r
gemeente Eindhoven
Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Raadsbijlage nummer x6Z Inboeknummer Sguoo2436 Beslisdatum BtkW rr juli rgg8 Dossiernummer 830. 502
Raadsbijlage Voorstel tot het verschuiven van het betaaltij dstip van de uitkering ingevolge de Abw, de loaw en de loaz 1 Inleiding Uitkeringen ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (loaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (loaz) worden maandelijks achteraf betaald. Om de uitkering aan het einde van de maand te kunnen betalen, moet deze, ruim voordat de maand om is, worden berekend. Vele inkomsten en mutaties kunnen daarom niet tijdig worden verwerkt. In de praktijk betekent dit dat vele uitkeringen de volgende maand herberekend moeten worden. Dit is voor zowel de client als de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid vervelend. In dit voorstel gaan wij in op de wenselijkheid en gevolgen van een verschuiving van het betaaltijdstip van de genoemde uitkeringen. Waar in dit voorstel wordt gesproken over uitkeringen ingevolge de Abw gelieve hier ook de uitkeringen ingevolge de loaw en loaz te lezen.
2 Probleemstelling De vorige wijziging in de wijze van betalen dateert uit 1995 en betrof de overgang van week- naar maandbetaling. Deze wijziging heeft destijds om efficiencyredenen plaatsgevonden. De nieuwe Abw heeft betaling achteraf op maandbasisuitzonderingssituatics daargelaten - verplicht gesteld. De gemeente kan daarbij zelf bepalen of betaling aan het eind van de maand plaatsvindt of na afloop van de maand. Op dit moment vindt de betaling aan het eind van de maand plaats (28e van de maand).
Bij de invoering van de nieuwe Abw heeft de rijksoverheid gemeenten de mogelijkheid geboden om het betaaltijdstip naar achteren te verschuiven door middel van regelgeving en beschikbaarstelling van financiele middelen. Omdat het betaaltijdstip destijds nog maar kort daarvoor was gewijzigd en de implementatie van de nieuwe Abw al vele wijzigingen met zich meebracht, is hiervan geen gebruik gemaakt. De genoemde regeling was alleen in 1996 van toepassing. Begin 1997 is de problematiek weer actueel geworden in verband met een ongevraagd advies vanuit de Clientenraad van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (bijlage ligt voor u ter inzage) om ÃćâĆňâĂİ onder voorwaarden ÃćâĆňâĂİ over te gaan tot een
Raadsbijlage nummer r6y
verschuiving van het betaaltijdstip naar een moment waarop de gegevens op de periodieke verklaringen verwerkt kunnen zijn. Dit verzoek werd mede ingegeven op basis van de invoering van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid (Wbm).
3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Het huidige betaaltijdstip van de Abw levert voor zowel de client als de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid veel onnodige problemen op. Dit komt met name tot uitdrukking door herberekeningen van uitkeringen omdat de gegevens die nodig zijn voor het berekenen van de uitkering op het moment van deze berekening nog niet bekend zijn. Om relevante informatie voor de berekening van de uitkering meteen te kunnen verwerken, moet het betaaltijdstip zoveel mogelijk naar achteren worden verschoven. Hiertoe is de gemeente gerechtigd, echter bij de uitkeringsgerechtigden mag geen liquiditeitsprobleem als gevolg van deze verschuiving ontstaan. De gemeente zal derhalve middelen beschikbaar moeten stellen om het financiele gat wat ontstaat bij verschuiving van het betaaltijdstip te dichten.
4 Wijze van aanpak I oplossingsrichting De huidige wijze van betaling aan het einde van de maand betekent dat de uitkering wordt berekend op basis van de inkomsten en mutaties van de voorafgaande maand. Voorbeeld: de uitkering van maart wordt berekend op basis van de gegevens uit februa ri.
4.1 Nadeel vanuit clientoogpunt. Het achteraf verrekenen van inkomsten heeft, met name voor clienten met onregelmatige inkomsten (flexwerk), nadelige effecten. Achteraf worden inkomsten verrekend met middelen die ruim tevoren zijn ontvangen. Vaak zijn deze middelen al besteed zonder rekening te houden dat deze op een later tijdstip worden verrekend. Het inkomen wordt daardoor niet gelijkmatig verdeeld. Ook ontstaan terugvorderingen waarvoor terugbetalingsregelingen moeten worden getroffen. Tot slot heeft de Clientenraad destijds aangegeven dat informatieverstrekking direct na afloop van de maand een bijdrage kan leveren aan de duidelijkheid omtrent de informatieplicht in het kader van de Wbm.
4.2 Nadeel vanuit oogpunt dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het huidige betalingsritme heeft tot gevolg dat maandelijks vele herberekeningen moeten plaatsvinden omdat inkomsten moeten worden toegerekend aan de maand waarin deze verworven zijn. Mutaties in woon- en leefsituaties kunnen vaak niet tijdig worden verwerkt, wat leidt tot nabetalingen of terugvorderingen. Herberekeningen en terugvorderingen zijn inefficiente werkprocessen die mede in het kader van de lopende verbetertrajecten voorkomen moeten worden.
Raadsbijlage nummer x6y
4.3 Opschuiven van het betaaltijdstip. Opschuiven van het betaaltijdstip levert voor zowel de client als de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid voordelen op. Deze voordelen kunnen als volgt worden samengevat: continuiteit van het inkomen van de client, de uitkering is een juiste aanvulling op het genoten inkomen (clientvriendelijk); het duidelijker zichtbaar maken van de verrekening van inkomsten voor zowel de client als de medewerkers van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid; het beter kunnen verwerken van inkomsten en mutaties die moeten leiden tot een aanpassing van de (hoogte van de) uitkering; het verminderen van herberekeningen van uitkeringsrechten; verhoging van de kwaliteit van de uitvoering; minder foutkansen dus verminderde kans op maatregelen opgelegd door het ministerie; het verminderen van gedragingen die moeten leiden tot het opleggen van maatregelen dan wel boeten, zoals voorgeschreven in de per 1 juli 1997 in werking getreden Wbm. Denk hierbij aan de motivatie om de laatste periodieke verklaring ondanks werkaanvaarding toch in te leveren omdat er nog uitkeringsrechten bestaan; het verminderen van navorderingen in verband met onverschuldigde uitkeringsbedragen bij het beeindigen van de uitkering inclusief mogelijke brutering;
het naar verwachting verminderen van bezwaarschriften als gevolg van herzienings-, terugvorderings-, maatregel- en boetebesluiten.
4.4 Randvaarwaarden. Verschuiving van het betaaltijdstip kent een tweetal belangrijke randvoorwaarden. Op de eerste plaats mogen de clienten van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen financieel nadeel van de verschuiving ondervinden. Op de tweede plaats mag de invoering voor de organisatie van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen beheersbaarheidsprobleem opleveren.
4.5 Keuzen. Uitgaande van de vele voordelen van het verschuiven van het betaaltijdstip moet een aantal keuzen worden gemaakt. Deze keuzen zijn uitgewerkt in een bijlage die voor u ter inzage ligt. Uitgaande van de randvoorwaarden en de in de bijlage vermelde argumenten is een verschuiving van het betaaltijdstip in het voorjaar van 1999 voor alle clienten van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de 28’ van de maand naar de 15’ van de daaropvolgende maand te prefereren. Ter overbrugging van deze periode moeten alle clienten de mogelijkheid krijgen een lening aan te vragen waarin rekening wordt gehouden met vaste lasten en die pas terugbetaald hoeft te worden zodra men de uitkering verlaat. Deze systematiek is gelijk aan de eerdergenoemde landelijke overbruggingsrege-
Raadsbijlage nummer x6y
ling (Regeling overbruggingsuitkering Abw, Stcrt 1995, 194). Ook bij deze regeling was sprake van een renteloze lening die.niet eerder werd opgeeist dan bij beeindiging van de uitkering.
5 Financlele gevolgen en risico’ s Het opschuiven van het betaaltijdstip betekent voor de client dat de uitkering adequaat aansluit bij het mogelijk genoten inkomen uit andere bron en/of de mogelijke mutaties in de afgelopen maand. De client krijgt bovendien in mindere mate te maken met schulden als gevolg van terugvorderingen. Per saldo levert het opschuiven van het betaaltijdstip geen financieel nadeel op voor de client. Toch kan een verschuiving van de betaling van de uitkering naar een later tijdstip ingrijpende gevolgen hebben omdat clienten later over hun geld kunnen beschikken. Dit kan betalingsproblemen opleveren met name ten aanzien van de betaling van vaste lasten. In de jurisprudentie wordt een verschuiving van het betaaltijdstip dan ook toegestaan voorzover clienten daarvan geen liquiditeitsproblemen ondervinden. Een goede overbruggingsregeling moet mogelijke liquiditeitsproblemen tegengaan.
Verschuiven van het betaaltijdstip moet uiteindelijk leiden tot een efficienter werkproces waarvan de clienten en de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid profijt hebben. Via de gebruikelijke kanalen (uitvoeringsbeleidsverslag en kwartaalrapportages) zal dit tot uitdrukking moeten komen.
6 Overige gevolgen van de aanpak
6.1 Juridisch. Het verschuiven van het betaaltijdstip is wettelijk toegestaan onder de voorwaarde dat voor de clienten geen liquiditeitsprobiemen ontstaan. De juridische status van de overbruggingsuitkering (bijzondere leenbijstand of een gemeentelijke uitkering) vereist nog nadere studie. Deze status is van belang in verband met het veiligstellen van het terugontvangen van deze uitkering. Overleg hierover met andere gemeenten en het ministerie is gaande. Ongeacht welke juridische vorm wordt gekozen, moeten de middelen hiervoor voor 100%%uo door de gemeente worden voorgefinancierd. Betaling als bijzondere bijstand vereist geen nadere stappen omdat dit bij formele wet is geregeld. Indien een gemeentelijke regeling noodzakelijk mocht zijn, dan zal deze nog in de vorm van een verordening aan u worden voorgelegd. Uitgangspunt is een overbruggingsuitkering in de vorm van een renteloze lening bestaande uit twee componenten namelijk: een vast bedrag voor vaste lasten (f 650,-) voorzover sprake is van noodzakelijke zelfstandige huisvesting en een variabel bedrag dat is gerelateerd aan de uitkeringsnorm en het aantal te verschuiven dagen.
Raadsbijlage nummer r6v
6.2 Organisatorisch. Het verschuiven van het betaaltijdstip heeft uiteraard gevolgen voor het werk- en logistieke proces binnen de dienst 5ociale Zaken en Werkgelegenheid. Om dit in goede banen te leiden moeten de werkprocessen worden herzien. De implementatie van deze operatie moet zorgvuldig worden voorbereid. Hiervoor zal een draaiboek worden samengesteld. Afstemming en werkafspraken met derden zoals woningcorporaties, banken, deurwaarders en het nutsbedrijf moeten onderdeel uitmaken van het draaiboek.
6.3 Personeel. De verschuiving van het betaaltijdstip moet uiteindelijk leiden tot een efficienter werkproces. Dit zal leiden tot vermindering van een aantal werkzaamheden. In de kosten-batenanalyse (bijlage ligt voor u ter inzage) levert dit een besparing op van twee formatieplaatsen vanaf 1999.
6.4 Financieel. Het verschuiven van het betaaltijdstip is op dit moment op basis van het clientenaantal en mate van uitstroom qua kostenbeheersing gunstig te noemen. Er hoeven immers relatief minder leningen te worden verstrekt en op basis van de uitstroom worden deze leningen eerder terugontvangen. Het clientenaantal op basis waarvan de financiele gevolgen zijn berekend is gebaseerd op de begroting. Inmiddels is dit aantal weer verder gedaald. De financiele gevolgen van het verschuiven van het betaaltijdstip zijn uitgewerkt in een voor u ter inzage liggende bijlage. Samengevat (afgerond op 5.000) kunnen de financiele effecten van deze operatie worden onderverdeeld in:
overbrug gingsuitkering f 8.800.000,ÃćâĆňâĂİ Lening van 10 jaar uit het Financieringsfonds van de gemeente Eindhoven.
Eenmali e uit aven: implementatie
460.000,ÃćâĆňâĂİ
waarvan f 200.000,ÃćâĆňâĂİ in 1998 en f 260.000,ÃćâĆňâĂİ
in 1999
Structurele kosten: afnemende rentelasten Financieringsfonds (99-08)
f 480.000,ÃćâĆňâĂİ (1999)
personeel (ca. een formatieplaats) kosten overbrugging nieuwe clienten
f 55.000,ÃćâĆňâĂİ
85.000,ÃćâĆňâĂİ
Raadsbijlage nummer r 6>
Structurele baten:
personeelskosten (drie formatieplaatsen) rentewinst winst einde-uitkeringsonderzoeken Kosten 1998 te dekken uit de saldireserve Kosten 1999 te dekken uit de saldireserve Kosten 2000 te dekken binnen begroting van de
235.000,ÃćâĆňâĂİ
265.000,– 10.000,ÃćâĆňâĂİ
200.000,ÃćâĆňâĂİ
f 370.000,ÃćâĆňâĂİ
dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid 20.000,ÃćâĆňâĂİ In 2001 gaat een positief saldo ontstaan van f 65.000,ÃćâĆňâĂİ oplopend tot een structureel voordeel van f 370.000,ÃćâĆňâĂİ vanaf 2009.
7 Resultaten van overleg I inspraak Ter voorbereiding van dit voorstel is binnen de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid een werkgroep geformeerd die zich heeft gebogen over de wenselijkheid van het betalen achteraf en die de verschillende opties ter uitvoering hiervan heeft besproken. Overeenkomstig de toezegging in het Uitvoeringsbeleidsplan 1998 zijn de inspraakorganen Samenwerkingsverband Minima Eindhoven (SME) en Clientenraad uitgenodigd deel te nemen in deze werkgroep. Daarnaast is dit voorstel ter inspraak aan de genoemde organen aangeboden. Zienswijze Clientenraad. Het advies van de Clientenraad ligt voor u ter inzage. De Clientenraad gaat akkoord met het voorstel met de navolgende kanttekeningen. De Clientenraad wenst vermeld te zien dat men destijds niet heeft verzocht het betaaltijdstip te verschuiven. Het advies zou zijn geweest: als het betaaltijdstip verschoven moet worden, dit op een zodanige wijze moet gebeuren dat de clienten hiervan geen nadeel ondervinden. Alhoewel ten tijde van het ongevraagde advies geen sprake was van een verschuiving van het betaaltijdstip en de inhoud van het toenmalige advies ook niet met het bovenstaande overeenkomt, betreuren wij het misverstand. Op dit moment is belangrijk dat de Clientenraad niet tegen een verschuiving is en de voordelen worden onderschreven. De Clientenraad stelt voor de overbruggingsuitkering om niet te verstrekken. Indien u hiermee niet kuntinstemmen verzoekt de Clientenraad terugbetaling via gespreide betaling. Het om niet verstrekken van de overbruggingsuitkering kent naast financiele ook een tweetal inhoudelijke bezwaren welke in de voor u ter inzage liggende bijlage worden verwoord (zie punt 4.5). Ten aanzien van het verzoek tot gespreide terugbetaling zijn wij van mening dat dit tussentijds altijd mogelijk moet zijn.
Raadsbij lage nummer r 6Z
Juist vanwege het feit dat aan het einde van de uitkering een zodanige reserve is opgebouwd dat dit samen met de nieuwe aanspraak een verrekening ineens mogelijk maakt, is voor deze optie gekozen. Zienswijze 5ME. Het advies van het SME ligt voor u ter inzage. Het SME gaat akkoord met het
voorstel met de navolgende kanttekeningen. Een aantal problemen als gevolg van het huidige betaaltijdstip wordt bevestigdd.
Er wordt gepleit voor een kwijtschelding van de schuld als gevolg van de overbruggingsuitkering. Zie hiervoor onze reactie op het advies van de Clientenraad. Het wordt wellicht beter geacht het betaaltijdstip naar (latere) datum te verschuiven samenvallend met de betaling van vaste lasten. Zie hiervoor onze overwegingen zoals vastgelegd in de voor u ter inzage liggende bijlage (punt 4.5).
8 Communicatie
8.1 Extern. Het verschuiven van het betaaltijdstip moet extern goed worden gecommuniceerd. Op de eerste plaats naar de direct betrokkenen; de clienten van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er is reeds een tweetal artikelen in de Clientenkrant geplaatst. In de komende nummers zal meer uitgebreid op dit thema worden ingegaan. Ook in de huis-aan-huisbladen zal de nodige aandacht voor deze problematiek worden gevraagd. Daarnaast zal een informatieve brochure met inbegrip van een aanvraagformulier die aan alle clienten wordt toegezonden worden ontwikkeld. Tevens moet gecommuniceerd worden naar derden, zoals de reeds genoemde woning bouwcorporaties etc.
8.2 In tem. Richting medewerkers van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gecommuniceerd middels de geeigende kanalen. Hierbij moet worden gedacht aan werkinstructies, interne richtlijnen en instructiebijeenkomsten.
9 Advisering raadscommissie(s) De commissies voor sociale en economische zaken en voor middelen, milieu en sport hebben wij over dit voorstel gehoord. Hun positieve adviezen liggen voor u ter inzage. Een minderheid behoudt haar stem voor tot de raadsbehandeling. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Raadsbijiage nummer x 6>
Burgemeester en wethouders van Eindhoven, N. van der Spek, loco-burgemeester. C. Tetteroo, secretaris.
Raadsbijlage nummer r 6]
Bes1 uit
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 juli 1998, nr. 167; gelet op de adviezen van de commissies voor sociale en economische zaken en voor middelen, milieu en sport; besluit:
1 in het voorjaar van 1999 het betaaltijdstip van de uitkeringen ingevolge de Abw, de loaw en de loaz te verschuiven van de 28’ van de maand naar de 15’ van de daaropvolgende maand; 2 ter voorkoming van liquiditeitsproblemen als gevolg van de verschuiving, alle clienten met een uitkering ingevolge de Abw, de loaw en de loaz de mogelijkheid van een renteloze lening aan te bieden; 3 de renteloze lening: a te laten bestaan uit een component voor de betaling van vaste laten ad f 650,ÃćâĆňâĂİ voorzover sprake is van noodzakelijke zelfstandige huisvesting en
een component voor levensonderhoud welke is gerelateerd aan de uitkeringsnorm en het aantal te verschuiven dagen; b ineens te verrekenen met de laatste uitkering; c te laten verkrijgen via een eenvoudige en doeltreffende aanvraagprocedure;
4 de formatie van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 1999 met twee formatieplaatsen te verminderen; 5 a ten behoeve van de implementatie f 460.000,ÃćâĆňâĂİ beschikbaar te stellen, te dekken uit de saldireserve: f 200.000,ÃćâĆňâĂİ in 1998 en f 260.000,ÃćâĆňâĂİ in 1999;
b ten behoeve van de uitkeringskosten f 8.800.000,ÃćâĆňâĂİ beschikbaar te stellen
als 10-jarige lening uit het Financieringsfonds van de gemeente Eindhoven; c de kosten in 1999 ad f 110.000,ÃćâĆňâĂİ ten laste te brengen van de saldireserve; d de kosten in 2000 ad f 20.000,ÃćâĆňâĂİ te dekken binnen de begroting 2000 van
de dienst Sociale Zaken en Werkgelegeneheid; e de begrotingswijzigingen vast te stellen overeenkomstig punt 5a, b en c. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 september 1998. R. Welschen, voorzitter. C. Tetteroo, secretaris. EJ01 7319.98