Samen met Agnes naar Tansila. “Als je nog eens gaat, dan gaan we mee!”, zeiden we vorig jaar tegen Agnes. Zij heeft een project in Tansila: een dorp in Burkina Faso, op 4 kilometer van Mali. Jaarlijks gaat ze er twee keer naar toe. Ze kijkt hoe alles loopt en volgt de werken mee op: de school waar er in het schooljaar 2014-2015, 105 leerlingen zaten. Het internaat, waar er tijdens het schooljaar de meeste meisjes en jongens slapen omdat ze veel te ver wonen van de school, de verdere verbouwingen. Hoe zijn de punten van de leerlingen? Zijn de banken nog intact? Is er nog voldoende materiaal aanwezig? … Het afgelopen jaar zijn de toiletten gebouwd en een leraarslokaal. Nu is ze volop geld aan het zoeken om de school te voorzien van zonnepanelen. Het staat niet stil ! Het gaat maar door ! Dit jaar mogen wij meegaan, als gezin: twee pubers van 16 jaar en 13 jaar, een papa en mama. Hoe kan je je voorbereiden op zo een shock… Niet. We hebben wel gezorgd dat we er echt actief konden mee helpen. Zo hebben we mee boompjes geplant met de lokale bevolking, hebben we mee geverfd, zijn twee keer op het veld gaan meewerken, … We hebben zoveel mogelijk meegeleefd met dit volk in het arme dorp. We hebben mensen zien lachen en schateren. We hebben ook de tristesse gezien in de ogen van Benjamin die 2 jaar geleden zijn 5 -jarige zoon verloor aan een liesbreuk. We hebben de wanhoop gevoeld van het continent dat zo weinig hoop heeft. En we hebben de dankbaarheid gevoeld om alles wat er wél is! Bovenal hebben we dagelijks zoveel vriendschap ervaren. Doordat we samen met hen aten en werkten, is er wederzijds respect gegroeid. Weken na thuiskomst, blijven de beelden en het warme gevoel, verder leven in ons. We dromen nog in de warme kleuren van Afrika: de terracotta-kleur van de wegen, alle tinten groen (lichtgroen, frisgroen om 6uur ’s morgens, diep groen na het regenen) en zoveel tinten bruin… Een reis om niet te vergeten. Een paar impressies.
Met de bus van Dédougou naar Tansila. De heenreis was een avontuur. Door een helse storm zijn we vanuit Dédougou naar Tansila gereden. Met de schrik in onze benen keken we naar Aziz, de chauffeur, die zijn ogen geconcentreerd op de weg hield. Het leek wel een rivier waarin we reden. Behendig ontweek hij de grote gaten in de weg. Soms stapte hij uit, rolde zijn broek op en voelde met zijn voet of er een gat was in de weg. Zijn been verdween soms tot aan zijn knie in een gat. We hadden heel veel respect voor hem en zijn rijvaardigheid… Onderweg kreeg hij telefoon van Abbé Pierre. Die wist te vertellen dat de hoofdweg onberijdbaar was. Dan maar de westelijke weg genomen. Onderweg kwamen we grote vrachtwagens tegen die stilstonden. In principe mag je ook niet rijden met dit weer… Twee vrachtwagens waren aan het wegzakken. Ze waren vastgereden in een gat en zakten stilletjes weg in het zand. De chauffeur probeerde zijn lading veilig te stellen. We passeren kindjes die door- en doornat in de regen langs de weg liepen. “Moeten we die niet meenemen…?” Nee… doorrijden. We passeren een kereltje van ongeveer 12jaar. Hij duwt zijn fiets vooruit. Hij heeft nog kilometers te gaan. Op zijn bagagerek heeft hij een bak staan met drie geiten in. Hij staat stil om ons door te laten. Wanneer we passeren en hij zich wat terugtrekt om niet alle modder over zich heen te krijgen, zien we dat hij struikelt. Hij valt… Fiets, geiten, hijzelf… in deze regenrivier. Ik voel me slecht, nog kilometers verder. Hoe moet dit kereltje die doornatte geiten weer op zijn fiets krijgen… Hoe raakt hij met dit weer in een dorp? Het volgende dorp is minstens 10 kilometer verder.
“Ze zijn dit gewoon… Dit maken zij dagelijks mee.” Wat een andere wereld. Als wij veilig en kurkdroog aankomen in Tansila, is deze jongen waarschijnlijk nog onderweg met zijn geiten. Boompjes planten… Vandaag gaan we boompjes planten. Abbé Pierre heeft 200 boompjes besteld. We gaan heel het gebied afzetten van de school. Deze boompjes zullen later schaduw geven aan de leerlingen. Het dorpshoofd heeft ook de toestemming gegeven om het domein te vergroten. Zo is er nog ruimte om later nog andere scholen of klassen bij te bouwen. Wanneer we toekomen, liggen alle boompjes klaar. Er zijn ongeveer 15 dorpsgenoten aanwezig. We gaan samen de boompjes planten. Het is een gemeenschaps-project. Heel de gemeenschap helpt mee. De “gardenier” leert ons hoe we beste tewerk gaan: eerst het gat wat ruimer maken, dan de bodem van de plastic wegsnijden, het boompje in het gat zetten, de rest van de plastic weghalen en zand bijvoegen. Tot slot: aanstampen. Iedereen vliegt in gang. De grote gaten hebben ze op voorhand gemaakt. Dat is ook nodig, want de bodem is rots-hard en kurk-droog. Afrikanen, Belgen, iedereen werkt samen. Er wordt niet veel gepraat. We werken samen aan een gemeenschappelijk doel. Hoewel we geen werk afspraken hebben gemaakt, gaat het heel vlot. De ene brengt boompjes aan met een kruiwagen, de andere plant. Spontaan vormen zich werkkoppels. De werkkoppels schuiven als een kraal steeds verder op. Tot heel het domein is afgebakend. Agnes haalt een paar bakken Brakina: het plaatselijke bier. Na afloop drinken we samen een grote pint! Iedereen is tevreden ! Als laatste mogen we met ons vijven “een familieboom” planten. Deze laatste boom staat voor de school. We planten hem samen en geven hem water … Ieder kind van de school zal verantwoordelijk worden voor de verzorging van één boom… Zij zullen de moeder of vader worden van deze boom. Noord- zuid- samenwerking …
Er is niets, en er kan alles … We gaan vandaag de stoelen gaan voorzien van de letters van het college: CPAW. (Collège Privé Agnes Willems) Er zijn echter geen mallen voorhanden. Gek… want ze wisten al een aantal maanden dat we hen hierbij zouden helpen. Cléophace haalt er de metaalbewerker bij van het dorp… geen mallen te koop en niet te maken op deze korte termijn. We nemen de plastic kaften van onze 4A Atoma-schriften. Met behulp van scherpe mesjes snijden we de letters, onder elkaar, uit. Iedereen helpt mee. De één tekent ze, de ander snijdt. Het is gezellig in ons openlucht-atelier ! Dan missen we nog verfborstels. Onderweg naar de school, koopt Léonard 3 sponsen. Even verder trekt hij wat takjes van de boom. Aangekomen in de school, maakt hij de verfborstels: hij neemt telkens een klein stukje van een spons en bevestigt dit met een stukje touw aan een takje. Hiermee kunnen we tamponneren. Op het einde van de dag zijn alle 200 stoelen voorzien van de letters. Er was niets voorhanden… en toch is alles gelukt!
Joggen in Tansila… Iedere avond ga ik een half uurtje joggen in Tansila. Meestal met Rosalie. We praten over het land, de gewoonten. Een kennis van Agnes is sinds haar vorige bezoek aan Tansila moeder geworden van een prachtige baby. Met de vader wil ze echter niet trouwen. Die heeft nl. al een vrouw en ze wil niet zijn tweede vrouw zijn. Ze zou altijd als minderwaardig worden behandeld. Ik vraag aan Rosalie hoe dat nu zit: moeder zijn, de vader kennen, en alleen voor de baby zorgen? Ze legt uit: “De vader kan het kind niet of wel erkennen. Als de vader het kind weigert te erkennen, staat de moeder er helemaal alleen voor. Ze zal dan moeten instaan voor alles: het eten , evt. medicatie, de zorg, … Wanneer de vader het kind erkent, dient hij het eten en de medicamenten te betalen van het kind.” Hoe zit het met Eloi Coulibaly? “Hij heeft de baby erkend…” Oef, gelukkig!”, denk ik. “Dat betekent ook dat hij het kind kan opeisen rond zijn 5 à 6 jaar. Dan mag hij het kind bij de moeder weghalen.” Mijn hart en mijn voeten staan even stil… Daarna joggen we zwijgend verder… Joggen in Bobo… We logeren 3 dagen in Bobo Dialassou, de tweede grootste stad in Burkina Faso. Het CAM (centre d’acceuille missionaire) ligt dicht in het centrum. Toch is het er erg opmerkelijk rustig. ’s Avonds trek ik mijn joggingschoenen aan om te gaan lopen. Er staan kinderen langs de zandweg. Ze wuiven de hele tijd. Wanneer ik er 10 minuten later weer passeer, staan ze er nog. Ik ga even met hen praten. Ze trekken me mee naar hun huisje en stellen me voor aan hun mama. Ik voel me wat ongemakkelijk, omdat ik niet weet of zij het fijn vind dat ik zomaar tussen haar opgehangen wasgoed sta… Maar ze is erg vriendelijk. Ze laten me niet los… Wanneer ik terug wil verder lopen, houden ze me vast. “Tu veux m’accompagner? Wil je meelopen?”, vraag ik hen. Ze knikken heftig! Geweldig! We lopen met 9 op de brede zandweg, 8 kindjes tussen de 3 en 7 jaar lopen mee. En hoe! Ik kan ze niet bijhouden! Ze willen niet afgeven en lopen zeker 10 minuten mee, op hun blote voeten… Wat een doorzetting. Ze willen mee tot in het CAM. Ik weet dat ze me dan niet meer zullen loslaten en er dagelijks zullen staan. Daarom zeg ik dat ze nu best weer naar hun mama gaan. Na even aandringen, doen ze het toch. Eentje, de oudste van de groep, sprokkelt zijn moed bijeen. Hij vraagt stoer: “Je peux avoir ta montre…?”
Je hebt een boom geplant in ons dorp. Agnes komt al 9 jaar naar Tansila. Ze heeft een pas opgestart project overgenomen en volledig verder uitgebouwd. Ze komt jaarlijks zeker één keer naar hier. De bevolking kent haar. Ze dragen haar op handen. Ook deze keer maakt ze, met een aantal verantwoordelijken van het project, “de toer”. Dit betekent dat ze alle belangrijke mensen van het dorp mag (moet) gaan bezoeken: de burgemeester, de politiecommissaris, de directeur van de school, de douane-verantwoordelijke, … Vandaag gaan we naar het dorpshoofd, die leeft in de oude dorpskern. Hij woont in zijn huisje: 6m2, donker, enkel twee bedden, gemaakt met bamboestokken. Het duurt even voor we wennen aan de donkerte. Hij herkent Agnes. We praten even. De gewoonlijke vragen: Ca va bien, la famille? Tu as eu une bonne route? Bien se reposé?
Daarna praat hij stil verder. “Tu as planté un arbre dans notre village…, vertelt hij. Je bent belangrijk voor ons dorp. Door de school krijgen wij hoop. We hebben een doel. Je geeft kinderen en hele gezinnen een doel. Het is als een grote boom. Hij heeft ondertussen diepe wortels. Hij staat stevig. En de vruchten… die worden steeds meer. De kruin gaat over de landsgrenzen. De vruchten gaan tot in het buitenland. Er zijn kinderen die hier afstuderen en ondertussen in Ivoorkust werken of in Ghana. Je bent erg belangrijk voor ons dorp…” We staan erbij, en kijken ernaar. Wat een wijsheid… hier worden we stilletjes van… Het gaat niet, en toch lukt het … De laatste dag: we vertrekken naar huis. Alle valiezen liggen op elkaar gestapeld op de pick-up. We kunnen net allemaal in de auto. De dag ervoor hebben we samen nagedacht of Marie en haar familie, ook mee naar Bobo zouden kunnen met de wagen. Dat lukt echter niet. De auto zit al helemaal vol. Zij zijn gekomen met de bus en zullen ook de bus weer naar Bobo nemen. Wanneer we willen vertrekken, staan zij ook voor het huis. Ze zijn met 7. Ze dralen… We voelen ons ongemakkelijk. Willen ze graag mee met de auto tot aan het station? Niemand zegt iets… Ik stel voor aan Aziz, de chauffeur, dat hij hen eerst met de pick-up naar het station van Tansila brengt. Dan zitten ze heel comfortabel in de auto, en kunnen ze daar hun bus nemen. Plots komt iedereen in beweging: hun valiezen worden op de pick-up geladen, boven de onze. Ze kruipen er met 5 bovenop… Marie als eerste. Nu moet je weten dat ze de mama is van 5 kinderen en zelfs naar Afrikaanse normen “rond” is. Iedereen gaat mee… tot in BOBO! De auto zat vol… maar er gaan nog 7 andere mensen mee. En het gaat… Het regent niet onderweg en niemand is van de pick-up gevallen…
Wat zijn wij arm… Westerlingen. We staan in de rij om onze valiezen in te checken in Ouagadougou. We hebben heel wat papieren in te vullen. Tony ziet een blanke vrouw achter hem staan, en vraagt of hij even haar pen mag lenen. “Non, c’est la mienne,” antwoordt ze. “Het is de mijne.” Een lokale arbeider, die een centje bijverdient door de toeristen hun valiezen te helpen dragen, tikt Tony op de schouder. Hij geeft hem zonder woorden zijn pen. Arm Westen …
We willen zo graag geven en toch ontvangen we … Wanneer we onze valiezen gaan inchecken op het vliegveld om weer naar huis te keren, is onze taxi verdwenen als we weer op de parking komen. Een andere chauffeur stelt voor om ons naar huis te brengen. Hij schaamt zich voor zijn collega-chauffeur die zich niet aan zijn afspraak hield. “Il faut être honnête, toujours”, zegt hij. Hij vertelt dat hij sinds twee jaar chauffeur is en per dag 8000 CEFA moet afgeven aan zijn baas. “Mais il ne répart jamais la voiture…”, vertelt hij. Dat is eraan te zien: er zit geen zijraam in de taxi, waardoor ik op een kletsnatte zetel zit, doornat tot op m’n
onderbroek… De taxi starten doet hij met behulp van twee draadjes die hij met elkaar verbindt. De klink van de deur wordt bij elkaar gehouden met koorden… Wij zijn zo dankbaar dat we terug in het hotel zijn, waar de anderen op ons wachten. Wanneer we die avond vertrekken, brengt ook hij ons weer naar het vliegveld. Hij is netjes op tijd. Bij het betalen geef ik al onze overschot van het geld. Het is niet om naar huis te schrijven, maar wel het dubbel van wat de taxirit normaal zou kosten. Wanneer hij het bedrag ziet, schittert hij. Hij roept ons na: “Mais c’est beaucoup trop!” Hij ziet ons wuiven: ” Het is O.K. zo… “ Met een glimlach die je niet op foto kan vastleggen, wuift hij ons uit. “Merci bien! Bonne route, Tati!” Het doet zo deugd om hen ook eens gelukkig te maken… Zij die altijd maar het beste van zichzelf geven. Wanneer we door de laatste controle van het vliegveld gaan, zeg ik tegen de douanier: “Burkina est si jolie. Nous avons passé de vacances magnifiques!” Hij glimlacht. Zijn ogen worden helemaal blij en zacht. “ça me fait du plaisir…” Hij zegt het op zo een dankbare manier, dat het me warm maakt. Ik laat mijn tranen de vrije loop. Wetende dat zij met hun glimlach, ons altijd méér zullen geven dan wij hen…
Katrien van Orshoven Oktober 2015