rapport
Rapportage onderzoek minimabeleid Rekenkamercommissie LeidschendamVoorburg en Rijswijk
Utrecht, november 2011
Hiemstra & De Vries B.V. is gevestigd te Utrecht en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel aldaar onder nummer 301 945 81.
Inhoud Inleiding
1
2
3
4
5
4
Achtergrond en aanleiding onderzoek
4
Onderzoeksvragen en opzet rapportage
4
Introductie van het minimabeleid en beschrijving van de doelgroep
6
Introductie minimabeleid en afbakening onderzoek
6
Beschrijving van de doelgroep van Leidschendam- Voorburg
6
Beschrijving van de doelgroep van Rijswijk
8
Wettelijke kaders en gemeentelijke vrijheden minimabeleid
10
Wettelijke kaders minimabeleid op basis van de Wwb
10
Wettelijke kaders voor kwijtschelding
12
(Verwachte) veranderingen in het wettelijk kader
13
Overige beleidswijzigingen die minima raken
14
Het minimabeleid van Leidschendam-Voorburg
16
Het doel en de doelgroepen van het minimabeleid
16
Totaal gemeentelijke voorzieningen voor minima
16
Budget en besteding minimabeleid
19
Betekenis minimabeleid voor vier concrete voorbeeldhuishoudens
20
Ombuigingen in de voorjaarsnota van Leidschendam-Voorburg
24
Ombuigingsmaatregelen voorjaarsnota 2011
24
Betekenis voorgenomen wijzigingen voor de voorbeeldhuishoudens
26
Bereik minimabeleid Leidschendam-Voorburg en mogelijkheden om dit te vergroten
6
28
Gebruik van de verschillende minimaregelingen
28
Bereik van de verschillende minimaregelingen
29
Beoordeling gebruik en bereik
30
Mogelijke maatregelen om het bereik te vergroten
32
Kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg
33
Bevindingen aangaande de rol van de raad
33
Mogelijkheden om rol van de raad te verbeteren
34
2
7
8
9
Beantwoording centrale onderzoeksvraag voor LeidschendamVoorburg
35
Het minimabeleid van Rijswijk
36
Totaal gemeentelijke voorzieningen voor minima
36
Budget en besteding minimabeleid
39
Betekenis minimabeleid voor vier concrete voorbeeldhuishoudens
40
Ombuigingen in het minimabeleid van Rijswijk
44
Bereik minimabeleid van Rijswijk en mogelijkheden om dit te vergroten
45
Gebruik en bereik van de verschillende minimaregelingen
45
Beoordeling gebruik en bereik
46
Mogelijke maatregelen om het bereik te vergroten
48
10 Kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad van Rijswijk
49
Bevindingen aangaande de rol van de raad
49
Mogelijkheden voor verbetering
50
11 Beantwoording centrale onderzoeksvraag voor Rijswijk
52
A
Selectie van vier voorbeeldhuishoudens
54
Leidschendam-Voorburg:
54
Rijswijk
54
B
Landelijke voorzieningen waar minima recht op hebben
55
C
Overzicht inkomsten en uitgaven bij huidig beleid
56
D
Enquête Nieuwsbrief werk en bijstand
61
E
Overzicht behandelde stukken minimabeleid in de raad
62
Leidschendam-Voorburg
62
Rijswijk
64
3
Inleiding Achtergrond en aanleiding onderzoek Een laag inkomen gaat vaak samen met verschijnselen als een matige gezondheid, een slechte arbeidsmarktpositie, weinig sociale contacten of geringe toekomstperspectieven. Deze combinatie leidt bij een substantieel deel van de huishoudens met lage inkomens tot sociale uitsluiting. Daarnaast komen arme huishoudens soms voor noodzakelijke kosten te staan die ze niet kunnen betalen. Om sociale uitsluiting tegen te gaan en huishoudens te ondersteunen die door bijzondere omstandigheden voor bijzondere noodzakelijke kosten komen te staan voeren gemeenten minimabeleid uit. Ook de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk voeren minimabeleid uit. De ondersteunende regelingen waar minima beroep op kunnen doen (zowel landelijke regelingen als gemeentelijk minimabeleid) veranderen de komende jaren. Regelingen worden onder druk van bezuinigingen enerzijds en de toenemende vraag naar ondersteuning anderzijds ingeperkt en ook het perspectief verandert: participatie en de weg naar werk staan steeds meer centraal en ook het minimabeleid moet hieraan bijdragen. Ook in het minimabeleid van de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk zullen waarschijnlijk ombuigingen noodzakelijk zijn. De rekenkamercommissie van Leidschendam-Voorburg en Rijswijk heeft Hiemstra & De Vries opdracht gegeven onderzoek te doen naar de effecten van de (voorgenomen) bezuinigingen op het minimabeleid in beide gemeenten. Doel van dit onderzoek is de gemeenteraden van Leidschendam-Voorburg en Rijswijk inzicht te bieden in de consequenties van ombuigingen in het minimabeleid. Op basis hiervan kan de raad de beleidsvoornemens toetsen op het (gewenste) effect om te kunnen beoordelen of er sprake is van verantwoorde besluitvorming.co
Onderzoeksvragen en opzet rapportage Onderzoeksvragen De rekenkamercommissie heeft de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd: Vindt de implementatie van ombuigingen in het minimabeleid in de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk plaats op basis van een duidelijke rol van de raad en op basis van aan de raad beschikbaar gestelde documenten met informatie over het bereik en de effecten van dit beleid?
De volgende deelvragen worden in dit onderzoek beantwoord:
4
1. Wat is de mate van het bereik van het beleid voor de verschillende doelgroepen en typen huishoudens? 2. Welke vrijheden of mogelijkheden heeft de gemeente(raad) bij het vormgeven van het minimabeleid? 3. Welke maatregelen zijn mogelijk om het bereik waarnodig te vergroten? 4. Wat is de doorwerking van de verschillende (mogelijke) ombuigingsmaatregelen binnen de verschillende nader af te spreken typen huishoudens? voor wat gemeentelijke ombuigingen betreft gaat het om de beoogde doorwerking van de beleidsvoornemens van het college en de effecten van feitelijke besluitvorming? 5. Hoe is de kaderstellende en controlerende rol van de raad gestalte gegeven en welke actie is eventueel nodig tot verbetering daarvan? Opzet rapportage en leeswijzer De eerste twee hoofdstukken zijn voor beide gemeenten samen uitgewerkt. De andere hoofdstukken zijn voor beide gemeenten apart uitgewerkt. De opzet van de rapportage is als volgt: 1. introductie op het minimabeleid en beschrijving van de doelgroep van beide gemeenten 2. wettelijke kaders en gemeentelijke vrijheden in minimabeleid (deelvraag 2). Leidschendam-Voorburg: 3. huidige minimabeleid van de gemeente en de betekenis hiervan voor individuele huishoudens. 4. ombuigingen in het minimabeleid en de betekenis hiervan voor individuele huishoudens. (deelvraag 4). 5. bereik van de minimaregelingen en de mogelijke maatregelen om het bereik te vergroten (deelvraag 1 en 3). 6. kaderstellende en controlerende rol van de raad en noodzakelijke acties om deze te verbeteren (deelvraag 5). 7. beantwoording van de centrale onderzoeksvraag. Rijswijk: 8. huidige minimabeleid van de gemeente, verwachte wijzigingen hierin en de betekenis hiervan voor individuele huishoudens (deelvraag 4). 9. bereik van de minimaregelingen en de mogelijke maatregelen om het bereik te vergroten (deelvraag 1 en 3). 10. kaderstellende en controlerende rol van de raad en noodzakelijke acties om deze te verbeteren (deelvraag 5). 11. beantwoording van de centrale onderzoeksvraag. Onderdeel van deze rapportage is een digitaal rekenmodel. Dit wordt per mail aan de raadsleden verstrekt. Hiermee kan bekeken worden: • •
Op welke lokale minimaregelingen verschillende type individuele huishoudens nu (2011) aanspraak kunnen maken. Wat de consequenties van mogelijke beleidswijzigingen zijn, op het niveau van individuele huishoudens en voor de totale besteding van de gemeente.
5
1 Introductie van het minimabeleid en beschrijving van de doelgroep Introductie minimabeleid en afbakening onderzoek In dit onderzoek wordt de term minimabeleid gehanteerd voor alle voorzieningen waar inwoners aanspraak op kunnen maken op grond van een laag inkomen. De definitie van ‘laag inkomen’, wordt uitgedrukt in een percentage van het sociaal minimum (bijvoorbeeld tot 130%). Het sociaal minimum is het bedrag dat een huishouden, volgens het Rijk, ten minste nodig heeft om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Het sociaal minimum is afgeleid van het minimumloon en is ongeveer even hoog als een uitkering volgens de Wet werk en bijstand (Wwb). De precieze hoogte hangt af van de gezinssamenstelling: Voor een alleenstaande is dit bijvoorbeeld € 920 per maand, voor een gezin (gehuwd of samenwonend) is dit € 1.3141. Regelingen specifiek bedoeld voor mensen met een laag besteedbaar inkomen (inkomen min vaste lasten) maken ook onderdeel uit van het minimabeleid van de gemeente. Schuldhulpverlening is hiervan een voorbeeld. Deze regelingen worden weergegeven, maar gaan niet in op de beleidsvrijheid ten aanzien van deze regeling(en) en de effecten voor individuele minima. Dit omdat de beleidskaders heel anders zijn dan die van het overige minimabeleid, en omdat de effecten (van wijzigingen) voor individuele minima moeilijk inzichtelijk te maken zijn. Minimabeleid staat niet op zichzelf, maar is ondersteunend en aanvullend aan andere terreinen zoals jeugdbeleid, (re)integratiebeleid en het WMO-beleid. Vanuit deze beleidsterreinen worden voorzieningen aangeboden waar minima gebruik van maken en zijn er kruisverbanden tussen deze onderwerpen. Deze beleidsvelden vallen buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Het is echter in de besluitvorming over eventuele aanpassingen van het minimabeleid wel van belang om de bredere consequenties te overzien.
Beschrijving van de doelgroep van LeidschendamVoorburg Door middel van een eigen armoedemonitor wordt elke twee jaar onderzoek gedaan naar de minima in de gemeente. Op basis van de armoedemonitor 2010 (cijfers uit 2009) en informatie van het CBS is hier de doelgroep beschreven.
1
2011, netto inkomen inclusief vakantietoeslag
6
Omvang van de totale doelgroep In Leidschendam-Voorburg leven ruim 3000 huishoudens van een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Dit is bijna 9% van de totale bevolking. Volgens de armoedemonitor verdienen 560 gezinnen tussen de 110% en 130% van het sociaal minimum. Dit cijfer verschilt sterk van de gegevens van het CBS. Daaruit blijkt dat deze groep minimaal 1300 huishoudens groot is2. Dit verschil is te verklaren omdat in de armoedemonitor alleen huishoudens zijn meegenomen waarmee de gemeente zelf contact heeft (gehad) in het kader van bijstand of minimabeleid. De cijfers van het CBS geven daarmee een realistischer beeld van de werkelijke doelgroep3. Het aantal minimahuishoudens is tussen 2007 en 2009 fors toegenomen (toename van 15%). Dit lijkt een direct gevolg van de economische crisis want ook landelijk is deze toename te zien. Cijfers over 2010 zijn lokaal noch landelijk bekend. Verdeling van de doelgroep naar type huishoudens en leeftijd In onderstaande twee figuren is de verdeling naar huishoudtype en de verdeling naar leeftijd onder minimahuishoudens weergegeven: Leidschendam Voorburg: Huishoudtype inkomens tot 110%
Leidschendam Voorburg: leeftijdsverdeling inkomens tot 110%
5%
15%
23% 18%
Alleenstaand
18 - 27 jaar
Eenoudergezin
27 - 40 jaar
19%
51%
Meerpersoons zonder kinderen
40 - 65 jaar 65 jaar en ouder
Meerpersoons met kinderen 15%
54%
Figuur 1 verdeling naar huishoudtype
Figuur 2 verdeling naar leeftijdscategorie
Zoals zichtbaar in figuur 1 bestaat de doelgroep voor het grootste deel (51%) uit alleenstaanden. De andere drie type huishoudens zijn ongeveer gelijk verdeeld. In vergelijking met de totale bevolking van Leidschendam-Voorburg valt op dat het 2 CBS-Statline, laatste beschikbare gegevens over 2008 op basis van maximale inkomen 125% sociaal minimum 3 In de Benchmark WWB (van SGBO en Stimulans) staat dat de doelgroep tot 120% van het minimum zelfs ruim 10.000 huishoudens groot is. Uit navraag bij Stimulans blijkt dat dit cijfer niet klopt, omdat er een verkeerde definitie is gehanteerd (cijfer is niet de doelgroep tot 120% van het sociaal minimum)
7
aantal eenoudergezinnen onder minima relatief groot is (15% van de minimahuishoudens ten opzichte van 4% van alle huishoudens in LeidschendamVoorburg). Dit betekent dat 37% van alle eenoudergezinnen een inkomen heeft van minder dan 110% van het sociaal minimum. Het aantal meerpersoonshuishoudens zonder kinderen is relatief klein: 19% van de minimahuishoudens ten opzichte van 37% van de huishoudens in de totale bevolking) 4. Zoals zichtbaar in figuur 2 is het grootste deel van de minima tussen de 40 en de 65 jaar. Het percentage 65-plussers is met 23% relatief groot. Landelijk is dit percentage ongeveer 16%. De verklaring hiervoor is dat het totale aantal 65plussers in de gemeente hoog is. Van de totale bevolking van LeidschendamVoorburg is 32% ouder dan 65. Er zijn dus relatief veel ouderen en daarmee ook meer ouderen met een laag inkomen. De andere leeftijdscategorieën komen in omvang overeen met de totale populatie van de gemeente.
Beschrijving van de doelgroep van Rijswijk De gemeente Rijswijk doet zelf geen onderzoek naar de samenstelling van de doelgroep. Op basis van openbaar beschikbare informatie van het CBS kan de doelgroep zoals die in 2008 was worden weergegeven. Omvang van de totale doelgroep In Rijswijk leefden volgens het CBS in 2008 ongeveer 2200 huishoudens van een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Dit is ongeveer 9,5% van de totale bevolking. Dit is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. 3100 huishoudens hadden een inkomen tot 125%5. Dit is 13,7% van de totale bevolking6. Landelijk is de doelgroep van minima tussen 2008 en 2009 met ongeveer 8% toegenomen7. Het is aannemelijk dat deze groei ook in Rijswijk heeft plaatsgevonden. Op basis hiervan was de doelgroep in 2009 naar schatting respectievelijk 2380 (110% sociaal minimum) en 3350 (130% sociaal minimum) huishoudens groot. Cijfers over 2010 zijn lokaal nog landelijk bekend.
4 Een verdere toelichting van de doelgroep en de verhouding tot de totale bevolking van Leidschendam-Voorburg is weergegeven in de Armoedemonitor 5 Naar de inkomenscategorie tot 130% is door CBS geen specifiek onderzoek gedaan 6 In de Benchmark WWB (van SGBO en Stimulans) staat dat de doelgroep tot 120% van het minimum zelfs bijna 7.000 huishoudens groot is. Uit navraag bij Stimulans blijkt dat dit cijfer niet klopt, omdat er een verkeerde definitie is gehanteerd (cijfer is niet de doelgroep tot 120% van het sociaal minimum)
7 Op basis van de voorlopige cijfers 2009 CBS-statline
8
Verdeling doelgroep naar type huishoudens en leeftijd In onderstaande twee figuren is de verdeling naar huishoudtype en de verdeling naar leeftijd onder minimahuishoudens weergegeven: huishoudtype inkom en tot 110%
5%
leeftijd hoofdkostw innaar
5%
alleenstaand
27%
18% meerpersoons zonder kinderen
tot 25 jaar 36%
meerpersoons met kinderen
5% 58%
25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar
eenoudergezin
65 jaar of ouder
14% overig meerpersoons
32%
Figuur 1 verdeling naar huishoudtype
Figuur 2 verdeling naar leeftijdscategorie
Zoals zichtbaar in figuur 1 bestaat de doelgroep voor het grootste deel (58%) uit alleenstaanden. Het aantal meerpersoonshuishoudens met kinderen is beperkt (slechts 5%). In vergelijking met de totale bevolking van Rijswijk valt op dat het percentage alleenstaanden onder minima relatief groot is. 58% van de minima is alleenstaand zonder kinderen, terwijl van alle huishoudens in Rijswijk slechts 48% alleenstaand is. Ook bij eenoudergezinnen zijn er relatief veel minima, 18% ten opzichte van 7% van alle huishoudens in Rijswijk. Het percentage meerpersoonshuishoudens, met en zonder kinderen, is in vergelijking met de totale bevolking van Rijswijk relatief klein. Zoals zichtbaar in figuur 2 is het grootste deel van de minima tussen de 25 en de 45 jaar (36%). De verdeling komt overeen met de verdeling van de totale populatie van Rijswijk.
9
2 Wettelijke kaders en gemeentelijke vrijheden minimabeleid Dit hoofdstuk geeft antwoord op de volgende onderzoeksvraag: Welke vrijheden en mogelijkheden heeft de gemeente(raad) bij het vormgeven van het minimabeleid? Er is een onderscheid gemaakt tussen twee wetten: de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Invorderingswet. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk beschrijft de verwachte ontwikkelingen in het wettelijk kader, op basis van de voorgenomen wijzigingen in rijksbeleid.
Wettelijke kaders minimabeleid op basis van de Wwb Verplichtingen en beperkingen gemeenten op basis van de Wwb De Wwb vormt het belangrijkste kader voor het gemeentelijk minimabeleid. In deze wet zijn de kaders voor de algemene en bijzondere bijstand vastgelegd. Uitgangspunt van de Wwb is dat het Rijk verantwoordelijk is voor het generieke inkomensbeleid en dat gemeenten maatwerk leveren om in unieke gevallen ondersteuning te bieden. Op basis van de Wwb heeft de gemeente twee verplichtingen: •
•
Gemeenten zijn op basis van de Wwb verplicht personen met bijzondere bijstand te ondersteunen die “in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien”. Bijzondere bijstand is een uitkering voor specifieke noodzakelijke kosten die niet van het inkomen betaald kunnen worden. De bijstand is nooit hoger dan de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd8. Gemeenten zijn op basis van de Wwb verplicht bijstand te verstrekken in de vorm van een langdurigheidtoeslag aan mensen die langdurig een laag inkomen hebben en geen zicht hebben op inkomensverbetering (door middel van betaald werk). De gemeenteraad mag zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag bepalen en zelf de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’ invullen.
8
Vaak geldt een maximumvergoeding op basis van een richtprijs. Hiervoor wordt vaak de NIBUD-prijzengids voor de bijzondere bijstand gehanteerd. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat een winterjas gemiddeld € 50 kost. Bijzondere bijstand kan ook in de vorm van goederen of diensten (bijstand in natura) of in de vorm van een lening (leenbijstand) worden verstrekt
10
De Wwb stelt ook een aantal beperkingen: •
•
•
De gemeente mag alleen bijzondere bijstand verlenen zolang voor de kosten geen zogenaamde voorliggende voorziening bestaat9. De bijzondere bijstand is bedoeld als vangnet voor unieke gevallen die niet door andere voorziening geholpen kunnen worden. Op grond van zeer dringende redenen mogen gemeenten van deze beperking afwijken. De gemeente mag in principe geen categoriale (ongericht, voor grote groepen toegankelijk) inkomensondersteunende voorzieningen aanbieden. Anders omschreven: gemeenten mogen aan huishoudens geen bedrag toekennen alleen omdat ze een laag inkomen hebben. Dit omdat categoriale inkomensondersteuning bijdraagt aan de armoedeval en daardoor de uitstroom naar onder meer werk in de weg staat. Een armoedeval ontstaat als mensen door (gemeentelijke) minimavoorzieningen netto meer overhouden dan mensen met een hoger inkomen (boven de grenzen van het minimabeleid). Van deze beperking mag de gemeente niet afwijken. Wel zijn er een aantal doelgroepen uitgesloten van deze beperking. Deze zijn in de volgende paragraaf toegelicht. De gemeente mag geen langdurigheidstoeslag verstrekken aan personen jonger dan 21 jaar en ouder dan 65 jaar.
Gemeentelijke vrijheden om minimabeleid vorm te geven op basis van de Wwb Binnen de grenzen van de Wwb heeft de gemeente een aantal vrijheden om minimabeleid vorm te geven. Onderstaand zijn de belangrijkste twee vrijheden en de mogelijke invulling daarvan weergegeven: Bepalen van de doelgroep: aan wie stelt de gemeente welke minimavoorzieningen beschikbaar. Zoals aangegeven mag een gemeente in principe geen categoriale inkomensondersteunende voorzieningen aanbieden. Voor een beperkt aantal doelgroepen is in de Wwb hierop een uitzondering gemaakt10: • • •
personen van 65 jaar of ouder chronisch zieken of gehandicapten huishoudens met kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen, als de regeling gericht is op kosten voor maatschappelijke participatie, zoals schoolkosten, contributie voor sportverenigingen en kosten voor theaterbezoek
Aan andere personen mag de gemeente categoriale regelingen beschikbaar stellen als deze nadrukkelijk gericht zijn op het bevorderen van maatschappelijke participatie en de gemeente hiermee binnen de grenzen van de Wwb blijft en dus geen inkomenspolitiek bedrijft. Dit type regelingen is daarom in principe altijd op 9 Dit zijn voorziening buiten de Wwb, zoals voorzieningen waar vanuit de Zorgverzekeringswet (ZVW), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO) een aanspraak op kan worden gedaan. 10 De gemeente mag aan deze groepen alleen categoriale ondersteuning bieden als er geen sprake is van ongerichte inkomenssuppletie. Dit betekent dat het aannemelijk moet zijn dat de groep die de categoriale verstrekking krijgt de daarmee te dekken kosten maakt.
11
basis van een kortings- of declaratieregeling (minima mogen niet ‘zomaar’ geld krijgen). Een voorbeeld hiervan is de Ooievaarspas. Daarnaast biedt de Wwb gemeenten de mogelijkheid tot het aanbieden van een gratis (aanvullende) collectieve ziektekostenverzekering aan de totale doelgroep. Gemeenten zijn daarbij voor alle voorzieningen in principe vrij om de voorziening breder of smaller beschikbaar te maken. De gemeente is bijvoorbeeld vrij om per voorziening de inkomensgrens (wat is ‘een laag inkomen’) te bepalen en de gemeente is bij de langdurigheidstoeslag vrij in het bepalen van de referteperiode (hoeveel jaar is ‘langdurig laag inkomen’). Bepalen van de invulling van de regelingen: wat stelt de gemeente beschikbaar en tot welke waarde. Gemeenten zijn ook gedeeltelijk vrij om de hoogte en vorm van de te verlenen bijstand te bepalen (zolang hiermee geen inkomenspolitiek wordt bedreven). Dit betekent dat de gemeente zelf de precieze hoogte van de individuele uitkeringen kan bepalen en zelf kan bepalen of dit een gift is of een lening.
Wettelijke kaders voor kwijtschelding Het tweede wettelijke kader is de Invorderingswet 1990 en de daarbij horende uitvoeringsregelingen. Hierin is vastgelegd hoe landelijke en lokale belastingen (gemeenten, maar ook waterschappen) belasting moeten en mogen heffen. Op grond van de Gemeentewet (artikel 255) is deze ook van toepassing voor (kwijtschelding van) gemeentelijke belastingen. Op basis van deze wet is de gemeente niet verplicht om kwijtschelding te verlenen. Gemeenten kunnen zelf bepalen of en zo ja welke gemeentelijke belastingen onder het kwijtscheldingbeleid vallen, en of ze gehele of gedeeltelijke kwijtschelding mogelijk maken. Wel is vastgelegd hoe gemeenten moeten vaststellen of kwijtschelding kan worden verleend. Ook hierbij is het Rijksuitgangspunt dat inkomensbeleid een zaak is van het Rijk. Voor kwijtschelding komen daarom alleen personen in aanmerking die door het ontbreken van (voldoende) vermogen en betalingscapaciteit geen middelen hebben om een belastingaanslag te betalen. Voor de berekening van (onvoldoende) betalingscapaciteit mag de gemeente een percentage hanteren dat ligt tussen de 90% en 100% van de bijstandsnorm. Dit betekent dat een inwoner met een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm kan worden aangemerkt als iemand met onvoldoende betalingscapaciteit. Verreweg de meeste gemeenten en het grootste deel van de waterschappen maken hiervan gebruik en stellen de kosten van bestaan vast op 100%. Voor het berekenen van de vermogensgrens zijn in de Invorderingswet vaste regels opgenomen waar de gemeente niet van mag afwijken. De berekening van de vermogensgrens is afhankelijk van verschillende individuele factoren, maar bedraagt ongeveer € 2.269. Onder vermogen wordt bijvoorbeeld ook overwaarde op het huis en een inboedel of auto duurder dan € 2.269 gerekend.
12
(Verwachte) veranderingen in het wettelijk kader Bij de beschrijving van de veranderingen in het wettelijk kader is uitgegaan van de uitgewerkte of al voorgenomen besluiten. Aangekondigde wijzigingen of maatregelen zoals bijvoorbeeld in het regeerakkoord zijn opgenomen zijn dus niet allemaal verwerkt. Hierbij is het namelijk vaak nog onduidelijk hoe de regeling er precies uit gaat zien en wanneer dit in zal gaan. Aanpassing en aanscherping van de Wwb De ministerraad heeft op voorstel van staatsecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingestemd met aanscherping van de Wwb. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de afspraken uit het regeer- en gedoogakkoord. Het wetsvoorstel voor aanpassing van de Wwb is 17 juni ingediend bij de tweede kamer11. Het streven van de regering is om de aanscherping van de Wwb per 1 januari 2012 door te voeren. Het definitieve wetsvoorstel is 13 oktober aangenomen door de tweede kamer. Hieronder zijn de belangrijkste wijzigingen weergegeven die direct consequenties hebben voor de beleidsvrijheid van gemeenten om minimabeleid te voeren. Scherpere inkomensnorm voor gezinsbijstand: De bijstand voor gezinnen wordt aangepast. Ouders en inwonende kinderen moeten straks gezamenlijk één uitkering aanvragen. Er wordt dan niet meer alleen gekeken naar de inkomsten van de ouders onderling, maar ook naar die van inwonende kinderen. Het totale huishoudinkomen dus. Consequentie hiervan is dat huishoudens met werkende kinderen minder of geen uitkering zullen krijgen. Voor gemeenten zullen de uitvoeringskosten naar verwachting omhoog gaan, omdat de aanvraagprocedure complexer wordt. Gemeenten zullen ook in hun minimabeleid (bijzondere bijstand) deze aangescherpte inkomensnorm moeten hanteren. Dit betekent dat de doelgroep die in aanmerking komt voor minimabeleid zal gaan krimpen. Hoe groot deze krimp precies is, is niet bekend. Normering inkomensgrens gemeentelijk minimabeleid: In veel gemeenten is een deel van het minimabeleid beschikbaar gemaakt voor inwoners met een inkomen tot boven het sociaal minimum. In Leidschendam-Voorburg en Rijswijk zijn momenteel ook een aantal regelingen beschikbaar tot 125% en 130% van het sociaal minimum. Het kabinet stelt één landelijke inkomensgrens van 110% van het wettelijk minimumloon voor gemeentelijke categoriale bijstand. Alleen aan de hand van individuele omstandigheden hebben gemeenten de mogelijkheid om maatwerk te leveren en extra inkomensondersteuning te geven. Door deze maatregel zal de doelgroep die in aanmerking komt voor gemeentelijk 11 Wetsvoorstel tot wijziging van de Wwb en samenvoeging met de Wet investeren in jongeren, 17-6-2011
13
minimabeleid krimpen. De potentiële groep gebruikers (met een inkomen tussen de 110% en 130% van het sociaal minimum) is in beide gemeente fors (ongeveer 1/3 van de totale doelgroep). De consequentie van deze maatregel is echter beperkt, omdat slechts een klein deel van deze huishoudens daadwerkelijk gebruik maken van de beschikbare voorzieningen. Alleen de Ooievaarspas wordt ook door deze doelgroep goed gebruikt (zie hoofdstuk 5 Leidschendam-Voorburg en hoofdstuk 4 Rijswijk). Verruiming bevoegdheden om kwijtschelding van belastingen te verlenen Naast bovenstaande voorgenomen wijzigingen in de Wwb, heeft de Tweede Kamer op 29 maart 2011 een wetsvoorstel aangenomen dat provincies, gemeenten en waterschappen meer ruimte biedt om belastingen en heffingen geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Wanneer dit voorstel precies in gaat is nog niet bekend. Gemeenten kunnen hierdoor straks (naast eigen regels voor de inkomenstoets) ook eigen regels vaststellen over de wijze waarop het vermogen wordt getoetst, tot een maximaal bedrag van de vermogensnorm in de Wwb. Verder staat in dit wetsvoorstel dat de regels voor het verlenen van kwijtschelding ook zullen kunnen gelden voor ondernemers. Het mag daarbij alleen gaan om decentrale belastingen die géén relatie hebben met de onderneming, om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Dit laatste voorstel is per 1 april 2011 ingegaan.
Overige beleidswijzigingen die minima raken Naast deze regelingen die minimabeleid van gemeenten direct raken spelen er nog een aantal wetswijzigingen die de situatie van minima de komende jaren zullen beïnvloeden. De belangrijkste zijn: •
•
Overige wijzigingen Wwb: − Beperking stijging Minimumloon: De bijstandsuitkering stijgt momenteel harder dan het netto minimumloon. Om dit te compenseren wordt de dubbele heffingskorting voor bijstandsgerechtigden afgeschaft. − bijstandsnorm in 20 jaar tijd geleidelijk met ongeveer 2000 euro op jaarbasis te verlagen. − Baanzoekplicht voor jongeren: Jongeren tot 27 jaar moeten eerst vier weken zelf actief op zoek gaan naar werk en een opleiding voordat een uitkering of ondersteuning kan worden aangevraagd. − Tegenprestatie voor een uitkering: Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden om van mensen die een uitkering ontvangen een tegenprestatie te vragen. De tegenprestatie mag kansen op werk niet in de weg staan. Nieuwe Wet Werken naar Vermogen (WWNV): Deze nieuwe wet komt (gedeeltelijk) in de plaats van bestaande wetgeving zoals de Wwb, de Wet op sociale werkvoorziening en de Wet arbeidsongeschiktheid voor jonggehandicapten (Wajong). Het uitgangspunt van de WWNV is: werk gaat boven inkomen. Iedereen die kan werken valt onder dezelfde regels, namelijk de regels die gelden in de bijstand. Mensen kunnen een beroep doen op hun
14
gemeente voor ondersteuning en/of begeleiding naar werk. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking. Er komt daarvoor één ongedeeld re-integratiebudget. Gemeenten krijgen daardoor meer vrijheid om het re-integratiebudget naar eigen inzicht te besteden. Het totaal beschikbare budget neemt echter af. De verwachting is daarom dat de beschikbare voorzieningen voor minima af zullen nemen.
15
3 Het minimabeleid van Leidschendam-Voorburg Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het huidige minimabeleid en de totale beschikbare gemeentelijke voorzieningen in 2011. Vervolgens wordt de betekenis van het minimabeleid voor vier concrete voorbeeldhuishoudens uitgewerkt. Dit hoofdstuk is de opmaat voor hoofdstuk vier waarin de (consequenties van) recente aanpassingen in het minimabeleid zijn uitgewerkt.
Het doel en de doelgroepen van het minimabeleid Het minimabeleid van de gemeente Leidschendam-Voorburg is uitgewerkt in de Beleidsnota 'Mee blijven doen!: minimabeleid gemeente Leidschendam-Voorburg 2007 – 2010’. Dit beleid is verlengd tot en met 2011, in afwachting van de kerntakendiscussie die dit jaar wordt gevoerd. Het minimabeleid is gericht op het “bevorderen van maatschappelijke participatie door het stimuleren van een actieve deelname aan de maatschappelijke activiteiten voor inwoners tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm”. Een aantal regelingen is ook beschikbaar voor inwoners met een inkomen tot maximaal 130% van het sociaal minimum. Leidschendam-Voorburg werkt daarbij vanuit een doelgroepenbenadering, waarbij het minimabeleid gespecificeerd is uitgewerkt voor de volgende doelgroepen: • • • •
jeugd volwassenen onder de 65 jaar 65+ huishoudens chronisch zieken en gehandicapten
Per doelgroep zijn specifieke maatregelen, voorzieningen en (bereik)doelstellingen vastgesteld. Naast het minimabeleid is er de ‘Kwijtscheldingsregeling gemeentelijke belastingen’ (1-1-2010), waarin het kwijtscheldingsbeleid van de gemeente is uitgewerkt.
Totaal gemeentelijke voorzieningen voor minima Onderstaande tabellen bevatten een overzicht van de voorzieningen waar inwoners met een laag inkomen gebruik van kunnen maken. Een aantal voorzieningen wordt aangeboden door externe partners met subsidie van de gemeente. Deze zijn apart weergegeven. Voor alle regelingen geldt (tenzij anders aangegeven) dat de maximale vermogensgrens gelijk is aan de vermogensgrens van de Wwb: In 2011 is dit € 5.550 voor alleenstaanden en € 11.110 voor meerpersoonshuishoudens. Alle regelingen zijn een gift (en dus geen lening), tenzij anders aangegeven.
16
Naam regeling
Omschrijving en doelstelling van de regeling
Inkomen- en vermogensgrens
Persoonscriteria
Bedrag en vorm uitkering
130% van het sociaal minimum
Geen
• •
110% van het sociaal minimum
Voor iedereen die bij zorg en zekerheid een aanvullende verzekering heeft (av-top of avstandaard) Criteria of iemand chronisch ziek of gehandicapt is zijn vastgelegd13 Er vindt een automatische kwijtschelding plaats als de rechthebbende twee jaar gebruik heeft gemaakt van kwijtschelding en aan de criteria voldoet
•
Algemene regelingen: voor alle huishoudens Ooievaarspas
Collectieve ziektekosten verzekering Chronisch zieken en gehandicapten Kwijtschelding
Individuele bijzondere bijstand
Korting op culturele, sportieve en educatieve activiteiten om participatie te bevorderen Korting op basis- en aanvullende verzekering (av) en gemeentelijke aanvullende verzekering voor ruimere dekking van zorgkosten (extra dekking) Compensatie voor kosten die chronisch zieken en gehandicapten maken Kwijtschelding voor de riool- en afvalstoffenheffing
Vergoeding voor noodzakelijke en onvermijdelijke kosten die niet op een andere manier worden vergoed
110% van het sociaal minimum 100% van het sociaal minimum De vermogensgrens voor kwijtschelding is lager dan wwb, maar is afhankelijk van de specifieke situatie van het huishouden 110% van het sociaal minimum
Verdere criteria zijn: • Kosten zijn noodzakelijk en onvermijdelijk • Kosten worden nergens anders vergoed (geen voorliggende voorziening)
•
Korting op culturele en sportieve activiteiten Waarde Ooievaarspas was in 2010 gemiddeld € 4412 per persoon Waarde av-gemeente is ongeveer € 23 per verzekerde per maand Kinderen zijn automatisch meeverzekerd
•
€ 274 per persoon
Volledige kwijtschelding van deze belastingen, het kwijtgescholden bedrag wordt met de aanslag verrekend • Afval: 1-persoonshuishouden: € 244,90. Meerpersoonshuishouden: € 296,76 • Riool: € 100,08 per huishouden • •
Gift op basis inventarislijst (eigen richtbedragen van de gemeente) er is geen maximum Duurzame gebruiksgoederen worden in principe alleen als lening verstrekt
Regelingen voor aanvragers jonger dan 65 jaar • •
Langdurigheids toeslag
Tegemoetkoming voor mensen die lange tijd tot op 110% van het sociaal minimum moeten leven
110% van het sociaal minimum
Schoolkosten basisonderwijs
Compensatie voor extra schoolkosten voor kinderen op de basisschool
130% van het sociaal minimum
Schoolkosten voortgezet onderwijs
Compensatie voor extra schoolkosten voor kinderen op de middelbare school
130% van het sociaal minimum
Voor ouders jonger dan 65 met kinderen op voortgezet onderwijs
Internetkosten
Compensatie voor internetkosten voor kinderen
130% van het sociaal minimum
Voor ouders jonger dan 65 met kinderen in groep 7/8 van de basisschool en de middelbare school met maximumleeftijd van 18 jaar
Computer regeling
Compensatie voor een computer
130% van het sociaal minimum
21-65 jaar Minimaal 3 jaar een laag inkomen • Geen uitzicht op inkomensverbetering Voor ouders jonger dan 65 met kinderen op de basisschool
Voor ouders jonger dan 65 met kinderen in groep 7 en 8 van de basisschool en op de middelbare
12
• • •
€ 349 voor alleenstaande € 447 voor alleenstaande ouder € 498 voor gehuwden
• •
Tot 100% sociaal minimum: maximaal € 110 per kind Tussen 110% en 130% het sociaal minimum: maximaal € 77 per kind Op basis van declaratie (nota van kosten) Tot 100% van het sociaal minimum: maximaal € 300 per kind Tussen 110% en 130% van het sociaal minimum: maximaal €210 per kind Op basis van declaratie (nota van kosten) Tot 110% van het sociaal minimum: maximaal € 25 per maand per huishouden Tussen 110% en 130% van het sociaal minimum: maximaal € 18 per maand per huishouden Op basis van declaratie (nota van kosten) Lening van maximaal €750 per gezin, 1 maal in de 5 jaar verstrekt Bij goede terugbetaling wordt €210 kwijtgescholden (gift)
• • • • • • • • •
Deze waarde is de totaal gegeven korting gedeeld door het totaal aantal gebruikers. Langer dan 1 jaar (een indicatie voor) thuiszorg; een PGB (via AWBZ); een arbeidsongeschiktheidsuitkering; een periodieke WMO-voorziening; een gehandicaptenkaart. Niet in een inrichting verblijvend 13
17
Naam regeling
Sport- of culturele activiteiten jeugd
Omschrijving en doelstelling van de regeling
Vergoeding van (lidmaatschap)kosten om participatie te bevorderen
Inkomen- en vermogensgrens
130% van het sociaal minimum
Persoonscriteria
Bedrag en vorm uitkering
school. Voor de kinderen geldt een maximumleeftijd van 18 jaar Voor ouders met kinderen vanaf basisschool tot 18 jaar
• •
Tot 100% van het sociaal minimum: maximaal €100 per kind Tussen 110% en 130% van het sociaal minimum: maximaal € 70 per kind € 530 per huishouden voor duurzame gebruiksgoederen € 170 per huishouden voor abonnementen
Regelingen voor aanvragers van 65 jaar en ouder Categoriale bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen en abonnementen Categoriale bijzondere bijstand voor sport- of culturele activiteiten Vergoeding voor vrijwilligerswerk
Ondersteuning voor kosten van bestaan
110% van het sociaal minimum
De regeling geldt voor personen van 65 jaar of ouder
• •
Vergoeding van (lidmaatschap)kosten om participatie te bevorderen
110% van het sociaal minimum
De regeling geldt voor personen van 65 jaar of ouder
•
€ 100 per persoon op basis van declaratie (nota van kosten)
Tegemoetkoming in de onkostenvergoeding voor mensen die vrijwilligerswerk doen
110% van het sociaal minimum
•
•
De vergoeding bedraagt maximaal €63,66 per maand (gift)
•
De regeling geldt voor personen van 65 jaar of ouder Minimaal 4 uur p/m vrijwilligerswerk doen
Tabel 1 voorzieningen minimabeleid vanuit de gemeente
Overige voorzieningen (externe partners) en subsidies Naam regeling Sociaal Fonds
Omschrijving en doelstelling van de regeling Extra bijdragen voor noodsituaties
Schuldhulpverlening Plangroep voert deze voorziening uit
Bieden van ondersteuning bij problematische schulden
Instituut Sociaal Raadslieden/ Formulierenbrigade de gemeente Den Haag voert deze voorziening uit Stichting Leergeld uitgevoerd door de stichting zelf
Gratis advies en hulp bij juridische vraagstukken en het invullen van formulieren
Ondersteuning voor kinderen in het onderwijs
Inkomen- en vermogensgrens Geen specifieke grens. Aanvrager moet buiten zijn schuld in een problematische situatie komen waar geen voorliggende voorziening meer voor bestaat (eigen controle door organisatie) Geen, toets op besteedbaar inkomen
Persoonscriteria
Bedrag en vorm uitkering
Geen recht op een andere voorziening
De gemeente geeft een subsidie van ruim 10.000 euro. Een gelijk bedrag wordt betaald door de kerk Maximaal €500. Hogere bedragen worden uitgekeerd na individuele beoordeling Basisscholen kunnen tot maximaal €250 aanvragen voor extra kosten voor kinderen die hulp nodig hebben. Kosten voor de gemeente Leidschendam-Voorburg bedragen €250.000
Kosten voor de gemeente Leidschendam-Voorburg bedragen €144.000
110% van het sociaal minimum
Schoolgaande kinderen van 4-18 jaar
Tabel 2 overige voorzieningen en subsidies
18
Gemeente heeft voor €10.000 bijgedragen aan fietsen voor kinderen vanaf groep 7
Budget en besteding minimabeleid Het minimabeleid wordt in Leidschendam-Voorburg grotendeels gefinancierd uit één budget voor bijzondere bijstand. Hieruit worden zowel de individuele bijzondere bijstand als de categoriale regelingen gefinancierd. Daarnaast is er een specifiek budget voor de collectieve ziektekosten verzekering, de langdurigheidstoeslag en voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. In totaal is er in 2010 € 2,21 miljoen begroot en is er € 2,19 miljoen besteed aan minimabeleid. Onderstaande grafiek geeft het budget en de besteding 2010 weer, waar mogelijk uitgesplitst naar de verschillende regelingen. € 1.400.000 € 1.200.000 € 1.000.000 € 800.000
Besteed 2010
€ 600.000
Begroot 2010
€ 400.000 € 200.000 €0 Aanvullende Verzekering
Langdurigheidstoeslag
Kw ijtschelding
Bijzondere bijstand (exclusief leenbijstand)
Figuur 3 budget en bestedingen 2010
In besteding is er wel een onderscheid gemaakt tussen de verschillende uitgaven aan categoriale bijzondere bijstand en individuele bijzondere bijstand. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Regeling
besteding
Ooievaarspas
€ 321.000
Chronisch zieken en gehandicapten verborgen kosten
€
Individuele Bijzondere Bijstand, exclusief leenbijstand
€ 210.000
Schoolkosten basisonderwijs
€
49.000
Schoolkosten voortgezet onderwijs
€
97.000
82.000
Internetkosten schoolgaande kinderen
€
42.000
Computer schoolgaande kinderen
€
27.000
Bijdrage sport/culturele activiteiten (JEUGD EN 65+)
€
23.000
Categoriale bijzondere bijstand 65+
€ 208.000
Totaalkosten bijzondere bijstand
€ 1.060.000
Tabel 3 overzicht besteding bijzondere bijstand 2010
Naast bovenstaande bestedingen werd in 2010 € 385.000 aan leenbijstand verstrekt vanuit de individuele bijzondere bijstand, voornamelijk aan duurzame gebruiksgoederen (onder andere witgoed).
19
Betekenis minimabeleid voor vier concrete voorbeeldhuishoudens De werking van bovenstaande voorzieningen hangt af van de individuele kenmerken van huishoudens. De belangrijkste bepalende kenmerken zijn de gezinssamenstelling, de leeftijd en de hoogte van het inkomen. Om dit te illustreren is voor vier voorbeeldhuishoudens uitgewerkt wat het minimabeleid voor hen betekent. Het betreft de volgende vier voorbeeldhuishoudens: • • • •
alleenstaande onder de 65 jaar eenoudergezin (onder de 65 jaar) met een klein kind (3 jaar) en een schoolgaand kind (5 jaar) echtpaar (onder de 65 jaar) met twee schoolgaande kinderen (14-16 jaar); echtpaar boven de 65 jaar met AOW
De rekenkamercommissie heeft voor deze huishoudens gekozen op basis van de gemiddelde gezinssamenstellingen in de doelgroep. In bijlage A is een nadere toelichting op de selectie van deze huishoudens opgenomen. Totale rechten uit minimabeleid gemeente voor vier voorbeeldhuishoudens In onderstaande tabel zijn de totale rechten vanuit het minimabeleid voor vier voorbeeldhuishoudens weergegeven. Om de maximale rechten inzichtelijk te maken is uitgegaan van een inkomen van 100% van het sociaal minimum. De huishoudens hebben drie jaar dit lage inkomen, een lage huur (€ 350 per maand), geen vermogen en zijn niet chronisch ziek. De voorzieningen zijn waar mogelijk vertaald in geld (per maand). Uitgangspunt is dat minima alle voorzieningen gebruiken waar ze recht op hebben.
20
Gemeentelijke regelingen
Alleenstaand 100% €4
Eenouder 2 kind 100% € 11
2 volw. 2 kind 100% € 15
Ooievaarspas Collectieve aanvullende € 23 € 23 € 46 zorgverzekering Chronisch zieken en gehandicapten €0 €0 €0 verborgen kosten Kwijtschelding gemeentelijke € 29 € 33 € 33 heffingen € 29 € 37 € 42 Langdurigheidstoeslag €0 €9 €0 Regeling Schoolkosten PO €0 €0 € 50 Regeling Schoolkosten VO Regeling internetkosten €0 €0 € 25 schoolgaande kinderen Regeling computer schoolgaande Nee Nee Ja kinderen14 Bijdrage sport/culturele activiteiten €0 €8 € 17 jeugd Categoriale bijstand duurzame €0 €0 €0 gebruiksgoederen en abonnementen 65+ Bijdrage sport/culturele activiteiten €0 €0 €0 65+ Totaal per maand € 85 € 122 € 227 € 1.014 € 1.462 € 2.723 Totaal per jaar15 Tabel 4 overzicht rechten uit minimabeleid van de vier voorbeeldhuishoudens
Echtpaar AOW 100% €7 € 46 €0 € 33 €0 €0 €0 €0 Nee €0 € 58 € 17 € 161 € 1.937
In bovenstaand overzicht is de individuele bijzondere bijstand niet meegenomen, omdat het recht hierop afhankelijk is van een individuele toets op noodzaak van een huishouden. Het echtpaar boven de 65 met AOW kan, indien zij minimaal vier uur per week vrijwilligerswerk doen, nog een beroep doen op de vergoeding voor vrijwilligerswerk (€ 64 per maand). Dit is ook niet meegenomen in dit overzicht. Invloed minimabeleid op totale inkomsten en uitgaven van minima Hoeveel geld een huishouden te besteden heeft, wordt bepaald door de optelsom van inkomsten en ‘vaste’ uitgaven. Naast de voorzieningen uit het gemeentelijk minimabeleid kunnen burgers met een laag inkomen gebruik maken van landelijke inkomensondersteunende voorzieningen. De effecten van gemeentelijk
14 Computerregeling: Het gaat hier om een lening 1x per 5 jaar, waarvan uiteindelijk een klein deel van wordt kwijtgescholden. Dit is niet in geld vertaald. 15 Verschillen tussen het maandbedrag x 12 en het jaartotaal ontstaan door afronding van de maandbedragen
21
minimabeleid worden dus mede bepaald door de beschikbaarheid van landelijke voorzieningen. In bijlage B zijn deze landelijke voorzieningen verder uitgewerkt. In tabel 6 (volgende pagina) is weergegeven hoe het minimabeleid het totale inkomen en het vrij besteedbaar inkomen van de vier specifieke huishoudens beïnvloedt. Dit is per huishoudtype uitgewerkt voor een inkomen van 100% van het sociaal minimum en een inkomen van 130% van het sociaal minimum. Bij de uitwerking zijn de voorbeeldbegrotingen uit de Minima Effect Rapportage (MER) van Leidschendam-Voorburg16 gebruikt. Bijlage C bevat een toelichting op de gebruikte begrotingen en een verdere uitwerking van de voorbeeldbegrotingen. Uit tabel 6 blijkt dat het huishouden bestaand uit twee volwassenen, met twee oudere kinderen (met een inkomen op 100% sociaal minimum) zonder gemeentelijk minimabeleid op een negatief vrij besteedbaar inkomen uitkomt. Dit betekent dat niet alle ‘vaste’ uitgaven gedaan kunnen worden. Ook bij de andere huishoudens is de impact van het gemeentelijk minimabeleid op het vrij besteedbaar inkomen groot. Bij de huishoudens met een inkomen op 130% sociaal minimum is alleen bij het huishouden bestaand uit twee volwassenen en twee oudere kinderen de bijdrage van gemeentelijk minimabeleid aan het vrij besteedbaar inkomen groot.
16
Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg 2010, NIBUD
22
100% sociaal minimum
Inkomsten en uitgaven INKOMEN Minimuminkomen Overige inkomsten landelijk* Inkomsten minimabeleid gemeente Totale inkomsten VASTE UITGAVEN Totale vaste uitgaven** VRIJ BESTEEDBAAR INKOMEN Vrij besteedbaar inkomen exclusief minimabeleid Leidschendam-Voorburg Vrij besteedbaar inkomen inclusief minimabeleid Leidschendam-Voorburg toename totale inkomsten door minimabeleid gemeente ***
130% sociaal minimum
Alleenstaand 100% € 914 € 200 € 85 € 1.199
Eenouder 2 kind 100% € 1.174 € 519 € 122 € 1.815
2 volw. 2 kind 100% € 1.304 € 619 € 227 € 2.150
Echtpaar AOW 100% € 1.387 € 271 € 161 € 1.819
Alleenstaand 130% € 1.188 € 121 €4 € 1.313
Eenouder 2 kind 130% € 1.526 € 683 € 23 € 2.232
2 volw. 2 kind 130% € 1.695 € 471 € 86 € 2.252
Echtpaar AOW 130% € 1.804 € 154 €7 € 1.965
€ 1.035
€ 1.429
€ 1.958
€ 1.455
€ 1.075
€ 1.415
€ 1.990
€ 1.434
€ 79
€ 264
-€ 35
€ 203
€ 234
€ 794
€ 176
€ 524
€ 164
€ 386
€ 192
€ 364
€ 238
€ 817
€ 262
€ 531
0% 1% 4% 0% 12% 10% absolute toename vrij besteedbaar inkomen door toename 2% 3% 49% 1% minimabeleid gemeente *** 107% 46% €227**** 80% Tabel 5 totale inkomsten en uitgaven van minima bij het huidige beleid voor de vier type huishoudens *dit betreft onder meer kinderbijslag, zorgtoeslag en tegemoetkoming schoolkosten; ** deze uitgaven is inclusief korting via de Collectieve aanvullende verzekering. Zonder deze korting zou dit bedrag iets hoger zijn. *** bij deze berekening is het bedrag dat de huishoudens per maand beschikbaar hebben als 100% beschouwd en is berekend hoeveel extra ruimte zij krijgen dankzij het minimabeleid van Leidschendam-Voorburg. **** omdat het vrij besteedbaar inkomen zonder minimabeleid negatief is, is hier geen duidelijk percentage aan te verbinden. 8%
7%
23
4 Ombuigingen in de voorjaarsnota van Leidschendam-Voorburg Dit hoofdstuk geeft antwoord op de volgende onderzoeksvraag: Wat is de doorwerking van de verschillende (mogelijke) ombuigingsmaatregelen binnen de verschillende nader af te spreken typen huishoudens? De eerste paragraag beschrijft de voorgenomen wijzigingen in de voorjaarsnota en de besluitvorming daarover door de raad. De tweede paragraaf beschrijft de consequenties van maatregelen voor individuele huishoudens.
Ombuigingsmaatregelen voorjaarsnota 2011 Het college heeft in de voorjaarsnota een aantal ombuigingen aangekondigd in het minimabeleid van de gemeente. Op 28 juni heeft de gemeenteraad de Voorjaarsnota 2011 vastgesteld. Hieronder zijn de definitieve ombuigingsmaatregelen weergegeven. Per regeling zijn de daarmee te realiseren besparing en de consequentie voor de totale doelgroep weergegeven. Maatregelen Besparing Wijzigingen in voorzieningen voor minima De voorzieningen uit het minimabeleid Ooievaarspas: structurele worden uitsluitend nog verstrekt aan besparing van ongeveer mensen met een inkomen tot 110% van € 45.000 programmakosten17 en € 7.900 uitvoeringskosten het sociaal minimum. Voor de volgende voorzieningen is deze grens nu 130%: • Ooievaarspas Overige voorzieningen: totale • Schoolkosten primair onderwijs en besparing van in totaal €8.200 (programmakosten en voortgezet onderwijs uitvoeringskosten) • Sport- of culturele activiteiten • Computerregelingen De de computerregeling wordt aangepast. Het maximale bedrag gaat terug van € 750 naar € 540. Dit bedrag moet volledig worden terugbetaald (leenbijstand), er wordt niets meer kwijtgescholden.
Langdurigheidstoeslag wordt uitsluitend nog toegekend aan mensen die langer dan vijf jaar een laag inkomen hebben. Dit is nu drie jaar
De hiermee te realiseren besparing loopt volgens de voorjaarsnota op van € 8.333 in 2013 tot € 25.000 in 21015. Dit laatste bedrag is op basis van het huidige gebruik (39 huishoudens) niet te verklaren Structurele besparing van € 99.000 vanaf 2012 (programmakosten en uitvoeringskosten)
Consequenties voor de doelgroep De doelgroep van huishoudens met een inkomen tussen de 110% en 130% sociaal minimum is: 1300 huishoudens Het aantal gebruikers in deze doelgroep was in 2010 als volgt: • Ooievaarspas: 1020 • Schoolkostenregelingen: 14 • Sport- of culturele activiteiten: 11 • Regeling internetkosten en computerregeling: 0 De doelgroep voor deze regeling is ongeveer 550 huishoudens groot (armoedemonitor) De computerregeling werd in 2010 gebruikt door 39 huishoudens.
De doelgroep van huishoudens met 3 of 4 jaar een laag inkomen is ongeveer 780 huishoudens groot. In 2010 waren er ongeveer 180 huishoudens met 3 of 4 jaar een laag inkomen die gebruik maakten van de
17
Op basis van waarde €44 per pas. Deze besparing is in de voorjaarsnota niet meegenomen, omdat de huidige besteding deels wordt onttrokken aan de reserve
24
Maatregelen
Besparing
Ondersteuning en voorlichting voor minima De sociaal raadslieden en de € 139.000 structureel vanaf formulierenbrigade verdwijnen 2012 voor het beëindigen van de sociaal raadslieden.
De voorlichting over het minimabeleid zal alleen nog maar digitaal plaatsvinden. Er worden geen printuitgaven meer gedaan
Overige maatregelen Minder vaak onderzoek naar de doelgroep van het minimabeleid en de effecten van beleid op deze groep (eens in de vier jaar i.p.v. eens in de twee jaar) Samengaan in één regionale uitvoeringsorganisatie met de gemeentes Wassenaar en Voorschoten. Hiermee worden besparingen gerealiseerd op de uitvoeringskosten Tabel 6 ombuigingsmaatregelingen
Consequenties voor de doelgroep langdurigheidstoeslag. Deze zullen geen langdurigheidstoeslag meer krijgen Het college geeft aan dat mensen zich voor juridische ondersteuning kunnen wenden tot het juridisch loket
€ 5.000 structureel vanaf 2012 voor het beëindigen van de formulierenbrigade € 5.600 in 2011, oplopend tot € 13.800 structureel vanaf 2012
Voor ondersteuning bij het invullen van formulieren moeten zij waar mogelijk naar andere organisaties Uit een interne enquête18 naar het gebruik van de Nieuwsbrief werk en bijstand blijkt dat deze door de doelgroep zeer goed gelezen wordt en nuttig wordt bevonden. Minder dan 25% van de respondenten wil de nieuwsbrief digitaal ontvangen
Eenmalig € 36.700 in 2012
Dit heeft in principe geen directe invloed op de minima
€ 234.000 structureel vanaf 2012
Dit heeft in principe geen directe invloed op de minima. (Het beleid van) Leidschendam-Voorburg is in principe leidend in deze fusie
uit de voorjaarsnota
De raad heeft in de raadsvergadering van 28 juni aan het college gevraagd om te onderzoeken of de Ooievaarspas voorlopig nog toegekend kan worden aan mensen met een maximaal inkomen ter hoogte van 130% van het sociaal minimum. Of deze maatregel doorgaat is dus nog niet zeker. Gezien de landelijke wijzigingen in de Wwb (landelijk maximum van 110% voor categoriale regelingen) zal deze maatregel op termijn hoogst waarschijnlijk noodzakelijk zijn. Deze maatregel is daarom meegenomen in de volgende paragraaf in de berekening van de betekenis van wijzigingen voor individuele huishoudens. Naast bovenstaande maatregelen stond in de voorgestelde voorjaarsnota van het college ook een maatregel om de gemeentelijke bijdrage aan het Sociaal Fonds te korten met € 5.000 vanaf 2012. Dit voorstel gaat niet door. De gemeenteraad heeft besloten om de voorgestelde korting op het Sociaal Fonds ongedaan te maken en daarvoor in de plaats een efficiencykorting te bewerkstelligen op het vluchtelingenwerk.
18
zie bijlage D: Enquête Nieuwsbrief werk en bijstand
25
Betekenis voorgenomen wijzigingen voor de voorbeeldhuishoudens In tabel 8 (volgende pagina) is weergegeven wat de consequentie zijn van bovenstaande maatregelen voor het totale (besteedbaar) inkomen van de voorbeeldhuishoudens. Hiervoor is het huidige en het toekomstige inkomen met elkaar vergeleken. Alleen het minimabeleid is aangepast19. Er is dus geen rekening gehouden met de toekomstige ontwikkeling van bijvoorbeeld bijstandinkomen, landelijke voorzieningen en kosten, omdat deze op dit moment nog niet concreet zijn. Als bovenstaande wijzigingen worden doorgevoerd, betekent dit het volgende voor de inkomsten uit minimabeleid van de vier voorbeeldhuishoudens: •
•
Bij een inkomen tot 110% sociaal minimum: − Alleenstaande en eenoudergezin met 2 jonge kinderen: langdurigheidstoeslag valt weg (deze gaat van 3 naar 5 jaar). Dit betekent per maand respectievelijk € 29 en € 34 minder inkomen uit minimabeleid. − 2 volwassenen met 2 oudere kinderen: langdurigheidstoeslag (3 naar 5 jaar) en bijdrage internetkosten vallen weg. Dit betekent per maand € 67 minder inkomen uit minimabeleid. − Voor het echtpaar van boven de 65 verandert er niets. Bij een inkomen tussen 110% en 130% sociaal minimum: alle regelingen voor inkomens boven de 110% sociaal minimum verdwijnen.
Uit tabel 8 blijkt dat de inkomsten uit minimabeleid procentueel het meest afnemen bij de alleenstaande met een inkomen op 100% van het sociaal minimum (naast de huishoudens met een inkomen op 130% sociaal minimum waarvoor al het minimabeleid wegvalt). Voor het huishouden van 2 volwassenen en 2 oudere kinderen neemt het vrij besteedbaar inkomen het meest af, zowel procentueel (35% op 100% sociaal minimum, 33% op 130% sociaal minimum) als uitgedrukt in geld (€ 67 op 100% sociaal minimum en € 86 op 130% sociaal minimum). Voor het eenoudergezin op 100% sociaal minimum en voor de andere gezinnen op 130% sociaal minimum zijn de financiële consequenties beperkt.
19
Het vrij besteedbaar inkomen in de toekomstige situatie is uitgewerkt op basis van de huidige inkomsten en uitgaven, zoals ook weergegeven in tabel 6 in hoofdstuk 3.
26
100% sociaal minimum Inkomsten en uitgaven
Inkomsten minimabeleid Leidschendam-Voorburg NU Inkomsten minimabeleid Leidschendam-Voorburg TOEKOMST Afname inkomsten minimabeleid door voorgenomen maatregelen Vrij besteedbaar inkomen inclusief minimabeleid LeidschendamVoorburg NU Vrij besteedbaar inkomen inclusief minimabeleid LeidschendamVoorburg TOEKOMST Afname vrij besteedbaar inkomen door voorgenomen maatregelen
Alleenstaand 100%
Eenouder 2 kind 100%
€ 85
€ 122
€ 55
€ 88
130% sociaal minimum 2 volw. 2 kind 100%
€ 227 € 160
Echtpaar AOW 100%
€ 161 € 161
Alleenstaand 130%
Eenouder 2 kind 130%
2 volw. 2 kind 130%
Echtpaar AOW 130%
€4
€ 23
€ 86
€7
€0
€0
€0
€0
-34%
-28%
-29%
0%
-100%
-100%
-100%
-100%
€ 164
€ 386
€ 192
€ 364
€ 238
€ 817
€ 262
€ 531
€ 135
€ 352
€ 125
€ 203
€ 234
€ 794
€ 176
€ 524
-18%
-9%
-35%
-44%
-2%
-3%
-33%
-1%
Tabel 7 consequenties ombuigingsmaatregelingen uit de voorjaarsnota voor individuele huishoudens
27
5 Bereik minimabeleid LeidschendamVoorburg en mogelijkheden om dit te vergroten Dit hoofdstuk geeft antwoord op de volgende onderzoeksvragen: • •
Wat is de mate van het bereik van het beleid voor de verschillende doelgroepen en typen huishoudens? Welke maatregelen zijn mogelijk om het bereik waarnodig te vergroten?
De eerste twee paragrafen beschrijven het gebruik en het bereik van de minimaregelingen. De laatste paragraaf beschrijft de mogelijke maatregelen om het bereik te vergroten.
Gebruik van de verschillende minimaregelingen Het aantal gebruikers van de verschillende individuele voorzieningen verschilt sterk. Dit is weergegeven in onderstaande figuur. Als een regeling niet beschikbaar is voor een bepaalde inkomenscategorie is dit weergegeven met n.v.t. (niet van toepassing). Regeling Ooievaarspas Collectieve aanvullende zorgverzekering Chronisch zieken en gehandicapten verborgen kosten Kwijtschelding gemeentelijke heffingen Individuele Bijzondere Bijstand Langdurigheidstoeslag
Huishoudens tot 100%
Huishoudens 100 - 110%
Huishoudens 110 - 130%
3.515
1.800
1.020
6335
1.096
102
n.v.t.
1198
92
187
n.v.t.
279
1967
n.v.t.
n.v.t.
1967
556
138
n.v.t.
694
95
n.v.t.
775
53
14
302
36
11
243
73
0
303
9
0
39
31
11
181
39
n.v.t.
296
680 Schoolkosten 235 basisonderwijs Schoolkosten voortgezet 196 onderwijs Regeling Internetkosten 230 schoolgaande kinderen Regeling computer 30 schoolgaande kinderen Bijdrage sport/culturele 139 activiteiten jeugd en 65+ Categoriale bijzondere bijstand 65+ duurzame 257 gebruiksgoed Tabel 8 overzicht gebruik per regeling 2010
Totaal
28
Veruit de meeste voorzieningen worden gebruikt door huishoudens met een inkomen van maximaal 100% sociaal minimum. Huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum maken, behalve van de Ooievaarspas, nauwelijks gebruik van de voor hen beschikbare regelingen. Dit is niet specifiek voor Leidschendam-Voorburg, ook bij andere gemeenten is dit het geval.
Bereik van de verschillende minimaregelingen Het bereik van de minimaregelingen is niet precies vast te stellen omdat de precieze doelgroep per regeling verschilt en de omvang van die verschillende doelgroepen niet precies bekend is. In de armoedemonitor van 2010 is hier op basis van de bij de gemeente bekende gegevens wel specifiek onderzoek naar gedaan (data gebruik en de doelgroep uit 2009).
C
at .c
In te rn et ko hr on st S en is c ch ho ol zi ek ko st en en Sp ge or h an ten di C at ca cu .b pt l tu ijz ur on k aa de os nv re te ul n bi le js nd t a in e nd di zo vi 65 rg du + ve el rz e ek bi jz er on in de g La re ng b du ijs ri g ta nd he id st oe sl O ag oi ev aa rs pa Kw s ijt sc he ld in g
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Figuur 4 percentage huishoudens in de doelgroep dat gebruik maakt van voorzieningen20
De Ooievaarspas wordt door zeer veel minima aangevraagd. Het werkelijke gebruik van deze pas is echter beperkt. Het gebruik (werkelijke waarde) per pashouder was in 2010 gemiddeld slechts 44 euro. Voor minimahuishoudens met kinderen is een korting mogelijk tot boven de € 800 per jaar. Van de overige regelingen ligt alleen bij de langdurigheidstoeslag het gebruik boven de 50% van de doelgroep. Voor de volgende regelingen is het bereik niet uitgewerkt in de armoedemonitor: 20 Aangezien niet van elke regeling de doelgroep is vast te stellen is hier in de armoedemonitor een aantal aannames voor gemaakt. Deze zijn terug te vinden in de armoedemonitor.
29
• • •
computerregeling (lening wordt maximaal een keer in de vijf jaar verstrekt, bereik is daarom niet te bepalen) vergoeding vrijwilligerswerk (niet meegenomen: omvang van de doelgroep onbekend) bijdrage sport culturele activiteiten 65+ (niet apart meegenomen)
Het totaal aantal regelingen waar minima gebruik van maken is als volgt verdeeld:
17%
14%
geen één 16%
twee drie 33%
vier of meer
20%
Figuur 5 percentage huishoudens in de doelgroep dat gebruik maakt van voorzieningen
Slechtst 14% van de huishoudens maakt van geen enkele regeling gebruik, maar dit lijkt vooral te komen door het grote bereik van de Ooievaarspas. Opvallend is dat minder dan 50% van de doelgroep van meer dan twee regelingen gebruik maakt. Oorzaak hiervan zou kunnen zijn dat alle regelingen individueel moeten worden aangevraagd.
Beoordeling gebruik en bereik Om een oordeel te vellen over het bereik zijn drie criteria gehanteerd: • • •
worden de eigen doelstellingen van de gemeente gerealiseerd is het bereik goed in vergelijking met andere vergelijkbare gemeenten neemt het gebruik en het bereik toe
In onderstaande tabel zijn de doelstellingen en de realisatie voor 2009 weergegeven (doelstellingen beleidsnota minimabeleid 2007-2010). Regeling Schoolkostenregeling: % doelgroep Computerregeling: aantal gezinnen Ooievaarspas: aantal passen • jongeren (tot 21 jaar) • jonger dan 65 jaar
Beoogd 2009 45% 8
Realisatie 2009 53% 67
Beoogd 2010 50% 8
• •
• •
• •
1440 2647
1630 2664
Realisatie 2010 55%-60% 39
1536 2824
30
•
65+
deelnemers collectieve ziektekostenverz. gebruik regeling sport/culturele activiteiten jeugd • WWB met kinderen • Overige minima
• 518 = 4605 1749
• 1142 = 5436 1457
• 552 = 5436 1514
• •
• •
• •
50% 20 %
27% 10%
= 6335 1198
55% 25%
onbekend
Tabel 9 overzicht doelstellingen en realisatie
Bij de schoolkostenregeling, de computerregelling en de Ooievaarspas worden de doelstellingen (ruimschoots) gehaald. Het gebruik van de collectieve ziektenkostenverzekering en de regeling sport/culturele activiteiten jeugd blijft achter bij de doelstelling. Uit de armoedemonitor blijkt dat Alkmaar, Leeuwarden en Almelo in 2009 gemiddeld wat beter presteren. Dit is weergegeven in onderstaande tabel21: LeidschendamVoorburg 48% 11%
Alkmaar
Langdurigheidstoeslag Collectieve ziektenkostenverz. Stadspas
83%
Regeling Kwijtschelding Bijzondere bijstand
Almelo
66% 20%
Leeuward en 60% 22%
63% 31%
Rijswijk *** 45% 18%
62%
58%
70%
48%
44%
34%
44%
37%
42%
31%
87%**
*
*
76%
Tabel 10 overzicht doelstellingen en realisatie
* Geen regeling in deze gemeente ** Resultaat van een directe aanschrijving *** Deze cijfers komen niet uit de armoedemonitor maar zijn een schatting van de onderzoekers, op basis van de gebruikscijfers 2010 en een schatting van de doelgroep. Opvallend is wel dat bij bijna alle regelingen het bereik de afgelopen jaren is toegenomen. Tussen 2007 en 2009 is bijvoorbeeld het bereik van kwijtschelding gestegen van 27% naar 48% en van de langdurigheidstoeslag van 52% naar 62%. In 2010 neemt het gebruik van de meeste regelingen verder toe. Het precieze bereik hiervan is echter niet bekend omdat de precieze doelgroep 2010 niet bekend is. Inschatting is dat ook de doelgroep is toegenomen22, maar minder sterk dan het gebruik. Dit betekent dat het bereik van de regelingen in 2010 verder is verbeterd.
21 de regelingen zijn mogelijk niet precies hetzelfde ingericht. Een directe beoordeling van het bereik op basis van deze cijfers is dus niet mogelijk 22 op basis van landelijke cijfers CBS, bijvoorbeeld toename van het aantal uitkeringen in 2010 met ongeveer 10%
31
Mogelijke maatregelen om het bereik te vergroten Het beleid van Leidschendam-Voorburg is er op gericht het bereik van het minimabeleid te vergroten. Hiervoor ondernemen zij onder andere de volgende acties: • • • •
voorlichting via de website, folders en huis-aan-huisbladen actief benaderen van bekende doelgroep (bijvoorbeeld eerdere gebruikers) gerichte benadering van doelgroepen door bestandskoppeling informeren van- en samenwerken met externe partijen uit het maatschappelijk middenveld. Leidschendam-Voorburg doet dus al een aantal zaken om het bereik van maatregelen te vergroten. Zoals hierboven weergegeven verbetert het bereik de afgelopen jaren maar worden veel maatregelen toch nog niet gebruikt door een groot deel van de doelgroep. Om het bereik te vergroten zou de gemeente gebruik kunnen maken van de volgende maatregelen: • Samenvoegen van beschikkingen in een integrale beschikking met alle regelingen waar een huishouden recht op heeft. De rechthebbende hoeft daardoor niet meerdere losse aanvragen te doen. • Automatisch toesturen brief met integrale beschikking aan bekende doelgroep. Die hoeven dan alleen en maar één keer te tekenen.
32
6 Kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg Dit hoofdstuk geeft antwoord op de volgende onderzoeksvraag: Hoe is de kaderstellende en controlerende rol van de raad gestalte gegeven en welke actie is eventueel nodig tot verbetering daarvan? Onderstaand is uitgewerkt hoe de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad in Leidschendam-Voorburg is vormgegeven. Hiervoor is een analyse gemaakt van hoe het beleid tot stand is gekomen en de mate waarin minimabeleid onderwerp van gesprek is in de raad.
Bevindingen aangaande de rol van de raad De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het vaststellen van de hoofdlijnen van beleid en het toezien op de uitvoering daarvan. Of dit naar behoren gebeurt, is getoetst aan de hand van de volgende vragen: • Is de raad actief betrokken geweest bij de totstandkoming en de eventuele wijziging van beleid? • Is het beleid zodanig geformuleerd, dat het kwalitatief en/of kwantitatief toetsbaar is? Wordt er onderzoek gedaan naar de gerealiseerde resultaten23? • Is toezicht gehouden op de uitvoering van het beleid door het volgen van de planning- en controlecyclus? Leidschendam-Voorburg heeft de afgelopen jaren een relatief ruimhartig minimabeleid gevoerd (in vergelijk met andere gemeenten), wat brede steun had in de raad. De raad is ook actief betrokken geweest bij de totstandkoming van het beleid. De raadsperiode werd in 2002 en 2006 gestart met een brede Sociale Conferentie. Het initiatief hiervoor lag bij de raad. Voorbereiding van de conferentie gebeurde door een werkgroep met politieke vertegenwoordiging van de coalitie en de oppositie, de wethouder en met de inhoudelijk betrokken ambtenaren. Op basis van de uitkomsten van deze sociale conferentie zijn door de commissie Maatschappelijke Activiteiten de kaders voor het nieuwe minimabeleid opgesteld (voorstel 5 september 2006), welke zijn vastgesteld door de raad (besluit 14 november 2006). Op basis daarvan is de huidige beleidsnota minimabeleid ’Mee blijven doen!: minimabeleid gemeente Leidschendam-Voorburg 2007 – 2010’ opgesteld. Dit beleidskader is verlengd tot 2011 (een formeel besluit
23 Om de controlerende rol van de gemeenteraad te ondersteunen heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kernkaart Werk en Bijstand ontwikkelt. Hierin zou per gemeente een overzicht moeten staan van de bereikte resultaten. Dit instrument functioneert echter niet, omdat er geen actuele gegevens zijn/worden ingevuld. Ondersteuning moet dus uit de gemeentelijke organisatie komen.
33
hiervan is niet terug te vinden in de raadstukken). In 2010 is er, met het oog op de te voeren kerntakendiscussie, geen Sociale Conferentie geweest. Inhoudelijk is in 2008 besloten structureel extra budget beschikbaar te stellen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening. Dit heeft geleid tot één motie tot een verdere verruiming van het minimabeleid, welke is aangehouden. In 2009 en 2010 is het minimabeleid in totaal acht keer aangekaart of besproken in de raad of commissie Maatschappelijke Activiteiten. Dit waren grotendeels raadsbrieven en informatiestukken. Daarnaast zijn er geregeld werkbezoeken en informatiebijeenkomsten. In 2009 is een raadsvoorstel uitgevoerd om een energiebox voor mensen met een inkomen tot 110% te verstrekken. Zie ook bijlage E voor meer details over de behandelde onderwerpen. Ten aanzien van haar controlerende rol heeft de raad in 2007 zelf om een armoedemonitor en minima-effectrapportages gevraagd. Deze worden sindsdien elke twee jaar opgesteld. Hierdoor wordt de raad veelvuldig en diepgaand geïnformeerd over effecten van het minimabeleid. Nota bene, naar aanleiding van de aangekondigde bezuinigingen in de voorjaarsnota 2011 zal de frequentie van deze rapportages worden verlaagd naar eens in de vier jaar. In de planning en control cyclus wordt de realisatie van het minimabeleid gevolgd. Er is een duidelijke relatie tussen de programmabegroting en het beleidsplan. Er zijn duidelijke doelstellingen en indicatoren vastgesteld, de doelstellingen en indicatoren sluiten op elkaar aan en in de programmabegroting is ook de realisatie van het voorafgaande jaar terug te vinden.
Mogelijkheden om rol van de raad te verbeteren Op basis van de bovengenoemde stukken en gesprekken hierover is te concluderen dat het minimabeleid de afgelopen jaren geregeld onderwerp van gesprek geweest in de raad en dat de kaderstellende rol goed is ingevuld. Punt van aandacht hierbij is dat niet duidelijk is of de verlenging van het huidige beleidskader ook is vastgesteld door de raad. Ook met betrekking tot haar controlerende rol is de raad regelmatig geïnformeerd en met behulp van externe onderzoeken ook in staat geweest om de effecten van het beleid te beoordelen. Op voorstellen en voortgangsbrieven wordt alert gereageerd en de oppositie krijgt ruimte voor discussie. De discussie is te kenmerken als ‘zakelijk en constructief’. Mogelijke verbeteringen liggen in het tussentijds bespreken en bijstellen van de kaders en hoofdlijnen. Dit gebeurt nu vierjaarlijks, maar gegeven de snelheid waarmee dit beleidsterrein verandert is het wenselijk om ook tussentijds te bespreken welke kaders en uitgangspunten gewenst en noodzakelijk zijn.
34
7 Beantwoording centrale onderzoeksvraag voor Leidschendam-Voorburg De rekenkamercommissie heeft de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd: Vindt de implementatie van ombuigingen in het minimabeleid plaats op basis van een duidelijke rol van de raad en op basis van aan de raad beschikbaar gestelde documenten met informatie over het bereik en de effecten van dit beleid? Voor de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag zijn de ombuigingen geanalyseerd die sinds 2009 zijn doorgevoerd. In Leidschendam-Voorburg heeft in deze periode slechts één kleine ombuiging plaatsgevonden, de invoering van de energiebox. Daarnaast zijn er de wijzigingen voor 2012 en verder, zoals besloten in de voorjaarsnota 2011. De centrale onderzoeksvraag bestaat uit twee delen die hieronder apart worden beantwoord. Vindt de implementatie van ombuigingen in het minimabeleid plaats op basis van een duidelijke rol van de raad? De introductie van de energiebox is op verzoek van de raad gebeurd. De ombuigingen zoals vastgesteld met de voorjaarsnota zijn voorgesteld door het college maar zijn uitgebreid besproken in de raad. De raad heeft de kans gekregen en ook genomen om hierin wijzigingen aan te brengen. Er is dus sprake van een duidelijke rol van de raad. Een punt van aandacht is zoals aangegeven dat de verlenging van het huidige beleidskader niet formeel is vastgesteld door de raad. Breder gezien speelt ook de vraag of de raad actief en structureel betrokken is bij het minimabeleid. Dit is in Leidschendam-Voorburg het geval. De raad is actief betrokken bij de totstandkoming van het minimabeleid en minimabeleid is veelvuldig onderwerp van gesprek. De raad heeft daarmee een duidelijke rol. Vindt de implementatie van ombuigingen in het minimabeleid plaats op basis van aan de raad beschikbaar gestelde documenten met informatie over het bereik en de effecten van dit beleid? Sinds 2007 wordt op verzoek van de raad een armoedemonitor en minimaeffectrapportages opgesteld met veel informatie over het bereik en de effecten van het beleid. Hoewel het aantal ombuigingen beperkt is, lijkt er voor de raad voldoende informatie beschikbaar om goed onderbouwde keuzes te maken.
35
8 Het minimabeleid van Rijswijk Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het huidige minimabeleid en de totale beschikbare gemeentelijke voorzieningen in 2011. Vervolgens wordt de betekenis van het minimabeleid voor vier concrete voorbeeldhuishoudens uitgewerkt. In tegenstelling tot de verwachting bij de start van dit onderzoek zijn er geen wijzigingen in het minimabeleid voorgesteld of besloten tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2011. Wel zijn er landelijke wetswijzigingen die worden beschreven. Hiermee wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvraag: Wat is de doorwerking van de verschillende (mogelijke) ombuigingsmaatregelen binnen de verschillende nader af te spreken typen huishoudens?
Totaal gemeentelijke voorzieningen voor minima Het minimabeleid van de gemeente Rijswijk is uitgewerkt in de Beleidsnota 'Minimabeleid vanaf 2009’. Hierin zijn de individuele voorzieningen uitgewerkt. In dit document is geen overkoepelende visie op minimabeleid uitgewerkt. In de ‘notitie minimabeleid’ (2008) is de volgende doelstelling weergegeven: “Algemene doelstelling is om een bijdrage te leveren aan het voorkomen van achterstandssituaties en sociaal isolement en het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer.” Naar aanleiding van de collegeonderhandeling van 2010 is de regeling collectieve zorgverzekering per 1 januari 2011 aangepast. De aanvullende verzekering top (AV-top) wordt in 2011 niet meer vergoed door de gemeente. In plaats hiervan wordt de AV-standaard aangeboden (beperktere verzekering). Onderstaande tabellen bevatten een overzicht van de voorzieningen waar inwoners met een laag inkomen in 2011 gebruik van kunnen maken. Een aantal voorzieningen maken geen direct onderdeel uit van het minimabeleid of worden aangeboden door externe partners met subsidie van de gemeente. Deze zijn apart weergegeven. Voor alle regelingen geldt (tenzij anders aangegeven) dat de maximale vermogensgrens gelijk is aan de vermogensgrens van de Wwb: In 2011 is dit € 5.550 voor alleenstaanden en € 11.110 voor meerpersoonshuishoudens. Alle regelingen zijn een gift (en dus geen lening), tenzij anders aangegeven.
36
Naam regeling Omschrijving en doelstelli Algemene regelingen: voor alle huishoudens Ooievaarspas Korting op culturele sportieve educatieve activiteiten om pa bevorderen. Elk jaar wordt e uitgegeven met het volledige Kwijtschelding
Kwijtschelding wordt verleen met een inkomen op bijstand • Rioolrecht • Afvalstoffenrecht
Naam regeling
Omschrijving en doe
Sociaal Fonds
Samenwerkingsverban maatschappelijk werk noodsituaties
Schuldhulpverlening
Bieden van ondersteun
‘Íedereen doet mee!’
Onderdeel cursusaanbo educatie- en beroepson
Budget en
Het minimabeleid Minima (totaal € (programmakost
Naast bovenstaa verstrekt vanuit gebruiksgoedere
Betekenis
Gemeentelijke r
Categoriale bijsta en gehandicapten Categoriale bijsta Totaal per maand
Invloed minimab
Hoeveel geld een van inkomsten e minimabeleid ku
Ombuiging
Tegen de verwac Voorjaarsnota ge onderzoeksvraag
9 Bereik m mogelijk
Dit hoofdstuk ge
80% 70% 60% 50%
bijzondere bijsta de ooievaarspas Regeling
individuele bijzon
Mogelijke
Rijswijk onderne vergroten. Doels Rijswijk door bijv bijstand chronisc
10 Kade rol van d
Dit hoofdstuk ge
verzekering bepe discussies die re bijzondere bijsta
Ten aanzien van instrument beno
Mogelijke verbet van de raad zijn: • •
Opnemen van evalueren en In programma doelstellingen
11 Bean onder
De rekenkamerc
Breder gezien he jaarrekening na, beschikbaar gest minimabeleid en het daarom niet deze informatie.
A Select voorbe
De betekenis van
B Landel recht o Als het inkomen
C Overzi huidig
Hiervoor is gebru
In de tabellen in inkomsten en uit als tot 130% Ww
De uitgaven die besteedbaar inko
Gas en andere brandstoffen Elektriciteit Water
Heffingen rioolrecht en afval Telefoon, kabel en internet 1
Inkomen op 13
INKOMEN Netto inkomen
Contributies, lidmaatschappe abbonnementen Vervoerskosten (abonnemen Reserveringsuitgaven Kleding
D Enquê
De nieuwsbrief w
Door de ambtelij
E Overzich minimab
Onderstaand een
Datum voorstel
Proce
11-112008
Infost uitker 2008.
Rijswijk
Datum behande
Raad 29 januari 2