QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN Noordelijke- en zuidelijke kade Velterslaan-Driemond DIENS WATERBEHEER EN RIOLERING AMSTERDAM HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI- EN VECHT SECTOR WATERBEHEER
26 september 2005 110403/HN5/T96/001540.001/lko
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Inhoud Samenvatting __________________________________________________________________ 3 1 Inleiding____________________________________________________________________ 4 2 Huidige situatie _____________________________________________________________ 6 2.1 Gebiedsbeschrijving ______________________________________________________ 6 2.2 Autonome ontwikkelingen_________________________________________________ 6 3 Wettelijk kader______________________________________________________________ 7 3.1 Landschap en natuur _____________________________________________________ 7 3.2 Cultuurhistorie___________________________________________________________ 7 3.3 Vergunningen en bevoegd gezag ___________________________________________ 8 4 Resultaten quickscan ________________________________________________________ 9 4.1 landschap_______________________________________________________________ 9 4.2 natuur_________________________________________________________________ 11 4.3 cultuurhistorie __________________________________________________________ 12 5 Conclusies en aanbevelingen _______________________________________________ 16 5.1 Landschap _____________________________________________________________ 16 5.2 natuur_________________________________________________________________ 17 5.3 cultuurhistorie __________________________________________________________ 18 6 Referenties ________________________________________________________________ 20 Bijlage 1 Cultuurhistorie en Archeologie ____________________________________________ 21 Bijlage 2 Bevindingen aanvullen veldonderzoek, natuur________________________________ 22
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
2
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Samenvatting ‘t Gein is een zijrivier van de Gaasp en loopt van Driemond tot aan Abcoude. Het beschouwde (deel-)traject voor de kadeverbetering betreft de noordelijke en zuidelijke kade van ’t Gein tussen Driemond en de Velterslaan, aan de rand van Abcoude. De totale lengte van het verbeteringstraject bedraagt circa 3.400 meter, voor zowel de noordelijke als de zuidelijke kade. Voor grote delen van de boezemkaden langs ‘t Gein bestaat een kruinhoogtetekort en/of een onvoldoende stabiliteit, waardoor een kadeverbetering wordt voorzien. Het gebied van ‘t Gein heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden (LNCwaarden) en om die reden is de uitvoering van een kadeverbetering extra gecompliceerd en vraagt om een zorgvuldige aanpak. In relatie met de voorgenomen verbeteringswerken aan de Gein-kade is een bureaustudie gedaan om de aanwezige LNC-waarden te inventariseren.
Doelstelling Het doel van de kadeverbetering is de boezemkade zodanig aanpassen dat aan de beoogde veiligheid wordt voldaan. Daarbij moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de aanwezige omgevingswaarden onder andere landschap, natuur, cultuurhistorie, woon, werk en leefmilieu. Zijn deze waarden in het geding dan dienen er maatregelen te worden genomen om de aantasting te beperken/verzachten (mitigeren). Voor de natuurwaarden geldt daarna nog dat: wanneer nog steeds zwaarder beschermde planten- of diersoorten schade door de maatregelen zullen ondervinden, dient een ontheffing ex art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Daarnaast is het beleid gericht op herstel van natuur- en landschapswaarden die blijvend verloren gaan of schade ondervinden (compenseren). Dit geldt niet alleen voor natuurgebieden en zwaar beschermde soorten, maar ook voor de beschermde soorten in agrarische gebieden en kleine elementen met natuur- en landschapswaarden.
Resumé bureaustudie In het kader van de Flora en Faunawet dient een aanvullende inventarisatie naar de natuurwaarden te worden uitgevoerd. Vanuit archeologische en cultuurhistorisch oogpunt wordt een Inventariserend Veldonderzoek met boringen (IVO) geadviseerd. Om verlies van LNC-waarden te kunnen compenseren/mitigeren wordt een aantal voorstellen gemaakt, welke in een ontwerp kadeverbeteringsplan nader uitgewerkt dienen te worden. Voorbeelden zijn voorzieningen voor beleving van de omgeving (recreatief), herplanten van bomen of het scheppen van mogelijkheden voor dier- en plantensoorten om zicht (opnieuw) te kunnen vestigen of voortplanten.H5 geeft een volledige beschrijving van aandachtspunten). Het gebied van ‘t Gein heeft bijzondere landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden (LNC-waarden) en om die reden is de uitvoering van een kadeverbetering extra gecompliceerd en vraagt om een zorgvuldige aanpak, communicatie en informatievoorziening naar bewoners en belangenverenigingen.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
3
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
HOOFDSTUK
1
Inleiding
Dienst Waterbeheer en Riolering (DWR) is de uitvoerende dienst in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Hieronder valt ook het beheer van waterkeringen en boezemkaden. De kaden rondom de rivier ‘t Gein maken onderdeel uit van deze boezemkaden. Voor grote delen van de boezemkaden langs ‘t Gein bestaat een kruinhoogtetekort en/of een onvoldoende stabiliteit, waardoor een kadeverbetering wordt voorzien. Het gebied van ‘t Gein heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden (LNCwaarden) en om die reden is de uitvoering van een kadeverbetering extra gecompliceerd en vraagt om een zorgvuldige aanpak. De voorliggende quickscan “Kadeverbetering ’t Gein” beschrijft het ‘stappenplan’ om de waardering van LNC-waarden in een Ontwerp-kadeverbeteringsplan te realiseren. ARCADIS voert in opdracht van DWR deze quickscan uit naar de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden (LNC-waarden).
Korte beschrijving Onderzoekslocatie ‘t Gein is een zijrivier van de Gaasp en loopt van Driemond tot aan Abcoude. Het beschouwde (deel-)traject voor de kadeverbetering betreft de noordelijke en zuidelijke kade van ’t Gein tussen Driemond en de Velterslaan, aan de rand van Abcoude. De totale lengte van het verbeteringstraject bedraagt circa 3.400 meter, voor zowel de noordelijke als de zuidelijke kade. Het gebied rondom ‘t Gein is grotendeels gelegen binnen de provincie Utrecht. Alleen de aansluiting naar de Gaasp te Driemond ligt in de provincie Noord-Holland. Dit laatste deel valt onder de gemeente Amsterdam het overige (grootste) deel valt onder de gemeente Abcoude.
Doelstelling Met deze quickscan omgevingswaarden Landschap, Natuur en Cultuurhistorische aspecten kan tijdens planvorming voor de kadeversterking, naast de waterkeringstechnische randvoorwaarden, een afweging van de verbeteringsalternatieven worden opgesteld. Doel van de quickscan is het bepalen van de trefkans op waarden in het plangebied bij het uitvoeren van de werkzaamheden door middel van een beknopte bureaustudie. Tijdens deze studie worden diverse bronnen geraadpleegd om integraal tot een verwachtingsmodel te komen. Indien uit het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied (natuur, landschap en archeologische) waarden kunnen worden verwacht, kan aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn. De resultaten van de quickscan kunnen richtinggevend zijn voor het aanvullende onderzoek.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
4
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Het onderzoek wordt gefaseerd uitgevoerd, waarbij in eerste instantie een inventariserend bureauonderzoek wordt uitgevoerd om tot een verwachtingsmodel te komen. Wanneer uit het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied waarden kunnen worden verwacht, kan aanvullend (veld)onderzoek benodigd zijn. Afhankelijk van de voorgenomen ingreep, kan worden bepaald in welke vorm het onderzoek zal moeten worden uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek en het eventueel aanvullende veldonderzoek wordt een belangenafweging gemaakt en wordt een advies gegeven over de aangetroffen LNCwaarden. Daarbij wordt aangegeven of aangetroffen waarden (in-situ) behouden moet blijven of dat het waarden (waaronder bodemarchief) verloren kan gaan of mag worden beschadigd ofwel een compenserende-/mitigerende maatregel moet worden voorzien.
Leeswijzer Na deze inleiding geeft hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. Het wettelijk kader en eventueel benodigde vergunningen of ontheffingen staan beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 behandelt de resultaten van de uitgevoerde bureaustudie en verkennend bezoek aan de dijk. In hoofdstuk 5 staan de conclusie en aanbevelingen voor mitigerendeen compenserende maatregelen beschreven.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
5
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
HOOFDSTUK
2.1
2
Huidige situatie
GEBIEDSBESCHRIJVING ‘t Gein is een zijrivier van de Gaasp en loopt van de Geinbrug nabij de Provincialeweg te Driemond tot aan Abcoude. ‘t Gein maakt deel uit van de Amstellandseboezem en vormt de scheiding tussen de kadering Amsterdam Zuidoost en kadering Baambrugge. De totale lengte van het traject bedraagt tweemaal circa 5 kilometer. Het beschouwde (deel-)traject voor de kadeverbetering betreft de noordelijke en zuidelijke kade van ’t Gein tussen Driemond en de Velterslaan, aan de rand van Abcoude. De totale lengte van het verbeteringstraject bedraagt circa 3.300 meter, voor zowel de noordelijke als de zuidelijke kade. Voor het overige traject vanaf de Velterslaan tot aan de kern van Abcoude is een beoordeling van de hoogte gedaan. De hoogte geeft momenteel geen aanleiding voor een verbetering en valt daarom buiten de verbeteringswerken. Het gebied rondom ‘t Gein is grotendeels gelegen binnen de provincie Utrecht. Alleen de aansluiting naar de Gaasp ligt in de provincie Noord-Holland. Dit laatste deel valt onder de gemeente Amsterdam het overige (grootste) deel valt onder de gemeente Abcoude. Smalle kaden vormen de scheiding tussen de boezem en de lager gelegen polders. Het voornamelijk weidelandschap is grotendeels in gebruik voor veeteelt. Op de kade is een smalle weg gelegen met aan de ene zijde een rietzoom langs de bespoelde kade. Aan de andere zijde staan langs de kade bomenrijen, (knot)wilgen. Verspreid langs ’t Gein staat de bebouwing dicht op de kade, waaronder een aantal historische boerderijen.
2.2
ONTWIKKELINGEN De oorspronkelijke veenrivier ’t Gein vindt zijn ontstaansgeschiedenis in de prehistorie en heeft momenteel een waterafvoer- en recreatieve functie. Het gebied rondom ’t Gein is aangewezen als Staatnatuurreservaat en maakt deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
6
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
HOOFDSTUK
3
Wettelijk kader
Het uitvoeren van een dijkverbetering is van groot maatschappelijk belang. Daarbij is ook de directe omgeving en natuur van groot belang. Tijdens planvorming en uitvoering dient daarom rekening gehouden te worden met deze waarden. Vanuit de wetgeving zijn daarvoor tevens richtlijnen en verplichtingen gesteld.
3.1
LANDSCHAP EN NATUUR Voor de aspecten landschap en natuur zijn de volgende wetgevingen of richtlijnen van belang: § ‘t Gein is onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en dient in dit kader te worden getoetst aan het Structuurschema Groene Ruimte (= de vigerende planologische kernbeslissing). § ‘t Gein maakt geen onderdeel uit van een Speciale Beschermingszone van de Europese Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn. De soortbescherming van beide richtlijnen is overgenomen in de Flora- en faunawet. § Conform de Natuurbeschermingswet is een deel van ‘t Gein aangewezen natuurreservaat (Oeverlanden t Gein…). § Afstemming van de ruimtelijke gevolgen van de ingreep op basis van het opgestelde ruimtelijke beleid volgens het Streekplan van de provincie Utrecht.
3.2
CULTUURHISTORIE De opkomst van de archeologie als nieuw element binnen ruimtelijke plannen is een gevolg van het Europees verdrag van Malta (1992). Dit verdrag is in 1998 door de Tweede Kamer geratificeerd en regelt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zowel in de communicatie naar het grote publiek als de bescherming van de resten in de bodem (het ‘bodemarchief’). Sindsdien zijn de uitgangspunten verwerkt in de nota ‘Belvedère’ (1999) en wordt gewerkt aan een herziening van de Monumentenwet. In deze nieuwe wet wordt het principe ‘de verstoorder betaalt’ gehanteerd: een partij die wil bouwen op de plek van bijvoorbeeld een Romeins grafveld zal moeten betalen voor het wetenschappelijk documenteren hiervan, of moeten kiezen voor een andere locatie. Net als bij de ecologie en het milieuonderzoek strekt de verplichting zich ook uit tot het opsporen van eventuele resten. Uitgangspunt is om de archeologische rijkdom van de locatie als volwaardig uitgangspunt in de besluitvorming mee te laten wegen. Gezien de arbeidsintensiviteit van archeologische opgravingen (lees: hoge kosten) en de mogelijkheid van de overheid om projecten stil te leggen, is vroegtijdig onderzoek ook in het belang van de initiatiefnemer. Bij elke bestemmingsplanwijziging zal om deze reden een paragraaf archeologie moeten worden opgenomen. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het archeologisch onderzoek zijn de provincie Utrecht en de gemeente Amsterdam.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
7
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
3.3
VERGUNNINGEN EN BEVOEGD GEZAG Voor de verschillende wetgevingen dient rekening gehouden te worden met vergunning of ontheffing, alvorens met de verbeteringswerken kan worden begonnen. Hierna volgt een opsomming van de vergunningen voortvloeiend uit de benoemde LNC-aspecten. § Natuurbeschermingswet
vergunningverlening door de provincie.
§ Ontheffing Flora- en faunawet
ministerie LNV.
§ Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
toetsing door de provincie.
§ Streekplan Utrecht
toetsing door de provincie.
§ Verdrag van Malta
toetsing door de provincie.
§ Voor kap van bomen
kapvergunningverlener: LNV en Gemeenten.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
8
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
HOOFDSTUK
4
Resultaten quickscan
De resultaten van de quickscan worden achtereenvolgens beschreven voor de aspecten Landschap, Natuur en Cultuurhistorie.
4.1
LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE
Ontginning en landschappelijke hoofdstructuur Het veenriviertje ‘t Gein ligt temidden van het open veenweidelandschap van de Broekzijdse Polder, Aetsveldse Polder en de Polder Baambrugge. De Ruwelswal of –kade vormt de grens met de Polder ’t Gein en Gaasp, waarvan nu het grootste deel is bebouwd (Amsterdam-Zuidoost). Door de openheid van het omringende gebied, in combinatie met de ruimtelijke verdichting langs ‘t Gein, wordt de kronkelige loop van ‘t Gein, zeer sterk ervaren. Vanaf de kade bestaan zichtlijnen naar de bebouwde gebieden van Abcoude, Driemond en Amsterdam Zuidoost. ‘t Gein ligt hierdoor nog steeds als een autonoom lint in het landschap. De ontginning van het veengebied heeft plaatsgevonden vanaf de oevers van ‘t Gein. De verkavelingsrichting van de percelen waaiert mee met de richting van de ontginningsas. Op de koppen van de kavels is verspreid langs ‘t Gein een flink aantal boerderijen en woningen aanwezig. Veel van deze bebouwing is karakteristiek en monumentaal, waaronder een aantal Rijksmonumenten. Voorbeelden hiervan zijn de boerderijen Bijlmerlust en Hogerlust aan ‘t Gein-Zuid. Een aantal gebouwen heeft een buitenplaatskarakter. Een ander zeer karakteristiek bouwwerk en tevens rijksmonument is de kleine zondagsschool Eben-Haezer (zie figuur 4.1, midden) op de noordelijke oever, net naast achter waterkering. OVERZICHT WAARDEVOLLE GEBOUWEN LANGS ‘T GEIN ADRES/ HUISNUMMERS
‘T GEIN-NOORD
‘T GEIN-ZUID
Rijksmonumenten
41 (Broekzijder-molen),
18/19, 22, 23, 26, 36, 37, 44,
59 (Eben-Haezer), 63, 64,
46, 53 en 60
79/80, 87 en 88 Beschermingswaardige
37, 43, 56, 57 en 62 (‘t Gein
gebouwen
genoegen)
29, 43 en 54
Gegevensbron: gemeente Abcoude
Ook zijn diverse karakteristieke T-boerderijen aanwezig, met het woongedeelte parallel aan de weg en het achterdeel haaks op de weg. De woonhuizen van de oude T-boerderijen liggen vaak hoger omdat er een sousterrain onder ligt. Bij veel oude woningen en boerderijen zijn voor de woning oude lei-linden aanwezig. De meeste woonhuizen en boerderijen liggen dicht bij de weg. Andere liggen juist op enige afstand van de weg en kade, met een tuin ervoor. Plaatselijk zijn aan de buitenzijde van de kade enkele kleine
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
9
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
huizen aanwezig, waarvan een deel houten huisjes. Zeer waardevol zijn twee molens, de Broekzijdsche watermolen en de watermolen Delphine of ‘Oostzijdsche molen’ uit de e
tweede helft van de 19 eeuw, die werden gebruikt om de omliggende polders te bemalen. Figuur 4.1 Karakteristieke bebouwing langs ‘t Gein
Beplantingen Langs grote delen van ‘t Gein zijn boombeplantingen aanwezig, in de tuinen, en op de kades. Het betreft een groot aantal oude bomen, zoals lindes, leilindes en kastanjes en enkele hoogstam-fruitboomgaardjes bij de huizen. Hiernaast zijn langs de kade veel wilgen, waaronder veel knotwilgen, en essen aanwezig. Door de vele bochten en de opeenvolging van open en dichte delen, heeft het 'lint', bestaande uit ‘t Gein, enkele voorlandjes (buiten de kade), de kades en aanwezige beplanting en bebouwing, een kleinschalig karakter en een grote ruimtelijke afwisseling. Zeer bijzonder is ook een aantal kleine voorlandjes, buitenkaadse stukjes grond met een begroeiing van bloemrijke graslanden, riet of bomen, die bijdragen aan de ruimtelijke afwisseling.
Landschapsbeleving vanaf de kades Zowel op de zuidelijke als op de noordelijke kade ligt een smalle asfaltweg. Door het kronkelige verloop en de aanwezigheid van veel beplantingen op en langs de kade is het zicht over de weg op veel plaatsen beperkt. De hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het lint maakt dat de kades langs ‘t Gein zeer aantrekkelijk zijn voor fietsers en wandelaars. Tussen de bebouwing door bestaan op veel plaatsen zichtlijnen en mooie vergezichten naar het open gebied. Ook zijn er, door het kronkelige verloop van ‘t Gein, op veel plaatsen langs de kade of schuin over ‘t Gein, doorkijkjes en zichtlijnen aanwezig naar monumentale gebouwen, molens en het open landschap. De aanwezige boom- en struweelbeplantingen op en langs de kades begeleiden deze zichtlijnen. Figuur 4.2 Landschappelijke beleving langs ‘t Gein
Stelling van Amsterdam Over ‘t Gein heen ligt ook de voormalige verdedigingslinie, de Stelling van Amsterdam. Restanten van deze linie zijn onder meer de rechte grasdijk en de grondheuvels aan weerszijden van ‘t Gein bij de molen ‘Delphine’ (voormalige batterij aan ‘t Gein). De dijk dwars door de weilanden van ‘t Gein naar het Amsterdam-Rijnkanaal is de liniewal Geindijk-Nigtevegt, aangelegd rond 1890. Het was een verbindingswal, waarachter ongehinderd transport tussen de batterijen aan ‘t Gein en fort Nigtevegt mogelijk was.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
10
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Even ten zuiden van ‘t Gein liggen bij Abcoude het voormalige fort Abcoude en bij het Amsterdam-Rijnkanaal het voormalige Fort Nigtevegt. Het gebied ten zuidoosten van Abcoude en ten zuiden van de liniedijk bij de molen ‘Delphine’ was onderdeel van het voormalige inundatiegebied van de verdedigingslinie. HISTORISCH TOLHEK TUSSEN ABCOUDE EN NIGTEVECHT De ‘uitspanning De Vink’ ligt tegenover de Velterslaan,
die
de
verbinding
met
Nigtevecht vormde. De houten schuur waar de paarden uitgespannen werden, springt wat uit en is duidelijk herkenbaar aan de grote deuren. Om naar Nigtevecht te gaan moest tol betaald worden. In het kleine tolhuisje tolgelden.
waakte
de
Personen
tolbaas hoefden
over niet
zijn te
betalen. Het oude tolhek heeft een plaatsje bij het huis De Vink gekregen. Nog is te lezen dat voor doorgang van een fiets 10 ct., paard + wagen: 25 en 50 ct. en voor een auto 50 ct. betaald moest worden. Pas in 1967 werd deze tol opgeheven. De doorgang naar Nigtevecht was verbroken door de bouw van het Amsterdam-Rijnkanaal. Het drukke scheepvaartverkeer werd voor de pontverbinding te gevaarlijk en is in de 70-er jaren opgeheven.
4.2
NATUUR Het gebied rondom ‘t Gein maakt deel uit van een Staatsnatuurreservaat en Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Hierna volgt een uitwerking van kwalificerende waarden voor het beschouwde gebied: § extensief beheerde kleinschalige bloemrijke gras- en hooilanden; § rietvelden met plaatselijk houtige opslag; § relatief hoge dichtheden zeldzame planten (Dotterbloemrietland, Zwanebloem, enz); § relatief hoge dichtheden minder algemene en zeldzame broedvogels (Snor, Waterral e.d.); § wezenlijk bijzondere geomorfologische, bodemkundige en hydrologische kenmerken; § relatieve rust voor bijzondere diersoorten en trekvogels; § ‘eilandjes’ met elzenbroekbos (hakhout); § linten met zware populieren, essen en knotwilgen, met bijbehorende fauna (Steenuil, Gekraagde roodstaart e.d., ook vleermuizen); § hoge potenties als ecologische verbindingszone (Otter), nestel- en foerageergebied voor zoogdieren (Waterspitsmuis), ringslangen, amfibieën, dagvlinders en libellen; § al bestaande ecologische waarde als migratieroute en foerageergebied voor vleermuizen; § aansluitende waardevolle landschapselementen zoals de Liniedijk, de Hollandse kade en de Molenwetering als ecologische verbindingselementen meenemen.
Figuur 4.3 Dotterbloemgrasland en Steenuil
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
11
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Waar als gevolg van de verbeteringsingreep natuur verloren raakt of beschermde planten en dieren schade oplopen, moet een compensatieplan opgesteld te worden. Aansluitend aan de benoemde kwalificerende waarden worden aandachtspunten voor mogelijke compensatie benoemd: § optimaal inrichten nieuwe dijksloot met natuurvriendelijke oevers, zodanig dat deze meer geschikt wordt voor de Ringslang, de vijf verwachte amfibieënsoorten, Kleine modderkruiper, Bittervoorn en andere soorten van ondiepe poldersloten, libellen, mosselen e.d.; § op juiste wijze en tijdstip verplaatsen knotessen, knotwilgen, en deze verplante bomen op cyclische wijze afwisselen met aangeplante nieuwe rijen-, jonge knotwilgen, verkregen uit zaad (geen stekken!); § aanbieden van kunstmatige nestgelegenheid (nestkasten) voor holenbroeders (Steenuil), Kerkuil, vleermuizen, Gekraagde roodstaart en Ringmus); § met behulp van goed een ecologisch protocol op juiste wijze dempen van een oude -en inrichten nieuwe dijksloot: vangen en verplaatsen beschermde amfibieën en vissen, verplaatsen belangrijke oeverplanten naar nieuwe sloot; § knotwilgen en Essen behouden en eventueel tijdelijk opnemen en herplanten. Essen vooraf knotten. Populieren mogen worden gerooid (kapvergunning) en hoeven niet terug; § ruim op tijd starten met nieuwe sloot in verband met migratie van vissen, oeverplanten en voortplanting libellen e.d. VLEERMUIZEN
De aanwezige bebouwing en vele holle bomen langs de kade kunnen mogelijk als vaste
Tijdens de veldinventarisatie verblijfsplaats van respectievelijk gebouwbewonende of boombewonende vleermuizen is geconstateerd dat in ieder dienen. Voor de uitvoering van maatregelen vraagt de eventuele aanwezigheid van deze geval de Ruige
vleermuizen de aandacht.
dwergvleermuis bomen langs het ‘t Gein gebruikt als Vanuit de opdrachtgever is aangegeven dat de aanwezige Knotwilgen en Essen zoveel vaste baltsplaats.
behouden moeten blijven. Door de werkzaamheden goed af te stemmen kunnen de bomen vooruitlopend op de kadeverbetering tijdelijk worden verplaatst, en worden herplant in de nieuwe situatie. De essen moeten eerst worden geknot. De aanwezige Populieren mogen, waar nodig, worden gerooid en kunnen worden vervangen door de aanplant van nieuwe rijen jonge knotwilgen. In het kader van de ontheffing voor de Flora en Faunawet is reeds een eerste aanvullende veldinventarisatie opgestart. Verspreid over het jaar dient te worden geïnventariseerd of bepaalde natuurwaarden aanwezig-/afwezig zijn. De resultaten van deze inventarisatie worden gebruikt om de gevolgen van de ingreep te bepalen. In bijlage 2 zijn de bevindingen van de eerste veldinventarisatie opgenomen. Op een later tijdstip wordt een volledig rapport van de gevoerde inventarisaties voorzien. Middels een nader op te stellen m.e.r.-beoordeling worden de voorgenoemde aspecten voor compensatie voor verlies aan natuur uitgewerkt.
4.3
ARCHEOLOGIE Het archeologisch onderzoek wordt gefaseerd uitgevoerd, waarbij in eerste instantie een inventariserend bureauonderzoek c.q. quick-scan is uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was een door een aantal standaard bronnen te raadplegen een ruwe inschatting te maken van te
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
12
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
verwachten archeologische waarden in het plangebied. Voor een overzicht van archeologische periodes zie figuur 4.4. Tabel 4.1 Tabel met de archeologische periodes.
Periode
Begin
Einde
Nieuwe Tijd
1500
heden
Late Middeleeuwen
1050
1500
Vroege Middeleeuwen
450
Romeinse Tijd
1050
12
v.Chr.
800
v.Chr.
12
v.Chr.
Bronstijd
2.000
v.Chr.
800
v.Chr.
Neolithicum (nieuwe steentijd)
5.300
v.Chr.
2000
v.Chr.
Mesolithicum (midden steentijd)
8.800
v.Chr.
4.900
v.Chr.
35.000
v.Chr.
8.800
v.Chr.
IJzertijd
Laat Paleolithicum (oude
450
steentijd)
Archeologische Monumenten Kaart De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) is een gedigitaliseerd bestand van alle bekende behoudenswaardige terreinen in Nederland. De informatie waarop de AMK is gebaseerd bevindt zich in Archis II (meer hierover in de volgende paragraaf). De AMK is een gecombineerd bestand van de verschillende provinciale monumenten kaarten. Er zijn in afnemende gradatie de volgende 3 typen gewaardeerde monumenten: § terrein van zeer hoge archeologische waarde (al dan niet beschermd); § terrein van hoge archeologische waarde; § terrein van archeologische waarde. Verder bestaat er een vierde categorie van ongewaardeerde terreinen: § terrein van archeologische betekenis. De loop van ‘t Gein ligt in een archeologische zone . Langs de rivier ligt een 27 tal monumenten met een agrarische functie, een molen en twee buitenhuizen. Van deze 30 monumenten zijn er twaalf beschermde rijksmonumenten. Op de oeverwal langs ‘t Gein liggen wegen die vanaf 400 in ontwikkeling waren en een hoge cultuurhistorische waarde hebben. Ook in de omgeving bevinden zich op de oeverwallen van andere riviertjes tal van monumenten die uit de IJzertijd of later dateren. Langs ‘t Gein liggen vier archeologische vindplaatsen van archeologische betekenis (zie figuur 4.5). Aan de zuidoostzijde bevinden zich 2 archeologische vindplaatsen. Het zijn AMK terrein 1913 en een cluster van Archiswaarnemingen uit de IJzertijd en Late Middeleeuwen. De overige vindplaatsen liggen direct langs en aan weerszijde van de rivier en dateren uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. ‘t Gein ligt binnen de Stelling van Amsterdam (zie paragraaf 4.1). Tabel 4.2 Archeologische monumenten in het plangebied.
Complextype
Periode
Archeologische waarde
Nederzetting,
Late IJzertijd, Late
Hoog
onbepaald
Middeleeuwen
Huisterp
Late Middeleeuwen –
Monument 1913 1915
Hoog
Nieuwe Tijd 1936
Huisterp
Late Middeleeuwen
Archeologische betekenis
1940
Waarschijnlijk
Late Middeleeuwen
Archeologische betekenis
huisterp
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
13
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Archis II In het ARCHeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort staat een groot aantal archeologische waarnemingen vermeld voor het plangebied en omgeving. De waarnemingen betreffen overwegend fragmenten van aardewerk uit de IJzertijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd (zie bijlage 1, Archismeldingen). Hiervan is het aardewerk uit de Late Middeleeuwen qua soorten en qua hoeveelheid het best vertegenwoordigd. Daarnaast is er een drietal resten van nederzettingen aangetroffen, uit de Late IJzertijd (Waarneming nr. 48510) en uit de Nieuwe Tijd (Waarnemingen nrs. 48736, 48743); hierbij gaat het om cultuurlagen, mogelijk van een versterkt huis resp. een onverhoogde huisplaats. Verder zijn er nabij Abcoude een Romeinse denarius uit de Vroeg Romeinse tijd gevonden (Waarneming nr. 43137), een kogel van zandsteen uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd (Waarneming nr. 43154) en de funderingen van een versterking/kasteel uit de Late Middeleeuwen (Waarneming nr. 31430). Tabel 4.3 In het plan- en onderzoeksgebied
Periode IJzertijd Middeleeuwen
aangetroffen aardewerk.
Soort aardewerk
Nrs Archismeldingen
Handgevormd
1025a
Ruinen/Wommels
104666, 10473, 104674, 104677, 104661, 104679,
Pingsdorf
104778, 104748, 104909, 104625, 104840,
Andenne
104692, 104706, 104563
Kogelpot
104569, 104639, 104668, 104745, 104894, 104671, 104591,
Nieuwe Tijd
Paffrath
104513, 104475, 104700, 104788,
Grijsbakkend gedraaid
43151
Proto-steengoed
104667, 104849
Geglazuurd steengoed
104847, 45321, 104651, 104653
Westerwalds steengoed
104629
Bodemtypen In deze quickscan wordt gebruikgemaakt van het systeem van bodemclassificatie zoals deze gevoerd wordt door de Stichting voor Bodemkartering (StiBoka) te Wageningen en van de bodemkaart in het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort. Uitgangspunt van deze benadering zijn bodemvormende processen (pedogenetische classificatie). In het systeem worden verschillende niveaus onderscheiden, namelijk orden, suborden, groepen en subgroepen. Onderzoek van StiBoka vindt haar weerslag in bodemkaarten (schaal: 1:50.000). Uitgangspunt voor de legenda van deze kaarten zijn de subgroepen (bijvoorbeeld ‘Poldervaaggronden’). Aan deze subgroep is een code verbonden (bijvoorbeeld Mn15C = Kalkarme poldervaaggronden). Het plan- en onderzoeksgebied kent twee zeekleigronden als bodemtype (zie bijlage 4), de leekeerdgronden (code Stiboka: pMn86) en de liedeerdgronden (code Stiboka: pM81). De opbouw van de leekeerdgronden bestaat uit een 20 cm bovengrond van kalkloze, humusrijke, matig zware of vaak ook lichte klei die naar onderen toe zwaarder wordt, een dunne venige laag op 55 tot 65 cm en kalkrijk, kleiig zand tot lichte klei. De grondwatertrap is overwegend III. Van de liedeerdgronden komen enkele kleine oppervlakken voor tussen Abcoude en Weesp. De bodemopbouw bestaat uit een bovengrond van een kalkloze, humusrijke, lichte tot matig zware klei van 15 tot 20 cm dikte, een kalkloze, humeuze, matig zware klei van wisselende dikte, verslagen veen of bosveen op 40 tot 80 cm diepte en binnen 120 cm diepte kalkrijke zeeklei van uiteenlopende diepte. Deze kalkrijke zeeklei komt uitsluitend binnen 120 cm diepte voor in de bodems waardoor dit deel van ‘t Gein stroomt,
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
14
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
in de Aetsveldsche Polder. Deze bodems hebben grondwatertrappen II en III. De postRomeinse bovenlagen zijn afgezet door de Zuiderzee. De pre-Romeinse ondergrond bevat materiaal van de Westfriese afzetting II, waarop zich plaatselijk een laag pre-Romeinse klei heeft afgezet. Op verschillende plaatsen in de Aetsveldsche polder, waardoor dit deel van ‘t Gein stroomt, komen kreekbeddingen voor met de bijbehorende oeverwallen van de preRomeinse afzettingen. In de Middeleeuwen is men begonnen met de ontginning van dit gebied, onder andere met de turfwinning en bedijking.
Historische situatie Op de kaart van de Grote Historische Atlas van Nederland, 1:50.000. Deel 1: WestNederland 1839-1859. Wolters-Noordhoff Atlasproducties (Groningen, 1990) uit het midden van de 19e eeuw is te zien dat de loop van ‘t Gein sindsdien niet veel is veranderd (zie bijlage 1, historische kaart). Tevens toont de kaart dat het gebied eromheen al was verkaveld en dat het Amsterdam-Rijnkanaal nog niet was gegraven.
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW, 2de generatie, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort 2000) geeft een trefkans op archeologische waarden weer. Er zijn 4 te onderscheiden waarderingen: § een zeer lage archeologische trefkans; § een lage archeologische trefkans; § een middelhoge archeologische trefkans; § een hoge archeologische trefkans. Deze waardering wordt gebaseerd op onder meer bodemtypen, grondwatertrappen, archeologische vindplaatsen en soms geologische en/of geomorfologische informatie (indien alle bladen van een archeologische regio beschikbaar zijn in 1:50.000). Vrijwel het gehele traject ligt in een zone met een hoge trefkans op archeologische waarden. In het midden bevindt zich een deel van enkele honderden meters met een middelhoge trefkans op archeologische waarden.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
15
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
HOOFDSTUK
5
Conclusies en aanbevelingen
Het gebied van ‘t Gein heeft bijzondere landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden (LNC-waarden) en om die reden is de uitvoering van een kadeverbetering extra gecompliceerd en vraagt om een zorgvuldige aanpak, communicatie en informatievoorziening naar bewoners en belangenverenigingen. Voor de aspecten landschap, natuur en cultuurhistorie is een bureaustudie gedaan om de belangen te inventariseren. Het doel van de kadeverbetering is de boezemkade zodanig aanpassen dat aan de beoogde veiligheid wordt voldaan. Daarbij moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de aanwezige omgevingswaarden o.a. landschap, natuur, cultuurhistorie, woon, werk en leefmilieu. Zijn deze waarden in het geding dan dienen er maatregelen te worden genomen om de aantasting te beperken/verzachten (mitigeren). Daarnaast is het beleid gericht op herstel van natuur- en landschapswaarden die blijvend verloren gaan of schade ondervinden (compenseren). Dit geldt niet alleen voor natuurgebieden en zwaar beschermde plant- en diersoorten, maar ook voor kwetsbare natuurwaarden en beschermde soorten in agrarische gebieden en kleine elementen met natuur- en landschapswaarden. Er dient een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd voor schade aan beschermde planten en dieren.
5.1
LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE De waarden van het gebied voor landschap en cultuurhistorie zijn zeer hoog. De cultuurhistorische waarde wordt bepaald door de zeldzaamheid, herkenbaarheid en gaafheid van zowel het gebied, als een groot aantal aanwezige bouwkundig waardevolle objecten, zoals molens, buitens en karakteristieke bebouwing en de kleine woningen aan ‘t Gein. Een aantal hiervan is Rijksmonument. Ook de betekenis als onderdeel van de Stelling van Amsterdam is groot. Deze verdedigingslinie is voorgedragen voor opname op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Ook de landschappelijke waarde van het gebied is zeer groot. De ruimtelijke afwisseling, de kronkelige loop van ‘t Gein en de waterkeringen en de kleine schaal van de zone langs ‘t Gein, in contrast met het achterliggende open gebied zijn zeer waardevol. De doorzichten over ‘t Gein en naar het achterliggende gebied zijn essentieel en worden voor een groot deel bepaald door de kronkelige loop van het riviertje, in combinatie met de aanwezigheid van beplantingen op en direct langs de kades. Het eventueel verdwijnen van op de kades aanwezige beplantingen leidt tot aantasting van deze waarden.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
16
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
5.2
NATUUR Het gebied rondom ‘t Gein geniet een belangrijke natuurwaarde en is aangewezen als Staatsnatuurreservaat en maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur. De aanwijzing als waardevolle natuur is gebaseerd op een groot aantal gekwalificeerde waarden voor het beschouwde gebied. Bij de afweging van alternatieven dient een afweging worden gemaakt van de aanwezige natuurwaarden. Het inventariseren van natuurwaarden gebeurt met een drieledig doel: § Waar kunnen/moeten alternatieven worden gezocht? § Waar moet rekening worden gehouden met door Flora- en faunawet beschermde planten- en/of diersoorten? § Kunnen de plannen (bij verwachte schade aan zwaarbeschermde planten en diersoorten) eventueel worden aangepast, waardoor schade kan worden verminderd of vermeden? § Welke mitigerende maatregelen dienen te worden genomen om eventuele schade aan beschermde planten of dieren te beperken? § Is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig, en zo ja: voor welke soorten? § Welke compensatie is minimaal nodig om blijvende schade aan beschermde natuurwaarden te compenseren? § Waar kunnen deze compensatiemaatregelen worden aangesloten of ingepast bij bestaande natuur? Ruim van tevoren realiseren mitigerende- en compenserende maatregelen met o.a.: § aanbieden van veel kunstmatige nestelgelegenheid (nestkasten); § optimaal inrichten nieuwe dijksloot met natuurvriendelijke oevers; § op juiste wijze en tijdstip verplaatsen knotessen, knotwilgen; § opstellen en werken conform een compensatieplan; § uitvoeren conform een goed ecologisch protocol; § op tijd starten met nieuwe sloot: belangrijk voor overbrengen van oeverplanten, vissen e.d. Naast compenserende en mitigerende maatregelen ten behoeve van verloren gaande natuurwaarden kan aandacht worden besteed aan sommige natuur- en landschappelijke waarden welke daarmee duurzame kans krijgen op opwaardering: § herstel van rijen knotbomen en de vitaliteit van de knotbomen; § herstel van vegetaties van bloemendijken; § herstel van rijke oevervegetaties aan binnendijkse slootranden; § herstel van onderwatervegetaties van bermsloten. Het verdient aanbeveling om: § knotbomen uitsluitend op de binnendijkse taluds te herplanten, ver van de weg (i.v.m. voorkomen schade door graafmachines, tractoren, maaischade e.d.). § geen hoog opgaande bomen (populieren, linden, essen) planten om weidevogels van naastgelegen veenweiden minder te generen en om open agrarische karakter te garanderen. § om in overleg met de ecologen van de provincie de buitendijkse hellingen van de dijken als bloemendijk te beheren en te laten functioneren als droge ecologische verbindingszones.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
17
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
§ op buitendijkse (rivierzijde) taluds geen bomen (her)planten, zodat verschralingbeheer goedkoper en effectiever is en de bloemenhellingen geen onnodige schaduw te verduren krijgen en er een beter zicht is voor recreanten op het riviertje en haar oeverlanden. Voor de beleving van de natuur en landschapswaarden kunnen, met de herinrichting, voorzieningen worden opgenomen voor: § fietsers, wandelaars en joggers (intensief gebruik!) langs ’t Gein; § sportvissers die in ‘t Gein vissen; § passeerplaatsen voor tractoren en auto’s; § parkeerplaatsen voor auto’s aan begin en eind van de kade. In het kader van de ontheffing voor de Flora en Faunawet is reeds een aanvullende veldinventarisatie vereist. Verspreid over het jaar dient te worden geïnventariseerd of bepaalde natuurwaarden aanwezig-/afwezig zijn. De resultaten van deze inventarisatie worden gebruikt om de gevolgen van de ingreep te bepalen. De volgende opnamemomenten worden voorgesteld: § Mei – juni 2005, Naar in holle bomen verblijvende vleermuizen (Rosse vleermuis, Watervleermuis). § Medio februari 2006, naar in gebouwen overwinterende vleermuizen (Dwergvleer etc.). § Juni – juli – augustus 2005, naar de huidige botanische waarden op de taluds en de dijkvoet (beschermde, Rodelijst, Oranjelijstplantensoorten). In het kader van de ontheffing voor de Flora en Faunawet is reeds een eerste aanvullende veldinventarisatie uitgevoerd. In bijlage 2 zijn de bevindingen van de eerste veldinventarisatie opgenomen. Op een later tijdstip wordt een volledig rapport van de gevoerde inventarisaties voorzien.
5.3
ARCHEOLOGIE
Verwachtingsmodel Er wordt rekening gehouden met nederzettingsresten op de oeverwal van ‘t Gein. De resten zullen met name afkomstig zijn uit de (Late)Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Het gaat hierbij meest waarschijnlijk om huisterpen. Er moet echter ook rekening gehouden worden met vlaknederzettingen uit de periode IJzertijd/Romeinse Tijd en eventuele latere perioden.
Aanbevelingen De ligging van de monumenten in het plangebied geeft aan dat de bedijking met zorg dient te worden uitgevoerd. In het plangebied ‘t Gein wordt archeologisch onderzoek aanbevolen in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO). Een IVO heeft tot doel het verwachtingsmodel uit de bureaustudie te toetsen, en te komen tot conclusies en aanbevelingen aangaande het archeologisch vervolgonderzoek. Hierbij wordt gekeken of zich in het plan- en onderzoeksgebied archeologische indicatoren bevinden. Tevens wordt de gaafheid van het bodemprofiel bepaald. Wanneer er tijdens dit onderzoek geen archeologische indicatoren worden aangetroffen en het bodemprofiel verstoord is, kan worden aangenomen dat er geen nader archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden. Wanneer er wel archeologische indicatoren worden aangetroffen of wanneer het bodemprofiel onverstoord is, kan het Bevoegd Gezag bepalen dat archeologisch vervolgonderzoek gewenst is. Tenslotte wordt aanbevolen contact op te nemen met het Bevoegd Gezag van de provincie Utrecht. Met het Bevoegde Gezag kan de nadere invulling van het archeologisch onderzoek worden besproken.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
18
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
Plan van Aanpak Op basis van de resultaten en aanbevelingen van de quick-scan is op verzoek van de provincie Utrecht een Plan van Aanpak opgesteld. Het Plan van Aanpak is inmiddels goedgekeurd. Afgaand op de verwachte archeologische waarden zal in het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek moeten worden uitgevoerd. Deel van het IVO is een bureauonderzoek dat voorafgaand aan het veldwerk plaatsvindt. De resultaten van de quick-scan kunnen worden aangevuld met de resultaten van nieuw onderzoek, zoals de bestudering van de AHN en amateur-vondsten. De resultaten van het bureauonderzoek zullen richtinggevend zijn voor de uitvoering van het veldwerk. Hierbij kan de voorgestelde onderzoeksmethode voor het veldwerk worden bijgesteld.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
19
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
HOOFDSTUK
6
Referenties
Gehanteerde referenties en bronnen
Bronnen § Archis II, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2004. § Archeologische Monumenten Kaart (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek), Amersfoort, 2000. § Grote Topografische Atlas van Nederland, 1:50.000. Deel 1: West-Nederland. WoltersNoordhoff Atlasproducties, Groningen, 1987. § Grote Historische Atlas van Nederland, 1:50.000. Deel 1: West-Nederland 1839-1859. Wolters-Noordhoff Atlasproducties, Groningen 1990. § Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 2e generatie, IKAW, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort 2000. § Bodemkaart van Nederland. Stichting voor Bodemkartering. Blad 25 Oost Amsterdam, Wageningen, 1965.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
20
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
BIJLAGE
1
Cultuurhistorie en Archeologie Archeologische Monumenten Kaart Archis-meldingen Bodemtypen Historische Kaart
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
21
QUICK-SCAN LNC-WAARDEN KADEVERBETERING ‘T GEIN
BIJLAGE
2
Bevindingen aanvullen veldonderzoek, natuur Bevindingen veldonderzoek 8 april 05.00 – 10.00 uur: Doel: vaststellen aan- of afwezigheid beschermde planten – en diersoorten en Oranjelijstsoorten (= aandachtsoorten van de provincie Utrecht, waarvoor een compensatieplicht geldt). § Geen Steenuilen waargenomen. Habitat is geschikt voor Steenuil, Bosuil (knotwilgen, knotessen, knotpeppels) en Kerkuil (boerderijen). § Geen bijzonder moerasvogels waargenomen. Habitat lijkt weinig geschikt voor Waterral, Grote karekiet, Porseleinhoen, kritische eendensoorten. Wel territoriaal aanwezig zijn de cultuurvolgers onder de watervogels: Meerkoet (nestbouw), Knobbelzwaaan (op nest), Waterhoen, Boereneend (op eieren), Wilde eend (op eieren), Fuut. § Andere aanwezige gebruikers van de knotwilgen: Ringmus, Koolmees, Pimpelmees, Kauw, Wilde eend. Nog te verwachten: Gekraagde roodstaart. § In bermsloot, binnendijks, langs de weilanden en lintbebouwing: uitsluitend Tiendoornige stekelbaarsjes. 1 Gewone pad, verder geen kikkers, salamanders, andere vissen. De sloten kenmerken zich door zeer dikke baggerlaag (veen), algengroei (overmaat stikstof en fosfaat vanuit landbouw), dunne laag water, ontbreken van ondergedoken waterplanten, soortenarme oevervegetatie. § In ‘t Gein en de zijtochtjes: veel Kleine modderkruipers, Baars, paaiende karpers, zeer veel zoetwatermosselen (dus potentieel veel Bittervoorns), diverse soorten zoetwaterslakken. Géén amfibieën. Relatief arme ondergedoken begroeiing; arme oevervegetatie (veel liesgras – indicator van verstoring en eutrofiëring), maar wel veel opkomende Gele plomp. § Naastgelegen veenweidegebied: relatief lage aantallen broedindicerende weidevogels: Kieviten, Scholeksters, enkele paren Tureluurs, Grutto’s. § Naastgelegen lintbebouwing, boerderijen: hoge aantallen territoriumindicerende “stadsvogels”/ cultuurvolgers: Merel, Spreeuw, Koolmees, Vink, Witte kwikstaart, Roodborst, Heggenmus, Winterkoninkje, Tjiftjaf, Ekster, Kauw, Zwarte kraai, zelfs Vlaamse gaai en Groene specht. NB. Op basis van de eerste inventarisatie blijken: § weinig soorten en individuen van amfibieën en vissen in de binnendijkse dijksloten aanwezig te zijn; § relatief weinig bijzondere moeras- en watervogels te huizen langs de oeverlanden van ‘t Gein; § weinig Rodelijstvogelsoorten te broeden in de knotbomen; § de knotbomen, de oeverlanden, de dijkhellingen en de bermsloten hebben bij respectievelijk duurzaam goed onderhoud, verbeterde waterkwaliteit en duurzaam; § verschralingsbeheer hoge potenties voor holenbroeders, moeras- en watervogels, planten van schraalgraslanden en oevervegetaties en planten van bloemendijken te geven.
110403/HN5/T96/001540.001/lko
ARCADIS
22