Ouders over hun relatie met het onderwijs en de school van hun kind
Onderzoek van Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Onderwijskunde
Lien Ghysens Johan van Braak Juni 2008
Woord vooraf Beste ouder, In de periode november 2007 – februari 2008 nam u samen met 263 andere ouders deel aan een onderzoek van de Universiteit Gent naar de relatie tussen ouders en school. Een interview werd van u afgenomen. Ook uw kind uit de derde graad van het lager onderwijs deed hieraan mee. In dit rapport worden de belangrijkste resultaten van het onderzoek op een rijtje gezet. Er wordt beschreven hoe ouders denken over zichzelf, hun kind en zijn leraar, en de school van het kind. Daarnaast wordt een beeld geschetst van de mate waarin ouders betrokken zijn bij het onderwijs van kinderen uit de derde graad. Wat de rol van de computer thuis is, komt vervolgens aan bod. Bij het lezen van de resultaten is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat het gaat om een algemeen beeld, de mening van de meerderheid van de respondenten. Op vraag van enkele deelnemende ouders, wordt het rapportje afgesloten met tips om het kind te ondersteunen bij het schoolwerk. Volgend schooljaar (2008 – 2009) wordt dezelfde studie gevoerd bij een tweede groep ouders. De resultaten hiervan zullen samengevoegd worden met wat we nu reeds hebben. In totaal zullen dan ongeveer 600 ouders en hun kinderen bevraagd zijn. Dan pas kunnen we op zoek gaan naar verbanden tussen de dingen die we bevraagd hebben. Bijvoorbeeld: is er een verband tussen de verwachtingen die ouders hebben ten aanzien van hun kind en de mate waarin ze betrokken zijn? Zijn ouders die tevreden zijn over de leraar en de school van hun kind meer actief binnen de school in vergelijking met ouders die niet tevreden zijn?... In dit rapport doen we dit reeds in beperkte mate, maar beschrijven we vooral wat de deelnemers aan het onderzoek aangaven tijdens de interviews.
Veel leesplezier! Lien Ghysens
Wie nam deel aan het onderzoek? Welke ouders werden bevraagd? 264 ouders van leerlingen uit het vijfde of zesde leerjaar namen deel aan het onderzoek. Deze kinderen komen uit 62 klassen, in scholen verspreid over geheel Vlaanderen. Het zijn vooral moeders (87.5%) die het interview aflegden. De leeftijd van de ouders varieert van 28 tot 63 jaar, met een gemiddelde van 40 jaar. In onderstaande tabel vindt u de achtergrondgegevens van de deelnemers. Kenmerk
Aantal
Opleidingsniveau: • diploma maximum lager secundair onderwijs • diploma hoger secundair onderwijs • diploma hoger onderwijs Werksituatie: • voltijds werkend • deeltijds werkend • werkzoekend • huismoeder/-vader • andere Gezinssamenstelling: • traditioneel twee-oudergezin • nieuw samengesteld gezin • eenoudergezin Thuistaal: • Nederlands • niet-Nederlands
15% 29% 56% 47% 39% 3% 7% 4% 77% 10% 13% 91% 9%
Wanneer we kijken naar de activiteiten die ouders in hun vrije tijd doen, dan merken we dat muziek beluisteren hun favoriete bezigheid is. Bijna 80% zegt dagelijks naar muziek te luisteren, in tegenstelling tot 3% van de ouders die dit nooit doet. Ook informatie opzoeken op de computer, TV kijken en kranten of tijdschriften lezen, worden vaak gedaan. Kaarten met vrienden of familie en naar de film, het theater of een concert gaan zijn de minst gegeerde vrijetijdsactiviteiten. Ook voetbalwedstrijden bijwonen en elektronische spelletjes spelen, scoren eerder laag. Hieronder vindt u een tabel met de precieze cijfergegevens.
wekelijks of meer
6% 6%
maandelijks
Muziek beluisteren Informatie opzoeken op de computer
jaar
Aantal 0 – 11 keer per
Vrijetijdsactiviteit
3% 6%
91% 88%
Een krant of tijdschrift lezen Naar leerrijke tv-programma’s kijken Boeken lezen Naar soaps kijken Creatieve hobby (bijvoorbeeld handwerk, koken) Kruiswoordraadsels oplossen Een muziekinstrument bespelen (iemand in het gezin) Voetbalwedstrijden bijwonen Boeken halen in de bibliotheek Elektronische spelletjes spelen Boeken kopen Kaarten met familie of vrienden Naar het theater of een concert gaan Naar de film gaan
7% 15% 30% 41% 42% 46% 66% 73% 44% 73% 61% 85% 88% 89%
5% 14% 17% 5% 15% 13% 0% 5% 40% 11% 32% 10% 11% 10%
88% 71% 53% 54% 43% 41% 34% 22% 16% 16% 7% 5% 1% 1%
Welke kinderen werden bevraagd? Van de 264 kinderen die meededen aan de studie, zijn er 123 een jongen en 141 een meisje. 45% van hen zit in het vijfde leerjaar, 55% in het zesde leerjaar. 30 kinderen (11%) hebben een onderwijsachterstand van één of twee jaar, tegenover 3% die één jaar overgeslagen heeft. Het aantal broers en zussen dat deze kinderen hebben, varieert van 0 tot 7. Volgens de ouders scoren hun kinderen goed op school. Maar 7% van de kinderen zou zwakker presteren dan zijn/haar klasgenootjes; 53% beter. De overige kinderen zijn even goed als de andere leerlingen uit de klas. De ouders menen eveneens dat hun 11/12-jarige kind zich goed gedraagt op school. Van 92% van de kinderen wordt gezegd dat zij zich goed tot zeer goed gedraagt. 88% van de kinderen voelt zich bovendien (heel) goed op school, aldus de ouders. Dat vijfde- en zesdeklassers zich over het algemeen goed voelen op school, wordt door de kinderen zelf bevestigd. De meeste gaan graag naar de school waar ze schoollopen. Een kanttekening hierbij is dat maar 57% van de kinderen de lessen niet saai vindt. Raadpleeg onderstaande tabel voor precieze cijfergegevens.
niet ja/ niet nee
ja
Vind je het meestal tof op school? Zou je graag van school veranderen? Voel je je meestal ongelukkig als je op school zit? Vind je de meeste lessen op deze school saai? Vind je de sfeer op jouw school goed? Zou je liever geen les meer volgen?
Aantal nee
Uitspraak
5% 87% 84% 57% 5% 77%
8% 6% 8% 20% 7% 6%
87% 7% 8% 23% 88% 17%
Ouders: hoe denken ze over zichzelf? Thuis en school: twee handen op één buik Het merendeel van de ouders ziet voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd in het schoolleven van hun kind, zo blijkt uit de interviews. Thuis en school mogen niet beschouwd worden als gescheiden leefwerelden, maar liggen in elkaars verlengde. Daarom vinden ouders het belangrijk niet enkel op school, maar ook thuis over school – en wat daarmee te maken heeft – te praten. “Een ouder is niet iemand die zijn kind ‘s morgens aan de schoolpoort afzet, en het daar om vier uur weer komt ophalen.” Ze weten graag wat er met hun kind gebeurt op school. “Kinderen zijn overdag meer op school dan thuis. Wat er op school gebeurt, bepaalt hun leven. Wij willen verbonden blijven met het leven van ons kind.” Niet enkel in het schoolleven, maar ook voor wat betreft het onderwijs aan kinderen – het aanleren van leerinhouden – vinden de deelnemende ouders dat ze een sleutelfiguur zijn. Hierbij gaat het vooral om het bieden van ondersteuning, het tonen van interesse en het aanwakkeren van de motivatie van het kind. Dit hangt bovendien sterk af van de behoeften en noden van het kind. “Als je kind geen problemen heeft en zelf gemotiveerd is om te werken, ben je als ouder minder nodig.” Het eigenlijke lesgeven behoort echter tot de taak van de leraar. Ouders menen dat ze de leraar er op de hoogte moeten van brengen als er thuis problemen zijn, op voorwaarde dat deze moeilijkheden een invloed hebben op het gedrag of de prestaties van het kind op school. Een beperkt aantal ouders is echter van oordeel dat het niet tot de taak van de school behoort om rekening te houden met de thuissituatie van het kind. “Het is onbegonnen werk om rekening te houden met de achtergrond van zoveel kinderen.” De tabel geeft een overzicht van uitspraken die mondeling aan ouders voorgelegd zijn. Per uitspraak wordt aangegeven welk percentage van de ouders het hier oneens, niet eens/niet oneens of eens mee is.
niet eens/niet oneens
eens
Thuis en school zijn twee aparte leefwerelden en moeten daarom strikt gescheiden gehouden worden. Het is de taak van ouders te helpen op de school of in de klas van hun kind (bijvoorbeeld op een eetfestijn, bij klasactiviteiten). Niet enkel op school, maar ook thuis moet er over school gepraat worden. Ouders moeten de school er op de hoogte van brengen als er thuis problemen zijn die het gedrag of de prestaties van hun kind beïnvloeden.
Aantal oneens
Uitspraak
75%
8%
17%
40%
15%
45%
2%
2%
96%
3%
5%
92%
De school alleen is verantwoordelijk voor het onderwijs aan kinderen. Ouders moeten enkel tussenkomen in het onderwijs van hun kind als de school contact met hen opneemt. Ouders moeten op de hoogte zijn van wat er met hun kind gebeurt op school. Naast de leraar zijn ook ouders verantwoordelijk voor het onderwijs van hun kind. Het is de taak van een ouder zijn/haar kind thuis te ondersteunen bij zijn/haar schoolwerk. Het is de taak van de school om rekening te houden met de thuissituatie van een kind. Ouders zijn gelijkwaardige partners van de school/leraar.
82%
5%
13%
84%
5%
11%
2%
2%
96%
6%
6%
88%
5%
5%
90%
8%
15%
77%
19%
13%
68%
Ouders staan stevig in hun schoenen Over het algemeen weten ouders hoe ze hun kinderen uit het vijfde of zesde leerjaar kunnen helpen om goede resultaten te boeken op school. Ze hebben het gevoel een verschil te kunnen maken in de prestaties van hun kind, al speelt ook de leraar hier een belangrijke rol in. Niet alleen het eigenlijke lesgeven van de onderwijzer(es) wordt belangrijk geacht, maar ook de wijze waarop hij/zij met de leerlingen omgaat. Ouders die moeilijkheden ondervinden bij de schoolse ondersteuning van hun zoon/dochter, sommen hiervoor verschillende redenen op: de moeilijkheidsgraad van de leerstof, de anderstaligheid van de ouder, de lagere intelligentie van het kind, de verandering van leermethode in vergelijking met de eigen schooltijd. Heel wat ouders laten weten dat dit laatste vaak voor kleine ruzies zorgt. Het uitleggen van de leerstof door de ouders op de manier waarop zij dit zelf aangeleerd gekregen hebben, leidt tot frustraties bij de jongsten. Op de motivatie van het kind, blijken ouders evenwel minder invloed te kunnen uitoefenen. De redenen die hiervoor aangedragen worden, zijn: het kind luistert niet/is eigenzinnig, het kind is reeds uit zichzelf sterk gemotiveerd, het kind laat zich vooral beïnvloeden door andere kinderen. De invloed van klasgenoten op de motivatie van het kind wordt door sommige ouders als negatief aangeduid, maar in de meeste gevallen is er toch sprake van een positieve invloed van de vrienden. “Zeker de kinderen die het goed doen, hebben een effect op de motivatie van Jonas. Hij wilt het dan minstens even goed doen. Een gezonde competitie.” Ook op het welbevinden van het kind op school – hoe het kind zich voelt – menen ouders een effect te hebben. De meerderheid weet hoe ervoor te zorgen dat zijn/haar kind zich goed voelt op school. Voor anderen is dit evenwel een moeilijke karwei. Bij kinderen die te kampen hebben met pestproblemen of een slechte relatie hebben met de leraar, voelen ouders zich soms machteloos. Onderstaande tabel geeft een meer gedetailleerd overzicht met cijfermateriaal.
niet eens/niet oneens
eens
Ik weet hoe ik mijn kind kan ondersteunen om het zo goed mogelijk te doen op school. De motivatie van mijn kind om het goed te doen op school hangt af van mij als ouder. Ik merk dat mijn inspanningen om mijn kind te helpen bij zijn/haar schoolwerk effect hebben. Ik weet niet hoe ik mijn kind kan helpen om goed te presteren op school. Andere kinderen hebben meer invloed op de resultaten van mijn kind dan ikzelf. Ik weet hoe ik ervoor kan zorgen dat mijn kind zich goed voelt op school. Ik weet hoe ik mijn kind kan helpen met leren. De prestaties van mijn kind worden vooral bepaald door de leraar; ik heb daar maar weinig invloed op. Ik heb maar weinig invloed op hoe mijn kind zich voelt op school. Andere kinderen hebben meer invloed op de motivatie van mijn kind om het goed te doen op school. Ik oefen een sterke invloed uit op de prestaties van mijn kind.
Aantal Oneens
Uitspraak
6%
7%
87%
33%
21%
46%
8%
10%
82%
84%
7%
9%
9%
12%
79%
17%
18%
65%
6%
9%
85%
27%
15%
58%
70%
25%
5%
69%
17%
14%
32%
22%
46%
Er werd niet enkel gepeild naar hoe ouders over zichzelf denken. Er werden ook vragen gesteld met betrekking tot hun kind. De resultaten hiervan lees je op de volgende bladzijde.
Ouders over hun kinderen Ouders leggen de lat niet al te hoog Ouders van kinderen uit het vijfde en zesde leerjaar zijn het niet eens met elkaar wanneer hen gevraagd wordt naar wat ze het belangrijkste vinden voor hun kind op school: plezier maken of presteren? 40 % van de ouders verkiest plezier op school. “Zeker nu – in de lagere school – vind ik het belangrijk dat ze met plezier naar school gaat. En als je dat graag doet, zal het leren ook een stuk gemakkelijker verlopen.” Voor 27% van de ouders daarentegen staat presteren op de eerste plaats. “Naar school ga je om te leren.” In vergelijking met hoger opgeleide ouders, hechten kortgeschoolde ouders meer belang aan schoolse resultaten. Toch zijn ze er minder van overtuigd dat hun kind een hoog diploma zal behalen, net zoals ouders die vinden dat hun kind zwak presteert. Bijna alle ouders vinden het belangrijk dat hun kind zo lang mogelijk naar school gaat en verwachten dan ook een grote inzet. Het vervolledigen van het secundair onderwijs wordt door vele ouders als de minimale verwachting aangeduid. Uit de resultaten kunnen we eveneens afleiden dat van ongeveer 60% van de kinderen in de derde graad van het basisonderwijs verwacht wordt dat ze een bepaald percentage behalen op hun rapport. Sommige ouders geven aan het gewoon belangrijk te vinden dat hun kind niet minder heeft dan (bijvoorbeeld) 80%; voor anderen is het opleggen van een minimum – en het daaraan verbinden van beloningen – een manier om hun kind te motiveren. “Als we dit niet doen, veegt ze er haar voeten aan.” Ouders van allochtone afkomst blijken ietwat meer prestatiegericht te zijn dan autochtone ouders. Deze ouders leggen de nadruk op werken met het hoofd en presteren, en verwachten een nog grotere inzet voor de school. Bovendien ervaren ze het in sterkere mate als een probleem wanneer hun kind niet kan volgen. Twee motieven spelen hierbij voornamelijk een rol: de toekomst van het kind en schaamte voor de ouder. “Ik wil niet dat mijn kinderen worden zoals ik. Een hele dag thuis zitten, op zoek naar werk. En als ik dan toch eens werk heb, is het geen goede job.”, “Als J. blijft zitten, dat zou een schande zijn. Dan kan ik niet terug naar mijn land.”
niet ja/ niet nee
ja
Vind je het belangrijk dat je kind zo lang mogelijk naar school gaat? Vind je het belangrijker dat je kind later kan werken met zijn handen dan met zijn hoofd? Vind je het een probleem als je kind niet zou kunnen volgen op school? Denk je dat je kind een hoog diploma zal behalen? Vind je het belangrijk dat je kind vooral plezier beleeft op school, en dat presteren op de tweede plaats komt?
Aantal nee
Uitspraak
6%
5%
89%
41%
49%
10%
21%
29%
50%
15%
22%
63%
27%
33%
40%
Verwacht je dat je kind minimum een bepaald percentage behaalt op zijn/haar rapport? Verwacht je van je kind een grote inzet voor de school?
30%
7%
63%
8%
5%
87%
Ouders: gewenst! Tijdens het interview kregen de ouders enkele vragen over hun kind met betrekking tot de relatie kind – ouder – school. Daaruit blijkt dat de meerderheid van de kinderen liever geen dingen doet die met de school te maken hebben na schooltijd. Dit geldt vooral voor jongens. Ook kinderen die zwak presteren verkiezen in sterkere mate ontspanning na de schooluren. Toch vertellen heel wat kinderen ronduit over hun schooldag. Alhoewel de meeste kinderen graag zelfstandig werken aan hun schoolwerk (meisjes nog meer dan jongens), wenst zo’n 2/3 van hen hulp en vraagt hier ook expliciet om. Het cijfermateriaal toont aan dat zwak presterende kinderen meer om begeleiding vragen dan sterke leerlingen. Globaal kunnen we stellen dat 11-/12-jarigen de hulp van hun ouders nog steeds wensen, volgens de ouders. In tegenstelling tot de wens om huiswerkbegeleiding, vraagt maar 15% van de kinderen uitdrukkelijk aan de ouders om te gaan praten met de leraar. Vooral kinderen die zich niet goed voelen op school vragen hierom. Het merendeel van de vijfde- en zesdeklassers zit er echter niet mee in dat hun ouders op school komen tijdens een gewone schooldag. En, om samen naar festiviteiten op school te gaan, daar vraagt maar liefst 90% van de kinderen om.
niet ja/ niet nee
ja
Wordt je kind graag geholpen bij het schoolwerk? Vertelt je kind spontaan over de schooldag, zonder dat je hierom vraagt? Doet je kind liever dingen die niets met de school te maken hebben, wanneer hij/zij thuis komt van school? Vraagt je kind om hulp bij huiswerk of opvragen van lessen? Heeft je kind graag dat je praat met zijn/haar leraar? Vraagt je kind om naar activiteiten te gaan op school (bijvoorbeeld eetfestijn, schoolfeest)? Is je kind eerder beschaamd als je tijdens een gewone schooldag op school of in de klas komt? Vraagt je kind je soms te gaan praten met zijn/haar leraar? Werkt je kind graag zelfstandig aan zijn/haar schoolwerk?
Aantal nee
Uitspraak
29%
10%
61%
23%
9%
68%
35%
10%
55%
27% 28%
9% 27%
64% 44%
8%
2%
90%
73%
7%
20%
79% 19%
6% 8%
15% 73%
Ouders over de leraar en de school van hun kind De leraar krijgt een goed rapport Nagenoeg alle ouders ervaren de leraar van hun kind als een vriendelijk persoon, die het beste wilt voor het kind. Ouders voelen zich op hun gemak in aanwezigheid van de leraar. Een meerderheid voelt zich welkom in de klas van hun kind. Toch is 13% ervan overtuigd dat de leraar de klas als zijn domein beschouwt en er liever geen ouders ziet. Zij ervaren dit niet per se als negatief. Sommige ouders oordelen dat de klas het terrein is van de juf/meester en ouders er niet hoeven te komen. Ouders die de leraar een negatief rapport geven, niet tevreden zijn over hem/haar, wijten dit hoofdzakelijk aan het feit dat de leraar onvoldoende inspeelt op de noden en het karakter van hun kind. Het dient vermeld dat alle ouders, onafhankelijk van het opleidingsniveau, gezinssamenstelling, afkomst en prestaties/welbevinden/gedrag van het kind, een positieve mening hebben over de leraar. Enkel voor de uitspraak ‘de leraar is geïnteresseerd in de achtergrondsituatie van mijn kind’ gaat dit niet op. In vergelijking met ouders uit traditionele twee-oudergezinnen vinden ouders uit een nieuw samengesteld gezin of eenoudergezin in mindere dat de leraar interesse toont in de achtergrondsituatie van het kind. Hieronder vindt u meer gedetailleerd cijfermateriaal.
niet eens/niet oneens
eens
De leraar is gemakkelijk te bereiken wanneer ik een probleem of een vraag heb. De leraar is vriendelijk. Wanneer ik een opmerking heb, houdt de leraar hier rekening mee. De leraar voelt zich beter dan mij als ouder. Ik ben ervan overtuigd dat de leraar het beste wilt voor mijn kind. De leraar ziet de klas als zijn domein. Hij/zij ziet er liever geen ouders. De leraar beschouwt mij als een goede ouder. Ik ben welkom in de klas van mijn kind. De leraar kent mij. De leraar is geïnteresseerd in (de achtergrondsituatie van) mijn kind. De leraar is nogal kortaf tegen mij. Ik voel mij op mijn gemak bij de leraar.
Aantal oneens
Uitspraak
5%
10%
85%
2%
2%
96%
6%
15%
79%
82%
12%
6%
2%
2%
96%
68%
19%
13%
1% 5% 9%
26% 7% 6%
73% 88% 85%
7%
12%
81%
90% 6%
8% 4%
2% 90%
Leraren moedigen ouders weinig aan Maar weinig ouders geven aan door de leraar van hun kind aangemoedigd te worden een algemeen stimulerend thuismilieu te scheppen. Vermoedelijk beschouwen leraren dit tot de opvoedingssfeer van het gezin, waarin ze niet willen binnendringen. Voor zaken die rechtstreeks met de school te maken hebben, zoals huiswerk, zegt de helft van de ouders dat de leraar hen aanspoort tot begeleiding van het kind. Ouders worden slechts in geringe mate gevraagd te komen helpen op school of in de klas. Tijdens de interviews delen de ouders mee dat vooral hulp in de klas niet meer gewenst/nodig lijkt in de derde graad. Heel wat ouders die actief waren in de klas toen hun kind kleuter was, doen dit nu niet meer.
niet ja/ niet nee
ja
Moedigt de leraar van je kind je aan thuis met je kind te praten over de school of dingen die met de school te maken hebben? Moedigt de leraar van je kind je aan thuis leerrijke dingen aan te bieden (bijvoorbeeld boeken, tv-programma’s, computerspelletjes, museum bezoeken)? Moedigt de leraar je aan thuis duidelijke afspraken te maken met je kind (bijvoorbeeld over slaaptijden, tv-kijken,…)? Moedigt de leraar je aan je kind te helpen bij het plannen, maken of nakijken van zijn/haar huiswerk? Nodigt de leraar je uit om met hem/haar te praten? Vraagt de leraar van je kind je te komen helpen in de klas of op school?
Aantal nee
Uitspraak
44%
19%
37%
52%
14%
34%
68%
11%
21%
38%
11%
51%
30%
14%
56%
63%
7%
30%
Een open school, maar soms zonder directeur Aan de deelnemende ouders werd gevraagd in welke mate ze vinden dat de school zijn poort opent voor ouders. Bijna alle ouders hebben het gevoel welkom te zijn op de school van hun kind en steeds bij iemand terecht te kunnen wanneer ze een vraag of probleem hebben. Een kleine minderheid ervaart een grote kloof tussen wat er op school gebeurt en wat er thuis leeft, en is het niet eens met de school. Wanneer ouders niet akkoord gaan met de school, betreft het meestal niet de fundamentele waarden en normen op school maar praktische dingen zoals gebrek aan toezicht op school, weinig opvangmogelijkheden, te strakke regels inzake sportkledij,… “Dat de kinderen verplicht zijn witte kousen te dragen in de turnles, dat kan ik niet begrijpen. Of ze nu witte, gele, blauwe of rode kousen dragen, daar gaat het toch niet om. De school verliest soms de essentie en daar erger ik me aan.” Ruim 70% van de geïnterviewden oordeelt dat de school de ouders als belangrijke partners aanziet en hun mening in rekening brengt. Andere ouders duiden dit dan weer
aan als een groot minpunt van de school. “Ik vind het heel raar dat wij nog nooit een evaluatie hebben mogen doen van de school. Dat ouders partners zijn, is de slogan van de school. Maar in werkelijkheid komt daar niets van in huis.” Sommigen betreuren de geringe inspraak in de onderwijsorganisatie en -aanpak van ouderwerkgroepen. “Het oudercomité is een feestcomité. Er wordt nooit eens gedacht hoe we het samen met ouders voor de kinderen leuker kunnen maken op school.” Niet alleen de leraar krijgt een goed rapport van de ouders, ook de directeur wordt positief geëvalueerd. Over het algemeen wordt hij/zij als vriendelijk ervaren. Niettegenstaande 85% van de respondenten aangeeft dat de directie gemakkelijk te bereiken is, kwam tijdens de interviews naar voren dat heel wat ouders een grotere zichtbaarheid van de directeur wensen. “Jammer dat we de directeur enkel op het schoolfeest en eetfestijn zien. Dan schudt hij handjes.” Ouders betreuren het dat de directeur niet vaker aan de schoolpoort staat. In sommige gevallen kunnen ze echter begrip opbrengen voor de situatie. “Het is hier een wijkschool. De directeur is meestal in de hoofdschool. Daardoor zien we hem hier niet veel. De directeur vindt dit zelf ook lastig.”
niet eens/niet oneens
eens
Ik ben welkom op de school van mijn kind. Ik ben het meestal eens met de school. Op deze school moeten ouders hun kind afzetten aan de schoolpoort. De directie is vriendelijk. Ik ervaar een grote kloof tussen thuis en de school. Op deze school wordt er rekening gehouden met de thuissituatie van het kind. Wanneer ik wil praten met de directeur, moet hiervoor een afspraak gemaakt worden. Gesprekken met de directie zijn aangenaam. Deze school houdt rekening met de mening van ouders. De directie staat vaak aan de schoolpoort. De school ziet ouders als belangrijke partners. De directie is gemakkelijk te bereiken wanneer ik een probleem of vraag heb. Deze school is een plezierige plaats om te bezoeken. Ik kan altijd bij iemand terecht op deze school. Op deze school worden ouders eerder als een last gezien. Op deze school neemt men tijd voor ouders en toont men belangstelling voor hen.
Aantal oneens
Uitspraak
3% 13%
3% 9%
94% 78%
40%
4%
56%
7% 80%
12% 10%
81% 10%
4%
13%
83%
50%
12%
38%
10% 12% 37% 10%
20% 17% 15% 14%
70% 71% 48% 76%
9%
6%
85%
7% 3% 89%
13% 3% 5%
80% 94% 6%
6%
10%
84%
De betrokkenheid van ouders bij het onderwijs en de school van hun kind Ouderbetrokkenheid: een veelkleurig begrip Ouderbetrokkenheid verwijst naar de rol die ouders opnemen in het ondersteunen van hun kind, zowel thuis als op school. Statistische analyses van de resultaten laten zien dat ouders op zes verschillende manieren betrokken kunnen zijn.
betrokkenheid in de school
cognitief stimulerend thuismilieu
affectief-motivationeel thuismilieu
ouderbetrokkenheid
huiswerkbegeleiding
structurerend thuisklimaat
communicatie met de leraar
Hieronder vindt u enkele voorbeelden van de verschillende types betrokkenheid. Betrokkenheid in de school helpen als vrijwilliger op activiteiten die de school organiseert aanwezig zijn op activiteiten georganiseerd voor ouders lid zijn van de oudervereniging of een andere raad of werkgroep op school contact hebben met andere ouders van kinderen op school Communicatie met de leraar praten met de leraar over de resultaten, het gedrag, de gevoelens van het kind op school praten met de leraar over de thuissituatie van het kind
‘zomaar’ praten met de leraar of ander schoolpersoneel, zonder dat u daarvoor een afspraak heeft gemaakt
Cognitief stimulerend thuismilieu zelf lezen en deze interesse in boeken, lezen, schrijven,… tonen aan het kind culturele uitstappen doen samen met het kind naar informatieve tv-programma’s kijken of het kind aanmoedigen hiernaar te kijken aan het kind tonen dat u (als ouder) zelf graag nieuwe dingen leert voorzien van educatief materiaal gezelschapsspelletjes spelen Huiswerkbegeleiding nakijken van huiswerk het kind aanmoedigen een planning te maken voor het schoolwerk het kind (zelf) helpen/begeleiden bij het huiswerk of op zoek gaan naar hulp voor het kind les opvragen communicatie met de leraar over hoe het kind het best geholpen/begeleid kan worden Affectief-motivationeel thuismilieu een complimentje geven aan het kind bij goede resultaten of goed gedrag op school de inzet van het kind waarderen met het kind praten over zijn/haar resultaten, gedrag,… op school met het kind praten over het belang van onderwijs (op een eenvoudige manier) Structurerend thuisklimaat afspraken maken in verband met het spelen van elektronische spelletjes, tvkijken, slaaptijden,…
Hoe en in welke mate zijn ouders van leerlingen uit het vijfde en zesde leerjaar betrokken? De ouders aan het woord. Ouders: vaak te gast, maar zelf minder actief binnen de school Slechts 6% van de ouders gaat nooit naar activiteiten die de school voor hen organiseert, zoals eetfestijn, schoolfeest,… De meerderheid gaat eveneens in op uitnodigingen voor informatieve of vormende bijeenkomsten voor ouders. Het contact met andere ouders uit de klas of de school van het kind ligt eerder laag. 70% zegt minder dan drie keer per jaar contact te hebben met een andere ouder. In dit verband speelt de thuistaal een belangrijke rol: niet-Nederlandstalige ouders geven aan minder frequent te praten met anderen. Gevoelens van onzekerheid en schaamte zijn hier vaak de oorzaak van. “Ik ben bang dat ik de anderen niet ga verstaan.”
De helft van de ouders zegt wel eens te helpen als vrijwilliger op activiteiten die de school organiseert. De klas lijkt echter minder toegankelijk te zijn. Ruim 70% is nooit actief binnen de klasmuren. We stellen een verband vast tussen het opleidingsniveau en de mate van betrokkenheid binnen de schoolmuren: hoe langer geschoold, hoe actiever in de school/klas. Opmerkelijker echter is de sleutelrol die de school en de leraar hier heeft. Ouders die tevreden zijn over de school, de school als een open huis ervaren, zijn over de ganse lijn meer betrokken in de school. Dit geldt eveneens voor ouders aan wie de leraar uitdrukkelijk vraagt een handje toe te steken in de klas of op school.
wekelijks
trimester
meerdere keren per
50%
30%
18%
2%
6%
64%
28%
2%
15%
74%
10%
1%
8%
62%
25%
5%
71%
23%
4%
2%
of meer
1-3keer per jaar
Helpt u als vrijwilliger op activiteiten die de school organiseert? Bent u aanwezig op activiteiten georganiseerd voor ouders? Gaat u in op uitnodigingen voor informatieve of vormende bijeenkomsten voor ouders op school? Hebt u contact met andere ouders van kinderen op de school van uw kind? Neemt u deel aan activiteiten in de klas van uw kind?
Aantal nooit
Betrokkenheid in de school
“Praten met de leraar, dat is voor op het oudercontact” Ernstige gesprekken met de leraar over het gedrag, de resultaten of de gevoelens van het kind op school vinden in hoofdzaak plaats tijdens de trimestriële oudercontacten. 25 à 30% van de ouders praat hier meerdere keren per trimester over. De inhoud van deze frequente contacten blijkt evenwel dikwijls negatief geladen te zijn. Zo praten ouders die de prestaties van hun kind laag inschatten meer met de leraar over de resultaten van het kind; ouders die vinden dat hun kind zich slecht gedraagt/voelt, geven aan vaker contact te hebben met de leraar om te praten over het gedrag/welbevinden van het kind. Positieve boodschappen – bijvoorbeeld goede resultaten of goed gedrag van het kind – zijn minder vaak onderwerp van de contacten tussen ouders en leraar. “Ik ga de leraar niet lastigvallen wanneer dit niet nodig is.” Praten over koetjes en kalfjes met iemand van het schoolpersoneel wordt door ruim de helft van de ouders op regelmatige tijdstippen gedaan. Niet enkel het kind, maar ook de leraar heeft een invloed op de frequentie van de ouderleraarcommunicatie. Ouders die tevreden zijn over de juf/meester en hem/haar als een open figuur ervaren, gaan er ook in hogere mate mee communiceren. Voor ouders lijkt het bovendien moeilijk zelf de stap naar de leerkracht te zetten. Ouders die door de leraar uitgenodigd worden voor gesprek daarentegen, gaan hier gretig op in. Onderstaand vindt u meer gedetailleerd cijfermateriaal over de mate waarin ouders en leraar met elkaar communiceren.
wekelijks
trimester
meerdere keren per
7%
63%
25%
5%
2% 11%
70% 67%
24% 18%
4% 4%
22%
21%
38%
19%
41%
46%
10%
3%
of meer
1-3keer per jaar
Praat u met de leraar over het gedrag van uw kind op school? Praat u met de leraar over de resultaten van uw kind? Praat u met de leraar over hoe uw kind zich voelt op school? Praat u soms met de leraar van uw kind of ander schoolpersoneel, zonder dat u daarvoor een afspraak heeft (bijvoorbeeld aan de schoolpoort)? Praat u (of uw partner) met de leraar over de thuissituatie van uw kind?
Aantal nooit
Communicatie met de leraar
Ouders zorgen voor een stimulerend thuisklimaat Boeken zijn veelvuldig aanwezig in de gezinnen in Vlaanderen. Zo’n 70% van de ouders leest zelf regelmatig en maar liefst 80% moedigt hun 11-/12-jarige kind aan boeken te lezen. Het bekijken van informatieve tv-programma’s wordt eveneens sterk gestimuleerd. 60% van de deelnemers zegt vaak educatief materiaal in huis te hebben. Bijna 50% doet zelfs maandelijks of meer een culturele of educatieve uitstap met hun kind. Uit de resultaten blijkt dat het opleidingsniveau van de ouder een invloed heeft op de wijze waarop een stimulerend thuisklimaat gecreëerd wordt. In vergelijking met hoger opgeleiden, voeren kort geschoolde ouders in mindere mate de eerder genoemde activiteiten uit, maar tonen hun kind in dezelfde mate dat ze graag nieuwe dingen leren.
wekelijks
trimester
meerdere keren per
12%
16%
21%
51%
13%
40%
41%
6%
11%
15%
25%
49%
8%
13%
38%
41%
16%
24%
36%
24%
8% 7%
16% 29%
40% 41%
36% 23%
of meer
1-3keer per jaar
Leest u zelf en toont u uw interesse in boeken, lezen, schrijven,… aan uw kind? Doet u culturele/educatieve uitstappen met uw kind (bijvoorbeeld museumbezoek, theater, stad bezichtigen, natuurwandeling)? Kijkt u naar informatieve tv-programma’s met uw kind of moedigt u hem/haar aan zulke programma’s te bekijken? Moedigt u uw kind aan boeken te lezen? Neemt u educatief materiaal mee naar huis zoals video, boeken,…? Toont u uw kind dat u graag nieuwe dingen leert? Speelt u gezelschapsspelletjes met uw kind?
Aantal nooit
Cognitief stimulerend thuismilieu
Huiswerk: voor kinderen én ouders Ouders zijn sterk betrokken bij het huiswerk van hun kind. Bijna alle ouders kijken wekelijks of meer de schoolagenda na. 2/3 van de ouders controleert ook regelmatig of het huiswerk gemaakt is. Informatie vragen aan de leraar over hoe het kind het best geholpen/begeleid kan worden, komt dan weer heel wat minder vaak voor. Vooral ouders van kinderen die zwak presteren, geven aan dit af en toe te doen. Directe hulp bij het schoolwerk – zoals het opvragen van lessen, hulp bij taken, aanmoedigen tot plannen – wordt door ongeveer 60% van de ouders minstens 1 keer per week gegeven. Ouders die de Nederlandse taal niet machtig zijn, verklaren dit in mindere mate te doen. Omwille van het taalverschil kunnen zij hun kind zelf niet helpen; wel gaan ze actief op zoek naar andere hulp (vrienden, familieleden, buren). Tevens is er een verband gevonden tussen de mate waarin ouders zich in staat achten hun kind op schools vlak te ondersteunen en de frequentie van huiswerkbegeleiding. Ouders die zich onzeker voelen, niet goed weten hoe ze hun kind kunnen helpen om goed te presteren op school, ervan overtuigd zijn dat hun inspanningen om het kind te helpen bij het schoolwerk maar weinig effect hebben,… laten hun kind in grotere mate zijn/haar huiswerk volledig zelfstandig maken.
wekelijks
trimester
meerdere keren per
8% 0%
19% 1%
7% 5%
66% 94%
24%
9%
12%
55%
40%
44%
15%
1%
4%
10%
24%
62%
30% 6%
59% 6%
10% 27%
1% 61%
of meer
1-3keer per jaar
Kijkt u na of uw kind zijn/haar huiswerk heeft gemaakt? Kijkt u de schoolagenda van uw kind na? Moedigt u uw kind aan een planning te maken voor het organiseren van het schoolwerk? Vraagt u informatie aan de leraar over hoe u uw kind het best kan helpen met huiswerk? Als uw kind iets niet weet bij het maken van zijn/haar huiswerk, legt u het hem/haar dan uit of gaat u op zoek naar hulp? Praat u met de leraar over de leerstof die uw kind krijgt? Vraagt u uw kind zijn/haar les op als hij/zij iets moet leren?
Aantal nooit
Huiswerkbegeleiding
Warme en motiverende praatjes tussen ouder en kind Bijna alle ouders geven hun kind veelvuldig complimentjes wanneer zij goede resultaten boeken of zich goed gedragen op school. We stellen een verschil vast tussen ouders van autochtone en allochtone afkomst. Laatstgenoemden uiten in iets mindere mate appreciatie ten aanzien van de schoolse inzet en prestaties van hun kind. Daarnaast blijkt dat ouders die van hun kind een grote inzet voor de school verwachten, deze ook waarderen. ¾ van de ouders praat frequent met hun kind over zijn/haar punten; tegenover ruim de helft die regelmatig een gesprek voert over het gedrag. Daar waar bijna alle ouders –
onafhankelijk van de prestaties van het kind – praten over de resultaten; is er 20% die (bijna) nooit met z’n kind over diens gedrag spreekt. Ouders die het gedrag slechter inschatten, zullen hierover vaker een gesprek met hun kind aanknopen. “Ik praat nooit met Kim over haar gedrag. Dat is ook niet nodig, want ze gedraagt zich heel goed.” Ook het belang van onderwijs is een onderwerp dat niet geweerd wordt. Maar liefst 83% heeft het hier dikwijls met hun kind over. Opmerkelijk is dat ouders die stellen dat ze het geen al te groot probleem vinden als hun kind niet kan volgen op school, net vaker op het belang van onderwijs wijzen.
wekelijks
trimester
meerdere keren per
0%
3%
16%
81%
0%
6%
20%
74%
0% 6%
4% 14%
21% 24%
75% 56%
12%
18%
40%
30%
2%
15%
51%
32%
of meer
1-3keer per jaar
Geeft u uw kind een complimentje bij goede resultaten of goed gedrag op school? Laat u uw kind weten dat u zijn/haar inzet voor de school waardeert? Praat u met uw kind over zijn/haar resultaten op school? Praat u met uw kind over zijn/haar gedrag op school? Doet u creatieve dingen (bijvoorbeeld knutselen, bouwen, koken) met uw kind? Praat u met uw kind over het belang van onderwijs?
Aantal nooit
Affectief-motivationeel thuismilieu
Over afspraken en regels Ongeveer twee ouders op drie maken met hun kind afspraken over wanneer en hoe lang er naar TV gekeken mag worden. Wat deze afspraken precies zijn, verschilt sterk van gezin tot gezin: na het huiswerk en voor het slapengaan mag het kind zoveel tv-kijken als het wil, één uur tv per dag, enkel tv in het weekend, … Hetzelfde geldt voor het spelen van elektronische spelletjes. Ook over de programma’s die het kind mag bekijken, zijn er in ruim de helft van de gezinnen afspraken gemaakt.
ja
Zijn er thuis afspraken over hoe vroeg/hoe laat uw kind tv mag kijken? Zijn er thuis afspraken over hoe lang uw kind elektronische spelletjes mag spelen? Zijn er thuis afspraken over de tv-programma’s waarnaar uw kind mag kijken?
Aantal nee
Structurerend thuisklimaat
36%
64%
39%
61%
44%
56%
Ouders en kinderen: op gelijke hoogte? De kinderen aan het woord De mate van ouderbetrokkenheid zoals gerapporteerd door kinderen komt niet overeen met de mate van betrokkenheid zoals gepercipieerd door ouders. In vergelijking met wat kinderen ervaren, beschouwen ouders zichzelf als meer betrokken. Voor de pijlers ‘betrokkenheid in de school’ (bijvoorbeeld helpen als vrijwilliger op activiteiten die de school organiseert, aanwezig zijn op het schoolfeest,…) en ‘huiswerkbegeleiding’ (bijvoorbeeld het kind aanmoedigen een planning te maken, les opvragen,…) zijn deze verschillen maar weinig van betekenis. De grootste verschillen in rapportage tussen ouder en kind doen zich voor bij de stellingen die betrekking hebben op de ouderleraarcommunicatie. Tijdens de interviews gaven vele kinderen aan dat zij hun moeder/vader soms zien praten met hun juf/meester, maar dat zij niet op de hoogte zijn van wat er precies gezegd wordt. Dit kan een verklaring bieden voor de gevonden verschillen tussen ouder- en leerlingperceptie van betrokkenheid. Verder denken ouders een meer cognitief stimulerend thuismilieu te scheppen dan de mate waarin 11-/12jarigen dat ervaren. In vergelijking met wat ouders beweren, zijn kinderen ook van mening dat het er thuis vrijer (minder afspraken) aan toegaat. Tevens voelen zij zich niet steeds gewaardeerd voor hun inzet. “Voor mijn mama zijn mijn punten het allerbelangrijkste. Zij kijkt niet naar hoeveel ik ervoor gewerkt heb, als de punten maar goed zijn.” Hoe de computer, ouder en kind zich verhouden tot elkaar, lees je op bladzijde 20.
De computer en vijfde-/zesdeklassers: dikke vrienden? 11- en 12-jarigen: geen computerfreaks! Maar liefst 97% van de kinderen heeft thuis toegang tot een computer. Bijna 1 kind op 5 heeft een computer voor zichzelf. In de meeste gevallen heeft deze computer een internetverbinding: 93% van de deelnemers zegt thuis over internet te beschikken. Volgens de ouders gebruikt hun 11-/12-jarige kind de computer in de eerste plaats om spelletjes te spelen. De computer is ook geliefd voor: • chatten, MSN • schoolwerk: opstel typen, informatie opzoeken, extra oefeningen maken • leren typen • liedjes downloaden en beluisteren • filmpjes bekijken • kleurplaten zoeken en afprinten De ouders voegen eraan toe dat deze dingen niet zo vaak gedaan worden. 70% van de ouders zegt wel eens samen met het kind achter het computerscherm te zitten. Dikwijls wordt er dan iets gedaan dat met de school te maken heeft, zoals hulp bij opzoekwerk, foto’s bekijken op de schoolwebsite, oefentoetsen zoeken,… Sommige ouders spelen met hun kind af en toe een spelletje op de computer, geven uitleg bij een bepaald computerprogramma, of bekijken of bewerken samen foto’s. in een aantal gevallen zijn de rollen omgekeerd: ouder en kind werken samen op de computer omdat zoon of dochter moeder/vader verder moet helpen. Ook hier dient vermeld dat deze dingen niet wekelijks gedaan worden.
Verscheidene ouders lieten tijdens het interview weten nood te hebben aan richtlijnen voor het begeleiden van hun kind bij het huiswerk. Op de volgende bladzijden kan je enkele tips lezen.
Tips voor ouders1
Tijdens de interviews wezen sommige ouders erop zich onzeker te voelen in de schoolse begeleiding en ondersteuning van hun kind. Vooral de begeleiding bij het huiswerk, baart hen kopzorgen. Op hun vraag geven we enkele tips mee.
Zorg voor een positieve werksfeer Hou sterke afleiders op een afstand. Een TV of computer leidt de aandacht af. Je maakt ook best een afspraak met kleine broer of zus dat je kind niet gestoord mag worden. Het is voor je kind veel prettiger om huiswerk te maken als de rest van het gezin op dat moment ook aan het werk is. Moeder en vader kunnen wat werken in de keuken, in het huishouden of wat papierwerk doen. Kleine broer of zus kan wat helpen opruimen, enzovoort. Ieder zijn werk, dat hoort er gewoon bij.
Spreek een begin- en einduur af Kies samen met je kind een vast beginuur. Zo wordt huiswerk maken sneller een gewoonte. En, gewoontes maken het leven eenvoudiger. Als je kind begeleiding nodig heeft, kies dan een tijdstip waarop je zelf ook wat tijd kan vrijmaken. Spreek ook een einduur af, zo vermijd je dagelijkse discussie. Vergeet niet dat het ene kind wat meer tijd nodig heeft dan het andere. Weet je niet goed hoeveel tijd je kind gemiddeld aan zijn huiswerk zou moeten besteden? Vraag het aan de leerkracht, die kan je zeker helpen.
Geef het huiswerk de plaats die het verdient – niet meer – niet minder Samen een werksfeer scheppen wil niet zeggen dat alles voor het huiswerk moet wijken. Als er teveel tijd en aandacht naar het huiswerk gaat, raken kinderen gestresseerd en gespannen.
Een goede werkmethode: het 5 stappenplan 1. Schoolagenda • • •
Laat je kind niet beginnen als een kip zonder kop. Eerst nadenken, dan pas doen. In de schoolagenda ziet je kind wat het moet doen tegen morgen. Laat je kind een kleine planning maken: wat doe ik eerst? En wat daarna?
2. Huiswerk maken
1
Uit: ‘Huiswerktips voor Ma en Pa’ (voor volledige publicatie, zie www.thuisbasis.be)
Het is meestal aangewezen dat je kind begint met doewerk: woordjes schrijven of lezen, oefeningen verder afmaken, enzovoort, zodat het eerst in de juiste sfeer kan komen.
3. Lessen leren en controleren Moet je kind lessen leren voor morgen? Na het doewerk komt het leerwerk. Denk eraan dat schema’s maken helpt! Maar wanneer kent je kind nu zijn les? Na het leerwerk is het belangrijk dat je kind leert zichzelf te controleren. In het begin kan je helpen door de les op te vragen, maar op het einde van het lager onderwijs moet je kind stilaan leren om zichzelf te controleren!
4. Werk voor later maken Heeft je kind over drie dagen een grote toets? Zijn er taken die pas later moeten klaar zijn, maar waar je kind nu al aan kan beginnen? Grotere opdrachten moet je kind sowieso in stukken doen. Vroeg begonnen, is half gewonnen.
5. Afsluiten • • •
Schoolagenda controleren en afpunten. Schooltas maken voor morgen. Werktafel opruimen.
Helpen bij huiswerk Zoek naar een evenwicht tussen sturen en loslaten We willen dat het huiswerk zo goed mogelijk verloopt. Daarom vragen we soms de lessen op, controleren we of er geen fouten in het huiswerk staan, enzovoort… Voorkomen is beter dan genezen. Dat geeft een goed en veilig gevoel, zowel voor jezelf als voor je kind. Maar als we alles zelf in handen houden, krijgt je kind weinig kansen om fouten te maken en eruit te leren.
Voordoen, samen doen, doen doen Er zijn natuurlijk verschillen tussen kinderen. Sommige kinderen hebben langer nood aan een zekere mate van sturing en begeleiding. Dit kan praktisch door het eerst voor te doen en daarna de opdracht samen aan te pakken. Maar ook dan moet je hulp de bedoeling hebben om je kind zelf vaardiger te maken. Je moet toch geleidelijk aan loslaten, ook als het resultaat dan eens niet zo goed is. Goede hulp is erop gericht zichzelf overbodig te maken, met vallen en opstaan.
Je kind heeft vooral je emotionele ondersteuning nodig Voor sommige kinderen is dagelijks huiswerk maken een hele klus. De belangrijkste taak van ouders is dan om er te zijn voor je kind als het het even niet meer ziet zitten. Maak even tijd om te luisteren, moedig je kind aan en leer je kind ook om te relativeren.
Stapsgewijs bevorderen van zelfstandigheid Er zijn veel gradaties in zelfstandigheid. Dat je kind nog niet volledig zelfstandig kan werken, wil niet zeggen dat het nog niets zelfstandig kan. Geef je kind zoveel zelfstandigheid als het aankan. Er zijn meer mogelijkheden dan je denkt!
•
• •
• • • •
Je kind doet niets zelfstandig. Je zit naast je kind bij het huiswerk. Je geeft instructies, houdt in de gaten of alles goed verloopt, verbetert waar nodig, vraagt de les op tot jij vindt dat je kind zijn les kent, enzovoort. Je volgt regelmatig op wat je kind doet en controleert het resultaat. Als het niet goed is, bespreek je samen wat er moet gebeuren. Voordat je kind aan een opdracht begint, bespreek je hoe het hieraan kan beginnen. Na die korte inhoudelijke voorbereiding gaat je kind alleen aan de slag. Je houdt alleen de planning van het kind in de gaten en stuurt bij als het nodig is. Je maakt elke avond samen een korte werkplanning op aan de hand van de schoolagenda. Na die begeleide start kan je kind alleen verder. Je spreekt met je kind een vast begin- en einduur af. Je controleert alleen maar of je kind zich hieraan houdt. Je kind werkt volledig zelfstandig.
En als het met het huiswerk niet wil vlotten? Het verhaal van de stoel met 4 poten… Als je kind het moeilijk heeft om zelfstandig te werken, veel te veel tijd nodig heeft of als het leren en werken gewoon niet lukt, heeft dat meestal te maken met verschillende oorzaken. Je kind zit als het ware op een huiswerkstoel met 4 poten. Je kind moet (1) zich goed voelen, (2) voldoende capaciteiten hebben, (3) van aanpakken weten en (4) gemotiveerd zijn om het goed te doen.
Zich goed voelen Als je kind zich niet goed voelt in zijn vel (onzeker, buikpijn, verdrietig,…) kan je kind zich natuurlijk moeilijk op het huiswerk concentreren. Probeer goed te luisteren naar je kind en praat erover.
Voldoende capaciteiten Alle kinderen krijgen in de lagere school meestal hetzelfde huiswerk. Nochtans verschillen alle kinderen van elkaar. Niet alle kinderen hebben dezelfde capaciteiten. Er zijn maar weinig kinderen die alles goed kunnen.
Van aanpakken weten Sommige kinderen weten gewoon niet hoe ze een opdracht op een goede manier moeten aanpakken, of ze slagen er niet in. Heeft je kind moeite om de tijd te bewaken of kan je kind zichzelf niet controleren? Probeer je kind hierbij te helpen en zo geleidelijk aan zelfstandig te leren werken.
Gemotiveerd om het goed te doen Als je kind huiswerk maken niet belangrijk vindt of zichzelf weinig kansen geeft om het er goed vanaf te brengen, kan het moeilijk motivatie opbrengen. Probeer te zoeken waar het probleem zit.
Praat met de leraar Merk je dat je kind het regelmatig moeilijk heeft met het huiswerk? Weet je niet goed hoe je dit moet aanpakken? Bespreek het dan tijdig met de leerkracht of de CLBmedewerker. Zorg er wel voor dat je niet alleen met de leraar praat wanneer er zich moeilijkheden of problemen voordoen. Dit kan leiden tot onzekerheid of een afkeer van de school bij het kind. Ook het vertellen van goed nieuws is dus aangewezen.
Ouders over hun relatie met het onderwijs en de school van hun kind
Onderzoek van Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Onderwijskunde
Lien Ghysens Johan van Braak