RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Radboud Honours Academy Radboud Universiteit Nijmegen dr. B.A.M. van Stokkom Charlotte Brand
Stan Brouwers Frenske Eijsermans Erwin Janssen Thijs Kuppens Annemarie Rolleman Noraly Romeyn Esther Schlatmann Carmen Schleijpen Kim Schomaker
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
2
Voorwoord In september 2013 startten wij allen met het Interdisciplinaire Honoursprogramma aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Een programma voor gemotiveerde studenten die uitgedaagd werden om gedurende een programma van twee jaar over hun eigen discipline heen te kijken. In februari 2014 kreeg de start van het Honoursprogramma een vervolg met de cursus: “Politie: waakzaam & dienstbaar”. In een groep van 20 studenten zijn we in een tiental bijeenkomsten wegwijs gemaakt in het (werk)veld van de politie. Een cursus die zich doorontwikkelde in een onderzoek naar de co-creatie tussen burgers en politie. Voor u ligt het eindresultaat van dit onderzoek. Een zoektocht naar de kansen en knelpunten van co-creatie. De afgelopen maanden hebben wij intensief samengewerkt aan dit vraagstuk en we kijken tevreden terug op de gezamenlijke werkwijze, het onderzoeksproces en het uiteindelijke resultaat. Gedurende dit proces hebben diverse personen ons ondersteund in de realisatie van ons onderzoek en de rapportage hiervan. We willen graag dhr. Terpstra, dhr. Van Stokkom en alle betrokkenen rondom de cursus “Politie: waakzaam & dienstbaar” bedanken voor deze inleidende cursus. Een speciaal woord van dank voor dhr. Van Stokkom, mw. Brand en dhr. van Gorp voor hun kritische doch positieve bijdrage aan ons onderzoek. Uw feedback en opmerkingen zijn als een waardevolle bijdrage ervaren. Ook een woord van dank voor dhr. Rouwenhorst voor zijn begeleiding in de beginfase van dit onderzoek. Natuurlijk willen we ook de politie Oost-Nederland bedanken voor de coöperatieve samenwerking. We willen iedereen– van (wijk) agent tot ondersteunend personeel en leidinggevende – bedanken voor de bijdrage aan dit onderzoek. Ook een woord van dank aan alle overige respondenten aan dit onderzoek. Zonder al uw inbreng was het onmogelijk geweest om ons onderzoek uit te voeren. Wij kijken met een tevreden gevoel terug op onze tijd bij het Interdisciplinaire Honoursprogramma van de Radboud Universiteit. Zowel de afzonderlijke cursussen als ook (de totstandkoming) van dit onderzoek zijn voor ons allen een verrijking geweest.
Namens de gehele denktank, Erwin Janssen Voorzitter subdenktank ‘Gewoon samen doen’ (Denktank Politie)
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
3
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ......................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1 – Inleiding ............................................................................................................ 6 2.1. Politie............................................................................................................................. 8 2.1.2. De politiestructuur ................................................................................................. 9 2.1.3. De wijkagent ......................................................................................................... 10 2.2 Co-creatie ..................................................................................................................... 12 2.2.1. Voorwaarden voor succesvolle cocreatie ............................................................ 13 2.2.2 Rechtvaardigingen voor co-creatie ....................................................................... 15 2.2.3. De meerwaarde van co-creatie ............................................................................ 16 2.2.4. Kritische geluiden over co-creatie ........................................................................ 16 2.3 Co-creatie en sociale media ......................................................................................... 19 2.3.1. Typen co-creatie in de sociale media ................................................................... 19 2.3.2. Co-creatie en sociale media in de opsporing ....................................................... 19 2.3.3 Relaties tussen nieuwe media, co-creatie en opsporing....................................... 21 2.4. Drie centrale concepten: veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid ........... 23 2.4.1. Veiligheidsbeleving door de burger ..................................................................... 23 2.4.2. Imago van de politie ............................................................................................. 25 2.4.3. Meldingsbereidheid van de burger ...................................................................... 26 2.5. Deelvragen .................................................................................................................. 28 Hoofdstuk 3 – Methoden ....................................................................................................... 29 3.1. Onderzoeksmethoden ................................................................................................. 29 3.1.1. Enquête ................................................................................................................ 30 3.1.2. Interviews ............................................................................................................. 30 3.1.2.1. Verkennend interview & inventariserende interviews ............................... 30
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
4
3.1.2.2. Gestructureerde diepte-interviews ............................................................ 31 3.1.3. Observatie ............................................................................................................ 32 3.2. Analysetechnieken ...................................................................................................... 32 3.3. Operationalisatie ......................................................................................................... 33 3.4. Betrouwbaarheid en geldigheid .................................................................................. 33 Hoofdstuk 4 – Resultaten ....................................................................................................... 35 4.1. Co-creatie volgens actoren.......................................................................................... 35 4.1.1. Opiniebeeld over co-creatie ................................................................................. 35 4.1.2. Voorwaarden ........................................................................................................ 38 4.2. Co-creatie in de gebieden ........................................................................................... 41 4.2.1. Co-creatie in Nijmegen-Centrum ......................................................................... 41 4.2.2. Co-creatie in Millingen aan de Rijn ...................................................................... 43 4.3. De voor- en nadelen van co-creatie volgens burgers en politie ................................. 45 4.3.1. Voordelen van co-creatie in Nijmegen-Centrum ................................................. 46 4.3.2. Voordelen van co-creatie in Millingen aan de Rijn .............................................. 48 4.3.3. Nadelen van co-creatie in Nijmegen-Centrum ..................................................... 48 4.3.4. Nadelen van co-creatie in Millingen aan de Rijn .................................................. 51 4.4. Co-creatie en veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid .............................. 51 4.4.1. Invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving van de burger .......................... 51 4.4.2. Invloed van co-creatie op imago van de politie ................................................... 53 4.4.3. Invloed van co-creatie op meldingsbereidheid van de burger............................. 55 4.5. Leerpunten volgens actoren........................................................................................ 58 4.5.1. Maatschappelijke betrokkenheid van burgers ..................................................... 58 4.5.2. Een proactieve houding........................................................................................ 58 4.5.3.Wijkagent nieuwe stijl ........................................................................................... 59 4.5.4. Integriteit .............................................................................................................. 59
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
5
4.5.5. Overige verbeterpunten ....................................................................................... 59 4.6. Statistische onderbouwing .......................................................................................... 60 4.6.1. Algemene statistiek .............................................................................................. 60 4.6.2. Cijfers over de voorwaarden van co-creatie ........................................................ 61 4.6.3. Cijfers over co-creatie .......................................................................................... 63 4.6.4. Potentieel oorzakelijke cijfers .............................................................................. 64 Hoofdstuk 5 – Conclusie en discussie..................................................................................... 65 5.1. Wat is co-creatie volgens de politie en de burgers in de gebieden Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn? ................................................................................................... 65 5.2. Welke vormen van co-creatie doen zich in de desbetreffende gebieden voor en welke partijen spelen hier een rol in? ................................................................................ 66 5.3. Wat zijn de voor- en nadelen van co-creatie in de gebieden? .................................... 66 5.4. Wat is de invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving, het imago en meldingsbereidheid? .......................................................................................................... 68 5.5. Beantwoording hoofdvraag en conclusie.................................................................... 70 5.6. Terugkoppeling naar de theorie .................................................................................. 71 5.7. Discussie ...................................................................................................................... 73 Literatuurlijst .......................................................................................................................... 76 Bijlagen ................................................................................................................................... 79 Bijlage 1 – Vragenlijst burgers Nijmegen-Centrum ............................................................ 79 Bijlage 2 – Vragenlijst burgers Millingen aan de Rijn ......................................................... 81 Bijlage 3 – Inventarisatie co-creatievormen....................................................................... 83 Bijlage 4 – Operationalisatie .............................................................................................. 92
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
6
Hoofdstuk 1 – Inleiding In Nederland wordt de veiligheid van de burgers gewaarborgd door de overheid. De overheid geeft dit uit handen aan de politie, een zelfstandig functionerend orgaan. Volgens artikel 3 van de Politiewet 2012 is de opdracht aan de Nederlandse politie om in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Daarmee doelt het artikel simpelweg op alle burgers in de samenleving. Grofweg kunnen de taken van de politie opgedeeld worden in het handhaven van de openbare orde en veiligheid, het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten en directe hulpverlening. Het motto van elke politiemedewerker is waakzaam en dienstbaar (Weltens, 2005, p.36). De politie in Nederland heeft dus een duidelijke taak en zij zijn altijd in ontwikkeling om dit zo goed mogelijk uit te voeren. Binnen het beleid van de Nederlandse politie wordt er veel aandacht besteed aan het samenwerken met burgers. Wijkagenten zijn het gezicht van een gebied. Zij gaan vaak in gesprek en overleg met burgers, bedrijven en organisaties in hun gebied. Burgers kunnen zich als vrijwilliger aanmelden bij de politie. Communicatie tussen politie en burger verloopt via verschillende kanalen zoals Burgernet. Waakzaam en dienstbaar wordt hierdoor samen met deze partijen bereikt (van Dijk & Beunders, 2012, p. 79). Het samenwerkingsproces tussen politie en burgers, bedrijven en organisaties verloopt echter niet altijd soepel. Vanuit de politie Oost-Nederland is gevraagd dit proces nader in beeld te brengen. Klaarblijkelijk zijn er veel verbeterpunten en daarom is het belangrijk dat er onderzocht wordt op welke manier de samenwerking tussen politie en burgers verloopt. Dit onderzoek richt zich daarop. De volgende hoofdvraag is opgesteld:Hoe verloopt de co-creatie tussen wijkagenten en burgers (en andere partners en partijen) en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor? Er wordt onderzocht wat de precieze samenwerkingsvormen zijn die spelen tussen politie en burgers, hoe deze zich ontwikkelen en wat de verbeterpunten kunnen zijn. Dit onderzoek dient daarmee een maatschappelijk belang. De veranderingen in het medialandschap (ontstaan en ontwikkeling van sociale media) zijn voor de politie reden om hun media-inzet te veranderen. Het is belangrijk om te onderzoeken of dit wel effectief en naar wens gebeurt. Onderzoek in deze thema’s staat nog in de kinderschoenen. De politie in Nederland is een dynamische organisatie waarbinnen continue veranderingen optreden. Het meest recente voorbeeld is de reorganisatie naar één nationale politie. Sinds kort wordt de samenwerking tussen politie en andere partijen co-creatie genoemd.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
7
Bekend is dat co-creatie binnen de politie staat voor een samenwerking waarbij aan gezamenlijke belangen tegemoet gekomen kan worden. Alle partijen hebben evenveel invloed op de uitkomsten en kunnen evenveel bijdrage aan de veiligheid binnen de omgeving. Dit onderzoek is van wetenschappelijk belang omdat er op dit gebied veel informatie te halen valt. Deze informatie kan inzichten toevoegen aan het wetenschappelijk debat. Er wordt gekeken naar verschillende gebieden in Nijmegen waar de politie OostNederland actief is met gebruik van co-creatie. Om een goed beeld te krijgen is er gefocust op twee verschillende gebieden, elk met hun eigen kenmerken; één in het centrum van Nijmegen, en één in Millingen aan de Rijn, een rustiger, kleinschaliger dorp. Het vergelijken van deze twee uiteenlopende gebieden levert waardevolle informatie op voor een brede beeldvorming omtrent co-creatie binnen de politie.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
8
Hoofdstuk 2 – Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt besproken wat er bekend is in de wetenschappelijke literatuur over politiewerk en co-creatie. Aan de hand van deze kennis worden deelvragen opgesteld om zo de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden.
2.1. Politie Ondanks dat de politie een zeer duidelijke taak heeft (zie p. 5 van dit rapport), moet zij wel veel uiteenlopende taken vervullen. Die complexe rol maakt het moeilijk om het specifieke en verschillende karakter van de politie te specificeren (Verwee, 2009, p. 39). Om dit toch te kunnen doen, dient allereerst een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen de politiefunctie en de politieorganisatie. De politiefunctie is de activiteit gericht op het handhaven van gezamenlijke normen en regels en het beschermen van leven, vrijheid en eigendom. Deze functie wordt door zowel publieke en private organisaties uitgeoefend en wordt gezien als een universele vereiste van elke sociale orde (Reiner, 1994 in Verwee, 2009, p. 39). De politieorganisatie, als specifieke sociale institutie, neemt een belangrijke rol in, in de uitoefening van de politiefunctie (Verwee, 2009, p. 39). In het onderzoek zal de term ‘politie’ gebruikt worden om de politieorganisatie, als specifieke institutie, te beschrijven. 2.1.1. Het werk van de politie In artikel 3 van de Politiewet 2012 wordt beschreven wat de taak van de politie is: “De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.” (Politiewet, 2012, artikel 3). Met behulp van dit citaat kunnen concreet twee kernfuncties worden onderscheiden. Allereerst zorgt de politie voor handhaving van de openbare orde door op te treden tegen overtredingen en misdrijven. Onder de strafrechtelijke handhaving wordt volgens de politiewet mede “het waken over de veiligheid van personen” verstaan (Politiewet, 2012, artikel 1). Kort gezegd is het de taak van de politie te zorgen dat men zich aan de regels houdt, waardoor de rust wordt bewaard en criminaliteit wordt voorkomen. Ook valt hieronder het bestrijden van criminaliteit, het opsporen van strafbare feiten en het uitvoeren van politietaken voor justitie (politie.nl). Ten tweede beschermt de politie iedereen die in Nederland woont of verblijft en verleent de organisatie hulp aan mensen die dit nodig hebben (politie.nl). Verder stelt de Politiewet dat de politie optreedt onder het gezag van de officier van justitie wanneer het gaat om strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of taken verricht ten
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
9
diensten van justitie. Wanneer de politie in een gemeente optreedt voor de handhaving of hulpverlening, staat zij onder gezag van de burgemeester. In het regelmatige driehoeksoverleg, overlegt het hoofd van het territoriale onderdeel van een regionale politie-eenheid met de burgemeester en de officier van justitie. Tijdens dit driehoeksoverleg worden afspraken gemaakt over de inzet van de politie in die regio (Politiewet, 2012, artikel 12). De taken binnen de politie zijn verdeeld in basispolitiezorg en specialistische taken. De basispolitieagenten doen het basiswerk (24 uur per dag) en zijn dagelijks aanwezig op straat. Hieronder vallen ook de wijkagenten. Hun doel is te zorgen voor een veilige en leefbare wijk, stad of regio. Onder de taken van de basispolitiezorg vallen globaal gezien het dagelijkse politietoezicht, preventie, verkeer, hulpverlening, handhaving, recherche en forensische opsporing. Wanneer er in het politiewerk meer kennis vereist is, worden de specialisten ingeschakeld. De specialisten kunnen op landelijk of regionaal niveau werken. Landelijk werkende politiespecialisten zijn er op het gebied van recherche, informatieorganisatie, operationele samenwerking, infrastructuur, speciale interventies, bewaken en beveiligen. In regionale eenheden werken, naast de basisagenten, onder andere informatiespecialisten, meldkamermedewerkers en rechercheurs (politie.nl). Het huidige onderzoek focust zich in verband met co-creatie met name op de wijkagenten, welke vallen onder de basispolitiezorg. Hier zal in een latere sub-paragraaf verder op in worden gegaan.
2.1.2. De politiestructuur Met de Politiewet 2012 werd ook een voorstel gedaan voor een nieuwe structuur van de politie in Nederland, welke in januari 2013 is ingevoerd. Daarbij is de geregionaliseerde structuur vervangen door een nationale politie (Terpstra, 2013, p. 1). De invoering hiervan heeft gezorgd voor het begin van een ingewikkelde reorganisatie die volgens de plannen tot eind 2017 zal duren (Terpstra & Jochoms, 2014, p. 1). Met de vorming van de Nationale Politie wordt ervan uitgegaan dat het korps moet functioneren als een eenheid. De nadruk wordt gelegd op ‘operationeel leiderschap’ om hiermee de kloof tussen street cops (de uitvoerende politiemensen) en management cops (de leidinggevenden) te verkleinen. Er is echter wel een vrij strikte scheiding tussen beleid en uitvoering: beleidsvorming is ondergebracht in de directies, terwijl het beleid wordt uitgevoerd door het Politie Diensten Centrum (PDC) (Terpstra & Jochoms, 2014, p. 9). Er kunnen vier sturingsniveaus binnen de Nationale Politie worden onderscheiden: de korpsleiding, de leiding
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
10
van de eenheden, de leiding van de basisteams en de leiding van districten en eenheden (Terpstra, Jochoms, 2014, p.17). Voor het huidige onderzoek is met name het werk van de basisteams van belang. Hierbij gaat het om het werk van wijkagenten, zij doen wijkgebonden politiewerk. Dit werk kenmerkt zich door dat de politie op dit niveau nabij, beschikbaar en persoonlijk is. Daarnaast is er met name sprake van softe hulpverlening, wordt er gedaan aan preventie en staat samenwerking met burgers en andere partijen centraal (Terpstra, 2009, p. 32). Dit laatste aspect van de basisteams, door ons later gedefinieerd als co-creatie, zal in dit onderzoek centraal staan. Omdat op het moment van het onderzoek de nieuwe organisatiestructuur nog niet geheel is doorgevoerd en dit verder ook niet relevant is voor de vraagstelling, zal hier verder niet op worden ingegaan.
2.1.3. De wijkagent De wijkagent is onderdeel van het basisteam, hij is verantwoordelijk voor de totale politiezorg binnen zijn gebied. Hij richt zich daarbij voornamelijk op de aanpak van sociale problemen, maar ook op zaken als overlast, kleine criminaliteit, milieu en verkeer. De wijkagent kan de beschikking hebben over een wijkteam, dat hulp krijgt van andere politiediensten als dit nodig is. Hij onderhoudt contact met externe partners, waaronder bijvoorbeeld de gemeente en maatschappelijke organisaties. Hij bespreekt met hun problemen en overlegt hoe en door wie die het beste aangepakt kunnen worden (politie.nl). Het werk van wijkagenten kan sterk uiteenlopen wat betreft inhoud, complexiteit, duur en structuur. Dat komt omdat de wijkagent door burgers uit de buurt en andere betrokken instanties als eerste vertegenwoordiger van de politie wordt aangesproken en zelf problemen signaleert en aanpakt. Hierbij kunnen de kwesties heel uiteenlopend zijn, waardoor van de wijkagent een zekere creativiteit wordt verwacht (Terpstra, 2008, p. 71). Een duidelijke categorisering van de onderdelen van het werk van een wijkagent is volgens Terpstra (2008) lastig. Dit komt enerzijds door de veelheid aan activiteiten, anderzijds doordat activiteiten soms in het teken kunnen staan van meerdere functies. Toch heeft hij een indeling gemaakt, waarbij de activiteiten lopen van extern naar intern gericht. De volgende categorieën worden door Terpstra (2008) onderscheiden: 1.
Rechtstreeks contact met de burger. Hierbij gaat het enerzijds om het bevorderen van
zichtbaarheid, bereikbaarheid en aanspreekbaarheid van de politie tegenover buurtbewoners, anderzijds kennen wijkagenten hier soms ook verder gelegen doelen aan toe. Dit kan het opbouwen of in standhouden van een vertrouwensrelatie en het creëren van een veiligheidsgevoel zijn.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
2.
11
Activiteiten op straat. De volgende activiteiten kunnen worden onderscheiden: - Algemene en preventieve surveillance; - Meldingen rijden; - Handhaving en toezicht; - Normbevestiging
3.
Hulpverlening. Een deel hiervan duurt kort en vindt tussendoor plaats, zoals het wijzen
van de weg, maar ook kan het gaan om hulpverlening gedurende een langere periode. 4.
Problemen in de wijk aanpakken. Onderscheid kan gemaakt worden tussen een meer
preventieve en meer reactieve aanpak, alhoewel deze activiteiten soms door elkaar lopen. De volgende categorieën worden onderscheiden: - Reactieve aanpak van acute problemen; - Preventie van overlast en criminaliteit; - Preventie van escalatie van conflicten en spanningen in de buurt; - Probleemgerichte aanpak 5.
Activiteiten in het kader van opsporing. Dit soort activiteiten voeren wijkagenten slechts
in beperkte mate uit. Praktische overwegingen en de informatiepositie van de wijkagenten kunnen hierbij een rol spelen. 6.
Samenwerking met externe partners. Het gaat hierbij over samenwerking met onder
andere de gemeente, woningbouwverenigingen, scholen, welzijns- en zorginstellingen. Informatie-uitwisseling tussen de wijkagent en de instanties naast het uitvoeren van allerlei concrete interventies is cruciaal. 7.
Schakelfuncties. De wijkagent kan op drie manieren een schakel vormen naar de
omgeving toe: - Tussen de burger en de politie; - Tussen het bestuur en de straat; - Tussen de politie en andere instanties 8.
Interne functies. Ten eerste is de wijkagent voor collega’s een bron van informatie, ten
tweede functioneert hij soms als contactpersoon voor collega’s naar burgers toe. Daarnaast kan hij werken als poortwachter voor zijn organisatie en collega’s. 9.
Administratief en bureauwerk. Hieronder vallen zowel de algemene administratieve
taken als meer specifieke taken die aan wijkagenten in sommige regio’s worden toebedeeld. 10.
Overige taken. Tot slot zijn er nog andere, vaak zeer uiteenlopende taken. Deze taken
zijn verder vaak onvoorspelbaar en afhankelijk van de problemen die op de wijkagenten afkomen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
12
Zowel binnen als buiten de politie heerst vaak het beeld van “kennen en gekend worden”. Het werk van de wijkagent wordt verondersteld vooral te gaan om zichtbare aanwezigheid, herkenbaarheid en nabijheid van de politie voor burgers in het gebied. Echter, in de praktijk blijkt dat het dagelijks werk van de wijkagent hier tamelijk van af kan wijken. De hoeveelheid tijd dat hij op straat is of contact met burgers heeft is tamelijk beperkt. Een groot deel van de tijd gaat op aan dingen als bureauwerk, interne activiteiten en overleg met andere instanties. De administratieve taken die gedaan moeten worden zijn hier een belangrijke oorzaak van. Daarbij komt ook dat veel wijkagenten aanvullende taken hebben, bijvoorbeeld die van coördinator of noodhulp, waardoor ze zich niet volledig kunnen richten op wijkgerichte activiteiten (Terpstra, 2008, p. 71-83). De wijkagent is het eerste aanspreekpunt bij problemen in het gebied en vormt daarom een belangrijke schakel tussen de burger en de politieorganisatie. Zoals reeds besproken, is een centraal onderdeel van het wijkgebonden politiewerk “kennen en gekend worden”. Wijkagenten zijn inderdaad, zo blijkt uit onderzoek van Terpstra (2008), vaak goed op de hoogte van het doen en laten en de omstandigheden van bewoners met wie zij te maken hebben. Wijkagenten die sterk zijn ingebed in hun wijk worden op straat voortdurend door bewoners aangesproken. De interpretatie van het uitgangspunt “kennen en gekend worden”, kan per wijkagent verschillen. Dit geldt ook voor groepen mensen met wie zij dan vooral contact hebben. Ook zijn niet alle wijkagenten het met elkaar eens over in hoeverre dit echt het uitgangspunt zou moeten zijn van waaruit gewerkt moet worden. Het “kennen en gekend worden” heeft voor wijkagenten meerdere functies. De belangrijkste is het verkrijgen van informatie over problemen in en bewoners van de wijk. Ook geven wijkagenten via hun contacten de bewoners vaak informatie over bijvoorbeeld de doelen en aanpak van de politie. Andere functies zijn afhankelijk van hun opvattingen en gebieden. Dit kunnen zowel instrumentele doelen, als meer communicatieve of symbolische doelen omvatten. Ook kan de wijkagent steun en hulp bieden aan individuele burgers en burgers normen stellen. Versterking van het vertrouwen van burgers in de politie wordt vaak beschouwd als een belangrijk doel. Deze aspecten van de band tussen wijkagenten en burgers kunnen van belang zijn voor het ontstaan van co-creatievormen. Het begrip co-creatie zal hierna nader toegelicht worden.
2.2 Co-creatie Co-creatie is een concept dat al meerdere malen is bestudeerd (Bekkers & Meijer, 2010, p. 18; Prahalad en Ramaswamy, 2004, p. 7-9). Bij co-creatie gaat het om een samenwerking die leidt tot een waardevolle uitkomst of oplossing voor zowel politie als burger. Het begrip veronderstelt
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
13
een actieve vorm van wederkerigheid. Alle partijen kunnen invloed uitoefenen op het uiteindelijke resultaat en alle partijen zijn ook verantwoordelijk voor het uiteindelijke product: een oplossing, advies of plan (Van Bochove, Van der Hoeven & Staffeleu, 2012, p. 31). De inzichten van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en ook experts worden hierbij meegewogen in verscheidene besluitvormingsprocessen (Bekkers & Meijer, 2010, p. 18). Tevens tracht men deze inzichten mee te nemen bij de totstandkoming en zelfs bij de daadwerkelijke uitvoering van beleid. Uiteindelijk is het resultaat iets wat partijen afzonderlijk niet hebben bewerkstelligd, maar iets waarvoor zij elkaar nodig hadden (Bekkers & Meijer, 2010, p. 12). Gelijkwaardigheid is dan ook één van de pijlers van een goede co-creatie. Vaak wordt in de literatuur onderscheid gemaakt tussen “user co-creatie” en “community co-creatie”. Bij de eerste variant gaat het om de relatie overheid-individu, terwijl het bij de tweede variant gaat om de relatie tussen de overheid en een bepaalde groep burgers (Bekkers & Meijer, 2010, p. 19 & 20; Bovaird, 2007, p. 855). Beide varianten zijn in dit onderzoek van belang.
Om te zorgen dat co-creatie goed functioneert en een meerwaarde heeft, moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan. Deze voorwaarden zijn reeds onderzocht en worden dan ook vanuit de bestaande literatuur besproken. Vervolgens komen verschillende motieven voor co-creatie aan bod. Daarna wordt de meerwaarde die co-creatie kan hebben behandeld, waarin de toepassing zal worden gemaakt op de politieorganisatie. Als niet aan de voorwaarden voor succesvolle co-creatie wordt voldaan, dan kan co-creatie geen of zelfs een negatief effect hebben. Tot slot passeren een aantal kritische geluiden die in de literatuur naar voren komen de revue. Ook hierin komen de voorwaarden voor co-creatie terug.
2.2.1. Voorwaarden voor succesvolle cocreatie Een eerste voorwaarde voor cocreatie is dat er interactie moet plaatsvinden tussen politie en burger (Bovaird, 2007, p. 11). Deze interactie zorgt ervoor dat beide partijen weten hoe de ander denkt en welke conflicterende belangen er kunnen zijn (Jeurissen & Vriesde, 2012, p. 56). Bestaande verschillen tussen politie en burger moet worden herkend én erkend. Alleen over de uitvoering moet consensus worden bereikt. Er moet worden gestreefd naar een open klimaat om de wederzijdse afhankelijkheden tussen politie en burger te zien en te onderkennen. Om de cocreatie in de toekomst te waarborgen is het voor de burger belangrijk te weten wat het doel van de cocreatie is en of aan dit doel voldaan wordt door hun inbreng (Vijver et al, 2009, p. 59). Een aspect wat hier nauw mee samenhangt is wederkerigheid. Wederkerigheid blijkt een
14
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
belangrijk element in het co-creatieproces. Het houdt in dat beide partijen baat hebben bij de samenwerking. Uit ervaringen van de politie blijkt dat het terugkoppelen van informatie en uitkomsten naar de burger erg belangrijk is om betrokkenheid en veiligheidsgevoel van burgers te verhogen (Jeurissen & Vriesde, 2012, p.94). Om
zoveel
mogelijk
burgers
te
kunnen
bereiken
dienen
er
meerdere
participatiemogelijkheden te bestaan, dit wordt ook wel “multichannel aanpak” genoemd. Een co-creatieproject moet op verschillende wijzen geïmplementeerd kunnen worden (Vijver et al, 2009, p. 17). Het kan dan namelijk aangepast worden aan de omgeving en burgers die participeren. Vaak wordt voor dit proces van participatie en co-creatie een moderator aangesteld, die het geheel in goede banen moet leiden (Jeurissen & Vriesde, 2012, p. 136). Het is van belang dat de moderator een duidelijke visie en strategie heeft. Om de burger te kunnen bereiken is het van belang te investeren in externe samenwerkingsverbanden en persoonlijke relaties. Ook het creëren van een kennisplatform met burgers, wijkagenten en experts kan hieraan bijdragen (Jeurissen & Vriesde, 2012, p. 15). Communicatie tussen alle betrokken partijen speelt hierbij een grote rol (Vijver et al, 2009, p. 7). Om te zorgen dat alle partijen een positieve bijdrage leveren aan de co-creatie, moeten alle deelnemers het co-creatie project steunen. Als één schakel dwarsligt of niet goed meewerkt, zal de co-creatie veel minder efficiënt zijn (Vijver et al, 2009, p. 6). Specifiek voor co-creatie via internet en sociale media zal investeren in een goede ICT-infrastructuur de samenwerking en het open klimaat bevorderen. Naast communicatie is ook vertrouwen van groot belang een samenwerkingsverband. Er wordt informatie en kennis uitgewisseld en ook worden afspraken gemaakt. Van beide kanten is het daarom belangrijk dat erop kan worden vertrouwd dat deze afspraken worden nagekomen en de informatie vertrouwelijk wordt behandeld. Tot slot is het belangrijk dat burgers het gevoel hebben dat ze serieus worden genomen (Jeurissen & Vriesde, 2012, p.152). Om wederzijds vertrouwen te creëren moet er een veilige omgeving zijn om te communiceren. Hierbij moet er sprake zijn van gelijke machtsverhoudingen. Gelijkwaardigheid is dus een belangrijke pijler van co-creatie.
Uiteindelijk
zijn de volgende voorwaarden gekozen om empirisch te onderzoeken:
gelijkwaardigheid, wederkerigheid, kennisuitwisseling, vertrouwen en leiderschap. Leiderschap is een element wat gaandeweg dit onderzoek steeds vaker naar voren kwam.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
15
2.2.2 Rechtvaardigingen voor co-creatie In de literatuur over co-creatie komen verschillende rechtvaardigingen voor co-creatie naar voren. Deze worden hier op een rijtje gezet. Een eerste rechtvaardiging voor co-creatie is kwaliteitsverbetering. Hiermee wordt bedoeld dat de overheid, in dit geval de politie, niet over toereikende kennis beschikt om tot goed beleid te komen of om op een effectieve wijze beleid uit te voeren (Bekkers & Meijer, 2010, p. 23). Burgers, belangenorganisaties en experts kunnen op dit punt een waardevolle inbreng leveren, bijvoorbeeld door bepaalde (cruciale) informatie te verstrekken of door mee te werken aan de uitvoering van beleid. Te denken valt aan participatie van de burger in de opsporing, bijvoorbeeld door het verstrekken van tips aan de politie of door de inzet van een burgerinfiltrant. De gecombineerde kennis van al deze partijen komt de kwaliteit van (de uitvoering van) beleid ten goede. Hiernaast kunnen de verschillende inzichten van de partijen bij een co-creatie bijdragen tot een duidelijke verrijking van het beleid (Bekkers & Meijer, 2010, p. 23 & 24). Hoe meer partijen deelnemen aan een co-creatie, hoe meer ideeën naar voren komen, hoe rijker het uiteindelijke resultaat. Een tweede rechtvaardiging voor co-creatie is gelegen in het vergroten van de legitimiteit van het te voeren beleid van de overheid. Hoe groter de legitimiteit, hoe groter de mate van acceptatie van en vertrouwen in de overheid en haar beleid zal zijn. Co-creatie kan ervoor zorgen dat de overheid in grotere mate en ook meer actief reageert op hetgeen in de samenleving speelt (Bekkers & Meijer, 2010, p. 24). In het kader van de co-creatie tussen de politie en de burger kan de politie zich op deze manier een stuk bewuster worden van de wensen en standpunten van burgers in een bepaalde regio, stad of gebied. Het te voeren beleid kan vervolgens op deze wensen en voorkeuren worden aangepast, wat resulteert in een bredere acceptatie van het betreffende beleid: burgers voelen zich gehoord. Ook zou zo de gepercipieerde kloof tussen burger en overheid (in dit geval de politie) kunnen worden verkleind (Koppenjan & Klein, 2004, p. 366).
Ging het in het vorenstaande nog om rechtvaardigingen vanuit de overheid om aan co-creatie deel te nemen, hieronder wordt duidelijk dat ook de burger verschillende rechtvaardigingen kan hebben om mee te werken aan co-creatie. Ten eerste willen burgers een algemeen belang dienen (Bekkers & Meijer, 2010, p. 25). Zulks blijkt reeds uit het bestaan van verschillende belangenorganisaties die allen opkomen voor een algemeen belang zoals volksgezondheid of milieu. Dergelijke belangen worden gezien als “grote” belangen, mensen hebben er vaak niet rechtstreeks baat bij, maar zijn toch gedreven om zich ervoor in te zetten. Dergelijke belangen komen over het algemeen uiteindelijk iedereen
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
16
in de samenleving ten goede. Ten tweede dienen burgers graag een groepsbelang (Bekkers & Meijer, 2010, p. 25 & 26). Een belang dat de groep dient, dient namelijk uiteindelijk ook de individuele deelnemers van de groep. In het kader van co-creatie hebben alle partijen baat bij samenwerking en daaruit vloeit voort dat alle partijen bereid zijn het groepsbelang – de cocreatie – te dienen. Tenslotte en in het verlengde van het voorgaande, willen burgers een individueel belang dienen (Bekkers & Meijer, 2010, p. 26).
2.2.3. De meerwaarde van co-creatie De meerwaarde van co-creatie blijkt al uit de reeds besproken motieven voor co-creatie. Alle deelnemende partijen hebben uiteindelijk baat bij inspraak in het besluitvormingsproces omdat op die manier hun belangen kunnen worden meegewogen. Daarnaast is een belangrijk aspect van co-creatie dat de overheid als instantie enigszins wordt losgekoppeld van het beleid waarop de co-creatie betrekking heeft. De overheid raakt zo haar monopolie op de totstandkoming en uitvoering van het beleid kwijt (Bekkers & Meijer, 2010, p. 12). Beleid is niet langer eenzijdig, maar meerzijdig: het wordt vormgegeven door meerdere partijen, die allen diverse belangen dienen. In het kader van de samenwerking met de politie krijgt de burger hierdoor het gevoel mee te werken aan de bevordering van de veiligheid in de samenleving (Vijver et al, 2009, p. 5). Door bijvoorbeeld het co-creatieproject Burgernet krijgen burgers meer vertrouwen in (het functioneren van) de politie en voelen zij zich veiliger (Vijver et al, 2009, p. 62). Als gevolg hiervan, wordt de politie zich meer bewust van de wensen en voorkeuren die bij de burgers leven. Bovendien komen ze zo aan informatie over wat er in de samenleving gebeurt, die anders verborgen blijft voor de politie. Een positief gevolg hiervan is dat het beleid of de werkwijze van de politie een groter draagvlak krijgt, ook wel “legitimiteit van beleid” genoemd (Bekkers en Meijer, 2010, p. 24). Nog een voordeel van co-creatie tussen politie en burgers is dat de politie zodoende over meer relevante informatie beschikt en als gevolg daarvan ook efficiënter en gerichter te werk kan gaan. Met betrekking tot de opsporing kan bijvoorbeeld een stuk gerichter worden gezocht naar de dader van een bepaald delict als burgers en andere instanties met tips en informatie komen. Wellicht leidt co-creatie dan ook tot een gerichtere uitvoering en een besparing van tijd en geld.
2.2.4. Kritische geluiden over co-creatie Niet iedereen is positief over co-creatie tussen politie en burger. In de literatuur worden verschillende nadelen genoemd van deze co-creatievormen. Allereerst kan de aansluiting
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
17
tussen politie en samenleving problemen opleveren. Waar de politie een hiërarchische organisatie is, is de samenleving horizontaal georganiseerd door alle netwerken (Jeurissen & Vriesde, 2012, p. 45). Co-creatie is net als de samenleving horizontaal georiënteerd, omdat politie en burger op gelijke hoogte staan. Het is de vraag in hoeverre de kenmerken van de horizontaal georiënteerde samenleving passen in de hiërarchische politieorganisatie. Een ander kritiekpunt dat wordt genoemd is de balans tussen kosten en baten voor beide partijen (Jeurissen & Vriesde, 2012, p. 55). Een juiste balans hierin is noodzakelijk voor het creëren van wederzijds vertrouwen. De burger zal immers niet meer meewerken als hij geen gevolgen ziet van zijn inzet. Een derde punt van kritiek betreft de privacy. Als de burger vermoedt dat zijn privacy in het geding komt, kan de vraag gesteld worden of er nog co-creatie tot stand zal komen. De politie moet dus de juiste afweging maken tussen het opsporen van strafbare feiten en het beschermen van de privacy van de burgers. Daarnaast is het de vraag of het überhaupt mogelijk is om een gelijke machtsverhouding te creëren tussen politie en burger. De politie beslist namelijk vooraf wanneer de burger mee mag denken, en bepaalt achteraf wat met de inbreng van de burger gebeurt. Ook zal de burger een informatieachterstand hebben ten opzichte van de politie. In het verlengde hiervan doen zich problemen voor met betrekking tot de gelijkwaardigheid van de partijen bij een co-creatie. In principe ligt het machts- en geweldsmonopolie in de staat bij de overheid, niet bij de burgers. De politie is een overheidsorganisatie en heeft uit hoofde daarvan allerlei bevoegdheden gekregen. Zij mag onder omstandigheden met geweld optreden. Voor de burger geldt een verbod van eigenrichting, hij mag niet het heft in eigen handen nemen door middels geweld op te treden. Reeds uit deze omstandigheden komt de ongelijkwaardige positie van de burger ten opzichte van de politie naar voren. De vraag is dan ook of “echte” co-creatie wel mogelijk is tussen twee zo ongelijkwaardige partijen als de burger en de politie. Verder wordt al snel verondersteld dat alle belangenverstrengelingen via co-creatie kunnen worden opgelost. Doordat partijen afhankelijk van elkaar zijn, kan de ruimte tussen tegenstrijdige belangen worden overbrugd om zo een situatie te creëren die voor iedere partij even gunstig is (Bekkers & Meijer, 2010, p. 26). Belangen kunnen echter soms zo met elkaar botsen dat lang niet altijd tot een voor ieder vruchtbaar resultaat kan worden gekomen. Het feit dat partijen van elkaar afhankelijk zijn voor een succesvolle samenwerking kan hier dan ook geen verandering in brengen. Daarnaast kan co-creatie tot gevolg hebben dat publieke verantwoordelijkheden minder worden (Bekkers & Meijer, 2010, p. 26 & 27; Bovaird, 2007, p. 856). Wie is verantwoordelijk
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
18
voor een bepaald beleid als zoveel partijen deelnemen aan de totstandkoming en uitvoering van beleid? De partijen werken samen en zouden een gelijkwaardige positie moeten innemen ten opzichte van elkaar. Dit uitgangspunt maakt het des te moeilijker een verantwoordelijke aan te wijzen. Hier speelt ook het probleem van verwevenheid van de private en publieke sector. Private ondernemingen en burgers werken samen met een publieke entiteit: de overheid/politie. De resultaten van die samenwerking zijn in principe slechts toe te schrijven aan deze verstrengeling van sectoren. Co-creatie kan zichzelf ook juist tegenwerken. Een voorbeeld hiervan is tgo.nl, een site waarbij de burger actief kan meehelpen met een opsporingsonderzoek. De dader kan het onderzoek in de war schoppen door valse tips te geven (Kop, 2012, p. 33 & 34). Een laatste – maar daarom niet minder belangrijk – nadeel van co-creatie is de kosten die het met zich meebrengt (Vijver et al, 2009, p. 63 & 64). Per project zal daarom de afweging moeten worden gemaakt of de kosten wel opwegen tegen de baten van de co-creatie.
Naast een aantal negatieve aspecten van co-creatie, kunnen er ook belemmeringen zijn die (succesvolle) co-creatie in de weg staan. Zo kan het zijn dat er technische en/of fysieke beperkingen zijn wat betreft het verwerken van alle informatie. Door co-creatie zal de informatiestroom toenemen, immers, des te meer partijen de mogelijkheid hebben informatie in te brengen, des te meer informatie zal er op tafel komen. Het is maar de vraag of men in staat is al deze informatie te verwerken. Hierbij doet zich nog een probleem voor: van al de informatie die naar voren komt via co-creatie is maar een beperkt gedeelte daadwerkelijk bruikbaar. Het is dan ook erg belangrijk de informatie goed te filteren om te zorgen dat essentiële informatie niet wordt bedolven onder een berg minder belangrijke gegevens. Een belemmering kan ook zijn dat reeds van te voren bepaalde percepties ten opzichte van de andere partij worden gehanteerd. Dit staat een goede samenwerking en besluitvorming in de weg. Belangrijk is dat partijen met een frisse en open blik in de co-creatie stappen, om zo zoveel mogelijk botsingen te voorkomen. Een valkuil voor de politie kan zijn, dat ze op zoek gaat naar burgers die dezelfde ideeën en meningen hebben als de politie zelf. In dat geval zal de denkwijze van de politie zelf dominant zijn in de beeldvorming en in hun uitvoering. Hierdoor zullen andersdenkende burgers afhaken en zal de co-creatie (als daar dan nog sprake van is) weinig effectief zijn. In een succesvolle co-creatie krijgen alle partijen de kans hun zegje te doen en worden de opvattingen en wensen van de gehele samenleving vertegenwoordigd. Dit wordt natuurlijk niet bereikt wanneer de politie te werk gaat als zojuist omschreven.
19
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Co-creatie kan in sommige gevallen ook vanuit rechtsstatelijke beginselen belemmerd worden. Dit is het geval bij co-creatie tussen het Openbaar Ministerie en de burger (Connell et al, 2011, p. 6 & 7). Als de kernwaarden uit het oog worden verloren kan die de legitimiteit van het OM aantasten. Wel komt uit het onderzoek van Connell et al naar voren dat een samenwerking tussen OM en burger een goede oplossing zou zijn, als beide partijen hun eigen verantwoordelijkheden en rollen maar behouden. Dit wordt ‘linken’ genoemd.
2.3 Co-creatie en sociale media De politie is bij de opsporing van strafbare feiten sterk afhankelijk van de medewerking van burgers. Wetenschappelijk onderzoek wijst zelfs uit dat burgerparticipatie de belangrijkste succesfactor is voor een efficiënte en effectieve opsporing (Kop, 2011, p. 45). De medewerking van burgers in het politiewerk is bepaald geen nieuw verschijnsel; burgerparticipatie is een verschijnsel van alle tijden. Wél is de manier waarop de burger in het opsporingsproces wordt betrokken door de tijd heen aan verandering onderhevig (Kop, 2011, p. 45). In het huidige tijdsgewricht, waarin de maatschappij digitaliseert, spelen in het bijzonder sociale media een belangrijke rol (Kop, 2011, p. 45).
2.3.1. Typen co-creatie in de sociale media Sociale media kunnen door de politie op diverse manieren worden ingezet. In de eerste plaats is er de getuigenoproep op heterdaad, waarbij de politie de pakkans beoogt te verhogen door de burgers als extra ogen en oren in te zetten (Kop, 2011, p. 47). Een tweede vorm van cocreatie via sociale media zijn de getuigenoproepen buiten heterdaad. Het gaat daarbij om methoden die de politie toepast om burgers te activeren om te getuigen in lopende opsporingsonderzoeken (Kop, 2011. p. 47). Een derde soort is de plaatsing van oproepen om materiaal te leveren van delicten. Het gaat doorgaans om foto- en filmmateriaal dat als (aanvullend) bewijs kan dienen in een opsporingsonderzoek (Kop, 2011, p. 47). De laatste cocreatievariant via sociale media is de deelname van burgers in de opsporingsactiviteiten zelf. Hierbij doen burgers actief mee in de opsporing, bijvoorbeeld door mee te denken bij opsporingsonderzoeken,
het
doen
van
suggesties
en
medewerking
aan
bijzondere
opsporingsmethoden (Kop, 2011, p. 47).
2.3.2. Co-creatie en sociale media in de opsporing Een onderscheiding met betrekking tot sociale media is die tussen technische en sociale middelen. Technische middelen zijn ICT-instrumenten die het mogelijk maken om in sociale
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
20
behoeften te voorzien. Het gaat daarin bijvoorbeeld om RSS Feed, widget en social bookmarking 1 (Kop, 2011, pp. 48-49). Onder sociale middelen worden de platforms verstaan waarop interactie en het delen van materiaal tussen politie en burgers plaatsvinden. Voorbeelden van sociale middelen zijn Twitter, blogs en wiki’s (Kop, 2011, pp. 48-49). De volgende vier sociale middelen spelen de belangrijkste rol in de opsporingspraktijk:
Blogs: er zijn politiekorpsen die blogs bijhouden om burgers te betrekken bij het politiewerk. De blogs worden hoofdzakelijk ingezet ten behoeve van de handhaving, maar in mindere mate ook voor de opsporing. Het belangrijkste opsporingsblog is de (thans inactieve) website www.politieonderzoeken.nl, waarop de politie informatie over vastgelopen onderzoek naar ernstige delicten plaatst (Kop, 2011, p. 49).
Twitter: politiebeambten maken op diverse manieren gebruik van het sociale medium Twitter. Voorbeelden van opsporingsactiviteiten via Twitter zijn het meesturen van foto’s met de Twitterberichten, het verzenden van video-alerts en het verzoeken van burgers om te reageren via een zogeheten “direct message”. Ook zijn er rechercheurs actief op Twitter in het kader van een opsporingsonderzoek (Kop, 2011, p. 49).
Beeldmateriaal: de politie gebruikt het beeldmateriaal om verdachten, ontvluchte veroordeelden en niet-gedetineerde veroordeelden onder de aandacht van de bevolking te brengen . Een veelvoorkomende wijze waarop de politie beeldmateriaal inzet ten behoeve van de opsporing, is de publicatie ervan op de website van de politie of een regionale opsporingssite. Tevens maakt de politie gebruik van YouTube-kanalen, (regionale) opsporingsprogramma’s op televisie en websites waarop burgers beeldmateriaal via hun computer of telefoon kunnen aanleveren. (Kop, 2011, pp. 49-50).
Sociale netwerken: sociale netwerken spelen een beperkte rol in de co-creatie in de opsporing. Facebook blijkt relatief weinig ingezet te worden in de opsporing. De inmiddels opgeheven netwerksite Hyves werd in het verleden wel ingezet voor opsporingsactiviteiten (Kop, 2011, p. 50). Omdat het onderzoek van Kop inmiddels een aantal jaren oud is, is het denkbaar dat sociale netwerken inmiddels in hogere mate worden ingezet.
1
Een beschrijving van de de genoemde beschrijvingen is te vinden in het hoofdstuk van Kop (2011, pp. 55-56)
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
21
2.3.3 Relaties tussen nieuwe media, co-creatie en opsporing Fictorie, Grimmelikhuijsen et al (2013, pp. 20-23) ontwikkelden een model om de onderlinge relaties tussen nieuwe media, co-creatie en opsporing weer te geven. Dit model is zichtbaar in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Overzicht van relaties tussen nieuwe media, cocreatie en opsporing (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 20).
Het model toont aan dat de relaties tussen de verschillende variabelen niet eenzijdig zijn; er zijn zogeheten feedbackloops aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen coproductie en de effectiviteit van het politiewerk. Wanneer coproductie positieve effecten blijkt te hebben op het politiewerk, dan is dat veelal weer een stimulans voor politie en burgers om nog meer te participeren in coproductieprocessen (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, pp. 20-21).
Hieronder zijn de verschillende variabelen in het model toegelicht:
Gepercipieerde mediumeigenschappen: inzichten uit de communicatiewetenschap wijzen uit dat eigenschappen van media invloed hebben op nieuwe praktijken. De nieuwe (of sociale) media maken bepaalde vormen van communicatie mogelijk en andere juist niet. De eigenschappen van de nieuwe media kunnen daarom nieuwe mogelijkheden bieden voor co-creatie in de opsporing (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 21). Een belangrijke eigenschap van (sociale) media is de ‘sociale presence’, ofwel de mate waarin mensen vinden dat een medium in staat is om de persoonlijke aanwezigheid van diegenen die communiceren over te dragen (Effing, 2013).
Deelname van politieorganisatie: een cruciale succesfactor van burgerparticipatie is de bereidheid van de politie om initiatieven te starten en de inbreng van burgers te benutten. Doorslaggevende variabelen voor de bereidheid tot deelname van de politie zijn het draagvlak binnen de organisatie en de strategische inzet van media om doelstellingen van de politie te
22
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
verwezenlijken (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 21). De bereidheid van de politie om deel te nemen aan co-creatie kan worden uitgedrukt in termen van kennis, houding en gedrag. De volgende vragen staan daarin centraal: •
Kent de politie de mogelijkheden van nieuwe media voor burgerparticipatie? (kennis)
•
Staat het korps hier positief tegenover? (houding)
•
Kan het korps hier in de praktijk vorm aan geven? (gedrag) (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 21).
Deelname van burgers: het welslagen van burgerparticipatie hangt tevens af van de bereidheid van burgers om deel te nemen een politie-initiatieven. Belangrijke factoren zijn dat de burgers het initiatief kennen, dat ze positief staan ten opzichte van participatie in politie-initiatieven en dat ze praktisch in staat zijn om eraan deel te nemen (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 21).
Coproductie van veiligheid: wanneer zowel de politie als burgers participeren in een initiatief, rijst de vraag of er ook daadwerkelijk onderlinge samenwerking ontstaat. Daartoe is van belang dat de reacties van burgers aansluiten bij de belangen van de politie, dat de politie deze reacties kan verwerken en benutten en dat de communicatie van de politie aansluit bij de behoeften van de burgers (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 22).
Effectiviteit van politiewerk: een belangrijke vraag is of interactie tussen burgers en politie daadwerkelijk bevorderlijk is voor de effectiviteit van het politiewerk. Hoewel co-creatie veelal leidt tot enthousiasme onder politieagenten en deelname van een groot aantal burgers, betekent dit nog niet dat er ook gunstige effecten van uitgaan op de opsporing. Bestaande onderzoeksresultaten lijken er evenwel op te wijzen dat co-creatieprojecten een positieve bijdrage leveren aan het opsporingswerk. De effectiviteit moet echter ook worden bezien in verhouding tot de kosten die ermee zijn gemoeid. Het gaat dan om efficiëntie (Fictorie, Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 22).
Effecten op percepties van burgers: onderzoek naar de effecten van burgerparticipatie op de percepties van burgers wijzen in de positieve richting. Er is echter geen eenduidige relatie tussen effectiviteit en tevredenheid; een hogere effectiviteit resulteert niet altijd in meer tevredenheid, en omgekeerd. De tevredenheid van burgers is in hoge mate afhankelijk van de verwachtingen
die
burgers
hebben
Grimmelikhuijsen et al, 2013, p. 22).
van
het
functioneren
van
de
politie
(Fictorie,
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
23
2.4. Drie centrale concepten: veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid Eerder zijn rechtvaardigingen en voordelen van co-creatie besproken. Uitgaande van de eerste gesprekken met de politie, bleek dat zij het waardevol zouden vinden meer inzicht te verkrijgen in de volgende drie centrale concepten in relatie tot co-creatie: veiligheidsbeleving door burgers, het imago van de politie en de meldingsbereidheid van crimineel gedrag.
2.4.1. Veiligheidsbeleving door de burger Tegenwoordig is de burger een belangrijke speler geworden in de totstandkoming van beleid op het gebied van de veiligheid. De veiligheidsbeleving door de burger wordt steeds vaker meegewogen in de creatie en uitvoering van veiligheidsbeleid. Veiligheidsbeleving is een moeilijk begrip in die zin dat er geen duidelijke definitie te geven valt. Vaak wordt het begrip gedefinieerd als een “fear of crime” (angst voor criminaliteit), maar deze definitie is eigenlijk te beperkt. Niet alleen de criminaliteit, maar ook andere factoren spelen een belangrijke rol in de veiligheidsbeleving door de burger. Te denken valt aan veranderingen in de buurtcontext, overlast of zelfs afval op straat (Boers, Van Steden & Boutellier, 2008, p. 36). Ook de persoonlijke situatie blijkt in belangrijke mate de veiligheidsbeleving te beïnvloeden (Van Noije & Wittebrood, 2008, p. 26). Zo bezien is (on)veiligheidsbeleving een ruim begrip, dat een grote verscheidenheid aan omstandigheden en factoren dekt. In het algemeen ligt de focus bij onderzoek naar de veiligheidsbeleving in de samenleving op negatieve factoren, dus op factoren die de veiligheidsbeleving in negatieve zin beïnvloeden, omlaag brengen. Veelal wordt in kaart gebracht wat de burger als onveilig ervaart (Van den Herrewegen, 2011a; Boers, Van Steden & Bouteiller, 2008). Onderzoek naar positieve factoren – omstandigheden die de veiligheidsbeleving juist bevorderen, zoals de mate van sociale cohesie – is minder omvangrijk. Traditioneel wordt onderzocht wat de burger als onveilig beleeft (Van den Herrewegen, 2011a, p. 29; Van den Herrewegen 2011b, p. 70). Lastig punt is echter dat niet eenduidig valt aan te wijzen welke precieze situaties de burger als onveilig ervaart. In de literatuur wordt veiligheidsbeleving dan ook aangeduid als een relatief fenomeen: de mate waarin bepaalde problemen of situaties en omstandigheden als onveilig worden ervaren, is sterk afhankelijk van de positie van de betreffende burger in de samenleving (Van den Herrewegen, 2011a, p. 28). Dat maakt het moeilijk om algemene uitspraken te doen over wat burgers nu als onveilig beleven. Wat de ene burger als onveilig ervaart, kan de ander als volstrekt normaal
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
24
beschouwen. Bovendien kan een bepaalde factor op het ene moment als normaal worden ervaren, terwijl precies dezelfde situatie op een ander tijdstip kan bijdragen aan gevoelens van onveiligheid (Van den Herrewegen, 2011a, p. 28-30). Zo zijn hangjongeren overdag niet bepaald bijzonder. Zodra het echter begint te schemeren kan men een dergelijke groep wel degelijk als bedreigend ervaren. Duidelijk is dat veiligheidsbeleving een complex en vooral subjectief fenomeen is. Het is een kwestie van perspectief. Men tracht dan ook de subjectieve veiligheidsbeleving te meten aan de objectieve (on)veiligheid in de samenleving. De perceptie van de burgers moet enigszins in overeenstemming zijn met en kunnen worden verklaard door de werkelijkheid (Van den Herrewegen, 2011a, p. 30-32). Het is dan ook zaak de feiten zo volledig mogelijk in kaart te brengen om een zo goed mogelijk ijkpunt te creëren voor de veiligheidsbeleving. Tegenwoordig wordt niet alleen gekeken naar wat de burger als onveilig ervaart, maar hoe de burger een onveilige situatie construeert. Het gaat niet om een beschrijving van de situaties die men als onveilig ervaart en vervolgens een meting van de mate waarin de ervaring van de burgers daarvan afwijkt. Het gaat om de manier waarop men een onveilige situatie identificeert (Van den Herrewegen, 2011a, p. 36), om hoe burgers onveiligheid vormgeven vanuit hun dagelijks leven (Van den Herrewegen, 2011b, p. 72). In het algemeen wordt een aantal strategieën ingezet om de veiligheidsbeleving in de samenleving te vergroten. Doel is om overlast en criminaliteit terug te dringen om zo uiteindelijk de veiligheidsbeleving te doen toenemen. In de literatuur wordt een drietal verschillende maatregelen onderscheiden. Een eerste is die van de rechtshandhaving die gericht is op de opsporing, vervolging en bestraffing van strafbare feiten (Van Noije & Wittebrood, 2008, p. 28). De strategie stoelt op de gedachte dat rechtsregels nageleefd en gehandhaafd moeten worden, waar nodig met oplegging van een sanctie. Hierbij moet worden gedacht aan zowel puur bestraffende sancties, zoals geldboetes en vrijheidsstraffen, als sancties die meer zijn gericht op herstel en resocialisatie, zoals werkstraffen. Het bestraffen van delicten kan in twee opzichten bijdragen aan een hogere mate van veiligheidsbeleving in de samenleving. Op de eerste plaats hebben sancties een generale preventieve werking: bestraffing weerhoudt potentiële daders ervan strafbare feiten te plegen. Op de tweede plaats heeft bestraffing een specifieke preventieve werking: daders worden (tijdelijk) opgesloten zodat zij geen strafbare feiten kunnen plegen. De gedachte dat plegers van ernstige strafbare feiten voorlopig niet op vrije voeten zullen komen, kan zeker bijdragen aan gevoelens van veiligheid. Een tweede maatregel is die van de ondersteuning en hulpverlening. Het doel van deze maatregelen is preventie van strafbare feiten. Reeds in een vroeg stadium worden verschillende
25
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
maatregelen ingezet om te voorkomen dat individuen zich in de toekomst schuldig maken aan een vergrijp (Van Noije & Wittebrood, 2008, p. 29). Deze maatregelen richten zich vooral op jongeren. Getracht wordt
cognitieve en sociale achterstanden weg
te werken en
probleemgedrag aan te pakken en terug te dringen, om jongeren zo van het slechte pad te houden. Hierbij kan gedacht worden aan breed toepasselijke maatregelen als preventieve jeugdzorg, maar ook meer specifieke maatregelen, zoals vaardigheidstrainingen en zelfs gedragstherapie. De laatste maatregel is die van de gelegenheidsbeperking. Doel is te voorkomen dat criminaliteit plaatsvindt door de gelegenheid om delicten te plegen aan potentiële daders te ontnemen (Van Noije & Wittebrood, 2008, p. 29-31). Het draait hier dus om de criminaliteit zelf en niet om de individuele plegers. De maatregelen hebben veelal betrekking op (mogelijke) plaatsen waar strafbare feiten worden gepleegd. Gedacht kan worden aan cameratoezicht op delictgevoelige locaties en de inzet van politiesurveillanten. Deze strategie is gebaseerd op de opportunity theory, die inhoudt dat: “the convergence in time and space of suitable targets and the absence of capable guardians may lead to increases in crime, independent of the structural and cultural conditions that may motivate individuals to engage in crime” (Sampson & Lauritsen, 1994, p. 13).
2.4.2. Imago van de politie Een goed imago van de politie is erg belangrijk voor de legitimiteit van de politie en van politiewerk (Jang, Joo & Zhao, 2010, p. 57). Legitimiteit laat zich heel ruw genomen vertalen in een bepaalde mate van vertrouwen. Dit vertrouwen is om een aantal redenen van groot belang voor de politie. Een grotere mate van vertrouwen in de politie blijkt een positieve uitwerking te hebben op de bereidheid van de burger om samen te werken met de politie, bijvoorbeeld door als getuige op te treden in een proces (Tyler & Fagan, 2008). Daarnaast zijn burgers sneller geneigd om hulp te vragen aan de politie wanneer zij meer vertrouwen in de organisatie hebben. Verder is een hoge mate van legitimiteit natuurlijk van belang omdat de politie het geweldsmonopolie bezit. Mocht de politie in een bepaalde situatie overgaan tot actie, eventueel met gebruik van geweld, dan zorgt een goede dosis vertrouwen voor meer (sociaal) draagvlak en acceptatie van dergelijke acties in de samenleving. Daarnaast kan vertrouwen in de politie een positieve invloed uitoefenen op de veiligheidsbeleving door de burger. Tenslotte is vertrouwen ook een goede indicator van het functioneren van de politie. Een grote mate van vertrouwen is vaak een indicatie dat de politie haar werk goed doet (Jang, Joo & Zhao, 2010, p. 57).
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
26
Het imago van de politie is het beeld dat burgers van de organisatie hebben. Dit wordt bepaald door verschillende factoren. Idealiter is dit beeld zo positief mogelijk. Vooral eigenschappen als betrouwbaarheid, professionaliteit, onpartijdigheid en gezag dragen bij aan een positief imago van de politie (Branford, Jackson & Stanko, 2009, p. 21-23). Daarnaast kunnen ervaringen met de politie invloed hebben op het beeld dat burgers van de politie hebben (Tyler & Fagan, 2008, p. 255 & 256), alsook de standpunten die de directe sociale omgeving innemen te opzichte van de politie. Eerdere negatieve ervaringen met de politie lijken over het algemeen een negatief effect te hebben op het imago van en het vertrouwen in de politie. Daarnaast lijken positieve eerdere ervaringen niet per se te leiden tot een meer positief beeld van de politie. De verklaring hiervoor wordt door sommige auteurs gevonden in het feit dat men een positieve ervaring vaak beschouwt als een uitzondering op de normale gang van zaken. Een negatieve ervaring is daarentegen juist een bevestiging van reeds bestaande concepties (Branford, Jackson & Stanko, 2009, p. 23 & 24). Wat betreft de invloed van de directe sociale omgeving op de attitude van het individu ten opzichte van de politie volstaat de constatering dat individuen zich graag willen conformeren aan de geldende maatschappelijke normen. Deze wens komt voort uit de behoefte aan acceptatie en erkenning door de omgeving. Het is dan ook niet gek dat geluiden vanuit zijn of haar directe omgeving een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op het beeld dat een individu van de politie heeft.
2.4.3. Meldingsbereidheid van de burger De meldingsbereidheid van de burger is belangrijk voor de aanpak van criminaliteit in de samenleving. Immers, wanneer de burger in mindere mate bereid is strafbare feiten te melden bij de politie, kan in minder gevallen overgegaan worden tot onderzoek en uiteindelijk tot vervolging. Vaak is namelijk een aangifte de vonk die het vuur doet aanwakkeren: naar aanleiding van een aangifte of tip van een burger start de politie vaak een onderzoek. De meldingsbereidheid is natuurlijk afhankelijk van meerdere factoren, maar hangt nauw samen met het vertrouwen van de burger in de politie. Hoe meer vertrouwen de burger heeft in de politie, hoe meer hij bereid is samen te werken (Tyler & Fagan, 2008, p. 235 & 236). Een hoge mate van vertrouwen in de politie kan dus een positieve uitwerking hebben op de meldingsbereidheid van de burger. Daarnaast is het denkbaar dat ook het imago van de politie van invloed is op de meldingsbereidheid. Wanneer de burger een positief beeld heeft van de politieorganisatie, zal hij er sneller op vertrouwen dat zijn tip of aangifte goed en serieus zal worden ontvangen en behandeld. Heeft hij dit vertrouwen niet, dan is hij natuurlijk minder snel
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
27
geneigd melding te maken van een situatie of strafbaar feit. Verder kunnen ook hier andere factoren invloed uitoefenen op de meldingsbereidheid van de burger, zoals gevoelens van (on)veiligheid, maatschappelijke normen en sociale druk. In de literatuur is het socio-ecologisch model ontwikkeld om uitleg te geven aan het meldingsgedrag van burgers. Dit model komt er kort gezegd op neer dat het bij de melding van strafbare feiten door de burger om een kosten-batenafweging gaat. Zolang de verwachte baten van de melding zwaarder wegen dan de verwachte kosten, zal de burger bereid zijn melding te maken van een delict. Hierbij spelen verscheidene factoren een rol: de persoon van het slachtoffer en van de dader, de context waarin het delict werd gepleegd, het delict zelf en de kenmerken van het meldingsproces (Tolsma et al., 2011, p. 120-122). Aan de baten kant van de schaal staan bijvoorbeeld vergelding en verhoogde gevoelens van veiligheid. Voor het slachtoffer kan het feit dat de dader wordt gestraft haast cathartisch werken: bestraffing kan het gevoel geven dat er gerechtigheid ontstaat. Daarbij kan het slachtoffer zich mogelijk een stuk veiliger voelen bij de gedachte dat de dader achter slot en grendel zit. Hiertegenover staat dat melding maken van een delict ook kosten met zich mee brengt. Een strafrechtelijk onderzoek kan soms wel jaren in beslag nemen voordat de dader is opgepakt en berecht. Bovendien zal het slachtoffer wederom in het delict moeten duiken om zijn of haar verklaring af te leggen of om mee te werken aan een reconstructie van plaatsgevonden gebeurtenis. Dit kan emotioneel zwaar zijn voor het slachtoffer. Onderzoek van Tolsma et al. (2011) wijst uit dat een aantal factoren een positieve invloed heeft op de meldingsbereidheid van de burger. Burgers blijken sneller bereid melding te maken van delicten wanneer er veel manieren zijn om dat te doen (in persoon, via internet of via de telefoon). Daartegenover staat dat mensen die een slechte ervaring hebben gehad met de politie of een negatief beeld hebben van de politieorganisatie, minder snel melding zullen maken van strafbare feiten. Ook het feit dat het slachtoffer de mogelijke dader kent, zal hem of haar minder bereid maken het feit te melden.
Duidelijk wordt dat een belangrijke rol is weggelegd voor de politie in het meldingsproces, doordat zij enerzijds dat proces kunnen beïnvloeden en anderzijds de burger kunnen aansporen delicten te melden.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
28
2.5. Deelvragen Vanuit het theoretische kader is al veel bekend over co-creatie en hoe dit toegepast wordt, en kan worden bij de politie. Om de hoofdvraag van dit onderzoek te dienen zijn er een aantal deelvragen opgesteld: 1. Wat is co-creatie volgens de politie en burgers in Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn? 2. Welke vormen van co-creatie doen zich in de desbetreffende gebieden voor en welke partijen spelen hier een rol in? 3. Wat zijn de voor- en nadelen van co-creatie in de gebieden? 4. Wat is de invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid?
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
29
Hoofdstuk 3 – Methoden Dit hoofdstuk gaat over de methoden die ten behoeve van dit onderzoek zijn gebruikt. In de eerste paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de gebruikte onderzoeksmethoden. In de tweede paragraaf volgt een beschrijving van de analysetechnieken. Aansluitend wordt in paragraaf 3.3 de operationalisatie behandeld. Paragraaf 3.4 heeft betrekking op de eisen van betrouwbaarheid en geldigheid.
3.1. Onderzoeksmethoden In dit onderzoek worden drie methoden ingezet: de enquête, het interview en de observatie. Het gebruik van meerdere databronnen en methoden – triangulatie - kan de kwaliteit van het onderzoek verbeteren, omdat de informatie uit verschillende databronnen met elkaar kan worden vergeleken. Is dit laatste niet het geval, dan behoort hier een aannemelijke verklaring voor te worden gezocht (Vennix, 2011, p. 268). Het onderzoek voldoet aan veel kenmerken van een gevalsstudie, aangezien er een of enkele dragers van een sociaal verschijnsel - i.c. de gebieden Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn – onderzocht worden in de natuurlijke omgeving, gedurende een bepaalde periode met verschillende databronnen (Bleijenbergh, 2013, p. 32). Vanwege de combinatie van kwantitatieve (enquêtes) en kwalitatieve (interviews, observatie) dataverzamelingsmethoden kan het onderzoek echter het beste worden getypeerd als een mixed methods onderzoek (Bleijenbergh, 2013, p. 13). De burgers die bij dit onderzoek betrokken zijn, worden geclassificeerd in twee categorieën: actieve burgers en passieve burgers. Het onderscheid tussen beide groepen wordt gemaakt met behulp van een tweetal vragen uit de enquête. Ten eerste wordt aan de respondenten de vraag voorgelegd of ze bekend zijn met de samenwerkingsvormen met de politie die er in Nijmegen-Centrum respectievelijk Millingen aan de Rijn bestaan. Aansluitend vragen we: “Bent u actief in één of meerdere van deze vormen van samenwerking met de politie?”. Wie deze vraag van een bevestigend antwoord voorziet, wordt als een actieve burger aangemerkt. Respondenten die de vraag negatief beantwoorden, worden voor passief gehouden. Een deel van de actieve burgers die geïnterviewd wordt, heeft niet deelgenomen aan de enquête, maar is via de politie benaderd.
Hieronder worden de verschillende methoden toegelicht.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
30
3.1.1. Enquête Om de opvattingen van de bevolking van Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn over samenwerking met de politie te peilen, is er een schriftelijke enquête afgenomen onder bewoners van deze gebieden. Aan de respondenten werd een vragenlijst voorgelegd met een aantal inleidende vragen en aansluitend zestien gesloten vragen op een zevenpuntschaal waarbij 1 voor “helemaal niet” staat en 7 “helemaal wel”. De vragen hebben betrekking op verscheidene facetten van de samenwerking met de politie, waaronder de veronderstelde gelijkwaardigheid en wederkerigheid, terugkoppeling van informatie, veiligheidsbeleving en meldingsbereidheid. De enquêtes gebruikt voor burgers in Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn zijn terug te vinden in bijlage I en II. Een enquête kan in beginsel op vier manieren worden afgenomen: telefonisch, schriftelijk, online en oog in oog (Vennix, 2011, p. 195). In dit onderzoek worden twee van deze typen ingezet, te weten de schriftelijke en de webenquête. De schriftelijke enquêtes zijn in de gebieden afgenomen. Bij bewoners die tijdens de enquêtering niet thuis waren, werd een brief bezorgd met daarin een verzoek tot deelname aan de internetversie. Inhoudelijk zijn de twee enquêtes volledig identiek.
3.1.2. Interviews In aanvulling op de enquête zijn verschillende interviews afgenomen met personen die betrokken zijn bij de samenwerking tussen de politie en burgers. In het beginstadium van het onderzoek is er een verkennend interview en twee inventariserende interviews afgenomen, met het doel om het onderzoek te definiëren en af te bakenen. Verderop in het onderzoeksproces zijn er diepte-interviews met burgers, politieagenten, wijkmanagers en ondernemers gehouden. De resultaten zijn anoniem verwerkt.
3.1.2.1. Verkennend interview & inventariserende interviews
In de beginfase van het onderzoeksproces is er een oriënterend interview afgenomen met de wijkagenten van Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn. Het betreft een eerste kennismaking tussen de wijkagenten en de onderzoekers, waarbij het onderzoeksprobleem werd verkend. Het vraaggesprek vond met beide wijkagenten tegelijk plaats. Met de twee betrokken wijkagenten is ieder afzonderlijk een inventariserend interview afgenomen om de verschillende vormen van co-creatie die zich in de twee gebieden voordoen, in kaart te brengen. Met het gesprek werd beoogd om van iedere vorm de aanleiding, de initiator, de betrokken partijen, het doel en een eventuele keerzijde te inzichtelijk te krijgen.
31
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
3.1.2.2. Gestructureerde diepte-interviews
Om de benodigde data te verzamelen die vereist was voor de beantwoording van de deelvragen, vonden er diepte-interviews plaats met betrokken actoren op het gebied van cocreatie tussen politie en burger. Het ging om gestandaardiseerde interviews, die gestructureerd werden door middel van een van tevoren vastgesteld interviewschema. Er zijn verschillende soorten
diepte-interviews
afgenomen,
om
het
verschijnsel
co-creatie
vanuit
diverse
perspectieven te benaderen: de actieve burgers, wijkagenten, bedrijven, wijkmanager en leidinggevende politiefunctionarissen.
1. Interviews met actieve burgers: er zijn vier interviews afgenomen met burgers actief in cocreatieprojecten met de politie. Met deze gesprekken is er meer inzicht verkregen in het verloop van de co-creatie vanuit het gezichtspunt van burgers. De respondenten werd onder meer gevraagd naar de effecten van samenwerking met de politie op de veiligheid, hun beeld over de politie, de veiligheidsbeleving en de meldingsbereidheid. Er vonden twee interviews plaats met bewoners van Nijmegen-Centrum en twee met bewoners uit Millingen aan de Rijn.
2. Interviews met wijkagenten: om het verloop en de voor- en nadelen van co-creatie vanuit de zijde van de politie te bestuderen, werden er diepte-interviews met de wijkagenten van Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn gehouden. Het zijn dezelfde agenten waarbij reeds eerder de inventariserende interviews werden afgenomen. Het gesprek met de wijkagenten ging onder meer over de rol van burgers en bedrijven in de samenwerkingsvormen, de invloed op de veiligheidsbeleving, het imago van de politie en burgerparticipatie.
3. Bedrijfsinterviews: De vragenlijst voor de bedrijfsinterviews correspondeert in hoge mate met die voor de actieve burgers, zij het dat de interviews werden afgenomen vanuit een ander perspectief. Het ging hierbij om het bedrijfsleven in plaats van om de burger. De respondenten zijn veelal ondernemers die niet in het gebied woonachtig zijn, maar er wel hun bedrijf hebben gehuisvest. Het gaat om ondernemingen die actief samenwerken met de politie. Er is in elk gebied één ondernemer geïnterviewd.
4. Interview met wijkmanager: in de samenwerking tussen politie en bewoners is vaak ook de (gemeentelijke) overheid betrokken. Op wijkniveau is er naast de wijkagent doorgaans ook een wijkmanager werkzaam, die belast is met de verbetering van de leefbaarheid, de veiligheid en de sociale cohesie (www.nijmegen.nl). Aangezien dat de wijkmanager vanuit een onafhankelijke positie de samenwerking tussen politie en burgers kan beoordelen, kan een interview een
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
32
meerwaarde voor het onderzoek zijn. Er werd één interview met een wijkmanager gehouden, waar in algemene zin over co-creatie tussen politie en burgers gesproken werd.
5. Interviews met leidinggevende politiefunctionarissen: vanuit het gezichtspunt van de politie bezien, speelt in de samenwerking met burgers de wijkagent een cruciale rol. Dit type politieagent staat het dichtst bij de burger en is derhalve in de regel beter op de hoogte van wat er in het gebied speelt dan anderen binnen de politieorganisatie. Niettemin is een interview met politiefunctionaris met een hogere – leidinggevende - functie evenzeer waardevol, daar hij of zij de co-creatie van een zekere afstand en vanuit een ander perspectief waarneemt. Er is een interview gehouden met de teamchefs van beide gebieden.
3.1.3. Observatie Een derde waarnemingsmethode is ingezet, is de observatie. Er werd een observatie uitgevoerd tijdens een bijeenkomst van het bewonersplatform van Nijmegen-Centrum op 23 januari 2015. Verschillende betrokken partijen als de politie, de gemeente, maatschappelijke organisaties en de bewoners waren tijdens deze vergadering vertegenwoordigd. Het doel van de observatie is waar te nemen hoe de samenwerking tussen de politie en burgers in de praktijk verloopt. Het betreft een open observatie waarvan de bevindingen een aanvullende functie hadden ten opzichte van de enquêtes en de interviews. Een voordeel van de observatie is dat het de mogelijkheid biedt om natuurlijk gedrag van mensen te bestuderen. Dit is bij interviews en enquêtes in mindere mate het geval, omdat bij die methoden het risico van “reported behaviour” bestaat. Hieronder wordt verstaan dat respondenten niet op grond van hun feitelijke gedrag de vragen beantwoorden, maar op basis van sociaal wenselijk gedrag (Vennix, 2011, p. 261).
3.2. Analysetechnieken Nadat de data zijn verzameld, worden deze geanalyseerd. De enquêteresultaten worden ingevoerd in het programma SPSS om er vervolgens statistische analyses op uit te voeren. De interviews worden woordelijk uitgeschreven in transcripten die vervolgens worden geanalyseerd met behulp van, op deelvragen en literatuur gegronde, codes. Er is gebruik gemaakt van het coderingsprogramma MAXQDA. Van de observatie wordt een verslag gemaakt, dat in het onderzoeksverslag wordt verwerkt voor zover de uit de observaties gegenereerde informatie een bijdrage levert aan het onderzoek.
33
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
3.3. Operationalisatie Op grond van de deelvragen en de theorie zijn er een aantal dimensies opgesteld. Aan de hand hiervan werden de interviewtranscripten geanalyseerd. De dimensies hadden betrekking op de centrale onderwerpen van dit onderzoek, die ook in de enquêtes en de interviews behandeld zijn. Om de verschillen tussen Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn goed te kunnen onderscheiden, zijn er in sommige gevallen afzonderlijke dimensies opgesteld voor deze twee gebieden. Hieronder staan per deelvraag de bijbehorende dimensies genoemd met de toelichting. Het betreft geen definities, maar een nadere verduidelijking van de betekenis van de codes. De operationalisatie is terug te vinden in bijlage IV.
3.4. Betrouwbaarheid en geldigheid Teneinde dit onderzoek naar een staat van voortreffelijkheid te stuwen, dienen er een aantal criteria in acht te worden genomen ten aanzien van de methodologische kwaliteit . Het betreft primair de criteria van betrouwbaarheid en geldigheid of validiteit. Met betrouwbaarheid wordt bedoeld dat de bevindingen niet mogen worden vertekend door toevallige afwijkingen. Vanwege het relatief lage aantal waarnemingseenheden is dit criterium bij kwalitatief onderzoek minder belangrijk dan bij kwantitatief onderzoek. In plaats daarvan geldt het vereiste van controleerbaarheid, hetgeen behelst dat inzichtelijk wordt gemaakt
hoe
het
onderzoeksproces
verloopt
(Bleijenbergh,
2013,
p.
110).
De
controleerbaarheid van dit onderzoek wordt onder meer bevorderd door de verzamelde data zorgvuldig vast te leggen in transcripten. Ten aanzien van de codering van de interviews moet gesteld worden, dat het van belang is dat resultaten van het codeerproces vergelijkbaar zijn onder verschillende omstandigheden, in het bijzonder wanneer verschillende codeurs dezelfde teksten coderen. Dit vereiste staat bekend als intercodeurbetrouwbaarheid (Vennix, 2011, p. 216). Om de intercodeurbetrouwbaarheid te verbeteren, worden er een aantal maatregelen genomen. Ten eerste vond er voorafgaand aan het codeerproces een overleg plaats tussen alle codeurs, waarin strikte richtlijnen werden opgesteld over de wijze van coderen en de interpretatie van de codes. Dit overleg beoogt een identieke interpretatie van de codes door de verschillende codeurs te waarborgen. Ten tweede hebben de codeurs het materiaal in onderlinge aanwezigheid gecodeerd, waardoor eventuele misverstanden en problemen tijdens het codeerproces onmiddellijk werden opgelost. Ten derde vond er onderlinge controle van het gecodeerde materiaal plaats, waardoor eventuele fouten tijdens het coderen werden opgespoord en gecorrigeerd.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
34
De geldigheid van het onderzoek valt uiteen in twee categorieën: interne en externe geldigheid. Interne geldigheid houdt in dat er werkelijk gemeten wordt wat er gemeten moet worden (Bleijenbergh, 2013, p. 111). De interne geldigheid is bij een gevalsstudie in de regel tamelijk groot, omdat de kans op systematische vertekening in de waarneming bij zulk een onderzoek betrekkelijk gering is. Externe geldigheid betekent dat de bevindingen van het onderzoek gegeneraliseerd moeten kunnen worden naar een grotere populatie (Bleijenbergh, 2013, p. 111). Bij een gevalsstudie zijn de letterlijke uitkomsten veelal niet te generaliseren, algemene patronen zijn wel te ontdekken; een gevalsstudie die een theorie weerlegt, heeft een meer algemene reikwijdte (Bleijenbergh, 2013, p. 111).
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
35
Hoofdstuk 4 – Resultaten De analyses gedaan met MAXQDA en SPSS hebben tot verschillende resultaten geleid. Deze resultaten zullen, samen met het literatuuronderzoek, de gestelde vragen beantwoorden. In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken. Dit zal gebeuren aan de hand van de volgorde van de deelvragen van dit onderzoek. In paragraaf 4.1 zal eerst het begrip co-creatie worden uiteengezet, zoals gedefinieerd door de geïnterviewde actoren, waarna hun visie op de voorwaarden hiervoor wordt gepresenteerd. In paragraaf 4.2 zullen de manieren waarop co-creatie in het centrum en in Millingen aan de Rijn in praktijk wordt gebracht aan bod komen. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 per gebied de gevonden voor- en nadelen van co-creatie besproken. In paragraaf 4.4 worden de resultaten met betrekking tot het verband tussen co-creatie en respectievelijk veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid in beide gebieden uiteengezet. Tot slot geeft paragraaf 4.5 een overzicht van de verschillende leerpunten die uit dit onderzoek naar voren komen.
4.1. Co-creatie volgens actoren De resultaten laten een duidelijk beeld zien van hetgeen de verschillende actoren binnen het co-creatieproces definiëren als co-creatie. Allereerst worden de opiniebeelden over co-creatie besproken, daarna wordt er gekeken of de voorwaarden voor co-creatie die in de literatuur gesteld zijn ook teruggevonden worden in de praktijk.
4.1.1. Opiniebeeld over co-creatie Co-creatie wordt door de wijkagent in Nijmegen-Centrum, gezien als een vorm van samenwerking met meerdere partijen. Vaak begint dit volgens hem bij de burger of ondernemer. Deze heeft vaak een probleemgerichte vraag. De wijkagent bekijkt eerst wat de rol van hem en de politie in dit vraagstuk is en bepaald wat er wel of niet gedaan moet worden. Wanneer andere partijen (denk aan de gemeente of een instelling als de GGZ) nodig zijn omdat samengewerkt moet worden, volgt vaak een vervolgafspraak. Volgens de wijkagent zit de oplossing van dit soort vraagstukken in de samenwerking. Deze manier van werken wordt dan ook als erg prettig en succesvol ervaren. Een ander kenmerk van deze co-creatievormen is dat partijen, in dit geval politie en burgers, samen tot de meeste kennis komen. De wijkagent geeft aan dat hij ook niet altijd alles weet, maar dat dit ook niet hoeft. Soms behoren specifieke
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
36
onderwerpen ook niet tot zijn vakgebied. Door contacten te leggen is de wijkagent in staat deze kennis te vergaren of uit te wisselen. De wijkagent van Millingen aan de Rijn ziet co-creatie als concrete samenwerking met externe partners. Per incident komt de burger in deze samenwerking terug. Daarbij is de wijkagent het aanspreekpunt voor de bevolking. Ook de wijkagent van Millingen geeft aan dat hij soms een doorverwijzende functie vervult. Hij verwijst de burger door indien nodig. De teamchef in Nijmegen-Centrum ziet co-creatie vooral als tweerichtingsverkeer. In plaats van dat de politie de beslissende factor is in vraagstukken, is bij co-creatievormen sprake van meerdere eigenaren van deze vraagstukken. Al deze “eigenaren” kunnen vanuit een eigen invalshoek naar een vraagstuk kijken. Volgens de teamchef wijkt dit af van de traditionele manier waarop naar vraagstukken in een bepaald gebied wordt gekeken. Volgens de teamchef is voor hem een belangrijke verbindende rol weggelegd. Hij legt vooral de contacten met de bovenliggende structuur (hoger geplaatste ambtenaren binnen de politieorganisatie) en speelt informatie vanuit de wijkagenten door naar die hogere laag. De wijkagent heeft de operationele contacten. Het gebruik van het netwerk is in deze samenwerkingsverbanden erg belangrijk. Daarnaast werd opgemerkt dat co-creatie een vrij nieuwe term is en dat deze in het veiligheidsdomein van de wijkagent niet zo vaak naar voren komt. De teamchef geeft daarbij aan dat hij onder co-creatie iets anders verstaat dan burgerparticipatie. Hij vraagt zich af of niet eerder sprake is van burgerparticipatie dan van co-creatie, omdat de politie toch vaak de kar moet trekken in de samenwerking met de burger. Co-creatie is volgens hem het samen werken aan een probleem. Er zijn meerdere eigenaren van dat probleem, namelijk de politie en de burger. Het is dan ook de vraag of wel sprake is van echte co-creatie wanneer de politie een relatief grote en de burger een relatief kleine rol speelt in de samenwerking. Volgens de teamchef van de politie in Millingen aan de Rijn is co-creatie de verbinding tussen individuele bewoners, bewonersorganisaties en de wijkagent. Dan komen de echte problemen boven tafel. Zo kan er ook rekening gehouden worden met de kenmerken van de buurt, de personen die in een gebied wonen en hun sociale context. De wijkagent zet de normen en waarden in desbetreffende gebied op een rij en gaat daar vervolgens mee aan de slag door ze concreet toe te passen en te handhaven. De teamchef verwoordt het als volgt: “Ik geloof in allianties, in co-creaties, in netwerken bouwen, actief het geluid ophalen, niet zitten wachten.”. De actieve burgers in Nijmegen-Centrum kijken op hun eigen manier tegen co-creatie aan. Zo verloopt co-creatie tussen burgers en politie volgens één actieve burger vaak via de wijkagent. Deze staat in direct contact met de mensen en ondernemers. Kenmerkend is dat er naar voren komt dat de wijkagent hierin ook een coördinerende en soms doorverwijzende rol
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
37
heeft. Zo kan de wijkagent ervoor kiezen om door te verwijzen naar de gemeente omdat zijn bevoegdheden op een bepaald punt ophouden. Door de problematiek in de wijk ervaart deze actieve burger het ook anders. Hij is benaderd door de wijkagent om een inventarisatie te maken over bestaande overlast binnen de wijk. De actieve burger geeft hierin aan dat hij het wel belangrijk vindt dat deze vormen van co-creatie via de politie en de gemeente gaan, omdat eigenrichting moet worden voorkomen. Voor een andere actieve burger, bestuurder van het bewonersplatform, ziet co-creatie er uit als een samenwerking tussen gemeente, politie en burgers. Het gaat er om samen tot een gemeenschappelijke oplossing voor een gemeenschappelijk probleem te komen. Het bewonersplatform ondersteunt in deze vormen van co-creatie voor de desbetreffende problematiek. De samenleving wordt gekenmerkt door gezamenlijke belangen, dit is inherent aan samenwerking. Door co-creatie kunnen de betreffende partijen (in dit geval: politie, gemeente en burger) zich ook beter in elkaars perspectieven verplaatsen en kunnen zij elkaar daar waar nodig versterken. Volgens een actieve ondernemer in Nijmegen-Centrum speelt co-creatie zich vooral af in de contactuele sfeer met de wijkagent. Er wordt vrij weinig van deze co-creatie gemerkt, tot het moment dat de burger te maken krijgt met een probleem of vraagstuk. Terugkoppeling en zichtbaarheid van de wijkagent is hierin erg belangrijk.
In Millingen aan de Rijn wordt anders tegen het begrip co-creatie aangekeken. Één actieve burger ziet co-creatie niet overal terugkomen. Hij geeft daarbij aan dat hij natuurlijk ook niet alles ziet of van alles op de hoogte is. Hij ervaart de co-creatie met de politie als vrij passief. Positief is de reactie op meldingen maar dan houdt het ook wel op. Wel merkt hij op dat hij het contact dat plaatsvindt als zeer prettig ervaart. Een andere actieve burger in Millingen aan de Rijn ziet co-creatie vooral als een vorm waarbij bijdragen van alle kanten moet komen, dus van zowel politie als van de burger. De bijdragen moet gelijkwaardig aan elkaar zijn. Politie en burgers moeten kennis uitwisselen. De actieve burger geeft wel aan dat die kennisuitwisseling op een bepaald moment ophoudt: kennisuitwisseling moet zich beperken tot relevante feiten of informatie. Dit neemt niet weg dat terugkoppeling wel heel erg belangrijk wordt gevonden. De wijkmanager vanuit de gemeente geeft aan geen fan te zijn van de term co-creatie. Hij is meer fan van de term “samen doen”. Dat is volgens hem “gewoon Nederlands” en ook veel begrijpelijker voor burgers.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
38
4.1.2. Voorwaarden In de literatuur komen diverse voorwaarden terug voor co-creatie. Deze vormen zijn besproken in het theoretische kader van dit onderzoek. In dit gedeelte van de analyse wordt bekeken hoe de respondenten over deze voorwaarden denken.
Gelijkwaardigheid De opvattingen omtrent de voorwaarde van gelijkwaardigheid voor succesvolle co-creatie zijn wisselend. De wijkagent in Nijmegen-Centrum geeft aan dat co-creatie in beginsel gelijkwaardig is. Maar hij is zich er van bewust dat hij, in vergelijking tot de burger, meerdere middelen tot zijn beschikking heeft. Dit hoeft echter in zijn ogen co-creatie niet in de weg te staan. De wijkagent in Millingen aan de Rijn merkt op dat er sprake is van een verandering met betrekking tot gelijkwaardigheid in de co-creatie. Door de nieuwe reorganisatie bij de politie moet de wijkagent meer op straat te zien zijn. Dit komt de gelijkwaardigheid ten goede, doordat de wijkagent zo meer onder de bewoners komt en zo lijkt meer op gelijk niveau te staan met de burger. Echter zal er bij de politie altijd sprake zijn van een hiërarchie in relatie tot de burger. Deze hiërarchie zorgt ervoor dat partijen toch nooit helemaal gelijkwaardig kunnen zijn. De teamchef van Nijmegen-Centrum geeft aan dat het mogelijk is dat er een verschil is tussen de theoretische en praktische implicatie van co-creatie. In principe betekent “co” samen en is er geen sprake van een hiërarchische verhouding. Toch verwacht hij dat dit in de praktijk anders uit zal pakken. Dit komt terug onder het kopje “leiderschap”. Ook bij de burgers en ondernemers is het besef aanwezig dat de politie bepaalde machten heeft waardoor ze “boven” de samenleving staat. Van echte gelijkwaardigheid is nooit helemaal sprake. Toch wordt de samenwerking met de politie over het algemeen als zeer gelijkwaardig gekarakteriseerd. Bij initiatieven waar samenwerking nodig is, is het belangrijk om op gelijke voet te staan, anders wordt het ook niet meer gezien als samenwerking. Dit wordt door de burgers en ondernemers wel als zodanig ervaren. Er is een verschil in beleving merkbaar tussen het gewone politiewerk en het politiewerk in co-creatievormen. Bij het laatste ligt de gelijkwaardigheid veel hoger omdat ook de politie zich ten aanzien van het probleem een stuk gelijkwaardiger opstelt.
Wederkerigheid De wijkagent in Nijmegen-Centrum geeft aan dat het van belang is voor de politie om open te communiceren. De terugkoppeling van informatie van beide kanten is zeer belangrijk. Het blijft ook belangrijk om zaken uit te leggen. Soms missen de burgers slagvaardigheid, maar heeft dat ook met de middelen of rechten van de politie te maken.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
39
De teamchef van Nijmegen-Centrum geeft aan dat er een verschil is tussen de verbinding en de daadwerkelijke wederkerigheid. Dit laatste blijft nog wel eens uit, niet alleen vanuit de burger, maar ook vanuit de wijkagent. Daar zijn zeker verbeterpunten voor. Dit heeft ook te maken met de aard van de politie-informatie. Het is altijd een beetje “eng” betreft wat je als politieagent wel en niet kunt delen met de burger. Dit gaat hand in hand met de burger, want ook hier zal wat meer sprake moeten zijn van een doe-houding in plaats van een meldingshouding. Daar is wederzijds inzicht en begrip ernstig voor nodig. Enkele burgers uiten dat het wel van belang is om te beseffen dat ook de politie beperkte middelen en rechten heeft. Tegenwoordig wordt er veel en vaak ook negatief gereageerd op de politie, zeker met de komst van sociale media. Het besef dat ook de capaciteiten beperkt kunnen zijn moet wel nog groeien onder de bevolking. Over het algemeen wordt de wederkerigheid wel ervaren onder de respondenten. De terugkoppeling verloopt vrij goed. Opgemerkt kan worden dat deze in de loop der jaren ook verbeterd is. Dat is ook van belang voor de motivatie om de volgende keer ook weer wat te doen. Ook hier merken verschillende respondenten op dat er (zeker bij bepaald politiewerk) een grens zit aan de wederkerigheid. Maar dat het van belang is dat de terugkoppeling en kennisuitwisseling vanuit twee kanten komt. Diverse respondenten geven aan dat deze terugkoppeling door de jaren heen verbeterd is.
Kennisuitwisseling Volgens de wijkagent in Nijmegen-Centrum heeft kennisuitwisseling diverse elementen. Het kan echter soms zo zijn dat er vanuit de burger vraag is naar informatie die niet vrij gegeven kan worden. Dit komt voort uit het vakmanschap van de politie en wat daarbij hoort. De politie kan bepaalde informatie vanuit privacyoverwegingen namelijk niet geven. Daarnaast horen sommige verzoeken om informatie niet bij de politie thuis, simpelweg omdat zij niet over dergelijke informatie beschikken. Dan zorgt de wijkagent ervoor dat dit wordt doorgestuurd naar andere instanties die wel in deze kennis kan voorzien. Dat is volgens hem ook een belangrijke rol. Volgens de wijkagent is er zeker iets te winnen in de kennisuitwisseling tussen bedrijven en de politie. Bedrijven zijn volgens hem namelijk vooral met “zichzelf bezig” en wat minder met het melden van voor de politie relevante informatie. Dit is jammer aangezien het aangeven van misdaad volgens de wijkagent erg makkelijk is. Daarnaast hoeft kennisuitwisseling ook niet altijd met de politie plaats te vinden maar kan het wel zeer waardevol zijn wanneer burgers of ondernemers dit onderling doen. Voor de wijkagent is het daarentegen zeer belangrijk om helder te zijn over de kaders en verwachtingen, zodat het verwachtingspatroon past bij de werkelijkheid.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
40
Ook de wijkagent in Millingen aan de Rijn geeft aan dat voor sommige informatie simpelweg toestemming nodig is om deze informatie uit te wisselen. Hij merkt daarbij wel op dat in Nederland het individu steeds belangrijker wordt. Dit kan tot gevolg hebben dat burgers minder geneigd zijn kennis uit te wisselen met anderen, waaronder de politie. Hij acht het daarnaast van belang om zichzelf open en transparant op te stellen, om mogelijk, kennisuitwisseling te bevorderen. Het mogelijk in geding komen van de privacy en de ongelijke belangen tussen partijen kan volgens hem altijd kennisuitwisseling tegenwerken. Burgers stellen de terugkoppeling na kennisuitwisseling zeer op prijs. Het blijkt dat de terugkoppeling door de jaren heen verbeterd is. De respondenten begrijpen dat hier soms (door de aard van de informatie) grenzen aan zitten. Deze terugkoppeling motiveert om meldingen te blijven doen omdat de burger weet dat er daadwerkelijk actie wordt ondernomen. De teamchef van Nijmegen-Centrum geeft aan dat het belangrijk is dat de wijkagent zelf open staat voor dit fenomeen en begrijpt dat hij of zij op deze manier kan gaan werken. Dit bewustzijn is het begin van de kennisdeling. Nu is dit volgens hem nog te vaak een luisterende houding. Vanuit de ondernemers komt naar voren dat ze wel merken dat er met meldingen echt iets gedaan wordt en ze daarom ook wel actiever en gemotiveerder zijn om samen te werken of om zaken te melden. Maar tegelijkertijd treed er een discrepantie op met het beeld dat de wijkagent in Nijmegen-Centrum schetst waarin hij zegt dat het opgeven van een aangifte erg makkelijk is. Door de ondernemers wordt het zelfs via internet als lastig en tijdrovend ervaren. De tijd die je er mee kwijt bent weegt niet altijd tegen de baten op. Duidelijk komt naar voren dat in de huidige co-creatievormen altijd sprake is van een bepaalde mate van kennisuitwisseling. Dit is natuurlijk logisch. Een voorbeeld dat goed werkt in de praktijk is het bewonersplatform in het centrum van Nijmegen waar burgers samenkomen en binnen kunnen lopen met nieuwe vraagstukken. Op deze overleggen schuift de wijkagent aan waardoor kennis makkelijk en breed uitgewisseld kan worden. De wijkmanager merkt op dat er intern bij de politie ook aandacht moet zijn voor de kennisuitwisseling en informatiebeheersing. Er komt hier zo ontzettend veel informatie binnen maar deze moet wel goed verwerkt en opgeslagen worden. Deze informatiepositie is voor de politie zelf niet altijd helder.
Vertrouwen In beginsel gaat de wijkagent in Nijmegen-Centrum er van uit dat burgers niet voor niets bij hem aankloppen en dat hun waarneming of bevinding waarheidsgetrouw is. Hij geeft aan dat hij dit wel toetst om daar zeker van te zijn. Daarnaast denkt hij dat samenwerken bij kan dragen aan
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
41
dit vertrouwen en de afstand tot de politie kan verlagen. Beide wijkagenten geven hier ook aan dat transparantie en een open houding veel wantrouwen al weg kan nemen. De burgers geven aan dat het vertrouwen natuurlijk ook verschilt vanuit verschillende groepen. De minder mensen uit lagere sociale milieus hebben eerder wantrouwen ten aanzien van de politie. Daarnaast wordt opgemerkt dat de media ook invloed hebben op het vertrouwen van het werk van de politie. De uitlatingen in de media over de politie zijn overwegend negatief, hetgeen ook aan een negatiever beeld over de politie kan meehelpen. Ook hier is merkbaar dat direct contact met de politie bijdraagt aan vertrouwen. Daarnaast wordt vertrouwen ook wel gezien als voorwaarde voor co-creatie. Deze zienswijze komt overeen met de literatuur. Volgens de teamchef van Nijmegen-Centrum is het van belang dat de politie zelf voorbeeldgedrag laat zien. Daar begint volgens hem het vertrouwen mee.
Leiderschap Volgens de wijkagent in Nijmegen-Centrum ligt het initiatief van de co-creatievormen dikwijls bij de burger. Daarnaast kan het wel zo zijn dat de wijkagent een soort van leidende rol aanneemt omdat hij vaak de vakman is in deze processen. Ook de wijkagent van Millingen aan de Rijn laat blijken dat hij niet het gevoel heeft boven deze co-creatieprocessen te staan en dit ook niet wil. Ook de teamchef in Nijmegen-Centrum zegt dat het wel belangrijk is dat leiderschap in de co-creatievormen niet doorslaat omdat dan de gelijkwaardigheid in het geding kan komen. De wijkagent moet wel ruimte krijgen om dit zelf in te vullen, al is dit natuurlijk casusafhankelijk. Uiteindelijk is het de politie die eindverantwoordelijk is.
4.2. Co-creatie in de gebieden In deze paragraaf komt aan bod welke vormen van co-creatie zich binnen de gebieden voordoen en welke personen en instanties bij deze vormen een rol spelen. De meest voorkomende en belangrijkste vormen zijn uitgebreider uitgewerkt. Zie bijlage 3 voor een schematisch overzicht van alle co-creatievormen. Deze co-creatievormen verschillen onder andere in hun aanleiding, hun initiator, de partijen die erbij betrokken zijn, hun doel en in tijdsduur. De gebieden Centrum en Millingen aan de Rijn komen apart aan bod.
4.2.1. Co-creatie in Nijmegen-Centrum De wijkagent en het politieteam van Nijmegen-Centrum staan op verschillende manieren in contact met de burgers, ondernemers en instanties van het centrum. Allereerst sprak de
42
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
wijkagent over het dagelijkse en algemene contact dat hij heeft met burgers en bedrijven. Zo zorgen aangiftes, via internet of in persoon, ervoor dat een burger of ondernemer contact heeft met de politie. Daarnaast spreekt de wijkagent geregeld burgers of ondernemers aan of wordt hij door hen aangesproken tijdens zijn rondje door de wijk. Bovendien onderhoudt hij met een aantal van hen telefonisch en/of via email contact, spreekt hij regelmatig met mensen af en begeeft hij zich in verschillende overleggen en bewonersstructuren. Een belangrijke vorm van co-creatie is het Bewonersplatform, een overleg voor de bewoners van Nijmegen-Centrum. Dit is in 2010 opgericht door een aantal zeer betrokken bewoners. In het platform kunnen bewoners hun standpunten en belangen naar voren brengen, problemen aankaarten en discussiëren over allerlei zaken en problemen in de binnenstad. Leidende
thema’s
zijn
overlast
en
veiligheid.
Bij
dit
buurtoverleg
zijn
bewoners
vertegenwoordigd in een regiegroep, project- en werkgroepen. Daarnaast zijn de “3 W’s” aanwezig: de wijkbeheerder die toeziet op het beheer van de wijk, van groenvoorziening tot renovatie, de wijkmanager die een brug vormt met de gemeente en tot slot ook de wijkagent. Daarnaast zijn, afhankelijk van de thema’s die besproken worden, ook afgevaardigden van instanties of bedrijven aanwezig bij het overleg. De wijkagent schuift bij ieder overleg hooguit een uurtje aan en krijgt vanuit de verschillende werkgroepen vragen, informatie of actiepunten mee. De wijkagent gaf aan dat hij werkzaam is in een complex gebied. Het is een gebied waarin veel mensen komen, maar niet zoveel mensen wonen. Het bestaat voornamelijk uit winkels, horeca- en uitgaansgelegenheden en andere bedrijven. Er kan, volgens de wijkagent, vastgesteld worden dat er in een centrumgebied altijd enige vorm van overlast zal zijn. Uit de inventarisatie
van
de
verschillende
co-creatievormen
blijkt
dat
er
verschillende
probleemgebieden zijn in het centrum: de Bloemerstraat, de coffeeshop Headshop, Karrengas, Keldergat en het Kronenburgerpark. Deze gebieden worden gekenmerkt door horecaoverlast, waaronder
vernielingen,
drugsgebruik,
drugsdealen,
geluidsoverlast,
wildplassen
en
(ongewenste) seksuele handelingen. Deze problematiek is gesignaleerd door bewoners. Zij zijn samen met de gemeente, ondernemers en de wijkagent op zoek (gegaan) naar oplossingen. Bij vrijwel alle gebieden wordt het initiatief genomen door de bewoners en is er een werkgroep opgericht in het Bewonersplatform. De wijkagent vervult slechts de rol van verbinder tussen bewoners en gemeente. Voorbeelden van co-creatievormen waarbij de wijkagent juist intensief betrokken is, zijn MFC Nijmegen en STIP Nijmegen. MFC Nijmegen staat beter bekend als dag- en nachtopvang voor daklozen. Deze is ruim tien jaar geleden opgestart en er zijn diverse partijen bij betrokken: de gemeente, Iriszorg, Bureau Toezicht en Handhaving, bewoners, ondernemers en de politie.
43
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Er is tevens een werkgroep in het bewonersplatform gericht op de problematiek rondom daklozen en MFC. STIP Nijmegen is een informatiepunt vanuit de wijk waarin Sociale Wijkteams opereren. Deze vrijwilligers en professionals zijn in sommige gevallen de ogen van de politie en tippen elkaar om zo voor burgers iets te kunnen betekenen. Deze samenwerking is geïnitieerd vanuit de gemeente. Daarnaast worden op diverse gebieden projecten opgestart in het centrum. Zo is de wijkagent met enkele ondernemers het project “Veilig Ondernemen” gestart, waarin gepoogd wordt winkeldiefstal tegen te gaan. De gemeente, de wijkagent en ondernemers proberen ondernemers te stimuleren om in veiligheid te investeren, bijvoorbeeld door geld in te leggen voor camerabeveiliging of anti-inbraakapparatuur. Een ander project dat dit jaar wordt uitgevoerd is de “Light Challenge”. Bij dit project bedenken studenten innovatieve verlichting voor
het
Karrengas.
Deze
verlichting
moet
tevens
bijdragen
in
de
aanpak
van
uitgaansproblematiek in het gebied. Zo wordt het project gekoppeld aan actuele problematiek in de wijk. Met betrekking tot het gebruik van media is de wijkagent actief op Twitter. Bij bijvoorbeeld overlast, incidenten of andere meldingen geeft dit medium hem de mogelijkheid tot informatievoorziening en het doen van oproepen. Dit medium beperkt zich echter wel tot hemzelf en zijn volgers op Twitter. Ook is de wijkagent samen met bewoners, ondernemers en de redactie betrokken bij het wijkblad “Mijn Mariken”. Dit is tevens een vorm van informatievoorziening voor de burgers van Nijmegen-Centrum en biedt de mogelijkheid om oproepen te doen en activiteiten te delen. Tot slot zijn er nog enkele initiatieven waar de wijkagent en de politie minder nauw bij betrokken zijn. Zo is “Huis voor de Binnenstad” een strategische samenwerking tussen het cultuurnetwerk, het horecanetwerk en de ondernemersvereniging met als doel het vermarkten van de binnenstad en het duidelijk maken aan het publiek wat er allemaal te doen is in de stad. Een ander voorbeeld is de “wijkschouw”, een jaarlijkse rondgang door de wijk van de wijkbeheerder met bewoners om te kijken wat er goed gaat en wat er beter kan. Tot slot bestaat er vanuit de gemeente het wijkmanagement, die bij problemen de betrokken mensen bij elkaar probeert te zetten om zo afspraken te maken. Dit is een samenwerkingsverband tussen de wijkmanager, bewoners en ondernemers.
4.2.2. Co-creatie in Millingen aan de Rijn Ook de wijkagent in Millingen aan de Rijn heeft in zijn dagelijks werk te maken met verschillende vormen van co-creatie. Om te beginnen onderhoudt ook hij contacten met verschillende partijen, waaronder burgers, instanties (Jeugdzorg GGZ, woningcorporaties, NIM,
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
44
Iriszorg, boa’s, toezichthouders), scholen, (sport)verenigingen, de gemeente en bedrijven. Dit contact verloopt vaak via de telefoon of via e-mail. De wijkagent probeert veel op straat te zijn. Dit is geen gemakkelijke opgave, aangezien zijn werkgebied uit negen dorpen bestaat. De wijkagent heeft wel enkele “koffieadresjes”: plaatsen waar hij informatie inwint over de actuele stand van zaken in zijn werkgebied. De personen die bij deze adresjes betrokken zijn, zitten vaak in meerdere commissies en zijn lid van meerdere verenigingen, waardoor ze onderdeel zijn van diverse sociale ondernemingen in een dorp. Bovendien heeft de wijkagent iedere dinsdagavond een vast inloopuurtje, waarin bewoners op een bepaalde tijd naar hem toe kunnen gaan als zij iets kwijt willen of aangifte willen doen. De wijkagent benadrukt vooral zijn (intensieve) contacten met instanties. Om de communicatie en de lijntjes met de instanties zo kort mogelijk te houden, is per instantie één persoon aangesteld die het contact onderhoudt met de wijkagent. Een voorbeeld van een cocreatievorm waarin instanties in hoge mate betrokken zijn, is het Zorgnetwerk. Hierbij zijn naast de wijkagent ook Bureau voor Maatschappelijk Advies en Informatie (MAI), Iriszorg, NIM Maatschappelijk Werk, Meldpunt Bijzondere Zorg, RIBW en de gemeente betrokken. Er worden casussen besproken van mensen die het op verschillende vlakken moeilijk hebben. De wijkagent neemt hier een ondersteunende en bemiddelende rol in. “De externe partners hebben mij vaak niet eens nodig als ik een bepaalde casus inbreng”, aldus de wijkagent. Wanneer hij een probleem signaleert, brengt hij het in tijdens het overleg en daarna wordt gekeken welke partij nodig is om het op te lossen. Er wordt een casusregisseur aangewezen die de verantwoordelijkheid neemt voor het oplossen van de casus. Daarnaast werkt de wijkagent intensief samen met woningcorporaties voor het oplossen van onenigheden tussen bewoners van huurwoningen. Op het gebied van de (sociale) media is de wijkagent allereerst actief op Twitter. Het doel hiervan is om burgers te waarschuwen bij specifieke voorvallen, zoals een inbraak, bij verdachte auto’s in het gebied of gevaarlijke situaties. Daarnaast is de wijkagent bezig met het opzetten van een Whatsapp-groep, met burgers die contact houden met elkaar over de actuele onderwerpen in het gebied. Het idee is dat de wijkagent een groep burgers bij elkaar zet en dat zij het daarna van hem overnemen. Per wijkgroep is er één persoon die het contact met de wijkagent onderhoudt. Een vorm van co-creatie waarbij de wijkagent in mindere mate betrokken is, zijn de plaatselijke kranten. De wijkagent noemt de “Rozet” en de “Kabelkrant”. Hierin wordt de burger voorgelicht over evenementen en andere gemeentelijke activiteiten die plaats vinden of plaats hebben gevonden in het desbetreffende gebied. Bij deze initiatieven zijn voornamelijk de gemeente, de redactie van de kranten en burgers betrokken.
45
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Ook wordt in Millingen aan de Rijn gewerkt met een aantal projecten. “Project: Melden, Terugbellen” is opgestart door de wijkagent en is bedoeld om onduidelijkheden bij de burger weg te nemen met betrekking tot de acties van de politie. Na de uitvoering van acties wordt de burger teruggebeld om te melden wat er met zijn of haar tips is gedaan. Dit heeft als doel de respons en meldingsbereidheid van de burger te verhogen in het kader van reciprociteit. Een ander initiatief is “Project: De Route”, geïnitieerd door de gemeente. “De Route” is bedoeld voor kinderen van groep acht die het jaar erop naar de middelbare school gaan. Deze scholieren moeten vanuit Millingen aan de Rijn over gevaarlijke wegen in de Ooijpolder naar Nijmegen fietsen om naar de middelbare school te gaan. Bij het project worden de jongeren door verschillende partijen (Jongerenwerk, Iriszorg, Maatschappelijk werk, de gemeente en de wijkagent) voorgelicht over verschillende onderwerpen en “gevaren” waar zij mee te maken kunnen krijgen op de route naar en op de middelbare school. Zo verzorgt Iriszorg een voorlichting over drugs en alcohol en vertelt de wijkagent iets over verkeersveiligheid en fietsgedrag. Een ander initiatief dat bedoeld is ter bescherming van de jeugd is het jeugdoverleg. Dit is een overleg waarin specifieke jongeren worden besproken die (mogelijk) overlast (gaan) bezorgen. Dit overleg wordt geleid door de gemeente, jongerenwerk en de jeugdagent. Tot slot werkt de wijkagent samen met de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid voor
de preventie
van
en reactie op verkeersongevallen.
Deze
samenwerking betreft het uit laten rukken van een rollerband waar motorische tweewielers op snelheid en aantal toeren worden getest. Deze rollerband wordt door de Stichting naar het dorp vervoerd, waar willekeurige controles worden uitgevoerd. Bij evenementen die in Millingen aan de Rijn worden georganiseerd, helpt de gemeente bij het regelen van het verkeer door de inzet van verkeersregelaars. Daarbij vindt overleg plaats tussen de organisatoren van het evenement, de verkeersregelaars, de gemeente en ook de politie wordt hierbij betrokken.
4.3. De voor- en nadelen van co-creatie volgens burgers en politie In dit deel van de resultatensectie zullen de voor- en nadelen van co-creatie worden gepresenteerd zoals die uit de diepte-interviews met de medewerkers van de politie, de wijkmanagers, de actieve burgers en de ondernemers naar voren kwam. Deze worden per gebied behandeld.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
46
4.3.1. Voordelen van co-creatie in Nijmegen-Centrum De wijkagent in Nijmegen-Centrum en de teamchef in diezelfde wijk noemen verscheidene voordelen van de co-creatie zoals die in Nijmegen-Centrum plaatsvindt. Als belangrijk voordeel noemt de wijkagent dat bewoners zich bewust worden van wat hun rol kan zijn in de straat. Bovendien ontdekken ze hoeveel ze eigenlijk kunnen doen en dat ze vaak door actieve participatie veel sneller van hun ellende af zijn. De teamchef noemt dit ook als voordeel en voegt daaraan toe dat burgers door de co-creatie positiever gestemd raken, omdat ze ontdekken dat ze problemen wel degelijk kunnen oplossen. Ook denkt hij dat het wederzijds begrip jegens de politie groter wordt. Een ander voordeel dat de wijkagent noemt, is dat hij merkt dat burgers die hebben meegedaan aan een co-creatievorm, ervoor zorgden dat er in de toekomst meer co-creatie plaatsvond. Er ontstaan door deze mensen meer initiatieven en zij verspreiden deze weer onder anderen, waardoor het idee bij steeds meer mensen terecht komt. Verder zorgen de samenwerkingen ervoor dat mensen sneller bij de juiste mensen terecht komen en de informatie krijgen waarnaar ze op zoek zijn. De politie hoeft daarvoor niet direct betrokken te zijn, zo kunnen ze ook burgers doorverwijzen naar derden. Aansluitend hierbij geeft de teamchef aan dat de co-creatie met de wijkagent ertoe leidt dat burgers zowel elkaar als de politie veel gemakkelijker weten te vinden. Omdat burgers de wijkagent kennen, zullen ze sneller meewerken met maatregelen (denk aan maatregelen ter preventie van overlast of crimineel gedrag) dan wanneer de wijkagent helemaal niet gekend zou worden. De teamchef kent de wijkagent en is uitgesproken positief over zijn participatie in de cocreatievormen. De teamchef noemt hierbij het concrete voorbeeld van het oppakken van de mensen die een zwerver in elkaar hadden geslagen. Verder benoemt hij nog dat burgers een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van problemen. Afsluitend komt voorbij dat alle betrokken partijen een breder perspectief krijgen doordat ze van elkaar leren. De wijkmanager noemt sociale verantwoordelijkheid en vertrouwen van mensen in instanties nog als voordelen van co-creatie. Hij ervaart geen afstand tussen wijkagenten en bewoners en vindt het goed dat de politie weet wat er speelt in een wijk/gebied. Twee burgers die actief samenwerken met de politie in Nijmegen-Centrum kwamen met voorbeelden van voordelen van co-creatie, bezien vanuit de burger. Één van deze actieve burgers is uitgesproken positief over de wijkagent en benoemt dat er door de samenwerking met hem eindelijk iets gedaan is tegen de geluidsoverlast in zijn straat. Een ander concreet voorbeeld is dat de overlast in het Kronenburgerpark door co-creatie is aangepakt. De wijkagent kwalificeert hij als open, snel in de communicatie en daadkrachtig, hetgeen de samenwerking met de burger ten goede komt.
47
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Verdere voordelen van de co-creatie volgens bovengenoemde actieve burger zijn dat mensen door samenwerking met de politie niet zelf maatregelen gaan nemen, zoals het inzetten van privé bewaking. De burger kan via de wijkagent in contact komen met andere agenten. Ook geeft hij aan dat bewoners veel kunnen vertellen aan de politie over wat er precies in de wijk gebeurt. De burgers zijn immers een bron van informatie. Over Twitter zegt de actieve burger dat hij er zelf niet mee werkt, maar wel de indruk heeft dat het een goede manier is om informatie te verspreiden onder met name jongeren. Ook een grotere veiligheid voor horecagasten komt ter sprake. De actieve burger denkt dat het goed is om met de politie in gesprek te gaan, omdat zo opvallende zaken doorgegeven kunnen worden. Wat betreft de communicatie maakt hij verscheidene malen een vergelijking met de gemeente, waaruit naar voren komt dat contact met de gemeente vaak moeizamer verloopt en minder oplevert dan het contact met de politie. Ook
een
andere
actieve
burger
in
Nijmegen-Centrum
spreekt
over
het
samenwerkingsproject in het Kronenburgerpark en benoemt dat hierdoor de overlast sterk verminderd is. De politie heeft door de co-creatie meer middelen tot handhaving gekregen, waaronder de inzet van camera’s. Deze waren er zonder samenwerking niet gekomen. Ook noemt zij wederzijds begrip dat ontstaat door co-creatie als een belangrijk voordeel. In de context van het bewonersplatform, waarin deze burger zeer actief is, noemt ze de aanspreekbaarheid van de wijkagent als positief punt. Directe reacties of advies worden dus ervaren als prettig. Haar waardering voor deze laagdrempeligheid van het contact komt meerdere malen terug. Verder ervaart zij sinds de co-creatie persoonlijk meer veiligheid. Een ondernemer in Nijmegen-Centrum vindt het prettig dat de wijkagent op een persoonlijke manier werkt. Het laagdrempelige en gemakkelijke contact helpt hem om zakelijke dingen snel te bespreken. Daarnaast worden dingen snel aangepakt en is de wijkagent zichtbaar ten opzichte van de ondernemers. Ook de ondernemer is actief in het bewonersplatform en spreekt positief over dit contact, zaken worden goed besproken. Op Twitter volgt deze ondernemer de wijkagent en vindt dit bijdragen aan de benaderbaarheid van de politie als geheel. Wel merkt hij op dat niet veel mensen de wijkagent op Twitter volgen. Hij noemt terugkoppeling van de politie prettig, en merkt ook dat hoge dienstverlening vanuit de politie voor meldingen de drempel om dingen te melden verlaagt. Tot slot merkt hij dat door de samenwerking door de politie extra hard wordt gewerkt om problemen succesvol de kop in te drukken.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
48
4.3.2. Voordelen van co-creatie in Millingen aan de Rijn De wijkagent in Millingen aan de Rijn noemt een gemakkelijke omgang tussen burgers en politie als voordeel. Hierbij wordt het steeds makkelijker om elkaar aan te spreken naarmate dat vaker gebeurt. Wat betreft co-creatie met bedrijven is met name informatieverschaffing een belangrijk voordeel. Bedrijven vertegenwoordigen veel kennis over hetgeen in Millingen aan de Rijn gebeurt en kunnen de politie over allerlei zaken inlichten. Daarnaast delen bedrijven in samenwerking gemakkelijk problemen met de politie en kan de wijkagent via een bedrijf ook andere bedrijven bereiken. Één actieve burger noemt in het interview dat hij zich serieus genomen voelt door de wijkagent en zegt ook de terugkoppeling te waarderen. Hij noemt daarbij een voorbeeld waarbij een melding van hem goed werd opgepakt door de politie en de daders werden gearresteerd. Ook krijgt hij snel reactie na het doorgeven van een bericht. Hij heeft bovendien de indruk dat dit is verbeterd ten opzichte van vroeger. Een andere actieve burger noemt als voordeel van de Burgerwachtapplicatie dat ze het goed vindt dat mensen elkaar helpen bij vermissingen om de kans van opsporing te vergroten. Ze noemt hierbij een concreet voorbeeld van het succes van de applicatie. Over het regelen van het verkeer is ze positief. Het is prettig dat de politie af en toe langs komt om tips te geven en te controleren. Daardoor vertrouwt ze op een goede samenwerking in de toekomst. Verder is ze positief over co-creatie via sociale media, al doet ze er zelf niet aan mee. Het is opvallend dat deze opmerking vaker terugkomt bij andere actieve burgers, ook die in Nijmegen-Centrum. De ondernemer in Millingen aan de Rijn vindt het voordeel van de samenwerking van zijn bedrijf met de politie dat de criminaliteit in het dorp wordt teruggedrongen. Ook de terugkoppeling van de politie over meldingen ervaart hij als een pluspunt. Over de “Rozet”, het wijkblad, zegt hij dat het goed is dat de bewoners zo inzicht krijgen in de activiteiten van de politie. Daarnaast worden door het persoonlijk contact van de wijkagent met het bedrijf misverstanden over de activiteiten van het bedrijf voorkomen. Ook over het contact tussen de politie en de jeugd is hij positief. Hij vindt dat de gelijkwaardige manier van omgang beter is dan streng “met een bonnenboekje rondlopen”. Tot sluit vertelt hij dat zijn persoonlijke beeld van de politie door de samenwerking positiever is geworden.
4.3.3. Nadelen van co-creatie in Nijmegen-Centrum De wijkagent benoemt met name als nadeel van het centrum dat burgerparticipatie hier lastig is omdat er veel mensen in het gebied komen die er niet of maar kort wonen en daarom weinig gemotiveerd zijn mee te werken aan co-creatie. Ook centrumgebonden is het nadeel dat
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
49
sommige grote winkelbedrijven moeilijk te betrekken zijn bij straatproblematiek, omdat ze een bedrijfspolicy hebben. De wijkagent noemt ook dat mensen soms te hoge verwachtingen hebben van de oplossingen van co-creatie. Als de verwachtingen niet stroken met de werkelijkheid, worden ze soms ontevreden worden als bepaalde dingen niet lukken. Tot slot geeft hij aan dat het gebruik van sociale media niet altijd geschikt is omdat sommige onderwerpen gevoelig liggen of anonimiteit vergen. De teamchef in Nijmegen-Centrum geeft hierbij nog vele aanvullingen. Aan de kant van de politie noemt hij ten eerste dat wijkagenten nu soms in co-creaties vooral luisteren en te weinig actief betrokken zijn bij het oplossen van problematiek. Ook kan het zijn dat relaties tussen participanten in de co-creatie zodanig nauw kunnen worden dat deze relaties op andere gebieden belemmerend kunnen gaan werken. Een voorbeeld is van een burger die zijn auto verkeerd parkeerde in de wijk van een wijkagent. Daarnaast pleit hij ervoor dat wijkagenten van hun leidinggevenden meer kans krijgen tot het uitproberen van co-creatie, omdat ze er nu vaak nog weinig vanaf weten of niet enthousiast zijn. Tot slot kunnen meer wijkgerichte activiteiten ten koste gaan van andere werkzaamheden, terwijl er ook andere prioriteiten zijn. Wat betreft de burger geeft de teamchef aan dat het voor kan komen dat er een disbalans ontstaat tussen de kosten en baten van co-creatie, met name aan de burgerkant. Hij denkt daarbij ook dat er altijd een zekere ongelijkwaardigheid blijft bestaan tussen burgers en politie. Werkelijk gelijk aan elkaar zijn de partijen niet. Ook bestaat het gevaar dat privacy van burgers in het geding komt door de samenwerking. Hiermee hangt samen dat agenten vanwege wetgeving vaak niet alles met burgers kunnen delen wat ze wel willen delen. Dit kan de samenwerking bemoeilijken. Wat ook een nadeel van de co-creatie kan zijn, is dat bij grote tegenstrijdige belangen samenwerking belemmerd wordt. Daarnaast bestaat de kans dat er burgers zijn die bewust onderzoek nadelig zullen beïnvloeden. De wijkmanager geeft aan dat bij co-creatie vaak de burgemeester niet wordt betrokken. Dit kan ertoe leiden dat bij besluitvoering vanuit de burgemeester de samenwerking stuk kan lopen. Bij die besluiten zijn namelijk andere partijen (zoals de politie en de burger) niet betrokken. Bovendien zijn maatregelen vaak maar voor een bepaalde periode geldig en wordt men al snel weer ingehaald door de praktijk. Ook de wijkmanager sluit zich aan bij een mogelijke disbalans tussen kosten en baten tussen burgers en politie en noemt hierbij ook dat de politie worstelt met haar capaciteiten en van buitenaf opgelegde prioriteiten. Ook erkent hij grote tegenstrijdige belangen die co-creatie kunnen belemmeren, maar zegt dat hij dan simpelweg niet alle partijen bij de betreffende co-creatie betrekt. Één actieve burger benoemt meerdere keren als belangrijkste nadeel dat veel burgers niet bereid zijn tot co-creatie. Redenen die hij hiervoor noemt zijn dat velen niet open staan voor
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
50
contact met de politie, dat ze er geen tijd voor hebben, of dat burgers geen vertrouwen hebben in de politie. Dit leidt ertoe dat co-creatie maar moeilijk tot stand komt. Nadeel aan de kant van de politie is met name dat zij er te weinig capaciteiten voor heeft. Bovendien kost samenwerking met burgers, waaronder meldingen, ook extra administratietijd die weer ten koste gaat van andere activiteiten. Tevens merkt hij dat jonge, onervaren agenten vaak minder ontspannen zijn in het contact met burgers en de samenwerking daardoor moeizamer verloopt dan bij de meer ervaren agenten. In het algemeen noemt hij dat soms samenwerking in de vorm van het doen van extra meldingen geen zin heeft, omdat het al te laat is om een acute situatie nog te redden. Ook zijn er veel problemen die niet door co-creatie kunnen worden opgelost, omdat een landelijke aanpak wenselijk en nodig is. Een voorbeeld hiervan is de drugshandel, waarvan de actieve burger van mening is dat het probleem pas opgelost is als de overheid drugs legaliseert. Verder kan het voorkomen dat sommige bewoners iets willen dat anderen niet willen (tegenstrijdige belangen), waarmee de co-creatie stukloopt. De actieve burger noemt nog een aantal nadelen aan de hand van concrete problematiek in de wijk. Het afsluiten van het Karrengas met hekken tijdens uitgaansavonden is nadelig voor bijvoorbeeld bedrijven die hun vracht moeten lossen. Wat betreft het drugsdealers-probleem heeft hij de indruk dat het probleem zich vooral verplaatst. Over vergaderingen van het bewonersplatform zegt hij dat hij vaak niet kan, al zou hij wel willen komen. Tot slot ontnemen de geplaatste camera’s in het Kronenburgerpark privacy van de bewoners. Een andere actieve burger benadrukt met name het onbegrip dat bij veel burgers heerst ten aanzien van de politie. Ook denkt zij dat er veel mensen zijn die niet voor samenwerking openstaan. Dit is een belemmering. Verder noemt ze geen nadelen. De ondernemer geeft aan dat niet in alle situaties direct rechtstreeks contact met de politie mogelijk is. Bovendien is hij niet tevreden over de applicatie die gebruikt kan worden. Hij vindt deze te ingewikkeld. Dit zorgt voor een extra drempel om meldingen te maken bij de politie. Over Twitter geeft hij aan dat er maar weinig mensen zijn die het medium gebruiken. Hij vermoedt dat Facebook een veel geschikter medium voor co-creatie zou zijn, omdat daar veel meer mensen actief op zijn. Wat betreft de terugkoppeling door de politie ervaart hij hierbij zelf geen gebrek. Wel hoort hij van andere ondernemers dat dit bij hen niet altijd vlekkeloos verloopt. Ook geeft hij aan dat bedrijven niet altijd bereid zijn meldingen te doen, aangezien met name het doen van een online aangifte erg veel moeite en tijd kost. Wat betreft online co-creatievormen in het algemeen geeft hij aan dat het lastig is de technologie bij te houden, omdat deze systemen regelmatig veranderen. Daardoor weten
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
51
mensen vaak niet meer hoe het werkt en ligt de drempel tot het gebruik ervan hoger. Tot slot kunnen aangiftes met daderherkenning alleen nog maar fysiek worden gedaan op afspraak.
4.3.4. Nadelen van co-creatie in Millingen aan de Rijn De wijkagent in Millingen aan de Rijn noemt als eerste dat in zijn gebied het gevaar bestaat dat uitspraken van de politie verkeerd worden geïnterpreteerd, waardoor conflicten kunnen ontstaan. Dat maakt dat agenten erg op hun hoede zijn wat betreft de inhoud van en de manier waarop ze dingen vertellen. Bovendien heeft de politie geheimhoudingsplicht. Dit kan communicatie binnen de co-creatie vermoeilijken. Verder kan het voorkomen dat bedrijven dingen bewust niet melden aan de politie omdat dat ze klanten kan kosten. Één actieve burger geeft aan dat de co-creatie vrij passief is en hij het maar weinig ziet. Ook geeft hij een concreet voorbeeld van een situatie waarin hij aanwezigheid van de politie miste. Daarnaast benoemt ook deze actieve burger dat de politie te weinig capaciteiten heeft en teveel bezig is met verplichte administratieve taken. Dit gaat ten koste van aanwezigheid van de agent in het gebied. Tot slot geeft hij aan dat hij zelf niet graag mensen die overlast veroorzaken zelf aanspreekt, omdat hij hiermee vervelende ervaringen heeft. Een andere actieve burger geeft aan dat de communicatie vanuit de politie nogal eens te wensen overliet. Ze zou na het doen van een melding meer terugkoppeling willen. Daarnaast vindt ze dat de burger niet gelijkwaardig is aan de politie. Een andere actieve burger merkt als nadeel op dat het contact met de politie niet overal in Millingen aan de Rijn op dezelfde manier verloopt. Hij zou voorstander zijn van het breder trekken van de contacten en van een extra wijkagent voor dit gebied.
4.4. Co-creatie en veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid Er is onderzocht of de drie centrale concepten vanuit de literatuur terug zijn te vinden in de praktijk. Co-creatie zou invloed hebben op de veiligheidsbeleving van de burgers, het imago van de politie en de meldingsbereidheid van de burgers.
4.4.1. Invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving van de burger Co-creatie heeft verschillende gevolgen voor zowel de politie als voor de burger. Eén van die gevolgen kan zijn dat de veiligheidsbeleving van burgers verandert. In interviews met de verschillende personen die betrokken zijn bij co-creatie, is de vraag gesteld hoe zij denken dat het co-creatie proces invloed heeft op de veiligheidsbeleving. Deze vraag wordt zowel vanuit
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
52
het perspectief van de politie als vanuit het perspectief van de burger beantwoord. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen de gebieden Millingen en Centrum. De teamchef van de politie denk dat aanwezigheid en zichtbaarheid van de politie de burger een veiliger gevoel geeft. Als er in een dorp een politiegebouw zit, ook al zit er maar één dag in de week iemand een paar uurtjes, dan hebben mensen eerder het idee dat ze daar terecht kunnen. Burgers ontlenen daar een veiligheidsgevoel aan. Hij denkt ook dat burgers zich veiliger voelen als ze zelf bij kunnen dragen aan de oplossing van een probleem. Als burgers door co-creatie zien wat de politie doet, leidt dat tot wederzijds inzicht.
Millingen aan de Rijn De wijkagent van Millingen aan de Rijn denkt dat co-creatie zorgt voor een veiliger gevoel bij burgers. Als de samenwerking goed verloopt, neemt daarmee het vertrouwen en veiligheidsgevoel toe. Andersom geldt het echter ook: een co-creatieproces dat niet zo lekker loopt, zorgt voor minder vertrouwen en een lager veiligheidsgevoel. De veiligheidsbeleving kan volgens de wijkagent worden verhoogd door de inzet van meer wijkagenten op straat. Het is belangrijk dat de burger politiemensen ook aan durft te spreken als ze bijvoorbeeld een vraag hebben. De wijkagent van Millingen aan de Rijn heeft niet direct van burgers gehoord dat zijn transparantie voor meer vertrouwen heeft gezorgd. Wél heeft hij van externe partners, zoals de burgemeester en zijn chef, teruggekregen dat dit het geval is. Indirect krijgt hij dus positieve feedback op zijn rol in het co-creatie proces. De burgers uit zijn gebied die actief zijn in één of meerdere co-creatieprocessen beamen dat ze zich veiliger voelen. Dit is echter niet speciaal gekomen door de samenwerking met de politie. Millingen wordt over het algemeen als een veilig gebied ervaren. Een actieve burger geeft echter aan dat de aanwezigheid van de politie wel belangrijk is voor de veiligheidsbeleving. Vooral als er vreemde figuren rondlopen of het aantal inbraken in de buurt toeneemt, kan de aanwezigheid van politieagenten zorgen voor een hoger gevoel van veiligheid bij de burger.
Nijmegen-Centrum In Nijmegen-Centrum wordt de veiligheidsbeleving positief ervaren. Een actieve burger denkt dat dit komt omdat ze er meer grip op heeft. De politie wordt makkelijker benaderd, omdat er daadwerkelijk geluisterd wordt door de politie. Dit draagt bij aan de subjectieve veiligheid. Het gevoel van veiligheid kan echter altijd nog worden verbeterd. Het is belangrijk dat burgers
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
53
hierover in gesprek blijven met de politie. Vooral in Nijmegen-Centrum is en blijft er altijd onveiligheid door onder andere mensen die uitgaan en het bestaan van coffeeshops. Ook een andere actieve burger heeft een groter veiligheidsgevoel door de samenwerking. Als een melding wordt gedaan, reageert de politie ook daadwerkelijk. Ook deze burger geeft aan dat Nijmegen-Centrum niet een héél veilige gebied is, maar dat dit inherent is aan het feit dat dit grotendeels een uitgaansgebied betreft. Het is vooral oppassen met het dronken uitgaanspubliek van Café de Fuik. Als een burger hier iets van zegt, wordt er agressief gereageerd, bijvoorbeeld met het gooien van glaswerk. Dat zorgt voor een gevoel van onveiligheid. Een ondernemer uit Nijmegen-Centrum werkt ook regelmatig samen met de politie. Hij ervaart dit gebied als veilig. Gevoelens van onveiligheid zijn volgens hem echt uitzonderingen. Hij denkt dat dit mede te danken is aan het intensieve contact tussen hem en de politie: er zijn korte lijntjes. Daardoor kan onveiligheid onmiddellijk de kop ingedrukt worden, bijvoorbeeld bij een toename van het aantal inbraken of een vergroting van de overlast van hangjongeren. Cocreatie zorgt ervoor dat dit soort onveiligheid kan worden weggenomen; daarin is het succesvol. Ook vanuit de wijkagent Nijmegen-Centrum, wordt de invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving van burgers positief ervaren. Co-creatie begint pas als er een probleem is. De samenwerking zorgt dan voor verheldering van het probleem en leidt meestal ook tot daadwerkelijke verbetering. Hierdoor worden burgers zich dus ook bewust van wat ze kunnen doen. Ze trekken eerder aan de bel en dragen ook zelf sneller oplossingen aan. Daardoor voelen burgers zich sneller veilig. Tot slot is de wijkmanager van de gemeente gevraagd naar zijn visie op de invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving van burgers. Hij is zelf geen onderdeel van dit co-creatie proces en kijkt daarom wat objectiever naar deze samenwerking. Over het algemeen is hij van mening dat co-creatie een positieve invloed heeft. Deze invloed is echter moeilijk te duiden, want de veiligheidsbeleving is volgens hem ook heel afhankelijk van bijv. de oorlog in Oekraïne. Hij denkt dat bewoners wel over hun directe veiligheid in hun woonomgeving positiever zijn door de co-creatie, omdat ze zich serieus genomen en beschermd door de politie wanneer het nodig is.
4.4.2. Invloed van co-creatie op imago van de politie Naast invloed op de veiligheidsbeleving van burgers, kan co-creatie ook zorgen voor een veranderend beeld van de politie bij de burger. In interviews met de verschillende personen betrokken bij co-creatie, is de vraag gesteld hoe zij denken dat het co-creatie proces invloed heeft op het imago van de politie. Deze vraag wordt beantwoord vanuit zowel het perspectief
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
54
van de politie als vanuit het perspectief van de burger. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen de gebieden Millingen aan de Rijn en Nijmegen-Centrum. De teammanager van de politie denkt dat co-creatie een positiever imago oplevert. Volgens hem lijkt het er op dat door de vorming van de Nationale Politie de politie zich een beetje aan het terugtrekken is, terwijl met co-creatie juist weer een stap vooruit wordt gedaan. In tegenstelling tot wat een burger aangaf, denkt hij dat het beter is om in contact met burgers duidelijk te laten zien hoe de politie als organisatie functioneert. Het beeld wat de burger nu heeft van de politieorganisatie is niet altijd het beeld dat de politie graag zou willen.
Millingen aan de Rijn De wijkagent van Millingen aan de Rijn, denkt dat vertrouwen in de politie heel belangrijk is. Als het vertrouwen in de politie toeneemt, zal het imago van de politie automatisch omhoog gaan. Ook het succes van de co-creatie speelt een rol. Zowel de burgers als de politie hebben invloed op dit succes. Hoe hoger het succes, hoe beter het imago van de politie. Ook burgers die actief zijn in een co-creatieproces spreken van een positiever imago van de politie. De belangrijkste reden die wordt genoemd is de politieaanwezigheid. Doordat de burger in een co-creatieproces de politie meer ziet en ook contact onderhoudt, wordt het beeld van de politie beter. Als de afstand tussen politie en burger kleiner is, wordt het beeld vanzelf positiever en wordt de politie als minder afschrikwekkend ervaren.
Nijmegen-Centrum De actieve burgers in Nijmegen-Centrum hebben het idee dat er onder veel burgers een negatief beeld is van de politie. Deze burgers denken dat de politie niet naar ze luistert en zich bezighoudt met zaken waar de burger niet zoveel mee van doen heeft. Volgens deze burgers bestaat dat beeld al lang en is moeilijk te veranderen. Deze burgers denken zelf dat de problemen meer in de politieorganisatie als geheel zitten. Daarom wordt als oplossing aangedragen dat de politie zich persoonlijker moet opstellen, meer laten zien dat ze mensen zijn in plaats van “de politie”. In het centrum wordt dit al steeds meer gedaan. Het is nodig om ervoor te zorgen dat burgers eerder de politie benaderen, bijvoorbeeld voor het doen van een melding. Concreet betekent dat voor de wijkagent dat hij langskomt op een buurtfeest of gewoon aanbelt om een praatje te maken. Aanwezigheid blijkt ook in Nijmegen-Centrum belangrijk te worden gevonden door burgers; dat zorgt voor herkenbaarheid en brengt de politie dichterbij de burger. Het is belangrijk dat de politie menselijker zijn in het contact met de burger. De actievere burgers vinden dat de politie toegankelijker is geworden door co-creatie. Ook zorgt de co-creatie voor meer begrip bij de burger. Omdat duidelijker wordt wat het werk van de
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
55
politie behelst, wordt beter zichtbaar wat de politie eigenlijk allemaal doet en is er meer begrip indien bepaalde zaken niet lukken. Veel mensen hebben nu vooral een wantrouwen tegen de politie, wat door de media wordt gevoed. Daardoor zitten burgers niet echt te wachten op contact met de politie en blijft dit wantrouwen bestaan. Ook een ondernemer uit Nijmegen-Centrum herkent zich in het beeld dat de politie positiever wordt ervaren door de samenwerking. Als belangrijke punten worden ook persoonlijke betrokkenheid van de wijkagent en de korte lijntjes genoemd. Deze ondernemer denkt dat dit echter wel persoonsafhankelijk is. Mogelijk wordt dit het beeld anders als een andere politieman minder ambitieus of communicatief is. De wijkagent van Nijmegen-Centrum, is ook positief. Co-creatie zorgt voor een beter imago. In een enkel geval gaat dit niet op, maar dan moet er echt sprake zijn van strafbare feiten of overlast. Wat bij enkele personen kan resulteren in een negatiever imago. De wijkmanager vanuit de gemeente, denkt juist dat het contact met de wijkagent en het imago van de politie niet samenhangen. Hij denkt dat wijkagenten vaak erg worden gewaardeerd en geaccepteerd als persoon. Wijkagenten bezitten vaak goede communicatieve vaardigheden. Dit is van wezenlijk belang omdat wijkagenten vaak een negatieve boodschap moet brengen, zoals vertellen waarom het niet mogelijk is dat de politie sommige taken zelf uitvoert. Het imago van de politieorganisatie verandert hier echter niet zoveel door volgens de wijkmanager. De wijkagent wordt niet gezien als verantwoordelijke voor het falen van de politie als geheel en omgekeerd zorgt een positieve samenwerking met de wijkagent niet voor een beter imago voor de gehele organisatie.
4.4.3. Invloed van co-creatie op meldingsbereidheid van de burger Naast invloed op de veiligheidsbeleving van burgers en het imago van de politie, is het laatste effect van co-creatie dat wordt onderzocht of co-creatie leidt tot een veranderde meldingsbereidheid van (criminele) incidenten bij de burger. In interviews met verschillende personen die betrokken zijn bij co-creatie, werd de vraag gesteld hoe zij denken dat het cocreatie proces invloed heeft de meldingsbereidheid. Opnieuw wordt deze vraag beantwoord vanuit zowel het perspectief van de politie als vanuit het perspectief van de burger. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen de gebieden Millingen aan de Rijn en Nijmegen-Centrum.
Millingen aan de Rijn In Millingen aan de Rijn geven de actieve burgers aan dat ze door het co-creatieproces waarin ze actief zijn sneller naar de politie zullen gaan om een melding te doen. Dit komt omdat zij een
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
56
positieve ervaring hebben met de politie en beter weten dat het doen van een melding ook zinvol is en er iets mee gedaan wordt. Eerder was het beeld hierbij veelal dat ergens melding van maken vooral met veel werk gepaard ging. Wel wordt door een actieve burger aangegeven dat men in een dorp als Millingen minder snel aangifte zal doen. Dit komt omdat iedereen elkaar kent. Een voordeel van het ‘ons kent ons’ is dat de sociale controle ervoor zorgt dat mensen zich minder snel zullen misdragen in het openbaar. Deze burger geeft ook aan dat vertrouwen een rol speelt bij het doen van een melding. Met dit vertrouwen wordt bedoeld dat de politie goed met de gegeven informatie om zal gaan en dat de privacy gewaarborgd blijft. De wijkagent ziet een toenemende meldingsbereidheid, hetgeen volgens hem ook nodig is voor het aanpakken van criminaliteit en het verbeteren van de veiligheid. Dit zou misschien kunnen komen omdat er meer begrip en kennis is dat er steeds minder agenten zijn. De recherche is wel uitgebreid, maar dat gaat ten koste van het zogenoemde ‘blauw op straat’. Ook signaleert de wijkagent van Millingen aan de Rijn een hogere meldingsbereidheid binnen de samenwerkingsverbanden. Dat hangt ook samen: als de co-creatie goed loopt, zal de meldingsbereidheid ook omhoog gaan. De ervaring van mensen wat betreft het doen van eerdere meldingen telt ook mee. Hierbij is de terugkoppeling ook belangrijk. De burger wil nu eenmaal weten wat er met zijn of haar melding is gedaan.
Nijmegen-Centrum Uit het gesprek met een actieve burger uit Nijmegen-Centrum blijkt, dat het causale verband tussen co-creatie en meldingsbereidheid ook omgekeerd kan gelden. Deze burger is min of meer betrokken geraakt bij co-creatie, aangezien hij regelmatig een melding deed. De reden dat deze burger regelmatig een melding deed bij de politie, is dat hij merkte dat hij het zelf niet kon oplossen en de politie (vaak) wel. Ook vanuit de actieve burgers in Nijmegen-Centrum blijkt dat de meldingsbereidheid pas omhoog gaat als burgers het idee hebben dat hun melding zin heef en de politie er mee aan de slag gaat. Ook deze burgers geven aan door co-creatie wat meer het nut van het melden te zien en daarom neemt hun meldingsbereidheid toe. Een ondernemer die samenwerkt met de politie gaf aan het belangrijk te vinden dat er ook methodes zijn om snel een aangifte of melding te doen, bijvoorbeeld via internet of via een app. Deze snelle methodes zijn al wel in ontwikkeling, maar vaak onvoldoende bekend of onvoldoende werkend. Vooral bij incidenten die niet zo urgent of belangrijk zijn is de hobbel om aangifte te doen hoog. Het doen van een melding zou daarom zo makkelijk mogelijk moeten worden gemaakt. Nu vraagt het doen van een melding – het invullen van het formulier – nogal wat doorzettingsvermogen in verband met het lastig te doorlopen proces. Ook deze ondernemer geeft aan hoe belangrijk goede terugkoppeling is. Bij het doen van een aangifte op het bureau,
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
57
moet dat tegenwoordig op afspraak. Soms kun je dan pas na één of twee dagen terecht. Hij gaf hierin aan dat hij het als positief ervaart dat hij de wijkagent zelf een direct berichtje kan sturen. Vanuit de politie gezien is dit een hoge inspanning, maar voor de burger maakt het de drempel laag een melding te doen. Je zou daarvoor een speciale medewerker kunnen aanstellen, het is niet per se politiewerk. Deze medewerker zou dan alleen bezig zijn met het ophalen en ondersteunen van de juiste informatie op de juiste manier. Door de samenwerking met de politie is het voor deze ondernemer wel duidelijk geworden hoe belangrijk het is om meldingen van criminaliteit te doen. Voor hem is de bereidheid om aangifte te doen toegenomen, omdat hij ziet dat het nut heeft. Zowel de burgers als de ondernemer geven aan dat ze door co-creatie zelf niet assertiever zijn geworden wat betreft het aanspreken van mensen of het zelf oplossen van problemen. De wijkagent speelt hier een verbindende rol in, omdat hij met beide partijen praat. Ook de wijkagent merkt op hoe moeilijk het is burgers zover te krijgen mee te denken en mee te werken. Veel burgers vinden het wel prima als ze er niet direct last van hebben en zullen dus ook niet snel een melding doen. Dat maakt het lastig om burgers te betrekken bij de problemen in hun gebied of straat. De wijkagent van Nijmegen-Centrum denk dat co-creatie er voor kan zorgen dat de zelfredzaamheid enorm stijgt. Hij probeert dit te stimuleren door in gesprekken met burger te vragen: “Wat gaat u hier zelf in doen?” Als dit vaker naar voren komt, zal de burger zich meer bewust worden van zijn eigen rol en het verschil dat je zelf kunt maken. Toch denkt hij dat de meldingsbereidheid over het algemeen wel goed is in zijn gebied. Het duurt soms even voor mensen beseffen dat ze de politie moeten bellen als er bijvoorbeeld een ongeluk is gebeurd, maar meestal weten burgers de weg naar de politie wel te vinden. Ook de teamchef geeft aan dat naast een meldingshouding, burgers ook een “doehouding” moeten krijgen. Ze moeten leren beseffen dat ze zelf ook iets kunnen en moeten bijdragen. Hij hoopt dat co-creatie ervoor zorgt dat beide houdingen verbeteren. Hij acht dit wel waarschijnlijk om dat men door samenwerking makkelijker de politie weten te vinden. Tot slot is de wijkmanager vanuit de gemeente naar zijn visie hierop gevraagd. Hij geeft aan dat er veel cynisme heerst over de participatiemaatschappij, terwijl de bereidheid van mensen om iets te doen groot is. Het is veel moeilijker iets te vragen van een ander, dan om iets te doen voor een ander. In het algemeen zijn mensen ongelooflijk bereid om dingen samen te doen en iets bij te dragen. Hij denkt dat samen doen eigenlijk meer een middel is, waarmee de bereidheid – die er toch al is – wat meer kan worden benut. Volgens hem maakt co-creatie niet zoveel verschil wat betreft de behoefte van mensen om mee te doen, maar zorgt het wel voor meer aandacht voor participatie.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
58
De wijkmanager ziet het belang van meldingen in. Het probleem ligt volgens hem niet zozeer bij de burger. De binnenkomende meldingen moeten beter gestroomlijnd worden zodat er meer waardevolle informatie kan worden uitgehaald. Er moet voor worden gewaakt dat mensen niet meldingsmoe worden, als te weinig zichtbaar is van wat het doen van meldingen voor effect heeft. Uiteindelijk zorgt de informatie uit de meldingen ervoor dat bestuurlijke maatregelen in zicht komen.
4.5. Leerpunten volgens actoren Een relevante vraag is op welke manier er lering getrokken kan worden uit de co-creatie tussen burgers en de politie in respectievelijk Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn. Een aantal thema’s worden in dit hoofdstuk besproken.
4.5.1. Maatschappelijke betrokkenheid van burgers Wijkagent Nijmegen-Centrum benadrukt het belang van maatschappelijke betrokkenheid van burgers voor co-creatie. Betrokkenheid met de buurt en vrijwilligerswerk spelen daarin een belangrijke rol. Overleg met de buren die onder gelijkwaardige veiligheidsproblemen te leiden hebben is in het bijzonder een goede zaak. Ook de wijkagent in Millingen aan de Rijn, geeft aan dat een goede onderlinge omgang tussen burgers in het gebied geboden is. Op die manier kunnen burgers elkaar helpen, ook richting de politie.
4.5.2. Een proactieve houding Op het terrein van proactiviteit kunnen er volgens de wijkagent stappen voorwaarts gemaakt worden. Hij geeft te kennen dat het te wensen is dat de politie meer naar burgers toegaat en naar hun veiligheidssituatie en zorgen vraagt. Een proactieve opstelling van de politie kan haar imago en de veiligheidsbeleving van burgers doen toenemen. Ook van burgerzijde is een proactieve opstelling wenselijk. Een actieve burger in Nijmegen-Centrum wijst op het feit dat burgers actief contact moeten zoeken met de politie om bepaalde veiligheidsvraagstukken op te lossen. Tevens doet hij een aantal suggesties voor de politie om het contact met de burgers te intensiveren, zoals aanwezigheid bij een buurtfeest, een bezoek aan bewoners en met een kraampje in het gebied gaan staan.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
59
4.5.3.Wijkagent nieuwe stijl De teamchef vanuit de politieorganisatie wijst op de komst van de ‘wijkagent nieuwe stijl’. In de nabije toekomst zal het aantal wijkagenten toenemen en zullen wijkagenten meer ruimte hebben om contacten te onderhouden met andere partijen. De veiligheidszorg wordt daardoor minder het exclusieve terrein van de politie.
4.5.4. Integriteit De oprechtheid en integriteit van de deelnemende partijen is van wezenlijk belang voor een voorspoedig verloop van co-creatie. De teamchef onderstreept dat alle partijen de co-creatie oprecht moeten willen. De aanwezigheid van dubbele en verborgen belangen kunnen het cocreatieproces bovendien belemmeren. Wél geeft hij aan dat het onrealistisch is te verwachten dat niemand verborgen agenda’s heeft. De wijkmanager wijst erop dat de politie zorgvuldig met gegevens van burgers moet omgaan en terughoudend moet zijn met het doorspelen van deze gegevens naar derden.
4.5.5. Overige verbeterpunten In aanvulling op het voorgaande zijn de volgende aanbevelingen vanuit de respondenten geïnventariseerd en geformuleerd: •
Sociale media kunnen effectiever worden ingezet in het kader van co-creatie. In het
bijzonder kan het de meldingsbereidheid van burgers bevorderen. Onderstreept wordt het belang van onderlinge kennisuitwisseling tussen de politie en burgers. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van moderne communicatiemiddelen. Voorspelt wordt dat sociale media een vast onderdeel zullen worden in de communicatie tussen de politie en burgers. Sociale media kunnen ook een rol vervullen in het directe contact bij acute incidenten. •
Voor Nijmegen-Centrum liggen er hoofdzakelijk mogelijkheden om te leren van
praktijken in andere grote steden en van de Politieacademie. Uit de gang van zaken in Millingen aan de Rijn kan vanwege het afwijkende karakter van dit gebied minder geleerd worden. •
Jonge agenten kunnen begeleid worden door ervaren collega’s op het gebied van co-
creatie. •
De betrokkenheid van leidinggevenden binnen de politie moet vergroot worden. Hun
kennis over de mogelijkheden en kansen van co-creatie schiet op dit moment tekort. •
Naar voren komt dat deelnemers aan co-creatie open moeten staan voor kritiek.
60
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
•
Daarnaast blijkt ook dat communicatievaardigheden belangrijk zijn bij de co-creatie
tussen de politie en burgers. Het gaat onder meer om begrip tonen voor de ander, rustig blijven in moeilijke situaties en het beheersen van emoties. •
Er komt naar voren dat het verstandig is om voorafgaand aan een co-creatieproces de
grenzen te bepalen. Op deze manier wordt het voor alle betrokken helder wat de mogelijkheden zijn en wat men van elkaar kan verwachten.
4.6. Statistische onderbouwing 4.6.1. Algemene statistiek De in SPSS verwerkte resultaten zijn afkomstig van de enquêtes die zijn afgenomen in de wijken. De enquêtes zijn afgenomen door onderzoekers die in persoon langs de deur zijn gegaan in beide wijken. Wanneer een bewoner niet thuis was, werd een brief in de bus gedaan, waarop
het
onderzoek
werd
ingeleid en werd gevraagd om de enquête digitaal in te vullen. Er was een totaalrespons van
49
personen.
30
respondenten (61%) kwamen uit Nijmegen-Centrum, bestaande uit 11 mannen (37%) en 19 vrouwen 63%. Deze responsgroep had een gemiddelde leeftijd van 45 jaar. 19 respondenten (39%) kwamen uit Millingen aan de Rijn en deze groep bestond uit 10 mannen (55%) en 9 vrouwen (45%) met een gemiddelde
Grafiek 4.6.1. Respondentie per wijk.
leeftijd van 63 jaar. Naast dit gemiddelde is de leeftijdsverschuiving ook te zien aan het feit dat 38% van Nijmegen Centrum jonger is dan 95% van de respondenten van Millingen aan de Rijn. Ook de man/vrouw verhouding is lichtelijk scheef wanneer men beide wijken wil vergelijken. 4 respondenten zijn uit het bestand verwijdert, omdat ze niets hebben ingevuld. Daarnaast is het, gezien de verschuiving van de leeftijd in de richting van Millingen aan de Rijn, ook interessant om aan te geven dat 38% van de inwoners van Nijmegen Centrum langer dan 20 maanden in hun wijk woont, tegenover 84% in Millingen aan de Rijn. Ook is het
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
61
goed om aan te geven dat het aantal bekende co-creaties relatief groter was in Millingen aan de Rijn. Hier gaf 64% van de respondenten aan bekend te zijn met 2 of meer co-creatievormen, tegenover 36% in Nijmegen Centrum. Per onderdeel zal hierna een gemiddelde gegeven worden voor beide wijken. Daarbij zal worden aangegeven of dit gemiddelde significant van elkaar verschilt. Significantie wil zeggen dat specifiek deze steekproef, waarin de hypothese is dat deze niet van elkaar verschillen, een bepaalde kans heeft om volgens deze hypothese zo gevonden te worden. Als deze kans kleiner is dan het omslagpunt (5%, of .05), dan wordt aangenomen dat de huidige steekproeven significant van elkaar verschillen. Dit wordt aangegeven middels een p-waarde (e.g. p = .01). Ook wordt een cijfer gegeven welke de effect-size aangeeft. Dit cijfer volgt na t(x) en geeft aan hoe belangrijk of groot het verschil is (e.g. een verschil tussen twee steekproeven van €18,- en €18,05 kan significant zijn, maar men ziet dat dit niet een heel erg groot verschil is. Een verschil dat significant wordt gevonden op een 7 puntenschaal is echter minder makkelijk in ‘grootte’ aan te duiden.) Als laatste wordt ook informatie gegeven over correlaties. Een correlatie vertelt iets over de relatie tussen twee factoren (/ variabelen). Een positieve correlatie (i.e. r > 0 & < 1 ) wil zeggen dat, wanneer de ene factor toeneemt, de andere dit ook doet, al dan niet in dezelfde mate. Een negatieve correlatie (i.e. r < 0 & > -1) geeft aan dat, wanneer de ene factor toeneemt, de andere factor afneemt. Een correlatie tot .2 is klein, tussen .2 en .5 is matig en groter dan .5 is groot.
4.6.2. Cijfers over de voorwaarden van co-creatie De besproken voorwaarden (i.e. gelijkwaardigheid, wederkerigheid, kennisuitwisseling, vertrouwen en leiderschap) tezamen hebben een gemiddelde score per gebied voortgebracht. Deze gemiddelde score kan globaal gezien worden als de tevredenheid ten opzichte van cocreatie in de betreffen het gebied. Millingen aan de Rijn (M = 5.75) scoorde hierin significant (t(43) = 3.920; p = .000) hoger dan Nijmegen-Centrum (M = 4.57). Voor een gedetailleerd beeld van de relatieve scores en het totaalgemiddelde, kan figuur 4.6.2 geraadpleegd worden. Hierin is ook duidelijk te zien hoe Millingen aan de Rijn gemiddeld (licht blauwe balk) en ook per onderdeel hoger scoort dan Nijmegen Centrum.
62
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Specifiek
geeft
gelijkwaardigheid gebieden.
in Op
de
enquête
verschillende
resultaten
betreffende
de
ervaren
beide de
zevenpuntschaal die eerder is beschreven, scoorde Millingen aan de Rijn een 5.58 (N = 19) en scoorde Nijmegen-Centrum een 3.89 (N = 28). Het verschil in
de
wijze
waarop
gelijkwaardigheid wordt ervaren door de burger tussen beide gebieden is significant (t(45) = Grafiek 4.6.2. Cijfers voorwaarden co-creatie over de twee wijken.
3.4; p = .001). Daarnaast
geldt
voor
de
ervaren wederkerigheid dat Millingen aan de Rijn een 6.05 (N = 19) op de zevenpuntschaal scoort. In Nijmegen-Centrum zijn de burgers minder tevreden, daar scoort de wederkerigheid een 3.89 (N = 28). Dit verschil is significant (t(45) = 3.55; p = .001). Aansluitend is ook de vraag gesteld in hoeverre bewoners vinden dat de politie voldoende informatie over haar activiteiten aan de burger terugkoppelt. Voor Millingen aan de Rijn scoorde deze vraag een 3.89 (N = 19) en Nijmegen-Centrum scoorde hier een 3.32 (N = 28). Het verschil tussen beide gebieden is niet significant (p = .455). Dit is terug te zien aan de blauwe balk in figuur 4.6.2., welke nauwelijks verschilt tussen Nijmegen Centrum en Millingen aan de Rijn. In situaties waarin de politie om dient te gaan met gevoelige privé-informatie van de burger wordt er wederzijds vertrouwen aangenomen. Bovendien dient de privacy van de burger gewaarborgd te worden en deze waarborging is dan ook in de enquête opgenomen. Millingen aan de Rijn scoort hoger (N = 19; M = 6.58) dan Nijmegen-Centrum (N = 28; M = 4.96) als het gaat om de waarborging van privacy. Het verschil tussen de gebieden in ervaren privacy is significant (t(45) = 44; p = .010). Het gevoel dat de melding een bijdrage levert aan het oplossen van problematiek of overlast is wederom significant verschillend tussen de beide gebieden (t(45 = 40.37; p = .001). Nijmegen-Centrum scoort een 4.43 (M = 28), terwijl Millingen aan de Rijn (M = 19) een 6.37 weet te behalen. Ondanks de uitspraak van de wijkagent, waarin hij stelt dat terugkoppeling van kennisuitwisseling en activiteiten burgers motiveert om meldingen te doen, is er geen verband gevonden tussen de terugkoppeling en de meldingsbereidheid van de burger. Wel is er een verschil gevonden in de meldingsbereidheid tussen Nijmegen-Centrum (M = 5.61) en Millingen
63
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
aan de Rijn (M = 6.47). Dit verschil is significant (t(45) = 37.41; p = .045) en ondersteunt het gevoel dat een melding een bijdrage levert, wat eerder is besproken.
4.6.3. Cijfers over co-creatie Uit de enquêtes blijkt dat er onder de bewoners een wisselende kennis is van het bestaan van deze co-creatievormen in
Nijmegen-Centrum.
Acht
respondenten (35,3 %) geven aan geen enkele van de genoemde cocreatievormen te kennen. De overige 22 respondenten zijn op de hoogte van 1 tot 5 co-creatievormen, waarvan de meldingen in het wijkblad, “Mijn Mariken”,
Grafiek 4.6.3. Bekende vormen in NijmegenCentrum.
de bekendste is. Veertien respondenten kenden slechts één vorm en één respondent herkende vijf van de aanwezige co-creaties. Drie respondenten kende zowel 2 als 3 vormen. Ook voor Millingen aan de Rijn blijken burgers in verschillende mate op de hoogte van het bestaan van co-creatievormen. Acht respondenten (42,1 %) geven aan geen enkele van de genoemde co-creatievormen te kennen. De overige elf respondenten zijn in gelijke mate op de hoogte van een tot drie co-creatievormen. Vier respondenten herkenden één vorm, vier respondenten herkenden twee vormen en drie respondenten herkenden drie vormen van cocreatie. Hiervan is het wijkblad wederom de meest bekende, gevolgd door het project waarin de politie actief terugbelt na een activiteit. De gedachte waarin burgers die hebben Grafiek 4.6.4. Bekende vormen in Millingen aan de Rijn.
meegedaan aan een eerdere vorm van co-creatie er voor zorgen dat er meer co-creatie plaatsvindt, wordt bevestigd door de response op de enquête.
Hier wordt een correlatie gevonden tussen het aantal co-creatievormen dat bekend is bij de bewoners in Nijmegen-Centrum en de bereidheid van deze bewoners om zich in te zetten voor
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
64
een actieve samenwerking met de politie (N = 20; r = . 516; p = .02). Dit effect is niet gevonden voor Millingen aan de Rijn. Het positieve beeld dat een leidinggevende politiechef heeft van co-creatie blijkt door burgers uit zowel Millingen aan de Rijn als uit Nijmegen-Centrum te worden gedeeld. Hoewel Millingen aan de Rijn (M = 5.89) beter scoort dan Nijmegen-Centrum (M = 4.82), is het verschil klein en net niet significant (p = .052). Aangenomen dat deze trend wel significant wordt als de responsbasis hoger is. Uit de enquête blijkt dat er een correlatie bestaat tussen de benaderbaarheid van de wijkagent en de actieve inzet die deze wijkagent toont om de eventuele problemen die zich in het gebied afspelen op te lossen (N = 28; r = .686; p = .000). De actieve inzet van de politie, is een bron van het positieve beeld dat burgers van de politie hebben. Hoe meer de politie zich zichtbaar inzet, hoe positiever dit beeld schijnt te worden, blijkt uit de enquêtes die zijn afgenomen (N = 19; r = .589; p = .008). Deze bevinding lijkt gelijk te zijn voor zowel NijmegenCentrum als Millingen aan de Rijn, omdat het verschil tussen de gemiddelden, respectievelijk 4.93 en 5.47, niet significant is (p = .468).
4.6.4. Potentieel oorzakelijke cijfers In voorgenoemde analyses zijn grote verschillen tussen Millingen aan de Rijn en NijmegenCentrum te zien. Het voornaamste is dat Millingen aan de Rijn op veel, zo niet alle punten hoger scoort dan Nijmegen-Centrum. Een mogelijke oorzaak hiervoor zou kunnen zijn dat er door Nijmegen-Centrum een groot aantal mensen beweegt dat er zelf niet woont, zoals genoemd door de wijkagent in Millingen aan de Rijn. Een andere oorzaak kan zijn dat men in Millingen aan de Rijn langer op één plek blijft wonen (M = 37,25 jaar) ten opzichte van Nijmegen-Centrum (M = 20 jaar). Dit verschil is significant (t(43) = -2.626; p = .012). Het langer op één plaats wonen zou zorgen voor een hoger verantwoordelijkheidsgevoel en meer algehele rust in het gebied. Dit idee wordt ondersteund door het verschil in leeftijd tussen de twee gebieden. Inwoners van Millingen aan de Rijn (M = 45.03) zijn gemiddeld significant ouder dan in Nijmegen-Centrum (M = 63) (t(45) = -3.819; p = .000). Bij het interpreteren van de gegevens moet rekening worden gehouden met het feit dat dit onderzoek observationeel is. Dit betekent dat het verband andersom kan zijn, e.g.: de gebieden zouden altijd al respectievelijke veiligheid genieten, wat een bepaald soort inwoner aantrekt. Verder onderzoek is nodig om de causaliteit van de gevonden gegevens te achterhalen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
65
Hoofdstuk 5 – Conclusie en discussie Dit onderzoek heeft als doel meer inzicht te verkrijgen in de kansen en knelpunten omtrent cocreatie tussen politie en burgers. Er zijn interviews gehouden om zo tot resultaten te komen die de verschillende deelvragen kunnen beantwoorden. De hoofdvraag is: hoe verloopt de cocreatie tussen wijkagenten en burgers (en andere partners en partijen) en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor? In dit hoofdstuk worden allereerst de deelvragen beantwoord, vervolgens de hoofdvraag. Alvorens er een kritische reflectie volgt op het uitgevoerde onderzoek volgt in paragraaf 5.6. een terugkoppeling naar de gebruikte literatuur.
5.1. Wat is co-creatie volgens de politie en de burgers in de gebieden Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn? Er is geen eenduidig beeld van wat co-creatie is. Niet alleen is de invulling van co-creatie in zowel Nijmegen-Centrum als Millingen aan de Rijn anders, ook is er een verschil in hoe burgers en politie naar de invulling kijken en die ervaren. Ook komt duidelijk naar voren dat veel respondenten co-creatie een ongelukkig en “lastige” term is. Wel eenduidig is de betrokkenheid van meerdere partijen. Deze samenwerking wordt vrijwel door iedereen genoemd, maar verschillend getypeerd: “meerdere partijen”, “een tweerichtingsverkeer” of specifieke relaties tussen gemeente, politie en burgers. Deze splitsing wat betreft de invulling van co-creatie is logisch. Geconcludeerd kan worden dat de co-creatie in iedere situatie anders verloopt en uniek is. Er is niet één co-creatie maar, zoals een burger dit heel nauwkeurig verwoord, is co-creatie enkel merkbaar aanwezig wanneer er daadwerkelijk contact is met een agent. Is dit contact er niet, dan lijkt co-creatie niet te bestaan of is het slechts passief aanwezig, zoals een andere burger vertelde. Co-creatie is derhalve een concept waarover de meningen logischerwijs zijn verdeeld. Partijen die samenwerken in een co-creatie zijn van mening dan gelijkwaardigheid van belang is. Daar wordt bij aangegeven dat bepaalde informatiestromen niet altijd mogelijk zijn, waardoor ultieme gelijkwaardigheid niet ontstaat. Dat wekt de gedachte dat gelijkwaardigheid meer is dan echt alles delen en op gelijke voet staan. Gelijkwaardigheid kan gezien worden als een essentieel onderdeel van co-creatie waarin deelnemers begrijpen wat de capaciteiten zijn van de andere partijen en daar naar handelen, vertrouwend op de inzet en wederkerigheid van de andere partij. Co-creatie kan gezien worden als een samenwerkingsverband waarin de partijen die deelnemen samenwerken om een probleem op te lossen en waarbij begrip is voor en rekening
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
66
wordt gehouden met het (on)vermogen van de capaciteit van deze deelnemers. Een goede cocreatie is er één waar partijen elkaar aanvullen als puzzelstukken, niet één waar iedere partij met een eigen pen op hetzelfde papier schrijft.
5.2. Welke vormen van co-creatie doen zich in de desbetreffende gebieden voor en welke partijen spelen hier een rol in? Binnen de gebieden Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn doen zich geen twee dezelfde vormen van co-creatie voor. Aangezien co-creatie een samenwerking is die afstemt op specifieke problemen, is er per vorm een doelgerichte aanpak en is het zelden dat twee exact dezelfde vormen toegepast worden. Wel is er een overeenkomst tussen beide gebieden m.b.t. de globale invulling van deze vormen en de betrokken partijen hierin. Zo is er per co-creatie vorm altijd een burger of ondernemer betrokken, die samen met de wijkagent en andere burgers samenwerkt. Vaak wordt hier ook direct de gemeente bij betrokken voor het uitvoeren van maatschappelijke besluitvorming. Waar nodig wordt er een specifieke partij bij betrokken die specialist is op het gebied waarin het probleem zich bevindt. Voorbeelden van deze externe partij zijn Jeugdzorg, GGZ, Iriszorg, NIM Maatschappelijke Werk, BOA’s en toezichthouders, Woningcorporaties, Bureau voor Maatschappelijk Advies en Informatie en RIBW. In bijlage drie wordt er een uitgebreid overzicht van de co-creatievormen weergegeven. Zonder uitzondering zijn bij al deze samenwerkingen burgers en wijkagenten betrokken. Daarnaast wordt, waar aangegeven, een externe instantie betrokken – zoals bij een specifieke casus in het jeugdoverleg.
5.3. Wat zijn de voor- en nadelen van co-creatie in de gebieden? Allereerst dient gezegd te worden dat de politie en de burger verschillende voor- en nadelen ervaren van de co-creatie. Het meest genoemde voordeel, is dat de burger de kennis en het gevoel krijgt zelf meer te kunnen dan voorheen gedacht. De burger voelt zich steviger in zijn schoenen staan en neemt, na deelname in co-creatie, vaker zelf het initiatief om situaties of problemen aan te pakken. Het meest genoemde nadeel van co-creatie is dat burgers simpelweg vaak geen behoefte hebben om deel te nemen aan co-creatie. Dit heeft meerdere redenen, waaronder in de laatste plaats dat ze het simpelweg niet nodig achten of niet denken dat de politie daadwerkelijk iets aan het probleem kan doen.
67
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Een ander nadeel dat vaak genoemd is door zowel politie als burger, is het feit dat de politie in sommige gevallen simpelweg de capaciteit mist om daadwerkelijk iets met een probleem te kunnen doen. Deze tekortschietende capaciteit heeft zowel te maken met manschappen als materialen, kennis en bevoegdheden. Het samenwerken met andere instanties is hier gedeeltelijk de oplossing voor.
Voordelen in Nijmegen-Centrum Volgens de politie is het voornamelijk zo dat de burger zelfstandiger wordt en het idee heeft dat hij/zij zelf ook de mogelijkheid heeft problemen op te lossen. Zodra een burger al aan co-creatie heeft meegewerkt, merkt de politie dat deze specifieke burger sneller uit eigen initiatief de draad oppakt en ook andere burgers betrekt. Burgers
in
Nijmegen-Centrum
geven
aan
dat
door
co-creatie
de
sociale
verantwoordelijkheid en het vertrouwen in instanties toeneemt. Daarnaast zou het beeld van de politie beter worden en er ontstaat een wederzijds begrip ten opzichte van de politie en andere burgers. De co-creatie zorgt er verder voor dat de wijkagent makkelijker aan te spreken wordt. Dit zorgt er ook voor dat er sneller en merkbaar actief wordt gewerkt aan problematiek op straat.
Nadelen in Nijmegen-Centrum Volgens de politie is Nijmegen-Centrum een lastige locatie voor co-creatie. Dit komt doordat het centrum een druk gebied is. Waar relatief weinig mensen wonen en er veel passanten zijn. Medewerking van burgers komt daarom minder vaak voor en grote bedrijven hebben hun eigen beleid wat samenwerking lastig maakt. Daarnaast zijn er burgers die teveel van co-creatie verwachten en niet begrijpen dat de capaciteit van de politie beperkt is. Zij zijn vervolgens ontevreden met een resultaat. Dit kan onder meer komen door een verschil in kosten en baten tussen de politie en de burger. Het kost voor de burger meer werk dan hij/zij ervoor terug krijgt, waardoor de inzet verzwakt. Ook voor burgers is er het probleem dat er simpelweg niet altijd de bereidheid is zich in te zetten voor actieve co-creatie. Dit geldt tevens voor bedrijven. Dit komt onder meer omdat ze merken dat de politie niet afdoende capaciteit heeft om alle problemen op te lossen en door het besef dat het doen van meldingen veel tijd en administratie kost. Waardoor de acute situaties die zich voordoen alweer voorbij zijn eer er iets wordt uitgevoerd.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
68
Voordelen in Millingen aan de Rijn Vanuit de politie wordt er aangegeven dat co-creatie zorgt voor een gemakkelijke omgang tussen politie en burger en dat de informatieverschaffing vanuit bedrijven naar politie een belangrijke bron van kennis is. Een belangrijk voordeel volgens de burger is dat hij of zij zich door co-creatie serieus genomen voelt. Burgers krijgen sneller reactie na meldingen of activiteiten van de politie. Hierdoor krijgen ze ook een beter inzicht in de verwerking hiervan. Daarnaast wordt persoonlijk en gelijkwaardig contact gewaardeerd en worden sporadische bezoeken gewaardeerd. Dit alles zorgt voor een algeheel positiever beeld van de politie.
Nadelen in Millingen aan de Rijn Volgens de politie is een nadeel in Millingen aan de Rijn dat uitspraken richting burgers verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd en op verkeerde manier worden gedeeld met andere betrokken partijen. Vanuit burgers komt dat co-creatie vaak als passief wordt ervaren. Politie is maar weinig aanwezig. Dit zou komen door een tekortschietende capaciteit – er is immers maar 1 wijkagent op 9 dorpen gestationeerd. Deze wijkagent is vervolgens ook veel tijd kwijt aan administratie. Daarnaast wordt geopperd dat er niet echt een gevoel van gelijkwaardigheid bestaat.
5.4. Wat is de invloed van co-creatie op de veiligheidsbeleving, het imago en meldingsbereidheid? Veiligheidsbeleving Millingen aan de Rijn In Millingen aan de Rijn lijkt de mening over de veiligheidsbeleving in twee standpunten uiteen te lopen. Zij die actief zijn binnen co-creatie geven aan dat de veiligheidsbeleving wel degelijk stijgt door de aanwezigheid van en samenwerking met politie. Er wordt echter ook aangegeven dat het dorp eigenlijk al veilig was en dat de co-creatie hier niet merkbaar iets in doet voor de passieve burger.
Nijmegen-Centrum In Nijmegen-Centrum is er meer eenduidigheid. Hier wordt duidelijk dat de veiligheidsbeleving wel stijgt naarmate de inzet van de politie vergroot. Daarnaast wordt ook aangegeven dat de veiligheidsbeleving stijgt naarmate het aan te pakken probleem duidelijk en concreet is. Zelfs
69
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
van buitenaf blijkt dat er wel een relatie is tussen co-creatie en veiligheidsgevoel, echter wordt aangegeven dat het niet precies duidelijk is waardoor dit komt.
Imago Over het algemeen lijkt duidelijk te zijn dat er een relatie is tussen co-creatie en het imago van de politie. Vanuit de politie wordt echter duidelijk dat het voor de burger belangrijker lijkt te zijn je afspraken na te komen dan er persoonlijk voor de burger te zijn.
Millingen aan de Rijn In Millingen aan de Rijn geven burgers aan dat actieve co-creatie wel helpt een beter imago te creëren, maar dat het aanwezig zijn van als wordt gewaardeerd. Dit creëert vertrouwen in de politie en dit vertrouwen is wat het imago doet verbeteren. Het afronden van een succesvolle co-creatie heeft een positieve bijdrage aan het imago.
Nijmegen-Centrum In Nijmegen-Centrum wordt aangegeven dat er over het algemeen een negatief beeld van de politie bestaat. Dit zou komen doordat burgers niet het gevoel hebben dat de politie naar hen luistert. Dit zou verbeterd kunnen worden als de politie meer persoonlijk te werk gaat. Wel wordt er door een actieve burger aangegeven dat de co-creatie zorgt voor een beter imago van de politie. Een kritische noot hierin is dat wordt aangegeven dat de imagoverbetering losstaat van de politie, maar meer te maken heeft met het gezicht dat de burger ziet, namelijk dat van de wijkagent.
Meldingsbereidheid Millingen aan de Rijn In Millingen aan de Rijn wordt aangegeven dat co-creatie zorgt voor een betere meldingsbereidheid. Dit heeft te maken heeft met de kennis die aanwezig is van wat de activiteit van de politie zoal inhoudt nadat er een melding is gedaan. Ook wordt duidelijk dat een toegenomen
vertrouwen
in
de
politie
ook
in
relatie
staat
tot
een
verbeterende
meldingsbereidheid. Voor beide punten is echter een serieuze terugkoppeling van de activiteiten van de politie nodig. Wel wordt aangegeven dat burgers in een dorp als Millingen aan de Rijn wat terughoudend zijn wat betreft het doen van aangifte, omdat iedereen elkaar kent.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
70
Nijmegen-Centrum In Nijmegen-Centrum komt tevens naar voren dat co-creatie een positieve invloed heeft op de meldingsbereidheid. Wel is hier een essentieel onderdeel van dat burgers met eigen ogen zien dat het doen van hun melding ook daadwerkelijk zin heeft. Dit gebeurt onder meer doordat ze zelf bijdragen aan de co-creatie die ze door hun melding hebben helpen opzetten, of doordat ze op de hoogte worden gehouden door de wijkagent die hun melding oppakt. Gebrek aan terugkoppeling zorgt hierbij voor meldingsmoeheid. Dit is een belangrijke conclusie met betrekking tot de kansen van co-creatie. Terugkoppeling is essentieel voor het succesvol verlopen hiervan. Wel is de meldingsbereidheid over het algemeen laag, omdat burgers en ondernemers denken dat het veel moeite kost.
5.5. Beantwoording hoofdvraag en conclusie De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: “Hoe verloopt de co-creatie tussen wijkagenten en burgers (en andere partners en partijen) en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor?”. Aan het eind van dit onderzoek is duidelijk dat voor het verloop en de invulling van cocreatie tussen wijkagenten en burgers geen simpel draaiboek te maken is. Er zijn echter wel verschillende aspecten van deze vraag duidelijk geworden. Co-creatie tussen burgers en wijkagent kent over het algemeen een persoonlijk contact. Dit verloopt via een-op-een contact of in een groep en gaat via verschillende middelen: persoonlijk, telefoon of e-mail. Dit directe en laagdrempelige contact, als onderdeel van cocreatie, zorgt voor de burger voor toegenomen vertrouwen in de politie, een betere imago ten opzichte van de politie, een beter veiligheidsgevoel in het gebied, meer meldingsbereidheid en een meer proactieve houding van de burger om zelf initiatief te nemen en problemen in het gebied aan te pakken. Hieraan zijn wel enkele aspecten essentieel. Zo lijkt terugkoppeling vanuit de politie naar de burger van groot belang om duidelijk te maken dat er ook daadwerkelijk iets vanuit de cocreatie of een melding gebeurd. Daarnaast is het belangrijk dat de burger het gevoel heeft op gelijke voet te staan met de politie, alhoewel vanuit meerdere bronnen duidelijk is dat absolute gelijkheid niet mogelijk lijkt te zijn in verband met de professionele en persoonlijke privacy die de politie dient te waarborgen. Informatie-uitwisseling tussen politie en burger is hierdoor afhankelijk van het soort informatie. Ook is het belangrijk dat men ziet dat de politie zich inzet en naar capaciteit te werk gaat. Het is duidelijk dat co-creatie vele kansen biedt aan zowel politie als burgers. Zowel burger, politie als ondernemer heeft het gevoel dat de samenwerking een goede manier is
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
71
kleinschalige problematiek, overlast en misdaad aan te pakken. Het uitbreiden van deze cocreatie door steeds meer mensen te betrekken is derhalve een belangrijk goed voor alle betrokken partijen en de objectieve veiligheid in de gebieden.
5.6. Terugkoppeling naar de theorie Het huidige onderzoek is een aanvulling op de eerder reeds bekende literatuur met betrekking tot co-creatie. De meerwaarde van dit onderzoek hierbij is dat er een specifieke casus is genomen waarbij co-creatie op het niveau van twee zeer verschillende gebieden van Nijmegen is bestudeerd. De bevindingen hiervan sluiten grotendeels aan bij de literatuur, maar ook zijn er enkele opvallende afwijkingen te concluderen. De belangrijkste overkomsten en verschillen worden per deelvraag besproken. Wat betreft de eerste deelvraag komt de definitie van co-creatie aardig overeen met de literatuur. Alhoewel de invulling van de term varieert, komt co-creatie als een proces waarbij meerdere partijen actief betrokken zijn en waardevolle uitkomsten hebben ook zo naar voren uit ons onderzoek. Het belang van interactie zoals dat in de literatuur wordt genoemd, wordt bevestigd door bewoners die vinden dat voor een juiste co-creatie de politie zichtbaar en aanspreekbaar moet zijn. Ook gelijkwaardigheid blijkt door meerdere partijen belangrijk te worden gevonden. In de literatuur is een hieraan gerelateerd begrip wederkerigheid, waarmee met name de terugkoppeling van politie naar burgers wordt genoemd. Inderdaad sluiten de huidige resultaten daarbij aan: veel bewoners laten weten dat zij terugkoppeling vanuit de politie waarderen en als stimulans zien voor verdere samenwerking. Kort gezegd komt de praktijk van de co-creatie goed overeen met datgene wat er in de theorie over wordt gezegd. Wat betreft de tweede deelvraag valt op dat de resultaten van het huidige onderzoek erg uiteenlopend zijn. In beide gebieden zijn verschillende vormen van co-creatie gevonden, welke niet concreet met elkaar overeenkomen. Op globaler niveau zijn echter wel de overkoepelende kenmerken van co-creatie als overeenstemming te noemen, waarbij de samenwerking tussen politie en minstens één burger de belangrijkste is. In het oog springend is dat in de praktijk vaak ook de gemeente een betrokken partij is. Vanuit de literatuur werd dit niet meteen verwacht, omdat daarin lang niet altijd gesproken wordt over de rol van de gemeente, maar dit onderzoek laat zien dat dit wel degelijk een belangrijke schakel is in veel vormen van co-creatie. Ook specifieke partijen zoals Jeugdzorg, GGZ en woningcorporaties werken vaker mee in het samenwerkingsverband dan de reeds bekende literatuur deed vermoeden. Gezegd kan worden dat co-creatie in de praktijk vaak nog breder kan worden getrokken dan men in theorie al had bedacht.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
72
Een ander resultaat van dit onderzoek dat niet geheel aansluit bij de bekende literatuur, is de geringe rol van sociale media. Verscheidene theorieën en artikelen hebben het grote potentieel van netwerken als Twitter en Facebook verkondigd, maar in de praktijk lijkt het gebruik hiervan beperkt. Zowel burgers als politiemedewerkers hebben aangegeven maar weinig gebruik te maken van deze media, mede omdat hiermee niet iedereen bereikbaar is en vanwege de eenzijdigheid ervan. Zeker Twitter, het medium dat een grote bijdrage had moeten leveren aan co-creatie, wordt erg weinig gebruikt. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat dit online netwerk nog maar door weinig mensen wordt bezocht. Waar dit vroeger een populair en daarmee veelbelovend sociaal medium was, zijn er tegenwoordig nog maar een klein deel van de mensen actief op Twitter. Zodoende is de bijdrage hiervan aan co-creatie, in tegenstelling tot wat in veel literatuur is voorspeld, slechts gering. Mogelijk zullen de verwachtingen hiervan aangepast moeten worden en hebben auteurs de eindigheid van de populariteit van dit medium over het hoofd gezien. De voor- en nadelen van co-creatie zoals die uit dit onderzoek naar voren komen, stroken met de literatuur. De meerwaarde van het meewegen van alle belangen wordt hier bevestigd, omdat zowel politie als burgers aangeven baat te hebben bij co-creatie. Burgers geven daarnaast aan dat zij door de samenwerking meer vertrouwen in de politie en een groter gevoel van veiligheid krijgen. Dit draagt bij aan het voordeel dat in de theorie wordt benoemd als “legitimiteit” van de politie, het draagvlak onder de burgers voor het beleid of de werkwijze van de politie lijkt inderdaad groter te worden. Ook de belangrijke bron van informatie voor de politie is een bevinding die de huidige literatuur bevestigt. Opvallend is wel dat het belangrijkste gevonden voordeel, het feit dat burgers na deelname aan co-creatie zich zekerder voelen en ook zelf meer initiatief nemen, weinig wordt genoemd in de literatuur. Dit is misschien een bijdrage die men van tevoren niet had kunnen voorspellen, maar wel degelijk van groot voordeel blijk te zijn. De kritiekpunten zoals die uit de literatuur naar voren komen, zijn niet allemaal terug te zien in de praktijk. Zo zou de hiërarchische structuur van de politie niet goed kunnen aansluiten bij de horizontale vorm van samenwerking. Echter, deze belemmering is in dit onderzoek niet naar voren gekomen, evenals problemen met het behoud van privacy. Een theoretisch kritiekpunt dat wel uit dit onderzoek blijkt, is het gebrek aan gelijkwaardigheid. Hoewel in de omgang politie en burgers vaak wel op gelijke voet met elkaar staan, zijn beide partijen zich er wel degelijk van bewust dat er geen gehele gelijkwaardigheid is. Het idee dat volledige gelijkwaardigheid niet wordt bereikt, een kritisch geluid dat uit veel literatuur naar voren komt, is inderdaad aanwezig. Daarbij is natuurlijk wel de vraag of dit een probleem is; de meeste bewoners beschouwden dit gegeven niet als negatief.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
73
Het belangrijkste nadeel dat dit onderzoek heeft gevonden, is het gebrek aan behoefte van burgers aan deelname aan co-creatie. In de literatuur echter lijkt er nog weinig rekening te zijn gehouden met het feit dat veel burgers geen motivatie voor de samenwerking, omdat ze het niet nodig achten of er geen vertrouwen in hebben. Hier zou in de toekomst meer aandacht aan moeten worden besteed. Een andere nieuwe, waardevolle bijdrage van dit onderzoek is het nadeel dat de politie te weinig capaciteiten lijkt te hebben om co-creatie optimaal uit te kunnen voeren. Ook dit is iets waar eerder nog weinig over werd gesproken, en waar men in de toekomst verbeteringen zou kunnen aanbrengen. Wat betreft veiligheidsbeleving geeft Van Der Herrewegen (2011a) aan dat het ervaren gevoel van veiligheid sterk afhangt van de context en de positie van de burger in de samenleving. Dit is in lijn met de bevinding van dit onderzoek dat de veiligheidsbeleving stijgt naarmate burgers meer participeren in co-creatie. De subjectiviteit ervan blijkt groot, en cocreatie lijkt er positief mee samen te hangen. Ook imago blijkt uit de resultaten een factor te zijn die door co-creatie wordt beïnvloed. Opvallend is dat in de literatuur wordt gesproken over de sterke link tussen het imago van de politie en het vertrouwen hierin, en dit verband ook uit de resultaten naar voren komt. De theorie dat een goed imago voortkomt uit vertrouwen wordt hiermee bevestigd. Ook wordt door veel geïnterviewden aangegeven dat het imago vooral tot stand komt vanuit het persoonlijke contact met de politie, wat in lijn is met de theorie. Tot slot blijkt ook meldingsbereidheid zowel uit de literatuur als uit de resultaten sterk samen te hangen met vertrouwen (Tyler & Fagan, 2008). Een belangrijke bevinding die daarentegen voorheen nog weinig bekend was, is het feit dat terugkoppeling voor burgers een grote stimulans is voor het doen van meldingen. In beide gebieden blijkt een gebrek aan informatie achteraf over de resultaten van de melding funest voor de meldingsbereidheid. Dit onderzoeksresultaat zou verder onderzocht moeten worden en biedt mogelijkheden voor het verbeteren van meldingsbereidheid in de praktijk.
5.7. Discussie In dit onderzoek is gezocht naar een antwoord op de vraag “Hoe verloopt de co-creatie tussen wijkagenten en burgers (en andere partners en partijen) en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor?”. Deze vraag heeft als doel ingangspunten en verbeterpunten te ontdekken voor de toekomstige toepassing van co-creatie in de gebieden Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn. Een betere toepassing van co-creatie is in het voordeel van de relatie die burgers
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
74
met de politie hebben, het imago van de politie, de zelfredzaamheid, het veiligheidsgevoel van de burger en als uiteindelijk doel de objectieve veiligheid. Ongeacht het gebied, brengt co-creatie individuele mensen en partijen samen om gezamenlijk een probleem aan te pakken. Dit onderzoek is vervolgens uitgevoerd om te kijken wat co-creatie in de ogen van deze partijen precies is, waar co-creatie nu staat en wat er aan deze samenwerking verbeterd kan worden. Dit is gedaan door te kijken naar de knelpunten en deze om te zetten naar vervolgstappen en kansen. In het onderzoek is door middel van persoonlijke interviews en enquêtes gevonden dat cocreatie op meerdere vlakken daadwerkelijk een positieve invloed heeft op de verschillende belevingsvormen van burgers, waaronder veiligheid, meldingsbereidheid, vertrouwen en imago. Het zet burgers aan tot het nemen van initiatief binnen hun eigen gebied, waardoor ze zelf het gevoel hebben de veiligheid te kunnen verbeteren. Co-creatie heeft de mogelijkheid het imago van de politie in de ogen van de burger te verbeteren doordat er samen met de politie in het openbaar, op relatief gelijke voet en op persoonlijk niveau, gewerkt wordt aan een veiligere woonomgeving. Een duidelijk verschil tussen de onderzochte gebieden is er wel. In Millingen aan de Rijn is er over het algemeen een sterker gevoel van veiligheid, meldingsbereidheid, inzet van de politie, gelijkwaardigheid, het positieve beeld van de politie, waarborging van privacy en enkele andere factoren. Dit zou kunnen komen door de complexiteit en drukte die een gebied als Nijmegen-Centrum met zich meebrengt. Vervolgonderzoek kan verder uitdiepen waardoor dit verschil precies ontstaat. Veel burgers nemen niet de moeite nemen om contact op te nemen met de politie omdat ze op voorhand niet het idee hebben dat er daadwerkelijk iets met hun informatie, klacht of melding wordt gedaan. Dit onderzoek heeft niet toegelaten om deze burgers in persoon op te zoeken en te achterhalen wat hier de specifieke redenen voor zijn. Momenteel is de gedachte dat dit komt omdat ze nog te weinig kennis hebben van hun eigen mogelijkheden en van de capaciteit van de politie. Vervolgonderzoek zou dit verder kunnen uitdiepen. Daarnaast is het, gezien een relatief kort tijdbestek, niet mogelijk geweest om een al te groot respondentenbestand op te zetten, waardoor zowel kwalitatieve als kwantitatieve analyses niet afdoende statistisch te onderbouwen zijn. Vervolgonderzoek kan zich richten op de specifieke reden dat burgers zich niet voor cocreatie wil inzetten en hoe dezelfde burger alsnog overtuigd kan worden van het nut van samenwerken. Ook zou vervolgenonderzoek verder in kunnen gaan op de actieve burger, door meer burgers te interviewen en persoonlijke ervaringen naast elkaar te zetten.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
75
Verder is huidig onderzoek voornamelijk exploratief geweest. In het huidige onderzoek is op zoek gegaan naar de vormen van co-creatie en de mening van betrokken partijen, maar het huidige onderzoek heeft zich tot de relatie tussen burger en politie beperkt. Grote bedrijven of instanties zijn hierbij niet betrokken. Het zou onder meer nuttig zijn te weten wat iedere partij van co-creatie denkt en hoe de communicatie onderling verloopt. Of er sprake is van gelijkwaardigheid buiten de relatie van politie-burger, hoe de relatie burger-instantie werkt en hoe deze invloed kan hebben op de algehele uitvoering van co-creatie. Ondanks deze kritische noot heeft huidig onderzoek boven water weten te krijgen dat co-creatie in zijn huidige vorm al daadwerkelijk vruchten afwerpt. Er is een duidelijke samenwerking tussen politie, burger, gemeente, ondernemers en andere instanties en deze samenwerkingsverbanden werken om de veiligheid binnen de gebieden te vergroten. Daarnaast is het niet alleen goed om te weten waar de huidige vorm van co-creatie uit bestaat, ook is het goed te beseffen wat de mogelijkheden van co-creatie zijn en hoe hier tegenaan wordt gekeken vanuit meerdere perspectieven, namelijk die van alle wel en niet betrokken partijen. Dit schept een beeld van de mogelijke toekomst van co-creatie, die er in het huidige licht goed uitzien.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
76
Literatuurlijst Bekkers, V. J. J. M., Meijer, A. J., & Burger, N. (2010). Cocreatie in de publieke sector: een verkennend onderzoek naar nieuwe, digitale verbindingen tussen overheid en burger. Boom Juridische uitgevers. Bleijenbergh, I. (2013). Kwalitatief onderzoek in organisaties. ’s-Gravenhage: Boom Lemma Uitgevers. Boers, Van Steden & Bouteiller (2008). Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving: een kwantitatieve studie onder inwoners van Amsterdam. Tijdschrift voor de veiligheid. Bovaird, T. (2007). Beyond engagement and participation: User and community coproduction of public services. Public administration review, 67(5), 846-860. Bradford, B., Jackson, J. & Stanko, E.A. (2009). Contact and confidence: revisiting the impact of public encounters with the police. Policing and Society, 19 (1), 20-46. Connel, Grimmius et al, (2011), De valse romantiek van cocreatie. Effinga, R. (2013). De sociale netwerk kerk. De verbindende kracht van Facebook, YouTube, Twitter en LinkedIn. Utrecht: Uitgeverij Kok. Fictorie, D., Grimmelijkhuijsen, S.G., Meijer, A.J., Siep, P., & Thaens, M. (2013). Politie & sociale media. Van hype naar onderbouwde keuzen. Amsterdam: Reed Business. Gemeente Nijmegen. (2014). Wat doet de wijkmanager voor uw wijk? Op 14 januari 2015 ontleend aan: http://www2.nijmegen.nl/content/100883/wat_doet_de_wijkmanager_voor_uw_wijk Jang, H., Joo, H.J. & Zhao, J.H. (2010). Determinants of public confidence in police: An international perspective. Journal of criminal Justice, 38 (1), 57-68. Jeurissen & De Vries (2012), Co-creatie 2.0, Politieacademie Warnsveld. Kop, N. (2012). Van opsporing naar criminaliteitsbeheersing. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Kop, N. (2011). Sociale media in de opsporing. In Snel, G. & Tops, P. Een wereld te winnen.....sociale media en de politie, een eerste verkenning. (pp. 45-58). Apeldoorn: Politieacademie Koppenjan, J. F. M., & Klijn, E. H. (2004). Managing uncertainties in networks: a network approach to problem solving and decision making. Psychology Press. Politie. (n.d.). Politietaken. Op 4 januari 2015 ontleend aan: http://www.politie.nl/onderwerpen/politietaken.html Politie. (n.d.). Politietaken. Op 4 januari ontleend aan:
77
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
http://www.politie.nl/onderwerpen/wijkagent.html Politiewet.
(2012).
Politiewet
2012.
Op
31
november
2014
ontleend
aan:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0031788/geldigheidsdatum_23-11-2014# Prahalad, C. K., & Ramaswamy, V. (2004). Co‐creation experiences: The next practice in value creation. Journal of interactive marketing, 18(3), 5-14. Sampson, R.J. & Lauritsen, J. (1994). Violent victimization and offending. Individual-, situational-, and community-level risk factors. In: A.J. Reiss & J.A. Roth (red.), Understanding and preventing violence. Social influences (p. 1-114). Washington: National Academy Press. Terpstra, J. (2008). Wijkagenten en hun dagelijks werk. Stapel & De Koning, Hoofdstuk 4 en 7. Terpstra, I. (2009). Wijkagenten, en hoe nu verder? Tijdschrift voor de Politie, 3, 6-10. Terpstra, J. (2013), Towards a National Police in the Netherlands. Backgrounds of a radical police reform, In: N.R. Fyfe, J. Terpstra and P. Tops (eds.), Centralizing Forces? Terpstra, J., & Jochoms, T. (2014). Organisatie en interne sturing van het politiewerk. In: Muller, ER; Torre, EJ; van der Hoogenboom, AB (ed.), Politie. Studies over haar werking en organisatie, pp. 179-207. Publisher: Deventer : Kluwer. Tolsma et al. (2011). When do people report crime to the police? Results from a factorial survey design in the Netherlands, 2010. Journal of Experimental Criminology, 8 (2), p. 117-134. Tyler, R. & Fagan, J. (2008). Legitimacy and Cooperation: Why Do People Help the Police Fight Crime in Their Communities? Ohio State Journal of Criminal Law, 6 (231), p. 231-275. Van Bochove, Van der Hoeven & Staffeleu (2012), Cocreatie met burgers en bedrijven. Van den Herrewegen, E (2011), Constructies en bronnen van veiligheidsbeleving bij burgers. Naar een andere benadering van een relatief fenomeen. (Van den Herrewegen, 2011b) Van den Herrewegen, E. (2011). Help! De burgers voelen zich onveilig! Constructies en bronnen van veiligheidsbeleving bij burgers, in: L. Gunther Moor, F. Hutsebaut, P. Van Os & D. Van Rijckeghem (red.), Cahier politiestudies (19): Burgerparticipatie. Antwerpen: Maklu, 27-50. (Van den Herrewegen, 2011a) Van Dijk, B. & Beunders, H. (2012). Communicatie met de burger: waakzaam en dienstbaar? Politie & Wetenschap overzichtstudies. Van Noije, L. & Wittebrood, K. (2008). Sociale veiligheid ontsleuteld. Vennix, J.A.M. (2011). Theorie en praktijk van empirisch onderzoek. Harlow: Pearson Education Limited. Verwee, I. (2009). Wat doet de politie? Onderzoek naar de dagelijkse politiepraktijk. Cahiers politiestudies, p. 37-66. Maklu-Uitgevers. Vijver et al (2009), Burgernet in de praktijk.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
78
Weltens, B. (2005). Politie in ontwikkeling, visie op de politiefunctie. Projectgroep visie op de politiefunctie, Raad van Hoofdcommissarissen. NPI, Den Haag.
79
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Bijlagen Bijlage 1 – Vragenlijst burgers Nijmegen-Centrum Straat ……………………….……….. Huisnummer ……………..……… Burger - Centrum Wat is uw leeftijd? .....
1.
2.
Wat is uw geslacht? ❏ Man ❏ Vrouw
3.
Hoelang woont u al in deze wijk? …….. jaren
4. ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
5.
Bent u bekend met één van de volgende vormen van samenwerking met de politie? Twitter Mijn Mariken (wijkblad) Terugbellen door de politie na het doen van een melding Bewonersplatform Persoonlijk contact met de wijkagent , zo ja: Telefonisch / Email Op straat / aan huis Veilig ondernemen Anders..
Bent u actief in één of meerdere van deze vormen van samenwerking met de politie? ❏ Ja, welke? ❏ Nee, waarom niet?
1
2
3
4
5
6
7
n.v.t.
1.
In hoeverre heeft u het gevoel gelijkwaardig te zijn aan de politie?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
2.
In hoeverre is er sprake van wederkerigheid met de politie?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
3.
In hoeverre heeft u het gevoel dat de wijkagent zich voldoende inzet om problemen in de wijk op te lossen?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
4.
In hoeverre bent u van mening dat de politie voldoende informatie van haar activiteiten aan u terugkoppelt?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
80
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
5.
In hoeverre heeft u het gevoel dat uw privacy gewaarborgd blijft door informatiegebruik van de politie?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
6.
In hoeverre heeft u het gevoel dat het belang van u en het belang van de politie overeenkomt?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
7.
In hoeverre bent u van mening dat de politie verantwoordelijk is voor de veiligheid in de wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
8.
In hoeverre vindt u dat uw wijkagent voldoende benaderbaar is?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
9.
In hoeverre heeft u het gevoel hetzelfde te denken als ☐ de politie over de situatie in uw wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
10. In hoeverre is de wijk veilig?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
11. In hoeverre heeft het gevoel dat u veilig bent op straat?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
12. In hoeverre heeft u een positief beeld van de politie bij u in de wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
13. In hoeverre bent u bereid bij de politie melding te maken van aanhoudende overlast?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
14. In hoeverre spreekt u andere mensen aan, wanneer zij overlast veroorzaken?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
15. In hoeverre heeft u het gevoel dat (uw) meldingen bijdragen aan de oplossing van overlast of problematiek?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
16. In hoeverre bent u bereid zich meer in te zetten voor een actieve samenwerking met de politie in uw wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Mogen wij uw contactgegevens noteren om u eventueel voor enkele vervolgvragen te benaderen? Ja / Nee Uw e-mail:
……………………………………
Uw Telefoon:
…………………………………...
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking!
81
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Bijlage 2 – Vragenlijst burgers Millingen aan de Rijn ……………………….……….. ……………..……… Burger - Centrum Wat is uw leeftijd? .....
1.
2. ● ●
3.
Huisnummer
Wat is uw geslacht? Man Vrouw Hoelang woont u al in deze wijk? …….. jaren
4.
5.
Straat
● ● ● ● ● ● ● ● ●
Bent u bekend met één van de volgende vormen van samenwerking met de politie? Twitter De plaatselijke krant Terugbellen door de politie na het doen van een melding Project de Route Persoonlijk contact met de wijkagent, zo ja: Telefonisch Email Op straat / aan huis Anders..
● ●
Bent u actief in één of meerdere van deze vormen van samenwerking met de politie? Ja, welke? Nee, waarom niet?
1
2
3
4
5
6
7
n.v.t.
1.
In hoeverre heeft u het gevoel gelijkwaardig te zijn aan de politie?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
2.
In hoeverre is er sprake van wederkerigheid met de politie?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
3.
In hoeverre heeft u het gevoel dat de wijkagent zich voldoende inzet om problemen in de wijk op te lossen?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
4.
In hoeverre bent u van mening dat de politie ☐ voldoende informatie van haar activiteiten terugkoppelt?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
5.
In hoeverre heeft u het gevoel dat uw privacy gewaarborgd blijft door informatiegebruik van de politie?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
82
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
6.
In hoeverre heeft u het gevoel dat het belang van u en het belang van de politie overeenkomt?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
7.
In hoeverre bent u van mening dat de politie verantwoordelijk is voor de veiligheid in de wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
8.
In hoeverre vindt u dat uw wijkagent voldoende benaderbaar is?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
9.
In hoeverre heeft u het gevoel hetzelfde te denken als de politie over de situatie in uw wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
10.
In hoeverre is de wijk veilig?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
11.
In hoeverre heeft het gevoel dat u veilig bent op straat?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
12.
In hoeverre heeft u een positief beeld van de politie bij u in de wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
13.
In hoeverre bent u bereid bij de politie melding te maken van aanhoudende overlast.
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
14.
In hoeverre spreekt u andere mensen aan, wanneer zij overlast veroorzaken?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
15.
In hoeverre heeft u het gevoel dat (uw) meldingen bijdragen aan de oplossing van overlast of problematiek.
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
16.
In hoeverre bent u bereid zich meer in te zetten voor een actieve samenwerking met de politie in uw wijk?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Mogen wij uw contactgegevens noteren om u eventueel voor enkele vervolgvragen te benaderen? Ja / Nee Uw e-mail:
……………………………………
Uw Telefoon:
…………………………………...
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking!
83
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Bijlage 3 – Inventarisatie co-creatievormen Gebied: Nijmegen-Centrum Algemeen contact met burgers en bedrijven Aanleiding Preventief/ reactief. Initiator Wijkagent, burgers en bedrijven Betrokken partijen Wijkagent, burgers en bedrijven Doel De wijkagent staat op verschillende manieren in contact met burgers en bedrijven: aangiftes (via internet of in persoon), via email, via Twitter of telefonische communicatie, bewonersstructuren, vergaderoverlegjes en wanneer de wijkagent op straat loopt. Bewonersplatform Aanleiding
Initiator Betrokken partijen
Doel
Bloemerstraat Aanleiding
Initiator Betrokken partijen Doel
Preventief/ reactief: verschillende belangen in de wijk vertegenwoordigen en problematiek (zoals overlast) bespreekbaar maken en proberen op te oplossen. In 2010 opgericht door een aantal zeer betrokken bewoners van Nijmegen-Centrum. Bewoners (Regiegroep, Projectgroepen en Werkgroepen), wijkbeheerder, wijkmanager, wijkagent en eventueel andere instellingen (GGD, gezondheidszorg etc.) Bewoners verenigen zich in een bewonersoverleg, waardoor bewoners zelf (in projecten en werkgroepen) kunnen werken aan thema’s die in hun woonomgeving spelen. De politie schuift samen met andere professionals steeds een uur aan bij elk overleg en krijgt hier vanuit verschillende werkgroepen vragen, informatie of actiepunten mee.
Geluid vanuit bewoners m.b.t. verpaupering Bloemerstraat: o.a. met betrekking tot het aanzicht van de straat, de verkeerssituatie en de overlast van het uitgaanspubliek. Bewoners met klachten en wijkagent Politie, bewoners, ondernemers, gemeente. Politie vervult rol van verbinder tussen bewoners en gemeente. Het verpauperen van deze straat/ buurt proberen tegen te gaan.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
84
Huis voor de Binnenstad Aanleiding Preventie, belangenbehartiging. Initiator Het cultuurnetwerk, het horecanetwerk en de ondernemersvereniging. Betrokken partijen Vertegenwoordigers van het cultuurnetwerk, het horecanetwerk, de ondernemersvereniging, politie, ondernemers, bewoners. Doel Strategische samenwerking tussen drie belangengroeperingen: het vermarkten van de binnenstad en duidelijk maken wat er allemaal in de stad te doen is. Concrete samenwerking bestaat uit het organiseren van informatieavonden voor ondernemers in de stad. Headshop Nijmegen (coffeeshop) Aanleiding Horecaoverlast (drugs, dealen, wildplassen), gevoel van onveiligheid bij bewoners. Initiator Bewoners met klachten en wijkagent. Betrokken partijen Wijkagent, bewoners, bureau toezicht en gemeente (veiligheid en wijkmanager) Doel De problematiek die in de buurt van de coffeeshop speelt (sinds de opening twee jaar geleden) bespreken. Het initiatief ligt bij de bewoners zelf. Er is een kleine rol weggelegd voor de politie. De politie is ook in gesprek geweest met ondernemer. Gezamenlijk is gezocht naar oplossingen, waarna de problematiek is opgelost. Deze co-creatievorm is zo goed als afgerond. Karrengas Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Horecaoverlast (drugs, overgeven, (ongewenste) seksuele handelingen, vernielingen, etc.) voor enkele bewoners. Bewoner met klachten en wijkagent. Wijkagent, bewoners en gemeente. Samen de problematiek en eventuele oplossingen bespreken. Dit samen met politie en gemeente vorm geven om de overlast te verminderen. Optima forma wordt er een werkgroep opgericht welke terug te vinden is in het bewonersplatform. Een van de opties is om het steegje met een hek af te sluiten.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Keldergat Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Kronenburgerpark Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Keerzijde
85
Drugsgerelateerde overlast, vervuiling voor ondernemers en bewoners rondom het Keldergat Ondernemer van de Dansschool Wijkagent, bewoners, ondernemers en gemeente. Samen de mogelijkheden onderzocht. Gemeente heeft in vroeg stadium aangegeven hier geen budget voor te hebben (geld op andere problematiek geïnvesteerd). Wijkagent vervult een verbindende functie. Co-creatievorm van burgers waarbij er geld bij elkaar gebracht is door diverse medeondernemers voor de realisatie van een hek.
Drugsgerelateerde overlast voor verschillende bewoners en bezoekers van het park. Enkele bewoners met dringende klachten. Bewoners, politie en gemeente. Het is een lang, maar succesvol traject geweest met als uitkomst camera’s in het park. Deze worden nog steeds gebruikt. De overlast is aanzienlijk minder. Bewoners zijn nog steeds verenigd in een werkgroep en terug te vinden in het bewonersplatform. Daardoor blijft cocreatie met de politie bestaan. De rol van de politie is in dit geval beperkt. Er moesten aanpassingen in het beleid plaatsvinden, dus de gemeente speelde hierbij een grotere rol. Het is een co-creatievorm waarbij de politie een kleinere, uitvoerende rol speelt.
MFC Nijmegen (dag- en nachtopvang) Aanleiding MFC Nijmegen is ruim 10 jaar geleden opgestart als dag- en nachtopvang voor daklozen. Initiator Iriszorg Betrokken partijen Gemeente, Iriszorg, medewerkers MFC, politie, toezicht, bewoners en ondernemers. Doel Ook nu een werkgroep welke terugkomt in het bewonersplatform. Door deze werkgroep hebben de bewoners zelf invloed op de leefbaarheid. De politie vervult hier een deeltaak in en kan door middel van deze werkgroep duidelijk en efficiënt met hen communiceren.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
86
Project: Light Challenge Aanleiding Tweejaarlijkse wedstrijd waarbij studenten een innovatief project bedenken ten aanzien van verlichting. Dit jaar: innovatieve openbare verlichting in de binnenstad. Het wordt gekoppeld aan de problematiek rondom het uitgaanspubliek van Karrengas. Initiator Light Challenge Betrokken partijen Gemeente, studenten, politie. Doel Het project moet zorgen voor innovatieve verlichting in Karrengas en zorgen voor de aanpak van uitgaansoverlast.
Project: Veilig Ondernemen (winkeldiefstal) Aanleiding Reactief: winkeldiefstal bij diverse ondernemers in Nijmegen Centrum Initiator Enkele ondernemers en wijkagent Betrokken partijen Ondernemers, wijkagent en gemeente (economische zaken) Doel Het onderzoeken van de mogelijkheden om deze problematiek aan te pakken. Welke handvatten heeft de politie? Nu is er een proef gestart waarin twee ondernemers Albert Heijn en COOP in een Whatsappgroep zitten en informatie over diefstallen uitwisselen. Wanneer dit succesvol blijkt, zal het op grotere schaal toegepast worden. Er wordt geprobeerd om ondernemers te stimuleren te investeren in veiligheid. STIP Nijmegen Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Preventief. Gemeente Vrijwilligers, professionals (o.a. NIM Maatschappelijk Werk), wijkmanagement, wijkagent. Staat in erg goed contact met de politie en de wijkagent. STIP is een informatiepunt vanuit de wijk waarin Sociale Wijkteams opereren. Deze vrijwilligers en professionals zijn in sommige gevallen de ogen van de politie. Ze tippen elkaar om zo voor burgers iets te kunnen betekenen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Twitter Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Keerzijde Wijkblad Mijn Mariken Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Wijkmanagement Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
87
Preventief/ reactief: bij overlast, incidenten of andere meldingen. Wijkagent Wijkagent en volgers op Twitter Eenzijdige informatievoorziening met als doel de online zichtbaarheid te vergroten. Mogelijkheid tot informatievoorziening en oproepen doen. Ook het aanspreken van een jonger publiek. Niet alles kan via de sociale media gedeeld worden.
Preventief/ reactief. Wijkagent Wijkagent, redactie Mijn Mariken, bewoners en ondernemers. Column en mogelijkheid tot schrijven van artikel in wijkblad “Mijn Mariken”. Het is een vorm van informatievoorziening voor de burgers van Nijmegen Centrum. Mogelijkheid tot oproep doen en delen van actualiteiten (ook omtrent co-creatievormen).
Preventief/ reactief. Wijkmanager Wijkmanager, bewoners, ondernemers. Een geobjectiveerd beeld krijgen door betrokken mensen bij elkaar te zetten, door te zorgen dat ze elkaar en de regels kennen. Vervolgens kan gekeken worden of er afspraken gemaakt kunnen worden.
Woninginbraken preventieavond Aanleiding Preventief/ reactief: het aantal woninginbraken in Nijmegen en het feit dat er bij veel woningen nog veel verbeterpunten zijn op wijk van inbraakpreventie. Initiator Gemeente en wijkagent Betrokken partijen Gemeente, wijkagent en geïnteresseerde bewoners Doel Bewoners bewust laten worden van de eigen maatregelen die zij kunnen nemen om woninginbraken te voorkomen. Wijkschouw Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Preventief Gemeente Gemeente, wijkbeheerder, bewoners (evt. politie). Eén keer per jaar maakt de wijkbeheerder van de gemeente met de bewoners een rondgang door de wijk om te kijken wat er goed gaat en wat er beter kan.
88
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Zorg voor zwerver Aanleiding
Initiator Betrokken partijen Doel
Reactief: een zwerver werd in elkaar geslagen en er was te weinig actie vanuit de politie. Wijkagent heeft hier energie in gestoken. Wijkagent Wijkagent, politieteam, andere disciplines De zwerver in bescherming nemen en ervoor zorgen dat de daders aangehouden worden.
Gebied: Millingen aan de Rijn Algemeen contact met burgers en bedrijven Aanleiding Preventief/ reactief Initiator Wijkagent Betrokken partijen Wijkagent, burger, instanties (Jeugdzorg, GGZ, gemeente, woningcorporaties, NIM, Iriszorg, boa, toezichthouders, stichting Mai etc.), scholen, (sport)verenigingen en bedrijven (onder andere Firma Verriet uit Ooij en Transportbedrijf Thijssen uit Millingen.) Doel Contact houden met de burgers en bedrijven voor dagelijkse of langlopende problematiek. Dit kan via de telefoon, maar langlopend ook via e-mail. Specifieke problematiek wordt vaak in samenwerking met een instantie benaderd. Contactpersoon instanties Aanleiding Preventief/ reactief Initiator Wijkagent Betrokken partijen Wijkagent, contactpersonen instanties Doel Om de communicatie en de lijntjes met de instanties zo kort mogelijk te houden, is er per instantie immer 1 persoon aangesteld die contact onderhoudt met de politie. Inloopuurtje Aanleiding
Initiator Betrokken partijen Doel
Het feit dat er een geen politiebureau is in Millingen en burgers op deze manier toch contact kunnen hebben met de wijkagent. Wijkagent Wijkagent en burgers Contact onderhouden met burgers en hen de gelegenheid geven om aangiftes te doen en hun verhaal te doen bij de agent.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Jeugdoverleg Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
“Koffieadresjes” Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
89
Preventief/ reactief Gemeente Gemeenteambtenaren, de gemeente, Jongerenwerk en de jeugdagent. Een overleg waarin specifieke jongeren worden besproken die (allicht) overlast (gaan) bezorgen.
Preventief Wijkagent, het koffieadres Wijkagent en betrokkenen bij koffieadres Koffieadresjes zijn een plaats waar de wijkagent informatie inwint over de actuele stand van zaken in zijn wijk(en). De personen die bij deze adresjes betrokken zijn, zitten vaak in meerdere commissies en zijn lid van meerdere verenigingen, waardoor ze onderdeel zijn van meerdere sociale ondernemingen in het dorp.
De Plaatselijke Krant (de Rozet) Aanleiding Preventief/ reactief: gebeurtenissen die plaats gaan vinden of hebben gevonden in de desbetreffende wijken Initiator De gemeente en de lokale krantredactie. Betrokken partijen Gemeente, redactie, burger. Doel Voorlichten van evenementen en gemeentelijke activiteiten. Project: Melden, Terugbellen Aanleiding Reactief: onduidelijkheid over de acties van de politie. Initiator Wijkagent Betrokken partijen Wijkagent en burger Doel De politie heeft het initiatief genomen om na de uitvoering van acties de burger terug te bellen om te melden wat er met zijn of haar tips is gedaan. Dit heeft als doel om de respons en meldingsbereidheid van de burger te verhogen in het kader van reciprociteit.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Project: De Route Aanleiding
Initiator Betrokken partijen Doel
Snelheidscontroles Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Keerzijde
Twitter Aanleiding
Initiator Betrokken partijen Doel
90
Preventief: voorlichtingswerk voor jongeren die vanuit Millingen naar Nijmegen moeten fietsen over de gevaarlijke wegen in de Ooijpolder. Gemeente Wijkagent, Jongerenwerk, Iriszorg, Maatschappelijk Werk, gemeente Millingen en de jongeren. Jongeren voorlichten over verschillende onderwerpen waar ze te maken mee krijgen bij het leven in een stad: veiligheidsonderwerpen bij het fietsen, de puberteit en andere dingen waar ze tegenaan lopen; “de ‘gevaren’ die zij tegen kunnen komen op de route naar en op de middelbare school“.
Preventie van en reactie op verkeersongelukken. Wijkagent Wijkagent, verkeersveiligheid Voorkomen van ongelukken en ter bevordering van de veiligheid op straat. De samenwerking betreft het uit laten rukken van een rollerband, waar motorische tweewielers op snelheid en toeren op kunnen worden getest. Deze rollerband wordt door verkeersveiligheid naar het dorp vervoerd, waar willekeurige controles worden uitgevoerd. Snelle communicatie onder de gebruikers van motorische tweewielers zorgt ervoor dat binnen ‘no-time’ het aantal actieve gebruikers tijdelijk verdwijnt.
Preventief/ reactief: bij het aanbreken van het digitale tijdperk is er een beweging ontstaan waarbij wijkagenten gebruik gingen maken van Twitter om burgers en bedrijven te informeren. Wijkagent Wijkagent, burger, journalistiek. Het waarschuwen van burgers bij specifieke voorvallen, zoals inbraak, verdachte auto’s of situaties waarbij gemeenten mogelijk last hebben van overlast zoals modder op de wegen. Hierbij wordt opgeroepen om bij verdachte gevallen contact op te nemen met 09008844.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Verkeersregelaars Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Whatsappgroep Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Woningcorporaties Aanleiding Initiator Betrokken partijen Doel
Zorgnetwerk Aanleiding Initiator Betrokken partijen
Doel
91
Preventief: bij evenementen die georganiseerd worden in Millingen kunnen problemen in het verkeer kunnen ontstaan. Gemeente Gemeente, organisatie evenement, verkeersregelaars en wijkagent. Het verkeer regelen bij evenementen (het Historisch Vervoer, Dodenherdenking, Sinterklaasintocht, Martinusoptocht, kermis etc.). De politie is hier altijd bij en wordt betrokken bij overleg.
Preventief/ reactief: de zoektocht naar een platform waar burgers snel en gemakkelijk contact mee kunnen hebben. Wijkagent (en burgers nemen het daarna over). Wijkagent (indirect) en burger (direct in de groep). Een groep creëren die samen via Whatsapp contact houdt over actuele onderwerpen in de wijk. De politie heeft contact met één persoon in iedere wijkgroep.
Reactief: onenigheid tussen burgers Wijkagent, woningcorporaties. Wijkagent, woningcorporaties en burger. Het soepel laten verlopen van basale onenigheden tussen burgers. Deze onenigheden kunnen o.a. meerdere vormen van overlast betreffen (i.e. geluidsoverlast, stankoverlast, etc).
Reactief. Gemeente Wijkagent, Bureau voor Maatschappelijk Advies en Informatie (MAI), Iriszorg, NIM Maatschappelijk Werk, Meldpunt Bijzondere Zorg, RIBW en de gemeente. Hier worden casussen besproken van mensen die het moeilijk hebben op verschillende vlakken.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
92
Bijlage 4 – Operationalisatie
1. Wat is co-creatie volgens de politie en de burgers in de gebieden Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn? Beschrijving co-creatie: een beschrijving van het verloop van de co-creatie tussen de politie en burgers in Nijmegen-Centrum en Millingen aan de Rijn. (Per soort respondent gecategoriseerd).
2. Welke vormen van co-creatie doen zich in de desbetreffende gebieden voor en welke partijen spelen hier een rol in? Vormen co-creatie: de verschijningsvormen van co-creatie tussen de politie en burgers. Participanten co-creatie: de betrokken partijen bij de co-creatie tussen de politie en burgers.
3. Wat zijn de voor- en nadelen van co-creatie in de gebieden? Voordeel Millingen: de voordelen van co-creatie tussen politie en burgers in Millingen aan de Rijn. Voordeel Nijmegen-Centrum: de voordelen van co-creatie tussen politie en burgers in Nijmegen-Centrum. Nadeel Millingen: de nadelen van co-creatie tussen politie en burgers in Millingen aan de Rijn. Nadeel Nijmegen-Centrum: de nadelen van co-creatie tussen politie en burgers in NijmegenCentrum.
4. Wat is de invloed co-creatie op de veiligheidsbeleving, imago en meldingsbereidheid/ burgerparticipatie? Veiligheidsbeleving Millingen: de perceptie van de veiligheid in Millingen aan de Rijn door de burgers. Veiligheidsbeleving Nijmegen-Centrum: de perceptie van de veiligheid in Nijmegen-Centrum door de burgers. Imago Millingen: het beeld dat burgers van de politie hebben in Millingen aan de Rijn. Imago Nijmegen-Centrum: het beeld dat burgers van de politie hebben in Nijmegen-Centrum. Meldingsbereidheid Millingen: de mate waarin burgers van Millingen aan de Rijn bereid zijn strafbare feiten te melden bij de politie. Meldingsbereidheid Nijmegen-Centrum: de mate waarin burgers van Nijmegen-Centrum bereid zijn strafbare feiten te melden bij de politie. Verder zijn er enkele codes die niet rechtstreeks gerelateerd zijn aan een deelvraag, maar wel relevant zijn voor het onderzoek, te weten:
93
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Literatuur Millingen: verschijnselen in Millingen aan de Rijn die aan de orde komen in de voor dit onderzoek
geraadpleegde
literatuur:
leiderschap,
vertrouwen,
kennisuitwisseling,
wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Literatuur Nijmegen-Centrum: verschijnselen in Nijmegen-Centrum die aan de orde komen in de voor dit onderzoek geraadpleegde literatuur: leiderschap, vertrouwen, kennisuitwisseling, wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Leermomenten: gebeurtenissen die zich voordoen tijdens de co-creatie tussen politie en burgers waar lering uit getrokken kan worden. Reorganisatie: organisatorische veranderingen binnen de politie. Beschrijving Millingen: een beschrijving van relevante kenmerken van het gebied Millingen aan de Rijn. Beschrijving Nijmegen-Centrum: een beschrijving van relevante kenmerken van het gebied Nijmegen-Centrum.