provinsje fryslân provincie fryslân b postbus 20120 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52 PROVH\ISJE FRVSLAN
Aan Provinciale Staten van de provincie Fryslân Postbus 20120 8900 HM LEEUWARDEN
Doc. nr. Class. nr. Ingek.:
)3O.—6u
telefoon: (058) 292 59 25 telefax: (058) 292 51 25 www.fryslan.frl
Zi)1b
Afdelinq. Beh. door:
Ajd. Hoofd
AWB. weken .
voor kennisg. aangenomen/tel. afgedaan
Datum Ons kenmerk Commissie
: 28 april 2016 : K 6/15 : F.R. Vermeer, R. Afman, J.P. Wind
Onderwerp
: advies inzake klacht
Geachte leden van Provinciale Staten, 1. Inleiding Hierbij brengen wij u advies uit naar aanleiding van de 16 oktober 2015 door de heer P. Buisman namens de Stichting Ondersteuning Statenfractie Buisman (hierna: klager) ingediende klacht tegen Provinciale Staten van Fryslân (hierna: PS). 2. Verloop van de procedure Voor het verloop van de procedure verwijst de Algemene kamer van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften en klachten van de provincie Fryslân (hierna: de commissie) naar hetgeen zij in haar advies op het door klager ingediende bezwaarschrift inzake (kort gezegd) het besluit van PS van 23 september 2016 tot lagere vaststelling en terugvordering van fractiesubsidies 2014 heeft vermeld.
In deze procedure is van belang dat klager bij brief van 16 oktober 2015 een klacht heeft ingediend tegen PS wegens onbehoorlijk gedrag jegens klager alsmede jegens de heer Buisman en zijn gezin. Bij brief van 26 januari 2016 heeft klager de klacht nader toegelicht. Bij brief van 7 maart 2016 heeft de griffier namens PS een verweerschrift, vergezeld van stukken, bij de commissie ingediend. Op 29 maart 2016 heeft de commissie een hoorzitting gehouden, waarbij klager, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen en zich evenmin heeft doen vertegenwoordigen. PS werden vertegenwoordigd door mevrouw J. Plender-Graafstra en de heer J.V. van Ophem, advocaat verbonden aan Trip Advocaten & Notarissen.
Pagina 1 van 5
provinsje fryslân provincie fryslân
b
3. Ontvankelijkheid De klacht voldoet aan de vereisten van de artikelen 9:4 en verder van de Algemene wet bestuursrecht en is in zoverre ontvankelijk. 4. Zakelijke weergave van de klacht Volgens klager hebben PS zich schuldig gemaakt aan onbehoorlijk gedrag jegens haar alsmede jegens de heer Buisman en diens gezin. Om die reden stelt klager een claim te hebben ingediend bij de provincie wegens smaad, laster en chantage (afdreigen) en eist daarbij een schadevergoeding van € 775.000,-. Klager overweegt, onder verwijzing naar het Pikmeer-arrest, tevens een strafrechtelijke procedure aan te spannen tegen de provincie. 5. Zakelijke weergave van de hoorzitting De voorzitter opent de zitting om 16.15 uur, nadat hij zich er van heeft vergewist dat klager niet is verschenen. Vervolgens heet de voorzitter de aanwezigen welkom, stelt de leden van de commissie voor en legt de gang van zaken uit. De voorzitter deelt mee dat klager eerder heeft verzocht om uitstel van de hoorzitting. De commissie heeft besloten dit verzoek niet te honoreren, aangezien klager het verzoek om uitstel niet heeft onderbouwd en geen bijzondere omstandigheden heeft gemeld op grond waarvan uitstel zou kunnen worden verleend.
Namens PS wordt naar voren gebracht dat er bij de provincie zeker de bereidheid bestond om met klager in gesprek te gaan. Dat blijkt duidelijk uit de stukken. In september 2014 is er al een brief aan klager gestuurd, waarin werd aangegeven dat bij de griffie nog niet bekend was of er al personeel was aangetrokken ter ondersteuning van de fractie. Daarbij is ook gewezen op de voorwaarden opgenomen in artikel 3, leden 7 en 8, van de Verordening. Hierop is van de zijde van klager geen reactie gekomen. Bij de indiening van de verantwoording bleek het een en ander niet correct te zijn. Daarover is vrij vaak gecorrespondeerd en uiteindelijk zijn de stukken op tafel gekomen. De heer Buisman is in juni 2015 ook uitgenodigd voor een gesprek bij de Commissaris van de koning (hierna: Cdk). In dat gesprek is geen nadere informatie naar voren gekomen. Na dat gesprek heeft ook nog een telefoongesprek plaatsgevonden, waarin de heer Buisman er op is gewezen dat hij met “iets anders moest komen”. Klager stelt ook dat er geen bereidheid zou zijn geweest om te komen tot een schikking. Deze zaak is echter volgens PS van groot publiek belang, die aan het licht is gekomen door een onafhankelijke, externe accountantscontrole. Het gaat over de besteding van algemene middelen ten behoeve van de volksvertegenwoordiging. Inhoudelijk kan er geen sprake zijn van schikken. Overigens heeft klager de feiten inhoudelijk niet betwist. De door klager gegeven verklaring over de besteding van de middelen werd zowel door de accountant als door PS als niet adequaat beschouwd. Het was wel steeds mogelijk om te praten over bijvoorbeeld terugbetaling in termijnen en over de bewoordingen van de besluiten. Volgens klager zou er gedreigd zijn met openbaarmaking. Het is zeer wel mogelijk dat tegen klager gezegd is dat een en ander openbaar zou worden. Het betreft hier immers bij uitstek een openbare kwestie. Dat is geen dreigement, maar informatieverstrekking aan klager. Het is niet een vrije keuze voor PS om wel of geen aangifte te doen. Een overheid moet op grond van artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering immers aangifte doen, wanneer zij meent dat er sprake is van verduistering. De aangifte is eerst gedaan nadat PS het besluit hebben genomen. Het zou juist verkeerd zijn geweest als klager niet van de aangifte op de hoogte was gebracht en er achter haar rug om aangifte zou zijn gedaan.
Pagina 2 van 5
Ç
provinsje fryslân provincie fryslân
Van het gesprek bij de Cdk op 15juni 2015 is geen verslag opgesteld. Er is op 16juni 2015 een brief naar klager gezonden, waarin is vermeld dat de gewenste helderheid niet is verkregen. Op deze brief heeft klager op 26juni 2015 gereageerd. Van een vijandige houding jegens klager is geen sprake geweest. Er juist steeds contact gezocht en klager is ruimschoots in de gelegenheid gesteld om haar handelwijze te onderbouwen of toe te lichten. Klager heeft ook in haar bezwaarschrift geen andere gezichtspunten naar voren gebracht. De feiten zijn ook vastgesteld door een externe accountant. Klager vindt het een bagatel aangelegenheid, maar PS zien dat anders. Het gaat hier om de wijze van besteding van publieke middelen. PS hebben juist steeds gekozen voor een zakelijke en zorgvuldige benadering. De opvatting van klager dat er sprake zou zijn van een hetze in de media delen PS niet. Er zijn geen leugens verstrekt aan de media. Overigens heeft Mager deze stelling ook niet onderbouwd en evenmin concreet aangegeven om welke leugens het gaat. Klager gebruikt alleen algemene bewoordingen. In de berichtgeving naar de media hebben PS zich beperkt tot de zaken die ook al in het openbare PS-besluit zijn opgenomen. Het woord “verduistering” zal wel zijn gebruikt, maar dat betekent niet dat er sprake is van een hetze. 6. Bevindingen van de commissie De commissie stelt vast dat klager in haar brief van 26 januari 2016, waarin zij de klacht nader toelicht, klaagt over de handelwijze van de “Provincie”. Gelet op de context van de klacht gaat de commissie er vanuit deze zich richt tot zowel PS en de Cdk als tot de onder hun verantwoordelijkheid werkende personen. In deze procedure ziet de commissie derhalve zich geplaatst voor de beantwoording van de vraag of PS of de Cdk dan wel de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen onbehoorlijk hebben gehandeld. De commissie wijst allereerst op artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), waaruit volgt dat een ieder het recht heeft om over de wijze waarop een bestuursorgaan of de onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen een klacht in te dienen. Uit de toelichting bij de bepalingen in de Awb die handelen over het klachtrecht blijkt dat het begrip klacht ruim moet worden geïnterpreteerd. Een klacht moet echter wel een concreet karakter hebben. Algemene wensen over het optreden c.q. het beleid van een bestuursorgaan vallen buiten de reikwijdte van dit artikel. De gedragingen hoeven overigens niet te herleiden zijn tot een specifiek persoon. -
-
Uit de ingediende klacht leidt de commissie af dat deze in hoofdlijnen op de volgende drie punten neerkomt; er is geen bereidheid bij de provincie om een gesprek aan te gaan over de onderhavige kwestie; er is sprake van een bijzonder vijandige houding jegens klager: de kwestie is persoonlijk gemaakt, er is onoirbare druk uitgeoefend en er is aangifte gedaan tegen de heer P. Buisman; er is een hetze in de media gevoerd. -
-
-
Pagina 3 van 5
ç
provinsje fryslân provincie fryslân De commissie overweegt hierover het volgende. Naar het oordeel van de commissie blijkt, anders dan klager stelt, niet uit het dossier dat er geen enkele bereidheid zou zijn geweest om met klager een gesprek aan te gaan. Er heeft immers op 15 juni 2015 wel een gesprek tussen de heer Buisman en de Cdk plaatsgevonden. Verder is klager bij brief van 25augustus2015 de gelegenheid geboden om haar zienswijze (op het voorgenomen besluit van PS over de lagere vaststelling en terugvordering van subsidie) schriftelijk of mondeling aan (een delegatie van) het presidium toe te lichten. Hiervan heeft klager geen gebruik gemaakt. De commissie stelt op grond van de beschikbare gegevens tevens vast dat klager diverse malen in de gelegenheid is gesteld overgelegde gegevens toe te lichten of aan te vullen en dat zij is gewezen op de eisen die de Verordening aan de subsidieverlening stelt. Dat PS niet bereidheid zijn om te komen tot een schikking of een minnelijke oplossing, zoals klager kennelijk voor ogen staat, acht de commissie niet onbegrijpelijk. PS hebben zich op het standpunt gesteld dat nu het gaat om publieke middelen alleen terugvordering aan de orde kan zijn. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de commissie genoegzaam gebleken dat aan klager diverse mogelijkheden zijn geboden om te overleggen, onder meer over het tijdstip en de termijnen van terug betaling. -
—
De door klager gestelde vijandige houding van de provincie is naar het oordeel van de commissie niet onderbouwd. Klager heeft niet concreet benoemd wie de door haar geciteerde uitlatingen heeft gedaan en wanneer dat zou zijn gebeurd. Ter zitting is namens PS naar voren gebracht dat juist is gekozen voor een zakelijke benadering van deze zaak. Klager is over de verschillende acties, zoals het besluiten om over te gaan tot terugvordering en het doen van aangifte, geïnformeerd. Echter, zoals PS ter zitting hebben toegelicht, niet om daarmee te dreigen of druk uit te oefenen, maar juist vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid. De commissie is met PS van mening dat het informeren van klager over de achtereenvolgende acties juist getuigt van een zorgvuldige benadering. De commissie ziet in de stukken noch de toelichting ter zitting aanleiding om aan te nemen dat bij die informatieverstrekking de door klager genoemde bewoordingen zijn gehanteerd. Anders dan klager, acht de commissie geen gronden aanwezig om aan te nemen dat de provincie zich vijandig jegens klager heeft opgesteld of jegens haar onoirbare drukmiddelen hebben gebruikt. Verder heeft klager naar voren gebracht dat de provincie jegens haar een hetze in de media heeft gevoerd. De commissie stelt vast dat het besluit van PS van 23 september 2015 een openbaar stuk is en dat daarover is gecommuniceerd. Het is de commissie niet gebleken dat in dit stuk feitelijke onjuistheden zijn opgenomen dan wel dat daarin zaken zijn vermeld die niet openbaar gemaakt hadden mogen worden. Klager heeft dit ook niet aangevoerd. Met PS is de commissie van oordeel dat het evident is dat een aangelegenheid als deze aandacht krijgt in de media en dat klager aldus media-aandacht kon verwachten. Voor zover de media (de Leeuwarder Courant) geen hoor en wederhoor zouden hebben toegepast, hebben PS naar het oordeel van de commissie terecht gesteld dat dit niet aan PS kan worden tegengeworpen. De commissie merkt verder op dat klager de uitlating die de Cdk in de Leeuwarder Courant zou hebben gedaan niet nader heeft omschreven en evenmin heeft aangegeven wanneer en in welke context deze uitlating zou zijn gedaan. Dat er sprake is geweest van een door PS in de media gevoerde hetze, heeft de commissie dan ook niet kunnen vaststellen. Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat zij op grond van de stukken en de toelichting ter zitting geen aanwijzingen heeft gevonden voor het aannemen
Pagina 4 van 5
ç
provinsje fryslân provincie fryslân
b
van klachtwaardige gedragingen, waarbij sprake is van onbehoorlijk handelen in de zin van de Awb door PS of de Cdk of de onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen. Naar het oordeel van de commissie is evenmin gebleken dat klager in brieven of (telefoon)gesprekken onheus of onbehoorlijk is bejegend. Voor zover klager met haar klacht beoogt ook een oordeel te krijgen over de door haar ingediende claim, is de commissie met PS van oordeel dat een verzoek om schadevergoeding niet als klacht hoeft te worden opgevat. De commissie zal hierop dan ook niet ingaan. Advies 7. De commissie adviseert de klacht ongegrond te verklaren. De commissie maakt u er op attent dat in de brief aan klager tevens dient te worden opgenomen een clausule, inhoudende dat zij desgewenst binnen een termijn van één jaar de zaak door middel van het indienen van een verzoek, kan voorleggen aan de Nationale Ombudsman, Postbus 93122, 2509AC Den Haag. -
De commissie ontvangt graag een afschrift van deze brief.
De commissie voor bezwaar- en beroepschriften hten van de provincie Fryslân,
mr. dr. FR. Vermeer, voorzitter
mr. G.J. van Ingen, secretaris
Pagina 5 van 5
-