RUP Kleine Kerkvoetweg voorontwerp versie verzoek tot raadpleging augustus 2012
Gemeente Grimbergen Prinsenstraat 3 • 1850 Grimbergen tel. 02 260 12 11 • fax 02 270 12 66
D+A CONSULT, Studiebureau voor Ruimtelijke Planning, Infrastructuur en Bouw │
[email protected] │ www.daconsult.be │ Meiboom 26, 1500 Halle │ T 02 363 89 10 │ F 02 363 89 11 │ Borchtstraat 28, 2800 Mechelen │ T 015 56 09 56 │ F 015 56 09 59
RUP Kleine Kerkvoetweg
colofon
RUP Kleine Kerkvoetweg
Opdrachtgever: Gemeente Grimbergen
Opdrachthouder: D+A Consult nv – Meiboom 26 – 1500 Halle –
[email protected] – www.daconsult.be
Opgemaakt door ondergetekende ontwerper, Ann Lambrechts Erkend Ruimtelijk Planner
fase
document
datum
revisie
versie
1
voorstudie
07/07/2010
WRO
1.1
2
voorontwerp
02/12/2010
WRO
2.1
voorontwerp met m.e.r.-screening
29/03/2011
WRO
2.2
voorontwerp met m.e.r.-screening – dossier ‘verzoek tot raadpleging’
16/05/2011-evl
WRO
2.3
voorontwerp – herwerking concept
28/11/2011-evl
WRO
3.1
voorontwerp – bijsturing herwerkt concept
16/01/2012
WRO
3.2
voorontwerp – bijsturing herwerkt concept
14/02/2012
WRO
3.3
voorontwerp – bijsturing
24/04/2012
WRO
3.4
voorontwerp – versie plenaire vergadering – versie verzoek tot raadpleging
11/07/2012
ALA
3.5
voorontwerp – versie verzoek tot raadpleging
23/08/2012-evl
ALA
3.6
3
augustus 2012│ │P21001
1│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Toelichtingsnota
augustus 2012│ │P21001
2│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Inhoudstafel
0.
Leeswijzer .......................................................6
1.
Inleiding ...........................................................7
1.1.
Aanleiding voor de opmaak van het RUP Kleine Kerkvoetweg ......................... 7
1.2.
Situering van het RUP Kleine Kerkvoetweg .................................. 8
2.
Bestaande ruimtelijke toestand .......................9
3.
Relatie met de structuurplannen ...................11
3.1.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen .. 11
3.2.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant ................................................ 11
3.2.1.
Vanuit de gewenste nederzettingsstructuur ..................................................11
3.2.2.
Vanuit de gewenste mobiliteitsstructuur .......................................................12
3.3.
Ruimtelijk Structuurplan Grimbergen .. 12
3.3.1.
Vanuit de gewenste open ruimte structuur ...................................................12
3.3.2.
Vanuit de gewenste nederzettingsstructuur ..................................................13
3.3.3.
Vanuit de gewenste verkeers- en vervoersstructuur.....................................14
4. 4.1.
Bestaande juridische en planningscontext ....15 Bestaande juridisch-administratieve aspecten ..................................... 15
4.1.1.
Gewestplan...................................................................................................15
4.1.2.
Plannen van aanleg ......................................................................................15
4.1.3.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen .....................................................................15
4.1.4.
Vergunde niet-vervallen verkavelingen .........................................................15
4.1.5.
Beschermde monumenten en landschappen ...............................................16
4.1.6.
Milieuvergunningen ......................................................................................16
augustus 2012│ │P21001
3│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
4.2.
Bestaande juridisch-technische aspecten ................................................ 16
4.3.
Relevante wetgeving, studies en plannen ................................................ 17
4.3.1.
Mobiliteitsplan ...............................................................................................17
4.3.2.
Inventaris van het bouwkundig erfgoed (VIOE) ............................................20
4.3.3.
Landschapsatlas...........................................................................................21
4.3.4.
Atlas der buurtwegen ....................................................................................23
4.3.5.
Biologische waardering ................................................................................23
4.3.6.
Recreatief en functioneel fietsroutenetwerk ..................................................24
5.
Knelpunten en potenties ...............................25
5.1.
Knelpunten .................................. 25
5.2.
Potenties .................................... 25
6.
Doelstellingen, concepten en visie ................26
6.1.
Doelstellingen .............................. 26
6.2.
Ruimtelijke concepten .................... 26
6.2.1.
Afwerken van de Grimbergse dorpsrand ......................................................26
6.2.2.
Uitbouwen van een netwerk voor langzaam verkeer ....................................27
6.2.3.
De Maalbeekvallei als groene ruggengraat ..................................................27
6.2.4.
RUP als stapsteen in centrumnetwerk ..........................................................28
6.3.
Gewenste ruimtelijke structuur ......... 29
6.4.
Inrichtingsvoorstellen .................... 32
7. 7.1.
Effecten van het RUP ...................................37 Onderzoek tot m.e.r. ...................... 37
7.1.1.
Methodiek .....................................................................................................37
7.1.2.
Toepassingsgebied ......................................................................................38
7.1.3.
Planonderdelen en afwegingskader .............................................................38
7.1.4.
Beoordeling milieueffecten ...........................................................................40
7.1.5.
Alternatieven.................................................................................................50
7.1.6.
Grensoverschrijdende effecten .....................................................................51
7.1.7.
Besluit ...........................................................................................................51
7.2. 7.2.1.
Watertoets .................................. 51 Oppervlakte- en grondwaterhuishouding ......................................................51
augustus 2012│ │P21001
4│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
7.2.2.
8.
Besluit ...........................................................................................................54
Gevolgen voor de juridische bestaande toestand ........................................................55
8.1.
Gewijzigde juridisch-administratieve aspecten ..................................... 55
8.1.1.
Opsomming van strijdige en op te heffen voorschriften. ...............................55
8.1.2.
Ruimtebalans................................................................................................55
8.2.
Register mogelijke planbaten, planschade en bestemmingswijzigingscompensatie .... 55
8.3.
Gewijzigde juridisch-technische aspecten ..................................... 55
9.
Administratieve inlichtingen – overleg en inspraak ........................................................57
9.1.
Administratieve inlichtingen............. 57
9.2.
M.e.r.-screening ........................... 57
9.2.1.
Advies van de dienst BGP ............................................................................57
9.2.2.
Verzoek tot raadpleging ................................................................................58
9.2.3.
Besluit van de dienst MER............................................................................59
9.3.
Plenaire vergadering ...................... 59
9.4.
Openbaar onderzoek ...................... 59
9.5.
Advies van het college burgemeester en schepenen ................................... 59
10. Bijlagen .........................................................60
augustus 2012│ │P21001
5│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
0.
LEESWIJZER Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat: 1. een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; 2. de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer; 3. een weergave van de feitelijke en juridische toestand in tekst en op kaart; 4. een toelichtingsnota met:
een beknopte situering en afbakening van het RUP en duiding van het initiële programma van ruimtelijke acties voor het plangebied; de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; de relatie met de bestaande juridische context en de planningscontext; een overzicht van knelpunten en potenties; een visie op de gewenste ruimtelijke structuur en de gewenste ruimtelijke ontwikkeling; het onderzoek tot significante milieueffecten (= m.e.r.-screening). De screening betreft het onderzoek naar het al dan niet voorkomen van aanzienlijke milieueffecten ten gevolge van het voorgenomen plan of programma. Bij elke beslissing over een plan, programma of vergunning moet de bevoegde overheid eveneens nagaan of er schade kan ontstaan aan het watersysteem. Dit wordt onderzocht met behulp van de watertoets; in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van het ruimtelijk veiligheidsrapport, het plan-MER, passende beoordeling en andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; een overzicht van wijzigingen ten opzichte van de vroegere juridische toestand. Dit overzicht bevat een limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden. in voorkomend geval een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot planschadevergoeding, planbatenheffing zoals bedoeld in de codex ruimtelijke ordening of een compensatie zoals omschreven in het grond- en pandenbeleid een overzicht van de administratieve inlichtingen. De gevolgen voor de juridischadministratieve en juridisch-technische aspecten worden gevaloriseerd bij goedkeuring van het voorliggende RUP.
Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht.
augustus 2012│ │P21001
6│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding voor de opmaak van het RUP Kleine Kerkvoetweg De opmaak van het RUP Kleine Kerkvoetweg kadert binnen de acties van de gemeente Grimbergen om te komen tot de gewenste ruimtelijke structuur. Binnen de contouren van het RUP wordt een seniorenproject uitgewerkt met een uitbreiding van het woon- en zorgcentrum Heilig Hart en serviceflats. Via de opmaak van het RUP wenst de gemeente een kernversterkend project uit te werken. Tevens wordt in het RUP een kader gecreëerd om het aantal woonlagen af te stemmen op het kernversterkende karakter.
│
Luchtfoto met aanduiding van de site (bron: Bing Maps, 2010 + eigen verwerking)
augustus 2012│ │P21001
7│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
1.2.
Situering van het RUP Kleine Kerkvoetweg
│
Situering van het RUP (oranje stip) (bron: eigen verwerking, 2010)
Het RUP Kleine Kerkvoetweg ligt in de hoofdkern van Grimbergen. Deze kern wordt doorkruist door de N211-Vilvoordsesteenweg en de N202-Brusselsesteenweg. Via de A12 en de E19 wordt de verbinding met Antwerpen verzorgd. Dwars door de kern van Grimbergen stroomt de Maalbeek, een belangrijke zijbeek van de Zenne.
augustus 2012│ │P21001
8│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
2.
B E S TA A N D E R U I M T E L I J K E T O E S TA N D Het RUP Kleine Kerkvoetweg ligt in het residentiële Grimbergen, op de rand van het hoofddorp. Hier primeert met andere woorden de woonfunctie. Deze woonfunctie wordt ondersteund door een uitgebreid aanbod aan lokale woonondersteunende voorzieningen (handel, horeca, diensten,...). Deze voorzieningen vinden we ook in de onmiddellijke omgeving van het RUP Kleine Kerkvoetweg terug. Zo liggen onder meer het historische centrum (met gemeentehuis, handelszaken, diensten allerhande,..), het gemeentelijk openluchtzwembad (‘de Lammekens’) en de begraafplaats van Grimbergen op wandelafstand van het RUP. Naast deze woonondersteunende functies onderscheidt Grimbergen zich eveneens door haar erfgoedwaarde. Zo vinden we in de dorspkern en op wandelafstand van het RUP heel wat waardevol cultuurhistorisch patrimonium (Norbertijnenabdij, Sint-Servaasbasiliek,..). Tevens zijn heel wat woningen in de dorpskern overblijfselen uit het verleden. In de Maalbeekvallei –een belangrijke open ruimte structuur binnen Grimbergen- vinden we eveneens heel wat elementen typerend voor dit landschap terug (hoeves, molens,..). Deze valleistructuur uit zich in een glooiend landschap, met lokaal sterke hoogteverschillen. Deze hoogteverschillen vinden we ook in het plangebied van het RUP terug: het maaiveldniveau varieert hier tot plaatselijk 7m.
│ Het projectgebied ligt vlakbij de Maalbeekvallei, waarvan het groene karakter zich tot vlakbij de site doet voelen. In de verte: het WZC Heilig Hart.
Onder invloed van de verstedelijkingsdruk vanuit Brussel ontstond geleidelijk aan een uitwaaierende bebouwingskrans rond het compacte historisch centrum bestaande uit verkavelingen en lintbebouwing. In de omgeving van het RUP vinden we zo lintbebouwing langs de Vilvoordsesteenweg en verkavelingen rond de Costermansstede en aan de Driekastanjelaarsstraat terug. De grens met het historische centrum van Grimbergen wordt gevormd door de N211Vilvoordsesteenweg. Deze weg zorgt voor de verbinding van Vilvoorde met Wolvertem. Ze wordt momenteel als alternatief gebruikt om de drukte en files op de R0 en de A12 te vermijden.
augustus 2012│ │P21001
9│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Het gebied van het RUP zelf omvat 2 sites. In het noorden wordt ze ingevuld door het woon1 en zorgcentrum (WZC) Heilig Hart . De ontsluiting van dit rusthuis gebeurt via de Veldkantstraat.
│
Het WZC Heilig Hart gezien vanaf de Veldkantstraat
In het zuidelijk deel van het RUP vinden we een villa en een hotel (‘Abbey’) terug, met in- en uitrit langs de Kerkeblokstraat. In dit hotel bevinden zich tevens enkele gemeenschappelijke functies, zoals vergader- en seminariezalen en een restaurant. Aanpalend aan het hotel –in het binnengebied van het RUP- liggen circa 75 open lucht parkeerplaatsen.
│
Het hotel Abbey langs de Kerkeblokstraat met aanpalend parkeerplaatsen in open lucht
Tussen het noordelijk en zuidelijk deel van het RUP loopt de Kleine Kerkvoetweg, een recreatieve fiets- en wandelroute die doorloopt tot het Grimbergse centrum.
│
1
De recreatieve route Kleine Kerkvoetweg met rechts zicht op het WZC Heilig Hart
Dit rusthuis heeft een capaciteit van 150 kamers. Tevens is een dagcentrum voorzien.
augustus 2012│ │P21001
10│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
3.
R E L AT I E M E T D E S T R U C T U U R P L A N N E N
3.1.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het Vlaams Parlement heeft op 19 december 1997 het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen goedgekeurd. De herziening van het RSV werd tevens definitief vastgesteld door de Vlaamse regering (besluit van 12/12/2003) en bij decreet bekrachtigd op 19/03/2004.
Het deel van Grimbergen waarbinnen het projectgebied valt, behoort tot het buitengebied. Het beleid is hier gericht op:
Het vrijwaren van de essentiële functies zoals natuur, bos, landbouw, wonen en werken op niveau van het buitengebied Het tegengaan van versnippering De bundeling van ontwikkelingen aan de kernen waarbij nieuwe woonprojecten een minimale dichtheid van 15 woningen per hectare dienen te respecteren De inbedding van landbouw, bos en natuur in goed gestructureerde gehelen.
Bij de ontwikkeling van structuurbepalende activiteiten en functies in het buitengebied wordt het bestaande fysische systeem als uitgangspunt genomen. Het ruimtelijke beleid en milieubeleid worden hierop afgestemd.
3.2.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaams -Brabant Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant (RSVB) werd op 11 mei 2004 definitief vastgesteld door de provincieraad en werd op 7 oktober 2004 bij ministerieel besluit goedgekeurd.
3.2.1.
Vanuit de gewenste nederzettingsstructuur Grimbergen wordt geselecteerd als hoofddorp. In het buitengebied zijn het de hoofddorpen die hoofdzakelijk de dynamiek inzake wonen, commerciële voorzieningen, administratieve dienstverlening en lokale bedrijvigheid dienen op te nemen. De ecologische infrastructuur dient te worden versterkt ter verbetering van de leefbaarheid van de kern (wonen). Waar mogelijk wordt de ecologische infrastructuur gekoppeld aan de andere ontwikkelingen (aanleg openbaar domein, parken, ...). Het wonen dient prioritair te worden gestimuleerd met aandacht voor de differentiatie van het woningaanbod. De woonkwaliteit dient maximaal te worden ondersteund. Lokale voorzieningen worden uitgebouwd ter optimalisering van het functioneren van het hoofddorp. Bovenlokale voorzieningen kunnen beperkt uitgebouwd worden, voor zover het niet aangewezen is deze in stedelijke gebieden onder te brengen. De administratieve functies worden maximaal gebundeld. Binnen de hoofddorpen zal aandacht worden geschonken aan het cultureel erfgoed. De uitbouw of versterking van een (boven)lokaal openbaar en collectief vervoersnet is prioritair en moet door de inplanting van dynamische functies ondersteund worden.
augustus 2012│ │P21001
11│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Laagdynamische recreatie wordt met aandacht voor de ecologische aspecten versterkt en/of uitgebouwd. Een bundeling van verschillende lokale recreatieve functies wordt nagestreefd.
3.2.2.
Vanuit de gewenste mobiliteitsstructuur De N211-Vilvoordsesteenweg van de N47 (Opwijk) tot R22 (Vilvoorde) wordt geselecteerd als secundaire weg type III. Een secundaire weg type III garandeert van een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer en de fiets. De verbindingsfunctie voor het autoverkeer is hieraan ondergeschikt. Doorgaans wordt dit type wegen ontdubbeld door een hoofdweg, waardoor de verkeersfunctie voor het autoverkeer verminderd is.
3.3.
Ruimtelijk Structuurplan Grimbergen Definitief goedgekeurd dd. 27 januari 2011
3.3.1.
Vanuit de gewenste open ruimte structuur
│ Uittreksel uit de gewenste open ruimte structuur met situering van de site (rode stip) (bron: structuurplan Grimbergen, 2010)
De Maalbeek is ruimtelijk structurerend op bovenlokaal en lokaal niveau. Samen met zijn hoeves, molens, poelen, bomenrijen, e.d. wordt de Maalbeek als belangrijk erfgoedbaken binnen het landschap gevrijwaard in de afbakening van ruimte voor landbouw, natuur en bos in de regio Zenne-Dijle-Pajottenland. Het projectgebied maakt deel uit van het waardevol landschap van bovenlokaal niveau van de Maalbeek. Dit landschap wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van watermolens, een aantal typische Brabantse hoeven en het beekdal van de Maalbeek met interessante bos- en weidevegetaties. De dorpskern van Grimbergen samen met de abdij en het Prinsenkasteel is één grote historische site met tal van monumenten en relicten van oude aanlegpatronen. De toren van de abdijkerk is een landschappelijk baken.
augustus 2012│ │P21001
12│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
3.3.2.
Vanuit de gewenste nederzettingsstructuur
│ Uittreksel uit de gewenste nederzettingsstructuur met situering van de site (rode stip) (bron: eigen verwerking, 2010)
Grimbergen wordt in het provinciaal ruimtelijk structuurplan als hoofddorp aangeduid (zie 3.2.1). Het projectgebied ligt op de rand van het hoofddorp. Aandacht voor seniorenhuisvesting Door de vergrijzing van de bevolking in de gemeente Grimbergen wordt de nodige aandacht voor seniorenhuisvesting gevraagd. Het gemeentebestuur wenst te voorzien in kleine woningen en serviceflats in de centrumgebieden waardoor de senioren gerelateerd blijven aan hun vroegere woonplaats. Het WZC Heilig Hart vormt één van de lopende projecten omtrent seniorenhuisvesting. Daarnaast wil de gemeente zich ook in de toekomst engageren om de inplanting voor seniorenhuisvesting te stimuleren. Door de bijzondere bepalingen in het gewestplan Halle-Vilvoorde betreffende de woongebieden waarbij het aantal woonlagen wordt beperkt in alle gemeenten in de rand rond Brussel (artikel 8: maximaal 2 woonlagen) kan het aanbieden van financieel haalbare ontwikkelingen voor seniorenwoningen, in het gedrang komen. In functie hiervan wenst de gemeente het mogelijk te maken door middel van een RUP het aantal woonlagen op selectieve plaatsen te verhogen. Vanuit de problematiek voor seniorenhuisvesting wordt het gebied van het RUP Kleine Kerkvoetweg in het structuurplan vermeld als mogelijke plaats tot ontwikkeling. Via het RUP Kleine Kerkvoetweg kan een opdrijven van het aantal woonlagen ten opzichte van het gewestplan mogelijk worden gemaakt. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan het doelgroepenbeleid.
augustus 2012│ │P21001
13│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
3.3.3.
Vanuit de gewenste verkeers - en vervoersstruc tuur
│ Uittreksel uit de gewenste verkeers- en vervoersstructuur met aanduiding van de site (rode stip) (bron:eigen verwerking, 2010)
De N211-Vilvoordsesteenweg vormt een belangrijke doorgaande verbinding binnen de gemeente. Deze weg wordt op provinciaal niveau geselecteerd als secundaire weg type III (zie 3.2.2). Tevens wordt de N211 geselecteerd als een belangrijke bovenlokale functionele fietsroute. De
Veldkantstraat
wordt
geselecteerd
als
lokale
ontsluitingsweg.
Lokale
ontsluitingswegen geven ontsluiting van een lokaal gebied naar een weg van hogere categorie. De hoofdfunctie is verzamelen op kern-/wijkniveau met als aanvullende functie het toegang geven. Pas in tweede instantie heeft ze een verbindende functie. Toegang geven neemt een belangrijke plaats in. De Kerkeblokstraat wordt geselecteerd als alternatieve functionele & recreatieve fietsroute.
augustus 2012│ │P21001
14│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
4.
B E S TA A N D E J U R I D I S C H E E N PLANNINGSCONTEXT
4.1.
Bestaande juridisch-administratieve aspecten
4.1.1.
Gewestplan
│
Uittreksel uit het gewestplan Halle-Vilvoorde (bron: AGIV, 2010 + eigen verwerking)
Het plangebied ligt in woongebied.
4.1.2.
Plannen van aanleg Niet van toepassing
4.1.3.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen Niet van toepassing
4.1.4.
Vergunde niet-vervallen verkavelingen Er zijn geen vergunde niet-vervallen verkavelingen binnen het plangebied.
augustus 2012│ │P21001
15│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
4.1.5.
Beschermde monumenten en landschappen Er bevinden zich meerdere geklasseerde dorpsgezichten in de onmiddellijke omgeving van het RUP:
‘De Maalbeekvallei’ dd. 09/07/1980 ‘De Dorpskern van Grimbergen’ dd. 17/02/1997 ‘Prinsenhof’ dd. 09/07/1980
Geklasseerd dorpsgezicht ‘De Maalbeekvallei’
Geklasseerd dorpsgezicht ‘De Dorpskern van Grimbergen’
Geklasseerd dorpsgezicht ‘Prinsenhof’ │
4.1.6.
Kaart beschermingen (bron: AGIV, 2010 + eigen verwerking)
Milieuvergunningen Het woon- en zorgcentrum beschikt over de nodige milieuvergunningen.
4.2.
Bestaande juridisch-technische aspecten Wegenis Bestaande
Bestaande wegen
Bestaande voetwegen
rooilijnplannen /
Veldkantstraat -buurtweg Verbreding 03/09/1954
Kerkeblokstraat -buurtweg n°26
n°8.
Kleine Kerkvoetweg voetweg n°61
-
Waterlopen Maalbeek (2
de
categorie)
Eigendomsstructuur Informatie te bekomen bij de gemeente
augustus 2012│ │P21001
16│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
4.3.
Relevante wetgeving, studies en plannen
4.3.1.
Mobiliteitsplan Bron kaartmateriaal: Mobiliteitsplan – definitief dossier – 20 mei 2003 – herziening 21 mei 2012
Op onderstaande kaarten werd telkens het plangebied aangeduid met een sterretje
.
Openbaar vervoer
Door de Veldkantstraat en de Poddegemstraat rijdt lijn 232 Brussel - Grimbergen
augustus 2012│ │P21001
17│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Functioneel fietsroutenetwerk
De Veldkantstraat is onderdeel van een lokale functionele fietsroute tussen Grimbergencentrum en Verbrande Brug. Vilvoordsesteenweg is onderdeel van een bovenlokale functionele fietsroute die Meise en Vilvoorde verbindt. De Kerkeblokstraat is onderdeel van een alternatieve bovenlokale functionele fietsroute die Meise en Vilvoorde verbindt (als alternatief op bovenstaande route).
augustus 2012│ │P21001
18│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Recreatief fietsroutenetwerk
De Kerkeblokstraat is onderdeel van een recreatieve fietsroute kanaal – Grimbergen (centrum). Maatregelen autoverkeer i.f.v. verkeersveiligheid en –leefbaarheid
Er wordt een doortochtherinrichting vooropgesteld voor de Vilvoordsesteenweg: Doortochtherinrichting N211 – Wolvertemsesteenweg – Vilvoordsesteenweg langsheen de dorpskern van Grimbergen. Bij de doortochtherinrichting dient voldoende aandacht te worden geschonken aan voetgangersvoorzieningen en fietsvoorzieningen en dan in het bijzonder aan de oversteekmogelijkheden. De relatie tussen kern en Maalbeekvallei wordt hierdoor versterkt. Het aantal parkeerplaatsen dient tot een minimum te worden beperkt.
augustus 2012│ │P21001
19│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
4.3.2.
Inventaris van het bouw kundig erfgoed (VIOE) De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed van 14 september 2009 zorgt ervoor dat er voor het eerst een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Deze vrijwaring verschilt echter sterk van een bescherming als monument. Voor beschermde monumenten gelden immers alle juridische bepalingen uit het monumentendecreet. Door de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed van 14 september 2009 treden een aantal andere wettelijke bepalingen in de Vlaamse decreet- en regelgeving in werking. Er gelden binnen het onroerend erfgoedbeleid, stedenbouwkundig, woon- en energieprestatiebeleid een aantal uitzonderingsmaatregelen ten gunste van gebouwen uit de vastgestelde inventaris, met als doel die zoveel mogelijk te vrijwaren.
De watertoren Heilig Hart Woon- en Zorgcentrum is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed (ID 75270) (op kaart aangeduid met ‘A’). Het nieuwbouwproject ‘Heilig Hart Woon- en Zorgcentrum’ werd in 1995 in gebruik genomen. In de tuin staat een watertoren als enige restant van het voormalige Heilig-Hart Gasthuis dat was gesitueerd op de hoek van de Vilvoordsesteenweg en de Veldkantstraat, gesloopt in 2000. In 1891 richtten de gezusters baronessen d'Overschie een gast- en rusthuis op voor de bejaarden van Grimbergen waarvoor zij het pachthof Van Laethem en in 1901 het ernaast gelegen Koverishof opkochten. Aanvankelijk werden de bestaande volumes verbouwd en aangepast om dan geleidelijk aan gesloopt en vervangen te worden. De watertoren behoort vermoedelijk tot de bouwcampagne van 1928. In 1921 werd namelijk de Naamloze Vennootschap ‘Institut du Sacré Coeur’ opgericht met als doel het instituut te voorzien van een hospitalisatie- en medisch-chirurgische dienst, alsook een rusthuis en een sanatorium in te richten. Hiervoor werden onder leiding van architect L. Pepermans en de Grimbergse aannemer V. Adams in de as van de noordelijke vleugel, langs de Veldkantstraat, twee nieuwe gebouwen met centrale verwarming opgetrokken. Dit geheel werd ingetekend op het kadaster in 1928, samen met nog twee verderop in de straat gelegen volumes waarvan het kleinste, hoewel vierkantig, overeenkomt met de huidige plaats van de watertoren. Nog vóór W.O.II was de toren buiten gebruik.
│
Beeld van de watertoren (bron: VIOE, 2010)
augustus 2012│ │P21001
20│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Daarnaast zijn er nog meerdere relicten in de onmiddellijke omgeving opgenomen in de inventaris. Hieronder volgt een overzicht van de relicten die van belang kunnen zijn voor een verdere ontwikkeling van het projectgebied:
Neoclassicistisch burgerghuis (ID 75272) (op kaart aangeduid met ‘B’) Burgerhuis (neotraditionele stijl) (ID 75272) (op kaart aangeduid met ‘C’);
Hoekpand ‘Blijenkeer’ (ID 75200) (op kaart aangeduid met ‘D’) Omhaagde begraafplaats van 1932 (ID 75271) (op kaart aangeduid met ‘E’) Villa ‘Alexis’ (ID: 75274) (op kaart aangeduid met ‘F’) Landhuis ‘Sint-Servaashof’ (laat-classicistisch) (ID 75273) (op kaart aangeduid met ‘G’) Burgerhuis (ID 75237) (op kaart aangeduid met ‘H’) Burgerhuis (ID 75206) (op kaart aangeduid met ‘I’)
A
E
D C H B G
│
4.3.3.
F
I
Luchtfoto met aanduiding relicten opgenomen in VIOE (bron: Bing Maps, 2010 + eigen verwerking)
Landschapsatlas Ten noordwesten van het projectgebied bevindt zich de ankerplaats ‘Maalbeek ten oosten van Grimbergen’ (code A20065). De Maalbeek is hierbij van historische waarde. De beek, met haar watermolens en oude hoeves, vormde immers een belangrijke economische ader. De dorpskern is samen met de abdij en het Prinsenkasteel één grote historische site met tal van monumenten en sporen van oude aanlegpatronen. De toren van de abdij is van esthetische waarde voor de ankerplaats: vanuit de wijde omgeving is deze zichtbaar en geeft ze identiteit en karakter aan het landschap.
augustus 2012│ │P21001
21│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
│ Kaart met situering van de ankerplaats ‘Maalbeek ten oosten van Grimbergen’ (bron: AGIV, 2010 + eigen verwerking)
In de buurt van het plangebied bevindt zich de relictzone ‘Tangebeek-MaalbeekPrinsenbos-Grimbergen’ (code R20032). De esthetische waarde van deze zone wordt in belangrijke mate bepaald door de barokke abdijkerk (en tevens parochiekerk) die door haar hogere ligging ten opzichte van de rest van de gemeente een absolute baken vormt. Naast de deze kerk zijn er tal van 18 eeuwse panden te bewonderen op het kerkplein. Aan de Maalbeek zijn er naast 5 watermolens ook nog prachtige Brabantse hoeven te bewonderen. de Het Prinsensbos met de ruïne van het Prinsenkasteel en 17 eeuwse bijgebouwen van het kasteel vormen eveneens romantische ensembles met heel wat afwisseling.
│ Kaart met situering van de relictzone ‘Tangebeek-Maalbeek-Prinsenbos-Grimbergen’ (bron: AGIV, 2010 + eigen verwerking)
augustus 2012│ │P21001
22│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
4.3.4.
Atlas der buurtwegen
│
Uittreksel uit de atlas der buurtwegen (bron: provincie Vlaams-Brabant, 2010)
De wet van 10 april 1841 op de buurtwegen definieert het begrip buurtwegen en het statuut ervan. Deze wegen zijn ingetekend in de buurtwegenatlas die nu ook in digitale vorm beschikbaar is. Deze atlas kan als instrument dienen voor de ontwikkeling en herwaardering van een netwerk van trage wegen. Binnen het plangebied situeren zich de volgende voet- en buurtwegen:
4.3.5.
N° buurtweg
Wijziging
26 – Kerkeblokstraat
/
8 – Veldkantstraat
Verbreding (dd. 03/09/1954)
N° voetweg
Wijziging
61 – Kleine Kerkvoetweg
/
Biologische waardering De biologische waarderingskaart werd opgemaakt door het Instituut voor Natuurbehoud. Hierin werden de biologische waardevolle en minder waardevolle gebieden (bwk-kaart) op uniforme wijze geïnventariseerd en geëvalueerd. Voor het gebied van het RUP duidt de biologische waarderingskaart geen als ‘biologisch waardevol’ gekarteerde delen aan. Aansluitend bij het RUP en in de Maalbeekvallei ligt biologisch (zeer) waardevol gebied.
augustus 2012│ │P21001
23│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Legende Biologisch minder waardevol Complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle gebieden Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen Complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen Biologisch waardevol Complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen Biologisch zeer waardevol Faunistisch belangrijke gebieden
│
4.3.6.
Biologische waarderingskaart (bron: AGIV, 2010 + eigen verwerking)
Recreatief en functioneel fietsroutenetw erk
Legende Recreatief fietsroutenetwerk Functioneel fietsroutenetwerk
│ Uittreksel uit het functioneel en recreatief fietsroutenetwerk met aanduiding van de site (rode contour) (bron: provincie Vlaams-Brabant, 2010)
Het RUP Kleine Kerkvoetweg is goed bereikbaar via het provinciale fietsroutenetwerk. Het gebied wordt doorkruist door een recreatieve fietsroute langs de Kleine Kerkvoetweg. Langs het zuiden takt het gebied via de Kerkeblokstraat aan op het functioneel fietsroutenetwerk.
augustus 2012│ │P21001
24│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
5.
KNELPUNTEN EN POTENTIES
5.1.
Knelpunten
5.2.
De Kleine Kerkvoetweg wordt door hoog opgaande beplanting aan het zicht onttrokken. De voetweg is niet duidelijk aanwezig op de site, desondanks het feit dat ze een belangrijke functionele wandelroute en recreatieve fietsroute naar het centrum van Grimbergen vormt. De open lucht parkeerplaatsen aanpalend aan hotel Abbey zijn ruimtelijk slecht ingekaderd. Het aantal toegelaten woonlagen volgens het gewestplan is ontoereikend om een kernversterkend project gericht op senioren te voorzien indien tegelijkertijd een open karakter voor de onbebouwde ruimte dient te worden gerespecteerd.
Potenties
De 2 sites lenen zich door hun ligging langs de Kleine Kerkvoetweg en nabij het Grimbergse dorpscentrum goed tot inrichting van een kernversterkend project.
Door de sites in samenhang met elkaar te ontwikkelen kan het kernversterkende karakter opgedreven worden. Het gebied heeft een relatief open en groen karakter en is uitnodigend om door te wandelen. Het wordt immers doorkruist door de Kleine Kerkvoetweg en de daarop aantakkende zijpaadjes. De niveauverschillen op terrein kunnen benut worden voor een integratie van de op te richten bouwvolumes. Langs de Kleine Kerkvoetweg loopt een recreatieve fietsroute van de provincie
Vlaams Brabant. Langs de Kerkeblokstraat loopt een alternatieve functionele en een recreatieve fietsroute. De nabijheid van het centrum van Grimbergen, met verschillende overblijfselen uit het verleden (kerk, abdij,..). De vallei van de Maalbeek levert een belangrijke natuurwaarde aan de omgeving. Het bouwkundig erfgoed (watertoren) geeft een eigen uitstraling aan de plek.
augustus 2012│ │P21001
25│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
6.
DOELSTELLINGEN, CONCEPTEN EN VISIE
6.1.
Doelstellingen Het RUP Kleine Kerkvoetweg wordt opgemaakt om een kernversterkende herinrichting van de gronden van onder meer het WZC Heilig Hart en ’t Wit Paard mogelijk te maken. Volgende aandachtspunten gelden hierbij:
6.2.
ontwikkelen van een samenhangend kernversterkend project gericht op senioren; afstemmen van het aantal woonlagen in functie van kernversterking; de Kleine Kerkvoetweg actief inschakelen in het recreatieve netwerk van Grimbergen; functionele versterking van het Grimbergse centrum; een link met de groene Maalbeekvallei tot stand brengen;
een groene inkadering van de publieke ruimte.
Ruimtelijke concepten Vier ontwerpconcepten synthetiseren de ontwerpstrategie voor het plangebied. Ze leveren de fundamenten voor de gewenste ruimtelijke structuur. Tevens motiveren ze de oriëntatie van de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.
6.2.1.
Afw erken van de Grimbergse dorpsrand
Grimbergen wordt gekenmerkt door een historisch centrum met een compacte uitstraling. Deze ruimtelijke structuur wordt geleidelijk aan uitgehold door willekeurige verkavelingen en lintbebouwing. Beleidsmatig wordt een behoud en versterking van het compacte, gestructureerde karakter vooropgesteld. Het RUP Kleine Kerkvoetweg wil tegemoet komen aan deze beleidsdoelstelling door principes van een duurzame ruimtelijke ordening toe te passen, zoals onder meer verticale stapeling en een minimale footprint. Vanuit de optiek van een efficiënt ruimtegebruik wordt tevens aandacht geschonken aan het inschakelen van reeds aanwezige bruikbare ruimtelijke en functionele eenheden op de site. Bovendien kan door dergelijke principes te augustus 2012│ │P21001
26│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
hanteren, de nog resterende open ruimte gevrijwaard worden van bebouwing en kan meer aandacht geschonken worden aan een kwalitatieve groene inrichting.
6.2.2.
Uitbouw en van een netw erk voor langzaam verkeer
Teneinde duurzame vormen van transport aan te moedigen bij de bewoners van Grimbergen dienen efficiënte verbindingen voor voetgangers en fietsers gerealiseerd te worden. Beleidsmatig wenst men deze verbindingen onder meer te enten op bestaande buurt- en voetwegen. Zo maakt ook de Kleine Kerkvoetweg, die centraal door het plangebied van voorliggend RUP loopt, deel uit van dit netwerk van buurt- en voetwegen. Deze route is van lokaal belang voor Grimbergen aangezien zij doorloopt tot het centrum. Via voorliggend RUP zal de Kleine Kerkvoetweg als route naar het centrum actief ingeschakeld worden binnen het netwerk van lokale buurt- en voetwegen (het zgn. ‘netwerk voor langzaam verkeer’).
6.2.3.
De Maalbeekvallei als g roene ruggengraat
De Maalbeekvallei is met haar typerende gesloten landschapsvorm en ensembles van markant erfgoed (hoeves, watermolens,..) van grote landschappelijke waarde voor Grimbergen. Daarnaast vormt ze een aangenaam kader om te wandelen en te fietsen en bekleedt ze met andere woorden een belangrijke recreatieve functie. Het plangebied van het RUP is strategisch gelegen in het overgangsgebied tussen de Maalbeekvallei en de Grimbergse dorpskern. Langs de Veldkantstraat en de Kleine Kerkvoetweg verraden tal van bomen en struiken de aanwezigheid van de achterliggende vallei. Dit groene karakter zal in het RUP Kleine Kerkvoetweg verder opgedreven worden teneinde een aansluiting met de groene ruggengraat van de Maalbeekvallei mogelijk te maken. Daarnaast zullen ook fysieke
augustus 2012│ │P21001
27│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
linken met de Maalbeekvallei gelegd worden aan de hand van groene doorsteken voor wandelaars en fietsers.
6.2.4.
RUP als stapsteen in centrumnetwerk
Grimbergen wenst een kwalitatief woonbeleid te voeren. Een belangrijke vereiste hiervoor is de uitbouw van centrumvoorzieningen die het wonen ondersteunen. Met het WZC Heilig Hart en het hotel Abbey zijn er langs de Kleine Kerkvoetweg reeds enkele gemeenschapsvoorzieningen aanwezig. Deze gemeenschapsvoorzieningen functioneren echter los van elkaar. Het RUP Kleine Kerkvoetweg voorziet in een verdere uitbouw en onderlinge verweving van deze voorzieningen. Via de uitbouw van deze voorzieningen kan het RUP als stapsteen worden ingepast in het netwerk van gemeenschapsvoorzieningen dat vandaag reeds latent aanwezig is tussen de Veldkantstraat en het centrum van Grimbergen. Op deze manier vormt zij een functionele versterking van het centrumnetwerk.
augustus 2012│ │P21001
28│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
6.3.
Gewenste ruimtelijke structuur
│
Structuurschets van het RUP Kleine Kerkvoetweg in haar omgeving
Het RUP Kleine Kerkvoetweg voorziet in een totaalproject voor senioren nabij de dorpskern van Grimbergen. Meer specifiek wordt een uitbreiding van het bestaande woonen zorgcentrum Heilig Hart mogelijk gemaakt, samen met de oprichting van nieuwe augustus 2012│ │P21001
29│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
serviceflats. Het ontwikkelen van een volwaardig project gericht op ouderen specifiek op deze locatie – op wandelafstand van het centrum – biedt het voordeel dat de senioren sociaal ingebed blijven in hun vertrouwde leefomgeving. Eén van de uitgangspunten van het totaalproject is een aansluiting met het centrum van Grimbergen te bewerkstelligen. Dit wordt mogelijk gemaakt door de toekomstige bebouwing (WZC, serviceflats..) te ontwikkelen rond de Kleine Kerkvoetweg. Deze voetweg vormt immers een belangrijke zachte verbinding naar het centrum van Grimbergen. Door de bebouwing te richten op deze voetweg wordt een fysieke link met het centrumgebied gerealiseerd. Daarnaast worden op strategische plaatsen zichtrelaties met het project gelegd om te vermijden dat de Kleine Kerkvoetweg een anonieme achterkant wordt. Tevens voorziet de structuurvisie in de inrichting van ontmoetingsplekken langs deze voetweg op knooppunten met andere wegen. Hierdoor wordt de belevingswaarde opgedreven en kan de Kleine Kerkvoetweg ontwikkeld worden tot een voorzijde. Aan de hand van deze ingrepen wordt het belang van deze voetweg als route naar het centrum duidelijk voelbaar. Naast een fysieke link wordt ook een visuele link met het centrum gelegd – en meer 2
specifiek met de abdijtoren – aan de hand van een zichtrelatie. De abdijtoren blijft vanop verschillende plekken op de site zichtbaar. De Kerkeblokstraat vormt eveneens een belangrijke link met het centrum. Hier wordt een voorzijde gecreëerd door de woongelegenheden voor senioren te ontwikkelen in combinatie met collectieve functies ten dienste van de senioren. Vanuit de optiek van efficiënt ruimtegebruik wordt op termijn een integratie van de collectieve functies in de reeds aanwezige bebouwing vooropgesteld. Zo kan onder meer de aanwezige infrastructuur (keuken, refter…) van het hotel Abbey actief ingeschakeld en ingericht worden tot een gezamenlijk restaurant ten dienste van het WZC. Op korte termijn kan het hotel zijn functie behouden, maar kunnen bijvoorbeeld enkele kamers omgevormd worden tot businessflats. Ondersteunend aan de gezamenlijke ruimtes in het hotel Abbey kan op termijn de villa langs de Kerkeblokstraat omgevormd worden voor animatie doeleinden, zoals cinemaruimte, bar, leesruimte… ten dienste van de serviceflats. Er kan overwogen worden de collectieve functies toegankelijk te maken voor omwonenden. Dit biedt als bijkomend voordeel dat het project actief deel gaat uitmaken van het dorpsweefsel. Zo wordt het project geen eiland in het Grimbergse weefsel. Bovendien wordt via de ontwikkeling van collectieve voorzieningen een impuls gegeven voor een functionele versterking van het Grimbergse centrumnetwerk. Naast een aansluiting met het centrum van Grimbergen wordt in het RUP tevens aansluiting gezocht met de Maalbeekvallei. Hiertoe wordt een dwarse doorsteek voor voetgangers en fietsers ontwikkeld die doorheen het ganse projectgebied loopt. Deze groene wandelas fungeert als continue publieke ruimte doorheen het gebied en geeft het gebied karakter. Door het koppelen van groenruimten aan het tracé zorgt het eveneens voor een duidelijkere, groene identiteit in relatie met de Maalbeekvallei. Het tracé is de kapstok waaraan de groene ruimten worden opgehangen en zorgt voor een aaneenschakeling van groene, structurerende publieke ruimten langsheen het wandel- en fietstracé.
2
Meer specifiek wordt hier de toren van de Norbertijnenabdij bedoeld, een karakteriserend element van het historische centrum.
augustus 2012│ │P21001
30│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
De belevingswaarde van de dwarse doorsteek wordt opgedreven door deze te enten op 3 enkele belangrijke cultuurhistorische relicten in de omgeving en door een algemene groene inrichting. Via deze ingrepen wordt de plek een ‘stapsteen’ naar de Maalbeekvallei. Ten oosten van de zuidelijke zone van het plangebied bevindt zich een woonwijk die hoofdzakelijk is ingevuld met ééngezinswoningen. De inplanting van de serviceflats in deze zone dient zodanig te gebeuren dat er geenszins een afbreuk wordt gedaan aan de woonkwaliteit in de woonwijk. Om dit te realiseren zal de gevel langsheen de woonwijk op voldoende afstand van de perceelsgrens worden ingeplant en zullen uitsparingen in de gevel en plaatselijke verlagingen van het aantal bouwlagen ervoor zorgen dat het geheel is afgestemd op het karakter van de woonwijk. De groene wandelas fungeert hier als groene overgangsruimte tussen het serviceflatproject en de woonwijk. De publieke ruimtes in de woonwijk en langsheen de groene wandelas dienen op elkaar afgestemd te worden en fungeren samen als een netwerk van verblijfsplekken. In de woonwijk wordt de inrichting van een pleintje voorzien. Dit pleintje grenst aan het plangebied van voorliggend RUP. Ter hoogte van deze locatie wordt de aantakking van de groene wandelas naar de Kleine Kerkvoetweg voorzien. Deze aantakking dient zodanig ingericht te worden dat de pleinfunctie in de woonwijk versterkt wordt en doorloopt in het plangebied. Door de inplanting van de serviceflats langsheen de wandelas ontstaat er een nieuwe gevelwand langs het pleintje. Op die manier wordt het weefsel hier verder afgewerkt. Voor de serviceflats in de zuidelijke zone van het plangebied wordt in het RUP ondergronds parkeren vooropgesteld. Slechts in beperkte mate wordt bovengronds parkeren toegelaten, in de zone palend aan de Kerkeblokstraat. Door de parkeerplaatsen voor het project ondergronds te voorzien, wordt bovengronds ademruimte gecreëerd voor een kwalitatieve inrichting van de publieke ruimte. Vanuit dezelfde optiek en om een aansluiting met de groene Maalbeekvallei mogelijk te maken, kunnen de aanwezige parkeerplaatsen ter hoogte van het WZC Heilig Hart een groene inkadering krijgen. Op deze manier wordt bijgedragen tot een aantrekkelijke woonomgeving.
3
Hiermee worden de bouwkundige relicten opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed (zie punt 4.3.2 Inventaris van het bouwkundig erfgoed (VIOE)) bedoeld.
augustus 2012│ │P21001
31│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
6.4.
Inrichtingsvoorstellen
│
Inrichtingsvoorstel voor het RUP Kleine Kerkvoetweg
augustus 2012│ │P21001
32│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
augustus 2012│ │P21001
33│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
│
Zichtrelatie abdijtoren vanuit Koveris
Om een voldoende aanbod aan seniorenhuisvesting te kunnen realiseren en op deze manier tegemoet te komen aan het doelgroepenbeleid van de gemeente voorziet het RUP in de mogelijkheid tot het realiseren van bijkomende serviceflats (site ‘’t Wit Paard’ ten zuiden van de Kleine Kerkvoetweg) en bijkomende seniorenkamers (site ‘Heilig Hart’ ten noorden van de Kleine Kerkvoetweg). Om aan te sluiten bij de schaal van Grimberen en de aangrenzende woonwijk, wordt het maximaal aantal bouwlagen beperkt gehouden:
voor de serviceflats op site ‘’t Wit Paard’ worden maximaal 3 bouwlagen voorzien in een volume met variërende hoogte, afgestemd op de aanpalende woonwijk en de zichtrelaties met de abdijtoren.
voor het woon- en zorgcentrum Heilig Hart worden maximaal 4 bouwlagen voorzien, met een beperking van de absolute hoogte van het volume. Op die manier wordt bekomen dat nieuwe volumes in de helling worden geschoven, zodat in het binnengebied het aantal bouwlagen boven maaiveld beperkt kan blijven.
Er wordt gestreefd naar een interessante volumewerking teneinde de belevingswaarde in het gebied op te drijven (cf. supra). Op de site ‘’t Wit Paard’ kan voorzien worden in maximaal 75 serviceflats in combinatie met collectieve functies. Het realiseren van 75 serviceflats resulteert in een woondichtheid van 65 woningen per ha. Indien deze dichtheid wordt vergeleken met de woondichtheid van de aangrenzende woonwijk ligt deze aanzienlijk hoger. Hierbij dienen evenwel een aantal kanttekeningen gemaakt te worden. De grotere woondichtheid per ha in de zone voor serviceflats zal niet noodzakelijk resulteren in een hogere bevolkingsdichtheid per ha. Er kan verondersteld worden dat er in de woonwijk een 3 à 4-tal bewoners per wooneenheid zijn. De serviceflats zullen bewoond worden door 1 à 2 bewoners per flat. Indien wordt gekeken naar de bevolkingsdichtheid is het verschil in dichtheid tussen de woonwijk en de serviceflats dan ook aanzienlijk kleiner. Bovendien zijn senioren globaal genomen minder mobiel (autogebruik) dan jonge gezinnen in een woonwijk. Ook qua verkeersgeneratie zullen de serviceflats dus niet aanzienlijk hoger scoren dan de woonwijk. De ontsluiting van site ‘’t Wit Paard’ wordt geregeld via de Kerkeblokstraat. Om de verkeersafwikkeling echter vlot en veilig te laten verlopen, is het aangewezen de aantakking van de Kerkeblokstraat op de Vilvoordsesteenweg herin te richten. De huidige schuine augustus 2012│ │P21001
34│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
aansluiting in de bocht van de Vilvoordsesteenweg is erg onoverzichtelijk en heeft door zijn inrichting eerder het karakter van een erfontsluiting. Het doel is een volwaardige aansluiting haaks op de Vilvoordsesteenweg te creëren. Daarom lijkt het aangewezen de aantakking eerder in te richten ter hoogte van de toegang van de site ‘’t Wit Paard’, eerder aan het begin van de bocht. Op de site van WZC Heilig Hart kan in functie van de resterende woonbehoefte een uitbreiding voorzien worden. Om te voldoen aan de nieuwe VIPA normen is een vergroting van de kamers nodig. Verder zal ook voorzien worden in de uitbouw van een centrum voor dagverzorging, extra kamers voor opvang in kortverblijf, bijkomende opvang voor zwaarzorgbehoevende ouderen en bijkomende ondergrondse parkeerplaatsen. Om dit programma te kunnen realiseren, is een uitbreiding van de vloeroppervlakte nodig met 10.634m². Dit zal gebeuren door enerzijds een deel van het bestaande gebouw te verhogen (het gedeelte met 2 bouwlagen kan opgetrokken worden naar 3 bouwlagen) en anderzijds een uitbreiding te voorzien in een nieuw volume. Er worden maximaal 4 bouwlagen toegelaten. Door echter de absolute bouwhoogte van het gebouw te beperken en gebruik te maken van de sterke helling in het terrein, zal de bouwhoogte boven maaiveld echter beperkt blijven. Het gebouw wordt als het ware in de helling geschoven. Parkeren WZC Heilig Hart De open lucht parkeerplaatsen voor het huidige WZC Heilig Hart worden behouden maar krijgen een groenere uitstraling. Op deze manier kan de verblijfskwaliteit van de omgeving rond het rusthuis worden verhoogd. Bovendien wordt door een heraanleg van de parking in natuurlijke en halfverharde materialen de waterbergingscapaciteit verhoogd. Bijkomende parkeerplaatsen worden ondergronds ingericht. ’t Wit Paard De parkeervoorzieningen ten behoeve van het serviceflatproject en de collectieve functies worden volledig ondergronds voorzien. Het gebouw wordt voorzien van 1 volledige ondergrondse bouwlaag met een 100-tal parkeerplaatsen. Deze dienen volgende behoefte te dekken:
0,7 pp per serviceflat 53 pp
collectieve functies 45 pp (zie hieronder)
4
Aangezien het hotel, het restaurant, seminaries en feesten functies zijn die momenteel reeds aanwezig zijn, geeft de actuele situatie een duidelijk beeld op de behoefte aan parkeervoorzieningen voor de collectieve functies. In de maand september 2011 werd bijgehouden hoeveel voertuigen er maximaal op hetzelfde tijdstip (13u en 17u30) op het parkeerterrein staan. De maand september is samen met de maanden oktober, november, december en mei een piekmaand voor seminaries en bezetting van het hotel. Gemiddeld bevonden er zich om 13u 15 wagens op het parkeerterrein en om 17u30 10 wagens. Op 27 september werd om 13u het absolute maximum van de maand geteld, namelijk 45 wagens. Op basis van deze gegevens kan gesteld worden dat het voorzien van 45 parkeerplaatsen voor deze doelgroep toereikend zal zijn.
4
CROW: 0,7 parkeerplaatsen per serviceflat
augustus 2012│ │P21001
35│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Voor parkeerplaatsen ten behoeve van de serviceflats wordt gerekend aan 0,7 pp per flat. Hierin zit een marge vervat voor piekmomenten zoals het wisselen van de shifts van het personeel. Naast de ondergrondse parking kunnen nog een aantal bovengrondse parkeerplaatsen voorzien worden in de zone voor collectieve functies, langsheen de Kerkeblokstraat. De onbebouwde ruimte naast de bestaande villa kan deels ingericht worden als groene parking ten behoeve van de collectieve functies en het geplande opleidingscentrum van Colruyt (tussen de Kerkeblokstraat en de Vilvoordsesteenweg.
augustus 2012│ │P21001
36│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
7.
E F F E C T E N VA N H E T R U P
7.1.
Onderzoek tot m.e.r. De m.e.r. screening (onderzoek tot m.e.r.) wordt hier integraal geïntegreerd in de toelichtingsnota van het voorliggende RUP. Deze dient dan ook samen gelezen te worden met de andere hoofdstukken van de toelichtingsnota, de bestaande toestand, het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Op deze wijze heeft de lezer steeds volledige inzage in het RUP en specifiek in de bestaande toestand als referentiesituatie en de planningscontext waarbinnen het voorliggend RUP kadert.
7.1.1.
Methodiek Een eerste stap in het onderzoek tot m.e.r. is nagaan of het RUP niet ‘van rechtswege’ planMER-plichtig is volgens de regelgeving zoals vastgelegd in het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007. Indien dit niet het geval is kan overgegaan worden op de beschrijving en evaluatie van de te verwachten significante effecten van het voorgenomen plan en de redelijke alternatieven. Om het onderzoek naar de milieueffecten op een kwalitatieve en eenduidige wijze te kunnen voeren, wordt het plangebied onderverdeeld in verschillende planonderdelen. Deze worden zodanig gekozen dat de ontwikkelingsmogelijkheden geboden door voorliggend RUP binnen eenzelfde planonderdeel sterk gelijkaardig zijn. Voor elk planonderdeel wordt het afwegingskader ingevuld samen met de kwetsbaarheid van de verschillende 5 disciplines . Dit afwegingskader doet dienst als toetsing van de relevantie van de verschillende disciplines waarbinnen milieueffecten kunnen optreden. De beoordeling kan variëren tussen zeer relevant, relevant, beperkt relevant en niet relevant. Afhankelijk van deze beoordeling zullen de disciplines meer of minder uitgebreid onderzocht en besproken worden. Bij het onderzoek van de milieueffecten worden er per discipline volgende stappen ondernomen.
5
In een eerste fase wordt de referentiesituatie besproken. Deze geeft een indicatie van de kwetsbaarheid van het plangebied. In een tweede fase worden de milieueffecten en milderende maatregelen besproken. Afhankelijk van het oordeel in het afwegingskader kan het gaan om een zeer beknopte, beknopte of uitgebreide bespreking. Tenslotte wordt een besluit getrokken over het al dan niet aanwezig zijn van significantie negatieve milieueffecten.
De kwetsbaarheid van de verschillende disciplines wordt afgeleid uit de referentiesituatie
in het plangebied. De bespreking hiervan gebeurt bij de beoordeling van de milieueffecten.
augustus 2012│ │P21001
37│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
7.1.2.
Toepassingsgebied Het RUP is niet ‘van rechtswege’ plan-MER-plichtig omwille van volgende redenen:
Het RUP vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of bijlage II van het project m.e.r.-besluit van 10 december 2004 of voor een project opgesomd in de bijlage bij omzendbrief LNE 2011/1 – 22 juli 2011, namelijk voor de rubriek 10 ‘Infrastructuurprojecten’ van bijlage b ‘Stadsontwikkelingsprojecten’. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau of houdt een kleine wijziging in omdat er een seniorenproject wordt uitgewerkt met een uitbreiding van het bestaande woon- en zorgcentrum Heilig Hart en serviceflats. Het RUP is dus screeningsgerechtigd.
Het RUP is geen plan of programma waarvoor een passende beoordeling vereist is zoals bepaald door het artikel 36ter §3 van het natuurdecreet.
Omwille van bovenstaande motivering dient besloten te worden dat het RUP ‘van rechtswege’ niet plan-MER-plichtig is, maar wel screeningsplichtig. Naargelang het resultaat van het onderzoek naar mogelijke aanzienlijke milieueffecten, wordt er een oordeel geveld over de noodzaak van de opmaak van een plan-MER:
7.1.3.
indien er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen zijn: geen plan-MER-plicht; indien er wel aanzienlijke milieueffecten kunnen worden aangetoond voor één of meerdere criteria: wel plan-MER-plicht.
Planonderdelen en afw egingskader Om het onderzoek tot m.e.r. op een kwalitatieve wijze te kunnen voeren, worden onderstaande planonderdelen afgebakend binnen het RUP Kleine Kerkvoetweg:
X: wegenis (0,26 ha): o
X1: openbare wegenis (0,17 ha);
o
X2: openbare voetweg (0,09 ha).
Y: zone voor gemeenschapsvoorzieningen (3,46 ha): o
Y1: zone A (2,30 ha);
o
Y2: zone B (0,74 ha);
o
Y3 zone voor collectieve functies ‘(0,42 ha).
Voorliggend RUP beslaat een totale oppervlakte van 3,72 ha en kent op het gewestplan woongebied als bestemming. De belangrijkste verschillen in inrichtings- en bestemmingsvoorschriften (volgens gewestplan en het RUP Kleine Kerkvoetweg) die van belang zijn bij het beoordelen van de mogelijke milieueffecten worden hier kort weergeven. Het voornaamste verschil met de bepalingen van het gewestplan is het vergroten van het aantal potentiële woonlagen van 2 naar 3 (zone B, planonderdeel Y2) en 2 naar 4 (zone A, planonderdeel Y1). Voor de zone voor collectieve functies houdt men vast aan maximaal 2 bouwlagen onder de kroonlijst of afgewerkte dakrand. De ruimte onder dak kan als woonruimte ingevuld worden. Er zijn maximaal 3 woonlagen toegelaten (planonderdeel Y3). Bovendien wordt er specifiek gekozen voor het mogelijk maken van de publieke doorkruising van het gebied (enerzijds door de voetweg Kleine Kerkvoetweg en anderzijds door de realisatie van een wandel- en fietsverbinding van zuid naar noord waaraan een augustus 2012│ │P21001
38│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
collectief binnengebied wordt gekoppeld) en wordt er ingezet op het behoud van zichtrelaties en bouwkundig erfgoed (overdrukken). Langsheen de Kleine Kerkvoetweg moet er gezorgd worden voor een ingroening van deze voetweg (minimale G/T 0,7). Hierbij mag het echter niet gaan om een buffer die zou resulteren in een benauwd geheel en de recreatieve kwaliteit van de voetweg in het gedrang zou brengen. Langsheen de Kleine Kerkvoetweg dien tevens een ontmoetingsplek voor de buurt te worden gerealiseerd. Naast deze aspecten wordt er aandacht besteed aan de waterhuishouding in het gebied en moet er voorzien worden in de afvoer van afval- en hemelwater via een gescheiden rioleringsstelsel. Het plantmateriaal in het gebied moet bestaan uit inheemse bomen en struiken. Bij de inplanting en keuze van de verlichtingselementen dient rekening gehouden te worden met het omliggende park en de privacy van de bewoners. Naast deze algemene bepalingen kennen zone A en B (respectievelijk planonderdeel Y1 en Y2) volgende specifieke bepalingen. Voor planonderdeel Y1 geldt:
maximale B/T 0,25 en maximale V/T 0,88;
maximale bouwhoogte 40 m TAW, maximaal 4 bouwlagen exclusief volledig ondergronds verdieping;
minimale G/T 0,5 in onbebouwde ruimte.
Voor planonderdeel Y2 geldt:
maximale B/T 0,3 en maximale V/T 0,75;
maximale bouwhoogte 10 m, maximaal 3 bouw- en woonlagen, exclusief één ondergrondse verdieping;
minimale G/T 0,5 in onbebouwde ruimte
De zone voor collectieve functies (Y3) heeft volgende specifieke bepalingen:
maximale B/T 0,35 en maximale V/T 0,95;
maximale bouwhoogte 7 m en maximale nokhoogte van 10 m, maximaal 2 bouwlagen onder de kroonlijst en maximaal 3 woonlagen;
minimale G/T 0,3 in onbebouwde ruimte.
De bepalingen en voorschriften zijn een belangrijke basis om te bepalen of er al dan niet milieueffecten kunnen verwacht worden binnen de verschillende disciplines. Onderstaande tabel geeft hiervan een synthese en zal bepalen of het noodzakelijk is om een discipline aan een uitgebreid, beknopt of geen nader onderzoek te onderwerpen. De invulling van deze tabel wordt verklaard in de tekstuele bespreking van de verschillende disciplines.
augustus 2012│ │P21001
39│ │60
beoordeling effect
nvt
o
Mens en ruimte
erfgoed en archeologie
Landschap, onroerend
Fauna en flora
o
klimatologische factoren
o
Licht
o/x
Atmosfeer en
oppervlaktewater
Grond- en
grondstoffenvoorraden o
Lucht
o
Geluid en trillingen
referentiesituatie
Energie- en
Bodem
RUP Kleine Kerkvoetweg
o
o
o/x
x
nvt
X
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+
Y1
(-)
-
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+
Y2
(-)
-
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+
Y3
(-)
-
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+
o/x
o/x
o
o/x
o
o/x
o/x
o/x
relevant?
referentiesituatie: kwetsbaarheid van de discipline xx = zeer kwetsbaar x = kwetsbaar o/x = niet uitgesproken kwetsbaar tot matig kwetsbaar o = niet kwetsbaar beoordeling effect: mate waarin binnen het planonderdeel effecten op een specifieke discipline kunnen verwacht worden - - = een significant negatief effect = een negatief effect (-) = een licht negatief effect +/- = geen effect (+) = een lichtpositief effect + = een positief effect + + = een significant positief effect t = het effect is tijdelijk van aard nvt = het effect is niet van toepassing relevant?: relevantie van discipline bij beoordeling milieueffecten xx = zeer relevant – uitgebreide bespreking aangewezen x = relevant – beknopte bespreking aangewezen o/x = beperkt relevant – zeer beknopte bespreking aangewezen o = niet relevant – bespreking niet aangewezen │
7.1.4.
synthesetabel met te verwachten milieueffecten van de verschillende planonderdelen op de verschillende disciplines
Beoordeling milieueffecten Bodem Referentiesituatie Fysische bodemtoestand De bodem in het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit een droge leem. De bodem heeft een textuur B horizont (Aba1) of geen profielontwikkeling (Abp). Een zeer kleine zone in westen van het plangebied wordt aangeduid als bebouwde ruimte (OB). Uitgaande van de bestaande toestand kan men stellen dat de zone OB zich ook uitstrekt over de volledige noordelijke zijde van het RUP. De bebouwing binnen ‘Zone voor augustus 2012│ │P21001
40│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
gemeenschapsvoorzieningen A’ (planonderdeel Y1) is namelijk gerealiseerd. Een verstoorde bodem door antropogene ingrepen (bebouwing) zou dan ook een beter beeld schetsen over de fysische bodemtoestand. Op basis van een boring nabij het plangebied weten we dat de dikte van de Quartaire afzettingen minstens 20,4 m dik is (stratigrafie). De lithologie beschrijft leemafzettingen tot een diepte van ca. 15 m onder het maaiveld. Daaronder ligt ca. 1 m grind. Vervolgens heeft met een pakket grijze leem van ca. 4 m dikte tot slot situeert zich er nog grind en zand tot minstens 20,4 m onder het oppervlak. Elementen met belang tot verdichting zijn de textuur en de vochtigheidsgraad van de bodem. Hoe vochtiger en hoe kleiner de textuur van een bodem, hoe gevoeliger deze is voor verdichting. De droge leembodem is weinig gevoelig voor verdichting. Daarnaast is het plangebied weliswaar grotendeels erosiegevoelig (zie watertoets). Concluderend kan gesteld worden dat de fysische bodemtoestand in het plangebied matig kwetsbaar is.
Legende Antropogeen Natte leem Droge leem
│
Bodemkaart (AGIV, 2012)
Bodemkwaliteit Bij de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de gevoeligheidskaarten voor verzuring, verdroging en eutrofiëring belangrijke informatiebronnen. Het plangebied is niet gevoelig voor eutrofiëring, verdroging of verzuring. Milieueffecten en milderende maatregelen De effecten van de uitvoering van een RUP op de fysische bodemtoestand zouden zich hoofdzakelijk kunnen manifesteren onder de vorm van een toename in de verharde oppervlakte, een verstoring van de bodem door bebouwing (erosie wordt besproken onder de watertoets in 7.2). Wat betreft bodemkwaliteit zouden mogelijke effecten zich hoofdzakelijk kunnen uiten op het vlak van verzuring, eutrofiëring en verdroging. De bodem is echter niet kwetsbaar voor dit laatste en dit zal hier dan ook niet verder besproken worden. De uitvoering van het RUP zal resulteren in een toename van de verharde oppervlakte. In planonderdeel Y1 bedraagt de maximale B/T 0,25 in planonderdeel Y2 0,3 en in planonderdeel Y3 0,35. De realisatie van de bebouwing en verhardingen zal gepaard gaan met een verstoring van de bodem (die grootschaliger is bij de realisatie van ondergrondse constructies). Van verdichting zal er geen sprake zijn aangezien droge leem hier niet gevoelig voor is. Globaal kan er gesteld worden dat het RUP Kleine Kerkvoetweg ten opzichte van de huidige bestaande situatie lichte negatieve effecten zal hebben op de fysische bodemtoestand in het plangebied. Hierbij dient in rekening genomen te worden dat het plangebied reeds in belangrijke mate bebouwd is, meer bepaald het noordelijk deel waarin het huidige woonzorgcentrum zich bevindt. De bestemming als woongebied in het gewestplan maakte deze toename van bebouwing en verharding echter ook reeds mogelijk.
augustus 2012│ │P21001
41│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Ten opzichte van de huidige juridische toestand verkleint de potentiële oppervlakte onder verharding zelfs. Beoordeling In het plangebied zal er sprake zijn van een toename aan verharde oppervlaktes en eraan gerelateerde verstoring. Ten opzichte van de huidige bestaande toestand is er sprake van licht negatief effect op de bodem als gevolg van de uitvoering van het RUP. Concluderend kan gesteld worden dat er geen sprake is van significante negatieve milieueffecten op de discipline bodem.
Energie- en grondstoffenvoorraden De uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg zal geen significante wijzigingen in de aanwezige energie- en grondstoffenvoorraden veroorzaken.
Grond- en oppervlaktewater Referentiesituatie De discipline grond- en oppervlaktewater valt uiteen in twee subdisciplines, namelijk de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Grond- en oppervlaktewaterhuishouding Wat betreft drainage wordt het plangebied volledig geklasseerd als droog. Het bevindt zich in het Dijlebekken. In de omgeving van het RUP Kleine Kerkvoetweg stroomt de Maalbeek. Het is een geklasseerde waterloop van tweede categorie op ca. 350 m ten noorden van het plangebied. Ze wordt beheerd door de provincie Vlaams-Brabant. Andere aspecten van de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zullen besproken worden bij de watertoets onder 7.2.
│
Drainagekaart (AGIV, 2012)
Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied, noch zijn er vergunde grondwaterputten aanwezig in de omgeving (DOV, 2012). 6
Wat betreft de grondwaterkwetsbaarheid is het plangebied zeer kwetsbaar (Ca1). Cagronden hebben een deklaag van minder dan 5 m en/of ze zijn zandig. De watervoerende laag bestaat uit zand en de onverzadigde zone bedraagt maximaal 10 m.
6
De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het risico op verontreiniging van het
grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft (DOV, 2012).
augustus 2012│ │P21001
42│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater Voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater zijn ook volgende aspecten van 7 8 belang. De PIO en de BBI vormen twee indexen om de algemene kwaliteit van onze waterlopen kwantitatief te kunnen beoordelen (bron: VMM, 2012). De Maalbeek is matig verontreinigd wat betreft PIO (meting 2010) en kent een matige kwaliteit voor zijn BBI (meting 2010). Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij bevindt het projectgebied zich in het centraal gebied. Dit wil zeggen dat er aanwezige afvalwaterriolering verbonden is met een operationele waterzuiveringsinstallatie. De site zal hierop moeten worden op aangesloten. Conclusie Uit dit alles kan geconcludeerd worden dat het plangebied weinig kwetsbaar is wat betreft de discipline grond- en oppervlaktewater. Milieueffecten en milderende maatregelen De effecten op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de milderende maatregelen worden hier kort besproken en zullen uitgebreider aan bod komen in de watertoets in sectie 7.2. Een belangrijke factor hierbij is de toename in verhardingen. Dit zal immers resulteren in een toename van de hoeveelheid afvloeiend hemelwater. Het vooropstellen van het gebruik van waterdoorlatende en/of halfverharde natuurlijke materialen indien mogelijk zal deze effecten zo minimaal mogelijk houden. Ondergrondse constructies spelen eveneens een belangrijke rol bij de beoordeling van deze discipline. Wat betreft de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zal de uitvoering van het RUP resulteren in een licht negatief effect. Dit wordt verder besproken in de watertoets. Wat betreft de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moeten volgende aspecten in rekening genomen worden. De uitvoering van het RUP laat de ontwikkeling van activiteiten met een negatief effect op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater niet toe. Bovendien moet er voorzien worden in een aansluiting op het gescheiden rioleringsstelsel om lozingen van verontreinigd water in de waterlopen of de bodem te vermijden. De uitvoering van het RUP zal dan ook geen uitgesproken negatief effect hebben op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Beoordeling Concluderend kan gesteld worden, rekening houdend met de bevindingen uit de watertoets in 7.2, dat de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg geen significante negatieve effecten op de discipline grond- en oppervlaktewater zal teweegbrengen.
7
De Prati Index zuurstof (PIO) geeft aan of er al dan niet een probleem is met de zuurstofverzadiging in het water. Dit kan zowel gaan om zuurstofgebrek als verzadiging. (0,1 - 1: niet verontreinigd; 1 - 2: aanvaardbaar; 2 - 4: matig verontreinigd; 4 - 8: verontreinigd en >8: zwaar verontreinigd) 8
De Belgische Biotische Index (BBI) evalueert de kwaliteit van een waterloop als biotoop. Deze index is gebaseerd op de aan- of afwezigheid van met het blote oog zichtbare ongewervelde waterdiertjes. De BBI integreert twee factoren: de aan- of afwezigheid van verontreinigingsgevoelige soorten en het totale aantal aangetroffen soortengroepen. (9 - 10: zeer goede kwaliteit; 7 - 8: goede kwaliteit; 5 - 6: matige kwaliteit; 3 - 4: slechte kwaliteit; 1 - 2: zeer slechte kwaliteit en 0: uiterst slechte kwaliteit)
augustus 2012│ │P21001
43│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Geluid en trillingen Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte. Door de aard van de activiteiten die binnen het RUP Kleine Kerkvoetweg worden mogelijk gemaakt is een bespreking van de discipline geluid en trillingen niet aan de orde. De collectieve functies die worden gerealiseerd in het zuiden van het plangebied zijn niet van dergelijke aard dat ze een sterk geluidsgenererend karakter zullen kennen. De toename aan verkeer (zie discipline mens en ruimte voor een meer uitgebreide bespreking) is eveneens niet van dergelijke aard dat ze zal resulteren in een significante toename van geluid en trillingen in het plangebieden de omgeving.
Lucht Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte en de discipline klimaat en atmosfeer. De activiteiten die worden mogelijk gemaakt binnen het RUP Kleine Kerkvoetweg zijn niet van dergelijke aard dat ze een effect op de discipline lucht zullen veroorzaken. Een uitgebreide bespreking van deze discipline is dan ook niet aan de orde. Er dient wel aandacht geschonken te worden aan het mobiliteitsaspect en hoe dit in relatie staat tot de discipline lucht. Een toename in verkeersintensiteiten gaat immers gepaard met een toename van vervuilende emissies wat een negatief effect heeft op de luchtkwaliteit in de omgeving. De gegevens van de dienst lucht van de Vlaamse Milieumaatschappij met betrekking tot de luchtkwaliteit in Vlaanderen geven een beeld van de luchtkwaliteit in het plangebied . Het gebied kent een jaargemiddelde aan NO2 van 26,7 g/m³ en aan PM10 van 9
24,5 g/m³. Een daggemiddelde van 50 µg/m³ wordt 17 maal per jaar overschreden wat dus ook ruim onder de Europese norm ligt. Al deze metingen vallen onder de grens van de normoverschrijding en de luchtkwaliteit kan er als middelmatig bestempeld worden. Ten zuiden van het plangebied is de luchtkwaliteit slecht. De nabijheid van Brussel en een industriezone speelt hierin een belangrijke rol. Globaal kan gesteld worden dat het gebied niet uitgesproken kwetsbaar is wat betreft de discipline lucht. Het mobiliteitsaspect wordt besproken onder de discipline mens en ruimte. Er kan gesteld worden dat de toename aan verkeer eerder beperkt zal zijn en niet van dergelijke aard dat ze resulteert in een significant negatief effect op de discipline lucht. Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg niet zal resulteren in een significant negatief effect op de discipline lucht.
Atmosfeer en klimatologische factoren Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline lucht. De activiteiten die worden mogelijk gemaakt binnen het RUP Kleine Kerkvoetweg zijn niet van dergelijke aard dat ze een effect op de discipline atmosfeer en klimatologische factoren zullen veroorzaken.
9
De polluenten NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) zijn hiervoor de belangrijkste indicatoren in Vlaanderen. De huidig geldende Europees vastgelegde jaargrenswaarde bedraagt voor de betrokken polluenten NO2 en PM10 40 g/m³. Bovendien mag voor PM10 een daggemiddelde van 50 g/m³ niet meer dan 35 keer per jaar overschreden worden.
augustus 2012│ │P21001
44│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Licht Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline fauna en flora en de discipline mens en ruimte. Het RUP Kleine Kerkvoetweg maakt geen activiteiten mogelijk die een significante invloed zullen hebben op de discipline licht. Een bespreking van deze discipline is dan ook niet aan de orde. Bovendien wordt er binnen het RUP aandacht besteed aan het doordacht inplanten van verlichting om hinder voor de omwonenden te vermijden.
Fauna en flora Referentiesituatie Binnen het plangebied van het RUP Kleine Kerkvoetweg bevinden zich geen speciale beschermingszones, habitatrichtlijnengebied, delen van het Vlaams Ecologisch Netwerk of het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk. Volgens de biologische waarderingskaart is het plangebied biologisch minder waardevol (cf. 4.3.5). Ten noorden ervan situeren zich rondom de Maalbeek wel een aantal biologisch waardevolle percelen. Het gebied is niet kwetsbaar voor ecotoopverlies.
│
Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – ecotoopverlies (AGIV, 2012)
Concluderend kan gesteld worden dat het plangebied niet kwetsbaar is wat betreft de discipline fauna en flora. Milieueffecten en milderende maatregelen Door de uitvoering van het RUP wordt de harde invulling van het plangebied (die reeds vooropstond in het gewestplan) verder doorgezet. Hierbij wordt er echter eveneens aandacht besteed aan een groene inkleding (met minimale G/T van 0,5 in Y1 en Y2 en van 0,3 in Y3) en aan de realisatie van kwalitatieve groene ruimtes zoals de groene wandelas (indicatieve aanduiding) en de zone voor ingrepen langs openbare voetweg (overdruk). Samen met gebruik van inheems plantmateriaal zal dit zorgen voor een versterking van de fauna en flora in het gebied. Aangezien het plangebied niet kwetsbaar is voor fauna en flora is een verdere bespreking van deze discipline niet aan de orde. Beoordeling Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg niet zal resulteren in significant negatieve effecten op de discipline fauna en flora.
Landschap, onroerend erfgoed en archeologie Referentiesituatie Het plangebied situeert zich in het traditionele landschap ‘Land van Asse’. De puntrelicten ‘Charleroihoeve’, ‘de Abdijkerk van Grimbergen’ en de ‘Premonstratenzer abdij’ bevinden augustus 2012│ │P21001
45│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
zich ten noorden en ten westen van de projectzone. De ankerplaats ‘Maalbeek ten oosten van Grimbergen’ en de relictzone ‘Tangebeek-Maalbeek-Prinsenbos-Grimbergen’ situeren zich in ten noorden van het voorliggende RUP Kleine Kerkvoetweg. Er situeren zich eveneens drie geklasseerde dorpsgezichten in de omgeving (zie 4.1.5): de Maalbeekvallei, de dorpskern van Grimbergen en Prinsenhof.
Legende Ankerplaatsen Relictzones Lijnrelicten Puntrelicten Beschermd erfgoed – stads- & dorpsgezichten
│
Landschapsatlas (AGIV, 2012)
Er bevindt zich een historisch gebouw in het plangebied dat is terug te vinden in het inventaris van het bouwkundig erfgoed, namelijk de watertoren van het RVT Heilig Hart (ID 75270). Hiernaast biedt het plangebied een uniek zicht op de abdijtoren van Grimbergen en kent ze een zichtrelatie met de vallei van de Maalbeek. Er is geen kennis van belangrijke archeologische waarden op de site. De CAI (Centrale Archeologische Inventaris) toont drie plekken van archeologische vondsten. Ten eerste betreft het Prinsenhof (ID 3092) ten zuidwesten van het voorliggende RUP. Het goed is gelegen in de Guldendal en dateert uit de Late Middeleeuwen. Op de site vindt men een ruïne van een waterkasteel waarvan alleen de woontoren is bewaard. Het monument werd beschermd in 1959. Ten tweede ligt ten westen van het plangebied de Norbertijner-abdij (ID 10069) gesticht in de Volle Middeleeuwen. Op de site bevindt zich een poortgebouw met stallen, de abdij met de hedendaagse parochiekerk Sint-Servatius (d.i. de voormalige abdijkerk). Ten derde situeert zich de Charleroi Hoeve (ID 10071) uit de Late Middeleeuwen aan de Lierbaan. Het betreft een alleenstaande hoeve met walgracht.
│
CAI (AGIV, 2012)
Globaal kan gesteld worden dat het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is voor de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie, maar dat er toch een aantal belangrijke waarden aanwezig zijn in de onmiddellijke omgeving. Milieueffecten en milderende maatregelen De watertoren Heilig Hart Woon- en Zorgcentrum wordt aangeduid als bouwkundig erfgoed en dient behouden te blijven als een waardevol element. Hiernaast wordt de realisatie van een zichtrelatie vooropgesteld. Het zicht naar de abdijtoren dient gewaarborgd te blijven en
augustus 2012│ │P21001
46│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
storende constructies kunnen niet worden opgericht. Hiernaast wordt de relatie met de Maalbeek versterkt door de inrichting van een voetgangersdoorsteek. De uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg zal geen invloed hebben op de relictzone, puntrelicten, ankerplaats en dorpsgezichten in de omgeving. Er moet immers maximaal aandacht besteed worden aan de inrichting in harmonie met en ter versterking van de omgeving. Om het eventueel aanwezig archeologisch erfgoed maximaal te beschermen dient men voor de aanvang van alle bouwwerken die aanzienlijke bodemingrepen vereisen de mogelijkheid tot archeologische prospectie te verzekeren. Door deze bepaling wordt gegarandeerd dat de uitvoering van het RUP geen significante negatieve invloed zal hebben op eventueel aanwezig archeologisch erfgoed. Beoordeling Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg geen significante negatieve milieueffecten op de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie teweeg zal brengen.
Mens en ruimte Referentiesituatie In de huidige situatie zorgt de invulling van het gebied reeds voor de opvang van senioren in het aanwezige woon- en zorgcentrum. Dit impliceert een belangrijke sociale rol van het plangebied, mede door de ideale locatie zowel qua omgeving als nabijheid bij de woonkern van Grimbergen. De onbebouwde percelen kennen bebouwingsmogelijkheden door hun aanduiding als woongebied op het gewestplan. Hiernaast doorkruist een recreatieve fietsroute langsheen de Kleine Kerkvoetweg het plangebied. Concluderend kan gesteld worden dat het plangebied weinig kwetsbaar is voor de discipline mens en ruimte. Milieueffecten en milderende maatregelen Wat betreft de bebouwingsmogelijkheden worden deze door de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg verder uitgebreid, wat in het belang is van de eigenaars van de percelen. Bebouwing moet echter gerealiseerd worden onder de vorm van een uitbreiding van het woon- en zorgcentrum (planonderdeel Y1), serviceflats (planonderdeel Y2) en gebouwen voor collectieve functies (planonderdeel Y3). Dit verzekert het voortbestaan en de uitbreiding en versterking van het woon- en zorgcentrum. Op sociaal vlak zal de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg dan ook resulteren in een versterking van de opvang voor senioren. Bovendien kunnen ze hun oude dag doorbrengen in een sociaal weefsel waar ze vertrouwd mee zijn, wat de kwaliteit ervan zal versterken. Hiernaast wordt de mogelijkheid tot de inrichting van gemeenschapsfuncties voorzien welke eveneens toegankelijk kunnen gemaakt worden voor de omwonenden. Er wordt aandacht besteed aan de publieke toegankelijkheid van het gebied met de inrichting van kwalitatieve groene ruimtes in het binnengebied en het inrichten van een doorsteek als verbinding met de groene ruggengraat van de Maalbeekvallei. De Kleine Kerkvoetweg zal opgewaardeerd worden en de inrichting erlangs moet opgevat worden als een voorkant van de bebouwing/tuinzones. Hiernaast zullen de serviceflats zodanig gerealiseerd te worden dat de relatie met de aangrenzende woonwijk (Koveris) wordt gegarandeerd (cf. 6.4). Met betrekking tot de discipline mens en ruimte dient er eveneens aandacht te gaan naar het mobiliteitsaspect. De realisatie van bijkomende functies zal gepaard gaan met een bijkomende verkeersgeneratie en parkeerbehoefte.
augustus 2012│ │P21001
47│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Verkeersgeneratie De verkeersgeneratie die gepaard zal gaan met de oprichting van bijkomende seniorenkamers (planonderdeel Y1), serviceflats (planonderdeel Y2) en collectieve functies (planonderdeel Y3) zal eerder beperkt zijn. Deze verkeerstoename zal het gevolg zijn van een toename in bewonersaantallen, personeel, leveringen en bezoekers. De ontsluiting ervan gebeurt deels langs de Veldkantstraat (planonderdeel Y1) en deels langs de Kerkeblokstraat (planonderdeel Y2 en Y3). Beiden geven uit op de Vilvoordsesteenweg. Verkeersgeneratie Veldkantstraat Momenteel zijn er reeds 163 seniorenkamers aanwezig (bron WZC Heilig Hart, www.hhg.be). Het woonzorgcentrum beschikt hiertoe over een bruto vloeroppervlakte van 9 560 m². Er wordt een uitbreiding van het woonzorgcentrum voorzien (in planonderdeel Y1). Om te voldoen aan de nieuwe VIPA normen is een vergroting van de kamers nodig. Verder zal ook voorzien worden in de uitbouw van een centrum voor dagverzorging, extra kamers voor opvang in kortverblijf, bijkomende opvang voor zwaar-zorgbehoevende ouderen en bijkomende ondergrondse parkeerplaatsen. Om dit programma te kunnen realiseren, is een uitbreiding van de vloeroppervlakte nodig met zo’n 10 650 m². Op basis van bovenstaande gegevens zal het aantal bijkomende seniorenkamers resulteren in maximaal 150 bewoners. Voor deze bewoners wordt ervan uitgegaan dat deze slechts in beperkte mate automobiel zijn. Er wordt gerekend met 1 vervoersbeweging per dag per 15 bewoners. Dit resulteert in 10 bijkomende vervoersbewegingen per dag. Het aantal bezoekers zal sterk variëren doorheen de dag en de week, met piekmomenten op avonden en in het weekend. Aangezien deze piekmomenten niet samenvallen met de piekuren voor het autoverkeer, wordt hier gerekend met een gemiddeld aantal bezoekers. Er wordt gerekend met 1 bezoeker per dag per 6 bewoners. Dit resulteert in een 25-tal bezoekers per dag en dus een 50-tal bijkomende vervoersbewegingen. Ook moet er gedacht worden aan de personeelsleden die de senioren bijstaan. Voor 150 senioren heeft men in theorie behoefte aan ca. 25 eenheden verzorgend personeel en ca. 10 eenheden overig personeel (zoals 10 voor catering,…) en ca. 1,25 eenheden animatoren . In totaal heeft men dus zo’n 37 personeelsleden die 2 verkeersbewegingen maken om te komen werken. Dit resulteert in 74 bijkomende vervoersbewegingen per dag. Globaal resulteert de uitbreiding van het woonzorgcentrum in 134 bijkomende vervoersbewegingen per dag die langs de Veldkantstraat de site zullen bereiken en verlaten. Indien er wordt in rekening genomen dat 10% hiervan gedurende de spitsuren zal plaatsvinden, gaat het om 14 wagens per uur. De Veldkantstraat is een N-weg die dergelijke stijging in verkeersintensiteit zonder problemen kan verwerken. Verkeersgeneratie Kerkeblokstraat In planonderdeel Y2 wordt de realisatie van 75 serviceflats gepland. De serviceflats huisvesten 1 à 2 personen. Dit zijn dan gemiddeld 113 bewoners. Voor deze bewoners wordt ervan uitgegaan dat deze slechts in beperkte mate automobiel zijn. Er wordt gerekend met 1 vervoersbeweging per dag per 10 bewoners (voor de bewoners van de serviceflats zal dit aandeel hoger liggen, maar voor deze van de seniorenkamers lager). Dit resulteert in
10
Bijlage XII Woonzorgecntra bij het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers.
augustus 2012│ │P21001
48│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
11 bijkomende vervoersbewegingen per dag. Het aantal bezoekers zal sterk variëren doorheen de dag en de week, met piekmomenten op avonden en in het weekend. Aangezien deze piekmomenten niet samenvallen met de piekuren voor het autoverkeer, wordt hier gerekend met een gemiddeld aantal bezoekers. Er wordt gerekend met 1 bezoeker per dag per 6 bewoners. Dit resulteert in een 19-tal bezoekers per dag en dus een 38-tal bijkomende vervoersbewegingen. Ook moet er gedacht worden aan de personeelsleden die de senioren bijstaan. Het gaat hier evenwel om serviceflats waar de graad van zorgbehoevendheid lager ligt. Het personeel van het woonzorgcentrum zal deze dan ook in belangrijke mate op zich kunnen nemen. Er wordt een stijging met een 5-tal personeelsleden ingecalculeerd. Dit resulteer in een 10-tal bijkomende vervoersbewegingen per dag. Globaal resulteert de uitbreiding van het woonzorgcentrum en de realisatie van serviceflats in 59 bijkomende vervoersbewegingen per dag. Wat betreft de collectieve voorzieningen begroot men het aantal vervoersbewegingen per dag op maximaal 140. Een kleine telling van het aantal wagens toont aan dat het absolute maximum 45 was op het middaguur. Ervan uitgaande dat elke wagen 2 vervoersbewegingen genereert en dat er ’s avonds nog eens 25 auto’s geparkeerd werden, dan heeft men in totaal 140 vervoersbewegingen. Het gaat hier dan ook geenszins om een constante stroom van personenauto’s. De uitbreiding van de collectieve functies (planonderdeel Y3) zal bovendien eerder beperkt zijn, het gaat hoofdzakelijk om een behoud. De bestaande functies kunnen tevens omgevormd worden in functie van het woonzorgcentrum en de serviceflats. De stijging in het aantal bezoekers en het aantal leveringen zal dan ook niet van die aard zijn dat er een significante stijging van het autoverkeer zal plaatsvinden. De stijging van het totaal aantal vervoersbewegingen dat de site zal bereiken via de Kerkeblokstraat wordt geraamd op 66 (59 i.f.v. serviceflats en 7 i.f.v. collectieve voorzieningen). Indien er wordt gerekend dat 10% hiervan gedurende de spitsuren zal plaatsvinden, gaat het om een 7-tal wagens per uur. De inrichting van de Kerkeblokstraat en het woonkarakter laten sterke verkeerstijgingen niet toe. Een stijging met een 7-tal wagens per uur kan evenwel niet geïnterpreteerd worden als een sterke stijging. Globaal – Vilvoordsesteenweg Er kan gesteld worden dat het totaal aantal bijkomende vervoersbewegingen per dag als gevolg van de uitvoering van voorliggend RUP maximaal 200 (193 in functie van WZC en serviceflats + lichte stijging als gevolg van collectieve functies) bedraagt. Indien er wordt gerekend dat 10% hiervan gedurende de spitsuren zal plaatsvinden, gaat het om 20 wagens per uur. De piekuren van deze vervoersbewegingen zullen echter slechts in beperkte mate samenvallen met de spitsuren op de wegenis. Wat betreft personeel gaat het hier om een toename van verkeer op een aantal specifieke momenten van de dag/nacht, namelijk bij de aanvang en het einde van werkshiften. Verder vinden de meeste bezoeken plaats in de avond en in het weekend. Parkeerbehoefte Wat betreft de parkeerbehoefte kan het volgende gesteld worden. Voor de collectieve functies (planonderdeel Y3) wordt de realisatie van 45 parkeergelegenheden voorgeschreven in de stedenbouwkundige bepalingen. Dit cijfer werd bekomen na een kleine telling op het terrein. De zone voor gemeenschapsvoorzieningen A (planonderdeel Y1) dient voldoende parkeergelegenheid te voorzien voor de bijkomende seniorenkamers. De voorschriften stellen dat het minimum aantal parkeerplaatsen met betrekking tot het woon- en zorgcentrum 0,25 parkeerplaatsen per seniorenkamer telt en dat men voorziet in 0,7 parkeerplaatsen per serviceflat (CROW) De bestaande parkeervoorzieningen in open augustus 2012│ │P21001
49│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
lucht kunnen behouden blijven. Bijkomende parkeervoorzieningen kunnen in open lucht en/of ondergronds ingericht worden. De parkeergelegenheden voor de serviceflats (planonderdeel Y2) dienen ondergronds en op eigen terrein ingericht te worden. Andere maatregelen Om de verkeersdruk verder te beperken kunnen er bij de realisatie en uitbating van het project een aantal flankerende maatregelen worden genomen. Zo maakt de Kerkeblokstraat onderdeel uit van een alternatieve bovenlokale functionele fietsroute en de Kleine Kerkvoetweg van een lokaal functioneel fietsroutenetwerk. Stimulering van het gebruik van de fiets door personeel en bezoekers kan dan ook een belangrijk element vormen in de beperking van het aantal verkeersbewegingen van en naar de site. De nabijheid van het centrumgebied speelt hier ook een stimulerende factor in. Bezoekers kunnen eveneens gestimuleerd worden om langs de Kleine Kerkvoetweg te voet het gebied te betreden. Het uitbouwen van een aantrekkelijk en functioneel netwerk van trage wegen, voor zowel voetgangers en fietsers, met aansluiting op bestaande (voet)wegen en de Maalbeekvallei speelt een belangrijke rol in de beperking van de verkeersdruk in het gebied. De Kerkeblokstraat, ontsluiting van het zuidelijk deel, zal bijkomend belast worden door de verdere ontwikkelingen van de collectieve functies en de realisatie van de seniorenflats. Voorbij de locatie van het huidige hotel en de toekomstige collectieve functies is de Kerkeblokstraat echter geknipt. Het verkeer kan het woonzorgcentrum dus slechts langs één zijde bereiken waardoor de belasting voor de omwonenden beperkt blijft tot dit gedeelte van de Kerkeblokstraat. Deze belasting is echter niet van dergelijke aard dat ze zal resulteren in significante effecten op de mobiliteit en de woonkwaliteit in de omgeving. De Veldkantstraat, ontsluiting van het noordelijk deel, zal bijkomend belast worden indien het RVT uitbreidt. Deze belasting zal eveneens niet van dergelijke aard zijn dat ze zal resulteren in significante effecten op de mobiliteit en de woonkwaliteit in de omgeving. Beoordeling Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg zal resulteren in een eerder positief effect op de discipline mens en ruimte. Dit geldt zowel voor de bewoners van het woon- en zorgcentrum als voor de omwonenden. Wat betreft mobiliteit zal er sprake zijn van een lichte stijging van het verkeer in de omgeving. Deze stijging zal echter niet van dergelijke aard zijn dat ze zal resulteren in een significant negatief effect op de discipline mens en ruimte. Globaal zal er dan ook geen sprake zijn van significante negatieve milieueffecten op deze discipline.
7.1.5.
Alternatieven Als alternatief voor de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg zal hier kort aandacht besteed worden aan het nulalternatief. In het nulalternatief zou de bestemming volgens het gewestplan en de ermee gerelateerde bepalingen en voorschriften behouden blijven. De belangrijkste plus- en minpunten worden hieronder aangehaald: Pluspunten van het nulalternatief:
beperkt houden van het aantal woonlagen; behouden van de mogelijkheden tot de oprichting van privé-woningen.
Minpunten van het nulalternatief:
verhoging van het aantal woonlagen om de functionering van het woon- en zorgcentrum te optimaliseren is niet mogelijk;
augustus 2012│ │P21001
50│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
7.1.6.
aantrekkelijke inrichting van het gebied met respect voor de omgeving wordt niet gegarandeerd; aandacht voor de publieke toegankelijkheid wordt niet gegarandeerd; inrichting van gemeenschapsvoorzieningen die eveneens toegankelijk zijn voor omwonenden wordt niet vooropgesteld.
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van het plangebied RUP Kleine Kerkvoetweg, de lokale schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van significante milieueffecten dient te worden geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen door de uitvoering ervan.
7.1.7.
Besluit Er dient geconcludeerd te worden dat voor de activiteiten die binnen het kader van het RUP Kleine Kerkvoetweg kunnen worden gerealiseerd, er van rechtswege geen plan-MER-plicht is. Het resultaat van bovenstaande m.e.r.-screening toont aan dat de uitvoering van het voorliggende RUP eveneens geen aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken die de opmaak van een plan-MER noodzakelijk maken. De bestemmings-, inrichtings- en beheersvoorschriften zijn niet van dergelijke aard dat ze de ontwikkeling van activiteiten met aanzienlijke milieueffecten toelaten. De bestemming van het gewestplan als woongebied wordt verfijnd tot gemeenschapsvoorzieningen met het oog op de inrichting van een woon- en zorgcentrum en serviceflats. Ten opzichte van de bestaande toestand zal er sprake zijn van een toename in de verharde oppervlaktes en de oprichting van ondergrondse constructies. Dit zal resulteren in licht negatieve effecten op de discipline bodem en oppervlakte- en grondwater. Ten opzichte van de huidige juridische toestand blijven de mogelijkheden overwegend identiek en is er dus geen sprake van negatieve effecten. De effecten op de discipline mens en ruimte zullen eerder positief zijn, zowel voor de bewoners van het woon- en zorgcentrum als de omwonenden. Globaal kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP Kleine Kerkvoetweg geen significante negatieve milieueffecten met zich mee zal brengen en dat de opmaak van een plan-MER dus niet noodzakelijk is.
7.2.
Watertoets
7.2.1.
Oppervlakte- en grondw aterhuishouding Overstromingsgevoelige gebieden De kaart met overstromingsgevoelige gebieden (2011) werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op overstromingsgevoeligheid zijn.
augustus 2012│ │P21001
51│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
│
Overstromingsgevoeligheidskaart (AGIV, 2012)
Het plangebied bevindt zich grotendeels binnen niet-overstromingsgevoelig gebied. Een kleine zone aan de Veldkantstraat en aan de Kerkeblokstraat is gecategoriseerd als mogelijk overstromingsgevoelig gebied. De uitvoering van het RUP zal niet bijdragen tot de overstromingsgevoeligheid van het gebied daar er stedenbouwkundige voorschriften opgesteld zijn voor de opvang en afvoer van hemelwater en de vigerende wetgeving hier dient toegepast te worden. Hiernaast dient er bij de uitvoering van de bebouwing voor gezorgd te worden dat water vanop het maaiveld de garage niet kan binnendringen, noch dat via terugstuwing in de riolering de ondergrondse garages waterschade oplopen als gevolg van hoge waterstanden.
Waterbeheerders (Vlaamse Hydrografische Atlas) In het kader van de watertoets is het voornamelijk van belang de waterbeheerders te kennen van waterlopen in en/of nabij het plangebied. Er situeren zich geen waterlopen binnen de contouren van het plangebied.
Infiltratiegevoelige bodems De kaart met de infiltratiegevoelige bodems werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Het plangebied bevindt zich volledige binnen niet-infiltratiegevoelig gebied. De uitvoering van het RUP zal dan ook geen invloed hebben op de infiltratiegevoeligheid
Grondwaterstromingsgevoelige gebieden De kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op de grondwaterstroming zijn. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Bij de watertoets gaat de aandacht in de eerste plaats naar de ondiepe grondwaterstroming.
augustus 2012│ │P21001
52│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
│
Grondwaterstromingsgevoeligheidskaart (bron: AGIV, 2012)
Het onderzoeksgebied wordt gekarteerd als ‘matig gevoelig voor grondwaterstroming’ (type 2). Indien er in een type 2-gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.
Winterbedkaart De winterbedkaart duidt gebieden aan waar verandering in bodemgebruik aanleiding kan geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstromingen. Aangezien dit gewijzigd afvoergedrag enkel relevant is voor omvangrijke overstromingsgebieden, werd de winterbedkaart beperkt tot gebieden die onderhevig zijn aan overstromingen vanuit de bevaarbare waterlopen. Binnen het plangebied komt geen kartering voor van de winterbedkaart.
Hellingenkaart De hellingenkaart werd opgemaakt om de gevoeligheid voor overstroming en erosie van het gebied te kunnen beoordelen. ‘Steile’ of ‘sterke hellingen kunnen aanleiding geven tot een grote hoeveelheid afvloeiend regenwater, wat de overstromings- en erosiegevoeligheid beïnvloedt.
Legende 0,5 0,5 - 5 5 - 10 >10 Out of range
│
Hellingenkaart (AGIV, 2012)
Het noordelijk gedeelte van het plangebied, planonderdeel B1, kent een sterk hellend karakter. Dit wordt veroorzaakt door de Maalbeek die zich ten noorden van het plangebied situeert. Het zuidelijk deel, planonderdeel B2, kent een overwegend vlak reliëf.
Erosiegevoelige gebieden De erosiegevoeligheidskaart werd opgemaakt om de gevolgen van wijzigingen in grondgebruik te kunnen inschatten. Deze kunnen immers aanleiding geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater en ermee gepaard gaande erosie.
Legende Niet erosiegevoelig Erosiegevoelig Out of range
│
Erosiegevoelige gebieden (AGIV, 2012)
augustus 2012│ │P21001
53│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Het noordelijk deel van het plangebied, planonderdeel B1 is erosiegevoelig. Dit hangt samen met de sterke hellingsgraad in deze zone. De inrichting die mogelijk wordt gemaakt in het RUP Kleine Kerkvoetweg zal gepaard gaan met overwegend permanente bodembedekkingen. Dit zal de erosiegevoeligheid in het gebied minimaliseren.
7.2.2.
Besluit De watertoets brengt voor het plangebied RUP Kleine Kerkvoetweg geen uitgesproken problematiek voor de oppervlakte- en grondwaterhuishouding aan het licht. Niettemin komen er een aantal specifieke aandachtspunten naar voren waar het RUP zoveel mogelijk aan tegemoet komt. Eventuele potentieel nadelige effecten worden beperkt door volgende bepalingen:
wat betreft de grondwaterstromingsgevoeligheid moeten de bevoegde instanties gecontacteerd worden voor ondergrondse constructies met een diepte van meer dan dan 5 m en een breedte van meer dan 100 m; parkeervoorzieningen, toegangswegen en andere verhardingen moeten tot een minimum beperkt worden en in de mate van het mogelijke gerealiseerd worden in waterdoorlatende en/of halverharde materialen; elke stedenbouwkundige aanvraag dient minimaal te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. (GSV) en de provinciale stedenbouwkundige verordening hemelwater; in de nabijheid van verhardingen en zones waar de infiltratie plaatselijk bemoeilijkt wordt een afdoende wateropvang, infiltratie en vertraagde afvoer voorzien; bij de uitvoering van bebouwing dient ervoor gezorgd te worden dat water vanop het maaiveld de ondergrondse garage niet kan binnendringen noch dat via terugstuwing in de riolering de ondergrondse garages waterschade oplopen als gevolg van hoge waterstanden.
augustus 2012│ │P21001
54│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
8.
GEVOLGEN VOOR DE JURIDISCHE B E S TA A N D E T O E S TA N D Het RUP Kleine Kerkvoetweg heeft een totale oppervlakte van 3ha 71a 89ca.
8.1.
Gewijzigde juridisch-administratieve aspecten
8.1.1.
Opsomming van strijdige en op te heffen voorschriften. Volgende voorschriften (gewestplan) worden opgeheven:
8.1.2.
woongebied.
Ruimtebalans Het gedetailleerde overzicht van de afwijkingen van het geldende gewestplan zijn opgenomen op kaart in bijlage. Het RUP Kleine Kerkvoetweg kan gezien worden als een verfijning van de gewestplanbestemming. Er zijn geen omzettingen van zachte naar harde bestemmingen (en omgekeerd).
8.2.
Register mogelijke planba ten, planschade en bestemmingswijzigingscompensatie In uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in voege sinds 1 september 2009 wordt een register opgesteld van de percelen gelegen in het RUP waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding (art. 2.6.1 van de codex), planbatenheffing (art. 2.6.4 van de codex) of een bestemmingswijzigingscompensatie zoals vermeld in het grond- en pandenbeleid (boek 6, titel 2 en 3 van het decreet grond- & pandenbeleid van 27 maart 2009). Mogelijke planbaten/planschade en bestemmingswijzigingscompensaties zijn grafisch weergegeven (zie bijlage – kaartmateriaal: ‘Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn’).¨
8.3.
Gewijzigde juridisch-technische aspecten Wijziging wegenis /
augustus 2012│ │P21001
55│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Eventuele gevolgen voor waterlopen /
augustus 2012│ │P21001
56│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
9.
A D M I N I S T R AT I E V E I N L I C H T I N G E N – OVERLEG EN INSPRAAK
9.1.
Administratieve inlichtingen
9.2.
M.e.r.-screening In het kader van de m.e.r.-screening werd het dossier overgemaakt aan de dienst BGP waarna die zijn adviezen overbracht. In een volgende fase (de huidige fase) worden de betrokken instanties, die worden opgenomen op de lijst met te raadplegen instanties zoals aangeleverd door de dienst BGP, om advies gevraagd. Deze adviezen zullen verwerkt worden in een nota voor de dienst MER, welke vervolgens een besluit zal uitbrengen. Na advies van de dienst MER worden de nodige aanpassingen doorgevoerd in het dossier.
9.2.1.
Advies van de dienst BGP In het advies van 21/04/2011 van de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) wordt er geadviseerd om volgende aanpassingen te maken aan het ontwerpdocument, dit ten einde te garanderen dat het definitieve verzoek tot raadpleging zou voldoen aan alle decretale formele vereisten en opdat het alle informatie zou bevatten die de cel-MER nodig heeft om al dan niet te kunnen besluiten dat het RUP geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. 1.
De dienst BGP stelt dat er bij de planbeschrijving best indicatief wordt aangegeven hoeveel het maximum aantal bijkomende seniorenkamers in de nieuwbouw bedraagt. Om aan deze bemerking te beantwoorden werd het aantal maximaal te realiseren seniorenkamers en de eraan gerelateerde nood aan parkeervoorzieningen opgenomen in de planbeschrijving.
2.
Bij de discipline mens en ruimte dient aangegeven te worden of principes van duurzaam, energiezuinig en milieuvriendelijk bouwen in de stedenbouwkundige voorschriften van het plan verankerd zullen worden (groendaken, gevelgroen, materiaalgebruik, mogelijkheid tot plaatsing van milieuvriendelijke energiesystemen, zongeoriënteerde inplanting, passiefbouw…). De bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van voorliggend RUP zijn zodanig dat een aantal algemene principes van duurzaam, energiezuinig en milieuvriendelijk bouwen reeds in rekening werden genomen. Zo worden een zuinig ruimtegebruik (bundeling van bebouwing in aantal bouwblokken…), maximaal groene inkadering, uitwerken van een relatie met de Maalbeekvallei… voorop gesteld. Op deze wijze biedt het RUP garanties dat er bij de realisatie van de inrichting tegemoet zal gekomen worden aan de principes van duurzaam, energiezuinig en milieuvriendelijk bouwen. Verder ondersteunt het RUP de sectorale wetgeving hieromtrent, maar wenst ze geen te dwingende restricties op te leggen.
augustus 2012│ │P21001
57│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
3.
De discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie is onvoldoende uitgewerkt wat betreft het deelaspect archeologie. Om hier een antwoord op te bieden werd er een bepaling toegevoegd in de voorschriften en werd het deelaspect archeologie overeenkomstig aangepast in de effectenbeoordeling van de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie.
4.
In de discipline mens en ruimte dient er eveneens aandacht te gaan naar de mobiliteit in het gebied en de omgeving. De dienst BGP vraagt om een mobiliteitstoets toe te voegen aan de screeningsnota. In deze mobiliteitstoets dient de verwachte verkeersgeneratie (in relatie tot de wegcapaciteit en in vergelijking met de bestaande verkeersintensiteiten) in beeld (kwalitatief of kwantitatief indien de gegevens voorhanden zijn) worden gebracht. Er dient eveneens te worden aangegeven of er flankerende maatregelen (stimuleringsbeleid) kunnen genomen worden naar personeel toe. Bij de bovengrondse parkeervoorzieningen kan een boom per vier parkeerplaatsen als richtcijfer opgenomen worden in de stedenbouwkundige voorschriften. Om een antwoord te bieden op deze bemerking werd de discipline mens en ruimte aangevuld met een mobiliteitstoets waarin zowel de verkeersgeneratie als de parkeerbehoefte als gevolg van de te ontwikkelen collectieve functies en de realisatie van serviceflats/seniorenkamers aan bod komen. Er wordt eveneens aangegeven welke flankerende maatregelen kunnen genomen worden om een toename in de verkeersdruk en eraan gerelateerde negatieve effecten verder te beperken.
5.
De disciplines geluid en trillingen en lucht zijn relevant in die mate dat zij een afgeleide vormen van de verkeersintensiteiten. Deze disciplines dienen iets meer uitgewerkt te worden. De disciplines geluid en trillingen en lucht werden verder uitgewerkt in relatie tot de mobiliteit in het gebied en de omgeving.
9.2.2.
Verzoek tot raadpleging Volgende relevante betrokken instanties worden momenteel geraadpleegd om hun mening te formuleren over de vraag of het voorliggend RUP mogelijk aanzienlijke milieueffecten kan genereren. Deze lijst van relevante betrokken instanties werd aangeleverd door de dienst BGP:
gemeente Grimbergen (initiatiefnemer); provinciebestuur Vlaams-Brabant – dienst Ruimtelijke ordening; agentschap Ruimte en Erfgoed – Ruimtelijke Ordening Vlaams-Branbant;
agentschap Ruimte en Erfgoed – Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant; departement Mobiliteit en Openbare Werken; departement LNE – afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke rijkdommen – dienst Land en Bodembescherming; Vlaamse Milieumaatschappij – afdeling Operationeel Waterbeheer.
augustus 2012│ │P21001
58│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
9.2.3.
Besluit van de dienst MER
9.3.
Plenaire vergadering
9.4.
Openbaar onderzoek
9.5.
Advies van het college burgemeester en schepenen
augustus 2012│ │P21001
59│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
10.
BIJLAGEN Afwijkingen ten opzichte van het gewestplan Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn
augustus 2012│ │P21001
60│ │60
RUP Kleine Kerkvoetweg
Stedenbouwkundige voorschriften
augustus 2012 │ P21001
1 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
Inhoudstafel Algemene bepalingen .................................................................................................................................................................... 3 1.
T e r m i n o l o g i e .......................................................................................................................................................................................................... 3
2.
V o o r a f g a a n d e b e p a l i n g e n ............................................................................................................................................................................. 5
Bepalingen per zone ...................................................................................................................................................................... 7 3.
O p e n b a r e w e g e n i s ............................................................................................................................................................................................. 7
4.
O p e n b a r e v o e t w e g ............................................................................................................................................................................................. 8
5.
Z o n e v o o r i n g r e p e n l a n g s o p e n b a r e v o e t w e g ( o v e r d r u k ) ........................................................................................................ 9
6.
Z o n e v o o r g e m e e n s c h a p s v o o r z i e n i n g e n A ....................................................................................................................................... 10
7.
Z o n e v o o r g e m e e n s c h a p s v o o r z i e n i n g e n B ....................................................................................................................................... 14
8.
Z o n e v o o r c o l l e c t i e v e f u n c t i e s ................................................................................................................................................................ 18
9.
G r o e n e w a n d e l a s ( o v e r d r u k ) .................................................................................................................................................................... 22
10.
B o u w k u n d i g e r f g o e d ( o v e r d r u k ) .......................................................................................................................................................... 24
LEESWIJZER Ieder artikel bestaat uit de eigenlijke verordenende voorschriften en een eventuele toelichting bij dit voorschrift. Deze toelichtingen zijn steeds cursief aangeduid en hebben geen verordenende kracht. De toelichtingen zijn richtinggevende verduidelijkingen van de verordenende bepalingen.
augustus 2012 │ P21001
2 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
Algemene bepalingen 1 . Te r m i n o l o g i e 45° regel
Bij toepassing van de 45° regel dient de inplantingsafstand van de bebouwing ten opzichte van de perceelsgrens groter of gelijk te zijn aan de bouwhoogte van het bouwvolume.
Bebouwingsindex (%) - B/T
De verhouding van de bebouwde en overdekte terreinoppervlakte (gebouwen en overdekte buitenruimte) tot de totale oppervlakte van het terrein waarop gebouwd wordt. Volledig ondergrondse bufferbekkens en ondergrondse parkings met intensief groendak worden niet meegerekend in de bebouwingsindex.
Bouwhoogte
Hoogte van een gebouw gemeten van het natuurlijk maaiveld op de plaats van de op te richten bebouwing tot de bovenkant van de kroonlijst bij gebouwen met een hellend dak of tot de bovenkant van de afgewerkte dakrand in geval van plat dak.
Bouwlaag
Horizontaal gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren, of tussen een vloer en het dak. Het aantal bouwlagen wordt bepaald ten opzichte van het natuurlijk maaiveld van de op te richten gebouwen. Volledig ondergrondse verdiepingen worden niet in rekening gebracht als bouwlaag.
Bouwvolume
Het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld.
Complementaire functies
Complementaire functies zijn functies die aanvullend zijn bij de hoofdbestemming, er in samenhang mee voorkomen en perfect verweefbaar zijn.
Groenterreinindex (%) - G/T
De groen/terreinindex geeft de verhouding van de oppervlakte aan groen ten opzichte van de oppervlakte van het volledige terrein (%). Dit betekent bv. dat bij een groen/terreinindex van 1 de gehele zone waarvan sprake dient beplant te worden.
Hoofdbestemming
De hoofdbestemming is de verplicht te realiseren bestemming. De hoofdbestemming neemt minimaal 50% van de totale functies binnen de betrokken zone in. Een hoofdbestemming kan voorkomen met een nevenbestemming of ondergeschikte bestemming.
Maaiveld
Het maaiveld of grondpeil is een aanduiding voor (de hoogte van) het grondoppervlak.
Nevenbestemming
Een nevenbestemming is een mogelijke en toegelaten bestemming waaraan, naast de hoofdbestemming, hooguit een evenwaardig aandeel kan worden besteed.
Ondergeschikte bestemming
Een ondergeschikte bestemming is een mogelijke en toegelaten bestemming waaraan nooit een hoofdaandeel binnen de betrokken zone kan worden besteed.
augustus 2012 │ P21001
3 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg Overdruk
Overdrukken worden aangeduid boven de hoofdbestemmingen. Ze hebben betrekking op de inrichting van bepaalde gebieden en/of verschaffen bijkomende gegevens over de toepasbaarheid van bijzondere regelingen in deze gebieden.
Vloerterreinindex (%) - V/T
De verhouding van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen tot de totale oppervlakte van het terrein waarop gebouwd wordt.
Vloeroppervlakte van een gebouw
Als vloeroppervlakte worden alle vloeren van binnenruimten meegerekend, buitenkant muur; kelders worden meegerekend voor zover het ruimtes betreffen in functie van wonen, met uitzondering van ondergrondse parkeergarages en overdekte buitenruimten; vloeren onder het dak worden enkel meegerekend vanaf 2m vrije hoogte; bijgebouwen worden eveneens meegerekend
Waterdoorlatende
Alle soorten verhardingsmaterialen die door een bepaalde porositeit van het materiaal een waterdoorlatend vermogen hebben. Voorbeelden
materialen en halfverhardingen
zijn: waterdoorlatende klinkers of betonstraatstenen, dolomiet, grind, natuursteen...
Woonlaag
Elke bouwlaag die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor bewoning, d.w.z. louter residentiële functies. Zolderruimten waarvan een deel of delen ervan voor occasioneel verblijf (zoals studeerkamer, hobbykamer, logeerkamer of andere) worden ingericht, worden niet aanzien als een volwaardige woonlaag.
Zone
Een deel van een gebied met eigen stedenbouwkundige voorschriften.
augustus 2012 │ P21001
4 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
2 . Vo o r a f g a a n d e b e pa l i n g e n Toelichting
2.1.
Algemene bepalingen
Het ruimtelijk uitvoeringsplan is begrensd volgens de aanduidingen van bijgaand grafisch plan. De grafische gegevens van het plan en de voorschriften vullen elkaar aan.
2.2. Met nutsvoorzieningen worden o.a. elektriciteitscabines, verdeelkasten, publieke telefooncellen, verlichting, bushaltes, rioleringsvoorzieningen, ed. beoogd.
Het oprichten en verbouwen van noodzakelijke constructies en voorzieningen voor openbaar nut is toegelaten in alle bestemmingen op voorwaarde van een goede ruimtelijke integratie en mits akkoord van het College van Burgemeester en Schepenen.
2.3. Elke stedenbouwkundige aanvraag dient minimaal te voldoen aan de vigerende gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. (GSV) en de provinciale stedenbouwkundige verordening hemelwater. Prioriteit moet uitgaan naar herbruik, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer (concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ van het hemelwater).
Nutsvoorzieningen
Waterhuishouding
De nodige maatregelen dienen te worden getroffen voor de afvoer van het hemelwater via een gescheiden rioleringsstelsel. Indien er geen aansluiting op een afvalwaterzuiveringsinstallatie mogelijk is, dient een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) te worden aangelegd. In functie van een duurzaam watergebruik wordt het opgevangen hemelwater maximaal aangewend voor functioneel gebruik. In niet-bebouwde zones zullen maximaal landschappelijk ingekaderde ingrepen voor de opvang en retentie van hemelwater zorgen. Er dient maximaal gebruik gemaakt te worden van voorzieningen die de afvoer van het hemelwater verminderen en vertragen. Toegangswegen, pleinen en parkeerzones moeten zo gerealiseerd worden dat de verhardingen worden beperkt tot het noodzakelijke minimum, zoals zones voor zware belastingen en/of veelvuldig gebruik, verhardingen boven ondergrondse constructies en dergelijke. In de mate van het mogelijke worden verhardingen gerealiseerd in waterdoorlatende en/of halfverharde materialen.
2.4.
Ontsluiting
De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer wordt georganiseerd via de Kerkeblokstraat en de Veldkantstraat.
augustus 2012 │ P21001
5 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
2.5.
Beplantingen
De beplantingen dienen te bestaan uit inheemse bomen en struiken. Het betreft beplanting, of plantengroei, die van nature spontaan voorkomt bij de fysische omstandigheden die zich in de streek voordoen. Deze planten kunnen zowel van autochtone oorsprong zijn, dan wel in het verleden ingevoerd en inmiddels geïntegreerd in het natuurlijk milieu.
2.6.
Voorafgaande bepalingen inzake archeologisch erfgoed
Voor de aanvang van alle bouwwerken die aanzienlijke bodemingrepen vereisen, dient men de mogelijkheid tot archeologische prospectie te verzekeren. De bevoegde diensten van de Vlaamse overheid beslissen over de noodzaak van archeologische prospectie en over eventuele aanvullende archeologische onderzoeken.
augustus 2012 │ P21001
6 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
Bepalingen per zone 3. Openbare wegenis Gebiedscategorie: lijninfrastructuur Toelichting
3.1.
Bestemming
De zone is bestemd voor een openbare lokale wegenis met de daarbij horende vrije en publieke ruimten. Alle werken en handelingen in functie van de inrichting van de lokale wegenis, de daarbij horende vrije ruimten en de opwaardering van de publieke ruimte zijn toegelaten.
3.2.
Inrichting
Voorzieningen eigen aan de openbare wegenis zoals verlichting, signalisatie, nutsleidingen, straatmeubilair, parkeerruimten, beplantingen, voorzieningen voor openbaar vervoer,… zijn toegelaten.
augustus 2012 │ P21001
7 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
4. Openbare voetw eg Gebiedscategorie: lijninfrastructuur Toelichting
4.1.
Bestemming
De zone is bestemd voor openbare voetwegen met de daarbij horende infrastructuur, afgestemd op laagdynamische recreatie. Gemotoriseerd verkeer is verboden, uitgezonderd in functie van onderhoud.
4.2.
Inrichting
4.2.1. Algemeen De Kleine Kerkvoetweg wordt ingericht tot openbare voetweg. Het tracé is minimaal 1,5m breed. De voetweg dient aangelegd te worden in waterdoorlatende verhardingen en/of halfverharde natuurlijke materialen.
4.3.
Beheer
Voetgangers, fietsers en onderhoudsdiensten zijn toegelaten. De toegang wordt niet verleend aan gemotoriseerd verkeer niet eigen aan onderhoud en beheer van de site.
augustus 2012 │ P21001
8 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
5. Zone voor ingrepen langs openbare voetw eg (overdruk) Toelichting
5.1.
Bestemming en inrichting
De Kleine Kerkvoetweg vormt een sleutelplek in het
Deze overdruk wordt aangeduid voor ingrepen in de bebouwde en onbebouwde ruimte die de functie
Grimbergse wandel- en fietsroutenetwerk. Er worden randvoorwaarden ingebouwd om de Kleine Kerkvoetweg verder te verankeren in dit wandel- en fietsroutenetwerk. Er wordt gestreefd naar een algemeen groen karakter langs de Kleine Kerkvoetweg teneinde de belevingswaarde op te drijven. De groenterreinindex wordt bepaald ten opzichte van de zone voor ingrepen langs openbare voetweg.
van de Kleine Kerkvoetweg als recreatieve route dienen te ondersteunen. De zone moet worden ingericht als een kwalitatieve collectieve of (semi-)publieke groenruimte. De zone moet ontworpen en ingericht worden als een samenhangend geheel, opgehangen aan de Kleine Kerkvoetweg als publieke doorsteek. Er dient te worden voldaan aan volgende criteria.
De zone heeft een verkeersvrij en groen karakter. Minimale G/T index: 0,7. Strategisch geplaatste buffers zijn toegelaten in functie van de privacy van de bewoners. Op de kruising tussen de openbare voetweg met de functionele doorsteek moet de zone ingericht
worden als voorkant: o de onbebouwde ruimte wordt ingericht tot een kwalitatieve (semi-)publieke ruimte; o alle gevelwanden georiënteerd naar de openbare voetweg worden als voorgevel behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. De gevels moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur en materiaalgebruik in harmonie zijn met de omgeving. Langsheen de Kleine Kerkvoetweg dient een ontmoetingsplek voor de buurt te worden gerealiseerd. Deze ontmoetingsplek dient op een kwalitatieve manier te worden ingericht en een groen karakter te hebben. Infrastructuren zoals pleinen, paden, wandelwegen en zitgelegenheden zijn toegelaten. Afsluitingen in functie van het behoud van het privatieve karakter zijn toegelaten. Ze dienen te worden gerealiseerd met levende hagen, al dan niet in combinatie met draadwerk en palen.
augustus 2012 │ P21001
9 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
6 . Z o n e v o o r g e m e e n s c h a ps v o o r z i e n i n g e n A Gebiedscategorie: gemeenschaps- en nutsvoorzieningen Toelichting
6.1.
Met complementaire functies wordt onder meer dagverzorging, kortverblijf, fitness, verpleging,… bedoeld.
Openbaar nut, in de vorm van een woon- en zorgcentrum, serviceflats en complementaire functies ten dienste van het woonzorgcentrum en de serviceflats.
6.2.
Bestemming
Inrichting
Het park op de site van het Heilig Hart is een private buitenruimte ten behoeve van de bewoners. Het is niet de intentie van het Heilig Hart om deze buitenruimte open te stellen voor het publiek. De op het grafisch plan aangegeven groene wandelas zal wel uitgewerkt worden als een publieke doorsteek doorheen de site. Door de afsluitingen te realiseren met levende hagen, wordt voor de zone voor gemeenschapsvoorzieningen A een integratie met de landschappelijke context van de Maalbeekvallei mogelijk gemaakt. De toren van de Norbertijnenabdij vormt één van de architecturale parels van Grimbergen. Door een zichtrelatie vanuit het projectgebied met dit oriëntatiepunt te realiseren, wordt een directe relatie met het historisch centrum van Grimbergen gelegd. Dit draagt bij tot een duidelijk leesbare ruimtelijke structuur.
6.2.1. Algemeen Verlichting Het plaatsen van verlichting is toegestaan in functie van de veiligheid en het gebruik. Bij de inplanting en keuze van de verlichtingselementen (lichtsterkte, straalrichting) dient rekening gehouden te worden met het omliggende park en de privacy van de bewoners. Afsluitingen Afsluitingen dienen te worden gerealiseerd met levende hagen, al dan niet in combinatie met draadwerk en palen. Zichtrelatie Norbertijnenabdij Bij de inrichting van het gebied dient er gestreefd te worden naar het waarborgen/realiseren van een aantal zichtrelaties naar de toren van de Norbertijnabdij.
6.2.2. Bebouwde ruimte Algemeen Alle werken en handelingen dienen de beeldwaarde, de samenhang en de inrichting van de dorpskern te versterken. Dit houdt in dat zij inzake dichtheid, terreinbezetting, inplanting, terreinaanleg, vormgeving, schaal, korrelgrootte en materiaalkeuze een harmonieus geheel moeten vormen met de
augustus 2012 │ P21001
10 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg karakteristieke dorpscontext. De architectuur van alle constructies (hoofd- en bijgebouwen) dient een harmonieus dorpsbeeld na te streven. Elke gevel of gevelgroep zal een harmonieus geheel vormen door onder andere gepast gebruik van de aard en de kleur van de materialen, vormgeving en volume. Potentiële uitbreiding, nieuwbouw en/of renovatie van de bestaande bebouwing dient te harmoniëren met bestaande gebouwen en het globale karakter van de dorpskern. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen of gelijk welke andere constructies moeten als voorgevel worden behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. Alle gevels moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur en materiaalgebruik in harmonie zijn met de omgeving. Inplanting De inplanting van de gebouwen dient het karakter van de Kleine Kerkvoetweg als voorkant te ondersteunen. Grafisch plan en voorschriften leggen niet exact vast waar de gebouwen moeten ingeplant worden, maar bepalen wel een aantal randvoorwaarden waar de inplanting aan moet voldoen. Zo blijft een zekere flexibiliteit voor de ontwerper behouden. De indexen werden berekend ten opzichte van de totale oppervlakte van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen A (oppervlakte: 2,3 ha). De bebouwbare oppervlakte wordt vastgelegd op 0,58 ha (B/T index = 0,25). De totale vloeroppervlakte wordt vastgelegd op 2,04 ha (V/T index = 0,88) Er wordt geen maximaal aantal kamers vastgelegd. Het aantal kamers wordt immers beperkt door de combinatie van de VIPA normen (waar de kamers aan zullen voldoen) en de V/T index. De beperking van de absolute bouwhoogte in combinatie met het sterk hellende terrein zorgt ervoor dat het gabarit boven maaiveld beperkt blijft. Door de gebouwen als het ware in de helling te schuiven, kunnen 4 bouwlagen
Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden. De inplanting van de gebouwen mag een vlotte doorwandelbaarheid van de functionele doorsteek (zie art.9 – groene wandelas) niet in het gedrang brengen. De minimale inplantingsafstand van de bouwvolumes ten opzichte van de aanpalende percelen wordt bepaald door de 45° regel. De gebouwen dienen een ruimtelijk functioneel en logisch geheel te vormen. De inplanting van de bouwvolumes dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: o een voldoende graad van natuurlijke lichtinval voor de interne ruimtes; o een voldoende graad aan rechtstreeks daglicht. Bebouwbare oppervlakte Maximale B/T index : 0,25 Maximale V/T index: 0,88 Gabarit Er zijn maximaal 4 bouwlagen toegelaten, inclusief eventuele dakverdieping, exclusief volledig ondergrondse verdiepingen. De hoogte van de bouwvolumes wordt beperkt door de grens van 40m TAW. Dit betekent dat de bouwvolumes, inclusief kroonlijst, dakvolume, nok, borstweringen en uitsprongen niet mogen uitsteken boven de grens van 40m TAW. Volledig ondergrondse bouwlagen mogen enkel benut worden in functie van parkeren en technische installaties.
augustus 2012 │ P21001
11 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg gerealiseerd worden met dit beperkte bovengrondse gabarit. Zo blijft de impact ten opzichte van de beleving langs de Kleine Kerkvoetweg beperkt. Alle vier de bouwlagen kunnen (deels) functioneren als woonlaag. De complementaire functies inherent aan de werking van het woon- zorgcentrum kunnen in alle bouwlagen ondergebracht worden, teneinde een optimaal functionerend project te realiseren. De maximale hoogte refereert naar de schaal van het bestaande gebouw in de zone. De nok van het bestaande gebouw ligt op 39,32m TAW. Door de sterke helling van het terrein en het feit dat de hoogte van de gebouwen wordt beperkt tot 40m TAW blijft de impact van de gebouwen op het binnengebied beperkt. De maximale bouwhoogte stijgt immers niet mee met het terrein, zodat de gebouwen in de helling geschoven worden.
Dakvorm Vrij. Dakuitbouwen bij hellend dak zijn beperkt tot maximaal één derde van de dakoppervlakte. De maximale helling van het dak bedraagt 45°. Technische installaties moeten geïntegreerd worden in de bebouwing.
6.2.3. Onbebouwde ruimte Algemeen De onbebouwde ruimte kan aangewend worden voor:
De inrichting van de onbebouwde ruimte dient een inpassing in het groene karakter van de Maalbeekvallei te onderbouwen.
toegangen, verkeerscirculatie, parkeervoorzieningen ed.; pleinen, paden, wandelwegen en zitgelegenheden; wateropvang; groenvoorzieningen
augustus 2012 │ P21001
12 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg De onbebouwde ruimte dient op een kwalitatieve manier te worden ingericht en toegankelijk gemaakt voor bewoners en bezoekers. Alle toegangen, pleinen, paden en wandelwegen dienen toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers. Ten opzichte van de aanpalende woonkavels dient een visueel groenscherm (groenbuffer) te worden gerealiseerd, eventueel versterkt met hek- en draadwerk. De buffer dient ten laatste gerealiseerd te worden het eerste plantseizoen na de uitvoering van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen A. Groenindex Minimale G/T index: 0,5 De groenterreinindex wordt bepaald ten opzichte van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen A.
Groene wandelas Doorheen de zone voor gemeenschapsvoorzieningen moet een groene wandelas worden gerealiseerd zoals indicatief aangegeven op het grafisch plan en volgens de eraan gekoppelde voorschriften (zie: art. 9 ‘groene wandelas’). Deze wandelas vormt een groene overgangszone tussen de bebouwing en de perceelsgrens. Langsheen de op plan aangeduide groene wandelas dient de onbebouwde ruimte uitgewerkt te worden als een publieke ruimte, ingericht als een totaalconcept, geënt op de groene wandelas en gericht op het creëren van een samenhangend groen netwerk. De groene wandelas moet uitgewerkt worden als structurerende groenas. Om het groene karakter te versterken dient per 100 m² onbebouwde publieke ruimte gemiddeld 1 boom aangeplant te worden. De groenaanplantingen dienen volledig te bestaan uit streekeigen groen. De groene wandelas dient gerealiseerd te worden in aansluiting op de publieke ruimte van de wijk Koveris. Hier moet ingezet worden op een inrichting, zowel van de bebouwde als de onbebouwde ruimte, die bijdraagt tot een versterking van de aanwezige pleinfunctie. Parkeervoorzieningen Minimaal aantal parkeerplaatsen: o woon- en zorgcentrum: 0,25 parkeerplaatsen per seniorenkamer o serviceflats: 0,7 parkeerplaatsen per serviceflat De bestaande parkeervoorzieningen in open lucht kunnen behouden blijven. Bijkomende parkeervoorzieningen kunnen in open lucht en/of ondergronds ingericht worden. Bij herinrichting van de bestaande parkeervoorzieningen in open lucht dienen de parkeervakken uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen en/of halfverhardingen.
augustus 2012 │ P21001
13 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
7 . Z o n e v o o r g e m e e n s c h a ps v o o r z i e n i n g e n B Gebiedscategorie: gemeenschaps- en nutsvoorzieningen Toelichting
7.1.
Bestemming
7.1.1. Hoofdbestemming Met complementaire functies wordt onder dagverzorging, kortverblijf, verpleging,.. bedoeld.
meer
Deze zone is bestemd voor de realisatie van maximaal 75 serviceflats, inclusief zorgruimtes en alle voorzieningen die nodig zijn voor het functioneren van het serviceflatcomplex.
7.2.
Inrichting
7.2.1. Algemeen Verlichting Het plaatsen van verlichting is toegestaan in functie van de veiligheid en het gebruik. Bij de inplanting en keuze van de verlichtingselementen (lichtsterkte, straalrichting) dient rekening gehouden te worden met het omliggende park en de privacy van de bewoners. Afsluitingen Afsluitingen dienen te worden gerealiseerd met levende hagen, al dan niet in combinatie met draadwerk en palen. Zichtrelatie Norbertijnenabdij De toren van de Norbertijnenabdij vormt één van de architecturale parels van Grimbergen. Door een zichtrelatie vanuit het projectgebied met dit oriëntatiepunt te realiseren, wordt een directe relatie met het historisch centrum van Grimbergen gelegd. Dit draagt bij tot een duidelijk leesbare ruimtelijke structuur.
Bij de inrichting van het gebied dient er gestreefd te worden naar het waarborgen/realiseren van een aantal zichtrelaties naar de toren van de Norbertijnabdij. De inplanting van de gebouwen moet zodanig gebeuren dat er vanuit de aanpalende woonwijk Koveris eveneens een zichtrelatie met de Norbertijnabdij aanwezig is.
7.2.2. Bebouwde ruimte Dorpsversterkende architectuur Alle werken en handelingen dienen de beeldwaarde, de samenhang en de inrichting van de dorpskern
augustus 2012 │ P21001
14 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg te versterken. Dit houdt in dat zij inzake dichtheid, terreinbezetting, inplanting, terreinaanleg, vormgeving, schaal, korrelgrootte en materiaalkeuze een harmonieus geheel moeten vormen met de karakteristieke dorpscontext. De architectuur van alle constructies (hoofd- en bijgebouwen) dient een harmonieus dorpsbeeld na te streven. Elke gevel of gevelgroep zal een harmonieus geheel vormen door onder andere gepast gebruik van de aard en de kleur van de materialen, vormgeving en volume. Potentiële uitbreiding, nieuwbouw en/of renovatie van de bestaande bebouwing dient te harmoniëren met bestaande gebouwen en het globale karakter van de dorpskern. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen of gelijk welke andere constructies moeten als voorgevel worden behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. Alle gevels moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur en materiaalgebruik in harmonie zijn met de omgeving. Inpasbaarheid in de omgeving Om de inpasbaarheid van het gebouw in de omgeving en de visuele kwaliteit van het geheel te garanderen worden een aantal randvoorwaarden opgelegd. De gebouwen dienen een logisch en ruimtelijk functioneel geheel te vormen. De nieuwe bebouwing moet zich qua vorm en volume integreren in de omgeving en de privacy van de naburige woongelegenheden respecteren. Gebouwen en infrastructuur moeten op een kwalitatieve wijze ingepast worden in de omgeving. Dit houdt in dat de bouwhoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakhelling, materialen…), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. Het is niet toegelaten om een massief bouwblok op te richten. Door inspringende bouwlagen en uitsparingen in de gevels kan een speels volume gecreëerd worden. Langsheen de woonwijk Koveris en de Kleine Kerkvoetweg mag geenszins een volledig gesloten gevelwand ingeplant worden. Deze gevels moeten als voorgevel beschouwd worden en zo ontworpen worden dat ze een duidelijke relatie vertonen met de publieke ruimte langs de Kleine Kerkvoetweg en de groene wandelas. Uitsparingen in de gevel en plaatselijke verlagingen van het aantal bouwlagen moeten zorgen voor een geheel dat afgestemd is op het karakter van de woonwijk. Het gelijkvloerse verdiep mag om functionele redenen bestaan uit een aaneengesloten sokkel. Bovenop deze sokkel wordt het gebouw opgedeeld in volumes met een maximaal grondvlak van 750m² per volume.
augustus 2012 │ P21001
15 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg Inplanting Bij de inplanting van de gemeenschapsvoorzieningen (het woonzorgcentrum) moeten volgende voorwaarden gerespecteerd worden. De inplanting van de gebouwen mag een vlotte doorwandelbaarheid van de zone niet in het gedrang brengen. De minimale inplantingsafstand van de bouwvolumes ten opzichte van de bestemmingsgrens bedraagt 10m. De inplanting moet zodanig gerealiseerd worden dat de bebouwing geënt wordt op de publieke ruimte verbonden aan de groene wandelas (zie: art. 9 ‘groene wandelas’). De inplanting van de bouwvolumes dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: o een voldoende graad van natuurlijke lichtinval voor de interne ruimtes; o een voldoende graad aan rechtstreeks daglicht in de leefruimtes. De B/T index en V/T index werd bepaald ten opzichte van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen B (opp.: 0,74 ha). De bebouwbare oppervlakte wordt vastgelegd op ca. 0,23 ha (maximale B/T index: 0,3). De vloeroppervlakte bedraagt ca. 0,55 ha (maximale V/T index: 0,75). Het aantal bouwlagen wordt afgemeten tegenover het natuurlijk maaiveld op de plaats van de op te richten bebouwing.
Bebouwbare oppervlakte Maximale B/T index : 0,3 Maximale V/T index :0,75 Bouwlagen Boven het natuurlijk maaiveld zijn maximaal 3 bouwlagen toegelaten onder de afgewerkte dakrand. Er zijn maximaal 3 woonlagen toegelaten. In functie van parkeervoorzieningen kan er maximaal één ondergrondse verdieping gerealiseerd worden. Bouwhoogte
De bouwhoogte wordt afgemeten t.o.v. het maaiveld op de plaats van de op te richten bebouwing
Maximale bouwhoogte: 10m; Dakvorm Plat dak. Technische installaties moeten geïntegreerd worden in de bebouwing.
7.2.3. Onbebouwde ruimte Minimale G/T index: 0,5 De G/T index wordt bepaald ten opzichte van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen B.
De onbebouwde ruimte kan aangewend worden voor:
augustus 2012 │ P21001
16 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
toegangen, verkeerscirculatie, parkeervoorzieningen e.d.; pleinen, paden, wandelwegen en zitgelegenheden; wateropvang; groenvoorzieningen; private tuinen.
De onbebouwde ruimte dient op een kwalitatieve manier te worden ingericht en toegankelijk gemaakt voor bewoners en bezoekers. Alle toegangen, pleinen, paden en wandelwegen dienen toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers. Groene wandelas Doorheen de zone voor gemeenschapsvoorzieningen moet een groene wandelas worden gerealiseerd zoals indicatief aangegeven op het grafisch plan en volgens de eraan gekoppelde voorschriften (zie: art. 9 ‘groene wandelas’). Deze wandelas vormt een groene overgangszone tussen de bebouwing en de perceelsgrens. Langsheen de op plan aangeduide groene wandelas dient de onbebouwde ruimte uitgewerkt te worden als een publieke ruimte, ingericht als een totaalconcept, geënt op de groene wandelas en gericht op het creëren van een samenhangend groen netwerk. De groene wandelas moet uitgewerkt worden als structurerende groenas. Om het groene karakter te versterken dient per 100 m² onbebouwde publieke ruimte gemiddeld 1 boom aangeplant te worden. De groenaanplantingen dienen volledig te bestaan uit streekeigen groen. De groene wandelas dient gerealiseerd te worden in aansluiting op de publieke ruimte van de wijk Koveris. Hier moet ingezet worden op een inrichting, zowel van de bebouwde als de onbebouwde ruimte, die bijdraagt tot een versterking van de aanwezige pleinfunctie. Parkeervoorzieningen De parkeergelegenheid wordt ingericht op eigen terrein in een ondergrondse parking. Minimaal aantal parkeerplaatsen: o serviceflats: 0,7 parkeerplaatsen per serviceflat o collectieve functies : 45 parkeerplaatsen De toegang tot de ondergrondse parkeervoorziening wordt zo dicht mogelijk tegen de aanpalende ‘zone voor collectieve functies’ gerealiseerd.
augustus 2012 │ P21001
17 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
8. Zone voor collectieve functies Gebiedscategorie: gemeenschaps- en nutsvoorzieningen Toelichting
8.1.
Bestemming
8.1.1. Hoofdbestemming Onder hotelfunctie worden naast kamers voor tijdelijk verblijf ook receptieruimten, bergruimte, seminarieruimten,…
Deze zone is bestemd voor collectieve functies ten dienste van de aanpalende ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen B’.
begrepen.
De bestaande hotelfunctie kan behouden blijven.
8.2.
Inrichting
8.2.1. Algemeen Verlichting Het plaatsen van verlichting is toegestaan in functie van de veiligheid en het gebruik. Bij de inplanting en keuze van de verlichtingselementen (lichtsterkte, straalrichting) dient rekening gehouden te worden met het omliggende park en de privacy van de bewoners. Afsluitingen Afsluitingen dienen te worden gerealiseerd met levende hagen, al dan niet in combinatie met draadwerk en palen.
8.2.2. Bebouwde ruimte Dorpsversterkende architectuur Alle werken en handelingen dienen de beeldwaarde, de samenhang en de inrichting van de dorpskern te versterken. Dit houdt in dat zij inzake dichtheid, terreinbezetting, inplanting, terreinaanleg, vormgeving, schaal, korrelgrootte en materiaalkeuze een harmonieus geheel moeten vormen met de karakteristieke dorpscontext. De architectuur van alle constructies (hoofd- en bijgebouwen) dient een harmonieus dorpsbeeld na te streven. Elke gevel of gevelgroep zal een harmonieus geheel vormen door onder andere gepast gebruik van de aard en de kleur van de materialen, vormgeving en volume.
augustus 2012 │ P21001
18 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg Potentiële uitbreiding, nieuwbouw en/of renovatie van de bestaande bebouwing dient te harmoniëren met bestaande gebouwen en het globale karakter van de dorpskern. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen of gelijk welke andere constructies moeten als voorgevel worden behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. Alle gevels moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur en materiaalgebruik in harmonie zijn met de omgeving. Inpasbaarheid in de omgeving Om de inpasbaarheid van het gebouw in de omgeving en de visuele kwaliteit van het geheel te garanderen worden een aantal randvoorwaarden opgelegd. De gebouwen dienen een logisch en ruimtelijk functioneel geheel te vormen. Nieuwe bebouwing moet zich qua vorm en volume integreren in de omgeving en de privacy van de naburige woongelegenheden respecteren. Gebouwen en infrastructuur moeten op een kwalitatieve wijze ingepast worden in de omgeving. Dit houdt in dat de bouwhoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakhelling, materialen…), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. Inplanting Bij de inplanting van de gemeenschapsvoorzieningen (het woonzorgcentrum) moeten volgende voorwaarden gerespecteerd worden. De inplanting van de gebouwen mag een vlotte doorwandelbaarheid van de zone niet in het gedrang brengen. Bij de inplanting van nieuwe (delen van) bouwvolumes moet voldaan worden aan de 45°-regel of tegen een blinde gevel bouwen. De inplanting moet zodanig gerealiseerd worden dat de bebouwing geënt wordt op de publieke ruimte verbonden aan de groene wandelas (zie: art. 9 ‘groene wandelas’). De inplanting van de bouwvolumes dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: o een voldoende graad van natuurlijke lichtinval voor de interne ruimtes; o een voldoende graad aan rechtstreeks daglicht in de leefruimtes. De B/T index en V/T index werd bepaald ten opzichte van de
Bebouwbare oppervlakte
zone voor collectieve functies (opp.: 0,41 ha), op basis van de bestaande gebouwen. Omwille van toegankelijkheid en
Maximale B/T index : 0,35
augustus 2012 │ P21001
19 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg interne organisatie werd een kleine marge ingebouwd. De bebouwbare oppervlakte wordt bedraagt. 0,14 ha (maximale B/T index: 0,35). De vloeroppervlakte bedraagt ca. 0,39 ha (maximale V/T index: 0,95).
Het aantal bouwlagen wordt afgemeten tegenover het natuurlijk maaiveld op de plaats van de op te richten bebouwing.
Maximale V/T index :0,95
Bouwlagen Boven het natuurlijk maaiveld zijn maximaal 2 bouwlagen toegelaten onder de kroonlijst of afgewerkte dakrand. Er zijn maximaal 3 woonlagen toegelaten. Daarbij kan de ruimte onder dak als woonruimte ingevuld worden. Bouwhoogte
De bouwhoogte wordt afgemeten t.o.v. het maaiveld op de plaats van de op te richten bebouwing
Maximale bouwhoogte: 7m; Maximale nokhoogte: 10m Dakvorm Vrij. Dakuitbouwen bij hellend dak zijn beperkt tot maximaal één derde van de dakoppervlakte. Technische installaties moeten geïntegreerd worden in de bebouwing.
8.2.3. Onbebouwde ruimte De G/T index wordt bepaald ten opzichte van de zone voor collectieve functies.
Minimale G/T index: 0,3 De onbebouwde ruimte kan aangewend worden voor:
De groenvoorzieningen moeten bestaan uit volwaardige, kwalitatieve groenruimte.
toegangen, verkeerscirculatie, parkeervoorzieningen e.d.; pleinen, paden, wandelwegen en zitgelegenheden; wateropvang; functionele groenvoorzieningen; private tuinen.
De onbebouwde ruimte dient op een kwalitatieve manier te worden ingericht en toegankelijk gemaakt voor bewoners en bezoekers. Alle toegangen, pleinen, paden en wandelwegen dienen toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers.
augustus 2012 │ P21001
20 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg Toegang naar ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen B’ De toegangsweg naar de ondergrondse parking in de ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen B’ moet zo ingeplant en ingericht worden dat er geen conflicten ontstaan tussen het gemotoriseerd verkeer en de groene wandelas. Groene wandelas Doorheen de zone voor gemeenschapsvoorzieningen moet een groene wandelas worden gerealiseerd zoals indicatief aangegeven op het grafisch plan en volgens de eraan gekoppelde voorschriften (zie: art. 9 ‘groene wandelas’). Langsheen de op plan aangeduide groene wandelas dient de onbebouwde ruimte uitgewerkt te worden als een publieke ruimte, ingericht als een totaalconcept, geënt op de groene wandelas en gericht op het creëren van een samenhangend groen netwerk. De groene wandelas moet uitgewerkt worden als structurerende groenas. Om het groene karakter te versterken dient per 100 m² onbebouwde publieke ruimte gemiddeld 1 boom aangeplant te worden. De groenaanplantingen dienen volledig te bestaan uit streekeigen groen. De groene wandelas dient gerealiseerd te worden in aansluiting op de publieke ruimte van de wijk Koveris. Hier moet ingezet worden op een inrichting, zowel van de bebouwde als de onbebouwde ruimte, die bijdraagt tot een versterking van de aanwezige pleinfunctie. Parkeervoorzieningen Binnen de zone kunnen parkeervoorzieningen gerealiseerd worden in functie van bezoekers en personeel, voor zover deze niet kunnen opgevangen worden in de ondergrondse parking in de ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen B’. De parkeervakken dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen en/of halfverhardingen. Er dient minstens 1 hoogstammige boom per 4 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.
augustus 2012 │ P21001
21 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
9. Groene w andelas (overdruk) Toelichting
Aangrenzend aan het plangebied wordt er in de wijk Koveris voorzien in een publiek pleintje. De ontwikkelingen binnen het plangebied dienen hier maximaal op afgestemd te worden en een kwalitatieve doorsteek van het pleintje naar de openbare voetweg moet gerealiseerd worden.
9.1.
Bestemming
De groene wandelas is indicatief aangegeven op het grafisch plan. Dit betekent dat de exacte situering ervan niet vastligt. Er dient een wandel- en fietsverbinding te worden gerealiseerd tussen de Kerkeblokstraat – Kleine Kerkvoetweg – Veldkantstraat met een aftakking naar de woonwijk Koveris. De doorsteek naar de wijk Koveris dient gerealiseerd te worden in aansluiting op de publieke ruimte van de wijk Koveris. Hier moet ingezet worden op een inrichting, zowel van de bebouwde als de onbebouwde ruimte, die bijdraagt tot een versterking van de pleinfunctie. De groene wandelas is niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer niet eigen aan onderhoud en beheer van de site.
9.2.
Inrichting
Er moet een groene wandelas worden gerealiseerd zoals indicatief aangegeven op het grafisch plan en volgens de eraan gekoppelde voorschriften. Langsheen de op plan aangeduide groene wandelas dient de onbebouwde ruimte uitgewerkt te worden als een publieke ruimte, ingericht als een totaalconcept, geënt op de groene wandelas en gericht op het creëren van een samenhangend groen netwerk. De groene wandelas moet uitgewerkt worden als structurerende groenas. De groenaanplantingen dienen volledig te bestaan uit streekeigen groen. Om het groene karakter te versterken dienen er langsheen de groene wandelas hoogstammen ingeplant te worden die het wandeltraject ruimtelijk begeleiden. De groene wandelas dient gerealiseerd te worden in aansluiting op de publieke ruimte van de wijk Koveris. Hier moet ingezet worden op een inrichting, zowel van de bebouwde als de onbebouwde ruimte, die bijdraagt tot een versterking van de aanwezige pleinfunctie. De wandel- en fietsverbinding wordt gerealiseerd in waterdoorlatende materialen, en bij voorkeur uit onverharde en/of halfverharde natuurlijke materialen. Via de groene wandelas moet er een verbinding voor voetgangers en fietsers gerealiseerd worden. Bij de inrichting van deze doorsteek dient er rekening gehouden te worden met volgende randvoorwaarden:
augustus 2012 │ P21001
22 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg de breedte van de doorsteek met groenvoorziening bedraagt minimaal 15m; de wandelas moet ingericht worden als een groene overgangszone tussen enerzijds de bebouwing binnen de zones voor gemeenschapsvoorzieningen en anderzijds de grens met het aanpalende woonweefsel; de inrichting ervan moet bijdragen tot het maximaliseren van het veiligheidsgevoel en de sociale veiligheid; de inrichting ervan moet aansluiten bij de inrichting van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen; langsheen de doorsteek dient de onbebouwde ruimte uitgewerkt te worden als een publieke ruimte geënt op deze wandel- en fietsverbinding en gericht op het creëren van een samenhangend groen netwerk.
augustus 2012 │ P21001
23 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
10.
Bouw kundig erfgoed (overdruk)
Toelichting
10.1. Bestemming
De watertoren Heilig Hart Woon- en Zorgcentrum is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed (VIOE).
De constructies die behoren tot het bouwkundig erfgoed van de gemeente zijn indicatief aangeduid. Deze constructies dienen te worden behouden als waardevolle elementen binnen de gemeente.
10.2. Inrichting Het bouwkundig erfgoed wordt in de huidige vormgeving geconserveerd en beschermd met bijzondere aandacht voor de karakteristieke elementen. Werken en handelingen die leiden tot een nieuwe ruimtelijke organisatie dienen in harmonie te zijn met zowel de bestaande gebouwen als de onbebouwde omgeving. Bestaande zichtrelaties naar de elementen van het bouwkundig erfgoed dienen gevrijwaard te worden. Voorafgaandelijk advies van Ruimte en Onroerend Erfgoed is vereist bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning met betrekking tot bouwkundig erfgoed.
augustus 2012 │ P21001
24 │25
RUP Kleine Kerkvoetweg
Plannen -
plan feitelijke en juridische toestand
-
grafisch plan