Uitgifte Vonnisnummer
Uitgereikt aan
Uitgereikt aan
Uitgereikt aan
op €
op €
op €
Repertoriumnummer
2015 / Datum van uitspraak
05/11/2015 Rolnummer
AR/14/08579 AR/15/09864
Niet aan te bieden aan de ontvanger
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen Vonnis 11de kamer
Aangeboden op
Niet te registreren
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 2 van 12
A.R. A/14/08579
de NV L A Z A R E K A P L A N B E LG I U M , waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 2018 Antwerpen, Hoveniersstraat 30, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0434.627.801, (hierna: “LKB”)
eisende partij, vertegenwoordigd door mr Francine Wachsstock en mr Philippe Scharf, advocaten, met kantoor te Antwerpen, Van Bréestraat 20,
de NV naar Nederlands recht ABN AMRO BANK, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te Amsterdam (Nederland), Gustav Mahlerlaan 10, ingeschreven in het handelsregister en de Kamer van Koophandel te Amsterdam onder het nummer 34334259, met bijkantoor te 2600 Berchem (België), Roderveldlaan 5 b4, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0819.210.332, (hierna “Abn Amro Bank”) Eisende partij in vrijwillige tussenkomst, vertegenwoordigd door mr Stan Brijs en mr Rubben Lindemans, advocaten, met kantoor te 1000 Brussel, Terhulpsesteenweg 120,
de BVBA D I A M O N D C E N T E R , waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 2018 Antwerpen, Schupstraat 9-11/38, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0423.840.411,
Vrijwillig tussenkomende partij, vertegenwoordigd door mr Hilde Beernaert, advocaat, met kantoor te Antwerpen, Amerikalei 191,
TEGEN
de NV D.D. MANUFACTURING , waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 2018 Antwerpen, Schupstraat 9 -11, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0430.019.509, (hierna: “DD”)
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 3 van 12
verwerende partij, vertegenwoordigd door mr Ivan Collin, advocaat, met kantoor te Antwerpen, Britselei 39,
EN
A.R. A15/09864
de NV K B C B A N K , waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1080 Brussel, Havenlaan 2, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0462.920.226, in haar hoedanigheid van algemeen rechtsopvolgster van NV Antwerpse Diamantbank, met maatschappelijke zetel te 2018 Antwerpen, Pelikaanstraat 54, en met ondernemingsnummer 0404.465.551, welke vennootschap werd overgenomen door NV KBC Bank door middel van een met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting zoals gedefinieerd in artikel 676, 1° van het Wetboek van Vennootschappen (BS 30 april en 2 juli 2015),
Eisende partij, vertegenwoordigd door mr. Bob Delbaere, advocaat, met kantoor te Antwerpen, Generaal Van Merlenstraat 3, TEGEN
de NV D.D. MANUFACTURING , waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 2018 Antwerpen, Schupstraat 9 -11, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0430.019.509
verwerende partij, vertegenwoordigd door mr Ivan Collin, advocaat, met kantoor te Antwerpen, Britselei 39
I. SITUERING VAN HET GESCHIL LKB, ABN AMRO Bank, Bvba Diamond Center en NV KBC Bank vorderen het faillissement te horen uitspreken van DD. DD beroept zich op de bescherming van de artikelen 22 en 29 van de
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 4 van 12
Wet van 31 januari 2009 en stelt dat zij niet failliet kan worden verklaard ingevolge het door haar ingestelde beroep tegen het vonnis van deze rechtbank waarbij haar verzoek tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie als onontvankelijk werd afgewezen.
II. PROCEDUREVERLOOP Het geding werd ingeleid bij dagvaarding betekend op 6 oktober 2014 (LKB) en op 22 september 2015 (NV KBC Bank). Ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2014 werd een verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst neergelegd ten verzoeke van van BVBA Diamond Center. Op 1 december 2014 werd een verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst neergelegd ten verzoeke van ABN AMRO Bank ter griffie van de Rechtbank van Koophandel Antwerpen (afdeling Antwerpen). De partijen werden gehoord in openbare terechtzitting van 18 december 2014. Gehoord het mondeling gegeven advies ter zitting van 18.12.2014 door de heer Th. Loquet, Subst. Proc. des Konings. Op de zitting van 18 december 2014 werd de zaak in beraad genomen. Op 06.01.2015 werd door LKB een verzoekschrift tot heropening der debatten neergelegd, op 08.01.2015 werd door DD eveneens een verzoekschrift tot heropening der debatten neergelegd. Door LKB en ABN Amro werden opmerkingen geformuleerd op beide verzoekschriften. Bij vonnis van 12 februari 2015 heeft deze rechtbank de heropening der debatten bevolen en de zaak vastgesteld voor behandeling op de terechtzitting van 17 september 2015. Ter zitting van 17 september 2015 verzocht DD de zaak uit te stellen ingevolge neerlegging van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie. De zaak werd uitgesteld en vastgesteld en in beraad genomen op de openbare zitting van 22 oktober 2015 nadat de partijen werden gehoord. Het onderwerp van de vordering wordt uitsluitend bepaald door de syntheseconclusies. De rechtbank hield bij de beoordeling van het geschil dan ook rekening met: – de syntheseconclusie neergelegd op 15 juni 2015 en de stukken neergelegd op 16 december 2014 door NV LAZARE KAPLAN BELGIUM, – de syntheseconclusie neergelegd op 14 april 2015 en de stukken neergelegd op 6 januari 2015 door NV ABN AMRO BANK. – het verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst neergelegd op 23 oktober 2014 en de stukken ter zitting neergelegd op 22 oktober 2015 door BVBA DIAMOND CENTER.
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 5 van 12
– de dagvaarding betekend op 22 september 2015 en de stukken ter zitting neergelegd op 22 oktober 2015 door NV KBC BANK .
In deze procedure werd de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken nageleefd.
III. DE VORDERING EN LKB, ABN Amro Bank, Bvba Diamond Center en NV KBC Bank vorderen het faillissement te horen uitspreken van DD. Ter zitting wordt verzocht de zaken gekend onder de rolnummers A.R. A/14/08579 en A.R. A/15/09864 samen te voegen gelet op samenhang.
IV. BEOORDELING 1. SAMENVOEGING: Artikel 30 van het Gerechtelijk Wetboek stelt dat rechtsvorderingen “als samenhangende zaken worden behandeld, wanneer zij onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, ten einde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer de zaken afzonderlijk worden berecht”. Bij dagvaarding van 6 oktober 2014 vordert LKB het faillissement van DD te horen uitspreken, NV ABN Amro Bank en Bvba Diamond Center sluiten zich aan bij deze vordering middels verzoekschriften tot vrijwillige tussenkomst. Deze procedure is gekend onder A.R. A/14/08579. Bij dagvaarding van 22 september 2015 vordert NV KBC Bank het faillissement van DD te horen uitspreken, zaak gekend onder A.R. A/15/09864. In beide procedures wordt gevorderd het faillissement van DD uit te spreken en wordt de aanstelling van een curator gevraagd. Beide procedures zijn zo nauw verbonden dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten ten einde onverenigbare beslissingen te vermijden. 2. Voorafgaandelijk aan de vordering in faillissement heeft LKB DD op 14 juli 2014 voor deze rechtbank gedagvaard in ontbinding (zaak gekend voor deze rechtbank onder nummer AR A/14/05807). Op de ochtend van de rechtsdag waarop de ontbindingsvordering was vastgesteld voor pleidooien, 31 maart 2015, heeft DD een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie neergelegd. In afwachting van een uitspraak omtrent de al dan niet opening van de procedure van gerechtelijke organisatie werd de zaak uitgesteld naar de zitting van 5 mei 2015. Immers, art. 22 WCO stelt dat de schuldenaar niet gerechtelijk kan worden ontbonden zolang de rechtbank geen uitspraak gedaan heeft over het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie. Bij vonnis van 24 april 2014 van deze rechtbank werd het verzoek tot gerechtelijke organisatie afgewezen als onontvankelijk. Op 4 mei 2015, daags voor de zitting waarop de ontbindings-
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 6 van 12
vordering zou worden behandeld, heeft DD een hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, zaak die op het Hof van Beroep te Antwerpen werd ingeleid op 4 juni 2015. Op de zitting van deze rechtbank van 5 mei 2015 werd door DD geargumenteerd in haar pleidooi dat de zaak andermaal diende uitgesteld ingevolge de artikelen 22 en 29 WCO. Artikel 29 WCO, par. 3 luidt: “Als het vonnis de vordering verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op”. De zaak werd uitgesteld naar de zitting van 26 mei 2015 en aldaar onbepaald uitgesteld ingevolge het hoger beroep. Op de dag waarop de zaak was vastgesteld voor pleidooien voor het Hof van Beroep, 18 juni 2015, verklaarde DD “afstand te doen van het ingestelde hoger beroep”, wat aanvaard werd door LKB en ABN. 3. Deze zaak werd ingeleid bij dagvaarding van 6 oktober 2014, waarbij LKB vordert het faillissement van DD te horen uitspreken. ABN Amro Bank en Bvba Diamond Center sluiten zich aan bij deze vordering middels verzoekschriften tot vrijwillige tussenkomst. Op de ochtend van de rechtsdag waarop deze vordering in faillissement zou worden behandeld, 17 september 2015, werd door DD een (tweede) verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie neergelegd. Op de zitting van 17 september 2015 verzoekt DD de zaak uit te stellen op grond van artikel 22 WCO. Artikel 22 WCO stelt immers: “Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard”. Op 17 september 2015 werd de zaak dan ook uitgesteld naar de zitting van 22 oktober 2015 in afwachting van een uitspraak omtrent het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie. Inmiddels is NV KBC Bank eveneens overgegaan tot dagvaarding in faillissement van DD, zaak die op de inleidingszitting eveneens werd uitgesteld naar de zitting van 22 oktober 2015. Bij vonnis van deze rechtbank van 30 september 2015 werd het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie (andermaal) afgewezen als onontvankelijk. Bij verzoekschrift neergelegd op 1 oktober 2015, heeft DD hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, zaak die vastgesteld staat voor inleiding op het Hof van Beroep te Antwerpen op 3 december 2015. 4. Ter zitting van 22 oktober 2015 verklaarde DD bij monde van haar raadsman dat zij uiterlijk op 3 december zal beslissen of zij (wat de beroepsprocedure betreft) al dan niet zal volharden in haar verzoek tot gerechtelijke reorganisatie dan wel dit verzoek zal intrekken en zélf aangifte van staking van betaling te doen. DD stelt bij conclusies: “Ingevolge voormeld hoger beroep kan concluante niet failliet worden verklaard zolang over de WCO aanvraag geen definitieve uitspraak werd geveld (zie artikel 22 en 29 WCO-wet”. Zij beroept zich aldus andermaal op de bescherming van genoemde artikelen. Ter staving van haar verweer, de vordering tot faillietverklaring uit te stellen, dan wel op te schorten ingevolge de beroepsprocedure en de artikelen 22 en 29 WCO, verwijst zij naar een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 18 oktober 2012 (R.A.B.G. 2013/4). Het Hof van Beroep overweegt hierbij:
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 7 van 12
“Krachtens artikel 22 WCO kan, zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, de schuldenaar niet failliet worden verklaard. Krachtens artikel 23 WCO sluit de staat van faillissement van de schuldenaar op zich niet uit dat een procedure van gerechtelijke reorganisatie kan worden geopend of verdergezet. Uit deze bepalingen volgt dat dergelijke procedure niet kan worden geopend of verdergezet, ook indien de faillissementsvoorwaarden in hoofde van de schuldenaar vervuld zijn, voor zover hij niet failliet werd verklaard en dat hij, eens het verzoekschrift neergelegd, ook niet meer kan worden failliet verklaard totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan over het verzoek. Krachtens artikel 29 WCO staat tegen het vonnis dat beslist over de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie hoger beroep open, dat dient ingesteld binnen acht dagen na de kennisgeving van het vonnis. Luidens het laatste lid van deze bepaling schort het hoger beroep de uitspraak op, indien het bestreden vonnis de vordering had verworpen. Uit deze bepaling blijkt de wil van de wetgever om de schuldenaar, wiens verzoek werd verworpen, verder te beschermen tegen een faillietverklaring tijdens de behandeling van het hoger beroep”. LKB, NV KBC Bank en ABN Amro argumenteren dat de opeenvolgende verzoeken tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie manifest dilatoir zijn en rechtsmisbruik uitmaken. Bvba Diamond Center gedraagt zich naar de wijsheid van de rechtbank. Het Openbaar Ministerie heeft, bij monde van de heer Christiaan Nys, Eerste Substituut Procureur des Konings, mondeling advies uitgebracht ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2015. Het Openbaar Ministerie meent dat de faillissementsvoorwaarden vervuld zijn, meer bepaald dat DD op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en dat haar krediet geschokt is en meent dat door DD misbruik wordt gemaakt van de WCO-procedure ten einde een faillissement op deze manier af te wenden. 5. Het recht, om enerzijds een verzoek tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie in te dienen en het recht om, ingeval van verwerping van dat verzoek, om gedurende een termijn van acht dagen na de kennisgeving van het vonnis hoger beroep aan te tekenen, mag niet misbruikt worden. Vraag is aldus of DD genoemd recht heeft uitgeoefend op een wijze die misbruik van recht oplevert. Wanneer een proceshandeling uitsluitend ertoe strekt de belangen van de tegenpartijen te schaden, meer bepaald de uitoefening van een rechtsmiddel voor laatstgenoemden moeilijker, langzamer of duurder te maken, levert zij rechtsmisbruik op (Cass. 19 februari 2010, C.09.0118.F – C.09.0132.F-C.09.013.F). De sanctie van het misbruik bij de uitoefening van dat recht bestaat in het opleggen van de normale uitoefening ervan of in het herstel van de schade ten gevolge van dat misbruik. Wanneer de abusieve rechtsuitoefening betrekking heeft op de toepassing van de wettelijke bescherming, kan het herstel erin bestaan dat aan de schuldeiser het recht wordt ontzegd om op de bescherming van dat wetsartikel een beroep te doen.
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 8 van 12
De Wet van 31 januari 2009 op de continuïteit van ondernemingen (WCO) heeft geen kwantitatieve beperking opgelegd voor indiening van verzoeken tot opening van de procedure. Dit zou er op neerkomen dat, in geval van abusievelijk beroep op deze wet, een schuldenaar zich steeds kan blijven verschuilen achter de bescherming van de artikelen 22 en 29 WCO. Hij is wettelijk niet verhinderd om na een afwijzing van zijn verzoek hervorming na te streven via een beroepsprocedure om dan nadien eventueel een nieuw verzoek in te dienen. Het te allen tijde vermijden van een faillissement, kan geen absoluut doel van de WCO-procedure zijn. Uit het geheel van die gegevens blijkt dat, gelet op de omstandigheden van de zaak, de opeenvolgende verzoeken tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie en de daaropvolgende ingestelde beroepsprocedures rechtsmisbruik opleveren. Eerst een WCO-verzoek neerleggen op de dag dat een vordering tot gerechtelijke ontbinding diende behandeld te worden, daarna het beroep tegen het vonnis dat dit WCO-verzoek onontvankelijk verklaarde, ter zitting intrekken om enkele maanden later opnieuw een WCO-verzoek in te dienen de dag dat de vordering in faillissement zou behandeld worden, doet geenszins veronderstellen dat een reorganisatie met het oog op continuïteit centraal staat. De opeenvolgende verzoeken tot WCO werden louter en alleen ingediend met als enig doel de bescherming van artikel 22 en 29 WCO te genieten. Deze procedures (en de daaraan gekoppelde wettelijke bescherming) kunnen aldus niet in aanmerking worden genomen om het faillissement van DD al dan niet uit te spreken. 6. Bovendien blijkt uit de formulering van artikel 22 WCO dat het gaat over ‘een’ uitspraak over ‘het’ verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie. Het doel van deze bepaling is duidelijk: de situatie van de schuldenaar dient bevroren te worden tot de uitspraak van de rechtbank over het verzoekschrift. Het kan niet de bedoeling geweest zijn van de wetgever deze bescherming (tegen een faillietverklaring) uit te breiden naar een tweede, derde of vierde verzoek. Deze uitspraak zoals bedoeld bij artikel 22 WCO ligt reeds voor, met name deze van 24 april 2014. Alhoewel de schuldenaar hiertegen in beroep ging deed hij er afstand van. In die zin geldt de bescherming van het tweede lid niet (meer) en al evenmin deze van artikel 29 WCO. Uit de bepalingen van artikel 22 en artikel 29 WCO kan de wil van de wetgever niet afgeleid worden om de schuldenaar, tot in den treure te beschermen tegen een faillietverklaring nu dit de deur zou openzetten voor proceduremisbruiken en voor een excessief beroep op de reorganisatieprocedure. 7. Artikel 2 van de wet van 8 augustus 1997 luidt: “De koopman die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt is, bevindt zich in staat van faillissement”. Deze rechtbank dient aldus te onderzoeken of DD als koopman op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en of haar krediet al dan niet geschokt is. 8. De rechtsvoorganger van NV KBC Bank, de NV Antwerpse Diamantbank, heeft ingevolge opeenvolgende kredietbevestigingen, kredieten toegestaan aan DD. Deze kredieten werden alle opgezegd bij aangetekende brief van 9 oktober 2014 waar DD tevens formeel in gebreke werd gesteld tot terugbetaling van de uitstaande bedragen. Nu geen betaling volgde is de NV
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 9 van 12
Antwerpse Diamantbank op 9 maart 2015 overgegaan tot dagvaarding van DD wat resulteerde in het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 15 april 2015 met veroordeling van DD in betaling van de (provisionele) som van tien miljoen dollar (10.000.000,00 USD). Dit vonnis werd betekend op 6 mei 2015 en is, bij gebreke aan verzet of hoger beroep in kracht van gewijsde gegaan. Ook een andere kredietverstrekker van DD, de ABN AMRO Bank, ging voorafgaandelijk reeds over tot opzegging van de kredieten, met name op 7 oktober 2014. Uit deze elementen stelt deze rechtbank vast dat het krediet van DD geschokt is. 9. Uit de stukken neergelegd door BVBA Diamond Center, verhuurder van het kantoor op de maatschappelijke zetel van DD, blijkt de veroordeling voor achterstallige huurgelden van DD bij vonnis van het Vredegerecht van het eerste kanton te Antwerpen van 24 september 2014 voor de som van € 69.502,28. Aan DD werden afbetalingsfaciliteiten toegekend waarbij zij maandelijks, en met ingang van september 2014, zou afbetalen met maandelijkse betalingen van € 10.000,00. Deze afbetalingen werden echter niet nageleefd. Bij vonnis van de Vrederechter van het eerste kanton te Antwerpen van 12 november 2014 werd de huurovereenkomst ontbonden en werd DD bijkomend veroordeeld tot bijkomende achterstallen van € 19.055,33, € 3.156,72 en € 1.242,49 en een wederverhuringsvergoeding van € 28.583,01. 10. Bij beschikking van 30 september 2014 werd door de voorzitter van deze rechtbank een voorlopig bewindvoerder aangesteld over DD. Uit het voorafgaand verslag van 3 oktober 2014 en uit het tussentijds verslag van 13 november 2014 van de voorlopig bewindvoerder blijkt dat: -
door DD geen activiteiten meer werden gevoerd,
-
het huurcontract, met betrekking tot de vestiging van de maatschappelijke zetel aan de Schupstraat 9-11 te Antwerpen, werd beëindigd per 30 september 2014 en dat er sprake is van een huurachterstal van meer dan € 70.000,00,
-
diverse dagvaardingen ten verzoeke van schuldeisers werden aangetroffen, zo onder meer ten verzoeke van NV Cinderella (€ 9.527,41), ten verzoeke van de RSZ (€ 4.103,64), ten verzoeke van de NV Panis zijnde de accountant (€ 49.259,24),
-
de op het adres van de maatschappelijke zetel aangetroffen inboedel en administratie klaar stond in verhuisdozen ten einde verscheept te worden,
-
er per 31 december 2013 geen sprake was van afsluitingsverrichtingen ten behoeve van de jaarrekening.
11. De twee recentste jaarrekeningen (2013 & 2014) werden noch goedgekeurd door de algemene vergadering, noch neergelegd bij de NBB. 12. Op 27 augustus 2015 werd een ontwerp van verdeling opgemaakt met betrekking tot de verdeling van de koopopbrengst van twee wagens van DD waaruit blijkt dat onder meer vol-
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 10 van 12
gende schuldeisers opkomen in de evenredige verdeling voor een te verdelen saldo van € 7.990,00: -
RSZ € 27.279,93,
-
BTW € 20.565,36,
-
Directe Belastingen € 19.259,99,
-
NV Cinderella € 11.217,92,
-
NV Eurostar Diamond Traders € 16.608,29,
-
Rachmanov € 2.802.554,68,
-
NV ABN AMRO Bank € 31.443.569,49,
-
Bvba Diamond Center € 83.627,69,
-
NV Lazare Kaplan Belgium € 4.367.220,29,
-
Agentschap Verkeersbelastingen € 7.472,28.
13. Dat DD de schuldvorderingen van LKB en ABN AMRO Bank betwist, doet geen afbreuk aan de andere schuldvorderingen van andere schuldeisers die niet betwist worden en blijkbaar niet ingelost kunnen worden. Bij conclusies stelt DD bovendien dat door vele beslagleggingen en hangende procedures “het haar niet mogelijk was om behoorlijk te functioneren, haar vorderingen te innen of activa ten gelde te maken”. DD betwist de schuldvordering van NV KBC Bank niet en stelt hieromtrent enkel dat door NV KBC Bank een ander standpunt opzichtens haar heeft ingenomen in tegenstelling tot de vroegere houding van haar rechtsvoorganger Antwerpse Diamantbank. Ook de schuldvordering van Bvba Diamond Center betwist zij niet. 14. Besluit: Uit voorgaande elementen, de uiteenzetting van partijen en de voorgebrachte stukken, stelt deze rechtbank vast dat DD op duurzame wijze opgehouden heeft te betalen en dat haar krediet geschokt is. De vordering is rechtmatig en gegrond. Met toepassing van artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek wordt DD verwezen in de kosten van het geding. Krachtens artikel 1018, 6° van het Gerechtelijk Wetboek omvatten deze kosten de rechtsplegingsvergoeding. Nu de vordering niet waardeerbaar is betreft deze het basisbedrag van € 1.320,00.
Beslissing De Rechtbank,
Rechtdoende op tegenspraak,
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 11 van 12
Na erover te hebben beraadslaagd, komt de Rechtbank tot volgende beslissing: – zij voegt de zaken gekend onder A/15/09864 en A14/08579 samen, – zij verklaart de hoofdvordering toelaatbaar en als volgt gegrond, – zij verklaart IN STAAT VAN FAILLISSEMENT: de NV D.D. MANUFACTURING , waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 2018 Antwerpen, Schupstraat 9 -11, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0430.019.509, Bewerken van diamant.
– zij: 1. stelt het tijdstip waarop werd opgehouden te betalen vast op heden, 2. benoemt tot rechter-commissaris de heer Marcel Von Den Busch, Rechter in handelszaken, en tot curatoren Mr. Ilse Mertens, advocaat, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Molenstraat 52-54 en Mr. Marc Gross, advocaat, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Van Eycklei 20, 3. beveelt dat er zal overgegaan worden tot het opstellen van de inventaris zonder zegellegging in aanwezigheid van de rechter-commissaris, 4. zegt dat de schuldvorderingen moeten ingediend worden voor 04/12/2015. 5. zegt dat het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen uiterlijk op 31/12/2015 ter griffie van de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, Gerechtsgebouw, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen, dient te worden neergelegd. 6. gelast de rechter-commissaris de bevoegdheden uit te oefenen toegewezen aan de Vrederechter, krachtens de bepalingen van de wet op de faillissementen. 7. verleent ambtshalve het voordeel der kosteloze rechtspleging voor de akten en pleegvormen zoals bepaald door art. 666 van het gerechtelijk wetboek en stelt gerechtsdeurwaarder Mr. Guy Hemelaer, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Lange Lozanastraat 153 bus 14, aan om desgevallend de hulp van zijn ambt te verlenen. 8. zegt dat de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), hiervan ter griffie een verklaring kunnen neerleggen (artikel 72 bis en artikel 72 ter Fail.W.). 9. beveelt de publicatie van dit vonnis door de griffier binnen de vijf dagen in het Belgisch Staatsblad, uitgegeven te Brussel en binnen dezelfde termijn door de curator in de dagbladen De Nieuwe Gazet en Het Nieuwsblad.
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen
AR / 1 4 / 0 8 5 7 9 – 1 5 / 0 9 8 6 4
p. 12 van 12
10. legt de kosten ten laste van de failliete boedel aan de zijde van NV KBC Bank begroot op € 348,64 voor dagvaarding en rolzetting en € 1.320,00 rechtsplegingsvergoeding, aan de zijde van LKB op € 387,14 voor dagvaarding en rolzetting en € 1.320,00 rechtsplegingsvergoeding, aan de zijde van ABN AMRO op € 1.320,00 rechtsplegingsvergoeding, aan de zijde van Bvba Diamond Center op € 1.320,00 rechtsplegingsvergoeding.
Dit vonnis werd gewezen door de elfde kamer van de rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen, waar zitting hadden: T. Coeckelbergh
Rechter, voorzitter van de kamer,
A. Van Gelder
Rechter in handelszaken,
D. Peeters
Rechter in handelszaken,
L. Boets
Griffier,
en uitgesproken in openbare zitting van diezelfde kamer op donderdag 05/11/2015 door de voorzitter, bijgestaan door de griffier.
L. Boets
T. Coeckelbergh
D. Peeters
A. Van Gelder