Jaaroverzicht 2009
03 3
Voorwoord Het is me een genoegen het jaaroverzicht 2009 van het UZ Gent voor te stellen. De rijke inhoud van dit jaaroverzicht bewijst hoe belangrijk het UZ Gent is voor de gezondheidszorg, zowel in Oost-Vlaanderen als tot ver buiten de provinciegrenzen. Ook op het vlak van wetenschappelijk onderzoek en opleiding is het ziekenhuis toonaangevend, onder meer door de nauwe samenwerking met de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent. In 2009 bestond het UZ Gent 50 jaar, een verjaardag die we uitbundig gevierd hebben. In die vijftig jaar is het UZ Gent uitgegroeid tot een ziekenhuis waar spitstechnologie en een menselijke benadering hand in hand gaan. De gezondheidszorg evolueert steeds sneller. Daarom hebben we in 2009 belangrijke stappen gezet om het UZ Gent voor de toekomst klaar te stomen. Samen met de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de UGent hebben we speerpunten gedefinieerd voor het wetenschappelijk en translationeel onderzoek. In die domeinen wil het ziekenhuis tot de wereldtop behoren en blijven behoren. In 2009 werd ook het startschot gegeven voor een reeks grote infrastructuurwerken die het uitzicht van de campus ingrijpend zullen veranderen. De nieuwe gebouwen en infrastructuur zullen de zorg en het comfort voor de patiënten nog verbeteren. Daarnaast zijn ook de plannen uitgetekend om, in samenwerking met de faculteit, de faciliteiten voor wetenschappelijk onderzoek verder uit te bouwen en onze internationale uitstraling te bestendigen. De Campus Heymans (ziekenhuis, faculteit, vakgroepen Ingenieurswetenschappen) evolueert zo naar een virtueel UMC (Universitair Medisch Centrum). Dit is mijn laatste jaaroverzicht als afgevaardigd bestuurder van het UZ Gent. In 2009 werd dus de zoektocht naar een nieuwe afgevaardigd bestuurder voor het UZ Gent gestart. Op 1 oktober 2010 geef ik de fakkel door aan Jef Peeters. Ondanks de moeilijke economische context ziet de toekomst van het UZ Gent er eerder rooskleurig uit. Het ziekenhuis wil bij de uitbouw van de gezondheidszorg van de toekomst een leidende rol spelen. Met hun enthousiasme en inzet dragen de meer dan 5.500 medewerkers daar elke dag toe bij.
Prof. dr. Francis Colardyn Afgevaardigd bestuurder UZ Gent
05 5
Missie en visie Het UZ Gent is een van de grootste en meest gespecialiseerde ziekenhuizen in Vlaanderen. Het ziekenhuis munt uit in kwalitatieve en patiëntvriendelijke zorg. Patiënten uit binnen- en buitenland kunnen in het UZ Gent terecht voor een uitgebreid pakket aan basis- en hooggespecialiseerde zorg. De bekommernis van alle artsen, verpleegkundigen en andere medewerkers gaat in de eerste plaats uit naar het comfort en de optimale verzorging van de patiënten. Het UZ Gent is een universitair ziekenhuis, dus naast patiëntenzorg maken ook opleiding, wetenschappelijk onderzoek en dienstverlening deel uit van de taken. Daarvoor werkt het ziekenhuis nauw samen met de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent. In het UZ Gent krijgen artsen, arts-specialisten en studenten uit een reeks andere afstudeerrichtingen hun opleiding en in tal van diensten werken onderzoekers aan nieuwe technieken om diagnose, behandeling en zorg voortdurend te verbeteren.
h1 07
01 Topklinische patiëntenzorg Al vijftig jaar biedt het UZ Gent een ruim zorgpakket: niet alleen basisziekenhuiszorg, maar ook topklinische zorg. Alle medische specialismen voor gewone en intensieve zorg zijn in het ziekenhuis vertegenwoordigd, al ziet de medische zorg er vandaag helemaal anders uit dan vijftig jaar geleden. Zo waren er in 2009 meer dagopnames dan meerdaagse opnames in het UZ Gent. De enorme vooruitgang in de chirurgie, medische technologie en medicatie maakt dat patiënten steeds vaker al dezelfde dag naar huis kunnen. Bij de behandeling van chronische aandoeningen raakt multidisciplinaire samenwerking dan weer meer ingeburgerd. Specialisten uit verschillende disciplines werken nauw samen en bepalen in overleg de behandeling van de patiënt. En daarbij wordt verder gekeken dan het louter medische. Een paar mijlpalen uit het afgelopen jaar …
Twintig jaar meniscustransplantatie UZ Gent aan wereldtop In 1989 voerde prof. dr. René Verdonk de eerste meniscustransplantatie uit in het UZ Gent, toen een primeur in België. Intussen heeft de dienst Orthopedie en Traumatologie ruim 350 meniscustransplantaties op het actief. De dienst behoort tot de wereldtop in zijn gebied. De meniscus is een belangrijke schokdemper in de knie. Meniscusproblemen in het kniegewricht komen op elke leeftijd voor. Bij oudere mensen is artrose de belangrijkste oorzaak, bij jonge mensen is beschadiging meestal het gevolg van een ongeval of overbelasting, bijvoorbeeld door intensief sporten.
Kijkoperatie Bij de behandeling van meniscusletsels wordt er tegenwoordig zoveel mogelijk naar gestreefd meniscusweefsel te sparen. Patiënten die toch een volledige meniscectomie of verwijdering van de meniscus moeten ondergaan, kunnen in heel specifieke gevallen geholpen worden met een meniscustransplantie. “Enkel actieve patiënten jonger dan 50 jaar met blijvende pijn na de meniscusverwijdering en die aan een reeks andere criteria voldoen, komen voor een meniscustransplantatie in aanmerking”, vertelt René Verdonk. “We voeren per jaar zo’n 15 à 20 meniscustransplantaties met levend donormateriaal uit. Sinds
2006 gebeurt dat artroscopisch, via een kijkoperatie. Dat is minder ingrijpend: patiënten kunnen dezelfde dag al terug naar huis”. Na revalidatie kunnen de patiënten opnieuw normaal functioneren. In 2007 had het UZ Gent opnieuw een primeur. Prof. Verdonk en zijn team voerden toen met succes de eerste chirurgische ingreep uit met een nieuwe kunstmeniscus voor patiënten met specifieke meniscusletsels. De ingreep gebeurde in het kader van Europees klinisch onderzoek om de veiligheid en werking van het implantaat te beoordelen. “Met die ingreep kunnen we een andere groep patiënten, namelijk bepaalde patiënten die een partiële meniscectomie ondergaan hebben, verder helpen. Deze kunstmeniscus heeft grote voordelen voor de patiënt: minder pijn, minder slijtage en een verhoogde stabiliteit van de knie. Hij kan ook makkelijk en nauwkeurig in de knie ingeplant worden tijdens een kijkoperatie.”
Actief leven De Actifit kunstmeniscus bestaat uit een resorberend en uiterst poreus materiaal dat de ingroei van bloedvaten stimuleert in de slechtdoorbloede delen van het lichaam, zoals de meniscus. Het herstelt en bevordert de natuurlijke groei van meniscusweefsel. Het implantaat is sterk, duurzaam en biocompatibel (door het lichaam aanvaard) en blijft toch zacht genoeg, zodat het makkelijk in vorm kan worden gesneden en nauwkeurig gehecht via een kijkoperatie. Na een korte revalidatieperiode zou de patiënt in staat moeten zijn om terug een actief leven te leiden. “In het kader van de studie hebben wij 19 van de 52 uitgevoerde ingrepen voor onze rekening genomen. Inmiddels hebben we er al twintig buiten de studie om gedaan.”
h1 09
Thuishemodialyse Meer flexibiliteit voor nierpatiënten De dienst Medische Nierziekten leert patiënten sinds het voorjaar van 2009 opnieuw aan om zich thuis volledig zelfstandig te (hemo)dialyseren. Patiënten krijgen zo meer flexibiliteit voor de planning en uitvoering van de dialyse en moeten zich niet meer op vaste tijdstippen naar het UZ Gent verplaatsen. Thuishemodialyse ontlast ook de dialyseafdeling van het ziekenhuis: er blijft meer opnamecapaciteit voor patiënten die niet voor thuisdialyse in aanmerking komen.
Praktisch cursuspakket
Prof. dr. Raymond Vanholder, diensthoofd Medische Nierziekten. “Zo’n 35 jaar geleden zijn we voor het eerst gestart met een programma voor thuishemodialyse maar daar hebben we na 20 jaar een punt achter gezet door de opkomst van de buikvliesspoeling of peritoneale dialyse. Thuishemodialyse had toen trouwens nog een heel zware impact op de patiënten en hun omgeving: de dialyseapparatuur was ingewikkeld en niet gebruiksvriendelijk. Dat is nu helemaal anders.”
Patiënten hoeven relatief weinig te investeren om thuis te kunnen dialyseren. Er moet enkel meer capaciteit aangevraagd worden voor de toelevering van water en elektriciteit. Het UZ Gent levert het dialysemateriaal: kunstnier, leidingen en medicatie. Voor het water en de elektriciteit voorziet het ziekenhuis een onkostenvergoeding. “We controleren ook nauwgezet de waterkwaliteit: de zuiverheid van het water is heel belangrijk bij nierdialyse.”
Vandaag is er terug vraag naar thuishemodialyse. En op die vraag is de dienst Medische Nierziekten ingegaan. “Patiënten die lichamelijk stabiel zijn, de juiste mentale instelling hebben en nog niet getransplanteerd werden, komen voor thuishemodialyse in aanmerking. Thuishemodialyse heeft het grote voordeel dat patiënten kunnen dialyseren als het hen past, en dat ze niet afhankelijk zijn van de ziekenhuisplanning. We hebben een praktisch cursuspakket ontwikkeld waarmee onze ervaren verpleegkundigen de patiënten de procedure aanleren. Ook patiënten uit andere centra in Vlaanderen kunnen die opleiding volgen. De cursus duurt zes weken en wordt zowel in het ziekenhuis als thuis gegeven. Eind 2009 hadden drie patiënten het systeem al onder de knie, twee andere waren de opleiding aan het volgen. We laten patiënten trouwens nooit aan hun lot over. Bij problemen kunnen ze 24 uur op 24 terecht bij een wachtdienst die zowel medische als technische ondersteuning biedt.”
h1 11
Vangnet voor chronische nierpatiënten Nierfalen ontstaat wanneer de nieren niet optimaal werken en het bloed in het lichaam onvoldoende zuiveren. Het is een sluipende ziekte, die lang zonder symptomen kan blijven, maar die wel 300.000 Vlamingen treft. De aandoening tijdig opsporen is belangrijk: in het beginstadium van de ziekte kunnen immers heel wat preventieve maatregelen genomen worden. De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid heeft een ‘zorgtraject chronische nierinsufficiëntie’ uitgewerkt om de samenwerking tussen patiënt, huisarts en specialist te stroomlijnen en de ondersteuning van de chronische nierpatiënt te versterken. In het UZ Gent waren eind 2009 al meer dan 260 patiënten in dit zorgtraject ingeschreven. En dat aantal neemt snel toe. Het opsporen van nierproblemen is een opdracht bij uitstek voor de huisarts. Eens de diagnose van chronische nierziekte gesteld is, moet een behandelingsschema opgesteld worden. In die fase is de patiënt al vaak twee derde van zijn nierfunctie kwijt. Het zoeken
naar de oorzaken van het probleem, het opstellen van het behandelingsplan en het informeren van de patiënt is de taak van de nefroloog en zijn team. Dat team bestaat naast de nefroloog uit verpleegkundigen, diëtisten, sociaal werkers, psychologen, … die de patiënt begeleiden. Als het behandelplan klaar is, neemt de huisarts het weer van de specialist over. Enkele malen per jaar herevalueert de nefroloog de toestand van de patiënt. Die intense samenwerking tussen verschillende disciplines is essentieel bij een chronische aandoening zoals nierlijden. Het zorgtraject chronische nierinsufficiëntie geeft patiënten ook recht op verhoogde financiële tegemoetkomingen voor bezoeken bij de huisarts en de specialist en voor dieetadvies en ondersteuning door een multidisciplinair team. Met al die stimulansen wil de overheid de preventieve aanpak van nierlijden versterken in de hoop het aantal dialysepatiënten terug te kunnen dringen.
Honderdste nier-pancreastransplantatie Eind 2009 werd door een team van vasculair chirurgen en nefrologen de honderdste nier-pancreastransplantatie in het UZ Gent uitgevoerd. Deze zware ingreep is aangewezen bij diabetes type I bij relatief jonge patiënten (30 à 50 jaar oud) die kampen met een moeilijk te regelen glycemie en nierinsufficiëntie. Het ziekenhuis voert sinds 1994 nier-pancreastransplantaties uit, met mooie overlevingscijfers. Meer dan 90% van de patiënten kan vele jaren na de gecombineerde nier-pancreasoperatie genieten van een nieuw leven.
Het aantal nier-pancreastransplantaties is de laatste jaren evenwel gedaald. Er zijn minder jonge donoren omdat er – gelukkig – minder slachtoffers van verkeers- en werkongevallen zijn. Er zijn wel meer type I-diabetici, maar zij worden ook steeds efficiënter verzorgd en evolueren minder snel naar dialyse. Patiënten staan vandaag gemiddeld 24 maanden op de wachtlijst voor de nier-pancreastransplantatie plaatsvindt.
Getransplanteerde organen UZG
180 160 140 120
Nier (levende donor)
100
Nier (overleden donor)
80
Pancreas
60
Lever (levende donor)
40
Lever (overleden donor)
20
Hart
0 1999
2000
2001
2002
Getransplanteerde organen UZ Gent
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
h1 13
Extra gereedschap in de kist Groepstherapieën in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie Groepsessies voor kinderen en jongeren met psychiatrische problemen zijn een zinvolle en welkome aanvulling op andere behandelingen. De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie heeft een aanbod van negen Xxxx Xxxxxxxxx verschillende vormen van Xxxxxxxxxxxxxxxxxx groepsgerichte therapieën of programma’s. Kinderen, jongeren en hun ouders leren er hoe ze best kunnen omgaan met hun psychiatrische problemen. Sociale vaardigheidstraining voor kinderen, training voor kleuters met gedragsmoeilijkheden, positief opvoeden voor ouders, groepstraining voor kinderen met angst en depressie, … “De programma’s die we aanbieden hebben de proef van de wetenschap doorstaan”, vertelt dr. Eric Schoentjes, kinder- en jeugdpsychiater van de Universitaire Dienst Psychiatrie. “Ze vormen een aanvulling op andere ondersteuning bij psychiatrische problemen, zoals begeleiding op school, medicatie, … De deelnemers gaan naar huis met extra kennis en vaardigheden: we voegen gereedschap toe in de kist met ondersteuning die ze al krijgen. We merken trouwens dat de deelnemers elkaar stimuleren tijdens de groepsessies, wat het effect versterkt.”
Wetenschappelijk onderzoek De meeste programma’s worden internationaal gebruikt. “Wij hebben geen monopolie op die groepsessies. Ook centra voor leerlingenbegeleiding, Kind & Gezin en andere instellingen gebruiken programma’s als STOP (Samen Terug Op Pad). Maar wij hebben de programma’s aangepast aan kinderen en jongeren met ernstige en complexe klachten die op dat niveau onvoldoende geholpen kunnen worden. We doen ook wetenschappelijk onderzoek om de doeltreffendheid van de programma’s verder te onderbouwen. Naast de programma’s met internationale weerklank, hebben we groepsessies van eigen makelij, zoals psycho-educatie en sociale vaardigheidstraining.” De eerste sessies startten in 2007 en het aanbod breidt steeds verder uit. Van elk programma vinden jaarlijks twee reeksen plaats. Ze richten zich in de eerste plaats op kinderen en jongeren, maar er zijn ook programma’s voor ouders, zoals Triple P: positief opvoeden. Ouders worden altijd nauw bij de sessies betrokken: ze worden uitgenodigd voor infovergaderingen en evaluatiegesprekken. De deelnemers zijn kinderen en jongeren (en hun ouders) die al in het UZ Gent in behandeling zijn of die doorverwezen worden door partners zoals centra voor geestelijke gezondheidszorg. “Deze evidence-based aanpak werpt zijn vruchten af als aanvulling op andere behandelingen. De groepsessies hebben het voordeel dat we in een korte tijd meerdere patiënten kunnen helpen. De medewerkers van de afdeling geven ook opleidingen aan bv. centra voor geestelijke gezondheidszorg zodat zij de programma’s op hun beurt kunnen toepassen.”
Samenwerking met Interstedelijk Centrum voor Leerlingenbegeleiding Sinds de start van het schooljaar 2009-2010 neemt dr. Eric Schoentjes om de twee weken een halve dag deel aan de leerlingenbesprekingen van het Interstedelijk Centrum voor Leerlingenbegeleiding (ICLB) van de Stad Gent. Vera Van Heule, directrice van het ICLB: “Onze multidisciplinaire teams van artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, logopedisten en psychologen/pedagogen begeleiden alle scholen van het Onderwijs Stad Gent en een aantal scholen buiten de stad. We voelden dat we nood hadden aan versterking vanuit kinderpsychiatrische hoek. We worden steeds vaker ge-
confronteerd met kinderen met gedragsproblemen. Door de samenwerking met het UZ Gent kunnen we betere hypothesen formuleren en dus kwaliteitsvoller advies geven aan scholen, ouders en leerlingen. De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie zal ons trouwens ook vormingen geven over problemen waar we vaak mee in aanraking komen. De samenwerking is een aanwinst. We waren trouwens geen onbekenden voor elkaar: via de UZ-school van de Stad Gent voor patiënten, was er al samenwerking met het departement onderwijs van de stad.” Ook het UZ Gent is opgetogen over de samenwerking. Eric Schoentjes: “We zijn er nu sneller bij: van bij het ontstaan van de problemen kunnen we scholen en leerkrachten advies geven. Dat maakt de verwijzing naar onze afdeling soms overbodig of op z’n minst gerichter en werkbaarder. Een betere samenwerking tussen hulpverlening en school komt de leerlingen zeker ten goede.”
Psychiatrische zorg aan bed Ongeveer één derde van de opgenomen patiënten kampt met psychiatrische of psychische problemen. Een goede behandeling van die problemen is belangrijk voor het genezingsproces, verhoogt de behandeltrouw en verkort de duur van het ziekenhuisverblijf. Dat is werk voor specialisten. Om patiënten met psychiatrische of psychische problemen professioneel bij te staan en te behandelen, kunnen artsen en verpleegkundigen van alle ziekenhuisafdelingen sinds
september 2009 een beroep doen op het Multidisciplinair Liaison Psychiatrisch Team (MLPT). Dat team bestaat uit psychiaters, psychiatrisch verpleegkundigen, een psycholoog en een sociaal werker en maakt deel uit van de Universitaire Dienst Psychiatrie. Het team doet consulten aan bed op alle ziekenhuisafdelingen en geeft advies aan de andere zorgverleners die de patiënt omringen. Tussen september en december 2009 verzorgde het MLPT 417 consulten.
h1 15
Dezelfde dag terug naar huis Aantal dagopnames blijft stijgen In 2009 waren er in het UZ Gent bijna de helft meer dagopnames dan in 2005. De laatste twee jaar is de toename van het aantal dagopnames groot. Dat is opmerkelijk voor een universitair ziekenhuis waar voornamelijk ernstig tot zeer ernstig zieke patiënten behandeld worden, vaak ook na doorverwijzing uit andere ziekenhuizen. De groei in dagopnames is een trend die zich wereldwijd steeds meer begint af te tekenen. Die evolutie heeft alles te maken met de enorme vooruitgang van de chirurgische mogelijkheden, de medische technologie en de medicamenteuze behandelingen. “Vorig jaar werden 46.855 patiënten in het UZ Gent opgenomen voor een dagopname en net geen 35.000 voor meerdere dagen”, zegt Filip Demeyere, directeur verpleging. “In 2005 was dat nog respectievelijk 32.000 en 33.400. Een dagopnamepatiënt komt naar het UZ Gent voor een chirurgische ingreep onder narcose (bv. plaatsen van trommelvliesbuisjes, sterilisatie bij mannen, enz.), een technisch onderzoek met of zonder narcose (bv. een gastroscopie) of een kankerbehandeling (chemotherapie of bestraling).”
Aantal ligdagen daalt Bij de meerdaagse opnames (dus met minstens één overnachting) valt het op dat het aantal ligdagen daalt. “Doorgaans verblijven onze patiënten vandaag minder lang in het ziekenhuis. De laatste jaren stellen we een algemene verkorting van de opnameduur vast. De vroegere kortverblijven van één tot drie dagen zijn vandaag vaak ingekort tot dagopnames, zonder aan kwaliteit in te boeten. Om de stijging van het aantal dagopnames op te vangen, hebben we het aantal dagziekenhuizen de afgelopen vijf jaar van acht tot bijna twintig uitgebreid, met in totaal 130 posities (d.w.z. bedden of zetels). De grootste zijn het chirurgisch dagziekenhuis, twee dagziekenhuizen oncologie en twee dagziekenhuizen voor kinderen. Door de kortere opnameduur kan één positie op één dag soms door meerdere patiënten ingenomen worden.” De korte ziekenhuisopname biedt voordelen voor de patiënt: hij kan sneller terug naar zijn vertrouwde thuisomgeving, de ziekenhuisfactuur is beduidend lager en in de meeste gevallen is de patiënt ook minder lang arbeidsonbekwaam. Voor het ziekenhuis vraagt de toename in dagopnames wel om organisatorische aanpassingen. Filip Demeyere: “We moeten onze patiënten voor hun opname nog meer en nog beter informeren, hun opname in het ziekenhuis optimaal voorbereiden en ook anticiperen op eventuele nazorg buiten het ziekenhuis, na het ontslag van de patiënt. We kunnen er in de toekomst niet omheen dat er een verschuiving komt van de acute zorg in een ziekenhuis naar meer thuiszorg. Ziekenhuizen zullen hiervoor nog nauwer moeten samenwerken met huisartsen en organisaties die thuiszorg realiseren.”
Dagopnames
50000
46855
44089 40000
35973
38301
30000
20000
34691
37049
42752
45466
1282
1252
1337
1389
2006
2007
2008
2009
10000
0
Rechtstreekse opname Via spoed
Meerdaagse opnames (min. 1 nacht)
40000
33918
34552
34268
34794
24203
24439
23973
24346
9715
10113
10295
10448
2006
2007
2008
2009
30000
20000
10000
0
Rechtstreekse opname Via spoed
Operaties (OK en dagchirurgie)
35000 30000
28439
30156
30462
2007
2008
31938
25000 20000 15000 10000 5000 0
2006
2009
h1 17
Ambulante spoedgevallen
20000
18456
18191
18584
2006
2007
2008
19692
15000
10000
5000
0
2009
Consultaties
426366
430000 420000 410000 400000 390000
402708
2007
2008
383329 376545
380000 370000
400206
364432
360000 350000
2004
2005
2006
2009
Ligdagen
350000
303914
297023
296508
298255
294306
2005
2006
2007
2008
2009
300000 250000 200000 150000 100000 50000 0
Pijn verzachten Meer aandacht voor acute pijn bij kinderen Pijn bij kinderen wordt wel eens onderschat of weggewuifd als aandachtzoekerij. Onterecht, daarom lanceerden de Belgische Vereniging voor Kindergeneeskunde en het RIZIV het Nationaal Project Acute Pijn bij Kinderen. Dat project wil de aanpak van acute pijn bij kinderen in België verbeteren door de preventie en behandeling van pijn gestructureerd aan te pakken. Het UZ Gent nam actief deel aan het wetenschappelijk en klinisch luik van het pijnproject. Dat mondde in 2009 uit in een hele reeks initiatieven.
Richtlijnen “Alle artsen en verpleegkundigen hebben het beste voor met de kinderen die ze behandelen en verzorgen. Pijn bij kinderen laat niemand onberoerd. Maar vele diagnostische en therapeutische handelingen en procedures zijn nu eenmaal pijnlijk en angstaanjagend”, vertelt dr. Annick De Jaeger, staflid Pediatrische Intensieve Zorg. “Bovendien wordt pijn bij kinderen vaak onderschat, wat leidt tot onderbehandeling. In het kader van het project acute pijn bij kinderen hebben we in het UZ Gent gekeken wat er al gedaan werd om pijn bij kinderen te bestrijden en wat we nog konden verbeteren.” Belangrijkste conclusies: het was nodig de neuzen in dezelfde richting te zetten en richtlijnen op te stellen waar alle zorgverleners op kunnen terugvallen. En daar heeft het ziekenhuis veel energie in gestoken. “We hebben standaarden en protocollen opgesteld. Om alle zorgverleners daarvan op de hoogte te brengen en aan te sporen om
extra aandacht te geven aan pijn bij kinderen, hebben we een bewustmakingscampagne gevoerd op alle kinderafdelingen. Overal werden pijnschalen en informatie verdeeld. Bovendien werd voor elke afdeling een referentieverpleegkundige opgeleid. Opleiding rond pijn en pijnbehandeling bij kinderen werd trouwens ook systematisch geïntegreerd in de opleiding voor kinderartsen.” Dit alles zou ondenkbaar geweest zijn zonder de pijnverpleegkundige die via dit project halftijds aangesteld kon worden tot eind 2009. Rut Vrielynck, pijnverpleegkundige: “Pijn proberen verzachten is één ding, maar dat betekent natuurlijk dat je pijn ook moet herkennen en erkennen. Daarvoor bestaan gelukkig hulpmiddelen. Bij baby’s kom je veel te weten door ze te observeren: hebben ze een verwrongen gezichtje, blijven ze huilen als je ze oppakt? Kinderen vanaf vier jaar kunnen al deels zelf aangeven hoeveel pijn ze hebben op een schaal met neutrale tot van pijn vertrokken gezichtjes. Vanaf zes jaar geven kinderen pijn aan met de Visueel Analoge Schaal, die ook gebruikt wordt bij volwassenen. We letten er op dat dit in een sfeer van vertrouwen gebeurt: we nemen de kinderen altijd ernstig. Een kind dat aangeeft dat het pijn heeft en geen reactie krijgt op zijn klacht, verliest het vertrouwen wat zowel de pijnbehandeling als de pijnevaluatie negatief beïnvloedt.
Pijn verzachten Er zijn veel middelen om pijn te verzachten. Het pijnbeleid beschrijft hoe en wanneer je ze kan gebruiken. Annick De Jaeger: “Pijnstillende zalf bij bloedafnames of puncties kan het verdriet al heel wat verzachten. We gebruiken ook vaak een gasmengsel dat de pijn verlicht en kinderen helpt te ontspannen. Ze vergeten achteraf sneller wat er gebeurd is. En dat maakt pijnlijke onderzoeken en ingrepen minder traumatisch. Veel pijnlijke procedures zijn pijnloos mogelijk op Pediatrische Intensieve Zorg waar we kortdurende diepe analgosedaties kunnen geven.” Het pijnproject heeft een mentaliteitsverandering in gang gezet en een structurele basis gelegd. Artsen en verpleegkundigen besteden nu nog meer aandacht aan pijn en pijnbestrijding. Rut Vrielynck: “Het
h1 19
is aangetoond dat kinderen die de eerste dagen na een ingreep goede pijnstilling krijgen, sneller genezen. Acute pijn kan trouwens omslaan in chronische pijn als ze onvoldoende behandeld wordt. Pijn bij kinderen is een thema dat we in het UZ Gent levendig willen houden. Een pijnlijke ingreep of een venijnige prik is soms onvermijdelijk. Maar als je het goed aanpakt, kan je heel wat trauma’s voorkomen.”
Vijf jaar dolfijntherapie Vijf jaar geleden ging het Kinderrevalidatiecentrum van het UZ Gent van start met dolfijntherapie, samen met het Boudewijn Seapark in Brugge. 72 kinderen en jongeren hebben de therapie intussen gevolgd, met veel plezier én mooie resultaten. De dolfijntherapie blijkt het revalidatieproces te versnellen en te versterken. De kinderen en jongeren van het Kinderrevalidatiecentrum revalideren van zware en ingrijpende gebeurtenissen in hun leven (niet-aangeboren hersenletsels, amputaties, brandwonden, botkanker, verlamming, …). Twee maal per jaar kan een groep kinderen deelnemen aan de dolfijntherapie. Elk kind krijgt daarbij zijn eigen doelstellingen. Bij sommige kinderen ligt de focus op het gedrag (leren rustig en aandachtig zijn), bij andere op het ontwikkelen van communicatie (de dolfijnen aankijken, wachten op de reactie van de dolfijnen, de eerste woordjes), bij nog andere op het oefenen van de motoriek (vis geven met een verlamde arm, uitvoeren van handelingen of bewegingen waarop de dolfijn reageert). Ook het psychosociale aspect van het project is van onschatbare waarde: de kinderen doen iets waar leeftijdsgenootjes buiten de revalidatie alleen maar van kunnen dromen. Dat geeft hen zekerheid en zelfvertrouwen. Het contact met de dolfijnen motiveert de kinderen om gedrag of handelingen steeds opnieuw te stellen, wat cruciaal is in de revalidatie. Meer nog, tijdens de sessies doen de kinderen de begeleiders meer dan eens versteld staan door de vooruitgang die ze boeken.
Prostaatkliniek Uroloog en radiotherapeut werken samen Sinds september 2009 kunnen patiënten met tumoren van het urogenitaal stelsel in het UZ Gent terecht op een gecombineerd urologisch-radiotherapeutisch spreekuur: de prostaatkliniek. De uroloog en radiotherapeut ontvangen samen patiënten bij wie de diagnose van kanker gesteld is. Ze informeren die patiënten elk vanuit hun eigen achtergrond over de behandelingsopties. In het geval van prostaatkanker is het vaak de patiënt zelf die de knoop doorhakt en een behandeling kiest: actieve opvolging, heelkunde of radiotherapie.
Gezamenlijk spreekuur “De prostaatkliniek is een succes. Elke maand krijgen we zo’n vijftig patiënten over de vloer”, vertelt dr. Nicolaas Lumen, uroloog. “De vlag dekt misschien niet helemaal de lading, want ook patiënten met bepaalde teelbaltumoren, niertumoren en blaastumoren komen naar ons gecombineerd urologisch-radiotherapeutisch spreekuur op dinsdagvoormiddag. Patiënten met prostaatkanker maken wel de meerderheid uit. Prostaatkanker is immers een van de meest voorkomende kwaadaardige aandoeningen bij mannen.” Zo’n gezamenlijk spreekuur, dat betekent niet alleen tijdswinst voor de patiënten die een aantal consultaties kunnen combineren. Ze worden ook beter en uitvoeriger ingelicht over de verschillende behandelingsopties. Dr. Valérie Fonteyne, radiotherapeute: “We bespreken de mogelijke behandelingen elk vanuit
onze eigen achtergrond: de uroloog legt uit wat een heelkundige ingreep inhoudt, de radiotherapeut geeft uitleg over bestraling. De patiënt krijgt de verschillende opties te horen uit de mond van een specialist, kan ze naast elkaar leggen en dus een gefundeerde keuze maken. In de praktijk zagen we vroeger dat patiënten die eerst bij de uroloog kwamen meestal voor heelkunde kozen. Kwamen ze eerst bij de radiotherapeut, dan ging hun voorkeur naar bestraling. Terwijl die keuzes misschien niet altijd de beste waren.” Ander voordeel van het gecombineerd spreekuur: patiënten die geopereerd worden, hebben soms nood aan nabestraling. En patiënten die bestraald worden, moeten vooraf soms een urologische ingreep (lymfadenectomie) ondergaan. Dankzij de nauwe samenwerking kunnen de behandelingen beter en sneller op elkaar afgestemd worden.
Meest geschikte behandeling Waarvoor kunnen patiënten precies terecht in de prostaatkliniek? “In de eerste plaats voor de diagnose van prostaatkanker. Meestal sturen huisartsen patiënten door bij een vermoeden van prostaatkanker op basis van de resultaten van een bloedonderzoek (PSA). Bij het stellen van de diagnose leggen we de nadruk op het onderzoek naar de uitgebreidheid van de tumor zodat we de meest geschikte behandeling kunnen aanbieden. Daarnaast komen patiënten ook naar ons voor een tweede advies”, zegt Nicolaas Lumen.” Eens de diagnose gesteld, bespreken we de behandelingsopties: heelkunde, radiotherapie of aanvullende behandelingen. Indien nodig winnen we ook advies in bij de radioloog, medisch oncoloog of anatomopatholoog.” Ook voor de opvolging na behandeling en voor pijnbestrijding en behandeling van de symptomen van uitgezaaide urologische tumoren kunnen patiënten in de prostaatkliniek terecht. De dienstverlening van de prostaatkliniek wordt trouwens nog uitgebreid. “Binnenkort gaat een prostaatverpleegkundige aan de slag die patiënten nog meer informatie zal geven over de behandelingen. Zij wordt het aanspreekpunt voor patiënten die met vragen zitten”, zegt Valérie Fonteyne. “De prostaatkliniek draagt dus op vele vlakken bij tot een betere behandeling van patiënten met urogenitale tumoren.”
h1 21
Muziek in de oren 42 cochleaire implantaties in 2009 Wie doof geboren is, hoeft niet noodzakelijk doof te blijven. Een implantaat in het binnenoor kan, door rechtstreekse stimulatie van de gehoorzenuw, de communicatie herstellen. Resultaat vandaag? Zestig procent van de kinderen met een cochleair implantaat (CI) gaat naar een gewone school.
Prof. dr. Ingeborg Dhooge, diensthoofd Neus-, Keel- en Oorheelkunde, voerde in 1998 de eerste cochleaire implantatie uit in het UZ Gent. “Tien jaar geleden zijn we gestart met cochleaire implantaties bij volwassenen. Vandaag maken kinderen de meerderheid uit. Van de 42 cochleaire implantaties die we in 2009 verricht hebben, zijn er 24 uitgevoerd bij kinderen.” Een cochleair implantaat bestaat uit een extern en een intern deel. Het uitwendige gedeelte omvat een microfoon, een spraakprocessor die geluid omzet naar een elektrisch signaal. Het inwendige deel wordt operatief ingebracht. Het is een neurostimulator en bestaat uit een onderhuids geplaatste ontvanger verbonden met een elektrodedrager (elektroden “array”) met daarop een variabel aantal stimulatiepunten of elektrodes. De elektrodedrager wordt via het ronde venster in de scala tympani van het slakkenhuis opgeschoven. Heeft de patiënt geen gehoorzenuw, dan zorgt een hersenimplantaat voor vergelijkbare elektronische impulsen. Ingeborg Dhooge: “Enkel patiënten met een bilaterale ernstige slechthorendheid komen in aanmerking. Bovendien moeten we aantonen dat met krachtige hoortoestellen onvoldoende functioneel gehoor kan bereikt worden.”
Intensieve revalidatie Doof geworden patiënten zijn vaak na enkele maanden al in staat om geluiden te herkennen en spraak te begrijpen. Doof geboren kinderen hebben echter geen referentiekader. Het herkennen en interpreteren van geluid gebeurt dan via intensieve revalidatie. Ingeborg Dhooge: “Hier is de samenwerking met gespecialiseerde revalidatiecentra heel belangrijk. In 2009 heeft de dienst Neus-, Keel- en Oorheelkunde een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het Revalidatiecentrum Sint-Lievenspoort in Gent. Een dag per week geeft een van onze NKO-artsen het revalidatiecentrum ondersteuning. Wij verwijzen dan weer patiënten naar het centrum voor multidisciplinaire revalidatie. Een goede samenwerking tussen de chirurg en de audioloog, verantwoordelijk voor het afregelen van het implantaat en het team dat de revalidatie verzorgt, biedt de beste garantie voor een optimaal resultaat. Een dove patiënt kan met één cochleair implantaat zeer goed functioneren wanneer er niet teveel achtergrondlawaai is. Het lokaliseren van geluiden en verstaan van spraak in rumoer blijft echter problematisch. “Je hebt immers beide oren nodig om geluid en spraak te kunnen filteren uit geroezemoes. Daarom voeren we steeds meer bilaterale implantaties uit. We verwachten dat dit aantal in de nabije toekomst nog sterk zal toenemen. De terugbetaling van het tweede implant is immers voorzien in 2010. Ondanks de goede resultaten zal iemand met een cochleair implantaat nooit meer hetzelfde horen als wij. Het implantaat is bijvoorbeeld niet ontworpen om muziek te appreciëren. Sinds enige tijd zoeken we samen met de Vakgroep Musicologie van de Universiteit Gent naar oplossingen. We proberen mogelijkheden te vinden om betrouwbaar muzikale perceptie bij gehoorgestoorden te evalueren en onderzoeken de rol van muziektraining in het rehabilitatieproces. Daarnaast proberen we een veeleer experimenteel kader te ontwerpen waarbinnen de creatie en modulatie van muzikale geluiden door middel van muzieksensoren CI-patiënten de mogelijkheid geeft hun “eigen” muziek te maken.”
Eerste galblaasoperatie zonder litteken Chirurgen en gynaecologen van het UZ Gent verwijderden in februari 2009 de galblaas bij een jonge vrouw zonder een zichtbaar litteken na te laten: een primeur in België. Bij deze operatietechniek wordt langs de vagina een camera en een klemmetje tot in de buikholte ingebracht. Daardoor is enkel een steekgaatje in de navel van de patiënte nodig om de galblaas te kunnen losmaken. Nadien wordt de galblaas via de vagina naar buiten gebracht. De ingreep kan uiteraard enkel bij vrouwen uitgevoerd worden en op voorwaarde dat ze vooraf geen grote ingrepen in de buik ondergaan hebben. De galblaas mag ook niet ontstoken zijn.
Deze operatieve techniek is een concrete toepassing van een nieuwe trend in de chirurgie die de naam N.O.T.E.S. kreeg (natural orifice transluminal endoscopic surgery). Daarbij worden de natuurlijke openingen van het lichaam gebruikt als toegang tot de buikholte. Die aanpak is minder belastend of ingrijpend voor de patiënt en zorgt voor een sneller herstel dan bij de gebruikelijke operatiemethode via een insnijding in de buik. De patiënte herstelde goed en mocht een dag na de ingreep het ziekenhuis al verlaten.
Moeder schenkt stuk van lever aan kind via sleutelgatoperatie In april 2009 kreeg een kindje van zes maanden in het UZ Gent een stukje van de lever van zijn moeder. De ingreep bij de moeder was een primeur in België: voor het eerst werd die via een laparoscopie of sleutelgatoperatie uitgevoerd. Bovendien was voor het eerst de volledige operatie voor donatie en transplantatie het werk van één team binnen hetzelfde ziekenhuis. De ingreep bij de moeder duurde zes uur, bij het kindje acht uur. Door de operatie laparoscopisch uit te voeren, bleven de buikspieren van de moeder intact en had ze na de ingreep minder pijn. Ze herstelde ook
sneller en heeft een nauwelijks zichtbaar litteken. Het kindje werd behandeld voor galwegatresie, een aandoening waarbij de galwegen van bij de geboorte niet of onvoldoende aangelegd zijn. Het werd op de wachtlijst voor levertransplantatie geplaatst. Toen na vier maanden nog geen orgaan gevonden was en de toestand van het kindje erop achteruit ging, werd besloten om een stuk van de lever van de moeder te verwijderen en bij het kindje te transplanteren. Het stukje lever van de moeder groeit nu met het kind mee.
Lage energie laser tegen mondslijmvliesontsteking Patiënten die chemo- en radiotherapie krijgen, hebben regelmatig last van mondslijmvliesontsteking, een pijnlijke aandoening. Vaak krijgen ze geen vast voedsel meer binnen en hebben ze problemen met praten en slikken. Tot voor kort beperkte de behandeling zich noodgedwongen tot mondspoelingen en het verlichten van de pijn. Behandeling met lage energie laser bracht daar verandering in. In het UZ Gent werd in 2007 voor het eerst lage energie laser tegen mondslijmvliesontsteking gebruikt. In het voorjaar van 2009 kocht de afdeling Hematologie een eigen lasertoestel aan. De resultaten zijn verbluffend. De behandeling van de letsels van mondslijmvliesontsteking met lage energie laser
is pijnloos en snel. Het toestel maakt geen contact met de wondes en de letsels worden slechts enkele seconden belicht. De therapie versnelt de celgenezing. Heel wat patiënten voelen onmiddellijk na de behandeling al minder pijn. De meeste wondes zijn na een week verdwenen. Zonder de lasertherapie duurt dat twee tot drie weken. De verpleegkundigen van de afdeling Hematologie houden alle informatie over de mondstatus van de patiënten nauwgezet bij. Zo kan het lasertoestel effectief afgesteld worden en krijgen de patiënten de meest geschikte behandeling. Tussen 1 juni en 31 december 2009 gebeurden op de afdeling Hematologie 199 laserbehandelingen bij mondslijmvliesontsteking.
Acuut nierfalen
h1 23
UZ Gent is alert Acuut nierfalen: het komt vaak voor, de kans dat je er aan sterft is groot en toch is het weinig bekend. De aandoening treft 30 à 60% van de patiënten op Intensieve Zorgafdelingen (IZ) in ziekenhuizen. Wetenschappelijk onderzoek heeft de kijk op en de aanpak van acuut nierfalen in het UZ Gent de laatste jaren sterk doen evolueren. Niet alleen op intensieve zorg, maar in het hele ziekenhuis. Want ook op andere hospitalisatieafdelingen ligt acuut nierfalen op de loer.
Addertje onder het gras Bij acuut nierfalen vermindert de nierfunctie plots en drastisch. Dat kan verschillende oorzaken hebben: een verminderde doorbloeding van de nieren als gevolg van een infectie. Of een ontsteking van de nieren. Soms is het een reactie op geneesmiddelen die de patiënt toegediend krijgt. “De gevolgen zijn ernstig”, zegt prof. dr. Eric Hoste, staflid Intensieve Zorg. “De nieren filteren het bloed minder goed waardoor giftige afvalstoffen die normaal in de urine verwijderd worden, zich opstapelen in het lichaam. Ondanks intensieve behandeling met geneesmiddelen of nierdialyse, sterft 50 à 55% van de IZ-patiënten met acute nierinsufficiëntie. De overlevingskans is de laatste jaren dankzij de goede en snelle behandeling wel gestegen. Vroeger haalde 60 tot 70% van de patiënten het niet.” De overlevingskansen zijn dus rooskleuriger, maar ook jaren na de IZ-ervaring blijft er een addertje onder het gras schuilen. “Mijn onderzoek naar acuut nierfalen bij IZ-patiënten toont aan dat 10 à 20% van de overlevers dialysepatiënt wordt of alsnog vroegtijdig overlijdt. Soms zit er zelfs vijf jaar tussen de opname en de nieuwe nierproblemen. Maar het verband is er.” Redenen genoeg om dit onderschatte fenomeen nauwlettend in de gaten houden. Acuut nierfalen blijkt immers niet alleen op intensieve zorg-afdelingen maar
ook op andere hospitalisatieafdelingen voor te komen. 20% van alle gehospitaliseerde patiënten lijdt aan een milde vorm van nierfalen. En ook die milde vorm kan ernstige gevolgen hebben. Eric Hoste: “Vroeger was er nauwelijks aandacht voor die milde vorm van nierfalen. Pas als de patiënt niet meer kon plassen en er dus al erg aan toe was, werd er ingegrepen. Vandaag is dat helemaal anders. We weten nu dat beperkte nierinsufficiëntie het risico op overlijden vergroot en de opnameduur verlengt. Als afvalstoffen in het lichaam achterblijven, maakt dat patiënten immers vatbaarder voor infecties, zoals longontstekingen. Daarom gebruiken afdelingen zoals Cardiologie, Radiologie, IZ, Spoed, … protocollen voor het voorkomen van nierinsufficiëntie. Artsen zijn steeds alerter voor de aandoening. We weten bijvoorbeeld dat de toediening van contrastvloeistof voor radiologische onderzoeken schadelijk is voor de nieren. Wel, alle patiënten die zulke onderzoeken ondergaan, krijgen voordien extra vocht toegediend om het risico te beperken.”
Snel opsporen Voorkomen is ideaal. Problemen snel opsporen even cruciaal. “We detecteren acute nierinsufficiëntie door het creatininegehalte in het bloed te meten. Dat is een afvalstof die verwijderd wordt door de nieren en die zich dus opstapelt als de nieren minder goed werken. Merken we een lichte stijging, dan nemen we die altijd ernstig. En dan grijpen we in.” Patiënten met nierinsufficiëntie krijgen extra vocht om de doorbloeding van de nieren te verbeteren. Soms is medicatie de oorzaak van de nierschade. Als het mogelijk is, wordt die medicatie stopgezet. “We hebben de behandeling de laatste jaren beter op punt gesteld. Vocht toedienen is belangrijk, maar teveel vocht is ook niet goed want dat vermindert de doorbloeding van de nieren. We streven naar het ideale evenwicht.” De artsen in het UZ Gent zijn dus beducht voor acuut nierfalen bij hun patiënten. De aandoening komt al maar vaker voor, o.a. door de vergrijzing van de bevolking. De aandacht zal dus enkel maar toenemen. Eric Hoste: “We doen momenteel wetenschappelijk onderzoek naar biomerkers die nierfalen sneller aan het licht kunnen brengen dan de klassieke bepaling van het creatininegehalte in het bloed. De nierfunctie is immers al verminderd als het creatininegehalte stijgt. Betere merkers zullen nog snellere detectie mogelijk maken. En dus ook nog snellere interventie.”
h2 25
02 Wetenschappelijk onderzoek en opleiding Wetenschappelijk onderzoek en opleiding van artsen, tandartsen en andere gezondheidswerkers behoren tot de kerntaken van het UZ Gent. Door de nauwe band met de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen heeft het ziekenhuis al vijftig jaar lang een unieke positie: de nieuwste resultaten van onderzoek kunnen snel vertaald worden in klinische toepassingen die bijdragen tot een betere zorg. Op de UZ-campus huizen ook niet-klinische onderzoeksgroepen die zich o.a. met de ontwikkeling van de medische beeldvorming bezighouden. Het UZ Gent is ook het terrein voor een hele reeks academische opleidingen. In 2009 kregen 93 artsen en tandartsen hun erkenning in een specifieke specialisatie.
Meespelen op het hoogste niveau Speerpuntenbeleid op de sporen De link met de Universiteit Gent is een van de sterkste troeven van het UZ Gent. Het ziekenhuis biedt topklinische en topreferente zorg met wetenschappelijke ondersteuning uit de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Omdat onderzoek en innovatie in de toekomst steeds zwaarder zullen doorwegen heeft het ziekenhuis in 2009 een speerpuntenbeleid op de sporen gezet. Prof. dr. Marleen Temmerman, diensthoofd Vrouwenkliniek en vertegenwoordiger van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen in het directiecomité van het UZ Gent: “De missie van het UZ Gent is duidelijk: we gaan voor topreferente en topklinische zorg in de schoot van een onderzoeksuniversiteit. We stimuleren dus een klimaat dat translationeel onderzoek bevordert. Dat is medischwetenschappelijk onderzoek waarbij nieuwe bevindingen uit het fundamenteel onderzoek snel gebruikt worden in klinische toepassingen. Er is veel talent op de UZ-campus, er wordt innovatief werk geleverd, maar zelfs als universitair ziekenhuis kan je niet in alle domeinen uitblinken. De wetenschappelijke context is immers verschoven van regionaal naar mondiaal. Tezelfdertijd blijven de middelen beperkt.”
Drie domeinen Daarom heeft het UZ Gent ervoor gekozen om, net als de Universiteit Gent, speerpunten te bepalen. In die domeinen wil het ziekenhuis uitmunten en op het hoogste niveau meespelen. “Er is een consensus over drie zeer brede domeinen waarin we vandaag al internationale top zijn, zowel wetenschappelijk als klinisch: immunologie en inflammatie, genetica en oncologie. Die leidende positie wordt erkend door ‘peers’ en aangetoond door het aantal A1-publicaties. Voor die allerbeste onderzoeksgroepen willen we in de toekomst extra mensen en middelen voorzien, zonder dat onderzoeksgroepen die niet tot de speerpunten behoren hierdoor worden benadeeld. Als universitair ziekenhuis vinden we het onze plicht om in alle domeinen onderzoek te doen en goede professionals af te leveren. Iedereen zal dus voldoende middelen krijgen om aan hoogstaand wetenschappelijk onderzoek te doen. Alleen voorzien we extra impulsen voor die domeinen waarin we tot de wereldtop behoren en willen blijven behoren. We willen dat iedereen weet: als een patiënt dit of dat probleem heeft, dan krijgt hij in Gent de allerbeste zorgen, gebaseerd op het allerbeste onderzoek.” Daarnaast blijft de deur ook steeds openstaan voor onderzoeksgroepen die zich nog moeten opwerken. Grote doorbraken gebeuren immers vaak onverwacht. Die jonge onderzoeksgroepen kunnen bijvoorbeeld financiële middelen krijgen van het Bijzonder Onderzoeksfonds van de universiteit. “Het UZ Gent en de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen delen een campus. Dat zorgt voor een interessante en vlotte wisselwerking. Op één locatie combineren we geavanceerd wetenschappelijk onderzoek met derdelijnsgeneeskunde. De onderzoeker zit vlak bij de patiënten die hij voor zijn research nodig heeft, en die patiënten kunnen op hun beurt rekenen op de meest recente inzichten in de geneeskundige zorg. Dat geeft ons een bevoorrechte positie.”
h2 27
Nieuw inzicht in strijd tegen astma Cellen in de longen herkennen huisstofmijt De onderzoeksgroep van prof. dr. Bart Lambrecht, dienst Longziekten, heeft een doorbraak gerealiseerd in de strijd tegen astma. De onderzoekers ontdekten dat huisstofmijt herkend wordt door de epiteelcellen die zich aan de binnenkant van de long bevinden en in rechtstreeks contact staan met de ingeademde lucht. Die cellen aan de binnenkant van de long activeren de witte bloedcellen die op hun beurt het immuunsysteem activeren, wat leidt tot astmaklachten. Dit mechanisme in de longen was nog nooit vastgesteld. Tot voor kort namen wetenschappers aan dat de huisstofmijt rechtstreeks inwerkt op de witte bloedcellen van het afweersysteem en zo klachten van astma, hooikoorts en eczeem doet ontstaan.
Nieuwe perspectieven voor behandeling Astma is een chronische aandoening van de luchtwegen die gepaard gaat met ontsteking. Die maakt de luchtwegen overgevoelig voor prikkels. Dat uit zich in kortademigheid, ‘piepen’ en hoesten. Acht tot tien procent van de Belgische bevolking heeft er mee te maken en één kind op drie is allergisch. Het aantal patiënten stijgt jaar na jaar.
“Dit nieuwe inzicht opent belangrijke perspectieven voor de behandeling van astma”, aldus Bart Lambrecht. “Uit ons onderzoek blijkt dat het uitschakelen van een specifiek herkenningssysteem op de epiteelcellen aan de binnenkant van de long er voor zorgt dat er geen ontstekingsreactie meer ontstaat door het allergeen en er dus ook geen astmaklachten meer optreden. Een opvallende bevinding is ook dat hetzelfde mechanisme waardoor allergenen herkend worden, ook tussenkomt in de herkenning van bacteriën bij zowat alle diersoorten. Medicijnen die dit herkenningssysteem kunnen omzeilen, kunnen in de toekomst dus ingezet worden in de strijd tegen astma.” De revolutionaire ontdekking werd in 2009 gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Nature Medicine. Professor Bart Lambrecht richtte met financiële steun uit het Vlaamse Odysseus I-programma een wetenschappelijk topinstituut op de UZ-campus op. Zijn onderzoeksgroep bestaat uit twintig medewerkers die onderzoek doen naar de vroegste ontstaansmechanismen van astma en heeft wereldfaam. De resultaten van hun werk worden gepubliceerd in de belangrijkste wetenschappelijke vakbladen en hebben niet alleen relevantie voor het domein van de astma zelf, maar ook voor andere chronische inflammatoire aandoeningen. Doel van het onderzoek is om nieuwe behandelingen voor astma en allergie te ontwikkelen.
Vijf artikels in Nature Magazines voor dienst Longziekten
derzoek concentreert zich op het samenspel tussen omgevingsfactoren en genetische voorbeschikkende factoren bij het ontstaan van ontstekingsreacties in de luchtwegen en longen van patiënten met astma en COPD.
Medewerkers van de dienst Longziekten publiceerden in 2009 vijf artikels in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften van Nature Magazines. Het merendeel van de artikels beschrijft nieuwe wetenschappelijke inzichten in het ontstaan van astma en COPD (chronisch obstructief longlijden). Het on-
De publicaties zijn het resultaat van vele jaren wetenschappelijk werk op het hoogste niveau en kregen grote weerklank. Ze zorgen voor nieuwe denkwijzen rond astma en COPD en leggen de basis voor verder wetenschappelijk werk met het oog op het ontwikkelen van nieuwe behandelingen voor deze aandoeningen.
h2 29
Licht in de duisternis Gentherapie tegen erfelijke blindheid Een internationaal medisch team, met onder meer prof. dr. Bart Leroy, oogarts en ooggeneticus van het UZ Gent en de Universiteit Gent, heeft aangetoond dat gentherapie het zicht verbetert bij mensen die aan de erfelijke oogaandoening LCA of Leber Congenitale Amaurose lijden. Twaalf patiënten, waaronder twee jonge patiënten van Bart Leroy, kregen in Philadelphia in één oog een inspuiting met een verzwakt verkoudheidsvirus. Dat virus bevatte een correcte kopie van het gen waarvan twee defecte kopieën hun blindheid veroorzaken. Sinds de experimentele behandeling met gentherapie kunnen de twee jongens van nu 10 en 11 jaar stappen en spelen zonder ergens tegenaan te lopen in omstandigheden waarbij dat tot voor de operatie onmogelijk was.
Beter zicht “De injectie met de correcte kopie van het defecte gen zorgt ervoor dat lichtgevoelige cellen in dat oog meer beginnen te werken zodat die aan de hersenen elektrische prikkels geven en de patiënten meer beginnen te zien”, vertelt Bart Leroy. “Alle patiënten die aan de studie deelgenomen hebben, verdroegen de therapie goed en kregen een beter zicht. Maar de verbetering was het opmerkelijkst bij de kinderen: hun scherpzicht verbeterde licht en hun zicht in het schemerdonker ging er enorm op vooruit. Ze kunnen nu zelfs in het schemerdonker rondlopen.” Het opvallende succes bij de kinderen is toe te schrijven aan de nog redelijk goede kwaliteit van hun netvlies waarop de gentherapie inwerkt. Die kwaliteit vermindert bij het ouder worden. Bovendien is bij een kind de neurovisuele ontwikkeling of de capaciteit om ‘te leren zien’ nog niet volledig uitgerijpt en kan de gentherapie die ontwikkeling mee positief beïnvloeden. “We hebben gemerkt dat bij alle patiënten ook het zicht uit het niet-behandelde oog verbeterde.
Dankzij de geninjecte in één oog krijgen de hersenen het signaal om meer te beginnen zien. Bovendien is de zichtverbetering blijvend.”
Genetisch defect detecteren Deze behandeling is een cruciale stap in het toepassen van gentherapie in de genezing van ziekten. Om gentherapie succesvol te kunnen toepassen, is het erg belangrijk om bij elke patiënt eerst de correcte diagnose te stellen en het genetisch defect te detecteren. “De twee Vlaamse patiëntjes die de operatie ondergingen werden in het UZ Gent voorbereid. De operatie zelf vond in Philadelphia plaats. Ik verwacht dat we in het UZ Gent binnen een tweetal jaar zelf kunnen starten met gentherapie voor oogaandoeningen. De grootste uitdaging daarbij is niet zozeer de gentherapie op zich, die is goed ontwikkeld. Het zal er vooral op aankomen voldoende fondsen te vinden om op grote schaal aan genotypering te kunnen doen en te kunnen achterhalen welk gen welke mutatie bevat die de aandoening veroorzaakt, want zonder het kennen van de exacte oorzaak kunnen we natuurlijk geen therapie starten.” Dit afgeronde onderzoek is in feite een fase 1-studie waarin in hoofdzaak wordt nagegaan of de behandeling veilig is. De resultaten werden gepubliceerd in een artikel in The Lancet. De studie kan nu een volgende fase ingaan waarbij extra patiënten worden opgenomen die jonger zullen zijn en ook aan beide ogen worden behandeld. Hieraan zullen via Bart Leroy ook patiënten uit België en Nederland deelnemen. Vanuit het UZ Gent werkten ook prof. dr. Elfride De Baere en Frauke Coppieters van de dienst Medische Genetica aan het onderzoek mee. Door de unieke expertise in zowel genetica als oftalmologie heeft de Gentse onderzoeksgroep een reputatie opgebouwd als wereldwijd referentiecentrum voor oftalmogenetica. In de polikliniek voor oftalmogenetica van het UZ Gent komen jaarlijks 400 patiënten met erfelijke oogaandoeningen over de vloer, zowel uit het binnenals uit het buitenland.
h2 31
Van muizen en mensen Uiterst gedetailleerde scans van proefdieren bereiden voor op onderzoek bij de mens Op de UZ-campus huist het INFINITY-labo. Die onderzoeksgroep, een samenwerking tussen ingenieurs en radiofarmaceuten, gebruikt de meest geavanceerde scantoestellen voor de beeldvorming van kleine proefdieren. “Onze scans zijn uiterst gedetailleerd. Zo kunnen we een haarscherpe diagnose stellen van bijvoorbeeld tumoren en hersenafwijkingen en de ontwikkeling van geneesmiddelen versnellen”, zegt prof. dr. ir. Steven Staelens. “Ons onderzoek met proefdieren dient als voorbereiding op onderzoek bij mensen. Het merendeel van onze academische klanten zijn klinische onderzoeksgroepen van het UZ Gent.”
Resolutie INFINITY staat voor INnovative Flemish IN vivo Imaging TechnologY. “Wij houden ons bezig met de beeldvorming van kleine proefdieren. De scantoestellen die we daarvoor gebruiken zijn heel geavanceerd en complex. We waren in 2007 de eerste onderzoeksgroep wereldwijd die zo’n scala aan geavanceerde technologie in huis haalde. Vooral de resolutie van de toestellen is revolutionair. De scanners geven een beeld dat bijna vijftien keer beter is dan wat tot nu toe bij mensen mogelijk is. Bij een patiënt van 75 kg kan je tot nu toe een afwijking met een grootte van ongeveer een halve cm opsporen. Wij werken met muizen van 25 gram en bereiken een detail van 0,35 mm. Een doorbraak in de beeldvorming!” Het onderzoek van het INFINITY-labo draagt bij tot een beter inzicht in ziekteprocessen. In 2009 lag de focus op hersenonderzoek en inflammatie. Dat onderzoek zit al een eind in de pijplijn en heeft ook al resultaten opgeleverd. “Bij het hersenonderzoek hebben we bij
ratten onderzocht welke parameters de effecten van diepe hersenstimulatie kunnen optimaliseren. Onze resultaten kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor epilepsie.” Het INFINITYlabo deed in 2009 ook onderzoek naar inflammatie bij aandoeningen zoals rheumatoïde arthritis maar ook ileitis en colitis. “Met behulp van beeldvorming kunnen we de efficiëntie van behandelingen op een andere en nauwkeurigere manier beoordelen dan via de klassieke technieken. En dus de basis leggen voor nieuwe therapieën en geneesmiddelen.”
Evaluatie van geneesmiddelen De uiterst gedetailleerde beeldvorming biedt ook perspectieven voor een snellere evaluatie van geneesmiddelen. Iets wat de farmaceutische industrie als muziek in de oren klinkt. “Via in vivo moleculaire beeldvorming kunnen wij sneller opsporen welke moleculen interessant zijn bij geneesmiddelenonderzoek. Zo wordt er minder tijd en energie verloren met onderzoek naar molecules die toch geen resultaten zullen opleveren. We kunnen ook dynamische processen nagaan, zoals de verdeling van het geneesmiddel in het lichaam. Dat zorgt voor tijdswinst. En die is welkom als je weet dat de ontwikkeling van een geneesmiddel 12 tot 20 jaar in beslag neemt.” Het INFINITY-labo heeft 25 medewerkers: ingenieurs, biomedische wetenschappers, apothekers, technologen, … Het maakt ook deel uit van het IBBT, het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie, dat vier centra voor beeldverwerking groepeert. “De beeldvorming evolueert razendsnel. Het komt er op aan de komende jaren sterk te blijven investeren om onze voorlopersrol te behouden.”
D.R.U.G. Topcentrum voor geneesmiddelenonderzoek Een farmaceutische firma ontwikkelt een nieuw geneesmiddel en wil weten of het doeltreffend en veilig is. Bij de dienst Geneesmiddelenonderzoek van het UZ Gent of Drug Research Unit Ghent (kortweg D.R.U.G.) is ze aan het juiste adres. D.R.U.G. is een topcentrum voor klinisch geneesmiddelenonderzoek: dankzij de samenwerking met andere ziekenhuisdiensten kan het ingewikkeld geneesmiddelenonderzoek aan.
Fase 0 In hun ontwikkeling doorlopen geneesmiddelen verschillende fasen. Eerst wordt onderzoek verricht op cellen, weefsels, organen en levende dieren. Als het geteste middel voldoende effectief en veilig blijkt, wordt het bij de mens getest. D.R.U.G. houdt zich bezig met de vroege fase van klinisch geneesmiddelenonderzoek, het zogenaamde fase I- en fase II-onderzoek. Bij fase I-onderzoek gaat men op zoek naar de hoogste dosis van een medicijn die niet tot bijwerkingen leidt, door tests bij gezonde vrijwilligers. Fase II-onderzoek test het effect en de veiligheid van de geneesmiddelen bij patiënten. Prof. dr. Luc Van Bortel, diensthoofd: “Sinds 2009 zijn wij ook volop bezig met fase 0-onderzoek, het zogenaamde exploratief onderzoek. De kosten voor de ontwikkeling van geneesmiddelen swingen de pan uit. Farmaceutische firma’s hebben na de lancering van een geneesmiddel
slechts een tiental jaar om die kosten terug te verdienen, wat de prijzen van geneesmiddelen de hoogte in jaagt. Door de introductie van fase 0-onderzoek kan de testperiode een stukje ingekort worden, zonder aan kwaliteit en veiligheid in te boeten. We gaan in een vroeg stadium na of het medicijn potentieel goed is. Zo kunnen we al een eerste selectie van producten maken. In 2009 is die mogelijkheid tot fase 0-onderzoek in de wet ingeschreven. D.R.U.G. heeft vorig jaar vier fase 0-studies afgerond.“
Spitstechnologie D.R.U.G. maakt zoveel mogelijk gebruik van de spitstechnologie die het UZ Gent in huis heeft. “Zo staan we aan de wereldtop voor het ontwikkelen van biomerkeronderzoek op basis van functionele MRI. We werken daarvoor samen met de afdeling Neuroradiologie die één MRI-toestel uitsluitend voor wetenschappelijk onderzoek voorbehoudt. Ook van onze expertise op vasculair gebied en op het vlak van hypertensie wordt steeds meer gebruik gemaakt.” Voor 36% van de in 2009 uitgevoerde onderzoeken werkte D.R.U.G. samen met andere diensten en afdelingen zoals Neurologie, Neuroradiologie, Neus-, Keel- en Oorheelkunde, Pediatrie en Cardiologie. De grote troeven van D.R.U.G. zijn de snelheid en kwaliteit waarmee het onderzoek uitgevoerd wordt. “We slagen er gemiddeld in binnen de vijf weken na de indiening van het protocol bij het ethisch comité de eerste dosering in de studie te geven. Daarmee zijn we een van de snelsten in België én wereldwijd. Ook kwaliteit is voor ons topprioriteit. Elk jaar ondergaan we een onafhankelijke GCP-ICH audit: ons kwaliteitssysteem wordt dan onder de loep genomen en de auditeurs gaan na of we alle regels van ‘good clinical practice’ volgen. We zijn een van de weinige, zoniet het enige fase I-centrum in België met een ISO-certificaat. In 2009 hebben we ons kwaliteitsmanagementsysteem aangepast aan de nieuwe reglementering. Sinds november 2009 is D.R.U.G. nu ook ISO 9001/2008 gecertificeerd.
h2 33
Wetenschappelijke prijzen voor UZ-medewerkers Prof. dr. Bart Loeys van het Centrum voor Medische Genetica is bekroond met de Prijs voor Klinisch Onderzoek van het Fonds Inbev-Baillet Latour, een onderscheiding waar een geldsom van 75.000 euro aan vasthangt. Bart Loeys kreeg de prijs voor zijn vernieuwend en hoogstaand onderzoek naar erfelijke bindweefsel- en cardiovasculaire aandoeningen. Hij is wereldleider in dit onderzoeksdomein. De resultaten van zijn werk hebben geleid tot de ontdekking van een nieuw aorta aneurysma syndroom maar ook tot nieuwe en toegespitste diagnoses en therapeutische toepassingen. De Wetenschappelijke Prijs Pfizer werd uitgereikt aan prof. dr. Dirk Elewaut, dienst Reumatologie. De onderzoeksgroep van Dirk Elewaut bestudeert de ontstaansmechanismen van chronische gewrichtsontsteking om nieuwe aangrijpingspunten te vinden voor de behandeling ervan. Hierbij spitsen de onder-
zoekers zich voornamelijk toe op het herstellen van de stoornissen in het immuunsysteem die aan de basis liggen van deze ziekten. Dirk Elewaut ontving ook de Academy of Immunology for Clinicals Award 2009 voor zijn onderzoek zowel bij proefdieren als bij mensen naar onder meer monitoring van chronische artritis. Dr. Jo Vandesompele van het Centrum voor Medische Genetica kreeg de Prijs Emile Carpentier van de Koning Boudewijnstichting, goed voor 25.000 euro, voor zijn onderzoek naar de diagnose van neuroblastomen, een agressieve tumor van de zenuwknopen bij kinderen. Prof. dr. Kees Van Heeringen, diensthoofd van de Universitaire Dienst Psychiatrie, ontving als visiting professor aan de Columbia University in New York de Roddy D. Brickel Suicide Research Award.
h2 35
ManaMa Specialisatiejaren geneeskunde beter gestructureerd Bij het begin van het academiejaar 2009-2010 ging ook de nieuwe Master na Master (ManaMa) in de specialistische geneeskunde van start. Deze ManaMa vervangt de vroegere opleiding tot arts-specialist. Grootste verandering: de opleiding wordt een stuk gestructureerder aangepakt. De opleiding tot medicus blijft het belangrijkste en omvangrijkste deel van het curriculum. Maar in de Master na Master gaat ook aandacht naar de vorming van artsen tot wetenschapper, communicator en manager. De ManaMa neemt, afhankelijk van de gekozen specialisatie, vijf tot acht jaar in beslag. Die zijn verdeeld over drie niveaus. In 2009 is niveau 1 van start gegaan. Hoofddoel: artsen het vak aanleren via evidence based medicine. Maar ook ethiek, inzichten in klinisch wetenschappelijk onderzoek, ziekenhuismanagement en communicatievaardigheden krijgen de artsen in dit eerste niveau onder de knie. Aan de concrete invulling van niveau 2 en 3, de stage, wordt nog gesleuteld. Vast staat dat de aanpak gestructureerder wordt. De bestaande opleiding tot arts-specialist was van hoog niveau, maar de kwaliteit was sterk afhankelijk van de stagemeester. In de nieuwe ManaMa-structuur komen er meer criteria voor stage en praktijk en wordt tijdens de stage meer tijd vrijgemaakt voor opleiding. Studenten worden meer bijgestuurd en geëvalueerd en er wordt op een meer systematische manier met
die jaren specialisatie omgesprongen. Het traject loopt voor alle stagiairs binnen een discipline grotendeels gelijk.
Samenwerking Deze nieuwe aanpak vraagt om een mentaliteitsverandering en een goede samenwerking tussen academici en de beroepsgroep. Ze zal meer tijd en energie vragen van stagemeesters, er moet meer op papier gezet worden. Stagiairs krijgen een portfolio die gedetailleerd beschrijft wat ze tijdens hun stage gedaan hebben: aantal ingrepen, aantal gesprekken, aantal complexe casussen. Toch is het een positieve omwenteling: er is meer interactie tussen de stagemeesters en de stagiairs en die laatsten krijgen meer feedback. Voor veel stagemeesters is het nog wat zoeken hoe ze dit in hun dagelijkse activiteiten kunnen inbouwen. Dat is logisch in zo’n eerste jaar. Maar op een universitaire medische campus is opleiding cruciaal. Inititiatieven die het niveau van stage en opleiding omhoog tillen, zijn dus onmisbaar.
EduWond: Postgraduaat Stomatherapie en Wondzorg EduWond is het eerste gezamenlijke onderwijsproject van de partners binnen de Associatie Universiteit Gent en het UZ Gent. Een primeur in het Gentse onderwijslandschap.
verzorgingstehuizen en de thuiszorg. Naar schatting 1 à 2% van de Belgen heeft een chronische wonde. Door de vergrijzing van de bevolking zal wondzorg in de toekomst waarschijnlijk nog belangrijker worden.
In 2009 werd het EduWond Postgraduaat Stomatherapie en Wondzorg voor het eerst georganiseerd. Daarnaast gingen ook de Wondtopics, bijscholingsavonden rond verschillende thema’s binnen de wondzorg, van start, als aanvulling op het al eerder gelanceerde DigiWond, een digitaal kennisbestand rond wondzorg. Wondzorg is een belangrijke taak van verpleegkundigen en artsen in ziekenhuizen, rust- en
In het postgraduaat bundelen de partnerinstellingen klinische expertise en wetenschappelijke inzichten rond wondzorg. De samenwerking met het zorgcentrum wondzorg van het UZ Gent zorgt ervoor dat ervaringen uit de praktijk uitgebreid aan bod komen tijdens de opleiding. Experts uit de verschillende instellingen geven de lessen in verschillende modules, gespreid over twee jaar.
h2 37 Aantal studenten Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
7000
6000
5000
4000
3000
2000
1000
0 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Aantal arts-specialisten die erkenning behalen
140
120
100
80 92
79
90
94
125
93
2004
2005
2006
2007
2008
2009
60
40
20
0
2009
h3 39
03 Dienstverlening en samenwerking Als Vlaamse openbare instelling stelt het UZ Gent zijn wetenschappelijke en maatschappelijke expertise ook ten dienste van de gemeenschap: interventies bij rampen, verspreiden van gezondheidsinformatie, advies aan andere ziekenhuizen en instellingen, … behoren dus ook tot de taken van het UZ Gent.
Griepplan doorstaat de test UZ Gent pilootziekenhuis Het UZ Gent is een van de tien pilootziekenhuizen die eind 2008 van het Interministerieel Commissariaat Influenza de opdracht kregen om een nationaal griepplan op te stellen. Toen in het voorjaar van 2009 het H1N1- of Mexicaanse griepvirus de kop op stak, kwam het project in een stroomversnelling. Bij een grieppandemie moeten àlle ziekenhuizen paraat zijn om patiënten op te vangen. En dus moeten ze kunnen terugvallen op een goed werkend griepplan.
Voorzitter Dr. Wim Janssens, staflid van de dienst Algemene Inwendige Ziekten, Infectieziekten en Psychosomatiek en van de dienst Geriatrie, is voorzitter van de stuurgroep van pilootziekenhuizen die het nationaal griepplan opgesteld hebben. “Het UZ Gent heeft al sinds 2006 een griepplan. Dat gaat verder dan het puur medische. Het is een business continuity plan dat beschrijft hoe we het ziekenhuis tijdens een pandemie draaiende kunnen houden. Bij het opstellen van het nationaal griepplan is er een wisselwerking geweest met het UZ-plan: er zijn elementen uit ons plan in opgenomen. Wij hebben op onze beurt het UZ-plan aangepast met nieuwe wetenschappelijke gegevens uit het nationaal plan. Op 28 juli 2009 zijn alle Oost-Vlaamse acute ziekenhuizen in het UZ Gent samengekomen. We hebben toen het nationaal pandemieplan en ons eigen griepplan voorgesteld en de ziekenhuizen hebben hun aanpak op elkaar afgestemd.” Het griepplan beschrijft in detail hoe grieppatiënten behandeld worden en hoe het ziekenhuis een mas-
sale toestroom van patiënten kan opvangen. “Bij een grieppandemie wordt de spoedafdeling de sluis waarlangs iedereen moet binnenkomen. Daar doen artsen een eerste triage: wie wordt opgenomen en wie kan terug naar huis? Het is belangrijk om grieppatiënten te isoleren om personeel en andere patiënten te beschermen. Daarom richt het ziekenhuis stapsgewijs cohorte-afdelingen in waar de grieppatiënten geïsoleerd worden. In het UZ Gent hebben we daarvoor tien hospitalisatieafdelingen geselecteerd. Om plaats en middelen vrij te maken voor grieppatiënten worden niet-cruciale activiteiten afgebouwd. Ook logistiek, personeelsbeleid en communicatie naar personeel, patiënten en bezoekers zijn in het plan opgenomen.”
Vaccinatiecampagne Naast het griepplan maakte ook de vaccinatiecampagne voor het personeel deel uit van de pandemievoorbereidingen. “In het UZ Gent hebben bijna 2900 personeelsleden zich laten inenten tegen het H1N1griepvirus. Dat aantal ligt hoger dan bij de inenting tegen seizoensgriep.” CEVAC, het Centrum voor Vaccinologie dat op de UZ-campus gelegen is, heeft trouwens deelgenomen aan belangrijke studies ter beoordeling van de veiligheid en doeltreffendheid van vaccins tegen het H1N1-griepvirus. Dit gebeurde in opdracht van producenten Novartis en GSK Biologicals. CEVAC droeg zo bij tot het snel beschikbaar komen van deze vaccins ter bestrijding van de pandemie. Uiteindelijk heeft de Mexicaanse griep niet de impact gehad waar voor gevreesd werd. “De massale toestroom van patiënten is gelukkig uitgebleven. Toch hebben we delen van ons griepplan toegepast: de opvang en isolatie van patiënten, detectie van zieke personeelsleden, communicatie naar personeel, patiënten en bezoekers, … Het is eigenlijk een heel nuttige test geweest, een interessante rampenoefening. Het plan heeft goed gewerkt. Op basis van de ervaringen van de voorbije maanden wordt het nationaal griepplan aangepast. Het is ook de bedoeling om het uit te breiden naar andere infectieziekten die grote groepen mensen kunnen treffen. Zo’n plan is eigenlijk voortdurend in beweging: het wordt aangepast aan de actualiteit. Maar de basis moet de tand des tijds doorstaan.”
h3 41
Snellere uitwisseling van medische patiëntengegevens Regionale eHealth Hub Gent gelanceerd In 2008 had het UZ Gent samen met de drie andere ziekenhuizen van het Gents Ziekenhuis Overleg (AZ Jan Palfijn, AZ Maria Middelares en AZ Sint-Lucas) een Belgische primeur met de lancering van de GZO-portaalsite. Dit regionaal en ziekenhuisoverschrijdend communicatieplatform maakt een betere en snellere uitwisseling van medische patiëntengegevens mogelijk tussen de ziekenhuizen en de verwijzende artsen, zoals huisartsen. Een initiatief dat inspireerde. In 2009 droeg de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid de Belgische ziekenhuizen immers op om zich, in het kader van het eHealthplatform en naar analogie met het Gentse en Waalse model, bij regionale “hubs” aan te sluiten. Dat zijn informaticaplatformen voor de uitwisseling van gezondheidsgegevens. Het UZ Gent is nu de drijvende kracht achter de Regionale eHealth Hub Gent, een voorloper en onderdeel van het federale hub-concept.
Heilige principes Prof. dr. Bart Sijnave, departementshoofd ICT: “De Regionale eHealth Hub Gent is vandaag het communicatieplatform voor 12 ziekenhuizen in Oost- en West-Vlaanderen. Via de hub krijgen de ziekenhuizen en doorverwijzers toegang tot relevante medische informatie van de patiënten: resultaten van laboonderzoeken, radiologieprotocollen, operatie- en consultatieverslagen, verwijsbrieven, … Twee principes zijn daarbij heilig: patiënten moeten uitdrukkelijk toestemming geven voor er inzage in hun dossier wordt toegestaan. En zorgverstrekkers krijgen enkel toegang tot de medische gegevens van hun eigen patiënten.” De regionale Gentse hub, en op termijn ook de federale “meta-hub” die nog in aanbouw is, is opgevat volgens hetzelfde concept als de GZO-portaalsite. Bart Sijnave: “De server van de regionale Gentse hub staat in het UZ Gent. Maar wij houden centraal geen medische informatie van andere ziekenhuizen bij. Alle informatie blijft op de informaticasystemen van de aangesloten ziekenhuizen staan. Wij houden enkel de contactinformatie bij, het verwijzingsrepertorium: over welke patiënt is in welk ziekenhuis iets gekend. De aangesloten ziekenhuizen moeten dus zelf toegang verlenen tot de medische informatie. En dat werkt.” Vandaag voeden voornamelijk de ziekenhuizen de gegevensuitwisseling met patiënten en doorverwijzers. In de toekomst zullen ook de andere partijen meer in de pap te brokken krijgen. “Patiënten zullen de mogelijkheid krijgen om hun eigen dossier te voeden. En ook de samenwerking met de huisartsen zou beter vorm moeten krijgen zodat zij bijvoorbeeld pre-operatieve onderzoeken voor hun rekening kunnen nemen. De resultaten van die onderzoeken zullen dan ook toegankelijk zijn voor het ziekenhuis waar de patiënt geopereerd wordt.”
h3 43 Gebruik elektronisch patiëntendossier groeit explosief relevante toepassingen in het ziekenhuis. Het gebruik Het UZ Gent heeft een van de best uitgebouwde elekvan het EPD is de laatste jaren in een stroomversneltronische patiëntendossiers (EPD) van het land. Het ling gekomen. In 2009 werden via het EPD ruim 3,3 EPD is de centrale toegangspoort voor alle informatie miljoen orders uitgevoerd. over patiënten, zowel medisch, verpleegkundig als Elektronische orders via EPD // 2005 - 2009 administratief. Het is gekoppeld aan diverse andere
350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0
januari 2005
Elektronische orders via EPD
januari 2006
januari 2007
januari 2008
januari 2009
Snel en veilig evacueren Koploper in evacuatieoefeningen Met gemiddeld acht evacuatieoefeningen per jaar is het UZ Gent koploper in het uittesten van evacuatieplannen en –hulpmiddelen. De oefeningen leren de personeelsleden hoe ze veilig en vlot minder mobiele patiënten kunnen evacueren. Daar komt heel wat bij kijken: het juiste hulpmiddel kiezen, dat hulpmiddel correct gebruiken, het beste evacuatietraject bepalen, … Het ziekenhuis neemt de oefeningen heel ernstig. Hoewel het niet evident is om evacuatietechnieken te oefenen in een werkende ziekenhuisomgeving, vinden ook op kritieke diensten zoals Intensieve Zorg realistische oefeningen plaats.
Simulatieprogramma “Wij organiseren sinds 2005 evacuatieoefeningen en hebben zo heel wat ervaring en expertise opgedaan”, vertelt Filip Buckens, coördinator van het Manutentieteam. “Dat is de universiteit van Greenwich/Londen ter ore gekomen: we nemen nu deel aan hun wetenschappelijk onderzoek over evacuatie. Dat moet leiden tot een computersimulatieprogramma voor de evacuatie van verzorgingsinstellingen dat rekening houdt met de bouwstructuur en het aantal aanwezige (en extra kwetsbare) personen in het gebouw. In 2008 hebben we over twee dagen minutieus geplande oefeningen gehouden waarvan de resultaten als input voor het wetenschappelijk onderzoek dienen.”
Studiedag Die praktijkervaring en wetenschappelijke expertise over evacuatie deelde het ziekenhuis in 2009 ook met andere hulpverleners. “De honger naar informatie over evacuatie is groot”, vertelt Geert Arno, verpleegkundig coördinator rampenplanning. “Daarom hebben we op 27 november 2009 een studiedag over evacuatie van verzorgingsinstellingen georganiseerd, met 230 deelnemers van andere verzorgingsinstellingen en hulpdiensten. Medewerkers van de Fire Safety Engineering Group van de universiteit van Greenwich hebben er de eerste resultaten van hun studie gepresenteerd, met bijzondere aandacht voor het gebruik van diverse evacuatiehulpmiddelen. Zelf hebben we er verschillende evacuatietechnieken besproken en gedemonstreerd: het gebruik van evacuatiestoelen, schepbrancards en glijlakens. Heel praktisch allemaal, want de deelnemers konden de hulpmiddelen ook zelf uittesten.” Ook hoe je evacuatieoefeningen in een ziekenhuis organiseert zonder de reguliere werking te verstoren werd uit de doeken gedaan. “In het UZ Gent neemt elke verpleegafdeling deel aan een evacuatieoefening. We kiezen altijd voor een realistisch scenario: het alarm gaat af, verpleegkundigen moeten echt blussen, de nooddiensten bellen en evacueren met de hulpmiddelen die voorhanden zijn. We testen ook of technisch alles loopt zoals het hoort: werkt het alarm? Sluiten de branddeuren? Nadien volgt een evaluatie. We hebben al meer dan eens ons ziekenhuisnoodplan bijgestuurd op basis van die oefeningen.”
h3 45
Noodhulp aan Sumatra De dienstverlening van het UZ Gent reikt tot ver buiten onze landsgrenzen. Eind september 2009 vond in Sumatra een verwoestende aardbeving plaats. Een nefroloog en een verpleegkundige van het UZ Gent trokken naar het getroffen gebied om slachtoffers met het crush-syndroom te helpen. Het crushsyndroom komt vaak voor bij mensen die klem raken onder brokstukken van instortende gebouwen. Hun spierweefsel raakt beschadigd en er komen toxische stoffen in hun bloed en nieren terecht. De nieren blokkeren en het slachtoffer overlijdt, tenzij er tijdig een kunstnierbehandeling komt. De interventie ging uit van het Renal Disaster Relief Task Force (RDRTF), een internationale groep die instaat voor logistieke en medische hulp in rampsituaties, zoals aardbevingen. Het RDRTF wordt gecoördineerd vanuit het UZ Gent.
Mijn zachtste huid
Videotolken: intercultureel bemiddelen op afstand Binnen het UZ Gent liep in 2009 een pilootproject voor videotolken en intercultureel bemiddelen op afstand. Het project wordt gefinancierd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Via een internetverbinding en webcamera kunnen artsen en andere hulpverleners een beroep doen op een intercultureel bemiddelaar. Niet alleen in het eigen ziekenhuis: het UZ Gent en het ZiekenhuisNetwerk Antwerpen (ZNA) hebben een overeenkomst om elkaars intercultureel bemiddelaars in te schakelen. Zo heeft het ZNA bemiddelaars voor Russisch, Bosnisch-Servo-Kroatisch, Macedonisch, Marokkaans Arabisch, Berbers, Turks en Spaans en biedt het UZ Gent bemiddelaars voor Turks, Arabisch en Italiaans. Wanneer de eigen intercultureel bemiddelaars niet beschikbaar zijn of de taal van de patiënt niet machtig zijn, kan de patiënt toch verder geholpen worden via de internetverbinding.
In Mijn zachtste huid interviewt en portretteert fotografe Lieve Blancquaert tien mensen die getekend zijn door brandwonden. Het is een boek vol eerlijke en aangrijpende getuigenissen én beelden. Sommige getuigen kunnen hun littekens verstoppen onder hun kledij, anderen zijn te zwaar verbrand om te ontsnappen aan de blikken van de buitenwereld. Het boek koestert de stille hoop dat de lezer met andere ogen naar mensen met brandwonden zal kijken. Idee voor dit project kwam van Stefaan Lauwaert, hoofdverpleegkundige van het Brandwondencentrum van het UZ Gent en directielid van de Belgische Brandwondenstichting. Hij schreef ook mee aan het boek en coördineerde de bijhorende tentoonstelling die van september 2009 tot april 2010 door Vlaanderen trok.
h4 47
04 Infrastructuur Met een ambitieus masterplan stoomt het UZ Gent zijn infrastructuur klaar voor de komende 50 jaar: een nieuw kliniekgebouw K12D met o.a. de Kinderkliniek, een nieuw gebouw K7 voor het Revalidatiecentrum, grondige renovaties van de poliklinieken, een nieuwe ingang en verkeerscirculatie, meer parkeergelegenheid en een campusader (een bovengrondse, overdekte tunnel voor het transport van patiënten en personeel) die de gebouwen met elkaar verbindt. Binnen enkele jaren zal de UZ-campus er drastisch anders uitzien. In 2009 zijn een aantal grote bouwwerken gestart of afgerond.
Metamorfose voor UZ-campus Eerste steen en start bouwwerken voor K12D en K7 Op 25 mei 2009 legde toenmalig voogdijminister Frank Vandenbroucke de eerste steen van twee nieuwe kliniekgebouwen: K12D en K7. K12D is een nieuwe vleugel van 15.000m² grenzend aan het bestaande Kliniekgebouw K12C. Het gebouw krijgt een kelder en zes niveaus en zal onderdak bieden aan de Pediatrie, het Operatiekwartier, de Radiologie en de Centrale Sterilisatieafdeling. K12D wordt geen grijze blokkendoos maar krijgt een originele look, o.a. door de vloeiende architectuur en het groendak. Het interieur wordt kleurrijk en warm, met ruime kamers waar ook de ouders comfortabel bij hun kind kunnen overnachten. De Pediatrie zal aansluiten op de dienst Radiologie en het Operatiekwartier. Dat zal de tijdrovende patiëntentransporten sterk terugdringen. Gebouw K7, het Centrum voor Locomotorische en Neurologische Revalidatie, of kortweg revalidatiecentrum, wordt uitgebreid en grondig verbouwd. Het vernieuwde gebouw krijgt een oppervlakte van 11.500m². De meeste patiënten hebben een zware pathologie en revalidatie kan tot een jaar duren. In aangename, ruime en rolstoelvriendelijke ruimtes revalideren is dus geen overbodige luxe. Het nieuwe K7 krijgt drie verdiepingen: elke cluster van patiënten krijgt zijn eigen verdieping met eigen kamers, verzorgingszones en behandelruimtes. Ergotherapie, kinesitherapie, verpleging, psychotherapie: de patiënten zullen het allemaal vlakbij vinden. Ook het Kinderrevalidatiecentrum verhuist naar K7 en de UZ-school krijgt er lokalen voor kleuter-, lager- en middelbaar onderwijs. De sportzaal en het zwembad blijven behouden. De werken aan K12D en K7 schieten goed op. De huidige Kinderkliniek K6 gaat op termijn tegen de vlakte om plaats te ruimen voor een nieuw toegangsgebouw. De ambitieuze bouwprojecten worden gerealiseerd dankzij de financiering door de Vlaamse overheid en vergen een investering van respectievelijk 35 miljoen EUR (K12D) en 21 miljoen EUR (K7).
h4 49
K12D: nieuwe Kinderkliniek, Operatiekwartier, Radiologie en Centrale Sterilisatieafdeling
Nieuw cateringgebouw
Nieuw cateringgebouw In de zomer van 2009 opende een nieuw cateringgebouw voor personeel, patiënten en bezoekers. Via een privaat-publieke samenwerking tussen Sodexo en het UZ Gent werd geïnvesteerd in een nieuwbouw met een gezellig restaurant en twee hypermoderne keukens, uitgerust met de nieuwste snufjes. Het kleurrijke restaurant heeft 460 zitplaatsen aan lange tafels. De bedieningsruimte is ingericht volgens het principe van free flow. Alle gerechten staan op eilandjes: je gaat rechtstreeks naar het gerecht van je keuze en dan naar de kassa’s. Aangezien de restaurantkeuken en de keuken voor patiëntenmaaltijden gescheiden zijn, is de variatie in gerechten voor personeel en bezoekers groter dan voordien. Alle gerechten zijn evenwichtig: de voedingswaarde en samenstelling worden nauwlettend in het oog gehouden. Voor de patiëntenmaaltijden wordt voortaan gewerkt via het principe van ontkoppeld koken. De maaltijden worden een tijd op voorhand klaargemaakt en vervolgens koel bewaard. Rond etenstijd worden de maaltijden gekoeld op speciale karren naar de hospitalisatieafdelingen gebracht. Elke afdeling heeft een ‘docking station’ waar de kar op aangesloten wordt om de maaltijden op te warmen. De maaltijden gaan dus op de juiste temperatuur de kamer binnen.
Nieuwbouw tussen poliklinieken 3 en 4 Tussen P3 en P4 verrijst een nieuw gebouw: een strakke glazen constructie die beide poliklinieken met elkaar verbindt. Op het gelijkvloers van dat nieuwe gebouw komt een grote centrale ontvangstruimte waar de onthaalmedewerkers de patiënten verder wegwijs maken, met uitzicht op een rustgevende tuin. De tweede verdieping van de nieuwbouw en van P4 wordt ingenomen door een cleanroom. Dat is een ruimte waar onder gecontroleerde omstandigheden gewerkt wordt met weefsels en cellen en waar die ook bewaard worden. Speciale infrastructuur en apparatuur zorgen ervoor dat de luchtkwaliteit optimaal is. De cleanroom zal in het najaar van 2010 operationeel zijn. De Afdeling IVF, de Weefselbank, de Stamcelbank en de Spermabank zullen de cleanroom dan gebruiken voor het bewaren en bewerken van bot, cornea, huid, sperma, testis- en ovariumweefsel, stamcellen en embryo’s. Er zullen ook experimentele procedures plaatsvinden met weefsels en cellen voor klinische toepassingen, bijvoorbeeld voor celtherapie. De investering voor de bouw van de cleanroom bedraagt 4,5 miljoen EUR. Poliklinieken 3 en 4 worden volledig gestript en heringericht. Het interieur wordt licht en ruimtelijk, aangenaam om in te werken maar vooral ook patiëntvriendelijk. Administratie en consultatie- en behandelruimten worden zoveel mogelijk gescheiden. Zo komt er extra plaats vrij voor de klinische activiteiten. Voor de verbouwing van van P3 en P4 wordt 4,7 miljoen EUR uitgetrokken. De werken zullen eind 2012 rond zijn. De andere poliklinieken worden de komende jaren grondig onder handen genomen.
h4 51
Nieuwbouw tussen P3 en P4
Chirurgisch dagziekenhuis en uitbreiding operatiekwartier Het infrastructuurmasterplan voorziet een concentratie van alle chirurgische dagziekenhuizen in UZ1, het voorste deel van de UZ-campus. Die chirurgische dagziekenhuizen worden rechtstreeks gelinkt aan de operatiekwartieren zodat patiënten voor het hele traject op dezelfde verdieping kunnen blijven. De werken zijn gestart in 2009 en verlopen in verschillende fasen. Eerst komen er twee nieuwe operatiezalen
Revalidatiecentrum K7
in gebouw K1 en een nieuwe ontwaakruimte (PACU) in gebouw K2. Tegelijkertijd worden het chirurgisch dagziekenhuis (in gebouwen B2 en K2) en de centrale sterilisatieafdeling heringericht. In een tweede fase wordt de bestaande PACU omgevormd tot bedhold (ruimte waarin patiënten op hun operatie wachten). Die werken zouden eind 2010 klaar moeten zijn.
Schoon, schoner, schoonst…
Kwaliteitsmeetsysteem voor schoonmaak Sinds maart 2009 hanteert het UZ Gent een nieuw genormeerd kwaliteitsmeetsysteem voor de schoonmaak in eigen beheer (voornamelijk schoonmaak van hospitalisatieafdelingen). De leidinggevenden van de schoonmaakdienst volgen op een systematische manier de kwaliteit van het schoonmaakwerk via steekproeven. Die komen bovenop de dagelijkse visuele controles. De verschillende ruimtes zijn in categorieën verdeeld die aan een bepaald kwaliteitsniveau moeten voldoen. De eisen liggen uiteraard hoger in een patiëntenkamer dan in een bureel. Elke ruimte wordt gecontroleerd op een reeks criteria: stof, losliggend vuil, vlekken, hoog stof, … De leidinggevenden slaan de resultaten op in een PDA (Personal Digital Assistant). Regelmatig volgt daaruit een rapport. Dat geeft een objectief beeld van de schoonmaakkwaliteit in het hele ziekenhuis. Pijnpunten kunnen zo accuraat aangepakt worden, bijvoorbeeld door de introductie van nieuw materiaal of aanpassing van de werkmethodes. Ook de externe schoonmaakfirma’s die in het UZ Gent actief zijn, gebruiken genormeerde kwaliteitmeetsystemen.
h4 53
h5 55
05 Personeel en organisatie Op 1 januari 2009 was de nieuwe organisatiestructuur Pegasos een feit. Toen werden de drie laatste klinische sectoren opgestart. De vroegere indeling in departementen voor artsen, verpleegkundigen en technische medewerkers heeft nu volledig baan geruimd voor een decentrale structuur. Vandaag is het ziekenhuis ingedeeld in 7 klinische sectoren en 1 bedrijfsondersteunende sector. Die organisatiestructuur zet de patiënt in het middelpunt: diensten die verwante medische disciplines aanbieden zijn verenigd in een sector waarin artsen, verpleegkundigen en andere medewerkers nauw met elkaar samenwerken en dagelijks overleggen. Zo kunnen patiënten hun zorgtraject door het ziekenhuis vlotter afleggen.
50 jaar AZ - UZ: dat werd gevierd 5 november 1959: dat is de officiële stichtingsdatum van het UZ Gent zoals we het nu kennen. In 2009 werd dus de 50ste verjaardag van het ziekenhuis gevierd. Een verjaardag in stijl, met evenementen voor personeel, patiënten en bezoekers, doorverwijzers en partnerziekenhuizen. Een feestelijke terugblik.
Januari 2009 Een kleine attentie als startschot voor het feestjaar. Alle UZ-medewerkers ontvangen een doosje chocoladetruffels als dank voor hun inzet voor het ziekenhuis. UZ Letters, het medisch-wetenschappelijk blad dat het ziekenhuis vier keer per jaar uitgeeft voor alle artsen in Oost- en West-Vlaanderen, krijgt een feestelijk kleedje. Over 50 jaar medische geschiedenis valt een en ander te vertellen, dus laat het blad alle medische diensthoofden aan het woord over de belangrijkste evoluties in hun vakgebied in die halve eeuw. Voor de gelegenheid wordt UZ Letters in een beperkte oplage uitgegeven met harde kaft.
Mei 2009 Alle personeelsleden worden uitgenodigd voor een gratis lunch in het bedrijfsrestaurant. Op het menu: coq-au-vin en chocolademousse.
Juli 2009 Het UZ Gent is niet weg te denken uit de stad. Daarom zijn alle Gentenaars – patiënten, bezoekers, huisartsen, personeel en hun familieleden, buurtbewoners – welkom op een groot publieksevenement. Op het grasplein voor de poliklinieken beelden 50 stands de hoogtepunten uit 50 jaar UZ- en wereldgeschiedenis uit. Optredens van bekende Gentenaars die in het UZ geboren zijn, zorgden voor de feestelijke toets. Elke UZ-boreling kreeg een leuke attentie.
5 november 2009 Geen verjaardag zonder taart. Prof. dr. Paul Van Cauwenberge en afgevaardigd bestuurder prof. dr. Francis Colardyn snijden in het nieuwe restaurant een grote verjaardagstaart aan. Zanger Flip Kowlier komt het UZ gelukwensen met een vrolijk Happy Birthday en een paar eigen nummers.
19 november 2009 Vijftig jaar UZ-geschiedenis: dat is voer voor een uitgebreid boek. In het jubileumboek ‘UZ50’ geven sleutelfiguren uit het verleden en het heden hun visie op de turbulente geschiedenis van het ziekenhuis. De ups en downs worden met dappere eerlijkheid gedocumenteerd en aangevuld met een toekomstblik op de genees- en verpleegkunde van de 21ste eeuw en de rol die het UZ Gent daarin zal spelen. Het boek is rijkelijk geïllustreerd met foto’s van vroeger en nu. Het boek ‘UZ50’ werd op 19 november op een academische zitting in Het Pand voorgesteld aan het publiek. Op het programma stonden gerenommeerde sprekers uit binnen- en buitenland die niet enkel hun licht lieten schijnen over 50 jaar UZ-geschiedenis maar ook over de toekomst van universitaire medische centra.
h5 57
UZ Gent is Top Employer
Diversiteit op UZ-campus
In 2009 haalde het UZ Gent het keurmerk ‘Top Employer’ binnen. Dat wordt na onafhankelijk onderzoek door het CRF Institute (Corporate Research Foundation) uitgereikt aan ondernemingen die zich onderscheiden op het vlak van vijf HR-criteria: arbeidsvoorwaarden, opleidingsmogelijkheden, werkomstandigheden, bedrijfscultuur en interne promotiekansen. Het ziekenhuis heeft daarmee een belangrijke aantrekkingskracht op in hoofdzaak jonge, hoogopgeleide professionals.
In het UZ Gent komen elke dag duizenden medewerkers, patiënten, studenten en bezoekers over de vloer. Het ziekenhuis heeft respect voor de diversiteit van overtuigingen en voor de persoonlijke levenssfeer van al die mensen. Maar soms zorgt die grote diversiteit wel voor vraagtekens. Daarom heeft het ziekenhuis in 2009 een stuurgroep diversiteit opgericht die een visietekst Multiculturaliteit – Diversiteit uitgewerkt heeft. Die visie houdt in dat het UZ Gent geen onderscheid maakt op basis van religieuze of filosofische overtuiging, persoonlijke geaardheid, geslacht, etnische oorsprong of sociale status. Het ziekenhuis hanteert het gelijkheidsbeginsel, maar de visie op multiculturaliteit stelt dat dit gelijkheidsbeginsel in bepaalde gevallen en voor bepaalde doelgroepen een verschillende benadering kan vereisen en dat regels met enige voorzichtigheid toegepast moeten worden.
Werken in een universitaire ziekenhuisomgeving, waar de meest recente technieken inzake diagnose en behandeling worden toegepast, is op zich al een hele uitdaging. Maar de personeelsleden van het UZ Gent genieten ook van interessante arbeidsvoorwaarden: overname van anciënniteit, statutaire benoeming na zes maanden stage, een interessante verlofregeling en gunstige uurregeling, een gevarieerd vormingsaanbod en talrijke andere voordelen. Op www.uzgent.be staan alle troeven van het UZ Gent als werkgever opgesomd.
Een leven lang leren Kwalitatieve zorg vraagt om goed opgeleide medewerkers. Daar zet het UZ Gent hoog op in. In 2009 volgden 4378 UZ-medewerkers vorming, goed voor meer dan 99529 vormingsuren. Het aantal medewerkers dat zich bijschoolt neemt jaar na jaar toe. De dienst Vorming organiseerde vorig jaar 1096 interne vormingen rond verschillende onderwerpen: onthaal van nieuwe medewerkers, inscholing van nieuwe verpleegkundigen, permanente beroepstechnische opleidingen, taal- en computeropleidingen, cursussen over klantgerichtheid en communiceren, veiligheidsopleidingen… Een deel van die vormingen wordt op maat gemaakt op vraag van diensten met een specifieke opleidingsbehoefte. Het ziekenhuis heeft vele specialisten in huis en kan dus een groot pakket interne vormingen van hoog niveau aanbieden. Die opleidingen staan vaak ook open voor het personeel van partnerziekenhuizen, die aan een voordelig tarief kunnen deelnemen. Speciaal voor leidinggevenden is er een langlopend traject voor de ontwikkeling van managementvaardigheden. Sinds de start in 2007 hebben 161 leidinggevenden dit management development programma (MDP) gevolgd. Medewerkers kunnen ook deelnemen aan externe vormingen van eigen keuze.
De stuurgroep diversiteit tekent het strategisch diversiteitsbeleid uit. Daarnaast is er een cel diversiteit die concrete beleidsdossiers voorbereidt. Zo heeft ze zich al gebogen over de vraag of UZ-medewerkers hoofddoeken mogen dragen of niet. Het antwoord is ja, maar enkel op die plaatsen waar dat om hygiënische en veiligheidsredenen geen bezwaar is. Hygiëne en veiligheid zijn altijd prioritair. In een operatiekwartier geen hoofddoek dus. Die algemene beleidslijnen zijn van toepassing op het hele ziekenhuis, elke dienst kan en moet er op terugvallen. Ook over bijvoorbeeld toegankelijkheid en faciliteiten voor mindervaliden denkt de cel diversiteit na. Daarnaast geeft de cel ad hoc advies aan al wie er om vraagt.
h5 59
Sterren in het ziekenhuis
Sportieve werkgever
In het najaar van 2009 sloeg een team van televisiezender Vitaya de tenten op in het UZ Gent. Vier maanden lang volgde Vitaya het wel en wee van zeventien verpleegkundigen voor de docureeks ‘De Verpleeg-sterren’. Het werd een warm portret van heel verschillende mensen met een eigen verhaal en het hart op de juiste plaats. Verpleegkunde is een beroep met een sterk sociaal engagement, een grote verantwoordelijkheid en autonomie. Verpleegkundigen zijn de olie die het ziekenhuis doet draaien. Het UZ vond het dus meer dan terecht om hen eens extra in de kijker te zetten.
Met zo’n 500 medewerkers die regelmatig deelnemen aan de sportactiviteiten van het ziekenhuis, is het UZ Gent een van de sportiefste organisaties in de regio. Medewerkers kunnen een keuze maken uit 24 sportdisciplines, van traditioneel wandelen en fietsen, zwemmen en BBB tot trendy sporten als tai chi en zoemba fitness. Sporten kan zowel na de uren als tijdens de middagpauze. Bijna alle aangeboden sporten worden begeleid door vrijwillige en onbezoldigde UZ-medewerkers met ervaring. Ze zetten zich belangeloos in om de combinatie werk en sport voor het personeel gemakkelijker te maken.
Aantal personeelsleden 6000
5532
5500 5160 5000
4908
5248
5607
5340
5000
4500
4000 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
h6 61
06 Wie is wie
Raad van Bestuur De voorzitter
De controleorganen
prof. dr. Paul VAN CAUWENBERGE, rector UGent
dhr. Yannick DE CLERCQ, regeringscommissaris bij de UGent en het UZ Gent
De leden
dhr. Daniël KETELS, inspecteur-generaal van Financiën
de decaan van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen prof. dr. Eric MORTIER
de secretaris van de Raad van Bestuur mevr. Sabine DE SMYTER
drie leden verkozen door de Raad van Bestuur van de UGent, uit hun midden: mevr. Mireille DE CLERCQ
woont de vergadering bij op uitnodiging prof. dr. Luc MOENS, vicerector UGent
prof. dr. Geert DE SOETE dhr. Jan VERCAMST twee leden verkozen door de hoofdarts en de artsen-diensthoofden, uit hun midden: prof. dr. Frank VERMASSEN prof. dr. Simon VAN BELLE twee leden verkozen door de artsen die geen diensthoofd zijn en minimaal een halftijdse opdracht vervullen, uit hun midden: dr. Nadia DEN BLAUWEN prof. dr. Rik ACHTEN de afgevaardigd bestuurder prof. dr. Francis COLARDYN
prof. dr. Paul VAN CAUWENBERGE
prof. dr. Rik ACHTEN
mevr. Mireille DE CLERCQ
dr. Nadia DEN BLAUWEN
prof. dr. Geert DE SOETE
prof. dr. Luc MOENS
prof. dr. Eric MORTIER
prof. dr. Simon VAN BELLE
dhr. Jan VERCAMST
h6 63 Directiecomité
Sectorbureaus
De voorzitter
Sector Bewegingsstelsel Sectorvoorzitter: dr. Steven Rimbaut Zorgmanager: dhr. Erik De Corte
prof. dr. Francis COLARDYN, afgevaardigd bestuurder
De leden prof. dr. Renaat PELEMAN, hoofdarts dhr. Filip DEMEYERE, directeur verpleging ir. Jacques SERRURE, directeur – voorzitter Bedrijfsondersteunende Sector prof. dr. Marleen TEMMERMAN, directeur vertegenwoordiger van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
De controleorganen dhr. Yannick DE CLERCQ, regeringscommissaris bij de UGent en het UZ Gent dhr. Daniël KETELS, inspecteur-generaal van Financiën
Sector Kritieke Diensten Sectorvoorzitter: prof. dr. Luc Herregods Zorgmanager: mevr. Hilde Goedertier Diensthoofd Verpleging OK en PACU: dhr. Philippe Boucherie Sector Man, Vrouw en Kind Sectorvoorzitter: prof. dr. Jan Gerris Zorgmanager: dhr. Lieven De Geyter Sector Hoofd, Hals en Zenuwstelsel Sectorvoorzitter (waarnemend): prof. dr. Paul Boon Zorgmanager: dhr. Geert Schouppe Sector Metabole en Cardiovasculaire Aandoeningen Sectorvoorzitter (waarnemend): prof. dr. Jo Lambert Zorgmanager: dhr. John Baert Sector Bloed, Ademhaling en Spijsvertering Sectorvoorzitter: prof. dr. Jan Van Meerbeeck Zorgmanager: dhr. Luc Van de Woestyne
De secretaris mevr. Sabine DE SMYTER
Klinisch ondersteunende sector Sectorvoorzitter: prof. dr. Luc Vakaet Zorgmanager: dhr. Jan Vercruysse Bedrijfsondersteunende sector Sectorvoorzitter: ir. Jacques Serrure Departementshoofden: Facilitair beheer – ir. Geert Debel Financiën – mevr. Nicole Brondel Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) – prof. dr. Bart Sijnave Personeel en Organisatie (P&O) – dhr. Mario Naeye
prof. dr. Frank VERMASSEN
dhr. Yannick DE CLERCQ
dhr. Daniël KETELS
mevr. Sabine DE SMYTER
prof. dr. Francis COLARDYN
dhr. Filip DEMEYERE
prof. dr. Renaat PELEMAN
ir. Jacques SERRURE
prof. dr. Marleen TEMMERMAN