Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
SAMENVATTING 104472 - Klacht gescheiden ouder over begeleiding en over informatievoorziening - VO De klacht dat het rugzakgeld van de dochter van klaagster niet is besteed aan de begeleiding van haar dochter is gemotiveerd weersproken. De Commissie acht deze klacht dan ook ongegrond. Naar aanleiding van het overige deel van de klacht heeft de school erkend dat klaagster nooit een begeleidingsplan heeft gezien en dat alle schoolpost, inclusief de rapporten, aan de ex-echtgenoot werd gestuurd. Het verdient aanbeveling dat de school een beleid opstelt waarin is geregeld hoe de school omgaat met de informatievoorziening aan gescheiden ouders die beiden het ouderlijk gezag hebben over hun kind. In dat geval moeten beide ouders in beginsel dezelfde informatie van school ontvangen. Het beleid dat de school vooralsnog hanteert met betrekking tot de informatievoorziening aan gescheiden ouders is dat de ouder die woont op het adres dat in het administratiesysteem is opgenomen als het adres waar het kind woont, degene is die alle post van school ontvangt. Voor zover de Commissie heeft kunnen nagaan ligt aan dit beleid vooral een praktische argument ten grondslag, namelijk dat het overzichtelijk is om alle post naar één adres te sturen. Naar het oordeel van de Commissie is dit een onvoldoende zwaarwegend argument om aan klaagster geen schoolpost te sturen, terwijl klaagster uitdrukkelijk had verzocht om haar informatie te sturen. Nu er verder ook niet is gebleken dat er zwaarwegende argumenten waren om klaagster geen informatie te verstrekken, acht de Commissie de klacht hierover gegrond. Hoe zit het met het begeleidingsplan. Aangezien de AB'er niet in dienst is van de school is de school(leiding) niet verantwoordelijk voor de door de AB'er geleverde prestaties, zoals het opstellen van een begeleidingsplan. Echter doordat de school de AB'er vier dagen per week kantoorruimte aanbiedt en zij ook intensief samenwerkt met de medewerkers van de school is het voor ouders uiterst lastig om goed inzicht te hebben in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de school en de derde partij. In deze casus mocht daarom van de school worden verwacht dat ze de AB'er er op had geattendeerd dat niet alleen de ex-echtgenoot maar ook klaagster op de hoogte gebracht moest worden van het begeleidingsplan. Nu dit niet is gebeurd acht de Commissie de klacht over de begeleidingsplan in die zin gegrond. ADVIES in de klacht van: mevrouw A, wonende te C, moeder van B, leerling op het D, klaagster tegen mevrouw E, directeur van het D te C, verweerster
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij klaagschrift van 12 februari 2010, ingekomen op 18 februari 2010 en aangevuld op 12 maart 2010, heeft klaagster op grond van de klachtenregeling van de betrokken school bij de Landelij 104472/ advies dd.14-4-2010 1
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
ke Klachtencommissie Onderwijs een klacht jegens verweerster ingediend met de volgende inhoud: Mevrouw A klaagt erover dat de school het voor haar dochter B bestemde rugzakgeld niet aan haar begeleiding besteedt. Ook heeft klaagster nooit een begeleidingsplan voor B gezien. Voorts klaagt mevrouw A erover dat zij door de school onvoldoende wordt geïnformeerd. Zij ontvangt geen brieven, rapporten en andere informatie, die de vader van B wel ontvangt. Verweerster heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 18 maart 2010. Deze stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 24 maart 2010 te Utrecht. Klaagster is, zoals zij reeds op 12 maart 2010 had meegedeeld, niet ter zitting verschenen. Verweerster is ter zitting verschenen, vergezeld door de heer F, orthopedagoog D als informant en bijgestaan door de heer G, stafadviseur P&O van de H. Onder handhaving van hun standpunten heeft verweerster een nadere toelichting gegeven. Hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is voor zover relevant, zakelijk in het advies weergegeven.
2.
DE FEITEN
Als een leerling zich aanmeldt op het D (hierna: de school) dient op een aanmeldingsformulier aangegeven te worden waar de leerling woont. Het woonadres wordt opgenomen in het administratiesysteem en naar dat adres gaat de post van de school. Sinds twee jaar wordt er met iedere aangenomen leerling en diens verzorgers/ouder(s) een intakegesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek kunnen specifieke zaken, bijvoorbeeld kwesties die spelen bij gescheiden ouders, aan de orde komen. Dan kan ook gesproken worden over de mogelijkheid dat een leerling de eerste twee leerjaren in een speciale kleine klas wordt geplaatst om daarmee de overgang van basisnaar voortgezet onderwijs geleidelijk en zorgzaam te laten verlopen. Leerlingen die na de onderbouw een diploma kunnen behalen en willen doorstromen naar het MBO worden in de bovenbouw in een reguliere klas geplaatst. Voor de ambulante begeleiding van leerlingen met een leerling-gebonden financiering (rugzakje) werkt de school samen met J, een organisatie voor jeugdzorg en speciaal onderwijs. Een van de ambulant begeleiders van J is gedurende vier dagen per week aanwezig op de school. De ambulant begeleider geeft individuele begeleiding aan leerlingen en geeft voorlichting, advies en ondersteuning aan de leerkrachten en begeleiders op de school. Klaagster en de vader van B zijn in 2003 gescheiden. Toen B het schooljaar 2006/2007 met de vmbo-opleiding begon, woonde ze bij klaagster. Met ingang van 30 oktober 2006 is B officieel bij haar vader gaan wonen. Vanaf die datum gebruikt de school het adres van de vader van B als correspondentieadres. Met instemming van de ouders is er voor B een rugzakje aangevraagd. B heeft de eerste twee schooljaren in een speciale kleine klas gezeten. Vanaf de 3e klas is B in een reguliere klas geplaatst. Dit schooljaar (2009-2010) zit B in de 4e klas van het vmbo.
3.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE 104472/ advies dd.14-4-2010 2
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
De Commissie heeft in eerdere adviezen al aangegeven het te betreuren indien een partij niet bij de zitting aanwezig is. Tijdens een zitting kunnen bij de Commissie levende vragen door partijen worden beantwoord. Bij afwezigheid van een partij zullen bepaalde vragen niet kunnen worden beantwoord terwijl anderzijds de ter zitting gedane stellingen van de wel aanwezige partij niet betwist kunnen worden. De gevolgen hiervan dienen naar het oordeel van de Commissie voor het risico van de afwezige partij te komen. De klacht dat het voor B bestemde rugzakgeld niet aan haar begeleiding is besteed, heeft verweerster gemotiveerd weersproken. De Commissie heeft geen aanleiding om er aan te twijfelen dat het geld wordt besteed aan ambulante begeleiding, persoonlijke begeleiding vanuit de school en dat in de eerste twee schooljaren een deel van het geld is ingezet voor extra formatie. Dat niet iedere euro uit de rugzak voor B herleidbaar is besteed aan haar individuele begeleiding, doet daaraan niet af. De Commissie acht deze klacht dan ook ongegrond. Naar aanleiding van het overige deel van de klacht heeft de school erkend dat klaagster nooit een begeleidingsplan heeft gezien en dat alle schoolpost, inclusief de rapporten, aan de vader van B werd gestuurd. De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of de school een andere positie had moeten innemen daar waar het gaat om het verstrekken van informatie aan gescheiden ouders. Als gescheiden ouders beiden zijn belast met het ouderlijk gezag dan dient de school beide ouders te informeren over het kind. Dat vloeit voort uit de algemene informatieplicht die geldt voor scholen ten opzichte van ouders/verzorgers van minderjarige leerlingen zoals geregeld in artikel 23 b Wet op het Voortgezet Onderwijs. Op welke wijze de school vorm geeft aan deze informatieplicht valt binnen de beleidsvrijheid van de school. Is slechts een van de ouders belast met het ouderlijk gezag dan geldt het volgende. De ouder die is belast met het ouderlijk gezag, heeft de verplichting om de andere ouder op de hoogte te houden van gewichtige aangelegenheden die het kind betreffen (artikel 1:377 b Burgerlijk Wetboek). Het is de bedoeling dat de ouder die niet met het gezag is belast, de informatie krijgt van de andere ouder. Als er in de communicatie tussen de gescheiden ouders, waarvan er een is belast met het ouderlijk gezag, iets mis gaat dan kan de ouder die niet met het ouderlijk gezag belast is een beroep doen op artikel 1: 377 c BW. In het eerste lid van artikel 1: 377 c BW wordt bepaald dat de ouder die niet met het gezag is belast desgevraagd door derden (bijvoorbeeld de school of J) op de hoogte wordt gesteld van informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind betreffen of diens verzorging of opvoeding. Hierop wordt een uitzondering gemaakt indien die derde de informatie niet op dezelfde wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag is belast over het kind. Ook wordt de informatie niet verstrekt aan de ouder die niet met het gezag is belast, indien het belang van het kind zich hiertegen verzet. Klaagster heeft aangegeven dat er sprake is van een gezamenlijke gezagsuitoefening. Of dat ook zo is, heeft de school niet geverifieerd. Om inhoud te kunnen geven aan de informatieplicht die een school heeft ten opzichte van de ouders/verzorgers van hun leerlingen is het van belang dat een school nagaat wie het ouderlijk gezag heeft. De Commissie overweegt dat een school zeer zwaarwegende argumenten moet hebben om de ouder die niet het ouderlijk gezag heeft over zijn kind, niet over dat kind te informeren. Door geen informatie te geven laadt de school de schijn van partijdigheid op zich. Dit laat onverlet dat elke school een eigen afweging heeft te maken inzake het belang van een kind dat geschaad zou kunnen worden indien de school wel informatie verstrekt aan de ouder zonder ouderlijk gezag. Het verdient aanbeveling dat de school een beleid opstelt waarin een en ander is geregeld. Daarin kan ook worden geregeld hoe de school omgaat met de informatievoorziening aan gescheiden ouders die beiden het ouderlijk gezag hebben over hun kind. In dat geval moeten beide ouders in beginsel dezelfde informatie van school ontvangen. 104472/ advies dd.14-4-2010 3
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Het beleid dat de school vooralsnog hanteert met betrekking tot de informatievoorziening aan gescheiden ouders is dat de ouder die woont op het adres dat in het administratiesysteem is opgenomen als het adres waar het kind woont, degene is die alle post van school ontvangt. In het geval van B is dat haar vader. Voor zover de Commissie heeft kunnen nagaan ligt aan dit beleid vooral een praktische argument ten grondslag, namelijk dat het overzichtelijk is om alle post naar één adres te sturen. Naar het oordeel van de Commissie is dit een onvoldoende zwaarwegend argument om aan klaagster geen schoolpost te sturen, terwijl klaagster uitdrukkelijk had verzocht om haar informatie te sturen. Nu er verder ook niet is gebleken dat er zwaarwegende argumenten waren om klaagster geen informatie te verstrekken, acht de Commissie de klacht hierover gegrond. Alvorens in te gaan op de klacht over het begeleidingsplan hecht de Commissie er aan het volgende te benoemen. Scholen hebben steeds meer te maken met diverse externe hulpverleners die in de school komen. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat logopedisten en/of fysiotherapeuten kinderen op school behandelen zodat ouders daar niet voor hoeven te reizen en er makkelijk overleg mogelijk is tussen de hulpverlener en de school. Het staat buiten kijf dat de school niet verantwoordelijk is voor de wijze waarop de externe hulpverleners hun werkzaamheden uitvoeren. De school is wel verantwoordelijk voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de samenwerking. Naarmate de verwevenheid tussen de externe hulpverlener en de schoolorganisatie groter is, is die verantwoordelijkheid groter. Het staat vast dat het begeleidingsplan niet door de school maar door de AB’er wordt opgesteld en uitgevoerd. Het betreft hier een medewerker die in dienst is van J en niet van de school. Aangezien de AB’er niet in dienst is van de school en ook anderszins niet een rechtstreekse contractpartij is van de school is de school(leiding) niet verantwoordelijk voor de door de AB’er geleverde prestaties, zoals het opstellen van een begeleidingsplan. Echter doordat de school de AB’er vier dagen per week kantoorruimte aanbiedt en zij ook intensief samenwerkt met de medewerkers van de school is het voor ouders uiterst lastig om goed inzicht te hebben in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de school en de derde partij: J. Gezien de keuze van de school voor deze zeer verweven vorm van samenwerking rust op haar de plicht heel duidelijk te zijn over de bevoegdheidsverdeling. Bovendien heeft zij de plicht in de organisatie voorzieningen te treffen die moeten voorkomen dat ouders of leerlingen bij het krijgen van begeleiding op enigerlei wijze tussen de wal en het schip vallen. Een voorbeeld van zo’n voorziening is een duidelijk systeem van planning en control ten aanzien van het informeren van alle relevante partijen, waaronder natuurlijk ook de ouders, over de begeleiding van een leerling. In deze casus mocht daarom van de school worden verwacht dat ze de AB’er er op had geattendeerd dat niet alleen de vader van B maar ook klaagster op de hoogte gebracht moest worden van het begeleidingsplan. Nu dit niet is gebeurd acht de Commissie de klacht over de begeleidingsplan in die zin gegrond. Naast het begeleidingsplan moet er voor een rugzakleerling ook een handelingsplan worden opgesteld. Deze plicht vloeit voort uit artikel 26 Wet op het Voortgezet Onderwijs waarin staat dat de school verplicht is om voor iedere rugzakleerling een handelingsplan op te stellen. Ter zitting is gebleken dat de school dit niet heeft gedaan in het geval van B. In een handelingsplan wordt onder meer opgenomen welke onderwijsdoelen worden nagestreefd, welke maatregelen de school in dat kader gaat nemen, of en welke externe deskundigen worden ingeschakeld. Het verdient aanbeveling dat in het handelingsplan ook wordt opgenomen op welke wijze de rugzakgelden worden/zijn besteed zodat ouders die geld hebben aangevraagd en ook hebben gekregen voor extra begeleiding van hun kind weten wat er met dat geld gebeurt. De Commissie zal het bevoegd gezag hierover een aanbeveling doen.
104472/ advies dd.14-4-2010 4
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
4.
OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht dat de school het voor haar dochter B bestemde rugzakgeld niet aan haar begeleiding besteedt ongegrond is. De klacht dat klaagster nooit een begeleidingsplan heeft gezien is gegrond in die zin dat van de school verwacht had mogen worden om de ambulant begeleider erop te attenderen dat klaagster ook van het begeleidingsplan op de hoogte moet worden gebracht. De klacht dat klaagster onvoldoende werd geïnformeerd is gegrond.
5.
AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE
De Commissie beveelt het bevoegd gezag van het D aan om: 1. beleid te formuleren met betrekking tot het verstrekken van informatie aan gescheiden ouders; 2. er op toe te zien dat voor iedere rugzakleerling een handelingsplan wordt opgesteld.
Aldus gedaan te Utrecht op 14-4-2010 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter, W. Happee en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. A.A. Veraart, secretaris.
w.g.
w.g.
mr. J.P.L.C. Dijkgraaf voorzitter
mr. A.A. Veraart secretaris
104472/ advies dd.14-4-2010 5