Programma van Toetsing en Afsluiting En Examenreglement
VMBO lichting 2013 – 2015 leerjaar 4
Montessoricollege locatie Groesbeek
1
INHOUDSOPGAVE 1
ALGEMEEN DEEL
blz 3
A
Algemene bepalingen
blz. 4
-Begripsbepalingen -Afnemen eindexamen -Indeling eindexamen -Onregelmatigheden bij het SE en CSE -Geheimhouding -Commissie van beroep -Bewaren van SE- en CSE-werk
blz 4 blz. 4 blz. 4 blz. 5 blz. 6 blz. 6 blz. 7
Regeling van het schoolexamen
blz. 7
-Algemeen -De toetsen -De beoordeling -De regeling cijfergeving -Bijzondere omstandigheden -Herkansingsregeling -Overige bepalingen
blz. 7 blz. 8 blz. 8 blz. 10 blz. 10 blz. 11 blz. 11
Het Centraal examen
blz. 12
-Algemeen -Gang van zaken tijdens het theoretisch deel van het Centraal examen -Gang van zaken tijdens het praktisch deel van het Centraal examen -Afwijking in de wijze van examineren -Absentie -Computers en examens -Berekening eindcijfer eindexamen -De slaag/zakregeling (inclusief de rekentoets) voor het vaststellen van de uitslag -Herkansing -Diploma en cijferlijst -Certificaten -Spreiding -Slotbepalingen blz 18
blz. 12
B
C
Bijlage 1 Toelichting op de gebuikte terminologie Bijlage 2 Beoordelingsformulier Handelingsopdracht Bijlage 3 Beoordelingsprotocol Sectorwerkstuk Bijlage 4 Laatste versie van commissie van beroep 2
blz. 12 blz. 13 blz. 14 blz. 14 blz. 15 blz. 15 blz. 16 blz. 17 blz. 17 blz. 17 blz. 17
blz. 19 blz. 21 blz. 22 blz 25 t/m 31
2
VAKKENDEEL
blz. 32
3
1 ALGEMEEN DEEL
3
A.
Algemene bepalingen
Art.1. Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: De wet: Onze minister: Inspectie: Het bevoegd gezag: Directeur: Kandidaat: Gecommitteerde: School: Examinator: Eindexamen: Deeleindexamen: Examenstof: Examencommissie:
De wet op het voortgezet onderwijs. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De inspectie van het voortgezet onderwijs, belast met het toezicht op de school. Het schoolbestuur. De adjunct directeur c.q. locatiedirecteur belast met de regeling eindexamen Een ieder die door het bevoegd gezag tot het eindexamen wordt toegelaten. Een gecommitteerde in de zin van art.29, derde lid van de wet, belast met het toezicht op het eindexamen of een deel ervan. Een dagschool voor algemeen voortgezet onderwijs. Degene die is belast met het afnemen van het examen. Een examen in de vakken, voorgeschreven in de artikelen 11 t/m 29a, dan wel een aantal deelexamens dat tezamen een eindexamen vormt. Een examen in een van de vakken genoemd in art.11 t/m 29a.van het eindexamenbesluit. De aan de kandidaat te stellen eisen. A. Nas (locatieleider), J. Payens, C. van der Zouwen
Gehanteerde afkortingen : BBL CSE GPO (G) TL KBL PTA SE
Basisberoepsgerichte Leerweg Centraal Schriftelijk Examen. Grote Praktische Opdracht (Gemengd) Theoretische Leerweg Kaderberoepsgerichte Leerweg Programma van toetsing en afsluiting. Schoolexamen
Art.2. Afnemen eindexamen 1 2
De directeur en de examinatoren nemen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag het eindexamen af. Mevr. J.C.E.M. Nas is de secretaris van het eindexamen op de locatie Groesbeek.
4
Art.3. Indeling eindexamen Het eindexamen bestaat voor ieder vak uit een schoolexamen en, voor zover dat in het examenprogramma is bepaald, tevens uit een Centraal examen. BBL-leerlingen en KBL-leerlingen maken de examens van de AVO-vakken op de computer. Dit geldt ook voor het examen Biologie en Natuur- en Scheikunde1 in de TL.
Art.4. Vak afsluiten op een hoger niveau Het bevoegd gezag kan een VMBO-leerling in de gelegenheid stellen één of meer vakken op een hoger kwalificatieniveau (uit een hogere leerweg, het HAVO of VWO) te volgen en af te sluiten in plaats van het overeenkomstige vak uit de „eigen‟ leerweg.
Art.5. Onregelmatigheden bij het SE en CSE 1 Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de directeur maatregelen nemen. 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die al dan niet in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, kunnen zijn: * het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het SE of het CSE; * het ontzeggen van deelname of verdere deelname aan een of meerdere toetsen van het SE of het CSE (Bij het SE houdt dit tevens ontzegging van deelname aan het CSE in!); * het ongeldig verklaren van een of meerdere toetsen van het reeds afgelegde deel van het SE of het CSE; * het bepalen dat het diploma en de cijferlijst slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in de door de directeur aan te wijzen onderdelen; * Indien het hernieuwd examen, bedoeld in de vorige volzin, betrekking heeft op een of meer onderdelen van het CSE, legt de kandidaat dat examen af in het volgend tijdvak van het CSE, dan wel ten overstaan van de staatsexamencommissie. 3 Alvorens een beslissing ingevolge het tweede lid wordt genomen, hoort de directeur de kandidaat. De kandidaat kan zich door een door hem aan te wijzen meerderjarige laten bijstaan. De directeur overlegt met examinatoren en mentor van de kandidaat. De directeur deelt zijn beslissing mede aan de kandidaat, mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. In de schriftelijke mededeling wordt tevens gewezen op het bepaalde in het vierde lid. De schriftelijke mededeling wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat, indien deze minderjarig is, alsmede aan de inspectie. 4 De kandidaat kan tegen een beslissing van de directeur in beroep gaan bij de door het bevoegd gezag van de school in te stellen “commissie van beroep”. Van deze commissie mag de directeur geen deel uit maken. Het beroep wordt binnen drie dagen nadat de beslissing schriftelijk ter kennis van de kandidaat is gebracht, schriftelijk bij de commissie van beroep ingesteld. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen twee weken op het beroep tenzij zij de termijn (met redenen omkleed) heeft verlengd met ten hoogste 2
5
weken. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het SE of CSE geheel of gedeeltelijk af te leggen. De commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, de directeur en aan de inspectie. 5 Indien de onregelmatigheid eerst wordt ontdekt na afloop van het schoolexamen, kunnen de directeur en de betrokken examinator(en) gezamenlijk het schoolexamen ongeldig verklaren, hetgeen tevens ontzegging van deelneming aan het CSE inhoudt, zoals bepaald in art.5 lid 1. van de algemene bepalingen van het examen-reglement. Het is ook mogelijk dat zij bepalen dat het schoolexamen slechts geldig is na een hernieuwd schoolexamen in de door hen aan te wijzen onderdelen en op een door hen te bepalen wijze. 6 Een kandidaat die zonder wettige reden te laat komt bij een SE kan tot dit SE uitsluitend worden toegelaten na verkregen verlof van de directeur of de secretaris van het eindexamen. Hij moet het werk met de andere kandidaten op de vastgestelde tijd beëindigen en inleveren. Art.6. Geheimhouding Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit besluit en daarbij de beschikking krijgt over gegevens, waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit besluit de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Art.7. Commissie van beroep De commissie van beroep bestaat uit: *Een lid van het bevoegd gezag: voor alle locaties nader in te vullen *Voor de locatie Groesbeek aangevuld met: -Een lid van de schoolleiding -Twee docenten -Een ouder Het adres van de commissie is: Commissie van beroep Montessori College p/a Kwakkenbergweg 32 6523 MJ Nijmegen De school is ook aangesloten bij de Centrale Commissie voor Beroep voor Eindexamens regio Nijmegen. In al die gevallen waarin een docent zowel examinator als lid van de commissie is, wordt een vervangend commissielid aangezocht door de directeur.
6
Art.8. Bewaren van SE- en CSE-werk 8.1 Schoolexamenwerk. Opgaven, het gemaakte werk, de eventueel gemaakte protocollen van mondelinge toetsen, alsmede de cijfers worden door de examinator bewaard tot ouders en kandidaat bij het volgende rapport getekend hebben voor hun periodecijfer. Daarna wordt het werk vernietigd. 8.2 Centraal Examen. Het werk van het Centraal Examen van de kandidaten en de beoordeling ervan wordt gedurende 6 maanden na vaststelling van de uitslag van het examen bewaard door de betreffende examinator. Dit materiaal kan ter inzage worden gegeven aan belanghebbenden in aanwezigheid van de examinator en een lid van de schoolleiding. Na 6 maanden wordt het werk vernietigd.
B. Regeling van het schoolexamen Directeur en examinatoren van het Montessori College te Nijmegen/Groesbeek, daartoe gemachtigd door het bevoegd gezag van deze school, overwegende dat ter uitvoering van art.31. van het nieuwe Besluit Eindexamens VWO-HAVO-MAVO-VBO een regeling voor schoolonderzoek moet worden vastgesteld, besluiten: dat het schoolonderzoek VWO-HAVO-MAVO-VBO wordt ingesteld met inachtneming van de volgende bepalingen: Art.9. Algemeen 9.1
Het schoolexamen kan bestaan uit de volgende toetsvormen: *mondelinge toetsen *schriftelijke toetsen met gesloten en/of open vragen *praktische opdrachten *handelingsopdrachten
9.2
Alle kandidaten maken in het kader van hun schoolexamen een vakoverstijgende handelingsopdracht „Oriëntatie op leren en werken‟. Deze opdracht wordt gekoppeld aan de stage die de kandidaten aan het eind van leerjaar 3 doorlopen. De handelingsopdracht „Oriëntatie op leren en werken‟ (het stageverslag) moet „voldoende‟ worden afgesloten (zie ook: Overgangsnormen naar leerjaar 4). Een beoordelingsmodel van de handelingsopdracht is te vinden in de bijlage.
9.3
Alle kandidaten VMBO moeten voor hun Schoolexamen twee Grote Praktische Opdrachten (hierna: GPO) uitvoeren die ieder een studiebelasting van 10 uur kennen. Kandidaten uit de Basisberoepsgerichte Leerweg (hierna: BBL) en de Kaderberoepsgerichte leerweg (hierna: KBL) voeren één van deze opdrachten uit in het 3e leerjaar. Deze opdracht is de stage aan het eind van het 3e leerjaar. De 2e GPO voeren de kandidaten uit in het 4e leerjaar. Zij doen dat binnen het beroepsvoorbereidende vak. Kandidaten uit de Gemengd-Theoretische Leerweg (hierna: GTL) voeren de 2 GPO‟s uit in het 3e leerjaar. Eén opdracht is de stage aan het eind van leerjaar 3 en de tweede GPO vindt plaats binnen een van de AVO-vakken. 7
Een beoordelingsmodel van de GPO is te vinden in de bijlage. 9.4
Het SE wordt gehouden overeenkomstig het voor ieder vak geldend PTA.
9.5
Het SE begint in het voorlaatste leerjaar van het VMBO.
9.6
Het SE wordt vóór de aanvang van het eerste tijdvak van het CSE afgesloten.
9.7
Indien een kandidaat om een geldige reden (dit ter beoordeling van de directeur) is verhinderd het SE leerjaar 3 af te ronden vóór het eindrapport leerjaar 3, dan wordt hij in de gelegenheid gesteld het SE voor dat vak af te sluiten in de periode tussen het moment van inleveren van de rapportcijfers en de definitieve start van de zomervakantie.
9.8
De kandidaten ontvangen vóór 1 oktober het examenreglement en het bijbehorend PTA, waarin vermeld staat: -welke onderdelen van het examenprogramma in het SE worden getoetst; -een omschrijving van de te toetsen leerstof; -een planning van de toetsen; -een omschrijving van de wijze van toetsing; -de wijze waarop het eindcijfer SE wordt berekend.
Art.10. De toetsen 10.1 Het cijfer wordt door de examinator vastgesteld. 10.2 Opgaven, normen, het gemaakte werk, de eventueel gemaakte protocollen van mondelinge toetsen, alsmede de cijfers worden door de examinator bewaard tot ouders en kandidaat bij het volgende rapport getekend hebben voor hun periodecijfer (zie ook art.8.1). 10.3 De criteria aan de hand waarvan de beoordeling van werkstukken, GPO’s, handelingsopdrachten en sectorwerkstuk plaatsvindt, worden door de examinator vóór aanvang van de opdracht tijdens de lessen aan de kandidaat bekend gemaakt. Art.11. De beoordeling 11.1 Voor de beoordeling van de toetsen van het SE gebruikt de examinator de cijfers 1 t/m 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. 11.2 In afwijking van art.11.1 worden de vakken Kunstvakken-1 en Lichamelijke Opvoeding uit het gemeenschappelijke deel met „voldoende‟ of „goed‟ beoordeeld. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van de kandidaat en geschiedt op basis van het naar behoren afsluiten van opdrachten uit het PTA.
8
11.3 De gehele cijfers voor het schoolexamen hebben de volgende betekenis: 1 = Zeer slecht 2 = Slecht 3 = Zeer onvoldoende 4 = Onvoldoende 5 = Bijna voldoende
6 = Voldoende 7 = Ruim Voldoende 8 = Goed 9 = Zeer goed 10 = Uitmuntend
11.4 Het cijfer van iedere toets en de beoordeling van een handelingsopdracht en/of een GPO wordt zo spoedig mogelijk aan de kandidaat bekend gemaakt. Tijdens deze bekendmaking hebben de kandidaten het recht het door hen gemaakte werk in te zien. 11.5 De kandidaat heeft het recht om bij duidelijke onenigheid met de examinator aangaande afspraken over werk, tijdstip van inleveren van werk of beoordelingen, binnen een week schriftelijk beroep aan te tekenen bij de directeur. Dit beroep wordt voorgelegd aan een commissie van drie. Eén lid wordt aangewezen door de kandidaat en één lid door de examinator. Deze beide leden kiezen een derde lid. De uitspaak van de commissie van drie is bindend. 11.6 Toekennen van het cijfer „1‟ Voor niet gemaakt werk wordt voorlopig het cijfer „1‟ toegekend totdat het is ingehaald. Als het ingehaald is telt de hoogste score. De periode waarbinnen niet gemaakt werk ingehaald dient te worden, is 4 weken na het 1e afgesproken toetsmoment . Indien werk niet ingehaald is voordat een rapport verschijnt, wordt niet alleen een voorlopige „1‟ doorberekend, maar wordt ook aan het rapportcijfer de letter „A‟ toegevoegd. Deze „A‟ geeft aan dat er sprake is van een achterstand. Bij het laatste rapport in het 3e leerjaar en het laatste rapport in het 4e leerjaar is er geen mogelijkheid meer om achterstanden weg te werken. Voor niet gemaakt werk zal derhalve het cijfer „1‟ worden toegekend. (zie ook art.5 voor onregelmatigheden) (zie ook art.13 voor bijzonder omstandigheden). 11.7
Handelingsopdracht Handelingsopdrachten moeten „naar behoren‟ worden afgesloten. Het openstaan van een handelingsopdracht betekent dat het schoolexamen nog niet is afgerond. De leerling mag dan ook niet deelnemen aan het Centraal Examen. Derde klas leerlingen hebben twee momenten waarop ze e.e.a. kunnen afronden: 1) vóór de Kerstvakantie met als uiterste inleverdatum de eerste schooldag ná de Kerstvakantie. 2) voordat de leerlingen op stage gaan met als uiterste inleverdatum de maandag van de laatse schoolweek voor leerlingen.
11.8
Grote Praktische Opdracht (GPO) Een GPO kent een studiebelasting van 10 uur en wordt afgesloten met een beoordeling „voldoende‟ of „goed‟. Kandidaten uit de gemengd-theoretische leerweg (GTL) voeren de twee GPO‟s uit in het 3e leerjaar. De eerste GPO is de stage in het 3e leerjaar en de 2e GPO vindt plaats binnen een van de AVO-vakken aan het einde van het 3e leerjaar tijdens de verdiepingsweken. Deze opdrachten zijn onderdeel van de algemene ontwikkeling van de leerling in de GTL 9
en ze vallen onder de verantwoordelijkheid van het kernteam. De mentor is verantwoordelijk voor de uitvoeringvan beide projecten. Het openstaan van een GPO betekent dat het schoolexamen nog niet is afgerond. De leerling mag dan ook niet deelnemen aan het Centraal Examen. Art.12. De regeling cijfergeving 12.1
Het SE spreidt zich uit over het 3e en 4e leerjaar. Leerjaar 3 en 4 zijn opgedeeld in 3 periodes, waarbij periode 6 een realtief korte periode is voor de start van het Centraal Examen.
12.2
Het uiteindelijk SE-cijfer wordt berekend door per vak het rekenkundig gemiddelde te nemen van alle PTA-cijfers behaald in de 6 periodes genoemd onder art.12.1.
12.3
Per periode wordt voor elk vak het gemiddelde berekend van de tot dat moment behaalde PTA-cijfers en deze cijfers worden gerapporteerd naar de ouders/verzorgers. Elk rapport is derhalve het gemiddelde van alle behaalde cijfers tot dan toe.
12.4
Het gemiddelde wordt berekend tot op één decimaal nauwkeurig. Uitzondering hierop zijn de vakken genoemd onder 11.2.
12.5
De PTA-rekensystematiek gaat boven de rapportages. Dat betekent dat rapporten altijd onder voorbehoud zijn. Indien blijkt dat er in de berekening van het rapportcijfer een fout is gemaakt, kan een reeds toegekend rapportcijfer gewijzigd worden.
Art.13. Bijzondere omstandigheden 13.1
Dyslectische leerlingen hebben recht op tijdverlenging. Dyslectische leerlingen mogen gebruik maken van gesproken tekst. Dit kan met behulp van zogenaamde daisies en leerlingen kunnen dan eventueel gebruik maken van een daisyspeler als ze die zelf in hun bezit hebben. Ze kunnen de daisies ook met de computer afspelen; dit wordt door de school geregeld. Dyslectische leerlingen kunnen ook gebruik maken van vergrote tekst. Dit zijn afspraken die voor het CSE van toepassing zijn. Voor de schoolexamens kunnen de leerlingen gebruik maken van Kurzweil en vergrote tekst.
13.2
In geval van ziekte dienen de ouders/verzorgers de directeur vóór de aanvang van het SE hiervan in kennis te stellen. Geschiedt deze melding mondeling of telefonisch, dan móét zij schriftelijk worden bevestigd. In geval van afwezigheid door andere vormen van overmacht dient te worden gehandeld als bij ziekte.
13.3
Indien een toets of opdracht niet is afgelegd op het vastgestelde tijdstip of binnen de vastgestelde termijn zonder een naar het oordeel van de directeur geldige reden, kan de directeur, in afwijking van het onder art.11.6 gestelde, de kandidaat verplichten het ontbrekende onderdeel alsnog af te leggen. De verdere beoordeling van dit werk geschiedt in overleg tussen directeur en examinator.
13.4
Indien een kandidaat niet voldoet aan de in art.13.3 gestelde verplichting kan de directeur, na alle betrokkenen gehoord te hebben, de kandidaat uitsluiten van verder deelname aan het SE of het cijfer „1‟ toekennen. 10
13.5
Als de kandidaat geoorloofd afwezig was bij een SE en voor een mogelijkheid tot inhalen in aanmerking komt, moet hij binnen drie dagen na terugkomst op school zelf contact opnemen met de betreffende examinator. Na overleg wordt door de betrokken examinator een datum voor de herkansing vastgesteld.
Art.14. Herkansingsregeling Herkansingsmogelijkheden die door de diverse vakken aangeboden worden, moeten voldoen aan de volgende schoolregels: -Volgens het wettelijk kader komen alleen dossiertoetsen en praktische opdrachten voor een herkansing in aanmerking. In het PTA wordt per vak aangegeven wat wel en niet herkanst kan worden. -Een handelingsopdracht en een GPO worden afgetekend als het werk „naar behoren‟ of „voldoende‟ beoordeeld is. Er geldt hiervoor dus geen herkansingsregeling. -Herkansing is alleen mogelijk voor toetsen met een cijfer lager dan 5,5. Bij een cijfer vanaf 5,5 bepaalt de betreffende docent in overleg met de leerling of er recht op herkansing is. -Dossiertoetsen en praktische opdrachten die in een bepaald schooljaar worden aangeboden, zullen ook in datzelfde jaar herkanst moeten worden (zie art. 9.6). -Om een onvoldoende of voldoende toets te herkansen gaat een leerling een herkansingstraject in. Dat kan betekenen: - terugblik op (studie)gedrag in de les - controle op gemaakt huiswerk - volgen van een of meerdere bijlessen na school. -De exacte inhoud van een herkansingstraject wordt bepaald door de betreffende vakdocent. Als dit traject naar behoren doorlopen is, kan de herkansing plaatsvinden. -Per schoolexamenperiode mag er 1 AVO-vak herkanst worden en 1 toets die betrekking heeft op de beroepsgerichte afdeling. -Per toets is slechts één keer herkansen toegestaan. -Bij afwezigheid van de kandidaat bij een onderdeel dat met een cijfer wordt afgesloten, geldt het volgende: *het recht op herkansen vervalt als de kandidaat zonder geldige reden afwezig was op het afgesproken toetsmoment. De aangeboden herkansingsmogelijkheid geldt hierbij als enige en laatste gelegenheid om het werk af te ronden *in geval van ziekte of andere vormen van overmacht blijft het recht op herkansen bestaan, mits de school hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht is (zie ook art.13.2 en 13.5). *in bijzondere gevallen beslist de directeur in overleg met het kernteam en de betreffende examinator over een inhaal- of herkansingsmogelijkheid. -Bij de berekening van een schoolexamencijfer geldt in geval van herkansing het hoogste cijfer. Art.15. Overige bepalingen 15.1
De resultaten van het schoolexamen behaald in het 3e leerjaar, komen te vervallen als de kandidaat niet wordt bevorderd tot het laatste leerjaar.
15.2
De schoolexamenresultaten, behaald in het laatste leerjaar, komen te vervallen, als de kandidaat niet slaagt voor het examen.
11
15.3
Voor de kandidaat die tot het voorlaatste of laatste leerjaar wordt toegelaten, nadat in dat leerjaar reeds toetsen zijn gehouden, stelt de directeur een regeling vast in overleg met de betrokken examinator en de kandidaat.
C.
Het Centraal Examen (CSE)
Art.16. Algemeen 16.1
Het Centraal examen wordt afgenomen conform de artikelen 36 t/m 45 van het Eindexamenbesluit VWO-HAVO-MAVO-VBO.
16.2
Ten minste 14 dagen voor de aanvang van het Centraal examen ontvangen de kandidaten het rooster van het Centraal examen. In dit rooster staat in elk geval vermeld: a: De plaatst waar de toetsen van het Centraal examen worden afgenomen b: Het tijdstip waarop de toetsen worden afgenomen c: De duur van de toetsen
16.3
De leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg maken al hun AVO-examens op de computer. Zij hebben het recht om het digitale C.S. E. van één algemeen vak eenmaal te herkansen. Daarnaast hebben ze het recht om het CSPE van het beroepsgerichte vak te herkansen.
16.4
De leerlingen van de kaderberoepsgerichte leerweg maken al hun AVO-examens op de computer. Zij hebben het recht om het digitale C.S. E. van één algemeen vak eenmaal te herkansen. Daarnaast hebben ze het recht om het CSPE van het beroepsgerichte vak te herkansen.
16.5 De leerlingen van de gemengd/theoretische leerweg doen bijna al hun AVO-examens op papier. Het vak biologie wordt op de computer afgenomen en voor nask-1 geldt dat er sprake is van een compexexamen. Dat betekent dat een deel van het examen uit computeropdrachten bestaat. TL-leerlingen hebben het recht om één algemeen vak eenmaal te herkansen. Art.17. Gang van zaken tijdens het theoretisch deel van het Centraal examen. 17.1
De kandidaten maken het schriftelijk werk onder toezicht van door de directeur aangewezen leraren. In elk lokaal zijn minimaal twee toezichthouders aanwezig. Zij die toezicht hebben gehouden, maken een proces-verbaal op.
17.2
Tijdens een toets van het Centraal examen worden aan de kandidaten geen mededelingen van welke aard ook, aangaande de opgaven gedaan.
17.3
Een overzicht van hulpmiddelen waarvan het gebruik door de CvE is toegestaan, zal tijdig aan de kandidaten worden uitgereikt.
17.4
Tassen, jassen en gsm e.d. mogen niet naar het examenlokaal worden meegenomen.
17.5
Het examenwerk mag niet met potlood worden gemaakt. 12
17.6
Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door de school. Ook het kladpapier wordt door de school gewaarmerkt en verstrekt. Kandidaten mogen geen papier meenemen naar het examenlokaal.
17.7
De kandidaat vermeld zijn examennummer, zijn naam en de naam van de betrokken examinator.
17.8
Zonder toestemming van een toezichthouder mag een kandidaat zich gedurende een toets van het examen niet verwijderen uit het examenlokaal.
17.9
Tijdens het uitdelen van de opgaven dient er volkomen rust in het lokaal te heersen.
17.10 Gedurende een uur volgend op het tijdstip van opening van de envelop is het een kandidaat niet toegestaan te vertrekken. 17.11 De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een toets van het Centraal examen blijven in het examenlokaal tot het einde van die toets. Een kandidaat die het gemaakte werk eerder dan het sluitingstijdstip inlevert, laat de opgaven (voorzien van naam en examennummer) achter bij de toezichthouder. 17.12 Vanaf een kwartier voor het einde van een toets van het examen mogen de kandidaten het examenlokaal niet verlaten. 17.13 Aan het einde van een zitting blijven de kandidaten zitten totdat een toezichthouder het sein geef om te vertrekken. Art.18. Gang van zaken tijdens het praktisch deel van het Centraal examen 18.1
Bij het praktisch gedeelte van het Centraal examen is als toezichthouder de examinator van het betreffende vak aanwezig. De examinator beoordeelt de prestaties tijdens het maken van de praktijkopgaven en legt zijn bevindingen van de verrichtingen van de kandidaat schriftelijk vast volgens daartoe gegeven richtlijnen van de Centrale examencommissie.
18.2
Een overzicht van hulpmiddelen waarvan het gebruik door de CVE is toegestaan, zal tijdig aan de kandidaten worden uitgereikt. De examinator verstrekt de kandidaten een nadere specificatie van de te gebruiken hulpmiddelen.
18.3
Tassen, jassen en gsm e.d. mogen niet naar het examenlokaal worden meegenomen.
18.4
Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door de school. Ook het kladpapier wordt door de school gewaarmerkt en verstrekt. Kandidaten mogen geen papier meenemen naar het examenlokaal.
18.5
De kandidaat vermeldt zijn examennummer, zijn naam en de naam van de betrokken examinator.
18.6 De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een toets van het Centraal examen blijven in het examenlokaal. 13
18.7
De kandidaat heeft het recht om (een deel van) het praktijkexamen te herkansen. Daarnaast mag hij ook één van de algemene vakken herkansen (zie ook artikel 16.3).
14
Art.19. Afwijking in de wijze van examineren. 19.1
De directeur kan toestaan dat een lichamelijk of geestelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.
19.2
Het bevoegd gezag kan toestaan dat ten aanzien van een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij examen aflegt ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie het Nederlands niet de moedertaal is, met betrekking tot het vak Nederlandse taal en letterkunde, tot het vak Nederlandse taal of tot enig vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is, wordt afgeweken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit. Voor zover wordt afgeweken van de voorschriften wordt deze afwijking medegedeeld aan de inspectie. De afwijking kan, voor zover het het Centraal examen betreft, slechts bestaan uit een verlenging van de duur van de toets van het Centraal examen met ten hoogste 30 minuten en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek Nederlandse taal.
Art.20. Absentie 20.1
Indien een kandidaat zonder geldige reden te laat bij een toets verschijnt, kan hij uiterlijk tot een half uur na het begintijdstip van de toets tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. Indien een kandidaat deelneemt aan een toets van het examen behoudt het resultaat dat de examinator voor die toets vaststelt zijn geldigheid.
20.2
Als een kandidaat door ziekte of door een andere vorm van overmacht niet in staat is een Centraal examen bij te wonen, moet dit voor de aanvang van het examen melden aan de directeur. Een telefonische melding moet altijd gevolgd worden door een schriftelijke verklaring van de ouders.
20.3
Een kandidaat die in gebreke blijft de in 20.2 genoemde verklaring in te leveren, wordt geacht niet reglementair afwezig geweest te zijn.
20.4
Indien een kandidaat op grond van niet reglementair afwezigheid een examen niet heeft afgelegd, neemt de directeur maatregelen overeenkomstig het gestelde in art.5.
20.5
Indien een toets van het Centraal examen niet is afgelegd op grond van reglementaire afwezigheid, wordt de kandidaat in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het Centraal examen in ten hoogste twee toetsen te voltooien.
20.6
Indien een kandidaat in het tweede tijdvak evenzeer verhinderd is, of wanneer hij het Centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak ten overstaan van de staatsexamencommissie zijn eindexamen te voltooien.
20.7
De kandidaat meldt zich zo spoedig mogelijk door tussenkomst van de directeur aan de voorzitter van de desbetreffende staatsexamencommissie. In dat geval deelt de directeur aan de commissie mede welke cijfers de kandidaat voor het schoolexamen en het eventueel reeds afgelegde gedeelte van het Centraal examen heeft behaald, alsmede, wanneer dat zich 15
voordoet: A: dat ten behoeven van de kandidaat op grond van art.20.2. toestemming is verleend dat met betrekking tot het vak Nederlandse taal en letterkunde dan wel tot het vak Nederlandse taal van overwegende betekenis is, wordt afgeweken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit; B: dat ten behoeve van de gehandicapte kandidaat op grond van art. 19.1 toestemming is verleend dat hij het Centraal examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden. 20.8
Na afloop van het derde tijdvak deelt de staatscommissie het resultaat mede aan de directeur.
Art.21. Computers en examen 21.1
VMBO-GTL en de algemene vakken Voor de vakken Nask en Biologie worden de examens digital (op de computer) afgenomen.
21.2
VMBO-BBL en -KBLen de algemene vakken Het Centrale examen voor de algemene vakken in het VMBO-BBL en KBL wordt digitaal (op de computer) afgenomen.
Art.22. Berekening eindcijfer eindexamen 22.1
Voor de theoretisch/gemengde, de basisberoepsgerichte en de kaderberoepsgerichte leerweg geldt dat het eindcijfer van het examen in gelijke mate wordt bepaald door het eindcijfer van het schoolexamen en het cijfer van het Centraal examen. (1 X SE + 1 X CSE) : 2 }
22.2
Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden, is het cijfer voor het schoolexamen tevens het eindcijfer. Dit cijfer kan meetellen in de slaag/zakregeling.
22.3
Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10 (zie art.11.3.).
22.4
Indien het volgens 22.1 berekende eindcijfer niet een geheel getal is, dan wordt het, indien het eerste cijfer achter de komma 4 of minder is, naar beneden afgerond, en indien dit 5 of meer is, naar boven afgerond.
16
Art.23. De slaag/zak regeling voor het vaststellen van de uitslag 23.1 De kandidaat die het eindexamen VMBO heeft afgelegd, is geslaagd indien: 1. hij de rekentoets heeft gemaakt. Het cijfer dat hij daarvoor heeft gehaald, telt voor het cohort 2013-2015 nog niet mee bij de berekening of hij wel of niet geslaagd is. 2. het gemiddelde van al de centraal examencijfers 5,5 of hoger is. Met een gemiddelde van 5,49 is hij gezakt 3. lichamelijke opvoeding, het sectorwerkstuk (voor GL/TL) en het kunstvak uit het gemeenschappelijke deel ‘voldoende’of ‘goed’ zijn. 4. hij voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer een 5 of hoger heeft gehaald 5. de eindcijfers aan de volgende eisen voldoen: - al de eisen 6 of hoger zijn, of - één 5 en alle eindcijfers 6 of hoger zijn, of - maximaal één 4 en alle eindcijfers 6 of hoger zijn, waarvan er tenminste één 7 of hoger is - géén eindcijfer 3 of lager is Om te slagen moet de kandidaat dus aan alle vijf de eisen voldoen. Indien aan één van de 5 eisen niet is voldaan dan is de kandidaat gezakt.
23.2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt het eindcijfer van het afdelingsvak in de BBL en de KBL meegerekend als twee eindcijfers.
23.3
In aanvulling ophet eerste lid geldt tevens dat voor de vakken lichamelijke opvoeding en het kunstvak uit het gemeenschappelijke deel en in de gemengde en de theoretische leerweg voor het sectorwerkstuk de kwalificatie „voldoende‟of „goed‟is behaald (zie art. 11.2).
23.4
Het vak maatschappijleer-1 kent geen centraal examen. Toch wordt het met een cijfer afgesloten en telt het volwaardig mee in de slaag/zak regeling. Leerlingen die het met een 5 of lager afsluiten hebben recht op een herexamen van het schoolexamen. Het is aan de de school om te bepalen welk deel van de stof wordt geherexamineerd. Zodra de uitslag is vastgesteld, deelt de directeur deze tezamen met de eindcijfers aan iedere kandidaat mede. Hij maakt daarbij melding van het bepaalde in art.23.
Art. 24. Herkansing. 24.1
De kandidaat , geslaagd of gezakt, heeft het recht in het tweede tijdvak deel te nemen aan de herkansing van het Centraal examen in één vak of programma dat deel uitmaakt van het Centraal examen en bij de bepaling van de uitslag is betrokken. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde CSEntrale examen geldt als definitief cijfer voor het Centraal examen. De kandidaat doet een schriftelijk verzoek tot herkansing aan de directeur voor een door de directeur te bepalen dag en tijdstip.
24.2
Een kandidaat die de BBL of KBL volgt, maakt voor de algemene vakken digitale eindexamens. Voor deze examens geldt dat een leerling één vak mag herkansen. Ook hier geldt dat het hoogste cijfer telt. 17
Art.25. Diploma en cijferlijst 25.1
De directeur reikt aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd een cijferlijst uit waarop, voor zover van toepassing, zijn vermeld: *De cijfers voor het schoolexamen en de cijfers voor het Centraal examen; *Het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk; *De beoordeling van het kunstvak en het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijke deel van de leerweg VMBO; *Volgens welke differentiatie als bedoeld in art. 7, derde lid, van het eindexamenbesluit is geëxamineerd; *De eindcijfers voor de examenvakken; *De uitslag van het eindexamen.
25.2
De directeur reikt aan elke voor het eindexamen geslaagde kandidaat een diploma VMBO uit waarop de leerweg is vermeld die bij de uitslag betrokken is. Duplicaten van diploma‟s worden niet uitgereikt.
25.3
Indien een kandidaat examen heeft afgelegd in meer dan het voorgeschreven aantal vakken worden de eindcijfers van de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken vermeld op de cijferlijst, tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft.
Art.26. CSE-certificaten 26.1
De directeur reikt aan de definitief voor het eindexamen afgewezen kandidaat van een dagschool die de school verlaat en die voor een of meer vakken van zijn laatste afgelegde eindexamen een eindcijfer van 6 of meer heeft behaald, een Certificaat uit.
26.2
Het Certificaat vermeldt in ieder geval: -het vak of de vakken waardoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald; -het thema van het sectorwerkstuk, voor zover beoordeeld met „goed‟ of „voldoende‟
Art.27. Spreiding 27.1
Het bevoegd gezag kan, de inspectie gehoord hebbende, toestaan dat ten aanzien van kandidaten die in het laatste leerjaar langdurig ziek zijn en ten aanzien van kandidaten die lange tijd niet in staat zijn geweest onderwijs in het laatste leerjaar te volgen, het eindexamen gespreid over twee opeenvolgende schooljaren wordt afgenomen.
Art.28. Slotbepalingen 28.1
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directeur na de betrokken partijen gehoord te hebben.
28.2
Waar in dit reglement gelezen wordt: de ouders, kan onder bepaalde omstandigheden ook gelezen worden: de verzorgers of voogden.
28.3
Waar sprake is van (mede) ondertekening door de ouders van de kandidaat geldt dit voor 18
kandidaten die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Meerderjarigen (18 jaar en ouder) hebben in dezen zelf tekenbevoegdheid. 28.4
De directeur behoudt zich het recht voor de ouders van meerderjarigen over alle examenzaken inlichtingen te verschaffen, tenzij de meerderjarige schriftelijk kenbaar maakt dat hij dit niet wenst.
19
BIJLAGE 1 Toelichting op de gebruikte terminologie Algemene terminologie In het schoolexamen VMBO is sprake van vijf soorten werk: 1.
Dossiertoetsen De dossiertoetsen evalueren opgedane kennis en vaardigheden (meestal) middels een schriftelijke toets. Voor deze toets wordt een cijfer gegeven. Dit cijfer kan in decimalen gegeven worden. Deze toetsen tellen mee voor het schoolexamencijfer. Dossiertoetsen vallen onder de herkansingsregeling. 2.
Praktische opdrachten Een praktische opdracht is een toetsvorm waarbij vaardigheden (K2 en K3 uit de examenprogramma‟s, basisvaardigheden en vakvaardigheden) getoetst worden in combinatie met leerstof uit de overige exameneenheden. De praktische opdracht maakt deel uit van het SE. Voorbeelden van praktische opdrachten zijn opdrachten voor een interview, het opstellen van een enquête en een practicumopdracht bij exacte vakken. De onderwerpen worden bij voorkeur ontleend aan de maatschappelijke of beroepsmatige realiteit. Bij alle vakken en programma‟s komen praktische opdrachten voor, waarbij zowel het proces als het product wordt beoordeeld. Beoordeling vindt plaats aan de hand van vooraf aan de kandidaat bekend gemaakte criteria. De weging van het cijfer voor de praktische opdracht wordt in het PTA bepaald. De kandidaat kan de praktische opdracht de vorm geven van een product, werkstuk of een presentatie. Behalve het uitvoeren van de opdracht moet de opdracht ook gepresenteerd worden in de vorm van een product, een werkstuk of een presentatie. Elke kandidaat dient tenminste twee praktische opdrachten van tenminste 10 uur te hebben uitgevoerd. De keuze van de vakken waarbij dit gedaan wordt, is in principe vrij. Naast de twee grote praktische opdrachten kunnen bij alle vakken kleine praktische opdrachten in het SE worden opgenomen. Een praktische opdracht van het ene vak kan in overleg met de betrokken doCSEnten gecombineerd worden met een ander vak en vervolgens bij beide vakken meegeteld worden binnen het SE. 3.
Het sectorwerkstuk Bij het sectorwerkstuk gaat het om de uitwerking van een thema dat past binnen de sector. Het sectorwerkstuk wordt alleen gemaakt door de leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg en maakt deel uit van het SE. De kandidaten dienen tenminste 20 uur te besteden aan het sectorwerkstuk. Het werkstuk behoeft niet binnen de stof van een vak te passen. Ook behoeven er geen twee vakken geïntegreerd te worden. Het thema staat Centraal. Het sectorwerkstuk gaat bij voorkeur over maatschappelijk relevante onderwerpen of onderwerpen die te maken hebben met de beroepswereld, die bij de sector past. Voor het sectorwerkstuk is het noodzakelijk dat kandidaten informatie verzamelen, ordenen en presenteren. Er zijn verschillende presentatievormen: een geschreven werkstuk, een tastbaar werkstuk (maquette, prototype), een mondelinge presentatie of een computerpresentatie. Met het sectorwerkstuk worden vakvaardigheden, algemene en communicatieve vaardigheden getoetst. De beoordeling vindt plaats door minimaal twee doCSEnten aan de hand van criteria, die vooraf aan de kandidaat kenbaar zijn gemaakt. Bij het sectorwerkstuk worden zowel proces als product beoordeeld. Het sectorwerkstuk moet met de waardering „voldoende‟ of „goed‟ worden afgesloten, telt niet mee in het cijfer van afzonderlijke vakken en wordt apart op de cijferlijst vermeld. 20
4.
Handelingsdeel Aan het handelingsdeel wordt voldaan door het uitvoeren van handelingsopdrachten. Handelingsopdrachten zijn praktijkopdrachten waarvan per kandidaat door de docent moet worden vastgesteld of deze naar behoren zijn uitgevoerd. Handelingsopdrachten kunnen bij alle vakken voorkomen. Voor sommige vakken bestaat dat uit het aanleggen van bijvoorbeeld een kunst-, leesof schrijfdossier. Voor andere vakken is dat oriëntatie op vervolgopleidingen en/of het bezoek aan een bedrijf, instelling of museum. Het handelingsdeel wordt altijd afgesloten met een „naar behoren‟. Voor CKV moet het kunstdossier met een voldoende worden afgesloten. Het handelingsdeel maakt deel uit van het schoolexamen. Om deel te kunnen nemen aan het CSE zal de kandidaat de handelingsdelen van de verschillende vakken „naar behoren‟ of „voldoende‟ moeten afsluiten. 5.
Voortgangstoetsen De voortgangstoetsen hebben vooral een diagnostisch karakter. Zij evalueren of de kandidaat door kan gaan met volgende onderdelen van het betreffende vak. Voortgangstoetsen kunnen meegeteld worden bij de samenstelling van het rapportcijfer.
21
BIJLAGE 2
BEOORDELINGSFORMULIER HANDELINGSOPDRACHT
Naam kandidaat: ……………………………………….
Klas: …………..
Sector:………………………………………….:………
Vak: .…………..
Soort handelingsopdracht: …………………………………………………………………………………….
Titel:
……………………………………………………………………………………………………….
Omschrijving van de opdracht: ………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………..
Beoordeling1 Beoordelingscriteria Voorbereiding van de opdracht Uitvoering van de opdracht Opbouw van het verslag Diepgang inhoud van het verslag Diepgang eigen mening / reflectie e.d Ervaring met het onderwerp komt tot uitdrukking Verzorging van het verslag Begeleidingscontacten met de docent Samenwerking met groepsgenoot of groepsgenoten Moment van inleveren
Goed
Voldoende
ja
nee
Onvoldoende
Datum
Eindbeoordeling “naar behoren”.
Beoordeeld door: ………………………………………………………….. Handtekening docent:
Handtekening kandidaat:
………………………………………
…………………………………………. 22
Datum: …….………
BIJLAGE 3
BEOORDELINGSFORMULIER SECTORWERKSTUK
Je wordt beoordeeld op het proces, het product en op de presentatie. Hieronder zie je het schema dat bij de beoordeling van jouw werkstuk gebruikt wordt: Te beoordelen onderdelen Het Proces
maximaal
Gemaakte afspraken met begeleider zijn zelfstandig en naar behoren nagekomen
5
De verschillende deadlines zijn op tijd gehaald Werkhouding tijdens sectoruren Er is zelfstandig gewerkt. Er is geen overbodige hulp gevraagd. Er moest weinig worden aangespoord om het werk te doen en op tijd in te leveren
5 5 5
Bijgehouden logboek, kwaliteit logboek Er is goed samengewerkt. Beide partners hebben een volwaardig aandeel geleverd
5 5
Behaald
Totaal:30
Het Product Hoofdvraag Deelvragen De gekozen sector komt duidelijk terug in de vragen/werkstuk Er is een compleet en werkbaar plan van aanpak De verzamelde informatie is juist Eindproduct/ werkstuk is goed van inhoud en niveau
5 8 5 5 5 5
Er zijn verschillende bruikbare bronnen geraadpleegd en deze zijn op juiste wijze in het verslag opgenomen en verwerkt
2
Totaal:35 Eigen mening/ evaluatie
5
De Presentatie : inhoud/ afwisseling van presenteren/ gebruik van eigen woorden/ lichaamshouding/ creativiteit
30
Totaal
100
Het resultaat van het sectorwerkstuk telt mee bij het schoolexamen. Het sectorwerkstuk moet met een voldoende of goed worden afgesloten. . Voor een voldoende moet je minimaal 60 punten halen. Voor een goed zijn minimaal 80 punten nodig. Let op: je moet alle onderdelen gedaan hebben! Op …………………………….. moet je het sectorwerkstuk in tweevoud en het logboek inleveren. Als je het 23
sectorwerkstuk of het logboek te laat inlevert zonder geldige reden, word je 20 punten op je totaal gekort.
Opmerkingen begeleider (presentatie, werkstuk, samenwerking enz.):
Eindbeoordeling sectorwerkstuk Datum: Mentor: Begeleider:
paraaf: paraaf:
GOED / VOLDOENDE
24
BIJLAGE 4
REGLEMENT CENTRALE COMMISSIE VAN BEROEP VOOR EINDEXAMENS REGIO NIJMEGEN
25
Mei 2014 1
Algemene Bepalingen
Artikel 1: Begripsbepalingen a. BeVo: Bestuurlijk Overleg Voortgezet Onderwijs Nijmegen en omstreken. b. Bevoegd Gezag: Bevoegd Gezag van een school die zich heeft aangesloten bij de Centrale Commissie van Beroep voor de Eindexamens. c. School: Een school voor VWO en/of HAVO en/of VMBO waarvan het bevoegd gezag zich heeft aangesloten bij bedoelde commissie. d. Eindexamenbesluit: Het eindexamenbesluit VWO-HAVO-VMBO (Stbl. 1989 nr. 327 met daarop bekend gemaakte wijzigingen en aanvullingen). e. De Commissie: De Centrale Commissie van Beroep voor de Eindexamens in de Regio Nijmegen als bedoeld in artikel 2. f.
De Voorzitter: De voorzitter van de commissie.
g. Het Reglement: Het reglement van de commissie. h. De Kandidaat: De leerling die tegen een beslissing van de directeur in beroep komt bij de commissie. i.
De Directeur: De rector of directeur van een school.
j.
De Examinator: Degene die belast is met het afnemen van het examen.
k.
De Verweerder: De directeur die de aangevallen beslissing heeft genomen.
l.
Het Eindexamen: Een examen zoals omschreven in artikel 1 juncto artikel 4 van het Eindexamenbesluit.
Artikel 2: De Commissie 1. De schoolbesturen van het BeVo stellen ten behoeve van de onder deze besturen vallende scholen een Centrale Commissie van Beroep voor de Eindexamens in, zoals bedoeld in artikel 5, lid 4 van het Eindexamenbesluit en houdt deze in stand. Deze besturen van het BeVo kunnen de onder hun bestuur vallende scholen aanmelden bij de 26
Commissie. De werking van de Commissie strekt zich uit over alle bij haar aangemelde scholen. Daardoor zijn deze scholen gehouden aan de regels van dit reglement en aanvaarden zij de besluiten van de Commissie. Schoolbesturen niet deel uitmakend van het BeVo, kunnen van het BeVo toestemming krijgen een of meerdere scholen aan te melden bij de Commissie. Het voorgaande is dan van overeenkomstige toepassing. 2. Aansluiting geschiedt per schooljaar en wordt stilzwijgend verlengd en kan slechts met een opzegtermijn van drie maanden schriftelijk worden opgezegd met ingang van een nieuw schooljaar. Opzegging is niet mogelijk zolang een beroep, waar de school bij betrokken is, in behandeling is bij de Commissie. 3. De Commissie is ten aanzien van haar besluiten onafhankelijk. De Commissie maakt één maal per jaar een kort overzicht van haar werkzaamheden en besluiten, ter informatie aan het BeVo. 2
Organisatie van de Commissie
Artikel 3: Samenstelling van de Commissie 1. De Commissie bestaat uit drie leden en wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris. Voor elk lid is er een plaatsvervanger. De leden van de Commissie zijn onafhankelijk en worden aangesteld op persoonlijke titel. 2. De (plaatsvervangende) leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door het BeVo. Tot lid van de Commissie worden in ieder geval benoemd: a. Een jurist met een voltooide juridische masteropleiding; b. Een persoon met kennis van de schoolorganisatie. 3. Niet tot lid van de Commissie kunnen worden benoemd personeelsleden, verbonden aan een aangesloten school. 4. Het Bevo wijst een van de commissieleden, niet zijnde de jurist, als voorzitter van de Commissie aan. Een van de plaatsvervangende leden, niet zijnde de plaatsvervangend jurist, wordt door het Bevo als plaatsvervangend voorzitter aangewezen. 5. De Commissie beraadslaagt en beslist in principe met drie leden. Voor de behandeling van ieder beroep wijst de voorzitter dan wel de plaatsvervangend voorzitter die leden aan. Artikel 4: Zittingsduur van de (plaatsvervangende) leden van de Commissie 1. De (plaatsvervangende) leden van de Commissie worden benoemd voor een periode van vier jaren en zijn terstond herbenoembaar. Elk jaar treedt volgens een door het Bevo op te stellen rooster van aftreden een lid en/of een plaatsvervangend lid af. 2. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt: - indien geen herbenoeming plaatsvindt; - doordat een lid dit schriftelijk aan het BeVo te kennen geeft; - indien het BeVo dit schriftelijk en met redenen omkleed aangeeft. 27
3. Voordracht van nieuw te benoemen leden geschiedt in overleg tussen het BeVo en de leden van de Commissie. 4. Aan de leden van de Commissie wordt op hun verzoek tussentijds ontslag verleend door het Bevo. Bij het ontstaan van een tussentijdse vacature dient de Commissie zo spoedig mogelijk een nieuwe voordracht in. Lid 3 is hierbij van toepassing. Degene die ter vervulling van een tussentijdse vacature wordt benoemd, neemt op het rooster van aftreden de plaats in van zijn voorganger. Artikel 5: Secretariaat Het secretariaat van de Commissie wordt verzorgd door een daartoe door het Bevo aan te stellen ambtelijk secretaris. 3
Indiening beroepschrift door kandidaat
Artikel 6: Bevoegdheid Commissie De Commissie is bevoegd en heeft tot taak kennis te nemen van en een oordeel uit te spreken over een door een kandidaat ingesteld beroep dat zich richt tegen een beslissing van een directeur om ten aanzien van een kandidaat die zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, een of meer maatregelen te nemen als bedoeld in artikel 5, lid 2 van het eindexamenbesluit. Artikel 7: Beroepsgronden Het beroep als bedoeld in het vorige artikel kan worden ingediend op grond van strijd met algemeen verbindend voorschrift dan wel met de redelijkheid en billijkheid. Artikel 8: Indiening en inhoud beroepschrift 1. Het beroepschrift dient vijf dagen, nadat de beslissing als bedoeld in artikel 6 schriftelijk ter kennis van de kandidaat is gebracht, schriftelijk bij de Commissie te worden ingediend. Het beroep wordt geadresseerd aan het secretariaat, Postbus 40020, 6504 AA te Nijmegen t.n.v. de Commissie van Beroep. 2. Het beroepschrift is ondertekend en houdt in: a. naam, adres en woonplaats van de kandidaat; b. naam en adres van de betrokken school; c. een afschrift van de omstreden beslissing; d. de gronden waarop het beroep berust. 4
De behandeling van de zaak door de Commissie
Artikel 9: Schriftelijke stukken 1. De voorzitter van de Commissie draagt er zorg voor dat de kandidaat van een ingediend beroepschrift zo spoedig mogelijk bericht van ontvangst krijgt. Tegelijk ontvangen de school en de commissieleden een afschrift van het beroepschrift. 28
2. De voorzitter van de Commissie kan de kandidaat zo nodig vragen om nadere gegevens c.q. aanvulling van ontbrekende gegevens. 3. Indien het geschil kennelijk bij een andere Commissie moet worden ondergebracht, deelt de voorzitter dit onverwijld aan de kandidaat mede. 4. De Commissie stelt de school in de gelegenheid zich binnen een daartoe door de Commissie gestelde redelijke termijn na ontvangst van het afschrift genoemd in lid 1 schriftelijk te verweren. Indien verweerder hiervan gebruik maakt, zendt de voorzitter het ontvangen verweerschrift onverwijld in afschrift aan de kandidaat en de commissieleden toe. Artikel 10: Niet-ontvankelijkheid beroep 1. De Commissie kan onmiddellijk uitspraak doen indien ze op grond van de schriftelijk overlegde stukken van oordeel is dat het beroep kennelijk niet ontvankelijk is. De Commissie geeft van deze uitspraak onverwijld bericht aan de partijen. 2. Indien het beroep na de daarvoor gestelde termijn is ingediend, laat de Commissie niet ontvankelijkheidverklaring op die grond achterwege, indien voor de Commissie aannemelijk is dat de kandidaat zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden het beroep heeft ingesteld. Artikel 11: Hoorzitting 1. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de ingediende schriftelijke stukken een volledig en voldoende duidelijk beeld geven van het geschil, kan de Commissie afzien van een behandeling ter hoorzitting. De Commissie zal in dit geval na ontvangst van het verweerschrift schriftelijk uitspraak doen. Een afschrift van de uitspraak wordt door de voorzitter onverwijld aan de kandidaat en de verweerder toegezonden. 2. Indien de Commissie besluit een hoorzitting te gelasten, laat de voorzitter aan de kandidaat, de verweerder en de commissieleden zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verweerschrift de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting weten. De voorzitter bepaalt de hoorzitting op een zo kort mogelijke termijn. 3. Ter voorbereiding van de hoorzitting zullen alle op het geding betrekking hebbende stukken door de voorzitter ter kennis worden gebracht aan de commissieleden, de kandidaat en de verweerder, ingeval deze stukken nog niet bekend waren bij eerdergenoemde(n). De Commissie kan bepalen dat stukken met een inhoud van zeer persoonlijke aard aan verweerder slechts ter inzage worden gegeven tijdens de hoorzitting. Artikel 12: Wraking en verschoning 1. Voor de behandeling ter zitting kan elk van de zittende leden van de Commissie door een of meer van de bij het beroep betrokken partijen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het betreffende lid zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid zich verschonen. 29
2. De andere commissieleden beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking dan wel de verschoning wordt toegestaan. Bij staking der stemmen is het verzoek toegestaan. Artikel 13: Bijstand ter zitting, getuigen en deskundigen 1. De kandidaat kan zich ter zitting door een door hem aan te wijzen meerderjarig persoon laten bijstaan. 2. Indien de Commissie zulks ter beslissing van de zaak nodig acht, kan zij al dan niet op grond van een daartoe strekkend verzoek van een partij getuigen en deskundigen ter zitting horen. Een verzoek om een of meer getuigen en/of deskundigen te horen wordt uiterlijk de dag voorafgaand aan de zitting schriftelijk bij de voorzitter van de Commissie ingediend. Een afschrift hiervan wordt door de verzoekende partij gelijktijdig aan de andere partij verzonden. 3. De Commissie kan uit eigen beweging de door haar nodig geachte inlichtingen inwinnen en op het geding betrekking hebbende stukken opvragen. Artikel 14: Behandeling ter zitting 1. De voorzitter van de Commissie heeft de leiding van de zitting. De Commissie hoort partijen en geeft hen de gelegenheid hun standpunt nader toe te lichten. 2. Indien bij sluiting van de zitting blijkt dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan de Commissie bepalen dat de behandeling ter zitting op een nader door de Commissie te bepalen tijdstip zal worden voortgezet. 3. Voor de behandeling ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter van de Commissie zo mogelijk aan partijen mede wanneer uitspraak zal worden gedaan Artikel 15: Beraadslaging en beslissing 1. De Commissie beraadslaagt en beslist in de raadkamer, zo spoedig mogelijk na de behandeling ter zitting. 2. De Commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Ieder lid is verplicht aan de stemming deel te nemen. 3. Degene die het secretariaat van de Commissie verzorgt, woont de beraadslaging in de raadkamer niet bij. 4. De leden van de Commissie zijn verplicht tot geheimhouding met betrekking tot de beraadslaging in de raadkamer. 5. De Commissie kan met het oog op het spoedeisend karakter van een beroep haar beslissing mondeling aan partijen meedelen. Deze mondelinge uitspraak wordt zo spoedig mogelijk gevolgd door een schriftelijke beslissing. Zo nodig wordt bij de mondelinge uitspraak meegedeeld op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het schoolonderzoek en/of het centraal examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen.
30
6. De uitspraak wordt in elk geval gedaan binnen twee weken na de instelling van het beroep, tenzij de Commissie de termijn met redenen omkleed heeft verlengd met ten hoogste twee weken. Artikel 16: Intrekken beroepschrift De kandidaat kan tijdens de procedure op ieder moment het beroep intrekken door dit schriftelijk of mondeling aan de Commissie te melden.
Artikel 17: Uitspraak 1. De uitspraak van de Commissie is gedagtekend en houdt in: a. Naam en woonplaats van de partijen en de naam van de eventueel door de kandidaat gemachtigde. b. Een gemotiveerde beslissing, waarbij zo nodig wordt vastgelegd op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het schoolonderzoek en/of het centraal examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen. c. De namen van de leden van de Commissie die de uitspraak hebben gewezen. 2. De Commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat indien deze minderjarig is, de directeur en aan de onderwijsinspectie. 3. De uitspraak van de Commissie is bindend voor alle partijen. 5
Nadere regelingen
Artikel 18: Wijzigingen en aanvulling reglement Het reglement wordt vastgesteld en gewijzigd (met inachtneming van eventuele wettelijke regels dienaangaande) door de besturen van het BeVo, na advisering door de Commissie. Een besluit tot vaststelling en tot wijziging behoeft de bekrachtiging door de besturen deel uitmakend van het BeVo. Aldus vastgesteld te Nijmegen Op 19 mei 2014 De schoolbesturen deel uitmakend van het Bevo: Alliantie Voortgezet Onderwijs, Nijmegen Havo Notre Dame des Anges, Ubbergen Helicon VMBO Groen, Nijmegen Karel de Grote College, Nijmegen Kristallis, Nijmegen Metameer, Stevensbeek/Boxmeer
31
2 VAKKENDEEL
Het PTA per vak vindt u op Montiplaza bij het vak: www.montiplaza.nl → VMBO → kies het vak.
32