Samenvatting Flanders DC studie “Internationalisatie van KMO’s” In een globaliserende economie moeten regio’s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische ontwikkeling van landen en leidt tot economische groei, productiviteit and werkgelegenheid. Kleine ondernemingen
spelen
een
belangrijke
rol
in
dit
proces.
Exportgericht
ondernemerschap heeft een grotere impact op macro-economische groei dan ondernemerschap in het algemeen. Internationalisatie heeft vandaag een impact op alle ondernemingen, zowel grote als kleine. Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) worden steeds meer geconfronteerd met internationale concurrentie, en worden gedwongen om een rol te
spelen
in
internationale
markten.
Ondernemingen
hebben
verschillende
mogelijkheden om te internationaliseren, zoals export, import, directe buitenlandse investeringen (DBI) en internationale samenwerking. Voor veel ondernemingen is toegang tot kennis en technologie een belangrijke drijfveer om te internationaliseren. Internationalisatie geeft dikwijls aanleiding tot betere prestaties en een beter concurrentievermogen voor KMO’s. Toch zijn de meeste Vlaamse KMO’s niet internationaal actief. Er is dus nog een groot potentieel in Vlaanderen om te groeien door internationalisatie van KMO’s. Opkomende markten zoals de nieuwe EU-landen en China zorgen daarenboven voor nieuwe kansen, net als creatieve en kennisintensieve sectoren. De veranderende bedrijfsomgeving creëert nieuwe opportuniteiten en drijfveren voor KMO’s om te internationaliseren. Het wegvallen van handelsbelemmeringen zorgt voor nieuwe kansen. Als gevolg hiervan worden ondernemingen echter ook geconfronteerd met een toenemende bedreiging van internationale concurrentie. KMO’s worden steeds meer geconfronteerd met internationale concurrentie, en moeten een gepast antwoord vinden op deze veranderingen in hun strategische omgeving. Hierdoor moeten ze niet enkel hun nationale strategie aanpassen, maar worden ze ook in toenemende mate gedwongen om naar het buitenland te gaan. Export kan leiden tot een hogere productiviteit, als gevolg van schaalvoordelen. DBI kunnen de onderneming toegang verschaffen tot nieuwe kennis en technologie, die
het concurrentieel voordeel van de onderneming kunnen versterken. Andere ondernemingen gaan op zoek naar goedkope inputfactoren, zoals grondstoffen of goedkope arbeidskrachten. De toenemende uitbesteding van delen van de waardeketen door grote ondernemingen, creëert mogelijkheden voor KMO’s om te internationaliseren door samenwerking met grote ondernemingen. Ongeacht de motieven leidt internationalisatie tot nieuwe kansen om de productiviteit te verhogen en de kansen op faling te verminderen. Hoewel internationalisatie op lange termijn noodzakelijk kan zijn voor ondernemingen om te groeien en te overleven, is het geen garantie voor succes. De hoge risico’s en kosten van het internationalisatieproces vormen een grote belemmering. Door hun beperkte schaal en middelen is het voor KMO’s vaak moeilijk om deze barrières te overwinnen. Bovendien is het voor KMO’s moeilijker om hun internationale activiteiten te financieren en is de internationale ervaring van hun management team vaak beperkt. Desondanks zorgen evoluties in telecommunicatie en andere technologieën ervoor dat de belemmeringen en kosten van internationalisering afgenomen zijn. Hierdoor kunnen steeds meer KMO’s kansen in buitenlandse markten benutten. Kleinere ondernemingen richten zich traditioneel op hun thuismarkt, en de meest KMO’s zullen dit waarschijnlijk blijven doen. Toch is een toenemend aantal KMO’s internationaal actief. Ongeveer een kwart van de KMO’s in industriesectoren in de OECD is actief in internationale markten. Deze KMO’s zorgen voor 25% tot 35% van de wereldwijde export van industriële producten. KMO’s die internationaal actief zijn, groeien snellen dan lokale spelers. Toch is deze internationalisatie vaak beperkt, zowel in wat de geografische spreiding betreft, als het aandeel van internationale in de totale activiteiten van de onderneming. KMO’s hebben dus nog een groot onbenut potentieel om te groeien door internationalisatie. De overheid kan een belangrijke rol spelen in het bijstaan van KMO’s in het ontwikkelen van hun internationalisatieproces. Een groot aantal KMO’s heeft nooit internationalisatie
overwogen.
Een
eerste
beleidsdoelstelling
zou
dan
ook
ondernemers meer bewust moeten maken van de voordelen van internationalisatie. Daarnaast moeten maatregelen gericht zijn op het verminderen van belemmeringen en het terugdringen van de kosten gelinkt aan internationalisatie, zoals de bescherming van intellectueel eigendom en transactiekosten. Regelgeving en administratieve lasten vormen een andere belangrijke belemmering. Het is dan ook
belangrijk dat beleidsmaatregelen zich richten op het terugdringen van deze belemmeringen en de administratieve lasten van KMO’s niet nog verder verhogen. Ook het vinden van informatie en betrouwbare partners is vaak een probleem. Ondernemingen in verschillende fases van internationalisatie hebben andere behoeften wat exportondersteuning betreft. Exportondersteuning op maat van de onderneming is dan ook belangrijker dan algemene maatregelen. Ook moet een onderscheid gemaakt worden tussen ondernemingen die klaar zijn om te exporteren, en ondernemingen die dat nog niet zijn. Beleidsmaatregelen moeten flexibel genoeg zijn om te beantwoorden aan de toenemende complexiteit en onzekerheid waarmee KMO’s geconfronteerd worden in internationale markten. Daarom zijn beleidsinitiatieven nodig die bijdragen tot de ontwikkeling van een klimaat dat internationaal ondernemerschap ondersteunt. Hiervoor is ook een breder perspectief nodig dan enkel export. Joint ventures winnen aan belang als internationalisatiestrategie voor KMO’s. Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor initiatieven die KMO’s kunnen helpen buitenlandse business partners te identificeren. Programma’s die een directe en actieve ondersteuning voor KMO’s willen bieden, moeten een aantal factoren combineren, zoals toegang tot informatie, het ontwikkelen van vaardigheden en praktijkgerichte individuele ondersteuning. Het beleid zou zich moeten richten op het ontwikkelen van ondernemerschap en een internationale oriëntatie. De nodige kennis en vaardigheden om te managen op globale
schaal
moeten
ontwikkeld
worden,
waarbij
netwerken
en
relaties
ondersteund moeten worden. De meeste landen bieden echter standaard informatie en diensten gericht op exportpromotie, zoals deelname aan beurzen en handelsmissies. Specifieke steunmaatregelen op maat van de onderneming, zoals individueel advies, vormen een effectievere benadering. Dit kan gaan van advies over het ontwikkelen van export, het oprichten van buitenlandse vestigingen tot het ontwikkelen van vaardigheden en juridisch advies. In de praktijk blijkt echter dat steunmaatregelen niet altijd afgestemd zijn op de noden van KMO’s om hun internationale activiteiten te plannen. Daarom is het belangrijk dat KMO’s kunnen rekenen op ondersteuning bij het plannen en ontwikkelen van een gepaste strategie. De rol van agentschappen
mag hierbij niet beperkt blijven tot het verschaffen van informatie en financiële steun. Bovendien is een goede opvolging noodzakelijk, om te impact van deze maatregelen op de prestaties van KMO’s goed te kunnen inschatten. Hoewel ondersteuning vanuit de overheid belangrijk is, ligt de ultieme beslissing om al dan niet te internationaliseren in de eerste plaats bij de ondernemer. Ondernemingen moeten zich bewust worden van de mogelijke voordelen van internationalisatie en dit integreren in hun strategie. Hoewel de belemmeringen voor internationalisatie de afgelopen twee decennia verminderd zijn, is het voor KMO’s nog steeds moeilijk om de barrières die nog bestaan te overwinnen. Bovendien gaat internationalisatie gepaard met toenemende risico’s en onzekerheid, en niet alle ondernemers zijn bereid deze risico’s te nemen. Ondernemers die internationalisatie overwegen als strategische optie, hebben vaak beperkte informatie over de marktomstandigheden in het buitenland. Om deze hinderpalen te overwinnen, doen kleine ondernemingen vaak een beroep op de internationale ervaring van hun netwerk, zoals hun huidige klanten en leveranciers. Op basis van een analyse van externe en interne factoren kan een strategie ontwikkeld worden. Ondernemingen die de interne mogelijkheden hebben om de risico’s en obstakels te overwinnen, kunnen internationalisatie integreren in hun strategie. Om deze strategie in de praktijk te brengen, moeten een aantal keuzes gemaakt worden. De keuze van de juiste markt, de gepaste timing en de optimale toegang
tot
de
buitenlandse
markt
zijn
slechts
enkele
opties
om
een
internationalisatiestrategie succesvol te implementeren. De omvang van de internationale activiteiten hangt af van de interactie tussen de strategische nood van de onderneming, de middelen en de omgevingsfactoren in de thuismarkt en de buitenlandse markt. Hoogtechnologische ondernemingen kunnen kiezen voor snelle internationalisatie en de international new venture benadering volgen. Voor ondernemingen in mature sectoren kan een stapsgewijze internationalisatie de meest gepaste optie zijn. De timing en risico’s van deze benaderingen zijn verschillend, en ondernemingen moeten afwegen of ze deze risico’s willen beperken en kiezen voor een conservatieve benadering, of daarentegen nood hebben om snel marktaandeel te verwerven voor hun technologie het einde van de levenscyclus bereikt. De
internationalisatiestrategie
moet
dus
passen
in
de
algemene
strategische
doelstellingen van de onderneming. Ondanks het strategische belang en de mogelijke voordelen van internationalisatie, geven veel ondernemers aan dat ze nooit internationalisatie overwogen hebben. Veel anderen hebben dit wel overwogen, maar nooit in de praktijk gebracht omdat ze
de
belemmeringen
van
internationalisatie
niet
kunnen
overwinnen.
De
belangrijkste interne obstakels voor de internationalisatie van KMO’s zijn de kosten van het internationalisatieproces en de eigenschappen van het product of de dienst. Wetten en regelgeving en een gebrek aan financiering zijn de belangrijkste externe barrières voor Europese KMO’s. Wat externe belemmeringen betreft, zijn er geen opvallende verschillen tussen Belgische en Europese KMO’s. Op vlak van interne belemmeringen, zijn de kwaliteit en de specificaties van het product een veel groter probleem voor Belgische KMO’s dan gemiddeld in Europa. Het percentage exporterende en importerende Belgische KMO’s ligt boven het Europese gemiddelde. Vlaanderen en Brussel tellen meer internationaal actieve KMO’s dan Wallonië. De meest courante manier van internationalisatie voor Belgische KMO’s is de combinatie van import en export. Oudere en grotere KMO’s exporteren en importeren meer dan jonge en kleine KMO’s. Desondanks starten een aantal ondernemingen snel na de oprichting met exporteren. Deze international new ventures groeien bijzonder snel, en zijn vooral te vinden in hoogtechnologische sectoren. In het algemeen zijn KMO’s in deze hoogtechnologische sectoren meer internationaal actief dan KMO’s in andere sectoren. KMO’s die internationaal actief zijn, groeien sneller qua werkgelegenheid, toegevoegde waarde en arbeidsproductiviteit. Vooral in de jaren direct volgend op het betreden van buitenlandse markten worden exporterende en importerende KMO’s gekenmerkt door zeer snelle groei. Ondanks de risico’s van internationalisatie hebben import en export een positieve impact op de overlevingskansen van een onderneming.