessie bij een diëtiste om de tien weken. Deze interventie was gebaseerd op meerdere theoretische concepten. Om self-efficacy te evalueren werd een vragenlijst gebruikt met 19 items die patiënten moesten beantwoorden aan de hand van een 11 punten Likert schaal. Na factoranalyse werden twee factoren uit de vragenlijst gehaald. Enerzijds de promoters of diabetes selfmanagement en anderzijds de barriers to diabetes self-management. De experimentele groep bleek een significant grotere verbetering van self-efficacy te hebben dan de controlegroep, dit zowel bij de promoters (p<0.0001) als bij de barriers (p=0.001). CONCLUSIE Een adequate behandeling van diabetes bestaat meestal uit een combinatie van dieet, beweging, zelf glucosemetingen doen en insuline toedienen. Sommige interventies richten zich op een combinatie van deze elementen, sommige interventies bevatten slechts één van de elementen. Zeven studies bestudeerden een interventie ter verbetering van kennis en vaardigheden (Constable et al., 2000; Holton et al., 2003; Lightenberg et al., 1998; Matteucci & Giampietro 2003; Miller et al., 2002; Ozer et al., 2003; Smith et al., 2003). Vier van deze studies bestudeerden een individuele interventie (Constable et al., 2000; Holton et al., 2003; Lightenberg et al., 1998; Smith et al., 2003) en drie
30
bestudeerden groepsinterventies (Matteucci & Giampietro 2003; Miller et al., 2002; Ozer et al., 2003). In twee studies betreft de interventie enkel het aspect beweging (Holton et al., 2003; Lightenberg et al., 1998). Eén interventie handelt enkel over dieet (Miller et al., 2002). In al deze studies werden hoofdzakelijk positieve resultaten gevonden. Er werden ongeveer evenveel significant positieve als niet significant positieve resultaten gevonden. In twee gevallen, bij quality of life en bij depression werden geen veranderingen waargenomen. 4.2.2.
Resultaten bij interventies die het zelfmanagement verbeteren
In onderstaande tabel 6 wordt een samenvatting gegeven van alle studies waarbij een interventie ter verbetering van het zelfmanagement uitgevoerd werd. Deze interventies hebben de bedoeling de patiënt naast kennis en vaardigheden ook inzicht en competenties bij te brengen zodat hij in staat is om zelf de juiste beslissingen te nemen om zijn ziekte beter te beheersen. Tabel 6: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die zelfmanagement verbeteren. Studie Pibernick (2004) Croatië
Hendricks (2000) Amerika
Onderzochte variabele
Design en sampling
Quality of life Locus of control
NCGD
Anxiety Quality of life
RCT
I *
Aantal C **
Leeftijd (Mean)
73
35
53,05 jaar
* SM * groepsinterventie * poliklinische interventie * thema’s in de interventie waren: doelstellingen formuleren, probleem oplossend denken, coping ivm diabetes en stress, sociale ondersteuning, motivatie * Duur: 6 weken
15
15
58,15 jaar
* SM * groepsinterventie * poliklinische educatie * interventie op basis van de ADA national standards. Problemsolving, motivatie verhogen, follow-up 3 keer per maand met de bedoeling zicht krijgen op het volbrengen van doelstellingen, problemen opsporen * Duur: 4 weken
Gelegenheidssteekproef
Niet beschreven
Interventie
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep
31
•
LOCUS OF CONTROL, QUALITY OF LIFE EN ANXIETY
Er waren twee studies die het effect van een zelfmanagementinterventie onderzochten. Beide interventies vertonen relatief veel gelijkenissen. In beide gevallen ging het over een groepsinterventie die in een poliklinische setting georganiseerd werd. De studies duurden vier en zes weken. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was tussen de 50 en 60 jaar. Hendricks & Hendricks (2000) evalueerden anxiety en quality of life aan de hand van een RCT met een eerder beperkt aantal proefpersonen (n=30). Pibernick et al (2004) gebruikten een nonequivalent control group design maar er namen meer personen (n=108) deel aan het onderzoek dan in de studie van Hendricks & Hendricks (2002). Pibernick-Okanovic et al (2004) onderzochten het effect van een empowerment-based psychosocial intervention op verschillende variabelen waaronder quality of life. Locus of control werd bij aanvang gemeten en werd verder als trait variabele en moderator variabele behandeld. Het bleek dat het programma de beste resultaten boekt bij patiënten die geloven dat gezondheid intern gecontroleerd wordt. Deze interventie helpt patiënten om hun overtuigingen te koppelen aan actueel gedrag. Quality of life werd gemeten voor en na de interventie. De interventie bestond uit sessies van een uur tot anderhalf uur om de zes weken in kleine groepen. Volgende onderwerpen kwamen aan bod: goal setting, problem solving, coping with diabetes, coping with daily stress, social support, staying motivated. Deze interventie bleek positieve resultaten te boeken op de vier subschalen van quality of life. Enkel op de psychological en de social subschaal werd dit resultaat significant (p=0.0001). In de controle groep werden geen veranderingen geconstateerd. Hendricks & Hendricks (2000) vonden een niet significante verbetering van de General Health na een diabetes zelfmanagementeducatie bij Afrikaans-Amerikaanse mannen. Deze mannen werden gedurende vier weken, elke week twee uur, geëduceerd door een licensed clinical social worker and a nurse practitioner. Er werd ook nagevraagd in welke mate zij angst hadden in verband met hun ziekte. In deze studie werden de deelnemers maandelijks of driemaandelijks gevolgd. Van de personen die maandelijks gevolgd werden, rapporteerden 80% angsten over hun ziekte en 67% bij die personen die driemaandelijks opgevolgd werden. Hun angsten gaan vooral over langetermijneffecten van diabetes zoals blindheid, amputaties en nierproblemen. In de
32
discussie werd aangegeven dat deze resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden omwille van verschillende methodologische beperkingen: (i) geen gerandomiseerd onderzoek, (ii) een te kleine steekproef, (iii) het is daarbij moeilijk uit te maken of de gevonden resultaten een gevolg zijn van de educatie-interventie of van de daaropvolgende follow-up bezoeken. Conclusie: In beide studies verbeterde quality of life na de interventie. Wat anxiety betreft, bleek dat de onderzochte patiëntengroep, Afrikaans-Amerikaanse mannen nog relatief veel angst rapporteerden na de interventie. Het bleek ook dat patiënten niet minder angst hebben wanneer zij frequentere (driemaandelijkse) opvolging kregen. Er dient bij deze resultaten echter rekening gehouden worden met de eerder beschreven methodologische beperking van het onderzoek van Hendricks & Hendricks (2000). 4.2.3.
Resultaten van type-2-diabetespatiënten bij interventies die psychologisch gericht zijn
Er zijn twee studies die psychologische interventies bestudeerden. Dit zijn interventies die erop gericht zijn de psychologische variabelen te beïnvloeden om de patiënt zijn ziekte beter te laten aanvaarden en er beter mee om te leren gaan. Onderstaande tabel 7 geeft een beperkte weergave van een aantal kenmerken. Een uitgebreidere samenvatting van de studies is weergegeven in bijlage 3.
33
Tabel 7: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies psychologisch gericht zijn. Studie Surwitt (2002)
Onderzochte variabele Anxiety Stress
Design en sampling RCT
I *
Aantal C **
Leeftijd (Mean)
38
34
57,4 jaar
* PSY * groepsinterventie * poliklinische interventie * Stress management program: 1/ (progressive muscle relaxation) 2/ instructies in het gebruik van cognitieve of gedragsvaardigheden om fysiologische stress levels te herkennen en te verminderen 3/ educatie over de gezondheid consequenties van stress. * Duur: onduidelijk
nvt
nvt
nvt
Dit onderzoek includeerde RCT’s waarbij psychological interventions onderzocht werden.
Gelegenheidssteekproef
Ismail (2004)
Stress
Review & meta-analyse
Interventie
Verenigd koninkrijk
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep •
STRESS
Surwitt et al (2002) onderzochten het effect op stress maar er werden geen significante veranderingen waargenomen. Er werden geen verduidelijkingen noch mogelijke verklaringen gegeven voor deze resultaten. In deze studie werd een diabeteseducatie interventie (controlegroep; n=34) vergeleken met een stress management interventie (interventiegroep; n=38). Deze laatste interventie bestond uit: progressive muscle relaxation, instructie in het gebruik van cognitieve en gedragsvaardigheden om fysiologische stresslevels te herkennen en te verminderen, educatie over de gezondheidsconsequenties van stress. Uit de literatuurreview en meta-analyse van Ismail et al (2004) bleek dat psychological distress significant lager was in de verschillende interventiegroepen. Zij doorzochten verschillende databanken: MEDLINE, PsychINFO, EMBASE en the Cochrane Central Register of Controlled Trials. Studies werden geïncludeerd als het om een randomised controlled
trial
ging
van
een
psychologische
interventie
bij
volwassenen
gediagnosticeerd met type 2 diabetes. De psychologische interventie kon van volgende aard zijn: supportive or counselling therapy, cognitive behaviour therapy, brief
34
psychodynamic psychotherapy and interpersonal psychotherapy. Naast een aantal fysiologische effectmaten werd ook psychological distress geëvalueerd. Van de 25 RCT’s die geïncludeerd werden, gaven vier studies specifieke psychologische problemen aan, zoals depressie, ongecontroleerd eetgedrag en stress. Uit de metaanalyse blijkt dat psychologische interventies effectief zijn in het reduceren van psychological distress. •
ANXIETY
Een secundaire doelstelling van de studie van Surwitt et al (2002) was nagaan of patiënten met een hogere trait-anxiety, de stabiele persoonlijke eigenschap gemeten bij het begin van de studie, betere resultaten zouden hebben door de interventie. In deze studie bleek trait anxiety geen voorspeller te zijn voor uiteindelijke resultaten. CONCLUSIE De studie van Surwitt et al (2002) vond geen significante veranderingen wat stress betreft. Mogelijke verklaringen voor dit resultaat ontbreken. De literatuurreview van Ismail et al (2004) geeft aan dat psychologische interventies wel degelijk effectief zijn in het reduceren van psychological distress.
4.2.4.
Resultaten van interventies die zowel kennis en vaardigheden verbeteren maar ook psychologisch gericht zijn
Drie studies (Gamsu et al., 2002; Krook et al., 2003; Trozzolino et al., 2003) gaan het effect na van een combinatie van een interventie die ingaat op kennis en vaardigheden met een psychologische interventie. In tabel 8 wordt een samenvatting gegeven van de kenmerken van deze studies.
35
Tabel 8: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die kennis en vaardigheden verbeteren en psychologisch gericht zijn. Studie Gamsu (2002)
Onderzochte variabele Anxiety Self-esteem
Verenigd koninkrijk
Design en sampling Deels kwantitatief: NCGD Deels kwalitatief
I *
Aantal C **
10
Leeftijd (Mean) 47,8 jaar
* K&V & PSY * groepsinterventie * interventie ontwikkeld door psycholoog, VPK diabetes specialist, diëtiste Stimuleren tot groepsparticipatie, interactie, discussies, groepwerk, praktische sessies thema's: self-esteem verbeteren en ontevredenheid met het lichaam verminderen, psychosociale invloeden op eetgedrag en attitudes, begrip en kennis over diabetes en gewicht verbeteren, lichaamsactiviteit bevorderen, gezond eten introduceren * Duur: 3 maanden * K&V & PSY * groepsinterventie * Items: Cognitieve gedrags en psychotherapie basis diabetes selfcare information,dieet informatie, social support, depression, anxiety, anger, emotional factors, coping styles, relaties met gezondheidswerkers, veranderen van eetgedrag * Duur: onduidelijk * K&V,PSY * individuele interventie * afwisseling tussen resident en thuis. * Lifestyle modification programme Items: Informatie en praktische richtlijnen over voeding, fysieke oefeningen. Stress management en psychologisch advies * Duur: 34 weken
10
Gelegenheidssteekproef
Trozollino (2003)
Depression Stress
NCGD
24
24
62,45 jaar
304
/
54,1 jaar
Gelegenheidssteekproef
Krook (2003) Zweden
Well-being Stress
PPT Gelegenheidssteekproef
Interventie
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep
36
•
WELL-BEING
Krook et al (2003) evalueerden via een before-after-desing bij 304 patiënten een lifestyle modification programme. Dit programma was er op gericht om de verandering van de leefstijl van de patiënt te helpen ondersteunen, door een combinatie van educatie, dieetadvies, fysieke activiteit en sociale ondersteuning. Er waren drie aparte bezoeken aan een gezondheids- en sportcentrum waar de deelnemers een periode van twee weken, één week en drie dagen verbleven. Tussen elk verblijf was men acht en 20 weken thuis. Met een before-after design werden 304 patienten geëvalueerd. General well-being werd bepaald bij elke opname via een interview dat gevolgd werd door een vragenlijst. Het ging hierbij om een subjectieve evaluatie. Bij de eerste opname, gaven 82% van de deelnemers aan dat hun algemene gezondheid zeer zwak, zwak of noch goed noch slecht was. Bij de derde opname, gaven 48% aan dat hun gezondheid zeer zwak, zwak of noch goed noch slecht was. •
STRESS
Krook et al (2003) rapporteerden volgende resultaten in verband met het niveau van stress. Bij het eerste verblijf voelde 64% zich zeer veel, veel of af en toe gestresseerd. Bij het derde verblijf bleek 47% zich zeer veel, veel of af en toe gestresseerd te voelen. Deze positieve resultaten bleven aanwezig ook na 31 weken wat volgens de auteurs betekend dat de verandering van de levenstijl ook thuis geïmplementeerd werd. Trozollino et al (2003) vonden een significante vermindering van distress, dit met een objectieve evaluatie aan de hand van een problem areas in diabetes survey. In vergelijking met een controlegroep, waar geen significante verbetering gevonden werd, is in de interventiegroep de distress wel significant verminderd. De vier interventiegroepen (Vision Maximize group) bestonden uit gemiddeld zes personen. Er waren verschillende sessies met cognitieve gedrags- en psychotherapie in groep, diabetes zelfzorg informatie en dieetinformatie. De psychologische component van de interventie betrof: social support, depression, anxiety, anger, emotional factors, coping styles en relaties met gezondheidswerkers. Verder werden gedragstechnieken getraind. In deze studie ging men niet alleen het effect na op stress maar ook op depressie en dit aan de hand van de Beck Depression Inventory. De auteurs rapporteerden een vermindering van de depressie scores zowel in de experimentele groep als in de
37
controlegroep. De experimentele groep bleek een beter resultaat op te halen dan de controlegroep maar geen van de resultaten was significant. •
SELF-ESTEEM
Gamsu et al (2002) ontwikkelden en evalueerden het effect van een psychoeducational group intervention. De bedoeling van deze studie was om een verbetering te verkrijgen van self-esteem en body image gekoppeld aan een realistisch gewichtsverlies en een gezond eetpatroon. Met deze interventie werd een significante verbetering gevonden in self-esteem (p<0.05). Self-esteem werd geëvalueerd met de Culture-free Self-Esteem Inventory. Er werd geëvalueerd op 4 momenten (pre run in; pre intervention; post intervention; six month follow-up). •
ANXIETY
Gamsu et al (2002) meten naast self-esteem ook anxiety en dit met de Hospital anxiety and depression scale. Er werd een vermindering van anxiety teruggevonden maar dit was enkel significant tussen de pre run in en de pre intervention metingen. Naast deze kwantitatieve metingen werden ook kwalitatieve resultaten gerapporteerd. Men liet de deelnemers op het eind van iedere sessie een evaluatie invullen waarbij ze hun visie konden geven op de groep, wat goed of fout liep en wat men geleerd had. Algemeen zag men bij het einde van de sessies vooral positieve gevoelens zoals meer vertrouwen, meer optimisme en meer motivatie. Men zag dat de groepsinterventie de isolatie bij het begin van de sessies doorbrak door het contact met lotgenoten. CONCLUSIE Gamsu et al (2002) en Trozzolino et al (2003) bestudeerden het effect van een groepsinterventie door middel van een non-equivalent control group design. Krook et al (2003) gingen met een before after design het effect van een individuele interventie na en evalueerden well-being en stress via een subjectieve evaluatie. Er werden bij alle studies en alle onderzochte variabelen positieve resultaten gevonden. Ook hier moet rekening gehouden worden met de manier van sampling. Er werd bij de drie studies steeds een gelegenheidssteekproef gebruikt.
38
4.2.5.
Resultaten van type-2-diabetespatiënten bij interventies die zowel kennis en vaardigheden als zelfmanagement verbeteren
Er zijn vier studies die een interventie evalueren die gericht is op kennis en vaardigheden en zelfmanagement. Slechts drie studies worden geanalyseerd en dit omwille van de gelijkenissen in de twee studies van Trento et al (2002) en Trento et al (2004). Tabel 9: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die kennis en vaardigheden als zelfmanagement verbeteren. Studie Huang (2004) Taiwan
Onderzochte variabele Depression Quality of life
Aantal C **
Design en sampling
I *
Leeftijd (Mean)
Quasi experimenteel
15
15
76,1 jaar
56
56
61,5 jaar
56
56
Niet beschre ven
Semirandomisatie
Gelegenheidssteekproef Trento (2002)
Quality of life
Italië
Trento (2004) Italië
RCT
Gelegenheidssteekproef Quality of life
RCT Gelegenheidssteekproef
Interventie * K&V & SM * 1e experimentele groep: home based nursing program: dagelijkse bezoek om de "dieet voorbereiding", de lichamelijke oefeningen, de medicatie en de zelfmonitoring te superviseren 2e experimentele groep: education program: zij verkregen gezondheidseducatie en informatie en informatie over zelfmonitoring * Duur: 6 weken * K&V & SM * groepsinterventie * Items Overgewicht, voedingskeuze, maaltijdplanning, fysieke oefeningen, verbetering van metabolische controle, roken, medicatiegebruik, preventie van complicaties. * Duur: onduidelijk * K&V, SM * groepsinterventie * Items: overgewicht, keuze van voedsel, plannen van maaltijden, fysieke oefeningen, metabolische controle (controle en verbeteren), juist gebruik van medicatie, preventie van complicaties, smoking cessation * Duur: 4 sessies iedere 3 maand gedurende de eerste 2 jaar
39
Rickheim (2002)
Well-being Quality of life adjustment
RCT
Gelegenheidssteekproef
87
83
51,9 jaar
* K&V, SM * vergelijking tussen een groepsinterventie en een individuele interventie * poliklinische educatie * Interventie gebaseerd op de diabetes self management education, koolhydraatberekenig, portiecontrole, tijd tussen maaltijden, zelf-monitoring, fysieke activiteit, gezond eten, voetverzorging, "sick day management", waarnemen van complicaties, probleem oplossend werken, informatie omtrent de vooruitgang van type II diabetes * Duur: onduidelijk
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep •
QUALITY OF LIFE
Twee studies (Trento et al., 2004; Rickheim et al., 2002) bestudeerden het verschil tussen een individuele interventie en een groepsinterventie. In geen enkele andere studie werd een groepsinterventie met een individuele interventie vergeleken. Trento et al (2004) vonden een significant beter resultaat van een groepsinterventie in vergelijking met een individuele interventie (p<0.001). De individuele interventie gaf een significante verslechtering van quality of life (p<0.001). Quality of life werd in deze studie gemeten aan de hand van de Diabetes Quality of life questionnaire. In het groepsprogramma kwamen onder meer volgende thema’s aan bod: overgewicht, voedselkeuze, maaltijdplanning, beweging, het controleren en verbeteren van metabolische controles, correct gebruik van medicatie en de preventie van complicaties. Dit curriculum werd gegeven in vier sessies verspreid over jaar één en jaar twee. Gedurende jaar drie en vier werden er zeven sessies georganiseerd en in het vijfde en laatste jaar was er nogmaals een sessie maar met de bedoeling een diepgaande discussie tot stand te brengen en daaruit te leren. De individuele sessies zijn slechts beperkt beschreven, het ging om een traditionele, individuele consultatie en educatiesessie. Trento et al (2004) gaven aan dat quality of life de variabele was die het moeilijkst te veranderen bleek. Volgens de auteurs kon dit verklaard worden doordat quality of life verband houdt met zelfperceptie en met relaties in het algemeen. Verder gaven de auteurs aan dat het positief resultaat ten voordele van de groepsinterventie te wijten kon zijn aan de groepsdynamiek en aan de peer identification. Dit zou zelfperceptie en self-
40
esteem verbeteren, ziekte gerelateerde angst verminderen en het gevoel van well-being verhogen. Rickheim et al (2002) bestudeerden eveneens het effect van groepsinterventie in vergelijking met een individuele interventie. De door hen gebruikte educatie was gebaseerd op de diabetes zelfmanagementeducatie. De kenmerken die in de groepsinterventie aan bod kwamen, waren ongeveer gelijk aan diegene die in de interventie van Trento et al (2004) voorkwamen. Ook hier was de individuele interventie zo goed als onbeschreven. Met behulp van de SF-36 werd het effect van de interventies op quality of life nagegaan. Algemeen werden positieve resultaten geboekt, zowel bij de groepsinterventie als bij de individuele interventie. Enkel de resultaten op de mental subscale waren significant (p=0.04). De resultaten op de physical scale waren niet significant (p=0.93). Deze studie kan de conclusies uit de studie van Trento et al (2004) niet bevestigen. Deze studie toonde aan dat zowel groeps-als individuele interventies effectief zijn. Er werden een aantal beperkingen meegegeven door de auteurs. De homogeniteit van deze bestudeerde populatie zorgt voor een beperkte generaliseerbaarheid naar andere populaties. Er was een grote drop-out (54% return rate). De auteurs geven ook aan dat de follow-up periode (zes maanden) mogelijk te kort was. Huang et al (2004) evalueren een home-based nursing program. De experimentele groep (group I) (n=15) kreeg dit home-based nursing program. Deze patiënten kregen gedurende zes weken dagelijkse bezoek om de dieetvoorbereiding, de lichamelijke oefeningen, de medicatie en de zelfmonitoring te superviseren. Deze interventie werd vergeleken met een interventie waarbij er slechts één keer per week een kortdurende (20 min.)
educatiesessie
was.
De
patiënten
in
deze
groep
(n=15)
kregen
gezondheidseducatie en informatie over zelfmonitoring. Tenslotte was er een controlegroep (n=14) waarbij er geen verpleegkundig programma gegeven werd. Quality of life verbeterde zowel in group I als in group II. Enkel in group I was dit resultaat significant (p<0.05). Group I toonde een beter resultaat ten opzichte van group II maar dit was niet significant. In de discussie wordt aangegeven dat het programma moeilijk haalbaar is omwille van de dagelijkse bezoeken die in dit programma vereist worden.
41
•
WELL-BEING
Rickheim et al (2002) bestudeerden naast een aantal primaire variabelen ook het effect op well-being, als secundaire variabele. Ze gebruikten daarvoor een Satisfaction Survey. Zowel na de groepsinterventie als na de individuele interventie werden er positieve resultaten gevonden. Een meer uitgebreide analyse en rapportering werd niet gedaan. •
ADJUSTMENT
Rickheim et al (2002) rapporteerden een significant positief resultaat van adjustment in beide interventies (p<0.01). Een verschil tussen beide interventies kon niet aangetoond worden (p=0.64). •
DEPRESSION
Huang et al (2004) bestudeerden niet alleen het effect van een home-based nursing program op quality of life maar ook depression. Zowel in de group I (home-based nursing program) als in group II verminderde het niveau van depressieve gevoelens. Enkel bij group II was dit significant (p<0.01). Group II blijkt een beter resultaat te hebben dan group I maar dit was niet significant. CONCLUSIE Huang et al (2004), Rickheim et al (2002) en Trento et al (2004) evalueerden een interventie die zowel gericht was op kennis en vaardigheden als op zelfmanagement. Trento et al (2004) en Rickheim et al (2002) vergeleken een groepsinterventie met een individuele interventie, terwijl Huang et al (2004) met een quasi-experimenteel onderzoek het effect van een individuele interventie bestudeerde. Ook hier werden vooral positieve resultaten gevonden. De studie van Trento et al (2004) onderzocht het verschil tussen een groeps- en een individuele interventie. De studie vond positieve resultaten bij de groepsinterventie. De kwaliteit van deze studies was behoorlijk goed. Van de drie studies waren er twee RCT’s en de derde studie was een quasiexperimenteel onderzoek waarbij “semi-randomisatie” gebruikt werd. Dit zijn de meest krachtige designs.
42
4.2.6.
Interventies waarbij het onduidelijk is hoe de gebruikte interventie geklasseerd kan worden
In dit deel worden die studies behandeld waarvan het onduidelijk is onder welke groep ze kunnen geklasseerd worden. Tabel 10: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten waarbij het onduidelijk is hoe de interventie geklasseerd kan worden. Studie Vyas (2003)
Onderzocht e variabele Zelfmanage ment
Verenigd koninkrijk
Maljanian (2003)
Design en sampling RCT
I *
Aantal C **
Leeftijd (Mean)
60
58
55,4 jaar
135
/
88% tussen 35 en 75 jaar
9
/
/
Gelegenheidssteekproef
Quality of life
PPT
Amerika Niet beschreven
Whitte more (2001) Amerika
Adjustment
Kwalitatief onderzoek
Interventie * onduidelijk welke soort interventie * individuele interventie * de sessies worden opgemaakt met wat uit de vragenlijst naar voor kwam als nog niet goed gekend. De patiënten werden ook gezien door specialist, podiatrist, dietist. * Duur: 4 sessies per jaar * onduidelijk * individuele interventie * Diabetes life-care programma, medisch management, evaluatie en aanbevelingen door advanced pratice registered nurse, voedingsadvies en minimum om de 3 maanden een follow-up afspraak, aanvullende afspraken of telefooncontact om glycemiecontrole te begeleiden en het management plan te versterken * Duur: onduidelijk * Soort interventie onduidelijk * individuele interventie * Items Belangrijkste doelstellingen: educatie aanvullen en versterken, psychosociale ondersteuning, motivationele ondersteuning. De focus was om de bruikbaarheid van nieuwe kennis te verhogen en ze te kunnen gebruiken in de dagelijkse omstandigheden en beslissingen * Duur: 8 weken
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep
43
•
ZELFMANAGEMENT
Vyas et al (2003) deden een piloot onderzoek naar het effect van een individuele interventie. Er is slechts een zwakke beschrijving van de interventie. Daarom is het moeilijk om ze te classificeren. De patiënten in de interventiegroep (n=60) werden uitgenodigd tot vier sessies per jaar en werden minstens één keer per jaar gezien door een diabetesverpleegkundige, een podoloog en een diëtist. Met deze RCT ging men het effect na van bovenstaande interventie op knowledge, awareness en self-management. Geen van de vooropgestelde psychologische variabelen komen in deze studie terug. Toch werd deze studie geïncludeerd omwille van het gemeten effect op zelfmanagement. Deze variabele werd beoordeeld aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst van 94 items. De onderzoekspopulatie bestond uit ZuidAziatische diabetespatiënten die in Manchester wonen. Er werd geen significante verandering gevonden in zelfmanagement. Dit was ook het geval voor de andere gemeten variabelen, knowledge en awareness. In de discussie gaven de auteurs een aantal mogelijke oorzaken voor deze resultaten: (i) zo werd aangegeven dat de vragenlijsten mogelijks niet sensitief genoeg waren; (ii) de frequentie van de klinische sessies was niet efficiënt genoeg; (iii) de interventieperiode is niet lang genoeg bij een populatie met een complexe taal en culturele achtergrond; (iv) de patiënten hebben de inhoud van de vragen niet goed begrepen; (v) het informatiemedium is niet het meest aangewezen. •
QUALITY OF LIFE
Maljanian et al (2002) onderzochten het effect van een interventie op quality of life. Ze gebruikte daarvoor de 36 item short form health survey (SF36) waarbij twee items naar voor komen, enerzijds de physical en anderzijds de mental component. Op de physical component summary werd een significante verbetering gevonden drie maand na de deelname in de interventie. Er werd eveneens een significante verbetering gerapporteerd na drie maand op de mental component summary. De gebruikte interventie is een DiabetesLifeCareProgram. Daarbij was er medische begeleiding, evaluatie en aanbevelingen door een advanced pratice registered nurse, voedingsadvies en minimum om de drie maanden een follow up afspraak. Verder waren er aanvullende
44
afspraken of telefooncontact om glycemiecontrole te begeleiden. De auteurs geven aan dat de afwezigheid van een controlegroep de grootste beperking is in dit onderzoek. •
ADJUSTMENT
Whittemore et al (2001) evalueerden een nurse coaching intervention die gegeven werd na diabeteseducatie. De nurse coaching intervention had de bedoeling om de bruikbaarheid van de nieuwe kennis (door de eerdere diabeteseducatie) te vergroten. De belangrijkste doelstellingen van de interventie waren de educatie aanvullen en versterken, psychosociale ondersteuning en motivationele ondersteuning bieden. Er werden vier sessies van ongeveer drie uur georganiseerd gedurende acht weken. Er waren negen deelnemers, die men gerekruteerd had uit diabetescentra, een interne geneeskundige praktijk en uit een nurse practitioner praktijk. Aan de hand van de diabetes questionnaire werd psychosocial adjustment gemeten. Het positief effect van de interventie op psychological adjustment was statistisch significant (p<0.004). In de discussie van deze studie werd aangegeven dat een eerdere diabeteseducatie essentieel zou zijn voor het succes van deze interventie. CONCLUSIE In een drietal studies (Maljanian et al., 2003; Vyas et al., 2003; Witthemore et al., 2001) was het niet duidelijk onder welke categorie de interventie geplaatst kan worden. Al deze studies onderzochten het effect van een individuele interventie. Er kon geen verandering in zelfmanagement gevonden worden. Het positieve effect op quality of life en adjustment kon wel significant aangetoond worden. ALGEMENE CONCLUSIE VAN DE TYPE-2-DIABETESPATIËNTEN Twintig
van
de
37
studies
onderzochten
educatieinterventies
bij
type-2-
diabetespatiënten. De meest onderzochte variabele was quality of life. De interventie gericht op het verbeteren van kennis en vaardigheden was de meest bestudeerde interventie. Er werden ongeveer evenveel groepsinterventies als individuele interventies onderzocht. In de meeste gevallen werd de interventie in een poliklinische setting georganiseerd. Algemeen kan wel gesteld worden dat er voornamelijk positieve
45
resultaten geboekt worden. Een overzicht en samenvatting van alle resultaten van de type-2-diabetespatiënten is terug te vinden in bijlage 6.
4.3.
Type 1 en type-2-diabetespatiënten
Hoewel diabetes type-1 en type-2 tot het zelfde ziektebeeld behoren, betreft het toch verschillende populaties. Een vijftal studies kozen ervoor om participanten met beide types diabetes te onderzoeken (Akimoto et al., 2001; Karlsen et al., 2004; Sadur et al., 1999; Steed et al., 2003; Tankova et al., 2004). De kenmerken van deze studies zijn weergegeven in tabel 11. Bijlage 7 geeft een schematisch overzicht van de onderstaande resultaten. Tabel 11: Samenvatting studies van type-1 & type-2-diabetespatiënten . Studie Tankova (2004) Bulgarije
Sadur (1999)
Onderzochte variabele Well-being Anxiety Depression Quality of life
Satisfaction Self-efficacy
Design en sampling RCT
Aantal I C * ** 319 241
Leeftijd (Mean) 39,1 jaar
Gelegenheidssteekproef
RCT
Californië
Gelegenheidssteekproef
Akimoto (2001)
Kwalitatief onderzoek
Japan
Gelegenheidssteekproef
97
88
56,05 jaar
78
/
/
Interventie * K&V * groepsinterventie * Items: wat is diabetes, behandeling van.., hypo, sick-day rules, complicaties, Practische training van zelf-controle, inspuittechnieken, bereiden van maaltijden, menu samenstelling, Physische oefeningen en ronde tafel discussies *Duur: onduidelijk * K&V * groepsinterventie * poliklinische educatie * Het DCCC is een multidisciplinair diabetes team met diëtiste, "gedragstherapist", een apotheker en wordt geleidt door diabetes educator (VPK). De groepen zelf kunnen ook vragen bepaalde topics te behandelen. bv. consult bij podoloog, een ophtalmologische screening * Duur: onduidelijk * K&V & PSY * groepsinterventie * resident in ziekenhuis * Items: emotionele responses, attitudes doorheen diabetes, diabetes en interpersoonlijke relaties, planning en doelstellingen gerelateerd aan diabetes na ontslag * Duur: 2 weken
46
Karlsen (2004)
Well-being Stress Coping
Noorwege n
Steed (2003)
Verenigd koninkrijk
RCT
31
32
48,9
Nvt
Nvt
Nvt
Gelegenheidssteekproef
Well-being Anxiety Depression Quality of life Adjustment
Review
* K&V, SM, PSY, * groepsinterventie * poliklinische omgeving * Items: self-monitoring, stress, coping, self-care behaviour,coping profiles and strategies for being more active in seeking diabetes related knowledge,relationships with family, friends and colleagues, stressmanagement, dietary, exercise self-care behaviour, relapse prevention, goal attainment. * Duur: onduidelijk “Education interventions were those where participants only received information provision. Self-management interventions were those where the goal was primarily to improve adherence by teaching practical or psychosocial skills specific to the regimen behaviours, or addressing attitudes and beliefs specific to diabetes or the regimen behaviours, for example increasing self-efficacy Psychological interventions were those where the goal was primarily to address negative mood states.”
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep •
SATISFACTION
Sadur et al. (1999) onderzochten de effectiviteit van een cluster visit model die geleid werd door een verpleegkundige diabeteseducator. Men educeerde volwassen personen met een slecht gecontroleerde diabetes via poliklinische sessies. Het gaat om een interventie waarbij vooral kennis en vaardigheden getraind werden. Er werden 97 patiënten in de interventiegroep en 88 patiënten in de controlegroep geïncludeerd. De patiënten in de interventiegroep kregen begeleiding van een diabetes cooperative care clinic, daartoe behoren verschillende gezondheidswerkers zoals een diëtist, een apotheker, een medisch assistent, een podoloog. Het team stond onder leiding van een verpleegkundige diabeteseducator. De patiënten in de controlegroep (n=88) kregen een gewone zorgverlening met een arts. In deze studie werd satisfaction onderzocht. Daarbij maakte men een onderscheid tussen satisfaction with general medical care en satisfaction with diabetes care. De drie aspecten van de satisfaction with general care toonden geen verschillen tussen interventie en controlegroep. Dit in tegenstelling tot de
47
resultaten in verband met satisfaction with diabetes care. Deze subschalen waren significant hoger in de interventiegroep (quality of care p<0.002; personal and responsive service p<0.006; convenient and easy access p<0.001). •
WELL-BEING
In de studie van Karlsen et al. (2004) werd well-being als primaire variabele onderzocht. Met deze studie wilden de auteurs nagaan of het deelnemen aan een group based counselling programme, naast een verbetering van de glycemiecontrole een verbetering zou geven op verschillende psychologische variabelen waaronder well-being, stress en coping. Het group based counselling programme was een interventie die zowel inging op kennis en vaardigheden, op het verbeteren van zelfmanagement als op het optimaliseren van de aanvaarding van de ziekte. Een vergelijking tussen interventiegroep (n=31) en controlegroep (n=32) gaf aan dat de interventiegroep betere resultaten haalt, dit verschil was echter niet significant. Een vergelijking tussen pre-en post test, gaf aan dat er een lichte verbetering was van de posttest ten opzichte van de pretest maar ook die was niet significant. Er was dus een lichte trend tot positieve resultaten maar die is niet overtuigend. Er moet rekening gehouden worden met een mogelijk Hawthorne-effect. Dit effect kan optreden wanneer de onderzochte persoon zich bewust is dat hij meedoet aan een onderzoek (Pollit et al., 2001). Ook werd aangegeven dat de deelnemers een soort relatie opgebouwd hadden met de gezondheidswerkers waardoor men mogelijk te positief gerapporteerd heeft. Er werd ook een retrospectieve evaluatie gedaan, daarbij werd de patiënt gevraagd in welke mate men akkoord ging met voorgestelde uitspraken. De volgende resultaten werden gerapporteerd: 84% van de deelnemers waren meer gemotiveerd om diabetes te regelen; 77% had meer vertrouwen in de zelfcontrole; 91% kreeg meer vertrouwen in een goed leven met diabetes; 65% had een meer actieve houding tegenover de ziekte na het programma; 77% voelde zich meer optimistisch; 6% was pessimistischer en 13% maakte zich meer zorgen na de interventie.
48
•
STRESS
In dezelfde studie als hierboven beschreven (Karlsen et al., 2004) werd ook de variabele stress onderzocht. Het counselling programme maakte de deelnemers meer optimistisch en heeft ze meer vertrouwen gegeven in hun mogelijkheden. Er werd een significante vermindering gevonden van stress (p<0.025). •
COPING
In de studie van Karlsen et al. (2004) werd ook nagegaan op welke manier het counselling programme een invloed heeft op coping. De onderzoekers meten probleemgerichte en emotiegerichte coping. Het bleek geen significante effecten te hebben, wel werd een positieve trend in de probleemgerichte coping gezien. •
QUALITY OF LIFE
Tankova et al (2004) evalueerden in een RCT het effect van een vijfdaags educatieprogramma op quality of life, één en twee jaar na de interventie. 319 patiënten die behandeld werden met insuline fungeerden als interventie groep. De controlegroep bestond uit 241 diabetespatiënten. De primaire effectmaat die onderzocht werd, is quality of life. Dit wordt gemeten met de well-being questionnaire. Dit meetinstrument geeft informatie over depression, anxiety, positive well-being en energy. De som van de verschillende subschalen is de general well-being die als quality of life score fungeert. De anxiety score was na het eerste jaar lager en dit was significant (p<0.001). Na het tweede jaar, was de anxiety score in vergelijking met de eerste follow up opnieuw gestegen, maar niet significant. Dit resultaat van de tweede follow up bleef wel lager dan de anxiety score bij de baseline. De depression score in deze studie was significant lager zowel tussen baseline en eerste follow up en tussen eerste en tweede follow up (p<0.0001). In vergelijking met de controlegroep is de interventiegroep significant effectiever. Een derde subschaal is de positive well-being; de auteurs rapporteren een significante verbetering (p<0.0001), zowel in de tijd als tussen de controle en de interventiegroep. De vierde en laatste subschaal is energy, waarop er enkel tussen baseline en de eerste follow up een lichte, niet significante verbetering waarneembaar was. Op de general well-being schaal deed de interventiegroep het significant beter in vergelijking met de controlegroep na één en twee jaar follow up.
49
•
SELF-EFFICACY
Sadur et al. (1999) onderzochten self-efficacy met een meetinstrument waar acht items gescoord werden met een tien puntenschaal (varieert van helemaal niet mee eens tot helemaal mee eens). In de interventiegroep waren zeven van de acht items positiever na de interventie. Er zijn drie items van de acht die significante resultaten weergaven, het gaat daarbij over “balance your diet to keep your blood glucose in control”; “recognize and treat low blood glucose”; “keep your blood glucose in control when you are sick”. In de controlegroep waren er vier van de acht items die positiever waren na de interventie. Een totaalscore werd in deze studie niet gemaakt. Samenvattend werd er dus een significant positief resultaat gevonden op drie items. Bij de andere vijf items was er een positieve trend maar dit was niet significant. •
AKIMOTO ET AL. (2001)
Omwille van de andere aard van de studie, een kwalitatieve studie, worden de resultaten hier apart besproken. Akimoto et al. (2001) gebruikten een content analysis om het effect van group work sessions te evalueren. Deze group work sessions maakten deel uit van een educatieprogramma dat twee weken duurde. De group work sessions bestonden uit drie sessies van 90 minuten gedurende 2 weken met de volgende onderwerpen: (i) emotional responses and attitudes towards diabetes; (ii) diabetes and interpersonal relations; (iii) plans and goals related to diabetes after discharge. Deze interventie werd geclassificeerd als een combinatie van kennis en vaardigheden en psychologische interventie. Van de 16 groepen werden acht groepen gerandomiseerd en werden de verslagen van de eerste en de derde sessie gecodeerd en geanalyseerd. De resultaten werden op de onderstaande wijze gerapporteerd: “Negative emotions or attitudes such as anxiety, remorse, self-blame, and a lack of a realistic understanding of diabetes, denial or avoidance, anger or irritation, shock or surprise, and willingness for self-care were frequently expressed in the first session. More positive emotions and attitudes towards self-care, satisfaction, relief, and hope were frequently expressed in the third session (Akimoto et al., 2001, p645). De auteurs vermelden dat het moeilijk was om een onderscheid te maken tussen de effecten van de group work sessions en anderzijds het volledige educatieprogramma. Men gaf aan dat het gebruik van een controlegroep er voor zou kunnen zorgen dat het
50
duidelijk wordt wat verantwoordelijk is voor deze resultaten Een ander punt van discussie is dat sommige patiënten ook bij de laatste sessie een gebrek aan zelfvertrouwen en realistische doelstellingen bleken te hebben. Sommige patiënten bleken meer afhankelijk te zijn op het einde van de group work sessions. Verder gaven de auteurs aan dat voor sommige patiënten de groepsinterventie niet verrijkend is en zij meer baat zouden hebben bij een individuele interventie. Uit de studie bleek ook dat de patiënten met een slechte glycemische controle, hun problemen meer ontweken en therapeutische situaties meer vermeden. In de studie wordt de validiteit en betrouwbaarheid van de klassificatie die in de inhoudsanalyse gebruikt werd, in vraag gesteld. De drop-out werd als een methodologisch probleem aangegeven. Er zijn negen patiënten verloren gegaan. CONCLUSIE VAN TYPE-1 EN TYPE-2-DIABETESPATIËNTEN Een viertal studies maakten geen onderscheid tussen de type-1 en type-2diabetespatiënten en bestudeerden de diabetespatiënten als één groep. De interventies die men bestudeerde waren van vrij verschillende aard. In de vijf studies ging het vooral om interventies gericht op het verbeteren van kennis en vaardigheden, eventueel in combinatie met psychologische en/of zelfmanagementinterventies. Bij iedere interventie ging het om een groepsinterventie. Wat de resultaten betreft, werden voornamelijk positieve resultaten gevonden, zowel bij de kwantitatieve studies als bij de kwalitatieve studie.
4.4.
Studies waarbij het onduidelijk is welke type patiënt bestudeerd werd
Er zijn vijf studies waarbij in de studie niet gerapporteerd werd om welke onderzochte populatie het ging. De kenmerken van deze artikels zijn weergegeven in tabel 12. Een samenvatting van de resultaten is terug te vinden in bijlage 8.
51
Tabel 12: Samenvatting studies waarbij het type diabetespatiënten onduidelijk is Studie Keers (2004) Nederland
Cranor (2003)
Onderzochte variabele Stress Quality of life
Satisfaction Quality of life
Quality of life
49,10 jaar
NCGD
38
47
49 jaar
PPT
381
/
55,2
59
67
55,8
Nvt
Nvt
Nvt
Gelegenheidssteekproef
Self-efficacy Stress Coping
Amerika
Sarkisian (2003) Amerika
Leeftijd (Mean)
Gelegenheidssteekproef
Amerika
Dally (2002)
PPT
Aantal I C * ** 51 /
Gelegenheidssteekproef
Amerika
Hogue (2003)
Design en sampling
RCT
Gelegenheidssteekproef
Quality of life
Review
Interventie * SM * groepsinterventie * MIEP: multi-disciplinary Intensive Education program. een groepsessie en een individuele begeleiding. het programma wil een brede variëteit geven van alle topics binnen zelfmanagement. * Duur: 5 weken * K&V * individuele interventie * Interventie: Er is mogelijkheid om maandelijks (kosteloos) op consultatie te komen bij een gemeenschapsapotheker. Er wordt behandeling opgestart en educatie gegeven, men leert zelf de bloedglucosespiegel te meten en krijgen informatie over medicatie Er werd ook aan "lipidmanagement" gedaan. Indien nodig werden patiënten doorverwezen naar een arts of een diabetes educatie centrum Duur: onduidelijk * onduidelijk * individuele interventie * Items: individuele consultaties met diabetes educator, diëtiste, arts. Eerste visit: beoordeling van medische en diabetische beginsituatie. (interview) Daarna: ontwikkelen van een individueel programma * Duur: 12 maanden * onduidelijk welke interventie * individuele interventie * Iedereen werd de health risk appraisal questionnaire opgestuurd. Daarna randomisatie. De treatement groep kreeg 3 bijkomende conditie-specifieke vragenlijsten en een handboek. Ze kregen ook geschreven educatiemateriaal en een individuele feedback na iedere ingevulde vragenlijst. * Duur: onduidelijk
Deze studie onderzocht selfcare interventions
* Aantal patiënten in de interventiegroep; ** Aantal patiënten in de controlegroep
52
•
QUALITY OF LIFE
Quality of life werd onderzocht in vier van de vijf studies. Keers et al (2004) bestudeerden het effect van een zelfmanagementinterventie. De interventie bestond uit een multidisciplinary intensive education program (MIEP). Daarbij werden zowel groep- als individuele sessies gehanteerd. Het programma behandelt een variëteit van kenmerken in verband met zelfmanagement. De studie werd op volgende manier georganiseerd.
Eerst
werden
patiënten
geselecteerd
en
werden
persoonlijke
doelstellingen geformuleerd, op dit moment werd de pretest meting gedaan. Daarop volgde de MIEP interventie die vijf keer twee dagen per week gedurende tien weken plaatsvond. Na 16 weken volgde een eerste opvolging waarbij de doelstellingen van de interventie geherformuleerd werden. Na 22 weken volgde een tweede opvolging, waarbij men de posttestmeting deed. Er werden 51 personen geëvalueerd waarvan er zeven het programma niet vervolledigden en op basis daarvan geëxcludeerd werden. Quality of life werd geëvalueerd met het RAND-36 meetinstrument. Dit instrument bestaat uit negen subschalen maar in deze studie werden er slechts zes gebruikt. Van de zes subschalen was er één schaal die een significante verbetering toonde (health change). Op de social functioning schaal vond men een niet significante verbetering. De andere schalen (physical functioning, mental functioning en general health perception) gaven een niet significante verslechtering. Cranor et al (2003) gingen het effect na van een community pharmacy diabetes care program. De patiënten in de interventiegroep (n=38) kregen de mogelijkheid om maandelijks kosteloos op consultatie te komen bij een, in het dorp of de stad gevestigde apotheker. Er werd een behandeling opgestart en educatie gegeven. Indien nodig werden patiënten doorverwezen naar een arts of een diabetescentrum. De tweede groep, de controlegroep (n=47) kregen dezelfde zorgverlening en dezelfde zorgverleners maar twee jaar later. De quality of life scores werden voor alle patiënten vergeleken bij aanvang van de studie en na follow up. Na de interventie was er een verbetering van het physical domain van de SF-12 van 3% en een verbetering van 4% op het mental domain. Geen van deze resultaten waren significant. De auteurs gaven een aantal beperkingen weer zoals een te kleine steekproef, een niet gerandomiseerde toewijzing van de patiënten en het tekort aan bepaalde resultaten.
53
Hogue et al (2003) evalueerden het effect van een 12 maanden durend individueel zorgprogramma gebaseerd op de National Standards for Diabetes Self-Management van de American Diabetes Association. Bij 381 deelnemers werd quality of life geëvalueerd voor en na de interventie. Men gebruikte daarvoor de SF-12. Er werd zowel op de mental als op de physical scale een verbetering gevonden maar dit was niet significant. Er was geen controlegroep. In de systematische review van Sarkisian et al (2003) werd het effect van interventies onderzocht waarbij de nadruk lag op het verbeteren van zelfzorg. Men evalueerde enerzijds de glycemie controle en anderzijds quality of life. Er werden zes databanken doorzocht. Er werden acht randomised controlled trials geïncludeerd en daarvan waren er vier die quality of life evalueerden. Slechts één studie vond een verbetering van quality of life, de drie andere onderzochte studies vonden geen verandering. •
STRESS
Keers et al (2004) onderzochten naast het effect van de interventie op quality of life ook het effect op cognitive distress. Er werd een vermindering gevonden in deze variabele maar dit was niet signifant. •
SATISFACTION
Cranor et al (2003) vonden een significante verbetering van patient satisfaction met de pharmacy services op de technical subschaal van de Larson and MacKeigan instrument. Op de andere subschalen (explanation, consideration, general) werd ook een verbetering teruggevonden maar niet significant. •
LOCUS OF CONTROL
Zoals eerder gesteld, moet er een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds state en trait variabelen. De trait locus of control, is de stabiele persoonlijke eigenschap. De state locus of control is de aanpassing van locus of control aan situaties of gebeurtenissen. In de eerder besproken studie van Keers et al (2004) werd locus of control als state variabele onderzocht. Men gebruikte daarvoor de health locus of control scale met drie subschalen: internal, powerful others and change. Er was na de interventie een significante verbetering op de internal locus of control subschaal
54
(p<0.005), en een significante vermindering op de powerful others locus of control (p<0.005). Op de derde subschaal change, was er een vermindering maar niet significant. •
SELF-EFFICACY
Dally et al (2002) onderzochten de impact van een gezondheidseducatieprogramma waar dit onderzocht werd in verschillende populaties, zowel bij hypertensie, diabetes of arthritis. De resultaten werden per groep gerapporteerd zodat de resultaten betreffende diabetes gebruikt konden worden. De deelnemers kregen bij aanvang van de studie een health risk appraisal questionnaires toegestuurd. De experimentele groep kreeg drie extra ziekte-gerelateerde vragenlijsten en een handboek met informatie over gezondheid.
Deze
groep
kreeg
ook
geschreven
educatiemateriaal
en
een
geïndividualiseerde feedback wanneer de vragenlijsten teruggestuurd werden. Selfefficacy werd gevolgd over 12 maanden en bij 58 diabetespatiënten. Er werd een niet significante verbetering gevonden in self-efficacy. CONCLUSIE In vijf studies was het onduidelijk of type-1 of type-2-diabetespatiënten onderzocht werden. Eén studie onderzocht het effect van een zelfmanagementinterventie, hierbij ging het om een groepsinterventie (Keers et al., 2004). Een tweede studie onderzocht een interventie maar het is onduidelijk om welk soort interventie het gaat. Eén van de vijf studies is een randomised controlled trial waarbij het eveneens niet duidelijk was hoe de interventie geklasseerd moest worden (Dally et al., 2002). Cranor et al (2003) gebruikten het nonequivalent control group design en onderzochten daarmee het effect van een interventie die gericht was op het verbeteren van kennis en vaardigheden. Sarkisian et al (2003) deden een systematische review. Het is onduidelijk welk type patient bestudeerd werd en het blijft ook onduidelijk of het om een interventie gaat die kennis en vaardigheden verbetert of een zelfmanagementinterventie of om een psychologische interventie. Wat quality of life betreft, werden slechts matig positieve resultaten gevonden. In geen enkele studie werd een significante verbetering van quality of life gevonden. Twee studies vonden een niet significante verbetering, één studie vond een niet significante
55
verslechtering en één studie zag geen verandering. De positieve resultaten in verband met satisfaction, stress en self-efficacy waren in geen enkele studie significant.
56
Hoofdstuk 5 5.1.
Conclusie, discussie en beperkingen
Conclusie
In hoofdstuk vier werden alle resultaten weergegeven. De conclusies die per type diabetespatiënt getrokken werden, worden hier kort herhaald. Dit met de bedoeling om gemakkelijker tot een eindconclusie te komen. Opnieuw moet herhaald worden dat de enorme diversiteit in de interventies het moeilijk maakt om algemene conclusies te trekken. Type-1-diabetespatiënten Algemeen
blijkt
uit
deze
studies
dat
bij
type-1-diabetespatiënten
vooral
groepsinterventies onderzocht zijn waarbij men poogt het zelfmanagement te verbeteren. Daarbij is het de bedoeling de patiënt zoveel mogelijk zelf in staat te stellen de therapie aan te passen of belangrijke beslissingen te laten nemen. In de meeste gevallen worden de interventies in een poliklinische omgeving georganiseerd. De resultaten die men daarbij boekt, zijn voor de verschillende variabelen meestal positief. Één enkele keer werd quality of life significant slechter na een interventie. Daarbij ging het om een interventie waarbij de nadruk lag op self-awareness. Er zijn in vergelijking met de andere studies geen bijzondere kenmerken gevonden die een mogelijke verklaring konden zijn voor dit negatieve resultaat. Type-2-diabetespatiënten Van de 37 studies onderzochten er 20 interventies bij type-2-diabetespatiënten. De meest onderzochte variabele is quality of life. De interventie die kennis en vaardigheden verbeterde was de meest bestudeerde interventie. In de meeste gevallen werd de interventie in een poliklinische setting georganiseerd. Algemeen kan wel gesteld worden dat er voornamelijk positieve resultaten geboekt worden, zowel bij groeps- als individuele interventies. Type-1 en type-2-diabetespatiënten Een viertal studies maakten geen onderscheid tussen de type-1 en type-2diabetespatiënten en bestudeerden de diabetespatiënten als één groep. De interventies die men bestudeerde waren van vrij verschillende aard en er kon dan ook weinig structuur gebracht worden in de beschrijving van de resultaten. Bij iedere interventie ging het om een groepsinterventie. Wat de resultaten betreft, werden voornamelijk
57
positieve resultaten gevonden, zowel bij de kwantitatieve studies als bij de kwalitatieve studie. Onduidelijk welk type diabetespatiënt onderzocht werden De variabele die hierbij meest onderzocht werd, is opnieuw quality of life. Daarnaast worden ook satisfaction, stress, locus of control en self-efficacy bestudeerd. Men vond positieve resultaten maar die waren geen enkele keer significant. Er werden wat quality of life betreft ook een niet significant negatief resultaat gevonden en in één studie werd geen verandering. Wat de resultaten betreft, worden doorheen de verschillende studies voornamelijk positieve resultaten gevonden. Bij die studies die negatieve resultaten of een trend tot negatieve resultaten vertonen, werden geen aanwijzingen gevonden die dit resultaat konden verklaren. In verschillende studies werden een aantal methodologische beperkingen of problemen gerapporteerd. Ook met de niet gerapporteerde beperkingen moet rekening gehouden worden bij de interpretatie. Bij de rapportering van onze resultaten is dit reeds zoveel mogelijk gedaan. De vaagheid waarmee de interventies beschreven worden maakt een gegrond oordeel hierover onmogelijk. In sommige studies werden niet significante effecten gevonden op de aan de orde zijnde variabelen, dit betekent echter niet dat ze geen effect hebben. In sommige studies was de primaire uitkomstmaat van een andere aard, bijvoorbeeld, betere glycemiewaarden. Anderzijds kunnen we ook stellen dat de positieve resulaten slechts geldig zijn onder de specifieke voorwaarden en kenmerken van de studies. De herkomst van de studies zou een invloed kunnen hebben op de interpretatie van de resultaten. Afhankelijk van het continent waar men de studie doet, kunnen andere uitgangspunten gehanteerd worden in verband met diabetes, voeding en het zelf in handen nemen van een therapie voor een ziekte. Er werden studies geïncludeerd die uit verschillende continenten komen maar geen enkele studie heeft dit soort problemen of aandachtspunten gerapporteerd.
58
5.2.
Discussie
Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor de gevonden resultaten. Een eerste hypothese zou kunnen zijn dat de meeste systematische interventies een effect hebben, ongeacht de vorm waarin de interventie wordt toegepast. Een tweede mogelijkheid is dat er een publicatiebias opgetreden is. Publicatiebias betekent dat positieve onderzoeksresultaten een grotere kans op publicatie hebben dan onderzoeken met een negatief of ‘niet-significant’ resultaat. Daardoor lijkt de omvang van het effect groter dan in werkelijkheid het geval is. Een derde mogelijkheid is het veralgemeend optreden van een Hawthorne-effect. In één van de geïncludeerde studies, met name die van Karlsen et al (2004), is daarop reeds gewezen. Het is echter mogelijk dat dit effect doorheen meerdere studies voorkwam. Bij dit effect bekomt men het resultaat, in dit geval het positieve resultaat, omdat de proefpersonen zich bewust zijn van hun deelname aan een onderzoek. Doordat de proefpersonen nooit blind bestudeerd werden, zijn de gereviewde studies daar bijzonder gevoelig aan. Er is ook de mogelijkheid dat de gevonden resultaten aan geen van bovenstaande effecten onderhevig waren maar dat de diabetespatiënten met behulp van verschillende soorten interventies een verbetering krijgen van quality of life en andere psychologische variabelen. Het gaat om interventies die worden toegepast in (dure) experimentele onderzoeken. Men kan er dan vanuit gaan dat de onderzoekers naar best vermogen vorm gegeven hebben aan de interventie. Er is op dit ogenblik heel wat kennis beschikbaar die hen daarbij kan helpen. Alle onderzoeken hebben één interventie onderzocht die bij alle proefpersonen op ongeveer dezelfde manier is toegepast. De vraag stelt zich of geen betere resultaten verkregen zouden worden als de interventies afgestemd zouden worden op de eigenschappen of wensen van de patiënten. Een laatste discussiepunt zou kunnen zijn dat de interventie hoe dan ook afhankelijk is van zijn uitvoerder. Daarmee wordt bedoeld dat niet de interventie maar de zorgverlener die voor de interventie in staat verantwoordelijk is voor de beïnvloeding op de resultaten. Aangezien iedere mens uniek is, zal een educatie door verschillende personen waarschijnlijk nooit dezelfde, identieke resultaten kunnen hebben. Dit punt moet in rekening gebracht worden van bij de ontwikkeling van een interventie.
59
5.3.
Beperkingen van de literatuurreview
In dit hoofdstuk is het de bedoeling om een korte weergave te geven van de beperkingen van deze literatuurreview. In deze literatuurreview zijn er een aantal methodologische beperkingen voorgekomen. (i) Er is een mogelijkheid dat bepaalde studies omzeild werden door de zoekstrategie en op die manier niet geïncludeerd werden. (ii) Er werden drie databanken (PubMed, Cinahl en PsycArticles) doorzocht, dat is mogelijks een te beperkte zoekstrategie waardoor bepaalde studies niet gevonden werden. (iii) Door de beperktheid van het onderzoek werd geen gebruik gemaakt van een tweede onafhankelijke expert bij het includeren
van
de
studies.
Uit
ervaring
met
andere
studies
(met
name
symptoomcontrole bij chemotherapiepatiënten) blijkt een selectie door twee onderzoekers 100% betrouwbaarheid op te leveren. Wanneer er in deze review twijfel bestond over het al of niet meenemen van een studie, werd het abstract geïncludeerd en is op basis van het artikel beslist om het al of niet te includeren. (iv) Er werd getracht om in dit verslag de resultaten en de verschillende studies zo overzichtelijk mogelijk weer te geven. Door de veelheid aan informatie en de diversiteit op verschillende vlakken was dit niet altijd evident. (v) Misschien konden door een beperking van de onderzoeksvraag duidelijkere en concretere resultaten gevonden worden; een beperking bijvoorbeeld in onderzoekspopulatie of in variabele. De kwaliteit van deze review hangt nauw samen met de beperkte rapportering van de interventies en de afwezigheid van conceptuele definities van de variabelen. Deze beperkingen maken een interpretatie en een indeling vaak moeilijk. Nog moeilijker is de synthese van de resultaten, die daardoor maar in beperkte mate gelukt is.
60
Hoofdstuk 6
Aanbevelingen voor verder onderzoek
In dit hoofdstuk is het de bedoeling een aantal aanbevelingen te doen voor verder onderzoek. Het gaat hierbij om twee groepen aanbevelingen. Enerzijds de aanbevelingen voor verdere onderzoeksmogelijkheden, anderzijds aanbevelingen over de rapportage.
6.1.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
De aandacht die er is voor de psychologische kant van de diabeteseducatie is positief. Er zal echter nog verder onderzoek nodig zijn om te analyseren welke aspecten van de interventies verantwoordelijk zijn voor gevonden positieve resultaten. Naar eigen aanvoelen zou dit mogelijk zijn door meer concrete interventies te bestuderen. Via deze concretere interventies zou duidelijk moeten worden welke aspecten er zorgen voor positieve resultaten. Het individualiseren van interventies zou tegemoet kunnen komen aan de individuele behoeften van patiënten en aan het concept van zorg op maat. Men zou ook meer onderzoek kunnen doen naar het effect van bepaalde interventies bij verschillende subpopulaties. Bijvoorbeeld bij allochtonen, bij zwakker begaafden, bij (hoog)bejaarden, hoogangstigen, mensen met verschillende sociale status of opleiding. Met een combinatie van bovenvermelde aanbevelingen wordt het mogelijk om één of verschillende interventies te ontwikkelen die aan ieders behoeften voldoen en waarbij duidelijk wordt welk aspect van de interventie voor een bepaald resultaat zorgt. Concreet gesteld zou aan de hand van een kwalitatief onderzoek kunnen duidelijk worden wat de behoeften van patiënten zijn, welke ervaringen zij hebben, welke waarden belangrijk zijn. De gevonden resultaten zouden via kwantitatief onderzoek kunnen getest worden op hun werkelijke bijdrage aan een diabetesinterventie.
6.2.
Aanbevelingen voor rapportage
Bij de analyse van de verschillende studies werden nogal wat rapporteringsprobemen opgemerkt. In de meeste studies zijn bijvoorbeeld de gebruikte interventies zwak beschreven. Dit maakt het moeilijk om te achterhalen welk deel van de interventie verantwoordelijk is voor het resultaat. Deze beperking maakt ook de toepassing van de
61
bevindingen quasi onmogelijk. Eenzelfde probleem doet zich voor bij de beschrijving van de psychologische variabelen. Slechts zelden worden de onderzoeksvariabelen duidelijk gedefinieerd. Dit zorgt voor problemen en misverstanden vooral wanneer het gaat om variabelen die zeer dicht bij elkaar liggen zoals quality of life en well-being. Het wordt ook erg verwarrend wanneer men bijvoorbeeld voor quality of life een wellbeing meetinstrument gebruikt. Ook de beschrijving van de meetinstrumenten is in sommige studies erg beperkt. Een adequate rapportage is belangrijk om de resultaten meer gericht te analyseren en om duidelijke conclusies te kunnen trekken. Deze rapportage houdt in eerste instantie in dat de interventies zeer duidelijk en relatief uitgebreid besproken worden, zodat de lezer een duidelijk beeld krijgt van de bestudeerde interventie. Dit betekent ook een goede definiëring van gebruikte begrippen. Verder is het ook belangrijk dat interventies die negatieve resultaten tonen ook gepubliceerd worden. Dit om de eerder gestelde hypothese van de publicatiebias te voorkomen.
62
Lijst van figuren en tabellen Figuren Figuur 1: Zoekstrategie tot het vinden van relevante artikels. ........................................ 5 Tabellen Tabel 1: Overzicht van de onderzoekspopulaties ............................................................ 7 Tabel 2: Overzicht van de soorten interventies die geëvalueerd werden ........................ 9 Tabel 3: Definiëring van de verschillende variabelen (National Institute of Health, n.d.) ......................................................................................................................... 11 Tabel 4 : Samenvatting studies type-1-diabetespatiënten .............................................. 17 Tabel 5: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die kennis en vaardigheden verbeteren.................................................................................. 26 Tabel 6: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die zelfmanagement verbeteren............................................................................. 31 Tabel 7: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies psychologisch gericht zijn. ...................................................................................................... 34 Tabel 8: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die kennis en vaardigheden verbeteren en psychologisch gericht zijn.................................. 36 Tabel 9: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten met interventies die kennis en vaardigheden als zelfmanagement verbeteren................................................. 39 Tabel 10: Samenvatting studies type-2-diabetespatiënten waarbij het onduidelijk is hoe de interventie geklasseerd kan worden............................................................ 43 Tabel 11: Samenvatting studies van type-1 & type-2-diabetespatiënten . ..................... 46 Tabel 12: Samenvatting studies waarbij het type diabetespatiënten onduidelijk is ....... 52
63
Besluit Vanuit de geanalyseerde studies blijkt dat de aandacht voor de invloed van educatie op psychologische variabelen de laatste jaren steeds belangrijker geworden is. Er is een enorme diversiteit in de doelstellingen van de educatieinterventies. Diezelfde diversiteit wordt teruggevonden in de variabelen die onderzocht werden en de manier waarop ze onderzocht werden. De meest onderzochte variabele is quality of life. Algemeen kan besloten worden dat er vooral significant positieve resultaten gevonden werden. Er zijn verschillende mogelijke hypothesen voor deze bevindingen. (i) de meest systematische interventies hebben een effect, ongeacht de vorm waarin de interventie wordt toegepast (ii) Er is een publicatiebias opgetreden. (iii) Een derde mogelijkheid is het optreden van een Hawthorne-effect. (iv) Er is ook de mogelijkheid dat de gevonden resultaten aan geen van bovenstaande effecten onderhevig waren maar dat de diabetespatiënten met behulp van verschillende soorten interventies een verbetering krijgen van quality of life en andere psychologische variabelen. De aandacht die er is voor de psychologische kant van de diabeteseducatie is positief. Er zal echter nog verder onderzoek nodig zijn om te analyseren welke aspecten van de interventies verantwoordelijk zijn voor positieve resultaten. Met dit verder onderzoek wordt het mogelijk om één of verschillende interventies te ontwikkelen die aan ieders behoeften voldoen.
64
Literatuurlijst
1.
Akimoto, M., Fukunishi, I., Shinoe, Y., Yamaguchi, C., Yano, A., Kawasaki, Y. et al. (2001). Content analysis of group work sessions in the context of an educational program for inpatient diabetes patients. Psychol.Rep., 89, 641-649.
2.
Bott, U., Bott, S., Hemmann, D., & Berger, M. (2000). Evaluation of a holistic treatment and teaching programme for patients with Type 1 diabetes who failed to achieve their therapeutic goals under intensified insulin therapy. Diabet.Med., 17, 635643.
3.
Constable, J., Buckingham, C., & Bean, L. (2000). Evaluating the effect of an education programme on quality of life. Journal of Diabetes Nursing, 4, 104-107.
4.
Cranor, C. W. & Christensen, D. B. (2003). The Asheville Project: short-term outcomes of a community pharmacy diabetes care program. J.Am.Pharm.Assoc.(Wash.), 43, 149159.
5.
Dafne study group (2002). Training in flexible, intensive insulin management to enable dietary freedom in people with type 1 diabetes: dose adjustment for normal eating (DAFNE) randomised controlled trial. BMJ, 325.
6.
Dally, D. L., Dahar, W., Scott, A., Roblin, D., & Khoury, A. T. (2002). The impact of a health education program targeting patients with high visit rates in a managed care organization. Am.J.Health Promot., 17, 101-111.
7.
Gamsu, DS., Sutton, MS., Bennet, L., & Ward, JD. (2002). The development of a psychoeducational group intervention for overweight women with type 2 diabetes mellitus: a service evaluation. Practical Diabetes Int, 19, 43-50.
8.
Gonder-Frederick, L., Cox, DJ., & Ritterband, L. (2002). Diabetes and Behavioral Medicine: The second decade. Journal of consulting and clinical Psychology, 70, 611625.
65
9.
Hendricks, L. E. & Hendricks, R. T. (2000). The effect of diabetes self-management education with frequent follow-up on the health outcomes of African American men. Diabetes Educ., 26, 995-1002.
10.
Hernandez, C. A., Hume, M. R., & Rodger, N. W. (2003). Six-month evaluation of a diabetes self-awareness intervention. Outcomes.Manag., 7, 148-156.
11.
Hogue, VK., Babamoto, K., Jackson, T., Cohen, L., & Lane, J. D. (2003). Pooled results of community pharmacy-based diabetes education programs in underserved communities. Diabetes Spectrum, 16, 129-133.
12.
Holton, D. R., Colberg, S. R., Nunnold, T., Parson, H. K., & Vinik, A. I. (2003). The effect of an aerobic exercise training program on quality of life in type 2 diabetes. Diabetes Educ., 29, 837-846.
13.
Huang, C. L., Wu, S. C., Jeng, C. Y., & Lin, L. C. (2004). The efficacy of a home-based nursing program in diabetic control of elderly people with diabetes mellitus living alone. Public Health Nurs., 21, 49-56.
14.
Ismail, K., Winkley, K., & Rabe-Hesketh, S. (2004). Systematic review and metaanalysis of randomised controlled trials of psychological interventions to improve glycaemic control in patients with type 2 diabetes. Lancet, 363, 1589-1597.
15.
Johnston, C., Lewis, M., & Gedik, S. (2002). Self-efficacy impacts self-care and HbA1c in Young adults with type 1 diabetes. Psychosomatic Medicine, 64, 43-51.
16.
Karlsen, B., Idsoe, T., Dirdal, I., Rokne, H. B., & Bru, E. (2004). Effects of a groupbased counselling programme on diabetes-related stress, coping, psychological wellbeing and metabolic control in adults with type 1 or type 2 diabetes. Patient.Educ.Couns., 53, 299-308.
17.
Keers, J. C., Blaauwwiekel, E. E., Hania, M., Bouma, J., Scholten-Jaegers, S. M., Sanderman, R. et al. (2004). Diabetes rehabilitation: development and first results of a Multidisciplinary Intensive Education Program for patients with prolonged selfmanagement difficulties. Patient.Educ.Couns., 52, 151-157.
18.
Krook, A., Holm, I., Pettersson, S., & Wallberg-Henriksson, H. (2003). Reduction of risk factors following lifestyle modification programme in subjects with type 2 (noninsulin dependent) diabetes mellitus. Clin.Physiol Funct.Imaging, 23, 21-30.
66
19.
Langewitz, W., Wossmer, B., Iseli, J., & Berger, W. (1997). Psychological and metabolic improvement after an outpatient teaching program for functional intensified insulin therapy (FIT). Diabetes Res.Clin.Pract., 37, 157-164.
20.
Ligtenberg, P. C., Godaert, G. L., Hillenaar, E. F., & Hoekstra, J. B. (1998). Influence of a physical training program on psychological well-being in elderly type 2 diabetes patients. Psychological well-being, physical training, and type 2 diabetes. Diabetes Care, 21, 2196-2197.
21.
Maljanian, R., Grey, N., Staff, I., & Cruz-Marino-Aponte, M. (2002). Improved diabetes control through a provider-based disease management program. Dis Manage Health Outcomes, 10, 1-8.
22.
Matteucci, E. & Giampietro, O. (2003). Closing the gap between literature and practice: evaluation of a teaching programme (in the absence of a structured treatment) on both type 1 and type 2 diabetes. Diabetes Nutr.Metab, 16, 298-305.
23.
Miller, C. K., Edwards, L., Kissling, G., & Sanville, L. (2002). Evaluation of a theorybased nutrition intervention for older adults with diabetes mellitus. J.Am.Diet.Assoc., 102, 1069-1081.
24.
Minerva. (n.d.) Verklarende woordenlijst EBM. Laatst opgehaald 12 juli, 2005, van http://www.minerva-ebm.be
25.
National Institute of Health. (n.d.). PubMed MeSH-database. Laatst opgehaald 9 juli, 2005, van http://www.pubmed.gov
26.
Ozer, E., Sengul, A. M., Gedik, S., Salman, S., Salman, F., Sargin, M. et al. (2003). Diabetes education: a chance to improve well-being of Turkish people with type 2 diabetes. Patient.Educ.Couns., 51, 39-44.
27.
Pibernik-Okanovic, M., Prasek, M., Poljicanin-Filipovic, T., Pavlic-Renar, I., & Metelko, Z. (2004). Effects of an empowerment-based psychosocial intervention on quality of life and metabolic control in type 2 diabetic patients. Patient.Educ.Couns., 52, 193-199.
28.
Polit, D., Beck, C., & Hungler, B. (2001). Essentials of nursing research, methods, appraisal and utilization. 5.
67
29.
Rickheim, P. L., Weaver, T. W., Flader, J. L., & Kendall, D. M. (2002). Assessment of group versus individual diabetes education: a randomized study. Diabetes Care, 25, 269-274.
30.
Sadur, C. N., Moline, N., Costa, M., Michalik, D., Mendlowitz, D., Roller, S. et al. (1999). Diabetes management in a health maintenance organization. Efficacy of care management using cluster visits. Diabetes Care, 22, 2011-2017.
31.
Sarkisian, C. A., Brown, A. F., Norris, K. C., Wintz, R. L., & Mangione, C. M. (2003). A systematic review of diabetes self-care interventions for older, African American, or Latino adults. Diabetes Educ., 29, 467-479.
32.
Schiel, R., Muller, U. A., & Ulbrich, S. (1997). Long-term efficacy of a 5-day structured teaching and treatment programme for intensified conventional insulin therapy and risk for severe hypoglycemia. Diabetes Res.Clin.Pract., 35, 41-48.
33.
Smith, S., Bury, G., O'Leary, M., Shannon, W., Tynan, A., Staines, A. et al. (2004). The North Dublin randomized controlled trial of structured diabetes shared care. Fam.Pract., 21, 39-45.
34.
Snoek, F. J., van der Ven, N. C., Lubach, C. H., Chatrou, M., Ader, H. J., Heine, R. J. et al. (2001). Effects of cognitive behavioural group training (CBGT) in adult patients with poorly controlled insulin-dependent (type 1) diabetes: a pilot study. Patient.Educ.Couns., 45, 143-148.
35.
Steed, L., Cooke, D., & Newman, S. (2003). A systematic review of psychosocial outcomes following education, self-management and psychological interventions in diabetes mellitus. Patient.Educ.Couns., 51, 5-15.
36.
Surwit, R. S., van Tilburg, M. A., Zucker, N., McCaskill, C. C., Parekh, P., Feinglos, M. N. et al. (2002). Stress management improves long-term glycemic control in type 2 diabetes. Diabetes Care, 25, 30-34.
37.
Tankova, T., Dakovska, G., & Koev, D. (2004). Education and quality of life in diabetic patients. Patient.Educ.Couns., 53, 285-290.
38.
Trento, M., Passera, P., Bajardi, M., Tomalino, M., Grassi, G., Borgo, E. et al. (2002). Lifestyle intervention by group care prevents deterioration of Type II diabetes: a 4-year randomized controlled clinical trial. Diabetologia, 45, 1231-1239.
68
39.
Trento, M., Passera, P., Borgo, E., Tomalino, M., Bajardi, M., Cavallo, F. et al. (2004). A 5-year randomized controlled study of learning, problem solving ability, and quality of life modifications in people with type 2 diabetes managed by group care. Diabetes Care, 27, 670-675.
40.
Trozzolino, L., Thompson, P., Tansman, M., & Azen, S. (2003). Effects of a psychoeducational group on mood and glycemic control in adults with diabetes and visual impairments. Journal of Visual Impairment & Blindness, 230-239.
41.
Vyas, A., Haidery, A. Z., Wiles, P. G., Gill, S., Roberts, C., & Cruickshank, J. K. (2003). A pilot randomized trial in primary care to investigate and improve knowledge, awareness and self-management among South Asians with diabetes in Manchester. Diabet.Med., 20, 1022-1026.
42.
Whittemore, R., Chase, S., Mandle, C. L., & Roy, S. C. (2001). The content, integrity, and efficacy of a nurse coaching intervention in type 2 diabetes. Diabetes Educ., 27, 887-898.
69
Bijlagen
Bijlage 1: Overzicht van en uitleg bij de gebruikte meetinstrumenten per variabele....... 1 Bijlage 2: Samenvatting van de gebruikte onderzoeksdesigns....................................... 10 Bijlage 3: Samenvatting geïncludeerde studies in alfabetische volgorde....................... 11 Bijlage 4: Tabel met geëxcludeerde studies ................................................................... 24 Bijlage 5: Samenvatting van de resultaten van de type-1-diabetespatiënten................. 26 Bijlage 6: Samenvatting van de resultaten van de type-2-diabetespatiënten................. 27 Bijlage 7: Samenvatting van de resultaten van de type 1 en type-2-diabetespatiënten. 28 Bijlage 8: Samenvatting van de resultaten waarbij het onduidelijk was welke type patient als onderzoekspopulatie gebruikt wordt ........................................... 29
70
Bijlage 1: Overzicht van en uitleg bij de gebruikte meetinstrumenten per variabele 1.
Quality of life Aantal
Meetinstrument Diabetes Quality of Life
studies 5
Questionnaire
Studies Hernandez et al., 2003; Langewitz, Wossmer, Iseli, & Berger, 1997; Matteucci & Giampietro, 2003; Trento et al., 2002; Trento et al., 2004
SF-36
5
Constable et al., 2000; Hendricks & Hendricks 2000; Holton et al., 2003; Maljanian et al., 2002; Rickheim et al., 2002
SF-12
2
Cranor & Christensen, 2003; Hogue et al., 2003
WBQ-12
2
Schiel et al., 1997; Tankova et al., 2004
A quality of life scale
1
Huang et al., 2004
World health organisation
1
Pibernik-Okanovic et al., 2004
quality of life Audit of diabetes quality of 1
Dafne study group, 2002
life RAND
1
Keers et al., 2004
Diabetes impact
1
Constable et al., 2000
measurement scales De diabetes quality of life questionnaire (DQOL) is een 46 item instrument met vier subschalen:
satisfaction, impact, diabetes worry and social/vocational worry. De
schalen worden gescoord met een five point Likert system. Het instrument is valide, stabiel en heeft een goede interne consistentie. Hoge scores wijzen op lagere quality of life. (Hernandez et al., 2003) De SF36 health survey is een valide 36 item schaal. Ze gebruikt twee subschalen: physical component summary en de mental component summary. Er worden verschillende domeinen bevraagd: algemene gezondheid, fysisch functioneren, “role-
1
physical”, “role-emotional”, vitaliteit, sociaal functioneren, mentale gezondheid en pijn. (Rickheim et al., 2002; Holton et al., 2003) De SF12 health survey is een gelijkaardige schaal als de SF36 maar ze bestaat uit slechts 12 items. De well-being questionnaire 12 (WBQ-12) is een 22 item schaal met 4 subschalen: depression, anxiety, energy, positive well-being. De totaalscore vormt de general wellbeing. De WBQ-12 wordt in dit geval gebruikt om quality of life te scoren. Deze schaal wordt ook gebruikt om well-being te meten. 2.
Anxiety
Meetinstrumenten
Aantal studies
Studies
WBQ-12
4
Lightenberg et al., 1998; Ozer et al., 2003; Schiel et al., 1997; Tankova et al., 2004
HADS
2
Gamsu et al., 2002; Langewitz et al., 1997
de state en trait anxiety
2
inventory de Hopkins symptom
Matteucci & Giampietro 2003; Surwit et al., 2002
1
Karlsen et al., 2004
1
Snoek et al., 2001
1
Hendricks & Hendricks
checklist de fear of hypoglycemia survey SF-36
2000 De well-being questionnaire 12 (WBQ12) werd eerder reeds besproken. Een van de subschalen is anxiety. Op die manier kan ze gegevens weergeven over anxiety. Hospital anxiety and depression scale (HADS) is een korte vragenlijst over enerzijds depressie en anderzijds angst. Over beide thema’s zijn er telkens zeven items die beantwoord moeten worden via een vierpuntschaal. Een hoge score op beide onderdelen is een goede indicator voor psychische problemen. (Minerva, n.d.)
2
De state en trait anxiety inventory (STAI) Deze lijst bestaat uit twee reeksen van 20 vragen waarmee men enerzijds peilt naar de tijdelijke respons op een stressvolle situatie (state) en anderzijds naar een blijvende toestand van angst (trait). Er bestaat een correlatie tussen beide. (Minerva, n.d.) De Hopkins symptom checklist heeft verschillende subschalen waaronder anxiety. Daarbij worden 4 items gescoord. (1) feeling tense or keyed up; (2) suddenly scared for no reasen; (3) feeling fearful; (4) nervousness or shakiness inside. Enkel de subschaal anxiety werd gebruikt. De fear of hypoglycaemia survey (HFS) bestaat uit 13 items die de anxiety voor hypoglycemieën meet. Dit meetinstrument heeft een goede validiteit en een goede interne consistentie (Chronbach’s alfa = 0.92) (Snoeck et al., 2001) 3.
Well-Being
Meetinstrumenten WBQ-12
Aantal studies 5
Welke studies Dafne study group, 2002; Ligtenberg et al., 1998; Ozer et al., 2003; Snoek et al., 2001; Tankova et al., 2004
WHO well-being index
1
Karlsen et al., 2004
Diabetes well-being
1
Smith et al., 2004
Individuals own perception
1
Krook et al., 2003
Satisfaction survey
1
Rickheim et al., 2002
questionnaire
WHO well-being index, is een valid meetinsturment voor algemeen welzijn met een goede interne en externe validiteit. (Karlsen et al., 2004) Smith et al (2004) gaven geen beschrijving van het gebruikte meetinstrument, de diabetes well-being questionnaire. Krook et al (2003) evalueerden well-being aan de hand van een zelf-evaluatie van de participanten. Men werd eerst gevraagd de eigen well-being te evalueren, daarop volgde
3
een discussie met één van de onderzoekers. Het uiteindelijke resultaat was het gemiddelde van een aantal vragen waarop men zichzelf moest scoren. De satisfaction survey is een vier punten Likert schaal, waarop de patiënt moet aangeven in welke mate de patiënt zich in staat voelt om zijn diabetes te controleren door het educatieprogramma. 4.
Depression
Meetinstrument Hospital anxiety and
Aantal studies
Welke studies
1
Langewitz et al., 1997
Depression rating scale
1
Karlsen et al., 2004
Depression scale
1
Huang et al., 2004
Beck depression inventory
1
Trozzolino et al., 2003
WBQ-12
4
Lightenberg et al., 1998;
depression scale
Ozer et al., 2003; Schiel et al., 1997; Tankova et al., 2004 Karlsen et al., (2004) geeft aan dat de depression rating scale een nuttig en screeningsinstrument is voor depression. De depression scale werd ontwikkelt door Hsu in 1993 en bestaat uit 20 vragen die te beantwoorden zijn met de Likert four-point methode. De Chronbach’s alfa is 0.878, dit wijst op een redelijke interne consistentie. De content validity index van de zeven experten was 100%, dit indiceert een goede validiteit. Een hogere score op de schaal wijst op een groter gevoel van depression bij de persoon. De beck depression inventory is een 21 items vragenlijst. Het meet 21 symptomen aan de hand van een four-point Likert schaal van nul tot drie. De symptomen zijn van cognitieve, affectieve, somatische en vegetatieve aard. (Trozzolino et al., 2003)
4
5.
Stress
Meetinstrument Problem areas in diabetes
Aantal studies 3
survey
Welke studies Karlsen et al., 2004; Snoek et al., 2001; Trozzolino et al., 2003
perceived stress scale
1
Surwit et al., 2002
Individuals own perception
1
Krook et al., 2003
Diabetes symptom
1
Keers et al., 2004
checklist De problem areas in diabetes survey (PAID) werd ontwikkeld door Polonsky et al. en bestaat uit 20 items. Het meet een groot aantal gevoelens die gerelateerd zijn met leven met diabetes en zijn regime. De schaal blijkt bruikbaar te zijn zowel bij insuline dependente als bij insuline niet dependente diabetes patiënten. De schaal heeft een goede reliabiliteit en validiteit en een goede interne consistency (Chronbach’s alfa= 0.92). De percieved stress scale (PSS) is een 14 item schaal die de waargenomen stress in het dagelijkse leven nagaat. Deze schaal heeft een goede reliabiliteit en correleert goed met life-events stress metingen en sociale anxiety. Krook et al (2003) meten stress op dezelfde manier zoals men well-being onderzocht heeft. De diabetes symptom checklist (DSC) is een meetinstrument voor symptomen van diabetescomplicaties. Het bestaat uit acht subschalen: hyperglycemie, hypoglycemie, cardiovasculair, neuropatie en pijn, neuropatie en sensorische symptomen, moeheid, oftalmologische symptomen en cognitieve distress. In tegenstelling tot de andere 7 schalen representeerd cognitieve distress de psychologische status. (Keers et al., 2004)
5
6.
Satisfaction
Meetinstrument Larson en MacKeigan
Aantal studies 1
Cranor & Christensen,
instrument diabetes clinic satisfaction
Welke studies 2003
1
Smith et al., 2004
1
Dafne study group, 2002
Gebaseerd op Lewis
1
Schiel et al., 1997
Onduidelijk
1
Sadur et al., 1999
scale diabetes treatement satisfaction scale
Het Larson en MacKeigan instrument die gebruikt wordt door Cranor et al. (2003), is niet beschreven in de studie Ook de Diabetes clinic satisfaction scale gebruikt door Smith et al. (2004) is ook niet verder beschreven. De diabetes treatement satisfaction scale (DTSQ) is een acht item schaal. Hogere scores op zes items, wijst op een betere satisfaction. Terwijl de twee overblijvende individuele items de waargenomen frequentie van hyper of hypoglycemieën meten. (Dafne study group, 2002) Schiel et al., 1997 gebruiken een meetinstrument om satisfaction te meten dat gebaseerd op zeven vragen van Lewis. 7.
Self-efficacy
Meetinstrument general perceived self-
Aantal studies 1
efficacy scale
Welke studies Matteucci & Giampietro 2003
3 high risk questionnaire
1
Dally et al., 2002
de diabetes specific survey
1
Bott et al., 2000
19 item questionnaire
1
Miller et al., 2002
Onduidelijk
1
Sadur et al., 1999
(eigen ontwerp)
6
Matteucci et al. (2003) en Dally et al. (2002) geven geen omschrijving van het gebruikte meetinstrument. De diabetes specific survey is een valide meetinstrument die een aantal psychologische variabelen onderzoekt die geassocieerd zijn met actief zelfmanagement en het succes van de behandeling. De psychologische variabelen zijn: self-efficacy, chance locus of control, powerful others locus of control, social support, active problem-focused coping, fighting optimism, self-stabilization als part of the emotional coping en doctor patient relationship. Deze items worden gescoord met een 6-point-Likert schaal. Miller et al, 2002 gebruiken een 19 item vragenlijst met een 11-point-Likert schaal. 8.
Locus of control
Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds state variabelen en trait variabelen. De trait variabele, in dit geval locus of control, is de stabiele persoonlijke eigenschap. De state locus of control is de aanpassing van locus of control aan situaties of gebeurtenissen. Er bestaat een correlatie tussen beide. Bijvoorbeeld iemand met een hoge score voor de trait variabele zal ook een hogere score hebben voor de state variabele wanneer hij in een nieuwe, veeleisende situatie komt. In drie van de vier studies meet men locus of control als state variabele (Bott et al., 2000; Keers et al., 2004; Langewitz et al., 1997). In de studie van Pibernick-Okanovic-Okanovic et al. (2004) bestudeerde men locus of control als trait variabele. Meetinstrument Fragebogen zu kompetenz-
Aantal studies
Welke studies
1
Langewitz et al., 1997
1
Pibernick-Okanovic-
und kontrolluberzeugungen Eigen ontworpen schaal
Okanovic et al., 2004 De diabetes specific survey
1
Bott et al., 2000
1
Keers et al., 2004
(eigen ontwerp) Nederlandstalige versie van de health locus of control scale van Wallston, Wallston en DeVellis
7
Langewitz et al. (1997) geven geen omschrijving over het gebruikte FKK meetinstrument. Pibernick-Okanovic et al. (2004) maken gebruik van een 32 item vragenlijst met 4 subschalen. Influence of important others, chance and life circumstances, beliefs about internal factors controlling health. Dit meetinstrument heeft een goede validiteit en een goede interne consistentie. De diabetes specific survey (eigen ontwerp) werd reeds eerder omschreven. De health locus of control scale van Wallston, Wallston en DeVellis. Het meetinstrument bevat 3 subschalen: internal, powerful others, chance. Iedere schaal bestaat uit 6 items. Een hogere score wijst op een sterkere orientatie op het specifieke locus of control. 9.
Coping
Meetinstrument de diabetes specific survey
Aantal studies
Welke studies
1
Bott et al., 2000
1
Karlsen et al., 2004
(eigen ontwerp) een eigen ontworpen meetinstrument Karlsen et al. (2004) gebruiken een eigen ontworpen meetinstrument die gebaseerd is op de diabetes coping measure, the cope scale en the ways of coping questionnaire. Er worden 3 subschalen gebruikt: probem-focused coping, emotion focused coping, selfblame. De chronbach’s alfa’s van de drie subschalen zijn respectievelijk 0.91, 0.77 en 0.81. 10.
Adjustment
Meetinstrument adjustment to diabetes
Aantal studies
Welke studies
1
Rickheim et al., 2002
1
Whittemore et al., 2001
instrument The diabetes questionnaire
8
De adjustment to diabetes instrument (ATT-19) is een verkorte versie van de ATT 39. Het meet psychosociale adjustment en attitudes doorheen diabetes gebruik makend van een 19 item vragenlijst met een vijf-point-Likert schaal. (Rickheim et al., 2002) The diabetes questionnaire is een 15 item schaal die psychosociale aspecten van het leven met diabetes meet. Hogere scores wijzen op een hoger level van psychosocial adjustment. De schaal heeft een goede interne consitentie (Chronbach’s alfa=0.84) en een goede reliabiliteit (r=0.75) (Whittemore et al., 2001). 11.
Self-esteem
Self-esteem werd één maal onderzocht en dit gebeurde met de culture free self esteem inventory (Gamsu et al., 2002). Dit meetinstrument is niet uitgebreider omschreven in de studie. 12.
Self-Management
Zelfmanagement werd één maal onderzocht en dit met een eigen ontworpen meetinstrument (Vyas et al., 2003). Het is een 94-vragenlijst gebaseerd op valide vragenlijsten door Hawthorne.
9
Bijlage 2: Samenvatting van de gebruikte onderzoeksdesigns Onderzoeksdesign
Aantal
Welke studies
Kwantitatief onderzoek Experimenteel onderzoek Randomized controlled
15
trial
Dafne study group, 2003; Lightenberg et al., 1998; Smith et al., 2003; Miller et al., 2002; Hendricks & Hendricks 2000; Surwitt et al., 2002; Huang et al., 2004; Trento et al., 2002; Trento et al., 2002; Rickheim et al., 2002; Vyas et al., 2003; Tankova et al., 2004; Sadur et al., 1999; Karlsen et al., 2004; Dally et al., 2002.
Quasi-experimenteel onderzoek Nonequivalent control
6
group design7
Cranor & Christensen 2003; Gamsu et al., 2002; Holton et al., 2003; Matteucci & Giampietro 2003; Pibernick-Okanovic-Okanovic et al., 2004; Trozzolino et al., 2003.
Before-after design
9
Bott et al., 2000; Hernandez et al., 2003; Hoque et al., 2003; Keers et al., 2004; Krook et al., 2003; Langewitz et al., 1997; Schiel et al., 1997; Snoeck et al., 2001 Maljanian et al., 2003
Wel controlegroep,
1
geen before-after design,
Ozer et al., 2003;
geen randomisatie Kwalitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek
2
Akimoto et al., 2001, Witthemore et al., 2001
3
Ismail et al., 2004; Sarkisian et al., 2003, Steed et
Andere Systematic review
al., 2003; Onduidelijk
1
Constable et al., 2000
10
Bijlage 3: Samenvatting geïncludeerde studies in alfabetische volgorde 1) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen
Resultaten
2) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
3) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Akimoto, 2001 content analysis K&V, PSY groepsinterventie emotionele responses, attitudes doorheen diabetes, diabetes en interpersoonlijke relaties, planning en doelstellingen gerelateerd aan diabetes na ontslag 2 weken type 1 en 2 78/0 negatieve emoties: anxiety,medelijden,zelfschuld, geen realistisch begrijpen van diabetes, ontkenning,vermijding, boosheid, geïrriteerdheid, shok, verassing, bereidheid de tot zelf zorg. Positieve emoties: bereidheid de tot zelfzorg, voldoening, opluchting, hoop. uit de 27 categorieën, 3 categorieën komen significant meer voor in de 1e sessie dan in de 3e sessie: diabetes als onrealistisch zien, boosheid en irritatie en shok en verassing. "Stating specific plans and resolution" werd significant meer teruggevonden in de 3e sessie dan in de 1e sessie Shock kwam meer voor in de verleden tijd, terwijl voldoening, bereidheid tot zelfzorg, hoop en opluchting,.. meer in de toekomstige tijd voorkomen Bott, 2000 PPT SM groepsinterventie Afhankelijk van de kennistest die vooraf afgenomen werd. Ook afhankelijk van individuele wensen en behoeften van patiënten. Patiënten moet zelf glucosespiegel beoordelen en aan de hand daarvan een insulinedosis bepalen. 5 dagen type 1 83/geen Coping, Self-efficacy, Locus of control Coping: geen verandering Self-efficacy: Significante verbetering Locus of control: Significant betere resultaten. Patiënten voelden minder externe LOC. Constable, 2000 onduidelijk K&V individuele interventie wat is diabetes, voeding, monitoring en medicatie, oefeningen, voetenverzorging, extra sessie onduidelijk type 2 51/onduidelijk Qol scores op de DISM, significante verbetering tussen time 1 en time 2 scores op SF36, geen significant verbetering tussen time 1 en time 2
11
4) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
5) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
6) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Cranor, 2003 NCGD K&V individuele interventie GROEP 1: CITY OF ASHVILLE: Er is mogelijkheid om maandelijks (kosteloos) op consultatie te komen bij een gemeenschapsapotheker. Er wordt behandeling opgestart en educatie gegeven,men leert zelf de bloedglucosespiegel te meten en krijgen informatie over medicatie Er werd ook aan "lipid-management" Indien nodig werden patiënten doorverwezen naar een arts of een diabetes educatie centrum onduidelijk onduidelijk 38/47 Qol, Satisfaction Satisfaction: vonden een significante verbetering van patient satisfaction met de pharmacy services op de technical subschaal. Op de andere subschalen (explanation, consideration, general) werd ook een verbetering teruggevonden maar niet significant. Quality of life: Na de interventie was er een verbetering van het physical domain van de SF-12 van 3% en een verbetering van 4% op het mental domain. Geen van deze resultaten waren significant. DAFNE study group, 2002 RCT SM groepsinterventie Training in flexible intensive insulin management (combining dietary freedom and insulin adjustment). Alles wat nodig is om om insuline aan te passen aan de levensstijl 5 dagen type 1 84/85 Qol, Well-being, Satisfaction Qol: men vond een significante verbetering van de negatieve impact van diabetes op vrijheid van eten (p<0.0001) en op de impact op kwaliteit van leven in het algemeen (p<0.01). Well-being: werd als secundaire effectmaat gemeten en er werd een significant positieve resultaat gevonden Satisfaction: treatment satisfaction: significant verbetering na 6 en 12 maanden Dally, 2002 RCT onduidelijk individuele interventie iedereen werd de health risk appraisal questionnaire opgestuurd. Daarna randomisatie. De treatement groep kreeg 3 bijkomende conditie-specifieke vragenlijsten en een handboek. Ze kregen ook geschreven educatiemateriaal en een individuele feedback na iedere ingevulde vragenlijst. onduidelijk onduidelijk 104/104 self-efficacy verbetering maar niet significant
12
7) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 8) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
9) Auteur: Design Interventie Soort Items glucose meting Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Gamsu, 2002 deels kwalitatieve studie, deels NCGD K&V, PSY groepsinterventie Psycholoog, VPK diabetes specialist, diëtiste stimuleren tot groepsparticipatie, interactie, discussies, groepwerk, praktische sessies thema's: *self-esteem verbeteren en ontevredenheid met het lichaam verminderen *psychosociale invloeden op eetgedrag en attitudes *begrip en kennis over diabetes en gewicht verbeteren *lichaamsactiviteit bevorderen. *Gezond eten introduceren 3 maanden type 2 20/onduidelijk Self-esteem, Anxiety self-esteem: een significant verbetering van selfesteem Anxiety: verbetering maar slechts op 1 van de 4 momenten significant Hendricks, 2000 RCT SM groepsinterventie Op basis van de ADA national standards. Problem-solving, motivatie verhogen, follow-up 3 keer per maand met de bedoeling zicht krijgen op het volbrengen van doelstellingen, problemen opsporen 4 weken type 2
Africaans-Amerikaanse mannen
15/15 Anxiety, Qol Anxiety: . Van de personen die maandelijks opgevolgd werden, rapporteerden 80% angsten over hun ziekte en 67% bij die personen die driemaandelijks opgevolgd werden. Hun angsten gaan vooral over lange termijn effecten van diabetes zoals blindheid, amputaties en nierproblemen. Qol: verbetering maar niet significant Hernandez, 2003 PPT, pilootstudie SM groepsinterventie Het concept van self awareness (video, informatie), zelf monitoring van bloed 8 sessies met 2 weken tussentijd type 1 29/geen Quality of life Quality of life: significant verslechtering
13
10) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 11) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
12) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
13) Auteur: Design: Interventie: Soort: Items:
Hogue, 2003 PPT onduidelijk individuele interventie Individuele consultaties met diabetes educator, diëtiste, arts. Eerste visit: beoordeling van medische en diabetische beginsituatie. (interview) Daarna: ontwikkelen van een individueel programma 12 maanden onduidelijk 381/geen Quality of life verbetering maar niet significant Holton, 2003 NCGD K&V groepsinterventie fietsen, wandelen en andere aerobicvorm 3 keer per week 10 weken type 2 21/20 Quality of life Men vond geen significante veranderingen op de Physical component summary (PCS) of op de Mental component summary (MCS). Op de PCS zag men wel een trend naar positieve resultaten bij de diabetespatiënten die lichaamsbeweging deden maar dit was zeker niet overtuigend. Huang, 2004 Quasi experimenteel design K&V, SM 1e experimentele groep: home based nursing program: dagelijkse bezoek om de "dieet voorbereiding", de lichamelijke oefeningen, de medicatie en de zelfmonitoring te superviseren 2e experimentele groep: education program: zij verkregen gezondheidseducatie en informatie en informatie over zelfmonitoring 6 weken type 2 30/14 Depression, Quality of life Depression: depressielevel verminderd zowel bij groep I als groep 2 maar niet significant. De vermindering in groep 2 was groter dan in groep 1 Quality of life: verbetering zowel in groep 1 als groep 2 maar enkel in groep 1 was dit significant. Het verschil tussen de groepen was niet groot genoeg en dus niet significant. Karlsen , 2004 RCT K&V, SM, PSY, groepsinterventie self-monitoring, stress, coping, self-care behaviour,coping profiles and strategies for being more active in seeking diabetes related knowledge,relationships with family, friends and colleagues,
14
stressmanagement, dietary, exercise self-care behaviour, relapse prevention, goal attainment. onduidelijk
Duur: Patiënten: Type: type 1 en type 2 Interventie /controle groep:31/32 Variabelen: Stress, Coping, Well-being, Anxiety, Depression Resultaten: Well-being: Er is een trend tot positieve resultaten maar dit is niet significant. Uit een retrospectieve evaluatie blijkt dat self-blame verminderd Anxiety: Uit de retrospectieve evaluatie blijkt dat 13% anxietyiger is na de interventie Depression: Uit de retrospectieve evaluatie blijkt dat na de interventie: * 84% was meer gemotiveerd om diabetes te regelen * 77% meer vertrouwen in de zelfcontrole * 91% meer vertrouwen in goed leven met diabetes * 65% meer actieve houding tegenover de ziekte * 6% was meer pessimistisch Stress: Er werd een significante vermindering van stress gevonden na interventie. Coping: Trend tot positieve resultaten maar niet significant. Na covariantie (stress=covariaat) wel significante positieve resultaten. 14) Auteur: Ismail, 2004 Design review en meta-analyse Interventie Soort PSY Items nvt Duur nvt Patiënten Type type 2 Interventie/ controle groep nvt Variabelen stress Resultaten Psychological distress was significant lager in de interventiegroep. 15) Auteur: Keers, 2004 Design PPT Interventie Soort SM groepsinterventie Items MIEP: multi-disciplinary Intensive Education program. een groep sessie en een individuele begeleiding. het programma wil een brede variëteit geven van alle topics binnen zelfmanagement. Duur 5 weken Patiënten Type onduidelijk Interventie/ controle groep 51/geen Variabelen Qol, stress, Locus of control Resultaten Qol: Quality of life werd geëvalueerd met het RAND-36 meetinstrument. Dit bestaat uit negen subschalen maar in deze studie werden er slechts zes gebruikt. Van de zes subschalen was er één schaal die een significante verbetering toonde (health change). Op de social functioning schaal vond men een niet significante verbetering. De andere schalen (physical functioning, mental functioning en general health perception) gaven een niet significante verslechtering. Stress: vermindering in cognitieve distress. Niet significant Locus of control: als state variabele onderzocht. Men gebruikt daarvoor de health locus of control scale met drie subschalen: internal, powerful others and change. Er was na de interventie een significante verbetering op de internal locus of control subschaal (p<0.005), en een significante vermindering op de
15
powerful others locus of control (p<0.005). Op de derde subschaal change, was er een vermindering maar niet significant Krook, 2003 PPT
16) Auteur: Design Interventie Soort K&V,PSY individuele interventie Items Informatie en praktische richtlijnen over voeding, fysieke oefeningen. Stress management en psychologisch advies Duur 34 weken Patiënten Type type 2 Interventie/ controle groep 304/geen Variabelen Well-being, Stress Resultaten Well-being: geformuleerd als perceived health *Bij de eerste visite had 82% hun well-being beoordeeld als very poor, poor, neither good nor bad *Bij de derde visite had 51% hun well-being beoordeeld met good or very good. Stress: Eerste opname, 65% voelde zich zeer veel, veel of af en toe gestresseerd. Bij een derde opname bleek 53% zich zelden of nooit gestresseerd te voelen. 17) Auteur: Langewitz, 1997 Design PPT Interventie Soort SM groepsinterventie Items Eerst een introductie sessie waarbij de onderzoekers zicht krijgen op de kennis en technieken die de patiënt bij heeft. Daarop volgend 5 sessies van 1,5 uur per week aangevuld met na 2 en 6 weken een booster sessie. De sessies worden gegeven door een arts. De bedoeling is een onderscheid de te maken tussen basale en prandiale behoeftes. Duur onduidelijk Patiënten Type onduidelijk Interventie/ controle groep 71/geen Variabelen Qol, Satisfaction, Anxiety, Depression Resultaten Qol: trend tot positieve resultaten (zeker niet overtuigend) Er werd gebruik gemaakt van de diabetes quality of life questionnaire (DQOL). Er werd een verbetering gevonden in drie subschalen: impact (p=0.07), worries (niet significant), diabetes related worries (p<0.001). Op de satisfaction subschaal werd er significant slechter gescoord (p<0.001) na de interventie. Anxiety: significante verbetering Depression: significant verbetering 18) Auteur: Lightenberg Design RCT (beperkte publicatie) Interventie Soort K&V individuele interventie Items Eerste 6 weken: intensieve fysieke oefeningen gedurende 3 keer per week 1uur. Volgende 6 weken begeleide home training Volgende 14 weken: niet begeleide home training Duur: 26 weken Patiënten Type type 2 Interventie/ controle groep 30/28
16
Variabelen Resultaten
19) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 20) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
21) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Well-being, Anxiety, Depression Well-being: Significante verbetering. Na de gesuperviseerde periode van 6 weken keerde de well-being score terug naar de baseline levels Anxiety: significant verbetering Depression: geen significant verandering Maljanian, 2003 onduidelijk onduidelijk individuele interventie Diabetes life-care programma, medisch management, evaluatie en aanbevelingen door advanced pratice registered nurse, voedingsadvies en minimum om de 3 maanden een follow-up afspraak, aanvullende afspraken of telefooncontact om glycemiecontrole te begeleiden en het management plan te versterken onduidelijk type 2 227/geen Qol 1/ PCS: significant verbetering 2/ MCS: significante verbetering. Matteucci, 2003 NCGD K&V groepsinterventie Bodylink systeem, lichaam in gezondheid en de energieaanvoer, hormonen, diabetes mellitus, HbA1c, zelf bloed en urinaire glucosemetingen, cardiovasculaire risicofactoren, diabetes complicaties, voedingsaspecten, psychische aspecten, insuline therapie, glucagon, orale tabletten 5 sessies van 90 minuten, elke 1 a 2 maanden type 1&2 , apart besproken 231/128 Quality of life, Satisfaction, Self-efficacy Zowel bij de type-1-diabetespatiënten als bij de type-2-diabetespatiënten werd quality of life gemeten met de diabetes quality of life questionaire. Dit meetinstrument bevat 4 subschalen. Enkel de resultaten van de satisfaction subschaal werden in deze studie weergegeven. Het is daarom niet mogelijk om quality of life in zijn geheel te beoordelen. Er werd wel telkens een significante verbetering gevonden op de satisfaction subschaal. type-1-diabetespatiënten: Self-efficacy significant verbetering Miller, 2002 RCT K&V groepsinterventie Gegeven door een diëtiste, gebaseerd op theoretische concepten 10 weken type 2 48/50 Self-efficacy Self-efficacy werd onderverdeeld in *Promoters van diabetes zelfmanagement en *Barriers van diabetes zelfmanagement.
17
22) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
23) Auteur: Design: Interventie: Soort: Items:
Er was een grotere significante verbetering van zowel Promoters als Barriers bij de Interventie groep tg de Controle groep Ozer, 2003 wel interventie en controle groep, geen randomisatie, geen ppt K&V groepsinterventie voeding, fysieke oefening, medicatie, thuismonitoring, relaties tussen voeding, bloedglucose meting, acute en chronische comlicaties, scik day rules, huin de en tand verzorging, 1 dag type 2 126/129 well-being, anxiety, depression well-being: De positief well-being en general well-being scores zijn hoger in de exp groep dan in de Controle groep, niet significant Anxiety: beter in de Interventie groep dan de Controle groep, wel significant Depression: beter in de Interventie groep dan Controle groep, niet significant Pibernick-Okanovic-Okanovic, 2004 NCGD SM groepsinterventie doelstellingen formuleren, probleem oplossend denken, Coping ivm diabetes en stress, Sociale ondersteuning, Motivatie 6 weken
Duur: Patiënten: Type: type 2 Interventie/ controle groep:73/35 Variabelen: Locus of control, Quality of life Resultaten: Quality of life: Er is een trend tot positieve resultaten, op alle vier de subschalen een verbetering maar 2 van de 4 resultaten zijn significant. Locus of control werd als state-variabele gemeten en de beste resultaten werden geboekt bij patiënten die geloven dat gezondheid intern gecontroleerd wordt. 24) Auteur: Rickheim, 2002 Design RCT Interventie Soort K&V, SM vergelijking tussen een groepsinterventie en een individuele interventie Items gebaseerd op de diabetes self management education, Koolhydraatberekenig, portiecontrole, tijd tussen maaltijden, zelf-monitoring, fysieke activiteit, gezond eten, voetverzorging, "sick day management", waarnemen van complicaties, probleem oplossend werken, informatie omtrent de vooruitgang van type II diabetes Duur onduidelijk Patiënten Type type 2 Interventie/ controle groep 87/83 Variabelen Well-being, Adjustment, Quality of life Resultaten Well-being: na 2 weken, 3 maanden en 6 maanden follow-up een significante verbetering in beide settings Adjustment: significant verbetering bij groeps en individuele zorg geen significant verschil tussen de 2 groep
18
25) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen·· Resultaten
26) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 27) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen
Quality of life: verbetering zowel op de Mental scale als de Physical scale zowel bij de groeps als bij de individuele zorg maar 3/4 niet significant resultaat. De verschillen tussen groep of individuele zorg zijn niet significant Sadur, 1999 RCT K&V groepsinterventie Het DCCC is een multin disciplinair diabetes team met diëtiste, "gedragstherapist", een apotheker en wordt geleidt door diabetes educator (VPK). De groepen zelf kunnen ook vragen bepaalde topics te behandelen. bv. consult bij podoloog, een ophtalmologische screening onduidelijk type 1 en 2 97/88 Self-efficacy, Satisfaction Self-efficacy: In de interventiegroep waren zeven van de acht items positiever na de interventie. In de controlegroep waren er vier van de acht items die positiever waren na de interventie. Er zijn drie items van de acht die significante resultaten weergaven, het gaat daarbij over “balance your diet to keep your blood glucose in control”; “recognize and treat low blood glucose”; “keep your blood glucose in control when you are sick”. Samenvattend werd er dus een significant positief resultaat gevonden op drie items. Bij de andere items was er een positieve trend maar dit was niet significant. Satisfaction: Daarbij maakte men een onderscheid tussen “satisfaction with general medical care” en “satisfaction with diabetes care”. De drie aspecten van de satisfaction with general care toonden geen verschillen tussen interventie en controlegroep. Dit in tegenstelling tot de resultaten in verband met satisfaction with diabetes care. Deze subschalen waren significant hoger in de interventiegroep (quality of care p<0.002; personal and responsive service p<0.006; convenient and easy access p<0.001) Sarkisian review onduidelijk (self-care interventions) nvt nvt onduidelijk nvt Qol Slechts 1 van de 4 RCT’s waarbij Qol onderzocht werd, toonde een verbetering van QOL 3 toonden geen verschil tussen interventie en controle groep Schiel, 1997 onduidelijk onduidelijk onduidelijk groeps-of individuele interventie DTTP (diabetes teaching and treatement program) op basis van ICT (intensified conventional insulin therapy) onduidelijk type 1 71/geen Qol,
19
Resultaten
28) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
29) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 30) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Qol: Er werd vergeleken tussen de patiënten met of zonder geschiedenis met hypoglycemische episodes. Er werden qua well-being geen significante verschillen gevonden tussen de twee subgroepen. Door het gebruik van de WBQ12 zouden ook gegevens over anxiety en depression weergegeven kunnen worden. Dit was echter niet het geval waardoor andere conclusies niet konden getrokken worden. Steed, 2003 review K&V, SM,PSY nvt nvt type 1 en 2 nvt depression, anxiety, Adjustment, Qol Er werden 36 studies geïncludeeerd, die de volgende resultaten weergaven depression: 13 van de 15 gevonden studies vonden een verbetering op gebied van depression Anxiety: drie van de acht studies vonden een positief resultaat Adjustment: drie van de vier studies vonden een postitief resultaat Qol: zeven van de negen studies vonden een verbetering van quality of life Smith, 2003 RCT K&V individuele interventie diabetes shared care model: professionele educatie, afspraak met community based diabetes nurse specialist, locally agreed clinical and referral guidelines, 3 maandelijks herzieningen bij GP en practise nurse onduidelijk type 2 96/87 well-being, Satisfaction well-being: significant. verbetering in de well-being scores in de interventie groep Satisfaction: significant verbering in satisfaction level in Interventie groep. Snoeck, 2001 PPT pilootstudie K&V, PSY groepsinterventie gebaseerd cognitive behavioral group training, cognitive behavioural model van diabetes, stress en diabetes, leven met de toekomst onduidelijk type 1 24/geen well-being, anxiety, stress Well-being: geen veranderingen (niet verbeterd of verslechterd) Anxiety: geen verandering op de worry scale. Stress: Een borderline significant positief resultaat
20
31) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
32) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 33) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Surwitt, 2002 RCT PSY groepsinterventie Stress management program: 1/ (progressive muscle relaxation) 2/ instructies in het gebruik van cognitieve of gedragsvaardigheden om fysiologische stress levels te herkennen en te verminderen 3/ educatie over de gezondheid consequenties van stress. onduidelijk type 2 60/48 Anxiety, Stress Anxiety: Er werd nagegaan of patiënten met een hogere trait-anxiety, de stabiele persoonlijke eigenschap gemeten bij het begin van de studie, betere resultaten zouden hebben door de interventie. Dit blijkt echter niet het geval te zijn, in deze studie is trait anxiety geen voorspeller voor uiteindelijke resultaten. Er werden geen significante resultaten gevonden. Er werden geen verduidelijking of uitgebreidere resultaten gegeven. Stress: geen significante resultaten Tankova, 2004 RCT K&V groepsinterventie wat is diabetes, behandeling van.., hypo, sick-day rules, complicaties, Practische training van zelf-controle, inspuittechnieken, bereiden van maaltijden, menu samenstelling, Physische oefeningen en ronde tafel discussies onduidelijk type 1 en type 2 319/241 well-being, Anxiety, Depression, Qol well-being: significant verbetering Anxiety: na 1 jaar significant verbetering, na 2 jaar terugval (niet significant) Depression: significante verbetering Trento 2002 RCT K&V, SM groepsinterventie Overgewicht, voedingskeuze, maaltijdplanning, fysieke oefeningen, verbetering van metabolische controle, roken, medicatiegebruik, preventie van complicaties. onduidelijk type 2 56/56 Quality of life significant verbetering van Quality of life in group care (experimentele groep) maar significant verslechtering in de individuele zorg.
21
34) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten 35) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
36) Auteur: Design Interventie Soort Items Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Trento, 2004 RCT K&V, SM groepsinterventie overgewicht, keuze van voedsel, plannen van maaltijden, fysieke oefeningen, metabolische controle (controle en verbeteren), juist gebruik van medicatie, preventie van complicaties, smoking cessation 4 sessies iedere 3 maand gedurende de eerste 2 jaar type 2 56/56 Quality of life Er werde een significant beter resultaat gevonden van een groepsinterventie in vergelijking met een individuele interventie (p<0.001). De individuele interventie gaf een significante verslechtering van quality of life (p<0.001) Trozzolino, 2003 NCGD K&V, PSY groepsinterventie Cognitieve gesdrags en psychotherapie basis diabetes self-care information,dieet informatie, social support, depression, anxiety, anger, emotional factors, coping styles, relaties met gezondheidswerkers, veranderen van eetgedrag onduidelijk type 2 24/24 depression, stress depression: Verbetering maar niet significant. Er werd een significant correlatie gevonden tussen vermindering in depression en vermindering in HBA1C Stress: Men vond een significante vermindering van distress, dit met een objectieve evaluatie aan de hand van een problem areas in diabetes survey. In vergelijking met een controlegroep, waar geen significante verbetering gevonden werd, is in de interventiegroep de distress wel significant verminderd. Een marginaal significant correlatie tussen stress en HbA1c Vyas, 2003 RCT, pilootstudie onduidelijk individuele interventie de sessies worden opgemaakt met wat uit de vragenlijst naar voor kwam als nog niet goed gekend. De patiënten werden ook gezien door specialist, podiatrist, dietist. 4 sessies per jaar type 2 60/58 Zelfmanagement Er is bij de 118 patiënten geen significant verschil gevonden in selfmanagement scores tussen de interventiegroep en de controle groep.
22
37) Auteur: Design Interventie Soort Items
Duur Patiënten Type Interventie/ controle groep Variabelen Resultaten
Whittemore, 2001 kwalitatieve studie onduidelijk individuele interventie Belangrijkste doelstellingen: * educatie aanvullen, versterken * psychosociale ondersteuning * motivationele ondersteuning. De focus was om de bruikbaarheid van nieuwe kennis te verhogen en ze te kunnen gebruiken in de dagelijkse omstandigheden en beslissingen 8 weken type 2 9/geen Adjustment Adjustment: een significante verbetering
23
Bijlage 4: Tabel met geëxcludeerde studies Studie
Reden voor exclusie
Akimoto, 2004
Geeft geen beeld van de invloed van een interventie op een psychologisch variabele
Clarck, 2001
Geen psychologische variabelen onderzocht
Dongbo, 2003
Diabetes is een subgroep in de totale onderzoekspopulatie maar er zijn geen aparte gegevens beschikbaar over deze groep.
Kinmonth, 1998
Patient centred care is geen interventie waarbij men edueert
Norris, 2002
Geen psychologische variabelen bestudeerd
Porta, 2004
Enkel een design, onderzoek moet nog uitgevoerd worden
Sarkadi, 2004
Geen psychologische variabelen onderzocht
Via, 1999
Geeft geen beeld van de invloed van een interventie op een psychologische variabele
Wang, 1999
Ontwikkeling van een educatie programma, niet de invloed van een educatie programma op variabelen
Williams, 2004
Geen diabeteseducatie, wel depression educatie
Wright, 2003
Diabetes is een subgroep in de totale onderzoekspopulatie maar er zijn geen aparte gegevens beschikbaar over deze groep.
24
Literatuurlijst van de geëxludeerde studies •
Akimoto, M., Fukunische, I.,Kanno, K., Oogai, Y., Horikawa, N., Yamazaki, T., et al. (2004). Psychosocial predictors of relapse among diabetes patients: a 2 years follow-up after inpatient diabetes education. Psychosomatics, 45, 343-349.
•
Clarck, M., & Hampson, S. (2001). Implementation a psychological intervention to improve lifestyle zelfmanagement in patients with type 2 diabetes. Patient education and counselling, 42, 247-256
•
Dongbo, F., Hua, F., McGowan, P., Yi-e, S., Lizhen, Z., Huiqin, Y., et al. (2003). Implementation and quantitative evaluation of chronic disease zelfmanagement programme in Shangai, China: randomized controlled trial. Bulletin of the world health organization,81, 174-182
•
Kinmonth, A. L., Woodcock, A., Griffin, S., Spiegal, N. & Campbell, M.J. (1998). Randomised controlled trial of patient centred care of diabetes in general practice: impact on current wellbeing and future disease risk. BMJ, 317, 1202-1208.
•
Norris, S. L., Lau, J., Smith S. J., Schmid C. & Engelgau M. M. (2002). Zelfmanagement education for adults with type 2 diabetes. Diabetes Care, 25, 11591171.
•
Porta, M. & Trento, M. (2004). ROMEO: rethink organization to improve education and outcomes. Diabetic Medicine, 21, 644-645
•
Sarkadi, A. & Rosenqvist, U. (2004). Experienced-based group education in type 2 diabetes: a randomised controlled trial. Patient education and counselling, 53, 291-298
•
Via, P., & Salyer, J. (1999). Psychosocial self-efficacy and personal characteristics of veterans attending a diabetes education program. The diabetes educator, 25, 727-737
•
Wang, C., Abbott, L., Goodbody, A., Hui, W. & Rausch, C. (1999). Development of a community-based diabetes management program for pacific islanders. The diabetes educator, 25, 738-746
•
Williams, J.W., Katon, W., Lin,E.H.B., Nöel, P.H., Worchel, J., Cornell, J. et al. (2004). The effectiveness of depression care management on diabetes-related outcomes in older patients. Annals of internal medicine, 140, 1015-1025.
•
Wright, C.C., Barlow, J.H., Turner, A.P. & Bancroft, G.V. (2003). Zelfmanagement training for people with chronic disease: an exploratory study. British journal of health psychology, 8, 465-476
25
SOORT INTERVENTIE Matteucci
2003
Desi gn
Selfeffic acy Locu s of cont rol
Selfeste em Adju stme nt Copi ng
Qual ity o f life
Satis facti on Well -bein g Anxi ety Depr essi on Stres s
Ond uide lijk * **** Groe psin terv Indiv idue le in terv
PSY **** SM &
K&V &
PSY **** SM &
SM * ***
K&V &
PSY **** K&V &
PSY ***
SM * *
V* K&
jaar
aute ur
Bijlage 5: Samenvatting van de resultaten van de type-1-diabetespatiënten
VARIABELE
X
X
"+~" -
Hernandez 2003
X
X
DAFNE
2002
X
X
Bott
2000
X
X
Langewitz
1997
X
X
Snoek
2001
Schiel
1997
X
+
NCGD PPT
+
RCT +
+
X X
+
+
+
(+)~ "+~"
?
+ +
PPT PPT PPT PTT
* Interventies die de kennis en vaardighedenverbeteren
+
significant positief resultaat
** Interventies die het self-management verbeteren
-
significant negatief resultaat
*** Interventies die aandacht hebben voor de aanvaarding van de ziekte
(+)
niet significant positief resultaat
****Interventies die een combinatie zijn van een van bovenstaande interventies
(-)
*****Onduidelijk om welk soort interventie het gaat
niet significant negatief resultaat geen verandering waargenomen
~
meer verduidelijking in de teks
26
SOOR T INTERV ENT IE 2003
B
X
Lightenberg
1998
B
X
smith
2003
X
2000
X
X
X
Desig n
Selfeffic acy Locu sof cont rol
( )~ "+/-" + +
NCGD
( )
RCT
+
RCT (+)/ + ~
X
Miller
2002
D
X
Ozer
2003
X
X
Matteucci
2003
X
X
~
Pibernick
2004
X
X
(+)
Hendricks
2000
X
Ismail
2004
X
Surwitt
2002
X
Krook
2003
X
Trozzolino
2003
X
Gamsu
2002
X
onduidelijk +
(+)
X
+
gn R, gn PPT, wel C
~
X
NCGD ~
(+)
REVIEW RCT
~+
~+
X
(+)
+
X X
Trento
2004
X
X
X
Rickheim
2002
X
X
X
Vyas
2003
X
X
Maljanian
2003
X
X
W ihitt
2001
X
X
~+ ~
NCGD
~
Quasi exp, semi R
~+ +
PPT NCGD
(+)
2004
X
NCGD RCT
~ X
RCT
(+)
+
Huang
~+
RCT ~+
~
RCT (P) RCT
+
PPT +
+
significant positief resultaat
-
significant negatief resultaat
* Interventies die de kennis en vaardighedenverbeteren ** Interventies die het self-management verbeteren
(+)
niet significant positief resultaat
*** Interventies die aandacht hebben voor de aanvaarding van de ziekte
(-)
niet significant negatief resultaat
****Interventies die een combinatie zijn van een van bovenstaande interventies *****Onduidelijk om welk soort interventie het gaat
Cop ing
Adju stm ent
Self -este em
Stre ss
VARIA BELE
Holton
Constable
Qua lityo f life
Depr essio n
Anx iety
W ell-b eing
Sati sfac tion
Indiv idue lein terv
Groe psin terv
Ond uide lijk* ****
K&V &PS Y*** * K&V &SM **** SM& PSY **** K&V &SM &PS Y*** *
PSY ***
SM* *
K& V*
jaar
aute ur
Bijlage 6: Samenvatting van de resultaten van de type-2-diabetespatiënten
kwalitatief onderzoek
geen verandering waargenomen ~
meer verduidelijking in de tekst
27
2004
X
Sadur
1999
X
Akimoto
2001
Karlsen Steed
X
Adju stme nt Copi ng Selfeffic acy Locu s of cont rol
Desi gn
este em
life
Self-
VARIABELE X
X
s Qual ity o f
n
SOORT INTERVENTIE Tankova
Stres
essio Depr
Anxi
ety
eing Well -b
**** PSY **** K&V & SM & PS Y *** * Ond uide lijk * **** Groe ps in terv Indiv idue le in terv Satis facti on SM &
& SM
Y *** & PS
K&V
***
K&V
PSY
SM * *
V* K&
jaar
aute
ur
*
Bijlage 7: Samenvatting van de resultaten van de type 1 en type-2-diabetespatiënten
X
+
~
+
+
RCT
~
(+)
X
2004
X
2003
X
X
RCT kwalitatief
(+) X
+ X
X
(+) X
* Interventies die de kennis en vaardighedenverbeteren
+
significant positief resultaat
** Interventies die het self-management verbeteren
-
significant negatief resultaat
*** Interventies die aandacht hebben voor de aanvaarding van de ziekte
(+)
niet significant positief resultaat
****Interventies die een combinatie zijn van een van bovenstaande interventies
(-)
RCT REVIEW
niet significant negatief resultaat geen verandering waargenomen
~
meer verduidelijking in de tekst
28
SOORT INTERVENTIE X
2004
Cranor
2003
Hogue
2003
X
X
Dally
2002
X
X
Sarkisian 2003
X
X
X
(+) (-)~ X
(+)
~+
NCGD
(+)
PPT (+)
X
* Interventies die de kennis en vaardighedenverbeteren
-
significant negatief resultaat
(+)
niet significant positief resultaat
*** Interventies die aandacht hebben voor de aanvaarding van de ziekte
(-)
****Interventies die een combinatie zijn van een van bovenstaande interventies
PPT
(+)
** Interventies die het self-management verbeteren
+
Desi gn
VARIABELE
Keers
*****Onduidelijk om welk soort interventie het gaat
Selfeffic acy Locu s of cont rol
life Selfeste em Adju stme nt Cop ing
Qua lity o f
PSY **** K&V & SM **** SM & PSY **** K&V & SM & PS Y *** * Ond uide lijk * **** Groe psin terv Indiv idue le in terv Satis facti on Well -bein g Anxi ety Depr essi on Stre ss
K&V &
PSY ***
SM * *
V* K&
jaar
aute ur
Bijlage 8: Samenvatting van de resultaten waarbij het onduidelijk was welke type patient als onderzoekspopulatie gebruikt wordt
RCT REVIEW
niet significant negatief resultaat geen verandering waargenomen
~
meer verduidelijking in de teks
significant positief resultaat
29
30