Raadgevingen voor het optimaal beheer van uw persoonlijk vermogen 2800 Mechelen Mail - P 309 595
16de Jaargang - Nr. 10 - 2 september 2013 - Verschijnt niet in augustus
■■ Gesplitste aankoop kan dan toch weer wel? De fiscus wijzigde op 18 juli opnieuw zijn standpunt. Onder welke voor waarden kan een gesplitste aankoop sinds 1 september 2013 weer wel? Wat doet u als de voorafgaande schenking vóór die datum gebeurde? ■■ Staatsobligaties: welke landen kiezen? Er zijn nogal wat economische verschillen tussen de Europese landen. Ook de rentes lopen sterk uiteen. Belegt u momenenteel beter in staats obligaties uit Spanje, Finland, Nederland of Italië? ■■ Al een ‘eigen’ woning vóór het huwelijk? Uw kind bezit vóór zijn huwelijk al een woonst. Het koppel zal achteraf verbeteringswerken uitvoeren. Hoe komt u tot een voor beide partijen billijke situatie? Welke ‘vergoedingsregeling’ voorziet de wet? ■■ Een plekje onder de Spaanse zon? Met welke (fiscale) kosten moet u rekening houden als u een tweede ver blijf koopt in Spanje? Hoe zit het dan met schenkings- of successierechten? Is kopen via uw vennootschap interessant? ■■ Uw echtgeno(o)t(e) of partner onterven? In welke mate kunt u uw echtgeno(o)t(e) onterven? Is dat anders bij feitelijke scheiding of bij een tweede huwelijk? En wat zijn de spelregels als u wettelijk samenwoont? ■■ ‘Sudden death’-verzekering bij schenking Kunt u een schenking het best laten registreren of bent u goedkoper af met een ‘successieverzekering’? Een ‘sudden death’-verzekering is nog goedkoper. Wat is dat precies? Wat zijn de voor- en nadelen? ■■ Hoe uw 3de en 4de pijler optimaliseren? Hoe bouwt u een pensioenkapitaal op via de 3de en 4de pijler? Waarom is dat belangrijk? Hoe optimaliseert u uw beleggingen binnen die twee pijlers? ■■ De rente stijgt: wat nu? Wat doet u nu het best met uw beleggingen in obligatiefondsen. Is het anders als u in individuele obligaties belegt?
Een maandelijkse publicatie van
Ve r m o g e n
SUCCESSIEPLANNING
Gesplitste aankoop kan dan toch weer wel? Op 18 juli 2013 publiceerde de Administratie een nieuw standpunt. Onder bepaalde voorwaarden kan een gesplitste aankoop sinds 1 september toch opnieuw wel. Wat is het voordeel van zo’n gesplitste aankoop? Wat zijn die nieuwe voor waarden? Hoe pakt u vanaf nu een gesplitste aankoop het best aan? En hoe zit het met schenkingen die vóór 1 september 2013 gebeurden?
Even opfrissen. De gesplitste aankoop van een onroerend goed was jaren lang een populaire techniek om aan successieplanning te doen. Bij zo’n gesplitste aankoop kopen de ouders een onroerend goed (bv. een tweede verblijf) voor het vruchtgebruik. De kinderen kopen de blote eigendom. Bij het overlijden van de ouders worden de kinderen volle eigenaar zonder € 1 successierechten te betalen. Dat kon, mits de kinderen konden aantonen dat zij voor de betaling van de blote eigendom de nodige middelen daartoe bezaten en dat zij die middelen ook effec tief voor die aankoop gebruikt hadden. Daarnaast moest de waardering van de blote eigendom natuurlijk correct gebeuren (a.h.v. sterftetafels).
Voorafgaande schenking. Meestal schenken de ouders vooraf het geld dat de kinderen voor de aankoop van de naakte eigendom nodig hebben. Als het geld geschonken werd via een (niet-geregistreerde) hand- of bankgift, dan waren er ook geen schenkingsrechten verschuldigd. Om successierechten te vermijden (op die schenking) moesten de ouders wel nog drie jaar in leven blijven. Wie vol ledig op veilig wilde spelen, liet de schenking registreren (3% registratierechten in Vlaanderen en Brussel, 3,3% in Wallonië). De kinderen konden die schenking gebruiken om aan te tonen dat zij het geld reeds in hun bezit hadden vóór de betaling van de blote eigendom.
Blote eigendom pand schenken? Een schenking van de blote eigendom van het onroerend goed was en is geen alternatief. Op de waarde van die schenking moeten (progressieve) onroerende schenkingsrechten betaald worden (tot 30%). Die rechten worden berekend op de waarde van de volle eigendom, ook al schenken de ouders slechts de blote eigendom.
Gesplitste aankoop: misbruik of toch weer niet? In de circulaire over de toepassing van de antimisbruikbepaling in de sfeer van de registratie- en de successierechten (nr. 8/2012, d.d. 19.07.2012) stond de gesplitste aankoop op de zgn. zwarte lijst (lijst van rechtshandelingen die als misbruik beschouwd zullen worden, tenzij de belastingplichtige bewijst dat ze verantwoord worden door andere dan louter fiscale motieven). In de tweede circulaire (5/2013, d.d. 10.04.2013) was dat niet langer het geval. De vreugde was echter van korte duur. pagina 2 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Op 19 april publiceerde de fiscus een beslissing (nr. EE 98.937) waarin hij mede deelde alle gesplitste aankopen na 1 september toch te zullen belasten op basis van een (betwistbare) interpretatie van de memorie van toelichting uit 1919 (!) bij de ‘fictiebepaling’ (art. 9 W.Succ.). Na felle kritiek kondigde de minister aan dat hij de Administratie zou vragen om haar standpunt opnieuw te bestuderen.
Nieuwe beslissing. Voormelde beslissing werd dan op 18 juli gewijzigd. Sinds 1 september 2013 is een gesplitste aankoop opnieuw mogelijk in twee gevallen. Ten eerste zal de ‘fictiebepaling’ toch niet spelen als de voorafgaande schenking aan de registratierechten voor schenkingen onderworpen werd. Ten tweede speelt ze ook niet wanneer er aangetoond wordt dat de begunstigde van de schenking vrij over het geld kunnen beschikken heeft. Dat zou bv. het geval zijn als er aangetoond wordt dat de schenking door de ouders niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop.
Hoe het best aanpakken? Wat zeker uit den boze is, is een schenking onder last het geschonken geld te gebruiken voor de aankoop van de blote eigendom van een bepaald onroerend goed. Gezien de al bij al beperkte kosten van een geregis treerde schenking raden wij u aan om op de voorafgaande schenking registratie rechten te betalen. Het is niet helemaal duidelijk wat de Administratie bedoelt met “het bewijs leveren dat de schenking niet specifiek bedoeld was om de blote eigendom te kopen”. Volstaat een voldoende lange termijn tussen de schenking en de aankoop van de blote eigendom of een voldoende groot verschil tussen het bedrag van de schenking en de aankoopprijs van de blote eigendom? U kunt alvast overwegen om in het ‘pacte adjoint’ bepalingen op te nemen die expliciet aangeven dat er aan de schenking geen enkele voorwaarde, verplichting of last verbonden is. Of dit zal volstaan is echter niet duidelijk. Voor wie geen registratie rechten betaalt, zijn discussies met de fiscus dan ook niet uit te sluiten. Schenking vóór 1 september. Wat als de gesplitste aankoop en de vooraf gaande schenking reeds gebeurd zijn? Ook hierover heeft de fiscus nog geen duidelijkheid gebracht. Vond de schenking vóór 1 september plaats en de aan koop erna, dan zouden wij ervoor opteren om de schenking te laten registreren.
Via een gesplitste aankoop kunt u een pand fiscaal voordelig overdragen naar uw kinderen. U betaalt het best wel registratierechten op de schenking van het geld dat dient om de blote eigendom aan te kopen. Bij uw overlijden worden uw kinderen dan zonder successierechten volle eigenaar. Kiest u ervoor om geen registratierechten te betalen, dan ontstaat er mogelijk discussie. Uw kinderen zullen dan moeten aantonen dat de schenking niet specifiek bedoeld was voor de aankoop van de blote eigendom. Valt de schenking vóór 1 september en de aankoop erna, dan betaalt u veiligheidshalve beter registratierechten op de schenking.
pagina 3 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
OBLIGATIES
Staatsobligaties: welke landen kiezen? We schreven in een vorig nummer al dat de eurozone een lappendeken is met wei nig politieke cohesie. Ook economisch gezien zijn er grote verschillen. Daardoor kunnen ook de rentes sterk verschillen. Kunt u staatsobligaties uit Spanje, Finland, Italië of Nederland binnen uw portefeuille het best overwegen of onderwegen?
Samenvatting. In een vorig nummer raadden we aan om Belgisch en Frans staatspapier te onderwegen. Voor Duitsland was ons advies hoogstens neutraal. We stelden voor om Ierse staatsobligaties, door velen lange tijd verguisd, te over wegen. Vandaag zetten we onze tocht doorheen het Europese landschap van staatsobligaties verder.
Spanje. Dat Spanje het moeilijk heeft, is genoegzaam bekend. Iedereen heeft wel al reportages gezien over spooksteden, mensen die uit hun huis gezet worden, ... De werkloosheid is intussen opgelopen tot bijna 27% van de beroeps bevolking (21% in 2011). De dalende tewerkstelling zet druk op de reële lonen, waardoor de consumptie niet of nauwelijks stijgt. Hoewel de Spaanse vastgoed markt volgens sommigen stilaan uitbodemt, zijn er op korte termijn zeker geen prijsstijgingen te verwachten. Daarvoor is er nog steeds te veel leegstand. Door de problemen op de vastgoedmarkt is de financiële positie van de lokale Spaanse banken nog steeds precair. Niet allemaal kommer en kwel. Spanje heeft fors bespaard. Het tekort op de lopende rekening is sterk teruggeschroefd door de dalende invoer. Daaren boven is de uitvoer de laatste maanden gestegen. De overheid is er ook in geslaagd om de arbeidsmarkt flexibeler te maken. De pensioenleeftijd is opge trokken tot 67 jaar. Er zijn gunstmaatregelen van kracht voor ondernemingen die jongeren in dienst nemen. Hoewel de problemen groot blijven, is er duidelijk licht aan het einde van de tunnel. Mede omwille van de interessante rente (4,50%) zouden we Spaanse staatsobligaties overwegen. Beperk u wel tot maximaal 5% van uw obligatieportefeuille. Er blijven immers risico’s.
Finland. Finland heeft nog steeds een AAA-rating. De Finse banken hebben altijd een erg voorzichtige kredietpolitiek gevoerd. Hun blootstelling aan de gevolgen van de kredietcrisis was zeer beperkt. De Finse overheidsschuld bedraagt slechts 56% van het BBP. De rente is dan ook laag (2,02% op 10 jaar). De Finse economie is echter eerder cyclisch aangezien de dienstensector zeer belangrijk is (technologie, ICT). Een ander pijnpunt is de verouderende be volking. Daardoor is er druk op de overheidsfinanciën. Vijf jaar geleden bedroeg de overheidsschuld slechts 34% van het BBP. Gelukkig is de arbeidsproductivi
pagina 4 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
teit er de laatste jaren sterk op vooruitgegaan. Finse staatsobligaties zijn niet altijd even vlot verhandelbaar. Daarenboven is het meerrendement t.o.v. Duitse obligaties beperkt (+ 0,28%). We onderwegen dan ook Fins staatspapier.
Italië. De regering-Monti heeft onder druk van de financiële markten een aantal besparingsmaatregelen genomen. De regering hervormde de pensioenen en verhoogde de pensioenleeftijd. De arbeidsmarkt is nu minder rigide. Bedrijven kunnen vandaag gemakkelijker werknemers ontslaan. Een aantal gereglemen teerde beroepen zijn vrijer toegankelijk. Het tekort op de lopende rekening is verbeterd, mede door de uitvoer van luxegoederen. Uiteraard zijn niet alle pro blemen van de baan. De overheidsschuld blijft zeer hoog (120% van het BBP). Veel Italiaanse bedrijven investeerden de voorbije jaren zeer weinig, wat van daag op hun groeimogelijkheden weegt. De rente bedraagt ongeveer 4,16%. Over Italië zijn de meningen verdeeld, sommige economen voorspellen zelfs dat het land Europese steun nodig zal hebben. Mede omdat het doembeeld van een ineenstorting van de eurozone (voorlopig?) weggedeemsterd is, geven wij een neutraal advies voor Italiaanse staatsobligaties.
Nederland. De centrale ligging van Nederland is een troef die op logistiek vlak uitgespeeld wordt. De Nederlandse werkloosheid is nog steeds bij de laag ste in Europa. De arbeidsproductiviteit ligt ver boven het Europese gemiddelde. Toch zijn er problemen. Het Nederlandse banksysteem staat onder druk. In het voorbije decennium kenden de banken al te kwistig krediet toe. Daardoor en omwille van de fiscale stimuli (interestaftrek) ligt de schuldgraad van de Neder landse gezinnen zeer hoog. Nu de fiscale aftrekmogelijkheden ingeperkt zijn, staat de onroerendgoedmarkt onder druk. De prijzen dalen. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor de balansen van de banken, die zeer veel hypothecaire kredieten verstrekt hebben. Ten slotte loopt ook het begrotingstekort op, mede door de kosten van de herstructurering van de financiële sector. De Nederlandse overheidsrente op tien jaar bedraagt 2,12%. Het kleine renteverschil met Duits land (+ 0,38%) is volgens ons niet gerechtvaardigd. Hoewel Nederland recente lijk aankondigde forser te gaan besparen dan Europa vraagt, zouden wij Neder landse staatsobligaties, mede omwille van de lage rente, onderwegen.
Hoewel de Finse overheidsschuld laag blijft, zouden we Finse obligaties onder wegen. De economie is cyclisch en de bevolking veroudert. Nederlandse obligaties onderwegen we eveneens. De hoge schuldgraad van de gezinnen en de daling van de vastgoedprijzen is negatief voor de banken. Mede omwille van de aantrekkelijke rente kunnen actieve beleggers Spaanse obligaties overwegen (tot 5% van een gespreide obligatieportefeuille). Spanje heeft sterk hervormd en op economisch vlak zien we de eerste positieve signalen. Over Italië zijn de meningen verdeeld. We geven een neutraal advies. Zelf verkiezen we Spaanse obligaties.
pagina 5 - 2 september 2013
Snel adviezen zoeken... printen... toepassen... tipsenadvies-vermogen.be
HUWELIJK
Al een ‘eigen’ woning vóór het huwelijk? Uw kind zal binnenkort trouwen. Het bezit al een woning. Eens gehuwd, zal het koppel in die woning gaan wonen en er verbeteringswerken aan uitvoeren (met geld uit de huwelijksgemeenschap). Hoe kunt u het best met die situatie omsprin gen om tot een voor beide partijen billijke oplossing te komen? Wat gebeurt er dan bij de echtscheiding? En wat is de situatie bij overlijden van een van de partners?
Een onbillijke situatie? Enerzijds is de woning voor 100% eigendom van uw kind. Anderzijds betaalt de gemeenschap – en dus ook de andere echtgenoot – mee voor de verbeteringswerken. De andere echtgenoot betaalt op die manier eigenlijk de helft van die verbeteringswerken, zonder dat hij ook maar voor 1% eigenaar wordt van de woning. Bij echtscheiding of bij overlijden zou die andere echtgenoot toch gecompenseerd moeten worden? Welke mogelijkheden zijn er om tot een meer evenwichtige situatie te komen?
Verkopen? Uw kind zou de helft van de woning kunnen verkopen aan zijn toekomstige echtgenoot. Dat is perfect mogelijk. Eens gehuwd, kunnen echtge noten echter niet meer van elkaar kopen. Dat geldt zowel voor roerende als voor onroerende goederen. Het huwelijksstelsel doet daarbij niet ter zake. Verkopen heeft wel een belangrijk nadeel: op de verkoopprijs zijn er immers registratie rechten te betalen (10% in Vlaanderen en 12,5% in Wallonië en Brussel). Schenken? Uw kind zou de helft van de woning ook kunnen schenken aan zijn echtgenoot. Dat is echter evenmin een billijke oplossing, aangezien uw kind zich op die manier verarmt. Daarnaast zijn er ook onroerende schenkingsrechten te betalen, die kunnen oplopen tot 30%. Het voordeel voor uw kind is wel dat de schenkingen tussen echtgenoten (buiten het huwelijkscontract) te allen tijde herroepen kunnen worden. Voor zijn partner ontstaat er zo echter een onzekere situatie. Inbrengen? Als uw kind zijn toekomstige echtgenoot wenst te begunstigen, dan kan het zijn onroerend goed ook inbrengen in de gemeenschap. De fiscale kostprijs van die inbreng is verwaarloosbaar (vast recht van € 50). Uw kind kan zich bij inbreng een recht van terugname bedingen, waardoor het de woning kan terugkrijgen wanneer het huwelijk spaak loopt. Wanneer de echtgenoot zelf ook een eigen vermogen bezit, dan is het mogelijk om tot een perfect billijke oplossing te komen. De echtgenoot kan dan een evenwaardig vermogensbestanddeel inbrengen. Als uw kind het pand echter via een schenking verkregen heeft, is het mogelijk dat er aan die schenking een verbod tot inbreng in de huwelijksgemeenschap ver bonden is. De schenker moet dan eerst aan dat verbod verzaken.
pagina 6 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Echtscheiding: artikel 1.453 BW. Als uw kind voor 100% eigenaar wenst te blijven van het onroerend goed of als uw kind het goed als gevolg van een eventuele schenkingsmodaliteit niet in de huwelijksgemeenschap kan inbrengen, biedt het Burgerlijk Wetboek een aanzet tot een billijke regeling. Het Burgerlijk Wetboek voorziet immers een ‘vergoedingsregeling’. Artikel 1.453 bepaalt dat wanneer de in het vergoedingsplichtige vermogen gevallen bedragen gediend hebben tot het verkrijgen, instandhouden of verbeteren van een goed, de ver goeding gelijk zal zijn aan de waardevermeerdering van dat goed. Concreet betekent dit dat het gemeenschappelijk vermogen bij echtscheiding aanspraak kan maken op de meerwaarde die door de met gemeenschappelijk geld betaalde verbeteringswerken ontstaan is.
Voorbeeld. Stel, op het moment van het huwelijk is de woning € 250.000 waard. Het koppel doet voor € 50.000 verbeteringswerken. Bij een latere echt scheiding wordt de woning daardoor geschat op € 360.000. Het gemeen schappelijk vermogen kan dan aanspraak maken op een vergoeding van € 110.000. Hierdoor komt bij scheiding € 55.000 toe aan de echtgenoot.
Ook bij lening? Inderdaad. Als de gemeenschap een lening afbetaald heeft om de verbeteringswerken te financieren, dan kan het gemeenschappelijk ver mogen niet alleen aanspraak maken op de kosten van die verbeteringswerken, maar ook op haar deel van de meerwaarde (Cassatie, 18 maart 2011).
Scheiding van goederen. Deze vergoedingsregeling speelt niet bij schei ding van goederen. De toekomstige echtgenoten moeten dan vooraf duidelijke afspraken vastleggen over ieders bijdrage in de verbeteringswerken. Anders zou de echtgenoot van uw kind bij een eventuele scheiding geconfronteerd kunnen worden met het argument dat er hem niets verschuldigd is omdat zijn bijdrage aan de verbeteringswerken aanzien moet worden als een bijdrage in de lasten van het huwelijk.
Wat bij overlijden? Bij overlijden worden de successierechten berekend op de marktwaarde van de woning. Als er kinderen zijn, speelt het feit dat de verbeteringswerken met gemeenschappelijk geld gebeurd zijn geen rol voor de berekening van de successierechten (art. 16 W.Succ.). Als een echtgenoot vóór het huwelijk al een onroerend goed heeft, dan kan dat goedkoop ingebracht worden in de huwelijksgemeenschap (€ 50). Als de andere partner een gelijkwaardig vermogensbestanddeel inbrengt, ontstaat er een billijke situatie. Als het pand ‘eigen’ blijft en de echtgenoten met gemeenschappelijk geld verbeteringswerken uitvoeren, dan heeft de huwelijksgemeenschap bij een echtscheiding recht op de meerwaarde die daardoor ontstaat. Bij scheiding van goederen is dat echter niet automatisch het geval. De partners kunnen dan zelf daarover – het best vooraf – (schriftelijk) afspraken maken. pagina 7 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
TWEEDE VERBLIJF
Een plekje onder de Spaanse zon? U las het al regelmatig: de vastgoedprijzen in Spanje zijn de laatste jaren door de crisis sterk gedaald. Misschien heeft u tijdens uw vakantie wel gedroomd over een tweede verblijf in Spanje? Met welke kosten moet u dan rekening houden bij aankoop? Zijn er ook inkomstenbelastingen te betalen? Wordt een eventuele meerwaarde belast? Welke belastingen zijn er bij schenking of successie?
Er is geen haast bij. Hoewel de prijzen de laatste jaren flink gezakt zijn, verwachten de meeste specialisten hooguit een stabilisatie. De Spaanse econo mie doet het sinds kort iets beter, maar toch zijn er weinig factoren die de prijs van het vastgoed in de toeristische regio’s sterk kunnen doen stijgen.
Opgelet! Laat u bij aankoop van een onroerend goed in Spanje steeds bij staan door een lokale advocaat. Een notaris heeft in Spanje niet dezelfde rol als in België. Uw advocaat zal voor u nagaan wie de eigenaar is van het pand, of het ‘vrij en onbelast’ is, of er eventueel achterstallige belastingen te betalen zijn, ... Vraag ook fiscaal advies, er zijn belangrijke verschillen tussen de regio’s. Aankoopkosten. Wanneer u in Spanje onroerend goed koopt, betaalt u net zoals in België btw of registratierechten. U betaalt btw wanneer u een nieuw onroerend goed koopt van een projectontwikkelaar of aannemer. Voor residentieel vastgoed bedraagt de btw 10% op de aankoopprijs. Afhankelijk van de regio is er een zegelrecht te betalen van 0,50% tot 2%. Op bestaand onroerend goed betaalt u 7% à 10% registratierechten, eveneens afhankelijk van de regio. Verder is er eventueel een hypotheekrecht (1%). Daarnaast zijn er lokale belastingen.
Inkomstenbelasting. Op basis van het dubbelbelastingverdrag betaalt u inkomstenbelasting in Spanje. Het tarief is 24,75%. Indien u verhuurt, betaalt u belastingen op de huurinkomsten. Als u het pand niet verhuurt, dan betaalt u enkel belastingen op een percentage van de kadastrale waarde. Dat percentage is 1,10% als de kadastrale waarde na 1 januari 1994 nog herzien werd. Anders bedraagt het 2%. Op een kadastrale waarde van € 200.000 (herzien na 1 januari 1994) betaalt u € 544,50 belastingen (€ 200.000 x 1,10% x 24,75%). Daarnaast betaalt u een lokale onroerendgoedbelasting (Impuesto sobre Bienes Inmuebles of IBI) van 0,405% tot 1,1166% op die kadastrale waarde.
Progressievoorbehoud in België. U moet uw Spaanse onroerende inkom sten (de huurwaarde) aangeven in België. Die inkomsten zijn in België vrij gesteld, maar met progressievoorbehoud. Het gevolg is dat uw andere Belgische inkomsten in een hogere schijf belast zullen worden. U mag wel de in Spanje betaalde belastingen en een kostenforfait van 40% aftrekken.
pagina 8 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Meerwaardebelasting en vermogensbelasting. Bij herverkoop betaalt u in Spanje 21% meerwaardebelasting op uw winst. U mag de aankoopkosten en de kostprijs van eventuele werken wel in mindering brengen. In Spanje bestaat er momenteel ook een vermogensbelasting (‘Patrimonio’). Het tarief ligt tussen 0,20% en 2,50%. De eerste € 700.000 zijn in principe vrijgesteld, maar er zijn regionale verschillen.
Schenking en successie. Schenkingen en nalatenschappen van in Spanje gelegen onroerend goed worden bij gebrek aan bepalingen in het dubbelbelasting verdrag in Spanje belast. Daarnaast kan België ook successierechten heffen op het wereldwijde vermogen van een rijksinwoner. Beide landen zijn dus heffings bevoegd. De in Spanje betaalde rechten mogen in mindering gebracht worden van de Belgische successierechten. In Spanje variëren de tarieven van 7,65% op de schijf tot € 7.933 tot 34% op alles boven de € 797.555 (echtgenoten en in rechte lijn). Die tarieven worden nog verhoogd in functie van het Spaanse vermogen van de begunstigde van de schenking of van de erfgenaam. Voor Spaanse rijks inwoners zijn er (belangrijke) verminderingen in functie van de regio. Voor buitenlanders gelden die verminderingen voorlopig enkel bij schenkingen onder levenden. De EU heeft Spanje gevraagd om die discriminatie weg te werken. Wanneer u schenkt, betaalt u ook nog meerwaardebelasting op het verschil tussen de aankoopprijs en de waarde bij schenking. Er zijn geen Belgische schenkings rechten te betalen wanneer u Spaans onroerend goed schenkt. Na die schenking zijn er ook geen Belgische successierechten meer te betalen, zelfs niet wanneer u binnen de drie jaar na de schenking zou overlijden.
Kopen via uw vennootschap? Wanneer u Spaans vastgoed aankoopt via uw vennootschap, dan betaalt zij 24,75% Spaanse belastingen op de huur inkomsten. Meerwaarden zijn belastbaar tegen dezelfde tarieven als meerwaar den gerealiseerd door particulieren (21%). Wanneer uw vennootschap het pand gratis ter beschikking stelt van haar zaakvoerder, dan betaalt u zelf belastingen op dat voordeel (in Spanje) .U bent in Spanje echter belastbaar op de werkelijke huurwaarde van het pand. Die waarde kan vanzelfsprekend sterk oplopen. Uw vennootschap betaalt dan belastingen op 3% van de kadastrale waarde. Spaans onroerend goed aankopen via uw vennootschap is dus niet echt interessant. Bij aankoop betaalt u btw of registratierechten. Als u niet verhuurt, dan betaalt u een beperkte belasting op de kadastrale waarde. Bij verkoop is er wel een meerwaardebelasting (21%). Vermogensbelasting is er in principe enkel voor vermogens boven de € 700.000 (0,20% tot 2,50%). Bij overlijden zijn er successie rechten tot 34%. De schenkingsrechten zijn (afhankelijk van de regio) beperkt, maar u betaalt bij schenking wel meerwaardebelasting. In België zijn er geen schenkingsrechten te betalen. Zelfs als u binnen de drie jaar overlijdt, zijn er daarna geen successierechten. Kopen via uw vennootschap is niet interessant.
pagina 9 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
ERFRECHT
Uw echtgeno(o)t(e) of partner onterven? Hoe is het erfrecht van de langstlevende wettelijk geregeld? Kunt u uw echtgenoot onterven via schenkingen of legaten? Wat is daarbij de rol van de reserve? Hoe kunt u bij feitelijke scheiding uw echtgenoot onterven? Hoe beschermt u uw kinderen bij een tweede huwelijk? Waarmee houdt u het best rekening bij een echtscheiding door onderlinge toestemming? En hoe zit dat als u wettelijk samenwoont?
Erfrecht langstlevende. Als de langstlevende samen met de kinderen van de erflater erft, dan krijgt hij het vruchtgebruik op de volledige nalatenschap (helft gemeenschap plus eigen goederen). De kinderen krijgen de blote eigendom van de nalatenschap. Als er geen kinderen zijn, maar wel bloedverwanten van de erflater, dan erft de langstlevende de helft van de gemeenschap in volle eigendom en het vruchtgebruik op de eigen goederen van de overledene. Zijn er geen bloed verwanten, dan erft de langstlevende alles in volle eigendom.
Onterven via schenkingen of legaten? De erflater kan de langstlevende (deels) onterven, maar hij moet hierbij rekening houden met diens reserve. De langstlevende heeft minstens recht op het vruchtgebruik op de helft van de goederen uit de nalatenschap. Daarnaast heeft de langstlevende in elk geval het vruchtgebruik op de gezinswoning en de zich daarin bevindende huisraad. Dat vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad is een minimum. Het geldt zelfs wanneer het meer bedraagt dan de helft van de nalatenschap. Zolang u die reserve respecteert, kunt u wel een deel van uw (eigen) vermogen wegschenken of aan anderen legateren. Op die manier onterft u (deels) uw echtgenoot. Wan neer de reserve van uw echtgenoot door schenkingen of legaten aangetast wordt, dan kan hij na uw overlijden de inkorting vorderen om de reserve te herstellen. Erfrechtelijke reserve ontnemen? U kunt uw kinderen nooit hun reserve ontnemen. In specifieke omstandigheden en mits naleving van een aantal voor waarden kunt u uw echtgenoot wel zijn reserve ontnemen. Dat is ten eerste mogelijk bij feitelijke scheiding. Ten tweede is dat (deels) het geval wanneer u bij een (tweede) huwelijk afstammelingen heeft uit een vorig huwelijk.
Feitelijke scheiding. Als u minstens zes maanden feitelijk gescheiden leeft, kunt u uw echtgenoot onterven. U moet een testament opmaken waarin u uw echtgenoot elk erfrecht ontneemt. U kunt dat pas doen nadat u bij de vrederechter een vordering tot verkrijging van een afzonderlijke woonst ingesteld heeft. Het instellen van die vordering is voldoende, de vrederechter moet zich nog niet uit gesproken hebben. Ten slotte mag u ook niet opnieuw gaan samenwonen zijn. Als aan al die voorwaarden voldaan is, dan verliest uw echtgenoot zijn reserve. pagina 10 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Opgelet! Het is niet omdat uw echtgenoot u op die manier onterfd heeft, dat hij niet langer van u erft. U moet ook zelf bij de vrederechter een afzonderlijke woonplaats vorderen en zelf een testament opmaken. Doet u dat niet, dan blijft uw echtgenoot wel de bijzondere bescherming genieten die de wet hem biedt.
Tweede huwelijk. Als een partner bij een tweede huwelijk afstammelingen uit een vorig huwelijk heeft, dan kan het erfrecht van die (nieuwe) echtgenoot via een huwelijkscontract ingeperkt worden. Het vruchtgebruik op de gezinswoning kunt u uw echtgenoot echter nooit ontnemen. Zo’n beperking van het erfrecht kan, maar hoeft niet wederkerig te zijn. De bedoeling is uw kinderen te beschermen. Bij uw overlijden zou uw nieuwe echtgenoot anders het vruchtgebruik op uw volledige nalatenschap verkrijgen. Vooral als uw tweede echtgenoot veel jonger is, zouden uw kinderen zich benadeeld kunnen voelen. Zij kunnen wel de omzet ting van dat vruchtgebruik vorderen. De wet biedt hen ook enige bescherming omdat er voor de waardering van dat vruchtgebruik van uitgegaan wordt dat de nieuwe echtgenoot minstens 20 jaar ouder is dan het oudste kind. Toch geeft het erfrecht van een nieuwe echtgenoot vaak spanningen. Vooral als uw nieuwe echt genoot voldoende financiële middelen heeft, kan een inperking van zijn erfrecht bijdragen tot een goede relatie tussen uw kinderen en uw nieuwe partner. Echtscheiding bij onderlinge toestemming. Overweeg steeds om in de regelingsakte te voorzien dat de echtgenoten elkaar wederzijds onterven. Op die manier anticipeert u op een eventueel overlijden van een van de echtgenoten vóór de echtscheidingsprocedure volledig afgehandeld is. Samenwonen. De langstlevende wettelijk samenwonende erft in principe het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad. Hij is echter geen reserva taire erfgenaam. Dat betekent dat u hem dat vruchtgebruik bij testament kunt ontnemen. De langstlevende erft dan niets van u. Als u over dat testament niets zegt, dan kan uw partner dat ook niet te weten komen. De langstlevende ontdekt dan eventueel pas bij het overlijden van zijn partner dat hij onterfd is. Ook door de wettelijke samenwoning te beëindigen, eindigt het erfrecht van de langst levende. Dat kan zeer eenvoudig en zelfs eenzijdig gebeuren. U moet daartoe enkel een schriftelijke verklaring afgeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Zolang u zijn reserve respecteert, kunt u de langstlevende via schenkingen of legaten deels onterven. Bij feitelijke scheiding kunt u ook de reserve bij testament ontnemen. U moet wel eerst bij de vrederechter een vordering tot verkrijging van een aparte woonst instellen. Bij een tweede huwelijk kunt u uw echtgenoot via een huwelijkscontract deels onterven als u kinderen heeft uit een vorig huwelijk. Het vruchtgebruik op de gezinswoning ontnemen, kan echter niet. Wettelijk samen wonenden hebben enkel recht op het vruchtgebruik op de gezinswoning. Dat recht kunt u eenzijdig bij testament ontnemen, ook zonder uw partner in te lichten.
pagina 11 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
SCHENKING
‘Sudden death’-verzekering bij schenking? Als u binnen de drie jaar na een schenking overlijdt, dan betalen uw erfgenamen successierechten, tenzij u de schenking laat registreren (en dus registratierechten betaalt). Is een tijdelijke overlijdensverzekering een goedkopere oplossing? Een ‘sudden death’-polis is meestal nog goedkoper. Wat is zo’n ‘sudden death’verzekering precies en wanneer kan dat een goede keuze zijn?
Schenking. Het is algemeen bekend dat de successierechten hoog kunnen oplopen. Een deel van uw vermogen bij leven wegschenken, al dan niet met behoud van controle en vruchtgebruik, is een stuk goedkoper. In Vlaanderen en in Brussel kunt u roerende goederen schenken tegen 3% (in rechte lijn, echt genoten en samenwonenden) of 7% (alle anderen). In Wallonië bedragen de tarieven (enkel volle eigendom) 3,3% of 7,7%. Voor broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten is er in Wallonië een apart tarief van 5,5%. Aangezien de tarieven bij overlijden afhankelijk van het gewest kunnen oplopen tot 30% in rechte lijn of tot 80% voor verre verwanten, realiseert u alvast een fikse be sparing door een deel van uw roerend vermogen bij leven weg te schenken.
Registratie niet verplicht. U kunt perfect een hand- of bankgift doen zonder die schenking te laten registreren en dus zonder schenkingsrechten te betalen. U moet dan wel nog minstens drie jaar blijven leven. Anders moet de begiftigde alsnog successierechten betalen. Een hand- of bankgift zonder betaling van schenkingsrechten wordt immers als een fictief legaat aanzien. Overlijdt de schenker binnen de drie jaar, dan wordt die gift als fictieve nalatenschap bij de reële nalatenschap geteld en zijn er successierechten verschuldigd op dat fictief legaat. Wanneer u ernstig ziek wordt, kunt u de schenking natuurlijk nog altijd laten registreren. Wanneer u echter onverwachts overlijdt door een ongeval of door een plots optredende aandoening, zijn er zware financiële gevolgen.
Tijdelijke overlijdensdekking. Via een geregistreerde schenking bespaart u uw nazaten veel successierechten. Meestal is het echter financieel voordeliger om een ‘successieverzekering’ of ‘schenkingsverzekering’ af te sluiten. U berekent dan hoeveel successierechten de begunstigde van de schenking zou betalen als u binnen de drie jaar zou overlijden. Dat risico dekt u in via een zgn. successie verzekering, een tijdelijke overlijdensdekking op uw hoofd met een looptijd van drie jaar. Het is wel essentieel dat de polis op naam van de begunstigde staat en dat die begunstigde ook zelf de premie betaalt. Anders zijn er bij uw overlijden op de uitkering door de verzekeraar successierechten verschuldigd.
Voorbeelden. Stel, u bent 60 jaar en u schenkt € 1.000.000 aan uw kind. De schenkingsrechten bedragen dan € 30.000 (€ 33.000 in het Waals gewest).
pagina 12 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Als u de schenking echter niet registreert en binnen de drie jaar overlijdt, dan kunnen de successierechten oplopen tot € 300.000. Sluit u een successieverzeke ring af, dan betaalt u slechts een eenmalige premie van € 7.431 (verzekerd kapi taal van € 300.000). Bent u 55 jaar, dan bedraagt de premie maar € 4.717. Voor een 65-jarige loopt de premie op tot € 8.983. Meestal is een successieverzekering dus veel goedkoper dan een geregistreerde schenking. Laat uw makelaar altijd meerdere offertes vragen. De premies kunnen sterk verschillen. U moet natuur lijk een medische keuring ondergaan. Als u gezondheidsproblemen heeft, kan de verzekeraar een premieverhoging opleggen of u weigeren.
‘Sudden death’-verzekering. Er bestaat een nog veel goedkopere oplos sing. Als u een tijdelijke overlijdensdekking afsluit, dan bent u ook verzekerd bij overlijden na een langdurige ziekte. Wie langdurig ziek wordt, kan de schenking echter nog steeds laten registreren. Als u daarentegen een ‘sudden death’- verzekering afsluit, dan verzekert u zich enkel tegen een plots overlijden ten gevolge van een ziekte of een ongeval. Zo’n verzekering is vanzelfsprekend veel goedkoper. Een 55-jarige betaalt bv. slechts een premie van € 1.416 (voor een kapitaal van € 300.000).
Voor- en nadelen? Het voordeel van een klassieke overlijdensverzekering is dat u in principe verzekerd bent tegen alle oorzaken van overlijden, behalve oorlogsrisico en zelfmoord (binnen het eerste jaar). Een ‘sudden death’-polis is goedkoper, maar u bent enkel beschermd bij een plots overlijden door een ongeval of een beperkt aantal lichamelijke aandoeningen. Zelfmoord en gevaarlijke sporten zijn uitgesloten. Enkel de aandoeningen die in de polis opgesomd worden, zijn verzekerd. De belangrijkste zijn hartinfarct en longembolie. Overlijden door een slepende ziekte en euthanasie zijn niet gedekt. Ook wanneer u door een van de opgesomde aandoeningen in coma geraakt en na meer dan 30 dagen overlijdt, bent u niet verzekerd. In die gevallen kunnen uw erfgenamen de schenking natuur lijk nog vóór uw overlijden laten registreren. Lees de kleine lettertjes van het con tract wel in detail na samen met uw makelaar. Zorg ervoor dat uw erfgenamen op de hoogte zijn, zodat zij indien nodig de schenking nog kunnen laten registreren. Bespreek de lijst van de verzekerde aandoeningen eventueel met uw huisarts.
Voor wie gezond is, is een successieverzekering meestal veel goedkoper dan een geregistreerde schenking. U bent dan ook verzekerd bij overlijden na een lang durige ziekte. Als u ernstig ziek wordt, kunt u echter nog altijd de schenking laten registreren. Daarom kan de veel goedkopere ‘sudden death’-verzekering een alternatief zijn. U bent dan enkel verzekerd tegen een onverwachts overlijden door een ongeval of (een beperkte lijst van) plotse aandoeningen. Bestudeer de details van het contract met uw makelaar. De begiftigde moet altijd zelf de verzekering afsluiten en de premie betalen, anders zijn er successierechten op de uitkering.
pagina 13 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
EXTRALEGAAL PENSIOEN
Hoe uw 3de en 4de pijler optimaliseren? Wat is de derde pijler? Kiest u daarin beter voor een pensioenspaarfonds of voor een pensioenverzekering? Wanneer is een ‘fiscale levensverzekering’ interessant? Waarom is de vierde pijler ook belangrijk? Hoe werkt een fondsenspaarplan en waarom is dat een goede manier om een bijkomend pensioen op te bouwen? Hoe kunt u uw beleggingen in de derde en vierde pijler optimaliseren?
Derde pijler. Naast het wettelijk pensioen (eerste pijler) kunt u vanuit uw beroepsinkomsten privé (VAPZ) of via uw vennootschap (groepsverzekering) een aanvullend pensioen opbouwen (tweede pijler). Daarnaast kunt u via pensioen sparen en fiscale levensverzekeringen met privégeld fiscaalvriendelijk een extra pensioen opbouwen (derde pijler).
Pensioensparen. U kunt elk jaar voor € 940 pensioensparen. Als u kiest voor een pensioenspaarverzekering, dan krijgt u een gegarandeerd rendement (momenteel 1,75% à 2,50%) en eventueel een bonus. Uw kapitaal is beschermd. Als u voor een pensioenspaarfonds kiest, dan is uw rendement niet gegarandeerd. U heeft ook geen kapitaalsgarantie. Dat is zo omdat pensioenspaarfondsen een deel van uw premie, soms tot 70%, beleggen in aandelen.
Beste strategie. Pensioenspaarfondsen brengen veel meer op. Sinds 1986 bedraagt hun gemiddeld rendement 7%. Bij een verzekering mag u op lange termijn rekenen op 4% à 4,50%. Pensioenspaarfondsen zijn echter niet geschikt voor wie geen risico wil nemen. In 2008 daalde hun waarde met 25% à 30%. Toch raden we al wie jonger is dan 55 jaar aan om te kiezen voor een pensioen spaarfonds omwille van het (veel) hogere rendement. Na die leeftijd kunt u dan omschakelen naar een pensioenfonds dat overwegend in obligaties belegt. U kunt op dat moment eventueel ook overstappen naar een pensioenspaarverzekering. Fiscale levensverzekering. Naast het pensioensparen kunt u nog voor € 2.260 fiscaal voordelig beleggen via het langetermijnsparen. De formule is dezelfde als bij een pensioenspaarverzekering. Als u nog een hypothecaire lening afbetaalt, heeft u meestal geen fiscale ruimte om nog levensverzekeringspremies in te brengen. Sluit daarom een levensverzekering af eens uw lening afgelost is. Derde pijler optimaliseren. Beperk vooral de kosten. Veel banken rekenen 3% instapkosten aan op een pensioenspaarfonds. Argenta, Diercikx Leys (Hermes), Rabobank (verkoopt fondsen van BNP) en Belfius (Pension Fund Balanced Plus) hebben een fonds zonder instapkosten. Voor verzekeringen kunnen de kosten oplopen tot 6%. Onderhandel om tot meer realistische instap kosten van 1% à 2% te komen.
pagina 14 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Waarom een vierde pijler? Zelfs wanneer ze de eerste drie pijlers combi neren, hebben zelfstandigen gemiddeld een verschil van 46% tussen hun laatste beroepsinkomsten en hun totale pensioen. Er is echter meer. De eindbelasting op groepsverzekeringen is al herzien. Wellicht zal de belasting op het eindkapitaal van uw pensioensparen ooit ook stijgen. De regering weet immers perfect dat wie in de tweede en derde pijler geïnvesteerd heeft, geen ontsnappingsmogelijkheden heeft. Ook daarom wordt de vierde pijler steeds populairder. Het gaat hier om spaarplannen zonder fiscale aftrek. Meestal koopt u maandelijks voor een vast bedrag een stuk van een beleggingsfonds. Bij de meeste banken worden die fondsenplannen aangeboden vanaf € 25 à € 50 per maand.
Fondsenspaarplan. Afhankelijk van uw risicoprofiel kiest u ervoor om uw maandelijkse storting te beleggen in een fonds met meer of minder aandelen. Wie jonger is dan 50 jaar kiest het best voor een fonds met minstens 50% aandelen. Naarmate u dichter bij de pensioenleeftijd komt, kunt u omschakelen. U belegt dan bv. in een fonds met 75% obligaties. Vanaf dan kunt u de opgebouwde spaarpot geleidelijk aan omzetten in fondsen met een groter percentage obligaties.
Gespreid beleggen. Door over een langere termijn maandelijks een vast bedrag in zo’n fondsenplan te beleggen, verhoogt u uw rendement. Wanneer de koersen laag staan, koopt u met dat bedrag immers een groter aantal deel bewijzen. Daarnaast vermijdt u via zo’n systematische aanpak ook de veel voorkomende fout enkel aandelen te kopen als de beurzen al een aantal jaren gestegen zijn (en dus duur zijn).
Vierde pijler optimaliseren. Bij een fondsenplan zijn er geen extra kosten. U betaalt enkel instapkosten. Een aantal banken bieden beleggingsfondsen aan zonder instapkosten. Let echter vooral op de jaarlijkse beheerskosten. Aangezien ze elk jaar opnieuw aangerekend worden, hebben die beheerskosten een veel grotere impact op uw rendement. Als vuistregel mag u aannemen dat 0,60% à 0,75% beheerskosten normaal is bij obligatiefondsen, 1% à 1,20% bij gemengde fondsen en 1,20% à 1,50% bij aandelenfondsen. Ga ook na hoe het fonds in het verleden presteerde (via http://www.morningstar.be). Die prestaties uit het ver leden geven u echter enkel een indicatie. Ze zijn geen garantie voor de toekomst.
Wie minder dan 55 jaar is, kiest omwille van het hogere rendement beter voor een pensioenspaarfonds met minstens 50% aandelen. Daarna kunt u overstappen naar een fonds dat vooral in obligaties belegt of naar een pensioenverzekering. Kies voor een pensioenspaarfonds zonder instapkosten. Eens uw hypotheek afbetaald is, kunt u een fiscale levensverzekering afsluiten. Onderhandel de instapkosten van uw verzekeringen, betaal niet meer dan 1% à 2%. In de vierde pijler bouwt u een bijkomend pensioen op via een fondsenspaarplan. Regelmatig een vast bedrag beleggen, verhoogt uw rendement. Let hier vooral op de beheerskosten.
pagina 15 - 2 september 2013
Ve r m o g e n
Colofon Hoofdredacteur: Bruno Bosch Eindredacteur: Robert Vastmans Adviseurs: Johan Adriaens Onafhankelijk vermogensplanner Neven & Partners A. Bonte Belastingconsulent C. Geenen Deloitte Fiduciaire A. Lacourt Vastgoedspecialist Frankrijk Lacourt Patrimonia A. Meyus Jurist en belastingconsulent A. Schotsmans Notaris D. Seijfert Vastgoedspecialist Italië La Porta Verde J. Vanoverbeke Partner Estate Planning Solutions Verantwoordelijke uitgever: G. Glorieux Veldstraat 3 3370 Boutersem
Uw volgende stap Modellen, voorbeelden, checklisten, ... tipsenadvies-vermogen.be/download Dit is een uitgave van:
Tiensesteenweg 306 3000 Leuven RPR Leuven - 0440. 845. 006
Abonnementen: Tel. : 016/35 99 00 Fax: 016/35 99 35 abonnementen@indicator. be www.indicator.be
Uw adviesbrief online: tipsenadvies-vermogen.be
BELEGGEN
De rente stijgt: wat nu? Nu de rente begint te stijgen, vraagt u zich wellicht af wat u het best kunt doen met uw bestaande beleggingen in obligaties?
Een trendommekeer? Na een decennialange daling begint de rente nu (licht) te stijgen. De rente op tienjarige Duitse staatsobliga ties steeg op korte termijn van 1,20% naar 1,80%. Wanneer de rente stijgt, dan daalt de waarde van uw obligaties. Hoe langer de ge middelde looptijd van de obligaties, hoe groter de waardedaling. Historisch gezien ligt de rente nog steeds zeer laag. Toch verwachten we op korte termijn geen al te spectaculaire stijging omdat er nog veel geld aan de zijlijn staat te wachten.
Wat doet u eraan? ‘Vechten’ tegen een rentestijging is niet evident. Zelfs professionele beheerders kunnen relatief weinig doen. Door de gemiddelde looptijd van uw obligatieportefeuille te ver korten, kunt u de gevoeligheid van de waarde van uw portefeuille aan rentestijgingen verminderen. Dat is ook wat fondsbeheerders doen wanneer zij een rentestijging verwachten. Obligatiefondsen: ‘duration’ nakijken. Wie via fondsen in obligaties belegt, kijkt het best hun gewogen gemiddelde looptijd en hun beleggingspolitiek na. Fondsen die een gemiddelde looptijd van meer dan vijf jaar hebben of een looptijd van meer dan vijf jaar moeten aanhouden, kunt u beter verkopen. Zo vermijdt u verliezen als de rente straks stijgt. Herbeleg in fondsen met een korte looptijd. Obligatieportefeuille. Wanneer u individuele obligaties bij houdt tot hun eindvervaldag, dan recupereert u uw inleg. U hoeft zich dus weinig zorgen te maken. Actieve beleggers kunnen obliga ties met een looptijd van meer dan zes jaar verkopen. Zij kunnen het geld tijdelijk op kortere termijn beleggen in de hoop na een verdere rentestijging tegen lagere prijzen weer in obligaties te beleggen.
De rente zal wellicht nog (beperkt) stijgen. Dat weegt op de waarde van obligatiefondsen. Overweeg om fondsen met een looptijd van meer dan 5 jaar te verkopen. Actieve beleggers kunnen overwegen om obligaties op meer dan 6 jaar te verkopen om later goedkoper weer in te stappen.
Niets uit deze uitgave mag in enige vorm of op enige wijze worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kan worden gesteld.