Projectplan Nota Burgerparticipatie Burgerparticipatie Projectplan Burgerparticipatie
11
Inhoud 1. Inleiding 2. De huidige situatie 3. Groeimodel samenwerking burgerparticipatie.
22
1. Inleiding Binnen het samenwerkingsverband Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul, hebben de Raden van deze drie gemeenten aangegeven als bestuur dicht bij de burger te willen (blijven) staan door te besturen dichtbij en met de burger. Een van de doelen daarvan is om met de drie gemeenten gezamenlijk op een vernieuwende manier met onze burgers te gaan samenwerken, om zo de leefbaarheid en vitaliteit in de kernen te verhogen door het activeren van het zelforganiserend en zelfbeschikkend vermogen van de inwoners van die kernen (zelfsturing). Wij achten het namelijk van groot belang dat in ons beleid de samenleving voldoende ruimte en faciliteiten geboden wordt om zelf na te denken over de eigen verantwoordelijkheden en benodigde kwaliteiten met het doel zelf te kunnen organiseren. De beoogde effecten zijn het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, het creëren en behouden van vitale voorzieningen per kern en het bevorderen van de sociale samenhang met als uitgangspunt, dat de burger zelf weet welke knelpunten er spelen in zijn omgeving en deze, samen met de gemeente, kan oplossen. Binnen dit gegeven is een startnotitie opgesteld waarmee de drie gemeenteraden begin 2010 hebben ingestemd en vervolgens een nieuwe opdracht hebben geformuleerd die als volgt luidt: het onderdeel kernenbeleid/ burgerpart icipat ie t ot in detail uitwerken richting een algemeen overkoepelend beleidskader met ruimte voor diversiteit per kern in specifiek beleid en uitvoering, waarbij gebruik wordt gemaakt van elkaars kennis en kunde . Bij het werken aan de eerste opdracht ( de startnotitie) is van meet af aan gefocust op burgerparticipatie. Het woord kernenbeleid dekt in de cont ext van deze opdracht en niet goed de lading. Een kernenbeleid gaat over een verdeling van (financiële) middelen, voorzieningen en beleid dat inzicht geeft in wat de gemeente met een bepaalde kern wil bereiken. In de praktijk gaat het bij kernenbeleid vaak om vraagstukken over accommodaties: elke kern een eigen sportaccommodatie, gemeenschapshuis e.d.? De onderliggende gedachte bij de opdracht van de raden in dit kader is veel meer hoe willen wij (gemeente) omgaan met onze burgers? Willen we ideeën uit de samenleving oppakken? Zo ja, hoe? Hoe willen wij onze eigen ideeën t oet sen? . Concreet : hoe gaan wij om met burgerpart icipat ie? Burgerparticipatie is volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Meedoen . Deelname aan de samenleving, ook voor kwetsbare burgers, moet de basis van het beleid zijn. De Wmo wil daartoe de maatschappelijke ondersteuning beter laten aansluiten bij de behoeften en de directe leefomgeving van mensen. Daarom legt de Wmo meer dan voorheen verantwoordelijkheden en taken bij de gemeente neer in plaats van bij het rijk. In de Memorie van Toelichting zegt de Wet daarover: De dagelij kse inricht ing van de samenleving is het primaat van de burgers en de door hen zelf gekozen sociale verbanden De Wmo stelt twee eisen aan gemeenten, namelijk participatie en verantwoording. Deze rapportage gaat verder dan het begrip burgerparticipatie uit de Wmo. Waar de Wmo zich voornamelijk richt op de kwetsbare burger, bevat deze rapportage een uitwerking van een methode waarbij invulling wordt gegeven aan het begrip participatie van alle burgers in relatie tot de gemeente. Van het begrip burgerparticipatie bestaat geen eensluidende definitie. Naast deze term wordt ook gesproken over leefbaarheid, zelfsturing en kernenbeleid. In de bijlage van dit voorstel is een definiëring van deze begrippen gegeven om het onderscheid en de samenhang daartussen te verduidelijken. Dit projectvoorstel beoogt aan te geven op welke wijze gezamenlijk inhoud kan worden gegeven aan de hierboven genoemde doelstelling en de opdracht van de drie gemeenteraden. Conform de raadsopdracht dient bij invulling van dit proces dus uit te worden gegaan van één gezamenlijke filosofie, c.q. een overkoepelend beleidskader, waarbij de verschillende wijzen van uitvoering op termijn naar elkaar toe (moeten) groeien.
33
Van belang daarbij is dus, welke ideologie aan dit proces ten grondslag wordt gelegd om daar aan vorm en inhoud te geven. In dit voorstel wordt geadviseerd tot vaststelling van de ideologie van de Proeft uin leefbaarheid en zelfst uring in Limburg als gezamenlij k beleidskader. Doch daarbij wordt wel nadrukkelijk de kanttekening geplaatst dat los van de verschillen in uitvoering - aan een bepaalde mate van maatwerk niet valt te ontkomen, omdat elke participatietechniek/vorm moet worden afgestemd op de concrete (beleids)situatie.
1.2. De Proeftuin van Limburg en zelfsturing. De Provincie Limburg werkt in het kader van de Limburgse wijkenaanpak aan drie sporen. Het eerste en tweede spoor hebben betrekking op concrete sociale en fysieke projecten in wijk en buurt. Spoor 3 wordt gekenschetst als 'de praktijkschool' en is een verzamelpunt van kennis en kunde over wijkgericht werken. Waar het om gaat is een kruisbestuiving tussen partijen tot stand te brengen door goede praktijken met elkaar te delen en ervan te leren. In spoor 3 wil de Provincie tevens een meerjarige proeftuin rondom zelfsturing en leefbaarheid tot stand brengen. Het activeren en emanciperen van inwoners om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de leefbaarheid in eigen kern is een vorige collegeperiode al ingezet en de Provincie wil dit proces de komende tijd vervolgen en uitrollen. In december 2009 is door de gemeente Valkenburg aan de Geul het convenant Proeft uin leefbaarheid en zelfst uring in Limburg get ekend met de provincie Limburg en een vij ft al ext erne partners, zijnde de gemeente Helden (sinds 1 januari 2010 opgegaan in fusiegemeente Peel en Maas), Vorkmeer, Stichting Trajekt, Hogeschool Zuyd en VKKL. In dit kader is een financiële verplichting aangegaan met een bindend karakter tot 2012. Als uitwerking is een projectplan ontwikkeld. De zestien projecten in de proeftuin zijn voornamelijk gericht op kennisoverdracht, deskundigheidsbevordering, bekendheid en het opmaken van handleidingen en implementatierapporten. Dit ten behoeve van andere gemeenten die deze methode willen gaan gebruiken in hun eigen gemeente. Valkenburg aan de Geul heeft de ideologie van de Proeftuin van Limburg geïmplementeerd. Hierbij staat zelfsturing centraal. Zelfsturing houdt in dat de overheid en de maatschappelijke partners ruimte geven op het openbare domein aan gemeenschappen (dorpen en kernen) en kleinere sociale verbanden zoals bijvoorbeeld verenigingen, gezinnen en individuen om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van hun eigen leven en leefomgeving. Bij het principe van de zelfsturende burger hoort het principe van de zelfsturende samenleving. Dat wil zeggen dat de gemeenschap bestaat uit netwerken van maatschappelijke organisaties en bedrijven die de bereidheid hebben, de ruimte krijgen en in staat zijn om zelf inhoud en vorm te geven aan het openbare domein, aan het samen-leven, aan het maatschappelijk leven, aan het zijn van een levende en levendige gemeenschap. Burgers en maatschappelijk organisaties pakken zelf problemen op, nemen zelf initiatieven en maken zelf afspraken over uitdagingen die op hen afkomen. Verantwoordelijkheid in individuele zin veronderstelt dat burgers zich op de hoogte stellen van gebeurtenissen in de samenleving, dat ze open staan voor ontwikkelingen en dat ze zich open opstellen naar de medeburgers. Verantwoordelijkheid in collectieve zin veronderstelt dat maatschappelijke organisaties bereid en in staat zijn op nieuwe ontwikkelingen in te spelen, uitdagingen op te pakken en individuele burgers daarin mee te nemen. Zelfsturing kan alleen worden gerealiseerd als de overheid vertrouwen heeft in de burgers en de maatschappelijke organisaties en als deze vertrouwen hebben in de overheid. Dat wil zeggen dat de overheid het vertrouwen geeft aan personen en organisaties om zaken te regelen. Dat wil niet zeggen dat de overheid zich afzijdig houdt, want als het om publieke zaken gaat kan de overheid altijd door burgers en organisaties worden aangesproken. Het principe van de zelfsturende burger en de zelfsturende samenleving gaat goed samen met de opdracht voor de overheid om de regie te voeren over maatschappelijke ontwikkelingen om integrale samenhang en kwaliteit te garanderen. Een en ander is weergegeven in figuur 1.
44
Kern
De burger centraal Eén gezamenlijk doel Trots zijn op je kern Ontmoeting Samenwerken aan leefbaarheid Gemeente
Maatschappelijke partners
Figuur 1. verhouding kernen, gemeente en maatschappelijke partners
Zoals verbeeld in figuur 1, is de kern leidend en heeft de gemeente de regie. De gemeente staat dus niet meer bovenaan . Deze kant eling vindt ook plaat s in de bedrij fscult uur. Een gemeent e dient vraaggestuurd te gaan werken. De kanteling van de interne organisatie is wellicht de moeilijkste, maar zeer zeker één van de belangrijkste veranderingen. De medewerkers zullen meer integraal moeten gaan werken. Zij zullen moeten leren om verder te kijken dan hun eigen beleid. Een hiervoor aangestelde coördinator leefbaarheid zal daarop toezien. Hij/zij maakt het mogelijk om, dwars door de gemeentelijke organisatie, contacten tussen ambtenaren onderling en tussen ambtenaren en maatschappelijke instellingen te leggen, beleidsprocessen te coördineren en op gang te houden. Hij/zij brengt actuele onderwerpen met elkaar in verband en stelt verschillende agenda s op elkaar af. Kortom: hij/zij levert een belangrijke bijdrage aan het proces van integraal werken. Vanuit het welzijnswerk wordt een welzijnswerker c.q. opbouwwerker aangesteld die de dorpsraden ondersteunt in de ontwikkeling naar zelfsturing. De welzijnswerker levert als zodanig maatwerk. De ene kern is immers de andere niet. De rollen van de spelers in de driehoek (figuur 1) zijn als volgt verdeeld: 1.
Inwoners leidend Kernoverleggen o Katalysator van zelfsturing in de kernen o Stimuleren, organiseren en ondersteunen eigen initiatieven in de kernen o Bewaken processen in de kernen o Dragen zorg voor een goede communicatie met en tussen de inwoners Binnen de kernoverleggen ontstaan werkgroepen. Deze ontstaan naar gelang de aard van het probleem of idee dat van onderop door de kern wordt aangegeven. Het kernoverleg inventariseert en helpt met het opstarten van een werkgroep, de facilitering van de werkgroep en zorgt voor de onderlinge afstemming met andere werkgroepen.
2.
Maatschappelijke partijen Welzijnswerk - faciliterend o Ondersteuning kernoverleggen - proces o Ondersteuning initiatieven van inwoners- proces Onderwijs Zorg Politie
55
3. Gemeente Gemeente Inhoud o Faciliterend en afwachtend (type 2) o Sturend en ondernemend (type 3) Gemeente proces o Sturend en faciliterend In de met hodiek van de Proeft uin zij n een aant al niveau s van zelfst uring t e onderscheiden. Figuur 2 laat zien wanneer er sprake is van zelfsturing.
Type 1: Kern Product Type 2: Kern+gemeente Product
Type 3: Gemeente+kern Product
uitvoering
evaluatie
G RIN U FST ZEL
interactief
kadersgemeente
Publiekdomein
voorbereiding
Visievandekern
Openbaar domein
idee
Type 4: Gemeente Product
Figuur 2. Niveau s van zelfst uring volgens de ideologie van de Proeft uin
Type 1: het is van en door de kern bedacht en uitgevoerd (=zelfsturing, voorbeelden uit de Proeftuin Leefbaarheid en Zelfsturing in Limburg: voortuintjes project, boodschappenproject) Type 2: het idee is van de kern, en de voorbereiding/uitvoering wordt door de kern opgepakt met ondersteuning/ facilitering van de gemeente (bv. door subsidie of vergunning verlening).(=zelfsturing, bijvoorbeeld: multifunctioneel speelveld Schin op Geul, marktbezoek Vijlen/Lemiers) Type 3: wettelijke regelgeving waarbij de gemeente beleidsvrijheid heeft. De gemeente is dus eigenaar, maar de voorbereiding en uitvoering wordt in overleg met de kern gedaan. Hierbij geldt niet dat de stem van de kern per definitie wordt ingewilligd of direct uitgeschoten, maar de zienswijze van de kern wordt meegenomen naar de raad die een weloverwogen beslissing neemt. (=interactief beleid, dus geen zelfsturing. Bijvoorbeeld: 4-jarenbeleidsplan Wmo) Type 4: wettelijke verplichting van de gemeente. De kern heeft geen bemoeienis. (geen zelfsturing, geen interactief product. Bijvoorbeeld: bouwvergunning, verlenen van paspoorten, uitkeringsregels WWB)
66
2. De huidige situatie Om een juist beeld te geven van de huidige situatie is in deze paragraaf weergegeven waar elk van de drie gemeenten op dit moment staat op het terrein van burgerparticipatie. Daaruit blijkt dat de uitgangsituaties weliswaar verschillend zijn, maar deze verschillen hoeven een samenwerking op dit terrein geenszins in de weg te staan, integendeel, het kan juist versnellend versterkend werken. 2.1. Valkenburg aan de Geul Begin 2008 heeft de afdeling maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Valkenburg aan de Geul van het College het verzoek ontvangen een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van integraal werken inzake de bevordering van leefbaarheid en waarbij burgers actiever betrokken worden bij het proces. Bij de huidige werkwijze om te werken aan de leefbaarheid ligt het initiatief veelal bij de gemeente. Er wordt door de gemeente iets bedacht en de kernen reageren of bij een bezoek ontvangt het College een waslijst van wensen en klachten. De afdeling maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Valkenburg is vervolgens gestart met haar onderzoek en heeft ter oriëntatie een bezoek gebracht aan de gemeente Peel en Maas (voorheen o.a. Helden), een gemeente die reeds langer werkt met een leefbaarheidcoördinator en kernoverleggen. Zij hanteren de aanpak zoals beschreven in de Proeftuin Leefbaarheid en Zelfsturing in Limburg. De aanpak aldaar sprak de afdeling, en later ook de volledige gemeenteraad, erg aan. In maart 2009 is door de raad unaniem de not it ie meedoen in Valkenburg aan de Geul: een andere kij k op burgerpart icipat ie vast gest eld. Natuurlijk is het onmogelijk om een werkwijze en filosofie geheel over te nemen zoals die in een andere gemeente geïmplementeerd is. Het uitgangspunt is nooit exact hetzelfde, je hebt immers te maken met mensen, culturen en historie. Echter de filosofie en het doel is identiek. De weg ernaartoe wellicht iets afwijkend. Er leiden meer wegen naar Rome, dat geldt ook voor de insteek die Gulpen-Wittem en Vaals zouden kunnen kiezen. Op alle belangrijke punten is de aanpak van Valkenburg identiek aan die van (voorheen) Helden: Inzet coördinator leefbaarheid Inzet opbouwwerk Structuur van kernoverleg Theoretische onderbouwing Juist op deze punten kunnen voordelen uit de samenwerking gehaald worden. Omdat Valkenburg aan de Geul de ideologie uit de proeftuin reeds heeft overgenomen, is er voor Valkenburg geen concrete planning voor vervolgstappen. Met Stichting Trajekt worden jaarlijks afspraken gemaakt over de inhuur van de opbouwwerker. Meteen na de besluitvorming in de gemeenteraad is - enkele maanden geleden - gestart met de kanteling van ons product/aanbodgericht naar een vraaggericht denken en handelen. De wensen en behoeften van de burgers in de kernen spelen daarbij vanuit de visie "van buiten naar binnen gericht" een belangrijke rol. Dat proces verloopt naar verwachting redelijk. De verandering in denken zal in positieve zin ondersteund worden door de aanstaande interne ambtelijke kanteling van de organisatie in drie onderdelen: stad, wijk en burger. De onderdelen stad, wijk en burger staan synoniem voor drie doelgroepen van burgers, die ieder een eigen vraagpatroon hebben: 1. Bij de eerste doelgroep gaat het niet om individuele burgers of groepen van burgers maar om bedrijven, (maatschappelijke) organisaties, (branche)verenigingen, ondernemingen, enz. De vraagpatronen spelen zich af op het niveau van stad. Het gaat hier om vragen als: In welke richting ontwikkelt zich de gemeente? Wat is de identiteit van de gemeente? Wat is de ambitie? Wat betekent dit voor het ondernemers/vestigingsklimaat, het woonklimaat, het voorzieningenniveau, enz.? Hoe vertaalt zich dit in een structuurplan, bestemmingsplannen of programmalijnen?
77
2. Bij de tweede doelgroep gaat het om de burger als bewoner van een wijk. Het gaat hier om vragen van de burgers op het niveau van wijk. Wat is het gewenste voorzieningenniveau in een wijk? Hoe bereiken we het gewenste niveau van (integrale) veiligheid? Wijkbewoners willen een stem hebben in de kwaliteit van hun directe leefomgeving. De gemeente Valkenburg aan de Geul gaat nog een stap verder door uit te gaan van zelfsturing van de burger. Dit betekent dat de wijkbewoner zelf initiatief neemt en verantwoordelijk is voor zijn eigen leefomgeving. 3. Bij de derde doelgroep gaat het om vraagpatronen op het niveau van individuele dienstverlening. Het gaat hier om de burger als individu die diensten of producten afneemt van de gemeente, dit veelal vanuit een gedwongen winkelnering. Te denken valt aan paspoorten, rijbewijzen, vergunningen, enz.
In Valkenburg aan de Geul is er op jaarbasis 65.000 beschikbaar. Hiervan wordt voor leefbaarheidcoördinator voor 0,5 Fte gefinancierd en voor 40.000 de inkoop van een opbouwwerker bekostigd.
25.000 een
2.2.Gulpen-Wittem De kracht van Gulpen- Wittem zit (onder meer) in de kernen. Deze kennen allen een hoge mate van sociale cohesie. Iedere kern heeft een eigen identiteit, die vaak wordt gekoesterd. Verder is er sprake van een rijk verenigingsleven, met tal van sociale en culturele activiteiten. Er zijn veel vrijwilligers actief en geregeld ontvangt de gemeente aanvragen voor samenwerking van initiatieven die door de samenleving worden geïnitieerd. Deze aanvragen worden door de vakambtenaar waarop het verzoek betrekking heeft, in behandeling genomen. Concreet houdt dit in dat de aanvraag wordt getoetst aan het vigerende beleid. De uitkomst van deze toets bepaalt of een initiatief door de gemeente kan worden ondersteund. In de afgelopen periode zijn er verschillende vrijwilligersinitiatieven aan de gemeente voorgelegd, waarin de vrijwilligers zelf de regie willen nemen. Zij hebben, zoals gezegd, eigen ideeën over de invulling van (bijvoorbeeld) de openbare ruimte. Tot op heden is er geen beleid geformuleerd over hoe om te gaan met dergelijke burgerinitiatieven. Gulpen-Wittem heeft wel als ambitie om de kracht en dynamiek van de kernen te optimaliseren en ziet een rol voor zichzelf weggelegd als het gaat om het versterken van de infrastructuur in de kernen, zodat iedere burger naar wens en vermogen kan participeren. Dit is vastgelegd in een drietal documenten: De St rat egische Visie Duurzaam verst erken en ont wikkelen : deze vormt de basis voor het op te stellen beleid over burgerparticipatie. Daarin is gekozen voor gezamenlijk beheer van de kernen. De hierbij behorende basiskeuzes zijn gedefinieerd als: 1. de gemeente deelt de verantwoordelijkheid voor de versterking van de leefbaarheid in de kernen met de lokale gemeenschappen 2. de gemeente kiest voor uitbesteding van eenvoudige beheerstaken aan lokale gemeenschappen. De lokale gemeenschappen krijgen daarbij inventariserende, adviserende en uitvoerende taken en een daarbij behorend budget toegekend. Het coalitieakkoord 2010-2014: hierin is benoemd dat er in deze periode wordt gewerkt aan diverse overlegplatforms om het overleg met diverse maatschappelijke organisaties en burgers te versterken. In het beleidsplan Wmo 2008-2011: Hier heeft Gulpen- Wittem als doel gesteld dat er in 2011 een meerjarig kernenbeleid (in de zin van burgerparticipatie) is geformuleerd. Mede op basis van de feiten uit de praktijk, de geformuleerde ambities en de basiskeuzes uit de strategische visie kan worden gesteld dat Gulpen-Wittem een goede basis heeft voor het opzetten van zelfsturende vorm van burgerparticipatie. Zelfsturing kan in deze context ook worden gezien als een middel om de eigen identiteit van de kernen te behouden of te versterken en dat staat bij de gemeente en bij de vrijwilligers hoog in het vaandel.
88
In Gulpen-Wittem dienen de volgende stappen te worden doorlopen, om te komen tot de integratie van het beleidsmodel naar de ideologie van de Proeftuin. 1. 2e kwartaal 2011: er wordt aan het college van B&W voorgesteld om een (tijdelijke) leefbaarheidcoördinator aan te stellen. Deze vormt de schakel tussen de kernen en de gemeente. De coördinator is het aanspreekpunt voor de kernen en zet vragen/ projecten uit in de gemeentelijke organisatie. Aanstelling kan tijdelijk zijn, omdat in 2012 naar een oplossing in gezamenlijkheid wordt gezocht. 2. 3e kwartaal 2011: het college van B&W wordt voorgesteld om een interne kanteling in te zetten. De leefbaarheidcoördinator voorziet de gemeentelijke organisatie daarbij van informatie omtrent het nieuwe beleid en de gevolgen die dit zal hebben voor de manier van werken en denken. 3. 3e kwartaal 2011: het college van B&W wordt voorgesteld een opbouwwerker in te huren die de kernen begeleid in het principe van zelfsturing. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheden om deze in gezamenlijkheid met Vaals en Valkenburg in te huren. 4. 1e kwartaal 2011: Om algemene informatie te krijgen waarover de gemeente met de kernen in gesprek kan gaan, kan een onderzoek naar de stand van zaken en de behoefte van de inwoners per kern worden gestart. Dit onderzoek kan eventueel worden geïntegreerd in bestaande onderzoeken, bijvoorbeeld in de benchmark Wmo. 5. 2e kwartaal 2011: Het college wordt voorgesteld om een tweetal kernen als pilot kernen t e selecteren. 6. 1e kwartaal 2012: met de informatie verkregen uit het onderzoek, kan het college besluiten om in de twee pilotkernen informatieavonden te organiseren. Daarin wordt de informatie uit het onderzoek gepresenteerd en het principe van zelfsturing uitgelegd. Voor de communicatie rondom burgerparticipatie wordt een communicatieplan opgesteld. 7. 1e kwartaal 2012: het college wordt voorgesteld om de kernen te prikkelen om een dorpsraad/ kernoverleg samen te stellen. Deze stap wordt eveneens uitgewerkt in het hierboven genoemde communicatieplan. 8. 3e kwartaal 2012 en later: als de stappen 1 t/m 7 zijn doorlopen, kunnen de kernoverleggen aan de slag om vragen/ projecten voor te leggen aan de gemeente. Voor de facilitering en ondersteuning van het proces naar zelfsturing vanuit de kernen in GulpenWittem zijn de volgende investeringen nodig: 1. Inzet welzijnswerk voor ondersteuning in de kernen. 2. Inzet coördinator leefbaarheid. Voor 2011 is hiervoor 60.000,-- beschikbaar en vanaf 2012 structureel 30.000,--
2.3 Vaals In Vaals heeft de raad in april 2007 een not it ie vast gest eld dorps- wijkplatforms 2007 -2010 . Deze notitie stelt dat in Lemiers, Vijlen en vier wijken van de kern Vaals buurtplatforms worden opgericht volgens bepaalde richtlijnen. Inmiddels zijn in totaal vijf platforms actief. In Vijlen was reeds voor 2007 een buurtplatform (dorpscommissie) actief. Het doel van het overleg met vertegenwoordigers uit de kleine kernen en wijken is om een goede afstemming te krijgen tussen hetgeen het gemeentebestuur wil realiseren in de kernen en de behoefte van de bewoners van deze kernen en wijken. In het kader van betrokkenheid worden de volgende gradaties onderscheiden: informeren (1), raadplegen (2), adviseren (3), coproduceren (4), meebeslissen (5).
99
De bet rokkenheid van de plat forms vindt met name plaat s op niveau 3 en in incident ele gevallen op niveau 4. Niveau 5 zal zelden t ot nooit aan de orde zij n. Zo st aat in de beleidsnot it ie. Elk platform heeft een ambtelijke coördinator. De coördinator is het aanspreekpunt voor het platform. (Minimaal) vier keer per jaar overlegt het platform met het college. Dit overleg wordt door de ambtelijk coördinator voorbereid (is hier tevens bij aanwezig). In een convenant worden taken, rollen en afspraken vastgelegd. Jaarlijks worden leefbaarheidagenda s opgest eld, die agenda s best aan uit een lij st onderwerpen (variërend van bijvoorbeeld groenvoorziening tot vrijwilligerswerk) waaraan gewerkt wordt. De rollen van de gemeente en het buurtplatform zijn hierbij aangegeven. Er zijn 5 factoren die maken dat een andere aanpak gerechtvaardigd is: 1. Hoewel het stramien van werken zoals vastgelegd in de raadsnotitie voor elke platform hetzelfde is, ontwikkelt elk platform zich in een eigen richting. Het proces om te werken met leefbaarheidsagenda s is niet overal even goed werkbaar gebleken. De funct ies van de platforms zijn destijds niet bepaald, niet gedeeld en niet afgestemd met de platforms. Het stramien was erg gemeente-gericht, niet gericht op activering van de burger en het stimuleerde onvoldoende de onderlinge samenwerking tussen buurtplatforms en binnen de gemeenschap. 2. Eind 2010 verloopt de geldigheid van de huidige raadsnotitie. Een logisch moment om nieuwe keuzes te maken.
3. De st rat egische visie, vast gest eld in okt ober 2008. Deze visie houdt onder meer in De dynamische leefgemeenschap bestaat uit een evenwichtig opgebouwde, zelfredzame en pluriforme bevolking, waarin onderlinge verbondenheid groot is . Het hoofdt hema leefbaarheid is vert aald in ambit ies en st erke sociale cohesie is er één van. Om dit t e bereiken wordt ingezet op het verbeteren van de participatie via verenigingen en buurtplatforms. 4. Het coalitieakkoord 2010-2014. Hierin spreekt de coalitie zich uit voor een open en democratische bestuursstijl met een nadrukkelijke rol voor de buurtplatforms. Er moet nu een volgende stap gezet worden: het delen van verantwoordelijkheden en het samen denken en praten over beleid en uit voering . Het college wenst een uit gebreidere rol voor de plat forms die ruimer gefaciliteerd moeten worden, ook met budgetten. Maar ook de verplichting om actief de eigen buurt te informeren en betrekken bij het werk. De uiteindelijke besluitvorming blijft bij de gemeente liggen. 5. De opdracht van de drie raden Valkenburg, Gulpen-Wit t em en Vaals: t ot in det ail uit werken richting een algemeen overkoepelend beleidskader met ruimte voor diversiteit per kern in specifiek beleid en uitvoering waarbij gebruik wordt gemaakt van elkaars kennis en kunde . Deze opdracht is de aanzet tot een bredere blik. Sinds het aantreden van het nieuwe college wordt gewerkt aan een omslag met de wijkplatforms. In een aantal gezamenlijke sessies met de buurtplatforms wordt de nieuwe koers vormgegeven. De vragen welke functies de buurtplatforms willen hebben, hoe verbindingen tussen gremia gelegd kunnen worden en wat de buurtplatforms van de gemeente verwachten, staan centraal. Intern binnen de gemeente is een begin gemaakt met de omschakeling van buit en naar binnen in plaat s van van binnen naar buit en . Het t raj ect van buit en naar binnen is ambt elij k reeds in 2009 op kleine schaal in gang gezet en dat zal nader vorm krijgen in een formeel organisatie-ontwikkelingstraject waarbij het onderscheid t ussen enerzij ds syst eemgedreven product en en anderzij ds cont ext gedreven product en gemaakt wordt. Systeemgedreven producten duidt op gemeentelijke taken en producten waarbij de gemeente alles bepalend is (bijv. paspoorten). Bij contextgedreven producten gaat het om zaken die specifiek zijn voor een buurt (bijv. inrichting plein) of doelgroep en waarbij interactie zeer wenselijk is. Dit (voor dit ogenblik: grove) onderscheid kent veel raakvlakken met het schema in figuur 2. ( model Proeftuin Leefbaarheid en Zelfsturing in Limburg ). Dit onderscheid tussen systeemgericht en contextgedreven kan zijn weerslag vinden in de planning en control-cyclus van de gemeente en de inrichting van de organisatie. Dit traject zal in 2011 nader vorm krijgen.
101
Overkoepelend kan worden gesteld, dat in Vaals het beleid erop gericht is, dat gezamenlijk met de gemeenschap nagedacht en gewerkt wordt aan het delen van verantwoordelijkheden en het goed organiseren van de benodigde kwaliteiten. 2010: per platform wordt per jaar 500,- beschikbaar gesteld voor organisatiekosten (kopieer- en verzendkosten, vergaderfaciliteiten etc). In de concept begroting van 2011 is opgenomen dat ieder platform een jaarlijks budget van 2500 krijgt. Verder zijn er vijf beleidsmedewerkers die voor 0,2 fte aanspreekpunt van een platform zijn. Eén daarvan is van huis uit opbouwwerker. Totale kosten inclusief werkgeverslasten 5 x0,2 x 60000= 60000,-.
111
3. Groeimodel samenwerking burgerparticipatie Er kan gesteld worden dat aan de opdracht van de drie raden voldaan kan worden door te kiezen voor een beleidskader naar de ideologie van de Proeft uin Leefbaarheid en Zelfst uring in Limburg . Deze keuze verdient aanbeveling omdat de ideologie van de Proeftuin een uitstekende basis vormt om de gestelde doelen en ambities van de drie gemeenten op het gebied van burgerparticipatie waar te maken. Het doel van de Proeftuin is immers het versterken van de leefbaarheid in alle kernen/buurten en het versterken, van onderop, van het zelfregisserend vermogen van burgers. Het werken aan leefbaarheid gebeurt dus vanuit eenzelfde basisfilosofie over zelfsturing. Dit beleidskader biedt ook de ruimt e voor diversit eit per kern in specif iek beleid en uit voering waar de raden om vragen. Van belang is te realiseren dat er een onderscheid is tussen de keuze van een ideologie en de werkwijze. Die is afhankelijk van de startpositie van iedere gemeente afzonderlijk. Echter, in paragraaf 1 (omschrijving) is al gesteld dat de verschillende werkwijzen uiteindelijk naar elkaar toe (moeten) groeien. De gemeente Valkenburg aan de Geul is eind 2009 begonnen in twee pilotkernen om daar kernoverleggen op te starten. In de ene kern was er helemaal geen vorm van overleg en in de andere kern bestond er een platform waarvan de structuur nu wordt omgevormd naar een kernoverleg. Daarnaast zijn er in twee andere kernen voorlopers van kernoverleggen opgestart, de zogenaamde leefbaarheidsoverleggen. In Gulpen-Wittem zal alles van de grond af aan opgebouwd moeten worden. In Vaals daarentegen zijn er al buurtplatforms waar momenteel een doorstart mee wordt gemaakt richt ing nieuwe koers . Deze nieuwe koers zal ook zij n beslag krij gen in een organisatie-ont wikkelingst raj ect dat gebaseerd is op van buit en naar binnen . In dit traject zal op termijn ook de interne en externe rol van de huidige coördinatoren van de buurtplatforms heroverwogen worden. Al het voorgaande in ogenschouw genomen kan worden gesteld dat er op het terrein van burgerparticipatie voor de drie gemeenten absoluut kansen en mogelijkheden liggen om samen te werken en daarmee (schaal)voordelen te behalen daar waar het gaat om verhoging kwaliteit, vermindering kwetsbaarheid en verbetering efficiency, de belangrijkste geformuleerde doelstellingen/uitgangspunten van de samenwerking tussen de drie gemeenten. Uitvoering en implementatie van het burgerparticipatiebeleid kan vooralsnog in drie fasen worden onderverdeeld, ma.w. hoe groeien de gemeenten in dit proces naar elkaar toe? Fase 1 Uitgaande van een gezamenlijk beleidskader, waarbij ruimte wordt en kan worden gelaten voor couleur locale worden de voordelen behaald in de eerst e plaat s door het gebruikmaken en uitwisselen van elkaars kennis en deskundigheid op het terrein van burgerparticipatie als afzonderlijke beleidsterreinen, als wel op specifieke deelterreinen daarbinnen. Met het laatste wordt gedoeld op de te onderscheiden specifieke act uele t hema s die spelen binnen de verschillende kernen, zoals (jeugd)overlast, groen, verkeer. Zo kunnen bijvoorbeeld de (participatie)ervaringen die in Valkenburg zijn opgedaan met betrekking tot het Centrumplan worden meegenomen in het project Centrumplan in Vaals, waarbij tijdelijke uitwisseling, resp. gebruik maken van elkaars deskundige ambtelijke capaciteit, mogelijk is. Op die manier wordt de kwaliteit op het beleidsterrein van burgerparticipatie verhoogd en tegelijkertijd ook de kwetsbaarheid verminderd. Uitvoering: 2011. Fase 2 Op wat langere termijn kunnen schaalvoordelen worden behaald doordat participatiewerkzaamheden worden uitgevoerd door het aanstellen van (een) gezamenlijke leefbaarheidcoördinator(en). Ook gezamenlijke gebruikmaking van (een) welzijn-/opbouwwerker(s) leidt zeker tot de beoogde efficiencyvoordelen. Gemeenten bepalen zelf of zij interne dan wel externe capaciteit inbrengen. Uitvoering: 2012
121
Fase 3 Nadat het proces en de structuur zijn ingericht, waarmee burgerparticipatie vorm en inhoud wordt gegeven, zal daar waar de behoefte ligt, de nadruk gelegd moeten worden op het harmoniseren van beleid, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van een gezamenlijk beleid op integrale veiligheid. Uitvoering: 2012/2013 Ten aanzien van het onderdeel gebruik maken van elkaars kennis en kunde kan aanvullend overwogen worden om in het ontwikkelingsproces het niet te laten bij de drie gemeenten onderling maar dit omgekeerd uit te breiden naar de buurten en kernen waarom het gaat. Enkele mogelijkheden daartoe worden hieronder alvast als voorbeeld weergegeven. Ruimte voor nieuwe lokale media Om de eigen verantwoordelijkheid en eigen initiatieven te ondersteunen faciliteren de drie gemeenten een website die de ruimte geeft aan leefbaarheids- en burgerinitiatieven. Op de site kunnen buurten en kernen hun aanpak, ervaringen, ideeën, vragen en andere zaken kwijt. Ze kunnen de site gebruiken om zowel intern als extern te communiceren. De gemeenten fungeren 'slechts' als platform en medium. Dag van de Participatie Eens per jaar geven de drie gemeenten de ruimte aan hun kernen, buurten en groeperingen om hun initiatieven, aanpak en ervaringen te delen met anderen. Dat kan in de vorm van een markt maar ook andere vormen zijn denkbaar. De deelnemers zelf bepalen welke vorm voor hen het beste werkt en hoe zij hun initiatief willen presenteren. De gemeenten faciliteren de dag en steunen op die manier de zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van hun burgers. Participatieprijs Heuvelland Op de Dag van de Participatie wordt de jaarlijkse Participatieprijs Heuvelland uitgereikt. Een jury, samengesteld uit ervaringsdeskundigen, bepaalt zelf welk initiatief dat jaar het meest in het oog springend, succesvol of innovatief is. De winnaar krijgt een geldbedrag (voorgesteld wordt 1000,-) en een boom die in de buurt/kern gepland wordt. Op deze en mogelijk andere manieren vitaliseren de drie gemeenten hun buurten en kernen. De sociale processen, die nodig zijn om de noodzakelijke zelfredzaamheid te genereren, worden gestimuleerd op een manier die tegemoet komt aan de behoeften van de betreffende buurten en kernen. Gebruik wordt gemaakt van de kennis, ervaring, energie, inventiviteit en gemeenschapszin die onze kernen nog steeds kenmerkt, zonder dat we als gemeenten in de valkuil trappen dat wij gaan bepalen wat goed is voor onze burgers. We brengen als het ware nog meer 'zuurstof' in het bloed van de samenleving. Resumerend wordt geadviseerd: 1. De ideologie van de Proeftuin leefbaarheid en zelfsturing in Limburg als gezamenlijk beleidskader vast te stellen en vervolgens te implementeren. 2. Gebruik te maken van elkaars kennis en kunde, door onderlinge uitwisseling van ambtelijke capaciteit. 3. Vorming van gezamenlijke pool van ambtenaren die zich bezighouden met de thema s leefbaarheid en buurtopbouw. 4. Aanwijzing van één gezamenlijk bestuurlijk trekker (wethouder) die zorg draagt voor realisatie van dit plan. 5. In samenhang met 1. (implementatie) beleid zoveel als mogelijk te harmoniseren, waarbij couleur locale niet uit het oog wordt verloren.
Met het voorgestelde gezamenlijke beleidskader, met de voorgestelde leefbaarheidcoördinator(en), opbouw-/welzijnmedewerker(s) en met de praktische initiatieven waarmee kennis, kunde en ervaringen uitgewisseld worden beschikken de drie gemeenten over een identieke aanpak op het gebied van leefbaarheid en burgerparticipatie die uitgaat van zelfsturing waarbij voldoende ruimte blijft voor de gewenste couleur locale.
131
Bijlage nota burgerparticipatie: Begrippenlijst. Burgerparticipatie: is het proces waarbij gemeente, betrokken burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven via een open houding naar elkaar en een vooraf besproken aanpak samen vorm en inhoud geven aan (delen van) plannen of beleid, zowel bij de ontwikkeling, uitvoering en/of evaluatie daarvan. Het proces is gericht op het benutten van elkaars deskundigheid en het verhogen van draagvlak voor te nemen beslissingen. Er wordt hier gesproken over ont wikkeling, uit voering en/ of evaluat ie van plannen of beleid . Wanneer dit wordt vertaald naar de zogenoemde participatieladder, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen vijf verschillende rollen die burgers krijgen toebedeeld in een participatieproces; de treden van de participatieladder. Elke trede stelt een bepaalde mate van invloed voor. De verschillende treden zijn: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. Informeren wordt niet als een vorm van part icipat ie beschouwd, aangezien de burger hierbij slechts op de hoogte wordt gesteld van een bepaald beleidsvoornemen van de gemeente. De burger krijgt hierbij niet de kans om op welke manier dan ook - invloed uit te oefenen op dat beleid. Zelfsturing: de overheid en de maatschappelijke partners geven op het openbare domein aan gemeenschappen (dorpen en kernen) en kleinere sociale verbanden zoals verenigingen, gezinnen en individuen de ruimte om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor kwaliteit van eigen leven en leefomgeving , waarbij op basis van feedback deze zich ontwikkelen en doorontwikkelen tot krachtige, intelligente sociale verbanden. (Met andere woorden: inwoners van een gemeenschap zijn leidend in het proces van zelfsturing en worden in de gelegenheid gesteld inhoud te geven aan de materiële en sociale structuur van hun gemeenschap, waarbij de gelijkwaardige en wederkerige relatie tussen de drie hoofdactoren (overheid, maatschappelijk partners, bewoners) een primair uitgangspunt is.) Leefbaarheid: met dit begrip wordt aangegeven hoe aantrekkelijk en/of geschikt een gebied of gemeenschap is om er te wonen, of te werken. Het is een typisch containerbegrip en dus diffuus en multidimensioneel. Iedereen heeft een idee van de betekenis, maar de exacte omschrijving is sterk afhankelijk van tijd en plaats. Het is deels een uitgesproken subjectief begrip. Gerelateerd aan onze Heuvelland regio kan daarvan het volgende voorbeeld worden genoemd: voor niet-economisch afhankelijke bewoners van een toeristenplaats kan een bepaalde situatie in het hoogseizoen onleefbaar zijn, terwijl voor de lokale toeristische ondernemer het oordeel over de leefbaarheid op dat moment heel anders kan luiden. Duidelijk is dat bij de beoordeling van de mate van leefbaarheid verschillende factoren (indicatoren) een rol spelen. In ieder geval horen daartoe: De aanwezigheid van voldoende voorzieningen zoals scholen, winkels, parkeerfaciliteiten, openbare verlichting, groen en openbaar vervoer Aspecten die de mate van (sociale) veiligheid bepalen zoals inbraak, drugsgebruik, vandalisme en verkeer. Zaken die te maken hebben met het milieu zoals vervuiling, zwerfvuil, bodemverontreiniging, luchtkwaliteit en geluidsoverlast De kwaliteit van de openbare ruimte zoals dat tot uiting komt in een al dan niet verloederd straatbeeld, leegstand, autowrakken of zeerlangparkeerders, kapotte speeltoestellen en de onderhoudsstaat van parken en straten Sociale kenmerken zoals de aanwezigheid en kwaliteit van buurtcontacten en vormen van burenhulp De mate waarin de overheid de door haar gestelde regels op het gebied van leefbaarheid wel of niet handhaaft. (Kernenbeleid is beleid gericht op behoud en versterking van de leefbaarheid van de kernen. Een middel om te werken aan leefbaarheid is gebruik te maken van het instrument burgerparticipatie, meer in het bijzonder vanuit een gezamenlijk gekozen basisfilosofie over zelfsturing).
141