Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:15 Pagina 1
Rijnstate Research & Innovatie Jaargang 4 | nummer 2 | November 2015
In dit magazine o.a.:
Sturing van laboratoriumaanvraaggedrag; repeterend testen
COPD and pulmonary function in heart failure: a matter of definition
Rijnstate aan de basis van een nieuwe succesvolle behandeling van herseninfarct
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 3
Door dr. Annemiek Nap, hoofdredacteur
Nieuw onderzoek en vervolgonderzoek
Colofon Rijnstate is een topklinische ziekenhuisorganisatie met locaties in Arnhem, Zevenaar, Velp en Arnhem-Zuid. Onze kwalitatief hoogwaardige en veilige ziekenhuiszorg is altijd dichtbij voor alle inwoners van de regio Arnhem, Rheden en De Liemers. Rijnstate is met circa 5.500 medewerkers de grootste werkgever van de regio Arnhem. Over Rijnstate Research & Innovatie Rijnstate Research & Innovatie wordt uitgegeven in opdracht van het dagelijks bestuur van de Centrale Wetenschapscommissie van Rijnstate en wordt kostenneutraal geproduceerd. Het magazine bericht over actuele innovatie, onderzoeksresultaten en achtergronden van medisch-wetenschappelijk onderzoek van zorgprofessionals in en/of gelieerd aan Rijnstate. Tevens biedt het inzicht in de ontwikkelingen die verdere professionalisering van wetenschap en innovatie bevorderen. Rijnstate Research & Innovatie verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 2000 exemplaren. Rijnstate Research & Innovatie is ook op de website van het ziekenhuis te vinden. Hoofdredactie Annemiek Nap Marc Rinkes Marcel Hovens Mieke Zemmelink
Realisatie Multiplus BV Postbus 713 9200 AS Drachten Telefoon: 0512-541707
Eindredactie Suzanne Comello Nienke Faber
Commerciële redactie en advertenties Monica Manhave Jessica Jager
Redactie Frits Berends Frank Joosten Lian Roovers Jeroen van Waarde Wendy te Woerd Fotografie Multiplus BV
Voor u ligt al weer het tweede nummer van RR&I van 2015. We zijn bezig aan onze vierde jaargang. Wat begon met een groepje enthousiastelingen uit de in 2011 nieuw leven ingeblazen Wetenschapscommissie, ontwikkelde zich tot een redactie die onder aanvoering en aansporing van Nienke Faber probeert de ontwikkelingen op wetenschapsgebied binnen Rijnstate op de voet te volgen. In dit nummer komen twee onderwerpen aan de orde die al eerder aandacht kregen. In 2012 interviewden we psychiater Jeroen van Waarde naar aanleiding van zijn promotie. Hij onderzocht op welke wijze kon worden voorspeld of ECT een positief effect zou hebben op depressies. In het huidige nummer kunt u lezen hoe het onderzoek door hem werd voortgezet, en ook welke mogelijkheden de BV biedt bij het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Een ander project dat eerder werd belicht was de begeleiding van kinderen met obesitas. In mei 2014 rapporteerden we de start van het kinder-obesitasproject ‘GO’ waarin kinderarts Petra van Setten samenwerkt met huisartsen en een kindergezondheidscoach. Inmiddels heeft het innovatieproject een subsidie gekregen uit het Regionaal Innovatiebudget. Daardoor kan de zorg uitgebreid worden naar meer regio’s en kan een implementatiestrategie ontwikkeld worden. Om deze reden wordt nu opnieuw aandacht aan dit onderwerp besteed. Zonder geld dus geen onderzoek en/of innovatie. Rijnstate heeft daarom een werkwijze die buiten de gezondheidszorg al vaker wordt toegepast, namelijk crowdfunding, geadopteerd. Annette Visser, de manager fondsenwerving van het Rijnstate Vriendenfonds legt uit hoe het werkt. Ook nieuw onderzoek komt aan bod. Drie promovendi komen aan het woord om hun proefschriften toe te lichten. Wie weet kunnen ze over een jaar of twee hun vervolgstudies in RR&I presenteren. U ziet, alle soorten onderzoek en/of innovatie komen aan de orde in RR&I. Ook uw eigen project verdient aandacht! Dus wanneer u denkt, het project dat in onze vakgroep uitgevoerd wordt is nog niet in RR&I geweest, aarzel niet en neem contact op met de redactie.
Inhoudsopgave
Grafische vormgeving Maurice de Jong
Nieuws Opnieuw een succesvol Wetenschaps- en Innovatiesymposium in Rijnstate!...........................................5 Aankondiging enquête .............................................................................................................................5 Promoties ................................................................................................................................................7
Drukwerk Scholma Druk, Bedum
Klein en fijn Het screenen van kwetsbaarheid bij ouderen op de SEH ...........................................................................9
Verspreiding Multiplus BV
Ontwikkelingen wetenschap en innovatie Ondernemen binnen een BV, ook op gebied van wetenschap! ..................................................................11
ISSN 2214-6059 Redactieadres Rijnstate Wetenschapsbureau intern postnummer 1974 Postbus 9555 6800 TA Arnhem E-mail:
[email protected]
© Niets uit dit magazine mag openbaar gemaakt worden, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de redactie. De redactie van Rijnstate Research & Innovatie stelt zich niet verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke informatie in dit magazine. Bij ingezonden stukken behoudt de redactie zich het recht voor om, zonder opgaaf van redenen, artikelen in te korten dan wel te weigeren. Ingezonden artikelen zonder naam worden niet geplaatst.
Artikel promovendus COPD and pulmonary function in heart failure: a matter of definition......................................................12 Artikel Sturing van laboratoriumaanvraaggedrag; repeterend testen..................................................................14 Kwaliteit Beoordeling van medisch wetenschappelijk onderzoek in Rijnstate door de Lokale Haalbaarheidscommissie: waarom, hoe en de ontwikkelingen.........................................16 Out of the box - Innovaties Thuismeting.............................................................................................................................................19 Implementatie Crowdfunding voor jouw onderzoek?.......................................................................................................22 Aanpak van obesitas bij kinderen.............................................................................................................23 Trending topic Rijnstate aan de basis van een nieuwe succesvolle behandeling van herseninfarct..................................24 Onderzoek met Rijnstate Kosteneffectiviteit van de Medisch-Psychiatrische Unit: een eerste vingeroefening .................................27 Column Frustratables ...........................................................................................................................29 Wetenschappelijk onderzoek ..............................................................................................................30 Publicaties Rijnstate vanaf april 2015 .................................................................................................32
Rijnstate Research & Innovatie
4 28
3
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 5
Nieuws
Opnieuw een succesvol Wetenschaps- en Innovatiesymposium in Rijnstate! Donderdag 2 juli vond voor de vijfde keer het Wetenschaps- en Innovatiesymposium plaats in het Auditorium. Ondanks de hitte, was de opkomst goed en kijken we terug op een interessante en geslaagde avond! In het eerste deel van het programma stond wetenschappelijk onderzoek binnen Rijnstate centraal. Na de pauze was er aandacht voor innovatie. Artikel van het jaar Uit de wetenschappelijke artikelen die in 2014 vanuit Rijnstate zijn gepubliceerd zijn er drie genomineerd voor ‘artikel van het jaar’. De genomineerden Kemal Dogan, Armine Minasian en Erik Groot Jebbink gaven een korte presentatie over hun artikel. Aan deze prijs, beschikbaar gesteld door het Vriendenfonds, is een bedrag van €1500,- verbonden. Na juryberaad ging de cheque naar Erik Groot Jebbink, technisch geneeskundige. Hij schreef het artikel ‘Het belang van geometrische verschillen bij het plaatsen van kissing stents en de CERAB configuratie in een in vitro model.’ Promotie Laura Kienhorst heeft als arts onderzoeker reumatologie in Rijnstate onderzoek gedaan naar jicht. In het onderzoek is gekeken naar de wijze van diagnostiek en of er een relatie is met hart- en vaatziekten. Zij heeft onder andere aan de validering van de jichtcalculator gewerkt. Dit is een eenvoudig hulpmiddel voor huisartsen waarmee met een grotere betrouwbaarheid jicht vast te stellen, dan wel uit te sluiten is. Innovatie Petra van Setten vertelde trots over het kinderobesitas project GO! De kinderartsen van Rijnstate worden regelmatig geconfronteerd met de ernstige gevolgen van overgewicht bij kinderen. Door hun overgewicht ondervinden deze kinderen al op jonge leeftijd ernstige gezondheidsproblemen. In het project GO! wordt kinderobesitas in de Arnhemse wijk Malburgen aangepakt. GO! bestaat uit een brede samenwerking van verschillende zorg- en hulpverleners in de wijk waarbij nauwe afstemming tussen de jeugdarts, de huisarts en de kinderarts is gerealiseerd. De kindergezondheidscoach vormt hierin de
Erik Groot Jebbink spil en is het aanspreekpunt in de begeleiding van de kinderen. Daarnaast wordt er gewerkt aan een kinderobesitasapp. Deze app maakt het mogelijk om kinderen en hun ouders te adviseren, motiveren en waar nodig te monitoren om zo op een effectieve manier extra ondersteuning en hulp te kunnen bieden bij de behandeling. Rijnstate heeft als ziekenhuis het voortouw genomen om te werken aan een betere ondersteuning en samenwerking met mantelzorgers. Mantelzorgers geven belangrijke praktische en emotionele ondersteuning van de patiënt tijdens het bezoek en het verblijf in het ziekenhuis. Vera Davidson vertelde over het project ‘Samenspel met mantelzorg in het ziekenhuis’ waarin onderzocht is op welke punten met name de communicatie met de mantelzorger kan worden verbeterd onder andere door scholing van medewerkers. Jeroen van Mastrigt, deskundig op het gebied van de toepassing van game design en technologie, sloot de avond af met een boeiend verhaal over nut en noodzaak van het gebruik van elementen uit design van games in de zorg. Hoe kun je op een innovatieve en effectieve manier bereiken dat patiënten betrokken raken bij de zorg? Jeroen liet ons enkele concrete voorbeelden zien en liet zien hoe snel de ontwikkelingen gaan.
Aankondiging enquête In de volgende editie van Rijnstate Research en Innovatie vragen we uw medewerking aan een enquête; voldoet het magazine aan uw wensen, zijn er redenen tot bijstelling? We horen het graag.
Rijnstate Research & Innovatie
5
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 7
Nieuws
Promoties
Frederike Grimme onderzocht of nieuwe stents, die voorzien zijn van een kunststof omhulsel, het heroptreden van vernauwingen in de stents kunnen voorkomen. Zij concludeert dat de nieuwe stents inderdaad goede resultaten laten zien. Ook onderzocht ze de nieuw ontwikkelde CERAB-techniek (Covered Endovascular Reconstruction of Aortic Bifurcation) voor verstoppingen in de bekkenslagaderen. Deze techniek maakt gebruik van de ‘gecoverde’ stents en legt geen omleiding aan, maar maakt de vernauwingen in buik en bekken opnieuw doorgankelijk. Frederike Grimme stelt vast dat de nieuwe techniek veilig is, goed uitvoerbaar en leidt tot goede resultaten op de korte termijn. Er moet volgens haar nog meer onderzoek gedaan worden naar lange termijn effecten.
Irene Niks 1 juli 2015 Het proefschrift van Irene Niks is grotendeels gebaseerd op het door ZonMW gefinancierde Balance at Work: Discovering Dynamics in the DISCovery project van de Demand-Induced Strain Compensation Technische Universiteit Recovery (DISC-R) Model Eindhoven, dat in de periode van 2011 tot 2014 binnen Rijnstate plaatsvond. In dit onderzoeksproject stond het thema duurzame inzetbaarheid van zorgverleners centraal. In samenwerking met verschillende partijen (TU/e, TNO, Rijnstate en externe projectonIrene M.W. Niks dersteuners) heeft zij binnen Rijnstate afdelingsspecifieke werkplekinterventies voor sociale innovatie en duurzame inzetbaarheid ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd. Voorbeelden van deze interventies zijn workshops over samenwerking, communicatie en herstel van inspanningen op het werk, nieuwe werkmethodieken en coaching van leidinggevenden. Irene M.W. Niks
Vernauwingen in de lichaamsslagaders of bekkenslagaders kunnen niet alleen pijn veroorzaken bij het lopen, maar in ernstiger gevallen zelfs leiden tot het verlies van een ledemaat. In de klassieke behandeling legt de chirurg in een grote operatie een ‘omleiding’ van de bloedcirculatie om de vernauwde of verstopte aders aan. Er zijn ook minder ingrijpende behandelingen zoals dotteren of het plaatsen van stents, buisjes die door het vernauwde bloedvat worden geplaatst. Maar deze behandelingen geven minder goede resultaten op lange termijn, vooral door het optreden van nieuwe vernauwingen in de stents.
Balance at Work: Discovering Dynamics in the Demand-Induced Strain Compensation Recovery (DISC-R) Model
Balance at Work: Discovering Dynamics in the Demand-Induced Strain Compensation Recovery (DISC-R) Model
Covered stents in aortoiliac occlusive disease CERAB-techniek veilig alternatief voor ingrijpende buikoperatie ‘etalagebenen’ Frederike Grimme 20 mei 2015 Etalagebenen, pijnklachten bij het lopen door een tekort aan bloeddoorstroming, kunnen veroorzaakt worden door vernauwingen in de lichaams- of bekkenslagaders. Tot voor kort was een grote buikoperatie de standaardbehandeling. Deze operatie is echter niet zonder risico’s; bij 12% van de patiënten treden complicaties op en 4% overlijdt na de ingreep. Een nieuwe, minder ingrijpende operatie, de zogenoemde CERAB-techniek, is volgens Frederike Grimme een goed alternatief.
Over de inhoud van haar proefschrift schrijft Irene Niks het volgende: ‘Om succesvol te zijn en te blijven, hebben organisaties baat bij werknemers die gezond zijn, goed presteren, hun werk met plezier doen en dit op de lange termijn kunnen volhouden. Hoe zorgt een organisatie ervoor dat haar medewerkers duurzaam inzetbaar zijn? Hoe zorgen werknemers ervoor dat ze op een goede en gezonde manier kunnen blijven werken tot aan hun pensioen? Dat is de uitdaging van de toekomst: investeren in optimale en duurzame inzetbaarheid van het arbeidspotentieel. Deze dissertatie richt zich op deze uitdaging vanuit een arbeids- en organisatiepsychologisch perspectief. Het doel van het onderzoek is het minimaliseren van werkstress en het bevorderen van duurzame inzetbaarheid van medewerkers, door middel van herontwerp en optimalisatie van de psychosociale werkomgeving’.
Over Frederike Grimme Frederike Grimme studeerde Geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen in samenwerking met het Rijnstate Ziekenhuis Arnhem, waar zij vier jaar heeft gewerkt. Momenteel is zij in opleiding tot chirurg in het Radboud UMC om vervolgens in 2016 weer naar Rijnstate terug te keren.
Rijnstate Research & Innovatie
7
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 9
Klein en fijn Door drs. Wendy te Woerd, adviseur Bureau Zorginnovatie
Een onderzoek of het meetinstrument ISAR-HP een voorspeller is op een gecompliceerd beloop tijdens de opname en na ontslag
Het screenen van kwetsbaarheid bij ouderen op de SEH Het aantal ‘kwetsbare’ ouderen opgenomen in het ziekenhuis stijgt en zal de komende jaren alleen nog maar verder toenemen. Dit heeft invloed op de omvang maar zeker ook op de inhoud van de zorg tijdens een opname in het ziekenhuis. Kwetsbare ouderen hebben een hoger risico op complicaties en functieverlies tijdens opname maar ook na ontslag. Esther Burgers-Mulder, verpleegkundig specialist op de Geriatrie, heeft in het kader van haar opleiding ‘Master of Advanced Nursing Practice’ onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van een screeningsinstrument om het risico op functieverlies in te schatten op de SEH. De ISAR-HP bevat vier vragen en was alleen gevalideerd in de klinische setting. Kun je kort vertellen waar je onderzoek over ging? Ik heb gekeken of het meetinstrument ISAR-HP bruikbaar is op de SEH. De ISAR-HP meet het risico op kwetsbaarheid bij de oudere patiënt. Als het risico op kwetsbaarheid al op de SEH kan worden vastgesteld dan kunnen bewuste keuzes gemaakt worden of aanvullende zorg nodig is. Denk hierbij aan medebehandeling door geriater of van paramedische zorg. Waarom heb je juist dit onderwerp gekozen? Ik wilde heel graag een kwantitatief onderzoek doen. Ik wilde graag oefenen met de statistiek en de antwoorden op vragen met data onderbouwen. De vraag over de bruikbaarheid van de ISAR-HP op de SEH leefde bij de vakgroep Geriatrie. Een goed screeningsinstrument op de SEH is belangrijk zodat bij start van de opname meteen de juiste zorg kan worden ingezet. Wat zijn de belangrijkste uitkomsten van je onderzoek? De belangrijkste conclusie is dat de ook op de SEH de ISAR-HP voorspellend is voor verhoogd risico van kwetsbaarheid. Het is dus een instrument dat goed bruikbaar is op de SEH. Patiënten met een hogere score ≥2 hebben tijdens opname vaker een delier (p<0,01), hebben ook meer complicaties (p<0,01) en een langere ligduur (p=0,04. Daarbij hebben patiënten bij ontslag
meer professionele hulp nodig (p+0,01). Een aantal andere factoren laten een trend zien. Namelijk dat er een toename is van het aantal geconsulteerde paramedici, dat ook daadwerkelijk meer professionele zorg wordt ingezet bij ontslag en dat patiënten met verhoogd risico op kwetsbaarheid vaker overlijden tijdens opname en binnen 90 dagen na ontslag. Is de zorg veranderd door de uitkomsten van je onderEsther Burgers-Mulder zoek (zijn uitkomsten daadwerkelijk in de praktijk gebracht)? Het meetinstrument is opgenomen in het kwetsbare ouderenprotocol van de SEH. Het wordt geadviseerd om het af te nemen bij elke patiënt van 70 jaar en ouder. Het meetinstrument was al bekend op de SEH maar werd niet standaard afgenomen bij deze patiënten. Ik ga binnenkort de uitkomsten van het onderzoek presenteren op de SEH en kan dan ook in gesprek gaan over het nut en gebruik van het instrument in de praktijk. Ik ben wel nieuwsgierig waarom het instrument niet altijd afgenomen wordt, mogelijk heeft dit toch te maken met drukte op de SEH? Het kan ook zo zijn dat op de SEH op basis van de klinische blik al de inschatting wordt gemaakt dat het een vitale oudere betreft en daarom afname niet nodig is. Ga je nog iets doen met je onderzoeksresultaten? Ik wil de uitkomsten in ieder geval presenteren op de Geriatriedagen. Daarnaast wil ik de resultaten ook nog omzetten in een artikel voor publicatie. Hier moet ik nog mee beginnen. Zou je nog vaker onderzoek willen doen? Ja, het is goed dat het nu duidelijk is dat het meetinstrument van toegevoegde waarde is op de SEH. Ik wil graag aandacht voor goede (basis)zorg aan kwetsbare ouderen en ik denk dat onderzoek hierin een bijdrage kan leveren. In dit onderzoek lag de focus op de SEH maar ik denk dat onderzoek op de verpleegafdelingen ook heel nuttig zou zijn.
Rijnstate Research & Innovatie
9
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 11
Ontwikkelingen wetenschap en innovatie
Door dr. Jeroen van Waarde en dr. Boudewijn de Pont, psychiaters
Ondernemen binnen een BV, ook op gebied van wetenschap!
EUAPI724 Zie voor productinformatie elders in dait blad 15.ELI.44.18 432NL15PR06294 01
Sinds 1 januari 2015 hebben ook de psychiaters afzonderlijke BV’s opgericht en zijn zij toegetreden tot de Coöperatie Medisch Specialisten Rijnstate. Als startende ondernemers kwamen wij er begin van dit jaar achter dat ook op het gebied van onderzoek de BV een handige vehiculum kan zijn. De Nederlandse overheid stimuleert namelijk bedrijven in het kader van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) door de financiële lasten van research en development (R&D)-projecten te verlagen. Innovatieve bedrijven zorgen namelijk voor economische groei, een betere concurrentiepositie en meer werkgelegenheid. De WBSO is bestemd voor Nederlandse bedrijven, van starters, kleine zelfstandigen en mkb-bedrijven tot multinationals in elke bedrijfssector. Het voorgestelde budget voor de WBSO in 2016 is € 1.143 miljoen. Wij werden op deze mogelijkheid gewezen door de directeur van Brainclinics, een instituut voor psychologische hulpverlening en wetenschappelijk onderzoek te Nijmegen, tijdens een Brain Stimulation congres in Singapore. Wij spraken en filosofeerden daar over de mogelijkheden van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van hersenstimulatie met stroom. Heden ten dage zijn diverse geavanceerde neuro imaging technieken beschikbaar, zoals (functionele) magnetic resonance imaging (fMRI) en ‘quantitative’ elektroencephalografie (qEEG). Bij fMRI in rust onderzoeken we de verbindingen tussen gebieden in de hersenen (connectiviteit). Door een slimme techniek is het MRI apparaat in staat om het verschil te detecteren tussen zuurstofrijk en zuurstofarm hemoglobine. Dit signaal kan vervolgens geanalyseerd worden in de tijd. Hersengebieden die tegelijkertijd eenzelfde blood-oxygen level dependent (BOLD) signaal afgeven staan met elkaar in verbinding. Met software worden, op statistisch verantwoorde wijze, deze verbindingen geanalyseerd in relatie tot allerlei andere gegevens (leeftijd, geslacht, behandeluitkomst, mate van ziek zijn, etc etc). QEEG maakt het mogelijk om dynamische veranderingen in de elektrische activiteit van de hersenen tijdens zowel rust als bepaalde taken te onderzoeken. Ook hierbij kan de connectiviteit tussen hersenengebieden zichtbaar worden gemaakt. Vorig jaar toonden wij in Rijnstate aan dat met fMRI in rust vooraf mogelijk voorspeld kan worden, op individueel patiënt niveau, of een behandeling met elektroconvulsietherapie (ECT) bij ernstig depressieve patiënten effectief zal zijn. Dit onderzoek leidt potentieel tot biomarkers voor de effectiviteit van behandeling. Een ‘hot topic’ in de medische wereld. Precies passend bij ‘personalised medicine’, waarbij op het individuele persoonsniveau besloten kan worden welke behandeling het beste is. Een biomarker kan vervolgens – bij meerdere replicaties – worden ingebouwd in een ‘tool’. Clinici kunnen hun patiënten voor een behandeling laten onderzoeken op de te verwachten effectiviteit. Ook qEEG kan – potentieel - voorspellende biomarker(s) opleveren, weten we inmiddels uit
internationaal onderzoek. Als dit realiteit blijkt, zal dit een enorme winst betekenen, voor zowel patiënten als naasten (die beter weten waar ze aan toe zullen zijn), maar ook voor clinici (die beter een behandeling kunnen voorschrijven), en voor de gehele gezondheidszorg, omdat de kosten dalen als niet-effectieve behandelingen achterwege blijven. Na doorlopen van een aanvraagtraject, ondersteund door een gespecialiseerde adviseur, besloot het ministerie van Economische Zaken ons WBSO project te honoreren. Dit betekent dat wij zo snel mogelijk willen starten met het includeren van patiënten die verwezen zijn voor ECT voor onze prospectieve predictie studie. Ook stelden wij een jonge onderzoeker aan voor 2x12 uur per week, werkzaam in onze twee BV’s. Wat betekent de WBSO vervolgens voor onze BV’s? De overheid stimuleert het onderzoekswerk middels belastingvoordeel. De speur- en ontwikkelingswerk-afdrachtvermindering wordt als volgt berekend: ((S&O-uren x S&O-uurloon) + (forfaitair bedrag of begrote kosten en uitgaven)) x percentage. Feitelijk komt het erop neer dat een deel van de kosten van onze eigen tijdsinzet als onderzoekers en die van onze onderzoeker in mindering worden gebracht op de loonheffing. De door ons aangeschafte EEG-apparatuur en de doorberekende kosten voor de fMRI scans worden deels extra in mindering gebracht op de winst van de BV’s. Uiteraard maken we geen winst op onze onderzoeksactiviteiten, maar de overheid helpt ons wel om voor hetzelfde geld véél meer te kunnen doen. En we hebben een jonge, veelbelovende onderzoeker aan ons kunnen binden, waarmee we werkgelegenheid hebben uitgebreid. Wellicht dat binnen enkele jaren (deze regeling gaat voorlopig nog door) ‘behandeluitkomst predictie tools’ door ons worden ontwikkeld die de behandeling van patiënten krachtig zullen faciliteren. Kortom, precies waar de overheid een stimulans voor wil geven. Voorbeeld van diverse functionele netwerken in het brein, die gelijktijdig actief of minder actief zijn, zoals aan te tonen met fMRI in rust (bron: http://www.nieuws.leidenuniv.nl/nieuwsagenda/functionele-netwerken-in-gezonde-en-zieke-hersenen.html)
Rijnstate Research & Innovatie
11
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 12
Artikel promovendus
COPD and pulmonary function in heart failure: a matter of definition Patiënten met chronisch hartfalen (CHF) worden vaak beperkt in hun dagelijkse activiteiten door kortademigheid en een verminderd inspanningsvermogen. Een deel van deze klachten kan echter ook het gevolg zijn van een bijkomende longaandoening, zoals chronisch obstructieve longziekte (COPD) of een andere longfunctiestoornis. Beide kunnen de prognose van deze patiëntengroep negatief beïnvloeden. Desondanks is slechts weinig bekend over hoe vaak COPD en andere longfunctiestoornissen nu eigenlijk voorkomen bij patiënten met CHF en wat de invloed is van verschillende definities van COPD en longfunctiestoornissen op de gevonden prevalentie. We zijn het namelijk wereldwijd niet met elkaar eens ten aanzien van welke definitie we hiervoor moeten aanhouden. Ten slotte zijn er tegenstrijdige data betreffende het effect van bronchodilatantia op de longfunctie en de mate van dyspnoe bij patiënten met CHF. Het is daarom onduidelijk of deze patiënten gebaat zijn bij het inhaleren van luchtwegverwijdende medicijnen. Het doel van dit proefschrift was het verschaffen van meer inzicht in het vóórkomen van COPD en longfunctiestoornissen, gebruikmakende van verschillende definities, bij patiënten met CHF. Hiertoe werd de ‘lower limit of normal’ (LLN) vergeleken met de conventionele afkapwaarden, zijnde FEV1/FVC < 0.7 (luchtwegobstructie), totale longca-
12 Rijnstate Research & Innovatie
paciteit < 80% van voorspeld (restrictie) en diffusiecapaciteit < 80% van voorspeld (diffusiestoornis). De LLN is het laagste 5e percentiel van de normale verdeling van de longfunctie binnen de gezonde populatie. Met andere woorden, 95% van gezonde mensen van dezelfde leeftijd, lengte, geslacht en ras hebben een longfunctie die boven deze waarde ligt. Als de longfunctie van de patiënt hieronder valt, dan noemen we dit abnormaal laag. Het voordeel van de LLN boven de conventionele afkapwaarden is dat het wel rekening houdt met de normale achteruitgang van de longfunctie bij het verouderen en dus ouderen niet onterecht bestempelt als ziek en jongeren juist als gezond. Verder was ons streven om onder- en over diagnostiek van COPD volgens deze verschillende definities in kaart te brengen en de noodzaak te bepalen van het herhalen van longfunctietesten om een correcte diagnose van COPD te stellen. Tevens wilden wij mogelijke voorspellers van longfunctiestoornissen volgens de verschillende definities identificeren bij patiënten met CHF. Tenslotte wilden wij het effect van luchtwegverwijdende medicijnen bepalen op de longfunctie en kortademigheid bij patiënten met CHF. In dit proefschrift hebben wij aangetoond dat COPD vaak voorkomt bij patiënten met stabiel systolisch CHF, maar dat het wel degelijk uitmaakt welke definitie hiervoor gebruikt wordt. Volgens de conventionele afkapwaarden hadden meer patiënten COPD dan volgens de LLN
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 13
Door dr. Armine Otto-Minasian, longarts in opleiding
definitie, namelijk 32% in plaats van 20%. Bovendien bleek COPD vaak onder- (32-43%) of juist overgediagnosticeerd (50-32%) te zijn afhankelijk van de gekozen definitie (LLN-conventioneel). Wij concludeerden dat onder stabiele en niet-overvulde omstandigheden het niet noodzakelijk is om spirometrie te herhalen voor het stellen van een correcte diagnose van COPD, aangezien een nieuw gestelde COPD diagnose gehandhaafd bleef bij de meerderheid van de patiënten met CHF 3 maanden na behandeling met tiotropium. Daarnaast hebben wij in een subgroep van patiënten zonder een eerder bekende longaandoening aangetoond dat longfunctiestoornissen vaak voorkomen bij patiënten met CHF. Ook hier hebben wij het belang van verschillende definities laten zien. Patiënten bleken namelijk vaker een verminderde zuurstofopname (58% versus 44%), luchtwegobstructie (37% versus 26%), of gecombineerde longfunctiestoornis te hebben gebruikmakende van de conventionele afkapwaarden ten opzichte van de LLN, hetgeen leidde tot misclassificatie van 27% van de patiënten. Een kleine longinhoud werd daarentegen weinig waargenomen, onafhankelijk van de gebruikte definitie (respectievelijk 7% en 5%). De LLN identificeerde meer voorspellers van een diffusiestoornis en luchtwegobstructie dan de conventionele afkapwaarden. Tenslotte zagen wij een belangrijke verbetering in de longfunctie van deze patiënten na inhalatie van 400 μg salbutamol en 80 μg ipratropium. Bij ongeveer 40% van de patiënten met luchtwegobstructie trad een volledig herstel op. Verbetering van kortademigheid was daarentegen klein en bleek niet gecorreleerd te zijn met de verbeteringen in longfunctie in deze geselecteerde studiepopulatie met weinig kortademigheidsklachten in rust. Samenvattend zijn COPD en andere longfunctiestoornissen veelvoorkomend bij patiënten met CHF, maar de gebruikte definitie hiervoor beïnvloedt de prevalentiecijfers substantieel. Bronchodilatantia verbeteren de longfunctie maar niet de dyspnoe bij patiënten met CHF. Dit proefschrift toont aan dat meer aandacht vereist is voor het gezamenlijk voorkomen van zowel long- als hartaandoeningen. Een meer geïntegreerde aanpak van diagnostiek en behandeling van COPD en hartfalen is dan ook noodzakelijk. Het doen van promotieonderzoek in een perifeer ziekenhuis kan weleens eenzaam zijn, aangezien je over het algemeen de enige promovendus in de vakgroep bent. Je kunt dus niet makkelijk aankloppen bij een collega voor praktische vragen. Maar gelukkig hebben we daar het Wetenschapsbureau voor dat mij goed op weg heeft geholpen; niet alleen bij het opstarten van het onderzoek maar ook ten tijde van het onderzoek. Ook bestaat de mogelijkheid om allerlei nuttige cursussen te volgen via PAO Heyendael van het Radboudumc, zoals Biometrie & SPSS en Academic Writing cursus, waar ik veel aan gehad heb. En als je nog steeds niet uitkomt met je statistiek en met je handen in het haar zit, dan kun je een statisticus raadplegen in het Radboudumc. Verder zijn helaas niet alle ambitieuze plannen altijd even haalbaar; de normale patiëntenzorg gaat immers altijd voor en de belasting mag niet te groot worden. Dit schept echter wel de mogelijkheid om zelf aan de slag te gaan. In mijn geval betekende dit dat ik een groot deel van de longfunctietesten zelf heb mogen afnemen bij de proefpersonen, wat ook nog eens zeer leerzaam is gebleken voor de rest van mijn carrière als toekomstig longarts. Ook was het niet altijd makkelijk om de benodigde artikelen te vinden, tenzij na opvragen tegen betaling. Doordat het promotieonderzoek in samenwerking met het Radboudumc werd uitgevoerd, was dit probleem
makkelijk op te lossen door een z-nummer (personeelsnummer) aan te vragen in het Radboudumc om zodoende makkelijk artikelen via de Universiteitsbibliotheek te vinden. Ten slotte was ik genoodzaakt om zelf de meest recente versie van SPSS te achterhalen om niet aangewezen te zijn op een verouderde versie hiervan op slechts één computer in de bibliotheek. Maar ook hier is reeds verbetering in aangebracht en kun je tegenwoordig een recente versie van SPSS laten installeren bij de afdelingsgebonden programma’s. Al met al was het een fijne ervaring om te promoveren in Rijnstate. Ondanks de drukke werkdagen staat ‘Research en Innovatie’ hoog in de prioriteitenlijst en is iedereen zeer enthousiast en behulpzaam. De lijntjes zijn kort waardoor het een en ander makkelijk te regelen is en de samenwerking prettig verloopt. Mijn promotietraject, dat een samenwerking is geweest tussen de maatschappen Longziekten en Cardiologie, is daar een mooi voorbeeld van. Ook heb ik me telkens verbaasd over het enthousiasme van de deelnemers en hun bereidheid om alle onderzoeken te ondergaan, ondanks het feit dat dit vrij intensief voor ze was. Ik ben ervan overtuigd dat er nog vele klinisch relevante onderzoeken zullen volgen en ik wens alle collega promovendi een mooi promotietraject toe. Het proefschrift is te downloaden op http://repository.ubn.ru.nl
Rijnstate Research & Innovatie
13
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:09 Pagina 14
Artikel
Sturing van laboratoriumaanvraaggedrag; repeterend testen Er is een tijd geweest dat ik meende dat het laboratorium niet veel kon doen om de immer stijgende vraag naar onderzoek te beteugelen. Dit idee had ik omdat het anderen zijn – lees ‘de dokters’ - die bedenken welk onderzoek voor patiënten gewenst of noodzakelijk is aan de hand van de klachten en vermoede of vastgestelde ziekte van de patiënt, op basis van inzicht en anno 2015 protocollen en richtlijnen. Dat gebeurt buiten het beeld van het laboratorium, in het hoofd van de dokters en mijn idee was dat je daar als labman nauwelijks tussen kunt zitten. Terugkerend aandringen, zeg maar ‘zeuren’, van opeenvolgende directeuren en managers, die vonden dat wij daar toch iets aan moesten doen, maakte dat ik mij op een gegeven moment zodanig uitgedaagd voelde dat ik alles wat ik kon bedenken uiteindelijk op een rijtje zette. In hun idee: als er iemand iets aan de vraag naar labonderzoek kan doen zijn het wel de klinisch chemici. Mijn initiële doel, ik geef het toe, was aanvankelijk echter eens en voor altijd duidelijk maken dat je vanuit het laboratorium de vraag naar labonderzoek niet kunt beïnvloeden. Maar al denkend en schrijvend realiseerde ik me dat wij vanuit het laboratorium toch niet zo machteloos zijn. We kunnen wel degelijk wat, alhoewel beslist niet alles. Mijn effort resulteerde in een opsomming van zo’n tien opties die in potentie de stroom van aanvragen van labonderzoek kunnen beïnvloeden. Sommige ervan worden zelfs al sinds jaar en dag gebruikt, min of meer onbewust. Het werd allemaal uitgeschreven in een lijvig overzichtsartikel (1), dat sindsdien als routeplanner geldt voor wat we in het eigen lab kunnen doen en ook als leidraad voor nader onderzoek over de sturing van laboratoriumaanvraaggedrag. Want weliswaar waren er diverse opties voor sturing van labonderzoek te noemen, de mate waarin de ene of andere methodiek effect had was verre van bekend. Een van de stuurmogelijkheden voor de labaanvraag die wij indertijd bedachten richt zich op de mate waarin eenzelfde onderzoek in de loop der tijd herhaald wordt. De kwestie is dat veel onderzoeken zeer regelmatig worden aangevraagd, terwijl dat misschien niet in die mate nodig is. De stoffen in kwestie (metabolieten, eiwitten etc.) blijken in het lichaam niet zo snel te veranderen, of er wordt lang niet zo snel op veranderingen ervan ingespeeld. De herhaalfrequentie van aanvragen is in dat geval dus te hoog. De oorzaak daarvan kan bijvoorbeeld zijn dat een behandelaar geen idee heeft hoe snel een stof verandert, niet in de gaten had dat het betreffende onderzoek pas nog werd uitgevoerd (bijvoorbeeld aangevraagd door een collega) of toch nog een keertje wil zien hoe het beloop is (gevoelsmatig). De moderne computer biedt hier mogelijkheden. Je kunt namelijk een termijn instellen waarbinnen een nieuwe onderzoeksaanvraag niet automatisch wordt gehonoreerd.
14 Rijnstate Research & Innovatie
In het ideale computerprogramma verschijnt een pop-up op het aanvraagscherm wanneer een bepaald onderzoek eerder, binnen de voor dat onderzoek ingestelde termijn, is gedaan. Dan kan de aanvrager direct overwegen of hij het onderzoek echt nodig heeft. Zo nodig kan hij het signaal negeren of, in geval van blokkade (zoals bij ons), deze overrulen. Helaas is een dergelijke directe melding in het aanvraagscherm vanwege de configuratie van onze computersystemen niet mogelijk. Bij ons worden de gegevens ingevoerd in het aanvraagscherm (een deel van EZIS) en doorgestuurd naar het laboratoriuminformatiesysteem, het computerprogramma dat de gegevens van alle laboratoriumonderzoek bevat. Daar komen de nieuwe aanvragen met de resultaten van eerdere metingen bij elkaar en is te zien dat een onderzoek kort tevoren al werd gedaan. Het is niet mogelijk informatie vanuit het laboratoriumsysteem naar het aanvraagscherm bij de aanvrager terug te zenden. Wij kunnen een bericht over te snel op elkaar volgende onderzoeken alleen aan aanvragers doorgeven via het uitslagenscherm van EZIS. Dat is indirect en met vertraging. Ondanks dat nadeel hebben we het systeem tussen 2009-2011 kunnen invoeren en met betrekkelijk weinig commentaar van de kant van de aanvragers. Onmisbaar om te frequent aangevraagd onderzoek terug te dringen is dat men een idee heeft wat redelijke termijnen zijn waarbinnen een herhaalonderzoek veelal niet zinvol moet worden geacht. Daar waren in de literatuur in 2009 nauwelijks voorbeelden van. Het is echter allesbehalve duidelijk hoe je aan redelijke termijnen komt. Mijn aanpak was dat ik zelf termijnen bedacht op basis van ‘fingerspitzen gefuhl’, het een en andere uitprobeerde met AIOS in het disciplineoverstijgend onderwijs over labonderzoek dat ik indertijd gaf en overleg zocht - uiteraard beslissend - met stakeholders van diverse maatschappen. Voorstellen konden veelal echter niet hard worden gemaakt. Duidelijk is echter dat sommige stoffen helemaal niet zo snel veranderen, bijvoorbeeld het serumcholesterol of het IgE duidend op een bepaalde allergische aanleg. Frappant vond en vind ik nog steeds dat, terwijl iedereen in eerste instantie denkt aan de turnoversnelheid van betreffende stoffen als bepalende factor, de herhaalfrequentie van onderzoeken vaak meer bepaald blijkt te worden door hoe snel een patiënt op een poli terug wordt gezien. Op turnover, of beter snelheid van veranderen, wordt soms helemaal niet geacteerd. Denk bijvoorbeeld aan de toename van het PSA bij een man met een prostaatcarcinoom dat ontspoort. Geen enkele dokter zal om de haverklap PSA laten meten.
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 15
Door dr. Pim Janssens, klinisch chemicus
Uiteindelijk startten we in 2009 met een beperkte lijst stoffen die werden tegengehouden wanneer ze te frequent zouden worden aangevraagd. Na ruim een jaar, nadat we gezien hadden hoe het systeem in de praktijk uitviel en we niet de hele kliniek over ons heen hadden gekregen, breidde de lijst zich uit tot 44 onderzoeken. Uiteraard reageerden we op commentaar dat we kregen, wat resulteerde in een paar bijstellingen en enkele stoffen die geheel werden afgevoerd van de lijst. De huidige lijst is te vinden op het Kwaliteitsplein, met trefwoord ‘aanvraagfrequenties’ (doc. nr. 015217). Alhoewel ten tijde van het invoeren van ons systeem het bijsturen van repeterend testen in de literatuur incidenteel wel was gesproken, was een lijst met herhaalfrequenties van ruim 40 stoffen zoals de onze op dat moment niet eerder gepubliceerd. Dat was een goede reden om onze lijst, met beschrijving van onze ervaringen, te publiceren (2). We rapporteerden gelijk hoeveel onderzoeken we tegenhielden en wat dat had opgebracht, na een jaar ervaring. Het werd een mooi verhaal, alhoewel de besparingen tegenvielen (2000 tegengehouden bepalingen per jaar, €8000 uitgespaard). Voor een deel was deze beperkte opbrengst het gevolg van het feit dat de instellingen in onze lijst niet de meest vergaande waren. De termijnen waarbinnen een onderzoek werd tegengehouden hadden volgens sommige specialismen best nog wat langer mogen zijn. Echter, op basis van andere overwegingen zijn vergaande instellingen toch niet doorgevoerd. De belangrijkste daarvan is dat het systeem met indirecte signalering werkt. Dat betekent dat een behandelaar er pas in een laat stadium achter komt dat een aanvraag niet gehonoreerd is, bijvoorbeeld kort voor een nieuw polibezoek van de patiënt wanneer de laboratoriumuitslagen worden doorgenomen. Dat is confronterend, vervelend en ongewenst. Er kunnen altijd redenen zijn om een onderzoek toch sneller dan volgens de ingestelde herhaaltermijn te laten uitvoeren. Overrulen van een tegengehouden onderzoek kan weliswaar altijd (door het lab even te bellen), maar dat werkt niet goed meer wanneer het tegenhouden pas weken na het doen van de aanvraag, bijvoorbeeld kort voor het nieuwe polibezoek, blijkt. Een ander onhandig aspect van ons systeem is dat veel behandelaars helemaal niet in de gaten hebben dat voor onderzoeken een herhaaltermijn is ingesteld. Ook zij worden soms dus overvallen door blokkades die ze niet wensen, al is het systeem bij invoering wel gecommuniceerd, maar dat is al weer even geleden. Er is helaas geen sluitende methodiek voor hoe ziekenhuisbreed ingrijpende werkwijzen bij alle betrokkenen bekend kunnen worden gemaakt en met name hoe de bekendheid op niveau kan worden gehouden.
over repeterend testen, over sturing van labonderzoek en aanvraag meer in het algemeen, is het laatste woord nog niet gezegd. Wij vervolgen onze routekaart.
1. Janssens PM. Managing the demand for laboratory testing: options and opportunities. Clinica Chimica Acta 2010; 411: 1596-1602. 2. Janssens PMW and Wasser G. Managing laboratory test ordering through test frequency filtering. Clinical Chemistry Laboratory Medicine 2013; 51: 1207-1215.
Onze publicatie in 2013 in Clinical Chemistry Laboratory Medicine werd begeleid door een editorial, wat aangeeft dat de redactie van het tijdschrift het onderwerp de zeer moeite waard vond. Onze ervaringen en getallen kunnen worden gebruikt door anderen voor de sturing van labaanvragen, eventueel met aanpassingen. Vanuit de UK zijn recentelijk ook voorstellen op dit terrein gepubliceerd. Inderdaad,
Rijnstate Research & Innovatie
15
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 16
Kwaliteit
Beoordeling van medisch wetenschappelijk onderzoek in Rijnstate door de Lokale Haalbaarheidscommissie: waarom, hoe en de ontwikkelingen Achtergrond Eén van de pijlers van een STZ ziekenhuis is het doen van wetenschappelijk onderzoek. Daarbij gaat het niet alleen om het doen van veel onderzoek, maar vooral ook om het uitvoeren van kwalitatief goed en haalbaar onderzoek. Om dit te borgen beoordeelt de Lokale Haalbaarheidscommissie (LHC) in opdracht van de Raad van Bestuur al het wetenschappelijk onderzoek. De mate van toetsing – op haalbaarheid en eventueel ook kwaliteit - is daarbij afhankelijk van het type onderzoek. De afgelopen jaren is er op landelijk niveau in STZ- en DCTF -verband veel discussie over deze aspecten. Het Wetenschapsbureau houdt deze ontwikkelingen bij en past samen met de LHC en in overleg met CWC haar procedures waar nodig continu aan de nieuwste inzichten aan. De werkwijze van de LHC wordt uiteindelijk vastgelegd in een LHC-reglement en geaccordeerd door de Raad van Bestuur. Aangezien de invulling van de procedures lokaal worden bepaald kunnen verschillen ontstaan tussen ziekenhuizen. In het navolgende worden per type onderzoek de ontwikkelingen in en de huidige wijze van beoordeling door de LHC in Rijnstate geschetst. De inhoud van het door de onderzoeker in te dienen LHdossier staat samengevat in Figuur 1. Beoordeling van WMO-plichtig onderzoek WMO-plichtig betekent dat een studie onder de Wet Medisch onderzoek met Mensen (WMO) valt. Een studie is WMO-plichtig als er sprake is van medisch wetenschappelijk onderzoek én personen aan handelingen worden onderworpen of hen gedragsregels worden opgelegd. WMO-plichtig onderzoek wordt door een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) inhoudelijk getoetst op medisch-ethische en methodologische aspecten. De LHC toetst dergelijk onderzoek daar dus niet op en ook het proefpersonen-informatieformulier(PIF) wordt niet opnieuw inhoudelijk beoordeeld. Echter, om te voorkomen dat dit onderzoek vastloopt op praktische gronden, en omdat de kwa-
Positief besluit van erkende METC Onderdeel van het LH-dossier van dit type studie is een positief besluit van een erkende METC (zie figuur 1). Voor de wijze van indiening van een studie bij de METC en de vereiste inhoud van het onderzoeksdossier, zie website CCMO (www.ccmo.nl). Als Rijnstate verrichter is dient deze indiening door Rijnstate te gebeuren. In dat verband is ook van belang dat met ingang van 1 juli 2015 het Verzekeringsbesluit in werking is getreden. Dit besluit houdt o.a. in de dat de dekking voor alle proefpersonen binnen multicenteronderzoek in één verzekering moet worden ondergebracht door de verrichter van het onderzoek.
16 Rijnstate Research & Innovatie
liteitswet zorginstellingen daarom vraagt, wordt dit type onderzoek in alle STZ en NFU ziekenhuizen beoordeeld op de volgende lokale haalbaarheidsaspecten: 1) is de lokale onderzoeker bekwaam (GCP gecertificeerd); 2) zijn met alle betrokken afdelingen (prijs-)afspraken gemaakt; 3) is er financiële dekking; 4) zijn de faciliteiten aanwezig/geschikt; 5) is het aantal te includeren patiënten haalbaar; 6) past het onderzoek binnen de normen en waarden van Rijnstate? Beoordeling van niet-WMO-plichtig onderzoek Onder niet-WMO-plichtig onderzoek wordt al het medisch wetenschappelijk onderzoek verstaan waarbij geen handeling of gedragswijze wordt opgelegd aan de deelnemers aan het onderzoek. Het gaat daarbij meestal om epidemiologisch (observationeel) onderzoek waarbij vragenlijsten of interviews met patiënten worden afgenomen of waarbij gebruik gemaakt wordt van lichaamsmateriaal. Kwaliteitscriteria voor niet-WMO-plichtig onderzoek kennen geen aparte wettelijke basis zoals die er voor het WMO-plichtig onderzoek wel is. De kwaliteit en de uitvoerbaarheid van dit type onderzoek blijkt in de praktijk echter nogal eens op problemen te stuiten. Bijvoorbeeld bij fase vier geneesmiddelen onderzoek (o.a. omgang met zogenaamde seeding/reclame trials) en bij observationeel onderzoek (privacy/anonimisering van patiëntgegevens, methodologische issues). Landelijk leidt dit tot veel discussie waardoor door VWS een werkgroep in het leven is geroepen om het reeds in 2012 opgestelde toetsingskader voor niet WMO-plichtig onderzoek nu daadwerkelijk te implementeren. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe dit toetsingskader er precies uit gaat zien en voor welke type van onderzoek deze gaat gelden. In lijn met bovenstaande ontwikkelingen toetsen we binnen Rijnstate, net als de meeste andere STZ ziekenhuizen, dit type onderzoek daarom niet alleen op de eerder genoemde lokale haalbaarheidsaspecten maar ook op medisch ethische en methodologische aspecten. Door ook op deze laatste aspecten te toetsen, dragen we bij aan: - kwaliteit, relevantie en de wetenschappelijke waarde van het onderzoek; - een betere bescherming van de rechten en de privacy van deelnemers aan het onderzoek; - voorkomen van zinloze deelname van proefpersonen aan onderzoek; - voorkomen van ongewenste commerciële motieven; - voorkomen van verspilling van geld en tijd. Onderlegger voor de beoordeling van medische-ethische aspecten (o.a. patiëntbenadering (PIF) en omgang met patiëntgegevens) zijn de WGBO, de WBP en de door het veld opgestelde gedragscodes: Gedragscode Gezondheidsonderzoek (Code Goed Gedrag, 2004) en de Gedragscode Goed Gebruik (2011).
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 17
Door Esther Pallast, kwaliteitsfunctionaris Wetenschapsbureau en secretaris LHC, Carla Meeuwis, radioloog en voorzitter LHC, Margreet Filius, apotheker en lid LHC en Marc Rinkes, manager Wetenschap en Kennis
Figuur 1. Melding onderzoek bij Lokale Haalbaarheidscommissie
Rijnstate Research & Innovatie
17
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 18
Kwaliteit Beoordeling van niet-WMO-plichtige-light onderzoek De ‘light’ procedure is geïntroduceerd om een meer op maat (lichtere) beoordeling te kunnen hanteren, daar waar het type niet-WMO onderzoek dat toelaat. Onder niet-WMO-plichtig onderzoek-light valt in Rijnstate alle nietWMO-plichtig onderzoek waarbij geen substantiële betrokkenheid van patiënten of Rijnstate personeel is. Meestal gaat het hierbij om retrospectief dossier onderzoek. Maar bijvoorbeeld ook de overdracht van (gecodeerde) patiëntgegevens aan een externe partij of een klein onderzoekje uitgevoerd door een stagiaire of coassistent valt hieronder. De zogenaamde ‘light’ procedure: in de meeste gevallen hoeft alleen een LH-aanmeldformulier en een akkoord van de zorgmanager ingediend te worden bij de LHC (zie figuur 1). De LHC bekijkt of het onderzoek inderdaad een niet-WMO-plichtig onderzoek betreft (bij twijfel wordt alsnog een niet-WMO verklaring van METC gevraagd) en of de patiëntbenadering (indien van toepassing) en omgang met de patiëntgegevens conform geldende wet- en regelgeving is. Indien beiden akkoord zijn, volgt een verklaring van geen bezwaar door de LHC. Deze onderzoeken behoeven dan geen goedkeuring van de Raad van Bestuur. Niet WMO-verklaring METC Hoewel niet-WMO-plichtig onderzoek niet door een erkende METC wordt getoetst is een verplicht onderdeel van het LH-dossier voor dit type onderzoek een zogenaamde niet-WMO-verklaring van een erkende METC (zie figuur 1). Hiervoor zijn twee redenen: 1.) om te borgen dat het onderzoek zeker niet onder de WMO valt (het is strafbaar als een onderzoek dat feitelijk WMO-plichtig is zich niet aan de eisen van de WMO houdt (waaronder toetsing door een METC); 2.) veel tijdschriften vragen om een dergelijke verklaring alvorens een studie ten behoeve van eventuele publicatie te laten recenseren. Met deze niet-WMO-verklaring geeft de METC echter alleen aan dat de betreffende studie niet onder de WMO valt, een inhoudelijke toets op kwaliteit door de METC heeft in dat geval niet plaatsgevonden.
Samenstelling LHC De Lokale Haalbaarheidscommissie bestaat uit de volgende personen: Carla Meeuwis, radioloog (voorzitter), Frank Joosten, radioloog; Margreet Filius, apotheker; David Hirsch, MDL-arts; Monique de Maat, apotheker; Harm de Waard, klinisch chemicus, Ramon van Eekeren, chirurg; Esther Pallast, kwaliteitsfunctionaris Wetenschapsbureau (secretaris). Doorlooptijd beoordeling LH-dossier door LHC Onderstaande figuur 2 schetst de gemiddelde doorlooptijd van de LHdossiers door de LHC (tijd tussen indiening van een compleet LH-dossier en het afgeven van advies). Te zien valt een flinke afname van de gemiddelde doorlooptijd en een stijging van het aantal afgehandelde dossiers met 30%. Ondersteuning bij de LH-procedure Het Wetenschapsbureau biedt ondersteuning om tot de indiening van een compleet en kwalitatief goed LH-dossier te komen. Dit beoogt de beoordelingstijd te verkorten en daarmee te komen tot een snellere
18 Rijnstate Research & Innovatie
Figuur 2. Doorlooptijd Lokale Haalbaarheidscommissie start van de studie. Bianca Baten is in dezen de studie start-up manager die ondersteuning biedt bij het invullen van het LH-formulier en het opstellen van het LH-dossier (maken van prijsafspraken met de betrokken afdelingen, opstellen van begroting, etc.). Deze ondersteuning valt binnen het LHC tarief. Contracten Alvorens een studie in Rijnstate van start kan gaan dient er vaak - naast een goedgekeurd LH-dossier - ook een goedgekeurd contract te zijn. Een contract is verplicht in geval een externe partij betrokken is bij de studie. (Alleen als het om een niet-WMO-plichtig onderzoek-light gaat, geldt onder bepaalde voorwaarden deze verplichting niet.) In dit contract worden wederzijdse taken en afspraken omtrent bijvoorbeeld een financiële vergoeding en/of auteursrechten bij publicatie vastgelegd. Het contract wordt beoordeeld door een contractcommissie bestaande uit een jurist (Erica Plate) en de manager van het Wetenschapsbureau (Marc Rinkes). Alleen in het geval van een extern geïnitieerde for profit studie zijn er aan deze beoordeling kosten verbonden (€ 750,-). Study Management Op dit moment wordt door het Wetenschapsbureau en een klankbordgroep bestaande uit afgevaardigden van onderzoekers, researchmedewerkers, zorgmanagers en trialmedewerkers van ondersteunende afdelingen (KHCL, pathologie, apotheek etc.), hard gewerkt aan de implementatie van fase 2 van Study Management. ‘Study Management’ betreft een nieuwe module binnen de in Rijnstate al aanwezige webapplicatie ‘Research Manager’. In fase 1 van de implementatie van Study Management (begin 2015) is al mogelijk gemaakt dat alle bij het medisch wetenschappelijk onderzoek betrokken medewerkers van Rijnstate inzicht hebben in de status en het verloop van alle onderzoeksprojecten in Rijnstate. In fase 2 zal het volledige administratieve proces met betrekking tot de indiening en goedkeuring van het wetenschappelijk onderzoek geautomatiseerd worden. Hiermee zal de indiening en afhandeling van het LH-dossier een stuk eenvoudiger worden en beter te volgen zijn en hier en daar ook wat sneller verlopen.
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 19
Out of the box - Innovaties
Door ing. Gerdy Klein Bleumink, informatiemanager
Thuismeting Acht jaar geleden introduceerde Steve Jobs de eerste echte smartphone en kijk waar we nu staan! Ook in de zorg volgen de technologische ontwikkelingen elkaar in snel tempo op. Zorg en technologie komen steeds meer samen, op het gebied van diagnostiek, behandeling en zelfmanagement. Vanuit informatiemanagement brengen we deze technologische ontwikkelingen samen met de behoeften van Rijnstate. Zelfmetingen is één van de ontwikkelingen waar we als Rijnstate iets mee willen. In de consumentenmarkt neemt het aantal apparaten, gadgets en apps toe om zelf slaap, beweging of vitale functies te meten. De intrede op de gezondheidsmarkt van grote spelers zoals Apple, Google en Samsung laat de aandacht en markt voor zelfmeettechnologie alleen maar verder groeien. De ontwikkelingen in zelfmeettechnologie lopen parallel aan politieke ontwikkelingen, VWS schreef in de kamerbrief eHealth en zorgverbetering van juli 2014, dat binnen vijf jaar 75 procent van de chronisch zieken zelfmetingen moet kunnen verrichten. De vraag is dus niet óf zelfmetingen in de zorg gebruikt gaan worden, maar hoe en wanneer. In Nederland zijn er veel medische apps, waarvan de ingevoerde gegevens alleen via de website van de leverancier of via de app zelf kunnen worden ingezien. Voor Rijnstate was duidelijk dat voor doelmatig gebruik van de relevante uitslagen deze niet versnipperd moeten zijn, maar centraal een plek in het elektronisch patiëntendossier van Rijnstate verdienen. Daar was echter nog geen oplossing voor beschikbaar. De meeste initiatieven zijn gericht op één app en een daaraan gekoppelde verbinding met één specifiek systeem. Aangezien Rijnstate geen software-ontwikkelbedrijf is, zijn we in contact getreden met de leveranciers InfoSupport en ICTZ. Gezamenlijk hebben we het concept Universele- connector ontwikkeld. Deze connector zorgt voor de beveiligde verbinding tussen de Thuismeet-app en het elektronisch patiëntendossier van Rijnstate. Alle gegevens staan hierdoor op de juiste plek in het dossier en zijn direct beschikbaar voor analyse en gebruik. Dit stelt zorgverleners bovendien in staat om niet alleen reactief maar ook preventief te handelen door het tijdig signaleren van afwijkingen.
Marcel Hovens, Gerdy Klein Bleumink en Robin van der Meijden
Het concept van de Universele-connector lijkt breed toepasbaar binnen Rijnstate. Niet alleen om verschillende Thuismeet-apps te verbinden met het elektronisch patiëntendossier, maar ook voor het uitwisselen van gegevens vanuit de eerstelijn met het elektronisch patiëntendossier. Alleen in een pilot zal duidelijk worden of de Universeleconnector gaat voldoen aan de verwachting die Rijnstate heeft. Vanwege de grote voordelen voor zowel patiënt, Rijnstate en zorgverzekeraar hebben we gekozen voor een pilot met hypertensie patiënten. Hypertensie of hoge bloeddruk is de belangrijkste oorzaak van chronische ziekten in de wereld. Het veroorzaakt schade aan hart, vaten en nieren. Adequate controle kan sterfte voorkomen. Helaas is bij een meerderheid van de patiënten de bloeddruk niet goed onder controle. Patiënten worden in de regel door de huisarts behandeld. Ze komen in het ziekenhuis terecht wanneer verdere analyse naar de oorzaak noodzakelijk is of wanneer betere controle nodig is. Het vaker meten van de bloeddruk en aanpassen van medicatie is dan cruciaal. In de huidige situatie worden deze metingen gedaan tijdens een langer verblijf op de polikliniek en/of wordt er thuis een 24-uurs meting gedaan. Dit kost zowel het ziekenhuis als de patiënt veel tijd en moeite. Bovendien zijn de metingen op de polikliniek vaak niet representatief vanwege het ‘spreekkamereffect.’ Hierbij is de gemeten bloeddruk bij controle in het ziekenhuis hoger dan de daadwerkelijke gemiddelde bloeddruk thuis en dit geeft dus een onjuist beeld. Al met al een proces dat zeer intensief is voor zowel zorgverlener als patiënt en dat effectiever ingericht kan worden. Het idee voor de Thuismeet-app en Universele-connector heeft bij leverancier InfoSupport intern de prijs Innovation Project 2015 gewonnen. Van 31 augustus t/m 11 september 2015 heeft een groep topprogrammeurs, in een soort ‘glazenhuis-concept’, de Universeleconnector en Thuismeet-app voor hypertensie patiënten mogen bouwen. Marcel Hovens en Robin van der Meijden waren nauw betrokken bij de afstemming van de techniek op het zorgproces.
Stippellijn geeft Universele-connector aan
Het opgeleverde systeem zal nu Rijnstate specifiek gemaakt worden. Juridische en security aspecten zullen in deze fase meegenomen worden. De volgende stap is om een pilot uit te voeren onder hypertensiepatiënten. Doel is om bij de opening van het Vasculair Centrum deze innovatieve dienst, waarbij zorg en technologie samen komen, aan te kunnen bieden.
Rijnstate Research & Innovatie
19
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 22
Implementatie Door drs. Annette Visser, manager fondsenwerving/Rijnstate Vriendenfonds
Crowdfunding voor jouw onderzoek? In Amerika is het heel gewoon om geld te werven voor projecten en onderzoeken in het ziekenhuis. Hier moeten we er vaak nog even aan wennen. Toch zijn er ook in Nederland steeds meer ziekenhuizen die hier kansen in zien: fondsenwerving om meer mogelijk te kunnen maken op het gebied van onderzoek, zorgvernieuwing en extra voorzieningen voor patiënten. Dit geldt ook voor Rijnstate. Voor onderzoek, innovatie en patiënten faciliteiten werven we bij vermogensfondsen, bedrijven en particuliere donateurs. Sinds deze zomer doen we dat vanuit Rijnstate deels zelfs op een heel innovatieve manier: online crowdfunding! Op de website van het Rijnstate Vriendenfonds (www.rijnstatevriendenfonds.nl) kan een projectpagina worden gemaakt, specifiek voor jouw onderzoek of project. Op die pagina kunnen zowel bedrijven als particulieren via iDeal eenvoudig en doelgericht bijdragen. Zo geven ze aan iets dat hen écht aanspreekt! Een patiënt die nierkanker heeft (gehad) zal bijvoorbeeld eerder geven aan het onderzoek ‘Nierkanker opsporen via klaplong’ dan aan een ander onderzoek. Als project- of onderzoeksleider kun je jouw project makkelijk onder de aandacht brengen van je netwerk, collega’s, vrienden, familie en patiënten. Je projectpagina kun je bijvoorbeeld delen via mail, WhatsApp, Facebook, LinkedIn en Twitter. Hoe groter het draagvlak en je eigen inzet en enthousiasme, hoe groter de slagingskans van de werving. Niemand verkoopt een project immers beter dan de afdeling, verpleegkundige of arts zelf! Wat is er nodig voor een crowdfunding project? Omschrijving project: waar heb je geld voor nodig? Zorg voor een zo duidelijk mogelijke projectomschrijving. Een goed project voor werving heeft drie kenmerken: relevantie, urgentie en emotie. Om iedereen enthousiast te krijgen is het belangrijk om uit te leggen waarom het project belangrijk is voor bepaalde patiëntgroepen of voor alle patiënten van Rijnstate. En om helder te maken waarom dit niet vanuit de reguliere budgetten wordt betaald. Aanjager(s): wie is de projectleider en het aanspreekpunt voor dit project? Kosten en doelbedrag: het doelbedrag is het bedrag dat je met de werving wilt ophalen. Dit bedrag komt op de projectpagina te staan en zal hopelijk door de vrienden (bedrijven, particulieren) bij elkaar gebracht worden. Dit zijn de projectkosten plus de kosten van een eventuele campagne, flyers, etc. Het doelbedrag en het reeds binnengekomen bedrag is direct zichtbaar op de website. Deadline: wanneer moet het geld voor het project binnen zijn? Waarom is het belangrijk dat het project voor die datum kan worden uitgevoerd? Als er sprake is van een bepaalde urgentie of tijdsdruk dan komen zowel eventuele actievoerders als donateurs sneller in actie en kan een project in een stroomversnelling komen.
22 Rijnstate Research & Innovatie
Tegenprestatie: wat kunnen we eventueel teruggeven aan de donateurs (behalve dat ze bijdragen aan een mooi project of onderzoek)? Een kleine attentie als bedankje is altijd leuk! Promotie/communicatie: informatie over het project, mensen op de hoogte houden van de voortgang, wervingscommunicatie…een mooi en opvallend project heeft nieuwswaarde. Ook hier is het belangrijk om de urgentie en daarmee de hulpvraag te benadrukken. We kunnen onder meer de volgende middelen inzetten (zowel van Rijnstate als van Rijnstate Vriendenfonds): website, Facebook, Twitter, wachtkamer TV, nieuwsbrief, e-mail, LinkedIn, kranten, huis-aan-huisbladen, lokale tv en radio, folders/flyers en posters. Meer informatie Wil je meer weten over crowdfunding via rijnstatevriendenfonds.nl (eventueel in combinatie met andere vormen van werving)? Neem dan contact op met Annette Visser, manager Fondsenwerving/Rijnstate Vriendenfonds:
[email protected] 088 005 6621. Ik denk graag met je mee! Internet: www.rijnstatevriendenfonds.nl RijnstateNet: www.RijnstateNet.nl/vriendenfonds
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 23
Door Karin Ruiter Msc, coördinator kenniscreatie en –innovatie en dr. Petra van Setten, kinderarts
Aanpak van obesitas bij kinderen
GO! breidt uit in de regio In de Arnhemse wijk Malburgen werken verschillende zorg- en hulpverleners samen om overgewicht bij kinderen in deze wijk tegen te gaan. Het project genaamd GO!, gestart in mei 2014, is een succes. Inmiddels werken er al zo’n 90 kinderen onder begeleiding van een kindergezondheidscoach aan een gezonde levensstijl. Mede dankzij een subsidie uit het Regionaal Innovatiebudget* heeft GO! concrete uitbreidingsplannen in Arnhem en de gemeente Overbetuwe. De subsidie zal worden besteed aan het ontwikkelen van een implementatiestrategie en het uitrollen van GO! over twee andere wijken in de regio. Petra van Setten, kinderarts bij Rijnstate: ‘Wij zijn erg blij dat we de kans krijgen GO! voor meer kinderen in de regio bereikbaar te maken. Op dit moment zijn we in gesprek met twee partijen in de gemeenten Overbetuwe en Arnhem. Daarnaast werken we aan wetenschappelijke validatie van de aanpak van GO! en het bereiken van structurele financiering van GO!’. Over de aanpak van GO! Steeds meer jongeren en kinderen hebben te maken met (beginnend) overgewicht. Dit overgewicht kan op jonge leeftijd al veel gezondheidsklachten geven en ervoor zorgen dat zij zich niet prettig voelen. GO! Gezond Onderweg is een intensieve samenwerking van jeugdartsen en huisartsen uit de wijk Malburgen, kinderartsen van Rijnstate, twee kindergezondheidscoaches en verschillende zorg- en hulpverleners uit de jeugdteams. GO! begeleidt kinderen tussen de 0 en 19 jaar met overgewicht en obesitas. In de wijk Malburgen nemen er inmiddels 90 van de totaal 210 obese kinderen (en hun families) deel aan GO!. Spin in het web is de kindergezondheidscoach die het kind en zijn ouders begeleidt wat betreft gezonde leefstijl. Je ‘lekker in je vel’ voelen, gezonde voeding, bewegen en gedragsverandering zijn hierbij belangrijke pijlers. Om te zorgen dat het om een blijvende gedragsverandering gaat duurt de begeleiding tenminste twee jaar. Kinderarts Petra van Setten: ‘In het huidige systeem is de zorg voor obese kinderen niet goed geregeld, terwijl obesitas wel degelijk lichamelijke en mentale gevolgen kan hebben en uiteindelijk kan uitmonden in ernstige ziekten als diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. Vermindering van kwaliteit van leven en hoge zorgkosten zijn het gevolg. De kindergezondheidscoach zorgt voor een effectieve begeleiding van kinderen en hun gezinsleden dichtbij huis, in de wijk, in samenwerking met verschillende zorg- en hulpverleners in de wijk. GO! zorgt daarmee mede voor versterking van de eigen kracht en regie van het kind. En uiteindelijk ook voor versterking van het sociale netwerk.’
Safina Schetters (jeugdarts), Sonay Zainalabedin (huisarts), Marjolein Postma (kindergezondheidscoach) en Petra van Setten (kinderarts) en kinderen die meedoen aan project GO! Recent zijn JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht) en GO! gaan samenwerken. Daar waar GO! zich primair richt op kind en gezin in hun eigen directe leefomgeving, richt JOGG zich op de ‘schil’ daar omheen: school, sportclub, winkels en dergelijke. Om het project kracht bij te zetten, worden er ook regelmatig in de wijk kookworkshops georganiseerd in samenwerking met RestovanHarte en activiteiten op het gebied van bewegen. Rijnstate nauw betrokken bij GO! Jankees Cappon, lid van de Raad van Bestuur van Rijnstate: ‘Vanuit onze maatschappelijke betrokkenheid vindt Rijnstate het belangrijk om zijn medische expertise, zoals in dit geval op het vlak van de kindergeneeskunde, in te zetten om te helpen gezondheidsklachten leidend tot potentieel chronische aandoeningen in het verdere leven te voorkomen en daarmee de vitaliteit van de bevolking in onze regio te versterken. Rijnstate doet dit bij voorkeur in netwerkverband met andere partijen in zorg en welzijn. Wat zou het mooi zijn - en een voorbeeld voor andere plaatsen in het land - als door gerichte cultuurinterventies in de pilots een forse daling van extreem overgewicht bij de jeugd kan worden gerealiseerd.’ *Vanuit 12 gemeentes in de Regio Arnhem is een ‘Regionaal Innovatiebudget’ gecreëerd. Dit Regionaal Innovatiebudget is erop gericht om regionaal een impuls te geven aan vernieuwende initiatieven die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de beoogde én noodzakelijke transformatie van zorg.
Rijnstate Research & Innovatie
23
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 24
Trending topic
Rijnstate aan de basis van een nieuwe succesvolle behandeling van herseninfarct Een herseninfarct is de belangrijkste oorzaak voor chronische invaliditeit op volwassen leeftijd in de westerse wereld. Bijna de helft van alle patiënten houdt ernstige beperkingen. Tot kort geleden was de enige bewezen effectieve behandeling intraveneuze trombolyse met bloedverdunners (alteplase). Als deze behandeling wordt toegepast bij tien patiënten, wordt bij gemiddeld één patiënt ernstige invaliditeit voorkomen. Dit behandelingseffect is relatief gering. Bovendien komt slechts een deel van de patiënten met een herseninfarct hiervoor in aanmerking omdat het aan veel criteria moet voldoen om voor de behandeling in aanmerking te komen. Zowel ten aanzien van het percentage patiënten dat behandeld wordt met intraveneuze trombolyse als van de snelheid van behandeling, is Rijnstate al jaren koploper in Nederland. Hierbij speelt een optimale samenwerking tussen Radiologie, SEH en stroke unit een cruciale rol. Deze samenwerking heeft ook geleid tot bijdragen aan toonaangevende onderzoeken op het gebied van diagnostiek en behandeling van herseninfarcten, zoals het onderzoek naar de doorbloeding van de hersenen direct na het infarct (DUST onderzoek). Deze studie werd geleid door neuroloog Jeannette Hofmeijer en de afdeling Radiologie. De laatste tien jaar verbeterde de mogelijkheid om een stolsel direct, endovasculair, uit een bloedvat in de hersenen te halen. Deze methode werd wel eens toegepast door de interventieradiologen onder leiding van Jacques van Oostayen. Er waren incidentele successen, maar een gunstig effect op de patiëntengroep als geheel was nog niet aangetoond. Uitkomsten van gerandomiseerde onderzoeken waren neutraal of negatief, achteraf toe te schrijven aan methodologische zwaktes.
endovasculaire behandeling naast de standaardbehandeling, de controlegroep alleen de standaardbehandeling (inclusief zo mogelijk alteplase intraveneus). In Rijnstate betekende dat nogal wat. We kenden de techniek al en hechtten geloof aan het nut van de behandeling, maar moesten nu loten voor de behandelingstoewijzing. Desondanks hebben de onderzoekers toch besloten om aan de gerandomiseerde studie deel te nemen. Aan het onderzoek hebben 500 patiënten uit heel Nederland meegedaan. Het onderzoek toonde aan dat patiënten die de aanvullende endovasculaire behandeling ondergingen beter herstelden dan patiënten die deze behandeling niet kregen. De effecten zijn groter dan die van intraveneuze trombolyse: slechts zes patiënten hoeven te worden behandeld om één te behoeden voor een blijvend ernstige handicap. Er is geen leeftijdsgrens. Patiënten hadden gemiddeld minder problemen met bijvoorbeeld lopen, aankleden en dagelijkse activiteiten. Ook werd er na 5-7 dagen minder hersenschade op de CTscans aangetoond. Er was geen effect op overlijden. Het type endovasculaire behandeling werd bepaald door de behandelende interventie(neuro)radioloog. Bij 97% van de uitgevoerde endovasculaire behandelingen werd gebruik gemaakt van een ‘stent-retriever’. Bij deze behandeling wordt het stolsel mechanisch verwijderd met behulp van een verwijderbare stent (Figuur 1).
Een aantal jaren geleden zijn Nederlandse onderzoekers bij elkaar gekomen om de krachten te bundelen. Vanaf het begin hebben Jeannette Hofmeijer en Jacques van Oostayen vanuit Rijnstate zitting genomen in de stuurgroep van de zogenaamde MRCLEAN onderzoeksgroep. MRCLEAN was een multicentrische, gerandomiseerde klinische trial. Patiënten met een herseninfarct op basis van een proximale occlusie in de anterieure intracraniale circulatie (de arteria carotis interna, arteria cerebri anterior en het eerste deel van de arteria cerebri media) op CTA, MRA of DSA werden binnen zes uur na ontstaan van de symptomen gerandomiseerd. De interventiegroep kreeg aanvullende
24 Rijnstate Research & Innovatie
Figuur 1. Na het plaatsen van een geleidekatheter in de arteria carotis interna wordt door een microkatheter een zelf-ontplooibare stent in het stolsel gebracht, die zich na het terugtrekken van de microkatheter ontplooit en zich vastzet in het stolsel. Na een aantal minuten is het stolsel goed vastgehecht aan de stent en kan deze verwijderd worden.
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 25
Door dr. Frank Joosten , dr. Jacques van Oostayen, radiologen en dr. Jeannette Hofmeijer, neuroloog
Frank Joosten
Jacques van Oostayen en Jeanette Hofmeijer
De resultaten van de MRCLEAN trial hebben grote gevolgen voor de behandeling van patiënten met een acuut herseninfarct. Per jaar komen ongeveer 2000 patiënten in Nederland in aanmerking voor deze nieuwe behandeling. Dit zijn de patiënten bij wie een groot vat in de hersenen is afgesloten en die binnen zes uur behandeld kunnen worden. De endovasculaire behandeling kan niet overal worden toegepast, omdat hier specialistische kennis en ervaring voor nodig zijn. De behandeling wordt op dit moment toegepast in 16 Nederlandse ziekenhuizen, waaronder Rijnstate. Uit de hele regio van Apeldoorn tot ten zuiden van Nijmegen en van Tiel tot Winterswijk worden patiënten naar Rijnstate verwezen. De behandeling wordt uitgevoerd door een interventieradioloog in samenwerking met een neuroloog, laboranten en verpleegkundigen. De materialen om het stolsel te verwijderen zijn kostbaar. De endovasculaire behandeling is daarom duurder dan de standaardbehandeling. Naar verwachting wordt dit op de langere termijn terugverdiend door besparing op langdurige
A
B
verpleging en revalidatie. Een formele kosteneffectiviteitsanalyse is gaande. De nieuwe methode wordt vergoed door de zorgverzekeraars . Voorwaarde is wel dat de behandeling wordt verricht in een van de 16 daartoe aangewezen ziekenhuizen en dat de behandeling geregistreerd wordt in een landelijk register (MRCLEAN Registry; www.mrclean-trial.org). Inmiddels staat ook de techniek niet stil en is de industrie ingesprongen in deze markt. Er zijn al diverse andere retrievers beschikbaar die een grotere effectiviteit beloven, zoals het wegzuigen van het stolsel met behulp van een suctiekatheter. Deze veelbelovende techniek wordt in Rijnstate nu ook toegepast. Verder worden alle verwijderde stolsels onderzocht op samenstelling en herkomst. Het effect van endovasculaire behandeling bij patiënten met een basilaristrombose is nog niet aangetoond en wordt onderzocht in BASICs trial.
Figuur 2. Angiografie voor (A) en na (B) mechanische verwijdering van een stolsel uit de linker arteria cerebri media bij een patiënt met acute hemiparese rechts. Na de behandeling is het vat weer helemaal open.
Rijnstate Research & Innovatie
25
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 27
Onderzoek met Rijnstate
Door Luc Jansen, zorginkoper Zilveren Kruis en promovendus en Maarten van Schijndel, psychiater en promovendus
Kosteneffectiviteit van de MedischPsychiatrische Unit: een eerste vingeroefening Inleiding Rijnstate heeft al jaren een zogenaamde Medisch Psychiatrische Unit (MPU). Dit soort afdelingen zijn in de jaren ‘80 opgericht met als doel om de behandeling van patiënten met een somatisch-psychiatrische comorbiditeit te verbeteren. De theorie is dat deze afdelingen kosteneffectief zijn omdat ze zorgen voor een versneld herstel van de patiënt. De behandeling op een MPU hangt waarschijnlijk samen met een verkorte ligduur, betere kwaliteit van leven en minder heropnames ten opzichte van ‘care as usual’. Er is nog maar weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de kosteneffectiviteit van MPU’s. Sinds 2,5 jaar doet de ‘MPU Study Group’(een samenwerking tussen Erasmus MC, VU Medisch Centrum, OLVG en Rijnstate – zie www.mpustudygroup.org) onderzoek naar MPU’s in Nederland. In het kader van de master thesis van Luc Jansen, inmiddels econoom, werd in 2013 met behulp van declaratiegegevens van Rijnstate gezondheidseconomisch onderzoek gedaan. Methode Patiënten met somatisch-psychiatrische comorbiditeit die op de MPU van het Rijnstate waren opgenomen in 2010 of 2011 werden geïncludeerd (interventiegroep). Daarnaast werden data verkregen van patiënten met somatisch-psychiatrische comorbiditeit die op een reguliere psychiatrische ziekenhuisafdeling elders in het land zijn
Luc Jansen en Maarten van Schijndel
behandeld in dezelfde periode. Dit is de controlegroep, hierna ‘care as usual’. Beide groepen werden vergeleken op ligduur, kosten en heropnames. Resultaten Er bleken verschillen in kosten tussen de MPU en de reguliere psychiatrische afdeling; deze waren echter niet statistisch significant. De ligduur van patiënten was wel significant verschillend, waarbij de gemiddelde ligduur per opname in het Rijnstate behoorlijk korter was dan bij ‘care as usual’ (26,7 vs 50,7 p0,0001). De gemiddelde totale kosten van patiënten met een psychiatrische en comorbide cardiologische aandoening zijn gemiddeld 1,5 keer hoger in de controlegroep dan op de MPU in het Rijnstate. Discussie/conclusie Dit was een eerste onderzoek van de MPU Study Group naar kosteneffectiviteit van MPU’s. Uit dit onderzoek bleek dat patiënten met een psychiatrische aandoening en cardiologische comorbiditeit kosteneffectief behandeld kunnen worden op een MPU. Het onderzoek werd uitgevoerd in het kader van een master thesis en had verschillende tekortkomingen. Het onderzoek was niet gecorrigeerd op confounders zoals leeftijd, geslacht en zorgzwaarte. Daarnaast werden de effectmaten ligduur en kosten vergeleken terwijl deze sterk gecorreleerd zijn. Klinische uitkomstmaten en kwaliteit van leven konden bovendien niet worden meegenomen. Dit pilotonderzoek met de gegevens van de MPU in Rijnstate kan dan ook vooral worden gebruikt als eerste inzicht in de ligduur en kosten van deze patiëntengroep. De MPU Study Group bereidt verschillende vervolgonderzoeken naar de kosteneffectiviteit van MPU’s voor. Voor een van deze onderzoeken worden nieuwe kostendata van Rijnstate gebruikt voor een ‘matched control study’, om zo de gezondheidseconomische effecten van een MPU nader te onderzoeken.
Rijnstate Research & Innovatie
4:51
27
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 29
Column Door dr. Frits Berends, chirurg
Frustratables De 34-jarige Rich Lee liet in 2013 een aantal magneten implanteren in zijn tragus (de kraakbenige uitsteeksels voor zijn oren). Tezamen met een halsketting fungeren deze als speakers. Het is een voorbeeld van ‘biohacking’ een techniek om lichaamsfuncties te verbeteren. Biohackables zijn een voorbeeld van intieme technologie, technologie die in en om het lichaam aanwezig is en de slimheid van de smartphone verschuift naar het menselijk lichaam. Naast biohackables zijn er andere varianten: augmentables, enchantables, swallowables, wearables en surroundables. Meest bekend zijn wellicht de augmentables, onder andere de Google Glass. Deze categorie maakt gebruik van data uit de omgeving van de gebruiker en is bedoeld om zintuigen zowel aan te vullen als te versterken. Ook de wearables zijn interessant voor de dokters die geïnteresseerd zijn in de combinatie van innovatie en gezondheid. Wearables worden op het lichaam gedragen en zijn voornamelijk gericht op interne lichaamsdata. Voorbeelden die nu al op de markt zijn: activity trackers en smartwatches die activiteit en hartslag meten. Google ontwikkelt een slimme contactlens bedoeld voor diabetes patiënten, die in het traanvocht de suikerspiegel meet. Enchantables zijn alledaagse objecten waar de mens gebruik van maakt, maar die nu met intelligente technologie worden uitgerust. Een voorbeeld is een slim medicijndoosje dat gebruikers waarschuwt zodra zij hun medicijn moeten innemen. Of een slimme bloeddrukmeter die via het internet de data direct doorgeeft aan EZIS. Technologie omringt ons en vormt een onlosmakelijk onderdeel van ons leven. Gek genoeg gaat me dat allemaal thuis makkelijker af dan wanneer ik werk, want juist daar waar je ‘state of the art’ technologie zou verwachten schiet dat soms ernstig tekort. Als ik thuis op de bank zit is het een peulenschil om met mijn smartphone muziek op te zetten, de laatste vakantiefoto’s te vertonen op de TV of een face to face gesprek te voeren met mijn neef in Amerika. Maar in het ziekenhuis is het krijgen van verbinding al lastig, het bekijken van een YouTube filmpje onmogelijk, laat staan dat ik de beelden van een operatie ergens opsla of verzend naar elders.
verbinding gemaakt worden met het ziekenhuisnetwerk. Dit laatste bleek een onoverkomelijke hindernis. Niet vanwege techniek, maar vanwege gebrek aan beschikbaar ICT personeel. Onze ICT staf was te druk met de implementatie van onze ‘next-gen’ omgeving, een stukje verouderde techniek waarop de YouTube filmpjes nog steeds niet draaien. Desondanks kon ik afgelopen week aan het begin van mijn poli weer niet inloggen in EZIS. Het werd een lange ochtend. Frustratable!
Recent hadden we de kans een camerarobot te installeren op de Operatiekamer. Het apparaat was in staat operaties te filmen (zowel uitwendig beeld als laparoscopisch) en via wifi uit te wisselen met de hele wereld. Er waren al een aantal live operaties gepland met interesse van teams uit het Midden-Oosten en Zuid-Afrika. Er moest alleen
Rijnstate Research & Innovatie
6:46
29
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 30
Wetenschappelijk onderzoek Anaesthesiologie
Geriatrie
28-SMI-2015. A Prospective Post Market Observational Pilot Study to Evaluate Effectiveness of DRG Stimulation in the Treatment of Discogenic Low Back Pain. Een monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Jan-Willem Kallewaard, anesthesioloog.
Inventarisatie behandelafspraken bij kwetsbare patiënten. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Sonja Stalpers, klinisch geriater.
CA2014NL FBSS. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Jan-Willem Kallewaard, anesthesioloog. Chirurgie Bandolera. The 'Banded' Gastic Bypass; In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Frits Berends, chirurg. Duplex after endovascular aneurysm repair. Changes in aortic flow and pulsatility following endovascular aneurysm repair using the Nellix endoprosthesis. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Michel Reijnen, chirurg. EVO-trial. Endurant Evo International Clinical Trial. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Michel Reijnen, chirurg. Fertiliteitsgerelateerde informatiebehoeften jonge borstkanker survivors. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Ramon van Eekeren, chirurg. GLP1-Bariatrie. Visualizing beta cells in patients with remission of T2DM after bariatric surgery. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Frits Berends, chirurg.
Interne geneeskunde Afspraken-ontrouw Hep B +C. Poliklinische lost to follow-up bij patiënten met chronische virale hepatitis. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Clemens Richter, internist. EASE-2. A Phase III, randomised, double blind, placebo-controlled, parallel group, efficacy, safety and tolerability trial of once daily, oral doses of Empagliflozin as Adjunctive to inSulin thErapy over 52 weeks in patients with Type 1 Diabetes Mellitus. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Marcel Hovens, internist. EORTC-1301-LG. 10-day decitabine versus conventional chemotherapy (“3+7”) followed by allografting in AML patients ≥ 60 years: a randomized phase III study of the EORTC Leukemia Group, CELG, GIMEMA and German MDS Study Group. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: John Raemaekers, internist. Hovon 126. Ixazomib citrate-thalidomide-low dose dexamethasone induction followed by maintenance therapy with ixazomib citrate or placebo in newly diagnosed multiple myeloma patients not eligible for autologous stem cell transplantation; a randomized phase II trial. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Ellen van der Spek, internist.
ICEBERG2. Multi-centre, observational, post-market, real world registry to assess outcomes of patients treated with the Gore® EXCLUDER® ILIAC BRANCH Endoprothesis (prospectief). In Rijnstate geïnitieerd multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Michel Reijnen, chirurg.
RANGE studie. A Phase 3, Randomized, Double-Blind, PlaceboControlled Study of Ramucirumab plus Docetaxel versus Placebo plus Docetaxel in Patients with Locally Advanced or Unresectable or Metastatic Transitional Cell Carcinoma of the Urothelium who Progressed following Platinum-based Therapy. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Reinoud Blaisse, internist.
IPD analysis. Retrospective individual patient data analysis after kissing stent placement. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Michel Reijnen, chirurg.
Serendipity. Structured Evaluation of adRENal tumors Discovered Incidentally - Prospectively Investigating the Testing Yield. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Hans de Boer, internist.
Logica. Laparoscopic versus Open Gastrectomy; a multicenter prospectively randomized controlled trial. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Ernst-Jan Spillenaar Bilgen, chirurg.
Validatie CriSTAL instrument voor het identificeren van de stervende patiënt in het ziekenhuis. Een multicenter studie. Lokale hoofdonderzoeker: Frank Bosch, internist.
The concordance of Phosphohistone H3 (PPH3) with the 70-gene signature result in ER+, Her2- breast cancer patients without lymph node involvement. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Charlotte Blanken, chirurg.
Kaakchirurgie
Dermatologie UCV. Ulcus cruris venosum: oude richtlijn versus nieuwe richtlijn: zilversulfadiazine of iodine? In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Brigitte Maessen-Visch, dermatoloog.
30
Rijnstate Research & Innovatie
BDD-MKA. De prevalentie en kenmerken van body dysmorphic disorder onder patiënten die een kaakstandcorrectie ondergaan. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Theo Hoppenreijs, kaakchirurg.
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 31
Wetenschappelijk onderzoek goedgekeurd door de Raad van Bestuur in de periode 11 april tot en met 20 oktober 2015 (een deel van de lijst is ook terug te vinden op www.Clinicaltrial.gov of in het Nederlands trial register). De vetgedrukte titels betreffen onderzoeken in Rijnstate geïnitieerd.
Klinische Chemie Iemo 80+. Multimodal effects of Thyroid hormone Replacement for Untreated older adults (80+) with Subclinical hypothyroidism. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Marcel van Borren, klinisch chemicus. Trust 65+ Multimodal effects of Thyroid hormone Replacement for Untreated older adults (65+) with Subclinical hypothyroidism; a randomised placebo controlled Trial. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Marcel van Borren, klinisch chemicus.
center onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Jop Mostert, neuroloog. MS@work. Predictors of employment status and work absenteeism in relapsing-remitting Multiple Sclerosis. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Jop Mostert, neuroloog. Radiologie Clinical evaluation of IMR. Subproject 1 en subproject 2 fase 1. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Milan Pijl, radioloog.
Longgeneeskunde BHD bij spontane pneumothorax. Onderzoek prevalentie van het Birt-Hogg-Dubé syndroom bij patiënten met spontane (familiaire) pneumothorax. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Hans Smit, longarts. Effectiviteit operaties OSAS. De effectiviteit van operatieve behandelingsmethoden bij obstructief slaapapneu syndroom (OSAS). In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Petra Vos, longarts. Hypercapnia and hypoxemia during sleep in stable COPD patient. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Petra Vos, longarts. PF-06439535. A Phase 3, Randomized, Double-Blind Study of PF06439535 plus Paclitaxel-Carboplatin and Bevacizumab plus Paclitaxel-Carboplatin for the First-Line Treatment of Patients with Advanced Non-Squamous Non-Small Cell Lung Cancer. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Hans Smit, longarts.
CT bevindingen bij interne herniatie na Roux-en-Y gastric bypass operatie. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Frits Berends, chirurg. PREDICTA. A Phase 4 Trial Assessing the ImPact of Residual Inflammation Detected via Imaging TEchniques, Drug Levels and Patient Characteristics on the Outcome of Dose TaperIng of Adalimumab in Clinical Remission Rheumatoid ArThritis (RA) subjects. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Matthijs Janssen, reumatoloog. Reumatologie BIO-SWITCH.study. Biosimilar of Infliximab Options, Strengths and Weaknesses of Infliximab Treatment Change. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Alphons de Jong, reumatoloog. Immunity responses to Gout specific antigens. A study to assess a quantitative test to measure cellular immunity responses to Gout specific antigens. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Matthijs Janssen, reumatoloog.
Maag- Darm- en Leverziekten Spoed Eisende Hulp Zelftest familiair risico darmkanker. Onderzoek naar zelftest voor familiair risico op darmkanker. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Marcel Spanier, MDL-arts. Value of MRE. The value of MR Enterography in addition to ileocolonoscopy in determining the extend of Crohn’s disease at primary diagnosis. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Carmen Horjus-Talabur Horje, MDL-arts. Probar 2. Predictors of malignant progression in patients with Barrett’s oesophagus 2. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Kordy Burger, MDL-arts.
Brains Ahead! Participatie na hersenletsel. Onderzoek naar participatie bij kinderen en jongeren na licht traumatisch hersenletsel. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Katinke van Dijk, spoedeisende hulparts. Patiënten claims op de SEH. Een multicenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Joris Holkenborg, spoedeisende hulparts. Spaakverwondingen bij kinderen, een retrospectief statusonderzoek. In Rijnstate geïnitieerd monocenter onderzoek. Lokale hoofdonderzoeker: Nadine van Dijk, spoedeisende hulparts.
Neurologie Esteem. A Multicenter, Global, Observational Study to Collect Information on Safety and to Document the Drug Utilization of Tecfidera™ (Dimethyl Fumarate) When Used in Routine Medical Practice in the Treatment of Multiple Sclerosis (ESTEEM). Een multi-
Rijnstate Research & Innovatie
31
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 32
Publicaties Rijnstate vanaf april 2015 Pubmed Ali UA, Issa Y, van Goor H, van Eijck CH, Nieuwenhuijs VB, Keulemans Y, Fockens P, Busch OR, Drenth JP, Dejong CH, van Dullemen HM, van Hooft JE, Siersema PD, Spanier BW, Poley JW, Poen AC, Timmer R, Seerden T, Tan AC, Thijs WJ, Witteman BJ, Romkens TE, Roeterdink AJ, Gooszen HG, van Santvoort HC, Bruno MJ, Boermeester MA. Dutch Chronic Pancreatitis Registry (CARE): design and rationale of a nationwide prospective evaluation and follow-up. Pancreatology. 2015;15(1):46-52. Alsma J, Bosch FH. Ultrasound for internists: changing bedside examination. Neth J Med. 2015;73(3):98-9. Assimos D, Crisci A, Culkin D, Xue W, Roelofs A, Duvdevani M, Desai M, de la Rosette J. Preoperative JJ stent placement in ureteric and renal stone treatment: results from the Clinical Research Office of Endourological Society (CROES) ureteroscopy (URS) Global Study. BJU Int. 2015. Aten JJ, Oudega M, van Exel E, Stek ML, van Waarde JA. Repeated dose titration versus age-based method in electroconvulsive therapy: a pilot study. Eur Arch Psychiatry Clin Neurosci. 2015;265(4):351-6. Bakelen van NB, Vermeulen KM, Buijs GJ, Jansma J, de Visscher JG, Hoppenreijs TJ, Bergsma JE, Stegenga B, Bos RR. Cost-Effectiveness of a Biodegradable Compared to a Titanium Fixation System in Maxillofacial Surgery: A Multicenter Randomized Controlled Trial. PLoS One. 2015;10(7):e0130330. Bakker SJ, Blans MJ, Bosch FH. Limitations to medical treatment; discussing treatment limitation, and stubbornness in practice. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A9243. Baur X, Budnik LT, Zhao Z, Bratveit M, Djurhuus R, Verschoor L, Rubino FM, Colosio C, Jepsen JR. Health risks in international container and bulk cargo transport due to volatile toxic compounds. J Occup Med Toxicol. 2015;10:19. Berg van den KS, Marijnissen RM, van Waarde JA. Electroconvulsive Therapy as a Powerful Treatment for Delirium: A Case Report. J Ect. 2015. Betzel B, Homan J, Aarts E, Janssen I, Spanier M, Wahab P, Groenen M, Berends F. Acute pancreatitis as an adverse event in patients with the duodenal-jejunal bypass liner. Endoscopy. 2015. Betzel B, Koehestanie P, Aarts EO, Dogan K, Homan J, Janssen IM, Wahab PJ, Groenen MJ, Berends FJ. Safety experience with the duodenal-jejunal bypass liner: an endoscopic treatment for diabetes and obesity. Gastrointest Endosc. 2015. Beugen van S, Ograczyk A, Ferwerda M, Smit JV, Zeeuwen-Franssen ME, Kroft EB, de Jong EM, Zalewska-Janowska A, Donders AR, van de Kerkhof PC, van Middendorp H, Evers AW. Body attention, ignorance and awareness scale: assessing relevant concepts for physical and psychological functioning in psoriasis. Acta Derm Venereol. 2015;95(4):444-50. Bisseling P, de Wit BW, Hol AM, van Gorp MJ, van Kampen A, van Susante JL. Similar incidence of periprosthetic fluid collections after ceramic-on-polyethylene total hip arthroplasties and metal-on-metal resurfacing arthroplasties: results of a screening metal artefact reduction sequence-MRI study. Bone Joint J. 2015;97-B(9):1175-82. Blok KM, Rinkel GJ, Majoie CB, Hendrikse J, Braaksma M, Tijssen CC, Wong YY, Hofmeijer J, Extercatte J, Kerklaan B, Schreuder TH, ten Holter S, Verheul F, Harlaar L, Pruissen DM, Kwa VI, Brouwers PJ, Remmers MJ, Schonewille WJ, Kruyt ND, Vergouwen MD. CT within 6 hours of headache onset to rule out subarachnoid hemorrhage in nonacademic hospitals. Neurology. 2015;84(19):1927-32. Bockler D, Holden A, Thompson M, Hayes P, Krievins D, de Vries JP, Reijnen MM. Multicenter Nellix EndoVascular Aneurysm Sealing system experience in aneurysm sac sealing. J Vasc Surg. 2015;62(2):290-8. Boersen JT, van den Ham LH, Heyligers JM, Vahl AC, Vriens PW, Reijnen MM, de Vries JP. Validation of pre-procedural aortic aneurysm volume calculations to estimate procedural fill volume of endobags in endovascular aortic sealing. J Cardiovasc Surg (Torino). 2015.
32 Rijnstate Research & Innovatie
Boonstra K, de Vries EM, van Geloven N, van Erpecum KJ, Spanier M, Poen AC, van Nieuwkerk CM, Witteman BJ, Tuynman HA, Naber AH, Kingma PJ, Beuers U, Ponsioen CY. Risk factors for primary sclerosing cholangitis. Liver Int. 2015. Bosch FH, Fleming DA. Moving to high-value care: more thoughtful use of cardiopulmonary resuscitation. Ann Intern Med. 2015;162(11):790-1. Brandhoff J, de Vries LS, Smal JC. Neonatal seizures: consider sinus thrombosis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8055. Broos PP, Stokmans RA, van Sterkenburg SM, Torsello G, Vermassen F, Cuypers PW, van Sambeek MR, Teijink JA. Performance of the Endurant stent graft in challenging anatomy. J Vasc Surg. 2015;62(2):312-8. Costa da DW, Bouwense SA, Schepers NJ, Besselink MG, van Santvoort HC, van Brunschot S, Bakker OJ, Bollen TL, Dejong CH, van Goor H, Boermeester MA, Bruno MJ, van Eijck CH, Timmer R, Weusten BL, Consten EC, Brink MA, Spanier BW, Spillenaar Bilgen EJ, Nieuwenhuijs VB, Hofker HS, Rosman C, Voorburg AM, Bosscha K, van Duijvendijk P, Gerritsen JJ, Heisterkamp J, de Hingh IH, Witteman BJ, Kruyt PM, Scheepers JJ, Molenaar IQ, Schaapherder AF, Manusama ER, van der Waaij LA, van Unen J, Dijkgraaf MG, van Ramshorst B, Gooszen HG, Boerma D. Same-admission versus interval cholecystectomy for mild gallstone pancreatitis (PONCHO): a multicentre randomised controlled trial. Lancet. 2015;386(10000):1261-8. Deenen MJ, de Kanter CT, Dofferhoff AS, Grintjes-Huisman KJ, van der Ven AJ, Fleuren HW, Gisolf EH, Koopmans PP, Drenth JP, Burger DM. Lower ribavirin plasma concentrations in HCV/HIV co-infected patients than in HCV mono-infected patients despite similar dosage. Ther Drug Monit. 2015. Deerenberg EB, Harlaar JJ, Steyerberg EW, Lont HE, van Doorn HC, Heisterkamp J, Wijnhoven BP, Schouten WR, Cense HA, Stockmann HB, Berends FJ, Dijkhuizen FP, Dwarkasing RS, Jairam AP, van Ramshorst GH, Kleinrensink GJ, Jeekel J, Lange JF. Small bites versus large bites for closure of abdominal midline incisions (STITCH): a double-blind, multicentre, randomised controlled trial. Lancet. 2015. Edelbroek C, Terheggen M. High-Frequency Spinal Cord Stimulation and Pregnancy: A Case Report. Neuromodulation. 2015. Eekeren van RR, Boersma D, de Vries JP, Zeebregts CJ, Reijnen MM. Update of endovenous treatment modalities for insufficient saphenous veins—a review of literature. Semin Vasc Surg. 2015;27(2):118-36. Ekkelenkamp VE, de Man RA, Ter Borg F, Borg PC, Bruno MJ, Groenen MJ, Hansen BE, van Tilburg AJ, Rauws EA, Koch AD. Prospective evaluation of ERCP performance: results of a nationwide quality registry. Endoscopy. 2015;47(6):503-7. Es van J, Beenen LF, Douma RA, den Exter PL, Mos IC, Kaasjager HA, Huisman MV, Kamphuisen PW, Middeldorp S, Bossuyt PM. A simple decision rule including Ddimer to reduce the need for computed tomography scanning in patients with suspected pulmonary embolism. J Thromb Haemost. 2015;13(8):1428-35. Exter den PL, van Es J, Kroft LJ, Erkens PM, Douma RA, Mos IC, Jonkers G, Hovens MM, Durian MF, ten Cate H, Beenen LF, Kamphuisen PW, Huisman MV. Thromboembolic resolution assessed by CT pulmonary angiography after treatment for acute pulmonary embolism. Thromb Haemost. 2015;114(1):26-34. Galesloot TE, Janss LL, Burgess S, Kiemeney LA, den Heijer M, de Graaf J, Holewijn S, Benyamin B, Whitfield JB, Swinkels DW, Vermeulen SH. Iron and hepcidin as risk factors in atherosclerosis: what do the genes say? BMC Genet. 2015;16:79. Gerven van NM, de Boer YS, Zwiers A, Verwer BJ, Drenth JP, van Hoek B, van Erpecum KJ, Beuers U, van Buuren HR, den Ouden JW, Verdonk RC, Koek GH, Brouwer JT, Guichelaar MM, Vrolijk JM, Coenraad MJ, Kraal G, Mulder CJ, van Nieuwkerk CM, Bloemena E, Verspaget HW, Kumar V, Zhernakova A, Wijmenga C, Franke L, Bouma G. HLA-DRB1*03:01 and HLA-DRB1*04:01 modify the presentation and outcome in autoimmune hepatitis type-1. Genes Immun. 2015;16(4):247-52. Golchehr B, Holewijn S, Kruse RR, van Walraven LA, Zeebregts CJ, Reijnen MM. Efficacy of treatment of edge stenosis of endografts inserted for superficial femoral artery stenotic disease. Catheter Cardiovasc Interv. 2015;86(3):492-8.
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 33
Artikelen gepubliceerd in een medisch (wetenschappelijk) tijdschrift (in een issue of als e-pub/online first) in de periode vanaf april 2015.
Golchehr B, Kruse R, van Walraven LA, Lensvelt MM, Zeebregts CJ, Reijnen MM. Three-year outcome of the heparin-bonded Viabahn for superficial femoral artery occlusive disease. J Vasc Surg. 2015. Greving JP, Kaasjager HA, Vernooij JW, Hovens MM, Wierdsma J, Grandjean HM, van der Graaf Y, de Wit GA, Visseren FL. Cost-effectiveness of a nurse-led internet-based vascular risk factor management programme: economic evaluation alongside a randomised controlled clinical trial. BMJ Open. 2015;5(5):e007128.
Holden A, Reijnen MM. Commentary: imaging appearances after endovascular aneurysm sealing with the Nellix system. J Endovasc Ther. 2015;22(3):307-8. Homan J, Betzel B, Aarts EO, van Laarhoven KJ, Janssen IM, Berends FJ. Secondary surgery after sleeve gastrectomy: Roux-en-Y gastric bypass or biliopancreatic diversion with duodenal switch. Surg Obes Relat Dis. 2015;11(4):771-7.
Grimme FA, Goverde PC, Verbruggen PJ, Zeebregts CJ, Reijnen MM. First Results of the Covered Endovascular Reconstruction of the Aortic Bifurcation (CERAB) Technique for Aortoiliac Occlusive Disease. Eur J Vasc Endovasc Surg. 2015.
Horjus Talabur Horje CS, Bruijnen R, Roovers L, Groenen MJ, Joosten FB, Wahab PJ. Contrast Enhanced Abdominal Ultrasound in the Assessment of Ileal Inflammation in Crohn’s Disease: A Comparison with MR Enterography. PLoS One. 2015;10(8):e0136105.
Grimme FA, Spithoven JH, Zeebregts CJ, Scharn DM, Reijnen MM. Endovascular Treatment of Occlusive Lesions in the Aortic Bifurcation with Kissing Polytetrafluoroethylene-Covered Stents. J Vasc Interv Radiol. 2015;26(9):1277-84.
Horsch AD, Dankbaar JW, Niesten JM, van Seeters T, van der Schaaf IC, van der Graaf Y, Mali WP, Velthuis BK. Predictors of reperfusion in patients with acute ischemic stroke. AJNR Am J Neuroradiol. 2015;36(6):1056-62.
Grinsven van S, Nijenhuis TA, Konings PC, van Kampen A, van Loon CJ. Are radiologists superior to orthopaedic surgeons in diagnosing instability-related shoulder lesions on magnetic resonance arthrography? A multicenter reproducibility and accuracy study. J Shoulder Elbow Surg. 2015;24(9):1405-12.
Kappelle LJ, Hofmeijer J, Chamuleau SA, Nieuwenhuizen KM, Hemels ME, Klijn CJ. Resumption of antithrombotic treatment after an intracerebral haemorrhage. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8507.
Grinsven van S, van Loon C, van Gorp M, van Kints M, Konings P, van Kampen A. A feedback protocol improves the diagnostic performance of MR arthrography by experienced musculoskeletal radiologists in patients with traumatic anterior shoulder instability. Eur J Radiol. 2015. Groot de B, Ansems A, Gerling DH, Rijpsma D, van Amstel P, Linzel D, Kostense PJ, Jonker M, de Jonge E. The association between time to antibiotics and relevant clinical outcomes in emergency department patients with various stages of sepsis: a prospective multi-center study. Crit Care. 2015;19:194. Ham van den LH, Zeebregts CJ, de Vries JP, Reijnen MM. Abdominal Aortic Aneurysm Repair Using Nellix EndoVascular Aneurysm Sealing. Surg Technol Int. 2015;26:226-31. Hartman S, Merkus P, Maseland M, Roovers L, van Setten P. Hypokalaemia in children with asthma treated with nebulised salbutamol. Arch Dis Child. 2015. Haverkamp L, Brenkman HJ, Seesing MF, Gisbertz SS, van Berge Henegouwen MI, Luyer MD, Nieuwenhuijzen GA, Wijnhoven BP, van Lanschot JJ, de Steur WO, Hartgrink HH, Stoot JH, Hulsewe KW, Spillenaar Bilgen EJ, Rutter JE, Kouwenhoven EA, van Det MJ, van der Peet DL, Daams F, Draaisma WA, Broeders IA, van Stel HF, Lacle MM, Ruurda JP, van Hillegersberg R. Laparoscopic versus open gastrectomy for gastric cancer, a multicenter prospectively randomized controlled trial (LOGICA-trial). BMC Cancer. 2015;15(1):556. Heddema ER, van Hannen EJ, Bongaerts M, Dijkstra F, Ten Hove RJ, de Wever B, Vanrompay D. Typing of Chlamydia psittaci to monitor epidemiology of psittacosis and aid disease control in the Netherlands, 2008 to 2013. Euro Surveill. 2015;20(5):21026. Hertog den HM, Vermeer SE, Zandbergen AA, Achterberg S, Dippel DW, Algra A, Kappelle LJ, Koudstaal PJ. Safety and feasibiLIty of Metformin in patients with Impaired glucose Tolerance and a recent TIA or minor ischemic stroke (LIMIT) trial - a multicenter, randomized, open-label phase II trial. Int J Stroke. 2015;10(1):105-9.
Kienhorst LB, Janssens HJ, Eijgelaar RS, Radstake TR, van Riel PL, Janssen M. The detection of monosodium urate crystals in synovial fluid after long-term and varying storage conditions. Joint Bone Spine. 2015. Kienhorst LB, Janssens HJ, Fransen J, Janssen M. Comment on: The validation of a diagnostic rule for gout without joint fluid analysis: a prospective study: reply. Rheumatology (Oxford). 2015;54(7):1329-30. Kienhorst LB, van Lochem E, Kievit W, Dalbeth N, Merriman ME, Phipps-Green A, Loof A, van Heerde W, Vermeulen S, Stamp LK, van Koolwijk E, de Graaf J, Holzinger D, Roth J, Janssens HJ, Merriman TR, Broen JC, Janssen M, Radstake TR. Gout is a chronic inflammatory disease where high levels of interleukin 8 (CXCL8), MRP8/14 and an altered proteome associate with diabetes and cardiovascular disease. Arthritis Rheumatol. 2015. Kleef In den NJ, Konings PC, Smeets L. Sural artery injury with arteriovenous fistula: case report about a rare complication following arthroscopic medial meniscectomy. J Surg Case Rep. 2015;2015(2). Koehestanie P, Betzel B, Aarts EO, Janssen IM, Wahab P, Berends FJ. Is reimplantation of the duodenal-jejunal bypass liner feasible? Surg Obes Relat Dis. 2015. Koot AW, Visscher AP, Huits RM. Remission of splenic marginal zone lymphoma in a patient treated for hepatitis B: a case of HBV-associated lymphoma. Acta Clin Belg. 2015;70(4):301-3. Kornmann V, van Rijn P, Mulder D, Reijnders K. Delayed diagnosis of angiosarcoma of the spleen: clinically presenting as recurrent haemoperitoneum following embolisation. BMJ Case Rep. 2015;2015. Kortekaas JC, Kazemier BM, Ravelli AC, de Boer K, van Dillen J, Mol B, de Miranda E. Recurrence rate and outcome of postterm pregnancy, a national cohort study. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2015;193:70-4. Kruse RR, Vinke EJ, Poelmann FB, Rohof D, Holewijn S, Slump CH, Reijnen M. Computation of blood flow through collateral circulation of the superficial femoral artery. Vascular. 2015.
Hoeven van der SM, Binnekade JM, de Borgie CA, Bosch FH, Endeman H, Horn J, Juffermans NP, van der Meer NJ, Merkus MP, Moeniralam HS, van Silfhout B, Slabbekoorn M, Stilma W, Wijnhoven JW, Schultz MJ, Paulus F. Preventive nebulization of mucolytic agents and bronchodilating drugs in invasively ventilated intensive care unit patients (NEBULAE): study protocol for a randomized controlled trial. Trials. 2015;16(1):389.
Kuiper JL, Hendriks LE, van der Wekken AJ, de Langen AJ, Bahce I, Thunnissen E, Heideman DA, Berk Y, Buijs EJ, Speel EJ, Krouwels FH, Smit HJ, Groen HJ, Dingemans AM, Smit EF. Treatment and survival of patients with EGFR-mutated non-small cell lung cancer and leptomeningeal metastasis: A retrospective cohort analysis. Lung Cancer. 2015;89(3):255-61.
Hofmeijer J, Beernink TM, Bosch FH, Beishuizen A, Tjepkema-Cloostermans MC, van Putten MJ. Early EEG contributes to multimodal outcome prediction of postanoxic coma. Neurology. 2015;85(2):137-43.
Langebeek N, Nieuwkerk P. Electronic medication monitoring-informed counseling to improve adherence to combination anti-retroviral therapy and virologic treatment outcomes: a meta-analysis. Front Public Health. 2015;3:139.
Hofmeijer J, Kappelle LJ, Klijn CJ. Antithrombotic treatment and intracerebral haemorrhage: between Scylla and Charybdis. Pract Neurol. 2015;15(4):250-6.
Lelyveld van SF, Drylewicz J, Krikke M, Veel EM, Otto SA, Richter C, Soetekouw R, Prins JM, Brinkman K, Mulder JW, Kroon F, Middel A, Symons J, Wensing AM, Nijhuis M, Borghans JA, Tesselaar K, Hoepelman AI. Maraviroc Intensification of cART in Patients with Suboptimal Immunological Recovery: A 48-Week, PlaceboControlled Randomized Trial. PLoS One. 2015;10(7):e0132430.
Hofmeijer J, Tjepkema-Cloostermans MC, van Putten MJ. Outcome prediction in postanoxic coma with electroencephalography: The sooner the better. Resuscitation. 2015;91:e1-2.
Rijnstate Research & Innovatie
33
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 34
Publicaties Rijnstate vanaf april 2015 Lemmers SA, Dijkmans BA, Janssen M. Changing phenotype of diffuse idiopathic skeletal hyperostosis over time: comment on the article by Saleem and Hawass. Arthritis Rheumatol. 2015;67(6):1684-5.
orption ionization-time of flight mass spectrometry in comparison with polished steel target plates. J Clin Microbiol. 2015;53(6):1993-5.
Lempers VJ, Schouten JA, Hunfeld NG, Colbers A, van Leeuwen HJ, Burger DM, Verweij PE, Pickkers P, Bruggemann RJ. Altered Micafungin Pharmacokinetics in Intensive Care Unit Patients. Antimicrob Agents Chemother. 2015;59(8):4403-9.
Rijsingen van M, Seubring I, Maessen-Visch B, Lavrijsen S, van Bergen B, Groenewoud J, Gerritsen MJ. Insight into the number of pre-malignancies and malignancies of the skin in a hospital population in the Netherlands. Eur J Dermatol. 2015.
Liebregts J, Xi T, Timmermans M, de Koning M, Berge S, Hoppenreijs T, Maal T. Accuracy of three-dimensional soft tissue simulation in bimaxillary osteotomies. J Craniomaxillofac Surg. 2015;43(3):329-35.
Rijsingen van MC, Vossen R, van Huystee BE, Gorgels WJ, Gerritsen MJ. Skin tumour surgery in primary care: do general practitioners need to improve their surgical skills? Dermatology. 2015;230(4):318-23.
Lilja G, Nielsen N, Friberg H, Horn J, Kjaergaard J, Nilsson F, Pellis T, Wetterslev J, Wise MP, Bosch F, Bro-Jeppesen J, Brunetti I, Buratti AF, Hassager C, Hofgren C, Insorsi A, Kuiper M, Martini A, Palmer N, Rundgren M, Rylander C, van der Veen A, Wanscher M, Watkins H, Cronberg T. Cognitive function in survivors of out-ofhospital cardiac arrest after target temperature management at 33 degrees C versus 36 degrees C. Circulation. 2015;131(15):1340-9.
Rooij van FG, Tuladhar AM, Kessels RP, Vermeer SE, Goraj BM, Koudstaal PJ, Norris DG, de Leeuw FE, van Dijk EJ. Cohort study ON Neuroimaging, Etiology and Cognitive consequences of Transient neurological attacks (CONNECT): study rationale and protocol. BMC Neurol. 2015;15:36.
Manders SH, Kievit W, Adang E, Brus HL, Moens HJ, Hartkamp A, Hendriks L, Brouwer E, Visser H, Vonkeman HE, Hendrikx J, Jansen TL, Westhovens R, van de Laar MA, van Riel PL. Cost-effectiveness of abatacept, rituximab, and TNFi treatment after previous failure with TNFi treatment in rheumatoid arthritis: a pragmatic multi-centre randomised trial. Arthritis Res Ther. 2015;17:134. Menting J, Nikolaus S, Wiborg JF, Bazelmans E, Goedendorp MM, van Bon AC, van den Bergh JP, Mol MJ, Tack CJ, Knoop H. A web-based cognitive behaviour therapy for chronic fatigue in type 1 diabetes (Dia-Fit): study protocol for a randomised controlled trial. Trials. 2015;16:262. Mheen van de L, Everwijn SM, Knapen MF, Haak MC, Engels MA, Manten GT, Zondervan HA, Wirjosoekarto SA, van Vugt JM, Erwich JJ, Bilardo CM, van Pampus MG, de Groot CJ, Mol BW, Pajkrt E. Pregnancy outcome after fetal reduction in women with a dichorionic twin pregnancy. Hum Reprod. 2015;30(8):180712. Mutsaers ER, Kets CM, van Rossum MM. A girl with hyperkeratotic patches on the skin. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8294. Nijhuis RH, Severs TT, van der Vegt DS, van Zwet AA, Kusters JG. High levels of macrolide resistance-associated mutations in Mycoplasma genitalium warrant antibiotic susceptibility-guided treatment. J Antimicrob Chemother. 2015;70(9):2515-8. Pappot TW, Schuttevaer HM, Visser MJ. Bypass Graft Failure Resulting from Misidentification of the Aberrant Anatomy of a Persistent Sciatic Artery. Ann Vasc Surg. 2015. Platteel TN, Leverstein-van Hall MA, Cohen Stuart JW, Thijsen SF, Mascini EM, van Hees BC, Scharringa J, Fluit AC, Bonten MJ. Predicting carriage with extendedspectrum beta-lactamase-producing bacteria at hospital admission: a cross-sectional study. Clin Microbiol Infect. 2015;21(2):141-6. Pouwer AW, Farquhar C, Kremer JA. Long-acting FSH versus daily FSH for women undergoing assisted reproduction. Cochrane Database Syst Rev. 2015;7:CD009577. Putten van MJ, Hofmeijer J. Generalized periodic discharges: Pathophysiology and clinical considerations. Epilepsy Behav. 2015;49:228-33. Putten van MJ, Tjepkema-Cloostermans MC, Hofmeijer J. Infraslow EEG activity modulates cortical excitability in postanoxic encephalopathy. J Neurophysiol. 2015;113(9):3256-67. Renes JS, Willemsen RH, Mulder JC, Bakker-van Waarde WM, Rotteveel J, Oostdijk W, Houdijk EC, Westerlaken C, Noordam C, Verrijn Stuart AA, Odink RJ, de Ridder MA, Hokken-Koelega AC. New insights into factors influencing adult height in short SGA children: Results of a large multicentre growth hormone trial. Clin Endocrinol (Oxf ). 2015;82(6):854-61. Riat A, Rentenaar RJ, van Drongelen AM, Barras V, Bertens LC, Vlek AL, Doppenberg E, Weersink AJ, Reinders E, Vlaminckx BJ, Overbeeke N, van Burgel ND, Peterse N, Bosboom R, Boekhout T, Schrenzel J, Kusters JG. Ground steel target plates in combination with direct transfer of clinical Candida isolates improves frequencies of species-level identification by matrix-assisted laser des-
34 Rijnstate Research & Innovatie
Roos-Eysbouts Y, De Bie-Rocks B, Van Dijk J, Nap AW. Characteristics, expectations and needs of the dutch endometriosis society members. Gynecol Obstet Invest. 2015;79(4):234-8. Ruinemans-Koerts J, Ahmed-Ousenkova YM, Kaasjager HA, Hendriks-van Wijhe C, Hovens MM. When to screen for lupus anticoagulant? Influence of testing during acute phase and consequences for clinical practise. Lupus. 2015;24(11):1233-5. Schmidt-Hieltjes Y, Elshof C, Roovers L, Ruinemans-Koerts J. Diagnostic reference range of kappa/lambda free light chain ratio to screen for Bence Jones proteinuria is not significantly influenced by GFR. Eur J Haematol. 2015. Schrijver AM, van Leersum M, Fioole B, Reijnen MM, Hoksbergen AW, Vahl AC, de Vries JP. Dutch randomized trial comparing standard catheter-directed thrombolysis and ultrasound-accelerated thrombolysis for arterial thromboembolic infrainguinal disease (DUET). J Endovasc Ther. 2015;22(1):87-95. Sen H, Lam MK, Lowik MM, Danse PW, Jessurun GA, van Houwelingen KG, Anthonio RL, Tjon Joe Gin RM, Hautvast RW, Louwerenburg JH, de Man FH, Stoel MG, van der Heijden LC, Linssen GC, MJ IJ, Tandjung K, Doggen CJ, von Birgelen C. Clinical Events and Patient-Reported Chest Pain in All-Comers Treated With Resolute Integrity and Promus Element Stents: 2-Year Follow-Up of the DUTCH PEERS (DUrable Polymer-Based STent CHallenge of Promus ElemEnt Versus ReSolute Integrity) Randomized Trial (TWENTE II). JACC Cardiovasc Interv. 2015;8(7):889-99. Shapiro J, van Lanschot JJ, Hulshof MC, van Hagen P, van Berge Henegouwen MI, Wijnhoven BP, van Laarhoven HW, Nieuwenhuijzen GA, Hospers GA, Bonenkamp JJ, Cuesta MA, Blaisse RJ, Busch OR, Ten Kate FJ, Creemers GJ, Punt CJ, Plukker JT, Verheul HM, Spillenaar Bilgen EJ, van Dekken H, van der Sangen MJ, Rozema T, Biermann K, Beukema JC, Piet AH, van Rij CM, Reinders JG, Tilanus HW, Steyerberg EW, van der Gaast A. Neoadjuvant chemoradiotherapy plus surgery versus surgery alone for oesophageal or junctional cancer (CROSS): long-term results of a randomised controlled trial. Lancet Oncol. 2015;16(9):1090-8. Smids C, Horjus Talabur Horje CS, Wahab PJ, Groenen MJ, Middendorp S, van Lochem EG. On naivety of T cells in inflammatory bowel disease: a review. Inflamm Bowel Dis. 2015;21(1):167-72. Spil van WE, Nooijen S, de Jong PY, Aliredjo RP, de Sevaux RG, Verhave JC. Cryptococcal meningitis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8478. Steen van der M, Lem AJ, van der Kaay DC, Bakker-van Waarde WM, van der Hulst FJ, Neijens FS, Noordam C, Odink RJ, Oostdijk W, Schroor EJ, Westerlaken C, Hokken-Koelega AC. Metabolic Health in short children born SGA treated with GH and GnRHa: Results of a randomized, dose-response trial. J Clin Endocrinol Metab. 2015:jc20152619. Stuiver MM, Tusscher MR, van Opzeeland A, Brendeke W, Lindeboom R, Dijkstra PU, Aaronson NK. Psychometric properties of 3 patient-reported outcome measures for the assessment of shoulder disability after neck dissection. Head Neck. 2015.
Rijnstate 11-2015_Opmaak 1 13-11-15 12:10 Pagina 35
Artikelen gepubliceerd in een medisch (wetenschappelijk) tijdschrift (in een issue of als e-pub/online first) in de periode vanaf april 2015.
Swartz JE, Vandekerckhove L, Ammerlaan H, de Vries AC, Begovac J, Bierman WF, Boucher CA, van der Ende ME, Grossman Z, Kaiser R, Levy I, Mudrikova T, Paredes R, Perez-Bercoff D, Pronk M, Richter C, Schmit JC, Vercauteren J, Zazzi M, Zidovec Lepej S, De Luca A, Wensing AM. Efficacy of tenofovir and efavirenz in combination with lamivudine or emtricitabine in antiretroviral-naive patients in Europe. J Antimicrob Chemother. 2015;70(6):1850-7. Taylor WJ, Fransen J, Jansen TL, Dalbeth N, Schumacher HR, Brown M, Louthrenoo W, Vazquez-Mellado J, Eliseev M, McCarthy G, Stamp LK, Perez-Ruiz F, Sivera F, Ea HK, Gerritsen M, Scire C, Cavagna L, Lin C, Chou YY, Tausche AK, Vargas-Santos AB, Janssen M, Chen JH, Slot O, Cimmino MA, Uhlig T, Neogi T. Study for Updated Gout Classification Criteria (SUGAR): identification of features to classify gout. Arthritis Care Res (Hoboken). 2015. Tjepkema-Cloostermans MC, Hofmeijer J, Trof RJ, Blans MJ, Beishuizen A, van Putten MJ. Electroencephalogram predicts outcome in patients with postanoxic coma during mild therapeutic hypothermia. Crit Care Med. 2015;43(1):159-67. Tol-Geerdink van JJ, Leer JW, Wijburg CJ, van Oort IM, Vergunst H, van Lin EJ, Witjes JA, Stalmeier PF. Does a decision aid for prostate cancer affect different aspects of decisional regret, assessed with new regret scales? A randomized, controlled trial. Health Expect. 2015. Tolenaar JL, van den Ham LH, Reijnen MM, de Vries JP. Late Conversion After Sac Anchoring Endoprosthesis for Secondary Aortic Aneurysm Infection. J Endovasc Ther. 2015. Trapman M, van Ingen J, Keijman J, Swanink CM. Urinary Tract Infection Caused by a Capnophilic Proteus mirabilis Strain. J Clin Microbiol. 2015;53(6):1959-60.
Westendorp WF, Vermeij JD, Zock E, Hooijenga IJ, Kruyt ND, Bosboom HJ, Kwa VI, Weisfelt M, Remmers MJ, ten Houten R, Schreuder AH, Vermeer SE, van Dijk EJ, Dippel DW, Dijkgraaf MG, Spanjaard L, Vermeulen M, van der Poll T, Prins JM, Vermeij FH, Roos YB, Kleyweg RP, Kerkhoff H, Brouwer MC, Zwinderman AH, van de Beek D, Nederkoorn PJ. The Preventive Antibiotics in Stroke Study (PASS): a pragmatic randomised open-label masked endpoint clinical trial. Lancet. 2015;385(9977):1519-26. Wiersema A, Bruijninckx C, Reijnen M, Vos J, Van Delden O, Vahl A, Zeebregts C, Moll F. Perioperative prophylactic antithrombotic strategies in vascular surgery: current practice in the Netherlands. J Cardiovasc Surg (Torino). 2015;56(1):11925. Wiersema A, Jongkind V, Bruijninckx C, Reijnen M, Vos J, Van Delden O, Zeebregts C, Moll F. Prophylactic intraoperative antithrombotics in open infrainguinal arterial bypass surgery: a systematic review. J Cardiovasc Surg (Torino). 2015;56(1):127-43. Wijnen H, Salemink D, Roovers L, Taekema D, de Boer H. Vitamin D supplementation in nursing home patients: randomized controlled trial of standard daily dose versus individualized loading dose regimen. Drugs Aging. 2015;32(5):371-8. Witte ME, Reijnen MM, de Vries JP, Zeebregts CJ. Mechanochemical Endovenous Occlusion of Varicose Veins Using the ClariVein(R) Device. Surg Technol Int. 2015;26:219-25. Witteman BP, Conchillo JM, Rinsma NF, Betzel B, Peeters A, Koek GH, Stassen LP, Bouvy ND. Randomized controlled trial of transoral incisionless fundoplication vs. proton pump inhibitors for treatment of gastroesophageal reflux disease. Am J Gastroenterol. 2015;110(4):531-42.
Truijers M, Reijnen MM. Commentary: Treatment of in-stent restenosis in the superficial femoral artery: at the crossroads of using either covered stents or paclitaxel-based modalities. J Endovasc Ther. 2015;22(1):11-3.
Woestenburg NO, Winter HB, Janssens PM. What motivates men to offer sperm donation via the internet? Psychol Health Med. 2015:1-7.
Truijers M, van Sterkenburg SM, Lardenoije JW, Reijnen MM. Endovascular repair of a ruptured pararenal aortic aneurysm using the nellix endovascular aneurysm sealing system and chimney grafts. J Endovasc Ther. 2015;22(3):291-4.
Xi T, de Koning M, Berge S, Hoppenreijs T, Maal T. The role of mandibular proximal segment rotations on skeletal relapse and condylar remodelling following bilateral sagittal split advancement osteotomies. J Craniomaxillofac Surg. 2015.
Tuerlings JH, Pelger EC, de Pont BJ, van Waarde JA. Dichotomy of psychiatric and somatic emergency care; fundamental flaw should be addressed. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A9151.
Xi T, Schreurs R, van Loon B, de Koning M, Berge S, Hoppenreijs T, Maal T. 3D analysis of condylar remodelling and skeletal relapse following bilateral sagittal split advancement osteotomies. J Craniomaxillofac Surg. 2015;43(4):462-8.
Verkerk AO, van Borren MM, van Ginneken AC, Wilders R. Ca(2+) cycling properties are conserved despite bradycardic effects of heart failure in sinoatrial node cells. Front Physiol. 2015;6:18.
Zhang S, van Sighem A, Kesselring A, Gras L, Prins JM, Hassink E, Kauffmann R, Richter C, de Wolf F, Reiss P. Risk of non-AIDS-defining events among HIV-infected patients not yet on antiretroviral therapy. HIV Med. 2015;16(5):265-72.
Voorend-van Bergen S, Vaessen-Verberne AA, Brackel HJ, Landstra AM, van den Berg NJ, Hop WC, de Jongste JC, Merkus PJ, Pijnenburg MW. Monitoring strategies in children with asthma: a randomised controlled trial. Thorax. 2015;70(6):543-50. Vorst van der MJ, Neefjes EC, Konings IR, Verheul HM. Prophylactic treatment for delayed chemotherapy-induced nausea and vomiting after non-AC based moderately emetogenic chemotherapy: a systematic review of randomized controlled trials. Support Care Cancer. 2015;23(8):2499-506. Wagener ML, de Vos MJ, Hannink G, van der Pluijm M, Verdonschot N, Eygendaal D. Mid-term clinical results of a modern convertible total elbow arthroplasty. Bone Joint J. 2015;97-B(5):681-8. Wagener ML, Dezillie M, Hoendervangers Y, Eygendaal D. Clinical results of the re-fixation of a Chevron olecranon osteotomy using an intramedullary cancellous screw and suture tension band. Strategies Trauma Limb Reconstr. 2015;10(1):1-4.
Publicaties die niet opgenomen zijn in Pubmed
Bech A, Vrijmoeth T, Reichert L, van Borren M, de Boer H. Personalized Monitoring of Calcium Flux Direction during Haemodialysis. J Clin Nephrol Res. 2015;2(1):1018. Goluke NMS, Huibers CJA, Stalpers SC, Taekemia DG, Vermeer SE, Jansen PAF. An observational, retrospective study of the length of stay, and its influencing factors, among elderly patients at the Emergency Department. Eur Geriatr Med. 2015;6:331-5. Kienhorst LB, Janssen M. Jicht en Pseudojicht. Bijblijven. 2015;31:335-64.
Walter D, van Boeckel PG, Groenen MJ, Weusten BL, Witteman BJ, Tan G, Brink MA, Nicolai J, Tan AC, Alderliesten J, Venneman NG, Laleman W, Jansen JM, Bodelier A, Wolters FL, van der Waaij LA, Breumelhof R, Peters FT, Scheffer RC, Leenders M, Hirdes MM, Steyerberg EW, Vleggaar FP, Siersema PD. Cost Efficacy of Metal Stents for Palliation of Extrahepatic Bile Duct Obstruction in a Randomized Controlled Trial. Gastroenterology. 2015;149(1):130-8.
Rijnstate Research & Innovatie
35