Agendapunt: No. /'12
Dokkum, oktober 2012
ONDERWERP: Verordening Langdurigheidstoeslag 2013
SAMENVATTING: De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de Langdurigheidstoeslag.
Aan de gemeenteraad,
INHOUDELIJKE TOELICHTING Het college verstrekt op grond van artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan personen die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen zicht op inkomensverbetering hebben. De regels rond de langdurigheidstoeslag waren tot en met 2008 bij wet geregeld. Vanaf 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd en is het een bijzondere vorm van bijzondere bijstand geworden. De raad moet bij verordening regels stellen, die in ieder geval betrekking hebben op de invulling van het begrip ‘langdurig laag inkomen’ en de hoogte van de langdurigheidstoeslag. Hoogte van de langdurigheidstoeslag Op 18 juni 2009 heeft het college aan uw raad een verordening voorgelegd om het intrekken van de regeling voor aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen te compenseren met een verhoging van ± € 130,- van de langdurigheidstoeslag. Uw raad heeft het door het college voorgelegde voorstel met een door FNP, CDA, CU en VVD ingediend amendement gewijzigd door de hoogte van de langdurigheidstoeslag te handhaven op de (geïndexeerde) landelijke bedragen zoals die tot 2009 golden, en ouders met schoolgaande kinderen met een inkomen tot 110% een lagere langdurigheidstoeslag te geven. In de jaren 2009 tot en met 2011 hebben acht huishoudens van deze uitbreiding gebruik gemaakt. In januari 2012 heeft uw raad de Verordening Lauwersregeling vastgesteld. Met deze verordening voldoet de gemeente aan de verplichting om bij verordening regels te stellen met betrekken tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan ouders van schoolgaande kinderen voor de kosten van maatschappelijke participatie van kinderen. Ouders van schoolgaande kinderen met een inkomen tot 110% kunnen een tegemoetkoming van € 100,- voor een kind op de basisschool en € 150,- voor een kind op het voortgezet onderwijs ontvangen. Nu de doelgroep ‘ouders met schoolgaande kinderen’ via de Lauwersregeling bediend wordt is er geen aanleiding meer deze groep via de langdurigheidstoeslag tegemoet te komen. Met dit voorstel worden de regels rond de langdurigheidstoeslag voor de gemeenten Dongeradeel en Dantumadiel gelijkgesteld. Daarmee bevinden de langdurigheidstoeslagen van deze twee gemeenten zich op een hoog niveau ten opzichte van de omliggende gemeenten.
700
Dantumadiel
600
Dongeradeel
500
Kollumerland
400
Ferwerderadiel
300
Leeuwarden
200
Tytjerksteradiel
100
Smallingerland Achtkarspelen
0 Alleenstaande
Allenstaande ouder
Gehuwden
Grafiek: bedragen langdurigheidstoeslag (2012: alle gemeenten referteperiode van drie jaar, m.u.v. Leeuwarden vijf jaar, en alle gemeenten inkomensgrens 100% m.u.v. Smallingerland 110%)
Zicht op inkomensverbetering Gelet op de tekst van artikel 8 lid 2 onderdeel b van de wet was het criterium ‘geen zicht op inkomensverbetering’ niet in de verordening vastgelegd. Uit de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 8 juni 2010, LJN BM7166, blijkt dat ook dit begrip in de verordening moet zijn gedefinieerd. Daarom is ook dit begrip nu in de verordening gedefinieerd. Voor het arbeidsmarktperspectief is niet de toekomst, maar naar het verleden van belang. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel (31441, nr. 3, pag. 6) schrijft de regering: "Het ligt voor de hand dat gemeenten zich bij de beoordeling van het toekomstig perspectief op arbeid baseren op de situatie in het verleden, bij gebrek aan mogelijkheden om het toekomstig arbeidsmarktperspectief met zekerheid te bepalen.” In reparatiewetgeving (31559, nr. 9, pag. 2) schrijft de regering: "Door de zinsnede 'geen uitzicht heeft op inkomensverbetering' wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag."
EVENTUELE VOORKEURSVARIANT BURGEMEESTER & WETHOUDERS Niet van toepassing.
FINANCIELE CONSEQUENTIES In de meerjarenbegroting 2013-2016 zijn de kosten van de langdurigheidstoeslag geraamd op € 92.700,- (6614004422000). De uitgaven liggen de afgelopen jaren op ruim € 100.000,-.
Alleenstaand Alleenstaande ouder Gehuwden Totaal
Aantal 155 55
x € 375,x € 482,-
= =
€ 58.125,€ 26.510,-
35
x € 535,-
=
€ 18.725,€ 103.360,-
Tabel: Kosten langdurigheidstoeslag op basis van huidige verordening
Alleenstaand Alleenstaande ouder Gehuwden Totaal
Aantal 155 55
x € 535,x € 614,-
= =
€ 82.925,€ 33.770,-
35
x € 669,-
=
€ 23.415,€ 140.110,-
Tabel: Kosten langdurigheidstoeslag op basis van voorgestelde verordening
De voorgestelde verhoging van de bedragen van de langdurigheidstoeslag leidt tot hogere uitgaven (verschil € 36.750,-). Gemeenten ontvangen vanaf 2012 via de algemene uitkering van het Gemeentefonds structureel extra middelen voor bijzondere bijstand om de cumulatie van inkomenseffecten te verzachten voor kwetsbare groepen. In de Perspectiefnota 2012 is besloten hiervan structureel € 126.000,- voor bijzondere bijstand te reserveren. Langdurigheidstoeslag is een bijzondere vorm van bijzondere bijstand. Een eventueel tekort op de uitgaven langdurigheidstoeslag kan daarom uit de begrotingspost bijzondere bijstand gedekt worden. Het verlenen van langdurigheidstoeslag is een gebonden bevoegdheid: als iemand aanvraagt en recht heeft moét het college de langdurigheidstoeslag toekennen en uitbetalen. Budgettaire overwegingen mogen geen rol spelen. RISICO'S Door de stijgende werkloosheid en het stijgend aantal bijstandsuitkering bestaat de kans dat, in samenhang met de referteperiode van drie jaren, het aantal aanvragen en daarmee de uitgaven in de komende jaren zullen stijgen. Het verlenen van langdurigheidstoeslag is een gebonden bevoegdheid. Budgettaire overwegingen mogen geen rol spelen. INSPRAAK In mei 2012 heeft het college een voorstel voor een Verordening Langdurigheidstoeslag aan uw raad voorgelegd. In die verordening waren, naast de bovenvermelde aanpassingen, ook aanpassingen aangebracht in verband met de invoering van de huishoudinkomenstoets zoals die vanaf 1 januari 2012 in de WWB was opgenomen. Het voorstel was geagendeerd voor de vergadering van de raadscommissie Samenleving van 15 mei 2012. Omdat eind april 2012 in het Lenteakkoord was besloten de huishoudinkomenstoets af te schaffen is in overleg met de portefeuillehouder in de raadscommissie besloten dat voorstel niet te behandelen. De conceptverordening bij dat voorstel is in maart 2012 ter advisering voorgelegd aan en ambtelijk besproken met de gezamenlijke Cliëntenraad. De Cliëntenraad kon destijds instemmen met die verordening. Het schriftelijke advies van de Cliëntenraad is bijgevoegd.
Omdat het nu voorliggende voorstel identiek is aan het voorstel zoals dat op 15 mei 2012 aan de raadscommissie was voorgelegd (met uitzondering van de technische aanpassingen als gevolg van de huishoudinkomenstoets) gaat het college er van uit dat de Cliëntenraad ook met het nu voorliggende voorstel akkoord gaat. Deze verordeningen is ter informatie aan de Cliëntenraad gezonden.
ADVISERING opiniërende raad
De raad van de gemeente Dongeradeel, Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c en 36 van de Wet werk en bijstand; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
, besluit: Vast te stellen de navolgende Verordening Langdurigheidstoeslag Dongeradeel 2013
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. college: het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel; b. de wet: de Wet werk en bijstand; c. referteperiode: een aaneengesloten periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum; d. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat; e. inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen: ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien; f. uitzicht op inkomensverbetering: personen die in de komende jaren een ruimer inkomen kunnen verkrijgen, waaronder in ieder geval begrepen personen met een inkomen uit de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS); Artikel 2 – Uitvoering De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
HOOFDSTUK 2 – RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG Artikel 3 – Voorwaarden langdurig, laag inkomen 1. Aan de in artikel 36 van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, en betrokkene geen in aanmerking te nemen vermogen heef als bedoeld in artikel 34 van de wet. 2. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn. 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar: a. voor gehuwden: 50% van de voor hen geldende norm, bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet; b. voor een alleenstaande ouder: 51% van de som van voor hen geldende norm, bedoeld in artikel 21 van de wet, plus de maximale toeslag genoemd in artikel 25 lid 2 van de wet; c. voor een alleenstaande: 55% van de som van de bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21 van de wet, plus de maximale toeslag genoemd in artikel 25 lid 2 van de wet. 2. Voor de toepassing van het tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend. De toeslag is een vast percentage van de bijstandsnorm zoals die geldt op 1 januari van het kalenderjaar waarin de peildatum valt. De bedragen worden op de hele euro naar boven afgerond. HOOFDSTUK 3 - SLOTBEPALINGEN Artikel 5 – Overige bepalingen Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.
Artikel 6 – Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 7 - Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2013. Artikel 8 - Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. 2. De Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Dongeradeel 2009 wordt met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Dongeradeel van
De griffier,
De voorzitter,
A.J. Folbert
M.C.M. Waanders
Datum afkondiging: Datum inwerkingtreding besluit: 1 januari 2013
Algemene toelichting Sedert 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast is in artikel 8 van de WWB een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. De wetgever draagt de gemeente op invulling te geven aan wat verstaan wordt onder 'langdurig' en een 'laag inkomen'hebben. Ook is het aan de gemeente de hoogte van de langdurigheidstoeslag in de verordening op te nemen. Hierbij is tevens gekeken voor een regionale afstemming. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met de invulling van het begrip peildatum als datum waartegen is aangevraagd wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd (zie CRvB 22-07-2008, nr. 07/2304 WWB). De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1 januari 2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen. Artikel 2 Spreekt voor zich. Artikel 3 Lid 1: In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Lid 2: Hierin wordt bepaald dat bij gehuwden beide personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te zijn alvorens men in aanmerking kan komen voor een langdurigheidstoeslag. Immers voor personen waarbij één der partners ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd is, is de bijstandsnorm reeds gelijkgesteld met degenen waarbij beide personen ouder zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd. Lid 3: In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. Hierbij kan gedacht worden aan partner in detentie, partner zonder verblijfsvergunning. Dit lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op de langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen. Er van uitgaande dat studerenden (WTOS/WSF) beschikken over perspectief op inkomensverbetering, komen deze niet in aanmerking voor een LDT. Er is echter geen sprake van een formele uitsluitingsgrond. Artikel 4 In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In deze verordening wordt uitgegaan van een percentage van de toepasselijke (bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks te worden aangepast in de verordening, maar beweegt de hoogte van de langdurigheidstoeslag automatisch mee met de geldende norm per 1 januari van het betreffende jaar. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afgeleid van de (wettelijk vastgestelde) hoogte in het jaar 2008. Voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag moet gekeken worden naar de leefvorm op de peildatum. In de verordening is er voor gekozen om geen bedragen op te nemen (die jaarlijks moeten worden aangepast) maar de hoogte van de toeslag te bepalen op een percentage van de bijstandsnorm. De bijstandsnorm wordt gedefinieerd als de “norm” bedoeld in artikel 5, sub c van de WWB. Er worden 3 vaste bedragen (per 1 januari van ieder jaar) gehanteerd voor respectievelijk, alleenstaanden, alleenstaande ouders en (echt) paren, dus de geldende basisnorm verhoogd met de maximale toeslag.
Artikel 5 Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting. Artikel 6 Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Dit afwijken, kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de belanghebbende. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan een belanghebbende die tijdelijk in verband met re-integratietraject (gesubsidieerde arbeids/leerwerkplek e.d.) net boven de 100% norm komt. Wanneer blijkt dat uiteindelijk voor betrokkene er (waarschijnlijk) geen arbeidsmarktperspectief meer aan de orde is en hiermee ook geen uitzicht op inkomensverbetering kan worden overwogen om de referteperiode van 3 jaar los te laten. In dergelijke situaties zou de betrokkene worden gestraft voor de inspanningen met betrekking tot uitstroom, die achteraf gezien niet meer tot de mogelijkheid behoort. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken. Het van toepassing zijn van de hardheidsclausule moet overigens zowel uit de rapportage als uit de beschikking blijken. Artikel 7 en 8 Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.