Thema: Risico’s en risicoanalyse 1
H.J.A. Meijer, G.M. Raghoebar
Risico’s en aansprakelijkheid bij complicaties met suprastructuren op implantaten Ondanks de hoge overlevingspercentages van implantaten en suprastructuren zijn er verschillende risico’s die het succes van een behandeling met implantaten beïnvloeden. Globaal kan men een indeling maken in 4 gebieden: peroperatieve complicaties, verlies of dreigend verlies van de implantaten, fractuur of slijtage van (delen van) de suprastructuur en ontevredenheid van de patiënt over het resultaat van de behandeling. De vraag is wanneer sprake is van een complicatie die op grond van de huidige kennis bij een bepaald percentage van de behandelingen mag worden verwacht en wanneer er sprake is van verwijtbaar handelen. Als echter wordt gewerkt aan de hand van de meest recente protocollen, richtlijnen en aanbevelingen, kan er geen sprake zijn van verwijtbaar handelen. Voorgesteld wordt om bij verlies van implantaten of fractuur van de suprastructuur binnen 1 jaar een herbehandeling uit te voeren zonder kosten voor de patiënt.
Meijer HJA, Raghoebar GM. Risico’s en aansprakelijkheid bij complicaties met suprastructuren op implantaten Ned Tijdschr Tandheelkd 2009; 116: 254-259
Inleiding Orale implantologie is een zeer snel groeiend vakgebied. Implantaten worden veelvuldig gebruikt om prothetische constructies steun, retentie en stabiliteit te geven (Meijer et al, 2008). Implantaten in de onderkaak onder een overkappingsprothese toonden in prospectieve onderzoeken van minstens 10 jaar een hoog overlevingspercentage: 96 (Buser et al, 1999), 91 (Merickse-Stern et al, 2000), 96 (Ferrigno et al, 2002) en 93 (Meijer et al, 2003). Het overlevingspercentage van implantaten in de bovenkaak onder een overkappingsprothese varieerde na 5 jaar van 71 tot 97 (Sadowsky, 2007). Wat implantaatgedragen kronen in de esthetische zone betreft, wees literatuuronderzoek uit dat, als alle aspecten bij de behandeling werden betrokken, een overlevingspercentage na 5 jaar van meer dan 95 is bereikt (Berglundh et al, 2002; Jung et al 2008; Den Hartog et al, 2008). Implantaten in zijdelingse (partieel dentate) delen worden vooral toegepast voor occlusieherstel. Het kan gaan om een enkelvoudige implantaatgedragen kroon voor het vervangen van een (pre)molaar, maar ook om uitgebreidere constructies (Simon, 2003). Onderzoeken meldden een overlevingspercentage van de implantaten in de onderen de bovenkaak tot 99 (Misch, 2005). Ondanks deze hoge overlevingspercentages zijn er verschillende risico’s die het succes van een behandeling met implantaten beïnvloeden. Globaal kan men een indeling maken in 4 gebieden: peroperatieve complicaties; verlies of dreigend verlies van de implantaten; fractuur of slijtage van (delen van) de supra-
254
structuur; en ontevredenheid van de patiënt over het resultaat van de behandeling. Als men de risico’s kent, kan men een antwoord geven op de vragen wanneer er sprake is van een mislukking of verwijtbaar handelen en wanneer een negatief resultaat tot de normale risico’s behoort (Yamalic, 2007). Het doel van dit artikel is om inzicht te geven in de verschillende risico’s die een behandeling met implantaten beïnvloeden en de aansprakelijkheid van de behandelaar te bespreken.
Risico’s Peroperatieve complicaties Tijdens de chirurgische procedure van het aanbrengen van implantaten kan een aantal complicaties optreden: > beschadiging van de nervus mandibularis (Greenstein en Tarnow, 2006); > mandibulafractuur (Raghoebar et al, 2000); > implantaat in de sinus maxillaris (Raghoebar en Vissink, 2003). Verlies of dreigend verlies van de implantaten Implantaten kunnen verloren gaan tijdens de osseo-integratiefase (‘early failures’) en na het plaatsen van de definitieve prothetische constructie (‘late failures’) (Esposito et al, 1998). Vroegtijdig verlies kan optreden door een veelheid aan factoren: > medische risicofactoren (Buser et al, 2000), zoals botaf-
Ned Tijdschr Tandheelkd 116 mei 2009
Meijer e.a.: Risico’s en aansprakelijkheid bij suprastructuren op implantaten
wijkingen (bijvoorbeeld osteogenesis imperfecta), een gecompromitteerd immuunsysteem (veroorzaakt door bijvoorbeeld hiv of chemotherapie), drugsgebruik en psychische stoornissen (problematische medewerking tijdens de behandeling), radiotherapie in het te implanteren gebied, ernstige diabetes mellitus; > roken (Strietzel et al, 2007); > onvoldoende botkwantiteit (Buser et al, 1996); > lokale infectie, achtergebleven door bijvoorbeeld een periapicale ontsteking of een wortelfractuur (Lindeboom et al, 2006); > parodontitis (Mombelli en Lang, 1992); > ongeschikt materiaal of ongeschikte vorm van implantaat (Rudy et al, 2008); > onervarenheid van de behandelaar (Dawson en Chen, 2009). Een later verlies kan optreden door: > peri-implantitis (Heitz-Mayfield, 2008); > overbelasting door te grote occlusale krachten (Paquette et al, 2006). Fractuur of slijtage van (delen van) de suprastructuur De suprastructuur bevat alle onderdelen van de prothetische constructie die op een implantaat zijn bevestigd, inclusief de implantaatopbouw. Bij uitneembare constructies betekent dit dat de suprastructuur uit aparte delen bestaat: de op de implantaten bevestigde drukknoppen of staafhulsconstructie (vaak mesostructuur genoemd) en de overkappingsprothese. Na het plaatsen van de suprastructuur begint voor de patiënt het nazorgtraject. Tijdens de nazorg kan blijken dat de suprastructuur niet meer voldoet aan de gestelde eisen door fractuur, slijtage of verandering van anatomische structuren waarmee ze een nauwe relatie heeft. In de literatuur worden zowel complicaties bij uitneembare als bij vaste implantaatgedragen prothetische contructies beschreven. Rodriguez et al (2000) onderzochten de duurzaamheid van suprastructuren vanuit het oogpunt dat 1. implantaten verloren kunnen gaan, maar dat de suprastructuur, met een aanpassing, behouden kan blijven en 2. dat implantaten goed functioneren, maar dat de suprastructuur niet meer voldoet en moet worden vervangen. Zij zagen na 36 maanden in de edentate bovenkaak een overlevingspercentage van 94,6 voor een staaf-hulsmesostructuur met overkappingsprothese en van 81,8 voor een drukknopmesostructuur met overkappingsprothese. In de edentate onderkaak was dat 98,1% voor een brugconstructie en 91,7% voor een drukknopmesostructuur met overkappingsprothese. Bij partieel dentaten met een brugconstructie op implantaten in de zijdelingse delen was het overlevingspercentage van de suprastructuur 92,6 in de bovenkaak en 94,3 in de onderkaak. Vervolgens rapporteerden zij dat enkelvoudige gecementeerde implantaatgedragen kronen in het esthetische gebied van de bovenkaak een overlevingspercentage hadden van 98,1.
Ned Tijdschr Tandheelkd 116 mei 2009
Uit een serie artikelen over overkappingsprothesen op implantaten kan meer specifieke problematiek worden gehaald (Walton en MacEntee, 1993; Hemmings et al, 1994; Wismeijer et al, 1995; Versteegh et al, 1995; Hooghe en Naert, 1997; Watson et al, 1997; Behr et al, 1998; Meijer et al, 2000; Kiener et al, 2001; Chaffee et al, 2002; Visser et al, 2002; MacEntee et al, 2005; Visser et al, 2006; Stoker et al, 2007). De volgende complicaties kwamen als meest frequent naar voren: het losgaan of fractuur van hulzen in de overkappingsprothese, een afnemende pasvorm van de overkappingsprothese, een fractuur van de kunstharsbasis van de overkappingsprothese en het losgaan van de suprastructuurschroeven. In een serie artikelen over specifieke problematiek met vaste prothetische constructies op implantaten werden verschillende complicaties gerapporteerd (Walton en MacEntee, 1993; Ekfeldt et al, 1994; Laney et al, 1994; Hemmings et al, 1994; Becker en Becker, 1995; Avivi-Arber en Zarb, 1996; Behr et al, 1998; Scheller et al, 1998; Brägger et al, 2001; Pjetursson et al, 2004; Pjetursson et al, 2007; Jung et al, 2008). Als meest frequent kwamen naar voren het losgaan van schroeven van implantaatopbouwen, een fractuur van porselein en een fractuur of loskomen van schroeven van de suprastructuur. Ontevredenheid van de patiënt over het resultaat van de behandeling Natuurlijk is een patiënt teleurgesteld wanneer implantaten verloren gaan of de suprastructuur een fractuur vertoont. Maar ook zonder deze gebeurtenissen kan een patiënt ontevreden zijn over het resultaat van de behandeling. Dit kan 2 oorzaken hebben: > Het resultaat is anders geworden dan het optimum dat een behandelaar heeft getracht te bereiken. > Het optimale resultaat is wel bereikt in de ogen van de behandelaar, maar de patiënt had het zich anders voorgesteld. Als het resultaat anders is geworden dan het optimum dat een behandelaar heeft getracht te bereiken, is meestal de behandelaar zelf ook ontevreden. Een manier om dit risico te beperken, is te werken met ‘state-of-the-art’-richtlijnen. Een veel gebruikt voorbeeld is het belang van het aantal, de plaats, de diepte, de asrichting, de onderlinge afstand en de verdeling van de implantaten over de processus alveolaris als onderdeel van een restauratief behandelplan (Binon, 2007). Niet optimaal geplaatste implantaten kunnen van een overzichtelijk plan een gecompliceerde onderneming maken met extra behandeltijd, extra laboratoriumkosten en een teleurstellend esthetisch resultaat. Aanbevelingen om dit te voorkomen, zijn (Binon, 2007, Meijer en De Lange, 2007): > Altijd een gedetailleerd onderzoek naar de staat van de overige dentitie, de mucosa en het botvolume verrichten. > Geen implantaten plaatsen zonder dat een prothetische proefopstelling is gemaakt.
255
Thema: Risico’s en risicoanalyse 1
> De prothetische proefopstelling laten maken door een
tandarts met restauratieve ervaring. > Een boormal gebruiken tijdens het plaatsen van de
implantaten. > In een team werken waarvan alle leden voldoende kennis
en ervaring hebben om hun deel van de behandeling tot een goed einde te brengen. > De behandelaar van het chirurgische deel kennis te doen hebben van de restauratieve aspecten en de invloed van afwijkende implantaatposities op de uiteindelijke prothetische behandeling. Als het optimum wel is bereikt in de ogen van de behandelaar, maar de patiënt toch ontevreden is over het resultaat, is dat zeer vervelend. Correctie kan zelden plaatsvinden, aangezien het denkbeeldige resultaat waarschijnlijk vanaf het begin bij beiden geheel anders is geweest. Een voorbeeld hiervan is een patiënt die problemen had met de retentie en de stabiliteit van een volledige gebitsprothese in de bovenkaak omdat de processus alveolaris atrofisch was. Daarom stelde de behandelaar voor een vaste prothetische constructie op implantaten te maken. De patiënt verwachtte dat het resultaat zou lijken op de situatie van een natuurlijke dentitie. Na de vervaardiging van een verschroefde prothetische constructie met een metalen basis, een kunstharsdeel ter vervanging van de verloren gegane processus alveolaris en prothese-elementen bleek de patiënt teleurgesteld over het resultaat. Hij vond de constructie meer lijken op een vastgeschroefd kunstgebit dan op natuurlijke tanden en kiezen. Een aanbeveling om dit soort teleurstellingen te voorkomen, is de patiënt uitgebreid voor te lichten over het resultaat, ondersteund door beeldmateriaal. Deze voorlichting behoort ook in te gaan op de risico’s die voorafgaand aan de behandeling nog onduidelijk zijn.
Aansprakelijkheid Bij aansprakelijkheid moet in ogenschouw worden genomen dat tijdens de behandeling complicaties kunnen ontstaan, dat implantaten verloren kunnen gaan en dat
sommige reparaties nodig zijn als een suprastructuur enige tijd heeft gefunctioneerd. De vraag is wanneer sprake is van een complicatie die op grond van de huidige kennis bij een bepaald percentage van de behandelingen mag worden verwacht en wanneer er sprake is van verwijtbaar handelen. Het is te allen tijde aan te bevelen de meest recente protocollen, richtlijnen en aanbevelingen te volgen (Meijer et al, 2008). Meest recent betekent dat de behandelaar op de hoogte moet zijn van de actuele protocollen, richtlijnen en aanbevelingen via (wetenschappelijke) literatuur en (post)academisch onderwijs. Wat peroperatieve complicaties betreft, moet een adequate diagnostiek van botvolume en locatie van anatomische structuren plaatsvinden om te voorkomen dat implantaten worden geplaatst in een regio die risicovol is voor het optreden van complicaties. Wat het verlies van implantaten betreft, moet de behandelaar op de hoogte zijn van de risico’s die van invloed zijn op het osseo-integreren van implantaten en het behoud ervan op langere termijn. Met betrekking tot fractuur of slijtage van de suprastructuur moet de behandelaar op de hoogte zijn van de factoren die van invloed zijn op het intact blijven van de suprastructuur. Als aan het bovenstaande wordt voldaan, kan geen sprake zijn van verwijtbaar handelen (casus 1). Blijft onverlet dat wanneer een implantaat of suprastructuur binnen korte tijd toch verloren gaat dit voor de patiënt een slechte behandeling is geweest. Ondanks dat de patiënt uitgebreid is voorgelicht over de risico’s, is het voor de behandelaar geen reclame als hij de patiënt volledig aansprakelijk stelt en de kosten voor herbehandeling laat betalen. In de praktijk blijkt dat vaak een (niet officieel vastgelegde) garantieperiode van 1 jaar wordt gehanteerd, hetgeen redelijk lijkt (casus 2). Gezien de grote duurzaamheid van zowel implantaten als suprastructuren is de geleden schade voor de behandelaar en het tandtechnische laboratorium te overzien. Complicaties na 1 jaar moeten per incident worden beoordeeld. Behandelingen met implantaten zijn voorlopig een inspanningsverbintenis. De garantieregeling van 1 jaar is een eerste aanzet tot het vastleggen van een verwacht resul-
Casus 1 In een edentate onderkaak dreigt het rechter implantaat 10 jaar na plaatsing verloren te gaan door peri-implantitis. Dit zal worden verwijderd. De patiënt is 10 jaar geleden over dit risico geïnformeerd. Er is dus geen aansprakelijkheid van de zorgverlener mogelijk. De nieuwe behandeling zal plaatsvinden op kosten van de patiënt. Afb. 1. a. Panoramische röntgenopname van de 4 implantaten met een staaf-hulsmesostructuur na afbehandeling 10 jaar geleden. b. Staaf-hulsmesostructuur op de 4 implantaten na afbehandeling 10 jaar geleden. c. Panoramische röntgenopname na 10 jaar met een grote radiolucentie rond het rechter implantaat. a
c
b
256
Ned Tijdschr Tandheelkd 116 mei 2009
Meijer e.a.: Risico’s en aansprakelijkheid bij suprastructuren op implantaten
Casus 2 Een porseleinen implantaatkroon is gefractureerd 6 maanden na plaatsen van de kroon. Hoewel een fractuur van porselein wordt beschreven als een veelvoorkomende risico, is een onbeschadigd functioneren van 6 maanden niet lang te noemen. De fractuur van het porselein kan een fabricagefout zijn. De behandelaar is aansprakelijk. Herbehandeling heeft plaatsgevonden op kosten van de behandelaar en het tandtechnische laboratorium. Afb. 2. a. Porseleinfractuur van de gecementeerde implantaatkroon. b. Er is een opening in het porselein gemaakt voor toegang tot de implantaatopbouwschroef. c. Verwijdering van de kroon en de implantaatopbouw met behulp van een schroevendraaier en een torquesleutel. d. Direct zicht op het implantaat na verwijdering van de kroon en de implantaatopbouw. e. De verwijderde kroon en implantaatopbouw. f. De nieuw vervaardigde kroon is geplaatst. a
b
c
d
e
f
taat in een contract. Afspraken voor langere tijd en een vergelijking met een prothetische constructie op natuurlijke gebitselementen zijn nog niet aan de orde. De orale implantologie is een relatief jong vakgebied met veel ontwikkelingen. Er zijn daardoor nog weinig onderzoeken met resultaten op middellange termijn en nauwelijks prospectieve langetermijnonderzoeken. Berekening van risico’s op langere termijn op grond van systematisch literatuuronderzoek is nog niet mogelijk. In het geval van verwijtbaar handelen − dus als er niet gewerkt is volgens protocol, richtlijn of aanbeveling − en het optreden van een complicatie ontstaat een situatie waarin men beter tegen de patiënt en zichzelf eerlijk kan zijn. Dit getuigt van een professionele houding. Soms komt men na de behandeling zelf tot inzicht dat er sprake is van verwijtbaar handelen, soms wijst een collega hierop (bijvoorbeeld als antwoord op het verzoek om een ‘second opinion’) en soms komt dit bij een klachtenprocedure naar voren. Gelukkig is het in de orale implantologie vaak mogelijk de behandeling over te doen zonder blijvende schade en uiteraard zonder kosten voor de patiënt. Bij blijvende schade, bijvoorbeeld door nervusletsel na verwijtbaar handelen, is het extra vervelend voor alle partijen. Een financiële regeling via een beroepsaansprakelijkheidsverzekering is slechts een kleine pleister op de wonde. Het is moeilijker een oplossing te vinden wanneer een
Ned Tijdschr Tandheelkd 116 mei 2009
patiënt ontevreden is over het resultaat. Natuurlijk zal men het overwegen, maar het is vaak niet mogelijk een beter resultaat te bereiken met een herbehandeling. Als het optimale behandelresultaat niet is bereikt ondanks het feit dat volgens protocol, richtlijn of aanbeveling is gewerkt, kan dit beter worden uitgesproken door de behandelaar. Men kan alleen maar hopen dat de patiënt begrip heeft voor de situatie. Er ontstaat een nog lastigere situatie wanneer het optimale resultaat wel is bereikt in de ogen van de behandelaar, maar dat de patiënt die mening niet deelt en een andere voorstelling heeft van het eindresultaat. Het is dan verstandig de patiënt te wijzen op de mogelijkheid een second opinion te vragen. Zeker in een dergelijk geval moeten het behandelplan, het ‘informed consent’ en een uitgebreide verslaglegging van de uitvoering van de behandeling in het medische dossier aanwezig zijn om onterechte aansprakelijkheidsstelling te voorkomen. Aan de hand van het medische dossier kan worden getracht aan de patiënt uit te leggen waarom de behandeling correct is uitgevoerd. Als een patiënt hier geen genoegen mee neemt, kan een klachtenprocedure volgen. Literatuur
> Avivi-Arber L, Zarb GA. Clinical effectiveness of implant-supported single-tooth replacement: the Toronto study. J Oral Maxillofac Implants 1996; 11: 311-321.
257
Thema: Risico’s en risicoanalyse 1
> Becker W, Becker BE. Replacement of maxillary and mandibular molars with single endosseous implant restorations: a retrospective
191-195.
> Hooghe M, Naert I. Implant supported overdentures: the Leuven experience. J Dent 1997; 25: S25-S32.
study. J Prosthet Dent 1995; 74: 51-55.
> Behr M, Lang R, Leibrock A, Rosentritt M, Handel G. Complication
> Jung RE, Pjetursson BE, Glauser R, Zembic A, Zwahlen M, Lang NP.
rate with prosthodontic reconstructions on ITI and IMZ implants.
A systematic review of the 5-year survival and complication rates of
Clin Oral Implants Res 1998; 9: 51-58.
implant-supported single crowns. Clin Oral Implants Res 2008; 19:
> Berglundh T, Persson L, Klinge B. A systematic review of the incidence
119-130.
of biological and technical complication in implant dentistry repor-
> Kiener P, Oetterli M, Mericske E, Mericske-Stern R. Effectiveness of
ted in prospective longitudinal studies of at least 5 years. J Clin Peri-
maxillary overdentures supported by implants: maintenance and prosthetic complications. Int J Prosthodont 2001; 14: 133-140.
odontol 2002; 29: 197-212.
> Binon PP. Treatment planning complications and surgical miscues. J Oral Maxillofac Surg 2007; 65 (suppl.): 73-92.
> Laney WR, Jemt T, Harris D et al. Osseointegrated implants for singletooth replacement: progress report from a multi-center prospective
> Brägger U, Aeschlimann S, Bürgin W, Hämmerle CH, Lang NP. Biolo-
study after 3 years. Int J Oral Maxillofac Implants 1994; 9: 49-54.
gical and technical complications and failures with fixed partial den-
> Lindeboom JA, Tjiook Y, Kroon FH. Immediate placement of implants
tures (FPD) on implants and teeth after four to five years of function.
in periapical infected sites: a prospective randomized study in 50 pa-
Clin Oral Implants Res 2001; 12: 26-34.
tients. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2006; 101:
> Buser D, Dula K, Hirt HP, Schenk RK. Lateral ridge augmentation using autografts and barrier membranes: a clinical study with 40 partially edentulous patients. J Oral Maxillofac Surg 1996; 54: 420-432.
> Buser D, Mericske-Stern R, Dula K, Lang NP. Clinical experience with one-stage, non-submerged dental implants. Adv Dent Res 1999; 13:
705-710.
> MacEntee MI, Walton JN, Glick N. A clinical trial of patient satisfaction and prosthodontic needs with ball and bar attachments for implant-retained complete overdentures: three-year results. J Prosthet Dent 2005; 93: 28-37.
> Meijer HJ, Raghoebar GM, Hof MA van ‘t, Visser A, Geertman ME,
153-161.
> Buser D, Arx T von, Bruggenkate C ten, Weingart D. Basic surgical
Oort RP van. A controlled clinical trial of implant-retained over-
principles with ITI implants. Clin Oral Implants Res 2000; 11 (suppl.
dentures; five-years’ results of clinical aspects and aftercare of IMZ
1): 59-68.
implants and Brånemark implants. Clin Oral Implants Res 2000; 11:
> Dawson T, Chen ST. The SAC classification in implant dentistry. Ber-
441-447.
> Meijer HJ, Raghoebar GM, Hof MA van ‘t. Comparison of implant-
lin: Quintessenz, 2009.
> Chaffee NR, Felton DA, Cooper LF, Palmqvist U, Smith R. Prosthetic
retained mandibular overdentures and conventional complete den-
complications in an implant-retained mandibular overdenture po-
tures: a 10-year prospective study of clinical aspects and patient satis-
pulation: initial analysis of a prospective study. J Prosthet Dent 2002;
faction. Int J Oral Maxillofac Implants 2003; 18: 879-885.
> Meijer HJ, Lange GL de. Prothetiek en orale implantologie. Bohn Staf-
87: 40-44.
> Ekfeldt A, Carlsson GE, Börjesson G. Clinical evaluation of singletooth restorations supported by osseointegrated implants: a retros-
leu van Loghum, Houten, 2006.
> Meijer HJA, Raghoebar GM, Wismeijer D, Bruggenkate CM ten. Aanbevelingen voor orale implantologie. Ned Tijdschr Tandheelkd 2008;
pective study. Int J Oral Maxillofac Implants 1994: 9: 179-183.
> Esposito M, Hirsch JM, Lekholm U, Thomsen P. Biological factors contributing to failures of osseointegrated oral implants. (I). Success
115: 481-488.
> Mericske-Stern RD, Taylor TD, Belser U. Management of the edentulous patient. Clin Oral Implants Res 2000; 11: 108-125.
criteria and epidemiology. Eur J Oral Sci 1998; 106: 527-551.
> Ferrigno N, Laureti M, Fanali S, Grippaudo G. A long-term followup study of non-submerged ITI implants in the treatment of totally edentulous jaws. Part I: Ten-year life table analysis of a prospective multicenter study with 1286 implants. Clin Oral Implants Res 2002;
> Misch E. Short dental implants: a literature review and rationale for use. Dent Today 2005; 24: 64-68.
> Mombelli A, Lang NP. Antimicrobial treatment of peri-implant infections. Clin Oral Impl Res 1992; 3: 162-168.
> Paquette DW, Brodala N, Williams RC. Risk factors for endosseous
13: 260-273.
> Greenstein G, Tarnow D. The mental foramen and nerve: clinical and anatomical factors related to dental implant placement: a literature
implant failure. Dent Clin North Am 2006; 50: 361-374.
> Pjetursson BE, Tan K, Lang NP, Brägger U, Egger M, Zwahlen M. A systematic review of the survival and complication rates of fixed partial
review. J Periodontol 2006; 77: 1933-1943.
> Hartog L den, Huddleston Slater JJ, Vissink A, Meijer HJ, Raghoebar GM. Treatment outcome of immediate, early and conventional sin-
dentures (FPDs) after an observation period of at least 5 years. Clin Oral Implants Res 2004; 15: 625-642.
gle-tooth implants in the aesthetic zone: a systematic review to sur-
> Pjetursson BE, Brägger U, Lang NP, Zwahlen M. Comparison of sur-
vival, bone level, soft-tissue aesthetics and patient satisfaction. J Clin
vival and complication rates of tooth-supported fixed dental pros-
Periodontol 2008; 35: 1073-1086.
theses (FDPs) and implant-supported FDPs and single crowns (SCs).
> Heitz-Mayfield LJ. Peri-implant diseases: diagnosis and risk indica-
Clin Oral Implants Res 2007; 18 (suppl.): 97-113.
> Raghoebar GM, Stellingsma K, Batenburg RH, Vissink A. Etiology
tors. J Clin Periodontol 2008; 35: 292-304.
> Hemmings KW, Schmitt A, Zarb GA. Complications and maintenance
and management of mandibular fractures associated with endosteal
requirements for fixed prostheses and overdentures in the edentulous
implants in the atrophic mandible. Oral Surg Oral Med Oral Pathol
mandible: a 5-year report. Int J Oral Maxillofac Implants 1994; 9:
Oral Radiol Endod 2000; 89: 553-559.
258
Ned Tijdschr Tandheelkd 116 mei 2009
Meijer e.a.: Risico’s en aansprakelijkheid bij suprastructuren op implantaten
> Raghoebar GM, Vissink A. Treatment for an endosseous implant mi-
Summary
grated into the maxillary sinus not causing maxillary sinusitis: case report. Int J Oral Maxillofac Implants 2003; 18: 745-749.
> Rodriguez AM, Orenstein IH, Morris HF, Ochi S. Survival of various implant-supported prosthesis designs following 36 months of clinical function. Ann Periodontol 2000: 5: 101-108.
> Rudy RJ, Levi PA, Bonacci FJ, Weisgold AS, Engler-Hamm D. Intraosseous anchorage of dental prostheses: an early 20th century contribution. Compend Contin Educ Dent 2008; 29: 220-228.
> Sadowsky SJ. Treatment considerations for maxillary overdentures: a systematic review. J Prosthet Dent 2007; 97: 340-348.
> Scheller H, Urgell JP, Kultje C, et al. A 5-year multicenter study on implant-supported single crown restorations. Int J Oral Maxillofac Implants 1998; 13: 212-218.
> Simon RL. Single implant-supported molar and premolar crowns: a ten-year retrospective clinical report. J Prosthet Dent 2003; 90: 517521.
Risks and liability in complications with respect to implant-supported suprastructures Despite high survival percentages of oral implants and suprastructures, various risks threaten the success of oral implant treatments. Four risk categories can be distinguished: complications during surgical treatment, loss or impending loss of the implant, fracture or wearing out of (parts of) the suprastructure, and patient dissatisfaction with the treatment outcome. The question is when a complication can be expected on the basis of present-day knowledge in a certain percentage of cases and when one can speak of negligence. In cases where treatment is carried out in accordance with the most recent protocols, guidelines and recommendations, there can be no question of liability. It is proposed that retreatment is carried out without any costs if an implant or a superstructure is lost within one year post-treatment.
> Stoker GT, Wismeijer D, Waas MA van. An eight-year follow-up to a randomized clinical trial of aftercare and cost-analysis with three
Bron
types of mandibular implant-retained overdentures. J Dent Res 2007; 86: 276-280.
> Strietzel FP, Reichart PA, Kale A, Kulkarni M, Wegner B, Kuchler I. Smoking interferes with the prognosis of dental implant treatment: a systematic review and meta-analysis. J Clin Periodontol 2007; 34: 523-544.
> Yamalic N. Quality systems in dentistry. Part 1. The increasing pressure for quality and implementation of quality assurance and improvement (QA/I) models in health care. Int Dent J 2007; 57: 338-346.
> Versteegh PAM, Beek GJ van, Slagter AP, Ottervanger JP. Clinical evaluation of mandibular overdentures supported by multiple-bar fabri-
H.J.A. Meijer1,2, G.M. Raghoebar2 Uit 1de sectie Orale Functieleer, Prothetische Tandheelkunde en Biomaterialen van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde/Universitair Medisch Centrum Groningen en 2 de afdeling Kaakchirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Datum van acceptatie: 2 april 2009 Adres: prof. dr. H.J.A. Meijer, UMC Groningen, postbus 30.001, 9700 RB Groningen
[email protected]
cation: a follow-up study of two implant systems. Int J Oral Maxillofac Implants 1995; 10: 595-603.
> Visser A, Geertman ME, Meijer HJ, et al. Five years of aftercare of implant-retained mandibular overdentures and conventional dentures. J Oral Rehabil 2002; 29: 113-120.
> Visser A, Meijer HJ, Raghoebar GM, Vissink A. Implant-retained mandibular overdentures versus conventional dentures: 10 years of care and aftercare. Int J Prosthodont 2006; 19: 271-278.
> Walton JN, MacEntee MI. A retrospective study on the maintenance and repair of implant supported prostheses. Int J Prosthodont 1993; 6: 451-455.
> Watson RM, Jemt T, Chai J, et al. Prosthodontic treatment, patient response, and the need for maintenance of complete implant-supported overdentures: an appraisal of 5 years of prospective study. Int J Prosthodont 1997; 10: 345-354.
> Wismeijer D, Waas MAJ van, Vermeeren JIJF. Overdentures supported by ITI implants: a 6.5-year evaluation of patient satisfaction and prosthetic aftercare. Int J Oral Maxillofac Implants 1995; 10: 744749.
Ned Tijdschr Tandheelkd 116 mei 2009
259