Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 6 november 2012 Locatie: Gemeentehuis Zwijndrecht, Raadhuisplein 3 Themabijeenkomst voor raad- en collegeleden 17.00-18.00 uur Kindermishandeling In het onderzoeksrapport Kinderen in Tel 2011 worden cijfers gepresenteerd over meldingen van (vermoedens van) kindermishandeling. Uit dit rapport blijkt dat in de regio ZHZ vijf Drechtsteden in de top 10 staan (Dordrecht, Zwijndrecht, Sliedrecht, Papendrecht en HendrikIdo-Ambacht). Dordrecht, Zwijndrecht en H.I. Ambacht hebben onderzoek gedaan naar de achtergrond bij deze hoge cijfers. In eerste instantie verkennend bij de G32 gemeenten, daarna is met drie gemeenten (Eindhoven, Haarlem en Leeuwarden) een verdiepend gesprek gevoerd. Dit heeft geleid tot duidelijkheid over de feiten achter de cijfers. De themabijeenkomst start met informatie over de achtergrond van het onderzoek naar de cijfers in de Drechtsteden en de conclusies, die wij daaraan verbinden. Het AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling), onderdeel van Bureau Jeugdzorg en een belangrijke partner in deze regio, geeft een toelichting op haar werkwijze. Aan de hand van een casusbespreking in het Veiligheidshuis krijgt u een kijkje achter de schermen van het proces rond een melding van kindermishandeling. Tenslotte worden de ontwikkelingen geschetst op het terrein van de decentralisatie jeugdzorg, het CJG en de preventieve aanpak van kindermishandeling. Programma: - Opening door wethouder dhr. H. Wagemakers Toelichting op de achtergrond van het onderzoek en de conclusies - Presentatie door dhr. H. Groos, teamleider Advies en Meldpunt Kindermishandeling De heer Groos gaat in op de werkwijze van het AMK, de groei van het aantal meldingen de afgelopen jaren, in-/ en uitstroom, de methodiek Kindspoor en de verschillen in werkwijze tussen de AMK’s. - Casuïstiek. De bespreking van twee casussen wordt nagebootst. Met: dhr. S. Leenders (Politie ZHZ), dhr. W. Zijlstra (AMK), mevr. L. Vermeulen (GGD) en mevr. A. Noot (Openbaar Ministerie) - Gelegenheid tot het stellen van vragen / discussie onder leiding van wethouder dhr. G. Slotema - Schets ontwikkelingen. Wethouder dhr. M. van der Vlies schetst de ontwikkelingen op dit gebied waaronder de meldcode kindermishandeling, decentralisatie jeugdzorg, CJG. - Afsluiting door wethouder dhr. M. van der Vlies 18.00 -19.00 uur
Gezamenlijke maaltijd
Auditcommissie Drechtraad De agenda en stukken worden separaat toegezonden aan de leden. In deze vergadering kunt u gebruik maken van een warme maaltijd.
19.00-19.30 uur
Fractieoverleg Wilt u in verband met de logistieke organisatie uiterlijk 29 oktober a.s. doorgeven of u met uw fractie vergadert? Dit kunt u doen via
[email protected]
Carrouselvergaderingen voor raadsleden SOCIAAL 1. (Gedeeltelijk) intrekkingsbesluit Verordening inburgering Drechtsteden (opiniërend) 19.35-21.45 uur Betreft besluitvorming door de Drechtraad: het vaststellen van het Intrekkingsbesluit Verordening Inburgering. Dit voorstel beoogt de (gedeeltelijke) Intrekking van de Verordening Inburgering Drechtsteden, zoals noodzakelijkerwijs volgt uit de wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013, waarbij de uitvoering wordt gecentraliseerd en de gemeentelijke verantwoordelijkheden worden overgeheveld naar het Rijk. De verordening Inburgering is hiermee niet meer geldig voor inburgeraars die vallen onder de gewijzigde wet, en ongewijzigd geldig voor hen die vallen onder het oude recht. Voor de laatste groep geldt tevens het beleid zoals is vastgelegd in de Inburgeringsagenda 2012. Bijlage S1: - Voorstel (gedeeltelijk) intrekkingsbesluit Verordening inburgering Drechtsteden - Intrekkingsbesluit Verordening Inburgering Drechtsteden *
-2-
Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 6 november 2012 Locatie: Gemeentehuis Zwijndrecht, Raadhuisplein 3 2. Intrekken Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden (opiniërend) Betreft besluitvorming door de Drechtraad: het vaststellen van het Intrekkingsbesluit Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden. Het voorstel is het gevolg van de wijziging van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2013. De huidige verordening is niet meer in overeenstemming met de gewijzigde wet, maar daarnaast vraagt de wet geen verordening meer om regels te stellen inzake kinderopvang. Het Drechtstedenbestuur heeft aan de resterende bevoegdheden invulling gegeven door het instellen van de Regeling compensatie eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden en de Regeling kinderopvangkosten SMI Drechtsteden. Deze regelingen treden in plaats van de verordening. Bijlage S2: - Voorstel Intrekken Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden - Intrekkingsbesluit Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden * Portefeuillehouder: E. van de Burgt (met betrekking tot de punten 1 en 2) 3. Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2013 (opiniërend) Het betreft besluitvorming door de Drechtraad: het vaststellen van een nieuwe verordening Wmo en het intrekken van de huidige verordening Wmo. In het plan van aanpak "Kanteling Wmo" -een coproductie van de zes Drechtstedengemeenten- is afgesproken dat het beleidsen juridisch kader aangepast zou worden. Het voorliggend voorstel is daar het resultaat van. De nieuwe verordening is grotendeels gebaseerd op de VNG-modelverordening; op bepaalde onderdelen is de tekst voor de Drechtsteden aangepast en leesbaarder gemaakt. Het advies van de regionale Wmo Adviesraad ten aanzien van de notitie en de reactie van het DSB daarop zijn meegestuurd. Ter kennisname zijn tevens bijgevoegd de door het DSB vastgestelde "Beleidsregels Wmo" en het besluit hieromtrent. Bijlage S3: - Voorstel verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning - Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2013 * - Toelichting op de verordening 2013 * - Advies regionale Wmo Adviesraad inzake het voorstel * - Reactie op het advies van de Wmo Adviesraad * - Ter informatie: Concept-beleidsregels Wmo 2013 * - Ter informatie: Concept-besluit Wmo 2013 * 4. Basistarieven huishoudelijke ondersteuning Wmo (opiniërend) Het betreft besluitvorming door de Drechtraad: het vaststellen van de basistarieven voor huishoudelijke ondersteuning in de Wmo op basis van resultaatfinanciering. Het DSB heeft in haar vergadering van 10 oktober jl. een gewijzigde aanpak van de huishoudelijke ondersteuning Wmo vastgesteld, waarmee invulling wordt gegeven aan de andere manier van denken en doen in de Wmo, de "Kanteling". Samen met zorgaanbieders is een uitvoeringsmodel op basis van resultaatfinanciering uitgewerkt, met bijbehorende basistarieven. Het vaststellen van deze tarieven is een bevoegdheid van de Drechtraad. In de notitie kan de Drechtraad tevens kennis nemen van (de overwegingen voor) de gewijzigde aanpak. Het advies van de regionale Wmo Adviesraad ten aanzien van de notitie en de reactie van het DSB daarop zijn meegestuurd. Bijlage S4: - Voorstel Basistarieven huishoudelijke ondersteuning WMO - Notitie “Gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning in de Wmo: vragen en antwoorden” * - Advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning en de basistarieven *
-3-
Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 6 november 2012 Locatie: Gemeentehuis Zwijndrecht, Raadhuisplein 3 - Reactie DSB op advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de gewijzigde aanpak en basistarieven * - Advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de concept-overeenkomst huishoudelijke ondersteuning * - Reactie DSB op advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de concept-overeenkomst * 5. Raadsinformatiebrief ‘Uitgangspunten aanbesteding collectief vervoer’ (informerend: ook gezien samenhang met bovenstaande twee WMO-punten.) De raadsinformatiebrief is informatief. Het Drechtstedenbestuur heeft 10 oktober jl. de uitgangspunten voor de nieuwe aanbesteding collectief vervoer vastgesteld, waarover de Drechtraad via deze RIB wordt geïnformeerd. De nieuwe vervoersovereenkomst dient per 1 april 2013 in te gaan. Vastgesteld is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande vervoersovereenkomst; als afwijkend punt is vastgesteld een eigen bijdrage op basis van een kilometertarief in plaats van op basis van een zonetarief. Verder is besproken dat de overeenkomst zodanig dient te worden opgesteld, dat in later stadium via bestuurlijk besluit de uitzonderingspositie van 75 plussers zonder indicatie kan vervallen, zonder dat hiervoor een aparte, nieuwe aanbesteding nodig is. Het advies van de regionale Wmo Adviesraad inzake de uitgangspunten voor de nieuwe aanbesteding en de reactie van het DSB daarop zijn meegestuurd. Bijlage S5: - Raadsinformatiebrief ‘Uitgangspunten aanbesteding collectief vervoer’ - Bijlagen behorende bij de Raadsinformatiebrief * Portefeuillehouder: H. Nieuwstraten (coördinerend pfh. DSB), A. Kamsteeg (regionaal pfh.) (met betrekking tot de punten 3, 4 en 5) Voorzitter: dhr. C. Moorman Griffier: mevr. T. van Ditmars FYSIEK 19.30-21.30 uur
Regionaal mobiliteitsplan Drechtsteden (opiniërend) In het voorstel aan de Drechtraad d.d. 13 september 2012 wordt nader ingegaan op de inspraakreacties op het mobiliteitsplan Drechtsteden dat van 7 mei t/m 17 juni ter inzage lag. Uit de toelichting op de inspraaknota kan worden afgeleid dat de reacties positief en ondersteunend van karakter waren. Ook kan worden geconcludeerd, dat de reacties geen aanleiding gaven tot fundamentele wijzigingen in het plan; de geringe aanpassingen zijn in het concept verwerkt. Bijlage F1: - Voorstel Regionaal mobiliteitsplan Drechtsteden - Regionaal mobiliteitsplan “op één kompas varen. Aankoersen op een bereikbare en leefbare regio 2012-2020” * - Inspraaknota op het concept plan * Portefeuillehouder: S.J. Veerman Kantorenvisie (informerend) In de Carrousel Fysiek op 4 september 2012 is afgesproken om een terugkoppeling te geven van het kantorensymposium van 19 september. Middels een presentatie wordt aan deze afspraak tegemoet gekomen. Portefeuillehouder: P.H. Sleeking (plv. A.S. Scholten) ROM-D: algemene stand van zaken en actualisatie Een Raadsinformatiebrief is gevraagd in de Carrousel op 2 oktober 2012, waarin de volgende zaken aan de orde komen: - Uitname Noordoevers - Voordracht commissarissen ROM-D - Algemene stand van zaken acquisitie / ontwikkeling ROM-D.
-4-
Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 6 november 2012 Locatie: Gemeentehuis Zwijndrecht, Raadhuisplein 3 In de visie van de Carrousel geeft dit het totaalbeeld wat de Drechtraad nodig heeft om vervolgens te kunnen beslissen over o.a. Het Plaatje. Vastgesteld wordt dat bespreking niet mogelijk is door het ontbreken van de Raadsinformatiebrief ten tijde van het versturen van dit programma. De verwachting is dat de Raadsinformatiebrief op 25 oktober a.s. beschikbaar zal komen; in die situatie kan bespreking plaatsvinden. Portefeuillehouder: R.T.A. Korteland Voorzitter: dhr. N. de Jager Griffier: dhr. A. Overbeek
* Deze stukken zijn te vinden via www.drechtraad.nl / Drechtstedendinsdag, de stukken. 21.50-22.15 uur
Drechtraad Zie agenda en bijbehorende stukken Drechtraad.
22.15 uur
Sluiting met een hapje en drankje
Bijlage S1
VOORSTEL DRECHTRAAD Carrousel Sociaal 6 november 2012 DRECHTRAAD 4 december 2012 Datum 17-09-2012
Steller J. Boersma
Doorkiesnummer 078 770 7127
E-mail
[email protected]
Onderwerp
(Gedeeltelijk) intrekkingsbesluit Verordening Inburgering Drechtsteden Voorstel Aan de Drechtraad voorstellen: Vaststellen van het bijgevoegde Intrekkingsbesluit Verordening Inburgering. Behandeladvies Drechtraad-Carrousel: opiniërend. Bevoegdheid Drechtraad (art. 6 of 7 GrD) Samenvatting Dit voorstel beoogt de (gedeeltelijke) Intrekking van de Verordening Inburgering Drechtsteden, zoals noodzakelijkerwijs volgt uit de wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013. Toelichting op het voorstel Aanleiding Met de wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013 beoogt de wetgever de eigen verantwoordelijkheid van inburgeraars te versterken. De inburgeraar dient zelf het initiatief te nemen en de kosten te dragen. Deze eigen verantwoordelijkheid wordt waar nodig ondersteund door een sociaal leenstelsel. De verdere uitvoering wordt gecentraliseerd en de verantwoordelijkheden worden van gemeenten overgeheveld naar het Rijk. De rol van de gemeenten is met de wetswijziging (voor nieuwe inburgeraars) uitgespeeld, en de wettelijke plicht om het gemeentelijke beleid in een verordening vast te leggen is logischerwijze uit de wet geschrapt. Echter…. ... op grond van het overgangsrecht blijven de bepalingen van de Wet Inburgering zoals deze luiden op de dag voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet met betrekking tot de inburgeringsplicht, de handhaving en de gegevensregistratie in het Informatiesysteem Inburgering (ISI) van toepassing op alle inburgeringsplichtigen die voor de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet zijn gestart met hun traject of waarvoor de beschikking is vastgesteld. Hetzelfde geldt voor asielgerechtigden die voor die datum hun status hebben verkregen en geestelijk bedienaren die voor die datum een verblijfsvergunning hebben gekregen en zich na 1 januari 2013 vestigen in de Drechtsteden. Als antwoord op bovenstaande tweedeling wordt hier een gedeeltelijke intrekking van de Verordening Inburgering Drechtsteden voorgesteld: niet meer geldig voor inburgeraars die vallen onder de gewijzigde wet, ongewijzigd geldig voor hen die vallen onder het oude recht. Voor de laatste groep geldt tevens het beleid zoals is vastgelegd in de Inburgeringsagenda 2012. Beoogd resultaat Voldoen aan de wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013.
pagina 2 van agendapunt: (Gedeeltelijk) intrekkingsbesluit Verordening Inburgering Drechtsteden
Argumenten Het intrekken van de Verordening Inburgering Drechtsteden voor nieuwe inburgeraars is het rechtstreekse en noodzakelijke gevolg van de wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013, waarbij de uitvoering wordt gecentraliseerd en de gemeentelijke verantwoordelijkheden worden overgeheveld naar het Rijk. Kanttekeningen Niet van toepassing. Consequenties Financiële consequenties Met de wetswijziging wordt het budget voor de gemeentelijke uitvoering van inburgering per 1 januari 2014 geschrapt. In 2013 wordt ten behoeve van de geleidelijke afbouw van de gemeentelijke dienstverlening een gereduceerd budget ter beschikking gesteld. Voor de exacte bedragen wordt verwezen naar de geactualiseerde Begroting GRD 2013. Personele en organisatorische consequenties De afbouw van capaciteit volgt de afbouw van de gemeentelijke dienstverlening, echter in een trager tempo dan de wetgever voorstaat, aangezien inburgeringstrajecten een doorlooptijd van meerdere jaren kennen. Juridische consequenties Niet van toepassing. Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties Niet van toepassing. Advies en draagvlak Het voorstel is op 11 september 2012 besproken met de regionale Cliëntenraad Wwb Drechtsteden. De cliëntenraad heeft vervolgens op 12 september een schriftelijk advies ingediend: Voor wat betreft de oude / huidige groep, die nog van de oude / huidige regeling gebruik maakt, geldt dat zij langzamerhand kleiner wordt. We adviseren u om te bewaken dat juist die kleinere groep steeds goed blijft gemonitord / begeleid omdat anders het risico kan bestaan dat zij uit het zicht verdwijnen. Wij vinden het daarnaast onwenselijk als een bepaald gedrag bij de inburgeraars ertoe kan leiden dat zij door temporisering niet meer goed kunnen inburgeren. Echter, ook al wordt de groep inburgeraars met een aanbod steeds kleiner, zij blijft bij de SDD toch in beeld en de afhandeling van voortgangs- en handhavingssignalen in de uitvoering blijft geborgd. Ook de bestaande overlegstructuur (Platform overleg statushouders en de contacten met Vluchtelingenwerk) blijven hiertoe in stand. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Het voorstel moet ter instemming worden voorgelegd aan de Drechtraad; hiervoor geldt de volgende planning: - 6 november 2012 Carrousel - 4 december 2012 Drechtraad Publicatie van het Intrekkingsbesluit geschiedt na vaststelling op de voor de Drechtsteden gebruikelijke wijze. Onderliggende stukken Intrekkingsbesluit Verordening Inburgering Drechtsteden.
De Drechtraad; gelezen het voorstel van het Drechtstedenbestuur van 10 oktober 2012; gelet op de behandeling in de adviescommissie werk, zorg en inkomen van 6 november 2012 en het bijbehorend advies aan de Drechtraad; gelet op de wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013 en de wijziging van het Besluit Inburgering per 1 januari 2013; overwegende: • Dat met ingang van 1 januari 2013 de gemeenten niet langer verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van inburgeringstrajecten en het handhaven van nieuwkomers; • dat inburgeringsplichtigen vanaf 1 januari 2013 zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering; • dat vanaf 1 januari 2013 de handhaving van de wet wordt ondergebracht bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; • dat het openbaar lichaam Drechtsteden, i.c. de Sociale Dienst Drechtsteden na 1 januari 2013 nog wel verantwoordelijk blijft voor het afmaken van lopende trajecten en al gestarte handhavingstrajecten; • dat er daarnaast nog een kleine groep statushouders is die hun status in 2012 heeft gekregen, maar pas in 2013 in de Drechtsteden wordt gehuisvest en hierdoor nog "oud" recht heeft op een traject van de gemeente; BESLUIT 1. De Verordening Inburgering Drechtsteden wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van kracht blijft voor de volgende personen: a. Personen die voor 2013 zijn begonnen met een inburgeringsaanbod van de Sociale Dienst Drechtsteden, tot het moment dat zij aan hun inburgeringsverplichting hebben voldaan; b. Personen aan wie voor 2013 de inburgeringsplicht is opgelegd waartegen een handhavingsactie in gang is gezet, tot het moment waarop de handhavingsactie is afgerond; c. Personen die in 2012 hun verblijfstatus hebben gekregen maar pas in 2013 in de Drechtsteden worden gehuisvest en daaraan rechten op grond van de Verordening Inburgering Drechtsteden kunnen ontlenen, tot het moment waarop die rechten, op welke wijze ook, tot een einde zijn gekomen. 2. Dit besluit bekend te maken op de binnen de Drechtsteden gebruikelijke wijze. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Drechtraad van 4 december 2012. De coördinerend griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
drs. A.A.M. Brok
Bijlage S2
VOORSTEL DRECHTRAAD Carrousel Sociaal op 6 november 2012 DRECHTRAAD op 4 december 2012 Datum 29-08-2012
Steller J. Boersma
Doorkiesnummer 078 770 7127
E-mail
[email protected]
Onderwerp
Intrekken Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden Voorstel Vaststellen van het Intrekkingsbesluit Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden. Behandeladvies Drechtraad-Carrousel: opiniërend. Bevoegdheid Drechtraad (art. 6 of 7 GrD) Samenvatting Het intrekken van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden vormt het antwoord op de voorgenomen wijziging van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen per 1 januari 2013. Buiten het feit dat de verordening inhoudelijk niet in meer in overeenstemming is met de gewijzigde wet, zijn alle artikelen in de wet, die de raad opdragen inzake kinderopvang per verordening regels te stellen, vervallen. De resterende gemeentelijke bevoegdheden zijn in de gewijzigde wet belegd bij het college van burgemeester en wethouders. Toelichting op het voorstel Aanleiding Achtergrond: verwachte wijziging Wet Kinderopvang per 1 januari 2013 Op 10 juli 2012 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de voorgestelde wijzigingen van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (verder: Wet Kinderopvang). Hoewel de invoeringsdatum nog per Koninklijk Besluit zal worden bepaald, moet er voorlopig van worden uitgegaan dat de wijzigingen per 1 januari 2013 worden doorgevoerd. De wetswijziging heeft grote gevolgen voor de gemeentelijke uitvoering. Belangrijkste gevolgen voor de gemeentelijke uitvoering 1. De verstrekking van kinderopvangtoeslag verdwijnt volledig bij gemeenten en wordt overgeheveld naar de Belastingdienst. 2. De extra toelage (het zogeheten KOA-kopje), die gemeenten op dit moment op grond van de wet bóven de kinderopvangtoeslag aan doelgroepouders uitkeren, blijft echter een taak van gemeenten. Wel is de doelgroep gewijzigd en hebben gemeenten beleidsvrijheid in de vaststelling van het percentage. Nu is dat nog een wettelijke verplichting. Bij de extra toelage gaat het in feite om een (gedeeltelijke) compensatie van de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang. 3. Het huidige uitvoeringsbudget wordt van gemeenten overgeheveld naar de Belastingdienst, met uitzondering van de middelen voor de extra toelage. Landelijk is hiervoor in 2013 binnen het gemeentebudget nog ongeveer €4,8 miljoen beschikbaar. De huidige middelen voor de uitvoering van de niet-wettelijke “SMI-regeling” binnen het Gemeentebudget blijven ongewijzigd (landelijk ca. €28 miljoen).1
1
De SMI-regeling heeft betrekking op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie. Ook deze valt onder de gemeentelijke beleidsvrijheid inzake kinderopvang. Deze regeling is (nog) niet bij wet verplicht gesteld. Wel is in de Wet kinderopvang een nog niet in werking getreden artikel opgenomen dat de verstrekking van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal-medische indicatie door gemeenten regelt.
pagina 2 van agendapunt: Intrekken Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden
4. 5.
Gemeenten worden wettelijk verplicht de uitvoering door de Belastingdienst te faciliteren. Zij dienen hun administratieve proces hier volgens een landelijk format op aan te passen. Daar staan geen extra financiën tegenover. De verordeningsplicht vervalt. De verantwoordelijkheden worden verlegd van de gemeenteraad naar het college van B&W. Maar buiten dat: de impact van de wetswijziging op de vigerende Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden is van dien aard, dat de volledige inhoud moet worden herzien. Het enige relevante resterende onderdeel binnen de verordening betreft nog het beleid ten aanzien van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie (SMI), maar ook in de onderbouwing daarvan grijpt de wetswijziging diep in.
Intrekking van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden Op grond van bovenstaande heeft het Drechtstedenbestuur op 10 oktober jl. besloten tot het instellen van twee regelingen: de Regeling compensatie eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden (als antwoord op de geheel nieuwe mogelijkheden binnen de wet) en de Regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden (om het staande SMI-beleid, zoals dat nu nog deel uitmaakt van de verordening, aangepast aan de gewijzigde omstandigheden opnieuw vast te leggen). In dit kader past tevens het voorstel aan de Drechtraad om de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden in te trekken. Staande SMI-beleid in de verordening nagenoeg ongewijzigd overgeheveld naar de regeling In de Regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden is het staande SMI-beleid in de verordening inhoudelijk zo goed als ongewijzigd overgenomen, maar – door het wegvallen van de voorheen geldende bepalingen in de wet Kinderopvang – wel opnieuw onderbouwd. Bovendien is de bepaling dat het Drechtstedenbestuur een bestuurlijke boete kan opleggen verwijderd, aangezien daar na de wetswijziging geen wettelijke grond meer voor bestaat. De enige inhoudelijke toevoeging in de regeling ten opzichte van de verordening betreft artikel 3.10 waarin wordt bepaald dat het Drechtstedenbestuur – indien dat omwille van kostenbeheersing noodzakelijk wordt geacht – een subsidieplafond kan instellen. Beoogd resultaat Voldoen aan de verwachte wetswijziging Wet Kinderopvang per 1 januari 2013. 1. 2. 3. 4. 5.
Argumenten De Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden is inhoudelijk niet langer in overeenstemming met de gewijzigde Wet Kinderopvang. Met de wijziging van de Wet Kinderopvang zijn alle artikelen vervallen, die de raad opdragen om bij verordening regels te stellen omtrent de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente. Met de wijziging van de Wet Kinderopvang zijn de resterende bevoegdheden van de gemeente inzake de uitvoering van de wet belegd bij het college (c.q. het Drechtstedenbestuur) Het Drechtstedenbestuur heeft aan deze bevoegdheden invulling gegeven middels het instellen van de Regeling compensatie eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden en de Regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden. Voornoemde regelingen treden in plaats van de verordening, waarbij het enige nog relevante deel van verordening (het SMI-beleid) nagenoeg ongewijzigd, maar aangepast aan de gewijzigde omstandigheden, is omgezet naar de Regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden.
Kanttekeningen Geen. Consequenties Financiële consequenties Financiering van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang geschiedt in de Drechtsteden op basis van voor- en nacalculatie. Volgens een eerste schatting is straks ongeveer €150.000 nodig voor de verstrekking van SMI en de compensatie van de eigen bijdrage. Deze schatting is gebaseerd op de huidige aantallen, stijging van de aantallen zal onherroepelijk leiden tot hogere uitgaven. In totaal ontvangen de Drechtsteden in 2013 gezamenlijk ongeveer €500.000 voor de uitvoering van de Wet Kinderopvang.
pagina 3 van agendapunt: Intrekken Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden
Personele en organisatorische consequenties Hoewel de toekenning van de kinderopvangtoeslag is overgeheveld naar de Belastingdienst, leidt dit niet tot een mindere administratieve belasting in de uitvoering door de SDD. In de eerste plaats omdat de compensatie van de eigen bijdrage volgens dezelfde methodiek geschiedt als nu, en in de tweede plaats omdat de uitvoering door de Belastingdienst extra administratieve eisen stelt aan het gemeentelijke proces. Op dit moment kan hiervan nog geen inschatting worden gemaakt omdat de landelijke gegevens die dit proces sturen nog niet beschikbaar zijn. De kans is echter aanwezig dat de huidige capaciteit bij de SDD tekort schiet. Juridische consequenties De rechten van de burgers ten aanzien van de verstrekking van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie zijn niet gewijzigd. Op grond van de wetswijziging zijn de andere in de verordening genoemde rechten op tegemoetkomingen vervallen. Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties De SDD voert slechts een onderdeel van de wet Kinderopvang uit. In de wetswijziging zijn ook wijzigingen opgenomen die de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvanginstellingen betreffen. Deze valt onder de verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten. Advies en draagvlak Het intrekkingsbesluit is op 11 september 2012 besproken met de regionale Cliëntenraad Wwb Drechtsteden. Op 12 september heeft de cliëntenraad schriftelijk aangegeven wat betreft dit voorstel geen advies te hebben. Wel merken ze op geen beeld te hebben om hoeveel mensen/kinderen het mogelijk gaat. Het aantal situaties waarin van de SMI-regeling gebruik wordt gemaakt varieert van jaar tot jaar. Gemiddeld maakten de afgelopen jaren jaarlijkse 30-35 kinderen gebruik van kinderopvang op sociaalmedische indicatie; dit zal aan de cliëntenraad teruggekoppeld worden. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Procedure opiniërend en besluitvorming Carrousel 6 november 2012 Drechtraad 4 december 2012 Het intrekkingsbesluit en de door het Drechtstedenbestuur vastgestelde regelingen treden gelijktijdig met de wetswijziging in werking. Communicatie Het intrekkingsbesluit en de regelingen worden gepubliceerd op de in de Drechtsteden gebruikelijke wijze. Het inhoudelijk informeren van betrokkenen wordt op basis van een implementatieplan aangestuurd vanuit de SDD. Voorbehoud De Wet kinderopvang is wel aangenomen, maar de datum van inwerkingtreding is nog niet per Koninklijk Besluit kenbaar gemaakt. Dit heeft mogelijk procedurele gevolgen indien deze datum afwijkt van de hier aangenomen datum van 1 januari 2013. Onderliggende stukken Intrekkingsbesluit Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden.
De Drechtraad, gezien het voorstel van het Drechtstedenbestuur van 10 oktober 2012; gezien de behandeling in de adviescommissie werk, zorg en inkomen van 6 november 2012 en het bijbehorend advies aan de Drechtraad; gezien de wijziging van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen per 1 januari 2013 (datum onder voorbehoud van datum inwerkingtreding wetswijziging); overwegende: • dat de gemeenten die deel uitmaken van het openbaar lichaam gemeenschappelijke regeling Drechtsteden hun bevoegdheden op het gebied van de taken die worden uitgevoerd door de sociale diensten hebben overgedragen aan die gemeenschappelijke regeling; • dat met de wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen alle artikelen die de raad opdragen om bij verordening regels te stellen omtrent een tegemoetkoming van de gemeente voor kinderopvang zijn komen te vervallen; • dat met de wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen de resterende bevoegdheden van de gemeente inzake het verstrekken van tegemoetkomingen voor kinderopvang zijn belegd bij het college; • dat het Drechtstedenbestuur deze bevoegdheden van het college heeft ingevuld door het vaststellen van de Regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden en de Regeling compensatie eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden; • dat voornoemde Regelingen in overeenstemming zijn met hetgeen thans is geregeld in de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden;
BESLUIT
1. de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Drechtsteden in te trekken met ingang van 1 januari 2013 (datum onder voorbehoud van datum inwerkingtreding wetswijziging); 2. dit besluit bekend te maken op de binnen de Drechtsteden gebruikelijke wijze. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Drechtraad van 4 december 2012. De coördinerend griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
drs. A.A.M. Brok
Bijlage S3
VOORSTEL DRECHTRAAD Carrousel Sociaal 6 november 2012 DRECHTRAAD 4 december 2012 Datum 13-08-2012
Steller M. Visser
Doorkiesnummer 078 770 7004
E-mail
[email protected]
Onderwerp
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Voorstel 1. Vaststellen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013. 2. Intrekken van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden van 21 maart 2007, zoals gewijzigd bij verordening van 17 juni 2009. Behandeladvies Drechtraad-Carrousel: opiniërend. Bevoegdheid Drechtraad (art. 6 of 7 GrD) Samenvatting In het Plan van aanpak “Kanteling Wmo (2011)” is o.a. afgesproken dat het beleids- en juridisch kader aangepast zou worden. Dit plan is een coproductie van de zes Drechtstedengemeenten en de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en vastgesteld door de colleges van B&W van de Drechtstedengemeenten en door het Drechtstedenbestuur. De nieuwe verordening is grotendeels gebaseerd op de VNG-modelverordening. Op bepaalde onderdelen is de tekst voor de Drechtsteden aangepast en leesbaarder gemaakt. De opbouw van deze verordening is geheel anders dan die van de voorafgaande verordening gebaseerd op de oude Wvg. In de nieuwe verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen. Toelichting op het voorstel Aanleiding In samenwerking tussen VNG en Chronisch zieken en Gehandicapten Raad en gezamenlijke Ouderenbonden is landelijk “De Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”. Ook in de Drechtsteden is dit onderwerp opgepakt in het Plan van aanpak “Kanteling Wmo (2011)”. Dit plan is een coproductie van de zes Drechtstedengemeenten en de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en vastgesteld door de colleges van B&W van de zes gemeenten en door het Drechtstedenbestuur. Daarin is o.a. afgesproken dat het beleids- en juridisch kader aangepast zou worden. Op 8 mei 2012 heeft hierover een Drechtraad carrousel plaatsgevonden waarin ‘De Kanteling’ nog eens is toegelicht. De nieuwe verordening is grotendeels gebaseerd op de VNG modelverordening. De modelverordening is de neerslag van het landelijke project “De Kanteling” en er is rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep. Op bepaalde onderdelen is de tekst voor de Drechtsteden aangepast en leesbaarder gemaakt, bijvoorbeeld bij de tekst over de aanvraag en het gespreksverslag waar we aansluiten bij de processen van de SDD. Ook sluit de verordening en het doel van De Kanteling aan bij de gedachte van Partner in Zelfstandigheid: de eigen kracht van de burger staat centraal.
pagina 2
De opbouw van deze verordening is geheel anders dan die van de voorafgaande verordening gebaseerd op de oude Wvg. In de nieuwe verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen. Hierbij staat in eerste instantie de ‘eigen kracht’ van burgers centraal. In een open gesprek wordt samen met de belanghebbende, een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten individuele voorzieningen nodig zijn en volgt eventueel een aanvraag waarna besloten wordt hoe de belanghebbende gecompenseerd wordt. Het Drechtstedenbestuur beslist of de resultaten als voldoende compensatie gelden. Dit is uitgewerkt in specifieke regels en beleid en wordt vastgelegd in 'beleidsregels'. Door middel van klanttevredenheidsonderzoeken wordt gemeten of compensatie in algemene zin voldoet. Het te bereiken resultaat is verder afhankelijk van persoonskenmerken en de specifieke situatie van de belanghebbende en wordt op individueel niveau geborgd door aansturing in de uitvoering en openstaande mogelijkheden van bezwaar en beroep. Bedragen zijn uit de verordening gelaten en komen in het 'besluit'. Zowel het besluit als de beleidsregels volgen later na vaststelling van de verordening door de Drechtraad, en worden door het DSB vastgesteld. Beoogd resultaat Aanpassing van het beleids- en juridisch kader inzake de Wmo en hiermee voldoen aan het plan van aanpak inzake de Kanteling. Argumenten De verordening is in overeenstemming met het wettelijk kader, zodat voldaan wordt aan de verordeningplicht op dit punt en laat de Wmo participatiewet zijn. De tekst van de verordening is ruim en flexibel genoeg geformuleerd voor toekomstige veranderingen of ontwikkelingen in het aanbod van voorzieningen. Kanttekeningen In de verordening zijn de artikelen over ‘begeleiding (verdere overheveling AWBZ-taken naar de gemeente)’ niet meegenomen. Redenen hiervoor zijn: de wet is controversieel verklaard en zal naar verwachting niet voor 1 januari 2013 al dan niet gewijzigd worden ingevoerd. De verordening zal weer moeten worden aangepast als begeleiding wordt overgeheveld. Overigens is dat ook een reden om niet te veel af te wijken van de modelverordening van de VNG. Consequenties Financiële consequenties Niet van toepassing Personele en organisatorische consequenties De consulenten van de SDD hebben in 2011 reeds scholing gekregen om de kanteling toe te passen in het gesprek zoals dat nu ook in de verordening is opgenomen. Juridische consequenties In de verordening is rekening gehouden met recente jurisprudentie. Daarom wordt een meer dan gemiddeld aantal bezwaar- en beroepszaken niet verwacht. Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties De gemeenten steunen ‘de kanteling’ in hun nieuwe meerjarige Wmo beleidsplannen. Zij willen bijvoorbeeld lokaal algemene en collectieve voorzieningen verder ontwikkelen als mogelijke oplossing voor het probleem van de klant in plaats van individuele voorzieningen. Ondersteuning van mantelzorgers valt buiten deze verordening en is een taak van de gemeenten die daarvoor gemeentelijk beleid voeren. Advies en draagvlak Het plan van aanpak “Kanteling Wmo (2011)” is een co-productie is van de zes Drechtstedengemeenten en de SDD en is vastgesteld door de colleges van B&W van vijf van de zes gemeenten en door het DSB – zie ook de samenvatting en toelichting van deze notitie. Op 8 mei 2012 heeft hierover een Drechtraadcarrousel plaatsgevonden waarin ‘De Kanteling’ nog eens is toegelicht aan de raadsleden.
pagina 3
In het plan van aanpak is o.a. afgesproken dat het beleids- en juridisch kader aangepast zou worden, waarvan dit voorliggend voorstel een resultaat is. Bij de ontwikkeling van de verordening zijn betrokken: afdelingshoofden WMO, Beleid, Bezwaar & Beroep en Kwaliteit van de SDD en wethouder Kamsteeg. De nieuwe verordening is grotendeels gebaseerd op de VNG-modelverordening. De modelverordening is de neerslag van het landelijke project “De Kanteling” en er is rekening gehouden met de jurisprudentie. Op bepaalde onderdelen is de tekst voor de Drechtsteden aangepast en leesbaarder gemaakt, bijvoorbeeld bij de tekst over de aanvraag en het gespreksverslag waar wordt aangesloten bij de processen van de SDD. Het voorstel is 4 september 2012 besproken in het PFO Sociaal. Op advies van dit PFO zijn de (concept-)beleidsregels Wmo en het besluit hieromtrent ter informatie als bijlage bijgevoegd aan deze notitie. (N.B. Het Drechtstedenbestuur heeft 10 oktober 2012 inzake de beleidsregels en het besluit conform besloten, onder voorbehoud van vaststelling van de Verordening Wmo 2013.) Verder is op advies van het PFO Sociaal de toelichting op de verordening aangepast: het zgn. “eigen aandeel” wordt nader uitgelegd in de toelichting. De verordening is ter kennisname verzonden aan de WMO-regiegroep en voor advies voorgelegd aan de regionale Wmo Adviesraad. De Wmo Adviesraad heeft op 17 september jl. advies uitgebracht; dit advies en de reactie hierop zijn als bijlagen toegevoegd aan dit voorstel. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Procedure voor de vaststelling van de verordening, ingaande per 1 januari 2013: Carrousel : 6 november 2012 Drechtraad : 4 december 2012 Communicatie: De nieuwe verordening publiceren en communiceren richting klanten, o.a. op de website en in de lokale kranten, en voor uitvoerende medewerkers van de SDD opnemen in Schulinck. Onderliggende stukken - Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2013 - Toelichting op de verordening 2013 - Advies regionale Wmo Adviesraad inzake het voorstel - Reactie op het advies van de Wmo Adviesraad - Ter informatie: Concept-beleidsregels Wmo 2013 - Ter informatie: Concept-besluit Wmo 2013
VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING DRECHTSTEDEN 2013 verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning drechtsteden 2013
1
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
3
Artikel 1. Begripsomschrijvingen Lid 1. Wet Lid 2. Drechtstedenbestuur en Sociale Dienst Drechtsteden Lid 3. Compensatieplicht Lid 4. Aanmelding Lid 5. Gesprek Lid 6. Aanvraag Lid 7. Belanghebbende Lid 8. Psychosociaal probleem Lid 9. Algemene voorziening Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening Lid 11. Collectieve voorziening Lid 12. Voorliggende voorziening Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening Lid 14. Individuele voorziening Lid 15. Gebruikelijke ondersteuning Lid 16. Voorziening in natura Lid 17. Persoonsgebonden budget Lid 18. Financiële tegemoetkoming Lid 19. Mantelzorger Lid 20. Huis en woning
HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE Artikel 2. De te bereiken resultaten
3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 5 5
5 5
HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN 6 Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek Artikel 5. Het gesprek Artikel 6. Het verslag
6 6 6 6
HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING 7 Artikel 7. De aanvraag
HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELS Artikel 8. Het maken van een afweging PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis Artikel 10. Wonen in een geschikt huis Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
7
8 8 8 8 8 8 9 9 9 10 10 10
1
HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL
12
PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA Artikel 18. Inhoud beschikking PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 19. Overwegende bezwaren Artikel 20. Inhoud beschikking PARAGRAAF 4. VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING Artikel 21. Inhoud beschikking PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel
12 12 12 12 12 12 12 12 12 13 13
HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 14 Artikel 23. Beslistermijn Artikel 24. Beperkingen Artikel 25. Advisering Artikel 26. Wijziging situatie Artikel 27. Intrekking Artikel 28. Terugvordering
HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN Artikel 29. Hardheidsclausule Artikel 30. Indexering Artikel 31. Evaluatie Artikel 32. Inwerkingtreding Artikel 33. Citeertitel
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
14 14 14 14 14 15
16 16 16 16 16 16
2
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: Lid 1. Wet Wet maatschappelijke ondersteuning. Lid 2. Drechtstedenbestuur en Sociale Dienst Drechtsteden Drechtstedenbestuur: Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden. Sociale Dienst Drechtsteden: de organisatie die, als onderdeel van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden, voor inwoners in de Drechtsteden voor wat betreft de Wmo de individuele voorzieningen uitvoert. Lid 3. Compensatieplicht Compensatieplicht: De plicht van het Drechtstedenbestuur om voor personen met een beperking, een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie om hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Lid 4. Aanmelding Aanmelding: de mededeling van een persoon die maatschappelijke ondersteuning zoekt aan het Drechtstedenbestuur dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek. Lid 5. Gesprek Gesprek: het contact na de aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn situatie ten aanzien van zijn beperkingen en de gevolgen daarvan worden geïnventariseerd. Besproken worden de te bereiken resultaten en de daarvoor te kiezen oplossingen: via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en door individuele voorzieningen. Lid 6. Aanvraag Aanvraag: het formele verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere individuele voorzieningen om een resultaat te bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Lid 7. Belanghebbende Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, die voor zichzelf of door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen. Lid 8. Psychosociaal probleem Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid of een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
3
belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving1. Lid 9. Algemene voorziening Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die niet specifiek bestemd is voor de belanghebbenden, maar die door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure. Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten. Lid 11. Collectieve voorziening Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt. Lid 12. Voorliggende voorziening Voorliggende voorziening: kan zijn een algemeen gebruikelijke voorziening, een algemene voorziening of een collectieve voorziening. Het betreft een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft. Voorliggende voorzieningen gaan voor individuele voorzieningen. Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wet- of regelgeving die voorgaat op de wet Wmo, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden. Lid 14. Individuele voorziening Individuele voorziening: een voorziening die door het Drechtstedenbestuur ten behoeve van één belanghebbende wordt verstrekt. Lid 15. Gebruikelijke ondersteuning Gebruikelijke ondersteuning: de ondersteuning die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd. Tot een leefeenheid worden gerekend alle bewoners van één adres die samen een duurzaam huishouden voeren. Lid 16. Voorziening in natura Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening. Lid 17. Persoonsgebonden budget Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura. Lid 18. Financiële tegemoetkoming Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, bedoeld om bij te dragen aan het te bereiken resultaat.
1
Ontleend aan uitspraak CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832. Dit is een omgewerkt citaat uit de parlementaire behandeling in die uitspraak geciteerd.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
4
Lid 19. Mantelzorger Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt. Lid 20. Huis en woning Onder het huis wordt verstaan: de woonkamer, de relevante (slaap-)vertrekken, keuken en sanitaire ruimten van het hoofdverblijf. Onder de woning wordt verstaan: het huis met de berging, tuin of balkon van het hoofdverblijf. Het hoofdverblijf is de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.
HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE Artikel 2. De te bereiken resultaten De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; f. zich verplaatsen in en om de woning; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
5
HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag Lid 1. Aan een aanvraag voor een individuele voorziening gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien: a. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan; b. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten; c. Belanghebbende of het Drechtstedenbestuur daarom verzoekt. Lid 2. Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid. Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek Een aanmelding voor een gesprek wordt gedaan door of namens een belanghebbende bij de Sociale Dienst Drechtsteden. Artikel 5. Het gesprek Lid 1 Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd. Lid 2. Als degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt een mantelzorger is, wordt met hem geïnventariseerd welke belemmeringen hij ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg. Hierbij wordt de verzorgde zo mogelijk betrokken. Artikel 6. Het verslag Lid 1. Het gesprek wordt afgesloten met een verslag. De belangrijkste punten van het gesprek worden vastgelegd. Een eventueel verschil van opvatting tussen de gesprekspartners wordt expliciet vermeld. Lid 2. Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende desgewenst een aanvraag indienen.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
6
HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING Artikel 7. De aanvraag Lid 1. De aanvraag moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden. Lid 2. Indien een aanvraag mondeling plaatsvindt, wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
7
HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELS Artikel 8. Het maken van een afweging Lid 1. Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het Drechtstedenbestuur het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het Drechtstedenbestuur gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van het netwerk van de belanghebbende ten aanzien van het te bereiken resultaat. Lid 2. Alle algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, en voorliggende voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden eerst beoordeeld. PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis Lid 1. Het huis dient schoon en leefbaar te zijn. Lid 2. Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor lichte en/of zware huishoudelijke ondersteuning. Lid 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden uit te voeren, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke ondersteuning beoordeeld. Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 10. Wonen in een geschikt huis Lid 1. De woning waar men over beschikt, dient normaal te kunnen worden gebruikt. Lid 2. Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Lid 3. Voor zover de belanghebbende om het resultaat te bereiken, kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Indien
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
8
verhuisd wordt, kan het Drechtstedenbestuur besluiten een verhuiskostenvergoeding te verstrekken. Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften Lid 1. Belanghebbende moet voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen. Lid 2. Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden. Lid 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden uit te voeren of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. Lid 4. Voor zover de in het vorige lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Lid 1. Belanghebbende dient te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Lid 2. Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en opruimen van de was en strijken van bovenkleding. Lid 3. Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden uit te voeren, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke ondersteuning beoordeeld. Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Lid 1. Belanghebbende moet de dagelijkse, gebruikelijke zorg kunnen bieden voor in het huishouden aanwezige kinderen. Lid 2. Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen. Lid 3.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
9
Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn de tot het gezin behorende kinderen te verzorgen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning Lid 1. Belanghebbende moet in staat zijn zich in en om de woning te kunnen verplaatsen zodat normaal functioneren mogelijk is. Lid 2. Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Lid 1. Belanghebbende moet zich lokaal, dat wil zeggen binnen de directe woon- en leefomgeving, per vervoermiddel kunnen verplaatsen voor dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten. Lid 2. Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving. Lid 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die voor de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten Lid 1. Belanghebbende moet de mogelijkheid hebben om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Lid 2. Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen voor het vervoer naar de gewenste bestemmingen. Lid 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van het eigen netwerk of een of meer aanwezige (vrijwilligers)organisaties die voor belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
10
Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
11
HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt. PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA Artikel 18. Inhoud beschikking Lid 1. Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd: a. welke de te treffen voorziening is; b. wat de duur is van de verstrekking is; c. hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en d. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld. Lid 2. Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage, wordt dit in de beschikking opgenomen. PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 19. Overwegende bezwaren Het Drechtstedenbestuur legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren tegen verstrekking van een persoonsgebonden budget. Artikel 20. Inhoud beschikking Lid 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd: a. voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden; b. wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen; c. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget. Lid 2. Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen. PARAGRAAF 4. VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING Artikel 21. Inhoud beschikking Lid 1. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd: a. voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is; b. wat de duur van de verstrekking is; c. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
12
d. wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is. Lid 2. Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen. PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel Lid 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; f. zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Lid 2. Het Drechtstedenbestuur legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
13
HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING Artikel 23. Beslistermijn Lid 1. De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden voor individuele voorzieningen bedraagt maximaal 8 weken. Lid 2. Uitzondering op het vorige lid betreffen individuele voorzieningen waarvoor bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden. Hiervoor bedraagt de termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden maximaal 12 weken. Artikel 24. Beperkingen Lid 1. Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover: a. De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende huishoudelijke ondersteuning leidt tot het te bereiken resultaat. b. De te verstrekken individuele voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is. Lid 2. Geen individuele voorziening wordt toegekend: a. Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is. b. Indien de belanghebbende niet woonachtig is in een van de gemeenten: Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht of Zwijndrecht. c. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopstcompenserend aan te merken valt. d. Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten. Artikel 25. Advisering Het Drechtstedenbestuur is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening: a. Belanghebbende op te roepen in persoon te verschijnen op een door het Drechtstedenbestuur te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen. b. Belanghebbende op een door het Drechtstedenbestuur te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken. c. Zich te laten adviseren door een daartoe aangewezen instantie. Artikel 26. Wijziging situatie Degene aan wie een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het Drechtstedenbestuur mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Artikel 27. Intrekking Lid 1 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
14
Het Drechtstedenbestuur kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening. b. Beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. c. Blijkt dat de voorziening binnen zes maanden niet is aangewend voor het resultaat waarvoor de voorziening is getroffen. Lid 2. Het Drechtstedenbestuur heeft het recht om voorzieningen tussentijds opnieuw te beoordelen, met een eventueel ongunstiger besluit tot gevolg, onder toepassing van een overgangstermijn. Artikel 28. Terugvordering Lid 1. Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd. Lid 2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van verstrekte onjuiste gegevens. Lid 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van verstrekte onjuiste gegevens.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
15
HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN Artikel 29. Hardheidsclausule Het Drechtstedenbestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 30. Indexering Het Drechtstedenbestuur kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex volgens het prijspeil Bruto Binnenlands Product van het Centraal Plan Bureau. Artikel 31. Evaluatie Evaluatie van het door de Drechtsteden gevoerde beleid vindt plaats via de reguliere bestuursrapportages, of op verzoek van de Drechtraad. Artikel 32. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Artikel 33. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Drechtraad, op … …………. 2012
De coördinerend griffier,
De voorzitter,
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
16
TOELICHTING VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING DRECHTSTEDEN 2013 TOELICHTING VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING DRECHTSTEDEN 2013 ......... 1 Achtergrond ........................................................................................................................3
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
5
Artikel 1. Begripsomschrijvingen .........................................................................................5 Lid 1. Wet ...........................................................................................................................5 Lid 2. Drechtstedenbestuur en Sociale Dienst Drechtsteden...............................................5 Lid 3. Compensatieplicht.....................................................................................................5 Lid 4. Aanmelding ...............................................................................................................6 Lid 5. Het gesprek...............................................................................................................6 Lid 6. Aanvraag...................................................................................................................6 Lid 7. Belanghebbende .......................................................................................................7 Lid 8. Psychosociaal probleem ...........................................................................................7 Lid 9. Algemene voorziening...............................................................................................7 Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening ........................................................................7 Lid 11. Collectieve voorzieningen .......................................................................................8 Lid 12. Voorliggende voorziening........................................................................................8 Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening ..........................................................................8 Lid 14. Individuele voorziening............................................................................................8 Lid 15. Gebruikelijke ondersteuning ....................................................................................8 Lid 16. Voorziening in natura ..............................................................................................8 Lid 17. Persoonsgebonden budget .....................................................................................8 Lid 18. Financiële tegemoetkoming.....................................................................................9 Lid 19. Mantelzorger ...........................................................................................................9 Lid 20. Huis en woning........................................................................................................9
HOOFDSTUK 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN
9
Algemeen. ..........................................................................................................................9
HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN 10 Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag ...................................................................10 Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek............................................................................10 Artikel 5. Het gesprek........................................................................................................10 Artikel 6. Het verslag.........................................................................................................11
HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING 13 Artikel 7. De aanvraag ......................................................................................................13
HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN 14 Artikelgewijs......................................................................................................................14 Artikel 8. Het maken van een afweging.............................................................................14 PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN 14 Artikel 9. een schoon en leefbaar huis. .............................................................................14 Artikel 10. Een geschikte woning ......................................................................................15 Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften ..............................16 Artikel 12. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding ..............................17 Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren ....................17 Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning ...............................................................18 Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. ......................................................19 Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
1
Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. .................................19
HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING
21
PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN 21 Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen............................................................................21 PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA 21 Artikel 18. Inhoud beschikking ..........................................................................................21 PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET 21 Artikel 19. Overwegende bezwaren ..................................................................................21 Artikel 20. Inhoud beschikking ..........................................................................................21 PARAGRAAF 4. VERSTREKKING VAN EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING 22 Artikel 21. Inhoud beschikking ..........................................................................................22 PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL 22 Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel ....................................................................22
HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 23 Artikel 23. Beslistermijn.....................................................................................................23 Artikel 24. Beperkingen.....................................................................................................23 Artikel 25. Advisering ........................................................................................................23 Artikel 26. Wijziging situatie ..............................................................................................24 Artikel 27. Intrekking .........................................................................................................24 Artikel 28. Terugvordering.................................................................................................24
HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN
25
Artikel 29. Hardheidsclausule............................................................................................25 Artikel 30. Indexering ........................................................................................................25 Artikel 31. Evaluatie ..........................................................................................................25 Artikel 32. Inwerkingtreding...............................................................................................25 Artikel 33. Citeertitel..........................................................................................................25
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
2
Achtergrond De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat betreft de individuele voorzieningen van prestatieveld 6 “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de AWBZ zo veel mogelijk ongewijzigd in de nieuwe verordening werden opgenomen. Deze beleidsarme invoering heeft veel reacties opgeroepen. Allereerst van de gebruikers. Hun koepels, de CG-Raad en de gezamenlijke Ouderenbonden, hebben direct gereageerd, maar hadden ook begrip voor de onmogelijkheid om in zeer korte tijd een geheel nieuw beleid te ontwikkelen. Ook Kamerleden reageerden teleurgesteld, maar toonden ook weer begrip. Toen de Wmo eenmaal ingevoerd was, reageerden ook de rechters. Zij reageerden zonder terughoudendheid, omdat zij de regelgeving als uitgangspunt namen. Daardoor ontstond een steeds grotere discrepantie tussen de tekst van de modelverordening van de VNG en de daarop gebaseerde verordeningen van gemeenten en het door gemeenten te hanteren beleid. Vrij vlot na de invoering van de Wmo heeft de VNG het initiatief genomen om de modelverordening door te ontwikkelen. De reactie daarop was niet direct positief. In samenwerking tussen VNG enerzijds en CG-Raad en gezamenlijke Ouderenbonden anderzijds is daarop “De Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”. Deze verordening is de neerslag van twee zaken. Allereerst hebben de resultaten van het project “De Kanteling” aan de basis gelegen van de in deze verordening opgenomen tekst. Vervolgens is ook rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep. De opbouw van deze verordening is geheel anders dan die van de voorafgaande verordening gebaseerd op de Wvg. In deze verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen en op “het gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn1 situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn en volgt eventueel een aanvraag voor individuele voorzieningen. Op deze manier wordt het proces om te komen tot oplossingen in twee delen gesplitst: een aanmeldingsfase en een fase van aanvraag van individuele voorzieningen. Na de begripsomschrijvingen wordt per onderdeel van artikel 4 lid 1 van de wet Wmo (een huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan) uitgewerkt wat daarbij als resultaat bereikt moet worden. Daarna wordt ingegaan op aanmelding en vervolgens op de procedure na het gesprek als het komt tot een individuele aanvraag. Besloten wordt met een aantal algemene, soms procedurele regels.
1
Overal waar in deze tekst de mannelijke vorm staat kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
3
De verordening van de Drechtsteden is grotendeels gebaseerd op de VNG modelverordening. Op bepaalde onderdelen is de tekst aangepast en leesbaarder gemaakt, bijvoorbeeld bij de tekst over de aanvraag en het gespreksverslag waar we aansluiten bij de processen van de SDD.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
4
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: Lid 1. Wet Waar staat Wet wordt bedoeld de Wet maatschappelijke ondersteuning. Lid 2. Drechtstedenbestuur en Sociale Dienst Drechtsteden Waar staat Drechtstedenbestuur wordt bedoeld: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden. (vergelijkbaar met het college van burgemeester en wethouders van een gemeente). Toegevoegd is de Sociale Dienst Drechtsteden: de organisatie die, als onderdeel van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden, voor inwoners in de Drechtsteden voor wat betreft de Wmo de individuele voorzieningen uitvoert. Lid 3. Compensatieplicht De begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt: “4.2.2. Artikel 4 van de Wmo verplicht het College aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan”. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het College gericht moet zijn. Het is - gelet op de artikelen 3 en 5 van de Wmo - in beginsel aan de gemeenteraad en gelet op artikel 4 van de Wmo - aan het College om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De rechter dient de keuze(n) die de gemeenteraad en het College daarbij hebben gemaakt in beginsel te respecteren, onverminderd de rechtsplicht van het College om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 van de Wmo legt het College, wat dat aangaat, de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden. De Raad heeft noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor een terughoudende beoordeling van een ter uitvoering van artikel 4 van de Wmo genomen besluit. Wel heeft hij daarin aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat een dergelijk besluit in het individuele geval maatwerk dient te zijn. Onder omstandigheden kan dit leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het College bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De Raad vindt hiervoor steun in de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder in het verslag van het wetgevingsoverleg (Tweede Kamer 2005-2006, 30 131, nr. 98, p. 58 en 61), de brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2006 (Tweede Kamer 2006-2007, 30 131, nr. 122, p. 6), de memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30131, C, p. 7, 9, 10 en 57), de nadere memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, E, p. 19 en 25) en de Handelingen (Eerste Kamer 27 juni 2006, p. 34-1645).” Uit dit citaat zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving: “Compensatieplicht: De plicht van het College van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
5
zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is” De compensatieplicht houdt een plicht in voor het Drechtstedenbestuur ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: “Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het College bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.” Lid 4. Aanmelding In het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van belanghebbende, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Dit traject kan uiteindelijk leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Lid 5. Het gesprek In "het gesprek" komt de belanghebbende na de aanmelding in gesprek met een vertegenwoordiger van het Drechtstedenbestuur, in dit geval de SDD. Samen met belanghebbende en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert de SDD waar belanghebbende problemen ondervindt, wat belanghebbende nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van belanghebbende, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Het verslag van het gesprek wordt aan de belanghebbende gegeven. Uit het gesprek kan desgewenst een aanvraag volgen als er individuele voorzieningen nodig zijn. Het gesprek wordt in hoofdstuk 2 uitgewerkt. Lid 6. Aanvraag De aanvraag in het kader van de Wmo volgt indien nodig op het gesprek. Het gesprek kan achterwege blijven als de situatie van belanghebbende volstrekt helder is. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als de aanvrager recent al een huisbezoek heeft gehad en een nieuwe aanvraag doet. De aanvraag kan schriftelijk, elektronisch of mondeling gedaan worden aan het einde van het gesprek.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
6
Lid 7. Belanghebbende Onder belanghebbende wordt in eerste instantie verstaan een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie. Ook als een ander zoals een mantelzorger de aanmelding of een aanvraag doet, wordt in principe het gesprek gevoerd met de betrokkene. Alleen als dat niet lukt, wordt het gesprek met de mantelzorger of een andere persoon gevoerd, zoveel mogelijk in aanwezigheid van de betrokkene. Lid 8. Psychosociaal probleem Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als “grondslag” uit de AWBZ geschrapt. Dit is gebeurd omdat gebleken is dat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling - dit begrip een heel specifieke betekenis. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft met name en verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo. Lid 9. Algemene voorziening Dit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet specifiek bestemd zijn voor belanghebbenden; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden zijn: De dagrecreatie voor ouderen De sociale alarmering De boodschappenbus, de supermarktservice, de vrijwillige boodschaphulp De maaltijdservice en het eetcafé Klusjesdiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren zoals de buurtconciërge, klussendienst, 55+service, thuiszorgservice De glazenwasser De kort durende huishoudelijke hulp Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmoregels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet. Als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, moet wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt worden. De definities ‘overlappen’ elkaar soms: met bovenstaande voorbeelden van algemene voorzieningen zijn deze feitelijk ook (deels) als algemeen gebruikelijk te beschouwen. Dat is zo gegroeid: traditioneel horen bepaalde taken tot HH en andere niet (glazenwasser, tuinman, behangen en verven, enz.). Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door nietgehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare. Denk bijvoorbeeld aan producten als een dubbele ramenwisser of de fiets met elektrische trapondersteuning. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
7
Lid 11. Collectieve voorzieningen Dit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief vervoer het meest duidelijke voorbeeld. In de Drechtsteden betreft het de Hopper. De Hopper is voor mensen die een beroep doen op de Wmo geen algemene voorziening, omdat deze specifiek bedoeld is voor de belanghebbenden. Lid 12. Voorliggende voorziening Voorliggende voorzieningen kunnen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor individuele voorzieningen. Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen in wetgeving en in regelgeving al zijn vastgelegd. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen, is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van artikel 2 van de Wmo: ‘er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat’. Lid 14. Individuele voorziening In dit lid wordt de individuele voorziening gedefinieerd. Deze is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel. Het verschil tussen eigen bijdrage en eigen aandeel zit erin dat de eigen bijdrage van toepassing is bij het verlenen van voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het eigen aandeel wordt toegepast bij een financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld voor een woningaanpassing waarvan de belanghebbende niet de eigenaar is). Lid 15. Gebruikelijke ondersteuning Als in een leefeenheid meerdere meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter. Tot een leefeenheid worden gerekend alle bewoners van één adres die samen een duurzaam huishouden voeren. Lid 16. Voorziening in natura Omschreven is in dit lid wat een voorziening in natura is. Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die niet in de vorm van enigerlei financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Hierbij kan worden gedacht aan verstrekkingen in huur, in bruikleen, in eigendom of in de vorm van dienstverlening. Lid 17. Persoonsgebonden budget Dit lid beschrijft het persoonsgebonden budget als een geldbedrag bedoeld om het resultaat te bereiken. Een geldbedrag dat de aanvrager, onder door het Drechtstedenbestuur bepaalde voorwaarden, mag besteden aan een compenserende voorziening van zijn keuze. Uitgangspunt hierbij is dat de voorziening dient te voldoen aan het programma van eisen dat door de SDD is opgesteld. Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
8
Lid 18. Financiële tegemoetkoming Vervolgens wordt omschreven wat een financiële tegemoetkoming is. Daarbij wordt gesproken over een maximaal bedrag waarbij eerst wordt uitgegaan van de uitvoering van de goedkoopst compenserende voorziening. De gewenste voorziening dient in die situaties wel aan het programma van eisen te voldoen. Lid 19. Mantelzorger Dit geeft een begripsomschrijving van de mantelzorger. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving van mantelzorg zoals de wet die geeft in artikel 1 lid 1 onder b. Lid 20. Huis en woning Huis en woning is toegevoegd om aan te geven wat er onder wordt verstaan. Onder het huis wordt verstaan: de woonkamer, de relevante (slaap)vertrekken, keuken en sanitaire ruimten van het hoofdverblijf. Onder de woning wordt verstaan: het huis met berging, tuin of balkon van het hoofdverblijf. Het begrip hoofdverblijf biedt nogal eens problemen. Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men doorbrengt. Inwoners van Drechtsteden kunnen een beroep doen op de Wmo voorzieningen. Uitgangspunt is het adres waar men verblijft volgens het de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Bij uitzondering kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht, beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar een groot deel van het jaar wordt doorgebracht, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz. Uitzonderingen dienen onderzocht te worden en individueel beoordeeld te worden op wel of geen compensatie ivm verblijf buiten de Drechtsteden.
HOOFDSTUK 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN Algemeen. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 genoemde doelstellingen van de compensatieplicht. Er zijn hieruit 8 te bereiken resultaten afgeleid: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; f. zich verplaatsen in en om de woning; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Op deze 8 terreinen heeft het Drechtstedenbestuur een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Ook de Centrale Raad spreekt over resultaatverplichting, bijvoorbeeld in de eerdergenoemde uitspraak van december 2010. Deze resultaten zijn afkomstig uit de eerste bouwsteen die het resultaat was van het VNGproject `De Kanteling` en is als brochure onder de titel `Denken in resultaten. Bouwsteen voor een nieuwe modelverordening Wmo` uitgebracht.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
9
HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag Dit artikel bepaalt dat er een scheiding wordt aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In drie situaties, namelijk wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening, wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen, of indien belanghebbende of het Drechtstedenbestuur dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door een aanmelding en het gesprek. Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaatsvinden. Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor het Drechtstedenbestuur duidelijk is dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden, vastgelegd zijn. Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek Artikel 4 bepaalt dat een gesprek aangevraagd wordt middels een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan, hetgeen in principe niet automatisch voor een formele aanvraag geldt. Als een aanmelding is gedaan, dient binnen een bepaald aantal werkdagen een afspraak voor het gesprek gemaakt te worden. Artikel 5. Het gesprek Algemeen Het gesprek is voor iedereen, die voor het eerst een beroep doet op de Wmo, de start. Als door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al veel bekend is over de situatie, kan de fase van het gesprek in de vorm van een huisbezoek overgeslagen geworden. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden, dit kan dan ook telefonisch plaatsvinden. Tijdens het gesprek wordt –uitgaande van de belanghebbende– een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert: De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie. De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft. De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem. De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende Wmo terreinen. Wat belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen. De mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken. De mogelijkheden die de gemeente in principe biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen. Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt, kan dit betekenen dat het Drechtstedenbestuur moeilijk tot een goede beoordeling kan komen. Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
10
Omdat het van belang is dat er volstrekte duidelijkheid is over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen dit gesprek te laten uitmonden in een verslag, dat aan de belanghebbende wordt gegeven. Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangspunt zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden2. Het gesprek wordt gevoerd door een persoon van de SDD die ter plekke goed bekend is: kennis van alle in de regio aanwezige mogelijkheden aan algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve en ook individuele voorzieningen is nodig voor het goed voeren van een gesprek. Na dit gesprek moet het Drechtstedenbestuur er immers van uit kunnen gaan dat alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken zijn. Het is niet de bedoeling dat dit na een aanvraag alsnog beoordeeld moet worden. Mocht het Drechtstedenbestuur, nadat een aanvraag is ingediend, behoefte hebben aan een medisch advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. Artikelsgewijs Het gesprek wordt in principe bij de belanghebbende thuis gevoerd. Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van betrokkene, een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional, het kan relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien, enz. Ook is het mogelijk het gesprek telefonisch te houden als de situatie door eerdere aanvragen en een recent gesprek al bekend is bij de SDD. In uitzonderingen is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid. Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een lijst van te bespreken punten die tegelijk met de bevestiging van de afspraak voor het gesprek aan belanghebbende wordt toegezonden. Een dergelijke lijst maakt het voor belanghebbende, indien hij dit wil, mogelijk zich voor te bereiden op het gesprek. Daardoor komen belanghebbende en de professional meer in een gelijke positie. Lid 1 geeft aan dat het ICF de basis is voor het begrippenkader van het gesprek. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Wel betekent dit dat de professional het ICF dient te kennen. Lid 2. In principe wordt het gesprek gevoerd met de belanghebbende. Als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger en de belanghebbende niet aanspreekbaar is, kan het gesprek met de mantelzorger en in aanwezigheid van degene die door de mantelzorger verzorgd wordt, gevoerd worden. Artikel 6. Het verslag. Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het gesprek met een verslag wordt afgesloten. Per onderdeel van het gesprek en uiteindelijk aan het eind van het gesprek worden de belangrijkste punten kort samengevat en op papier gezet. Het verslag kan het beste zo snel mogelijk beschikbaar worden gesteld. Hoe sneller het verslag beschikbaar is, hoe beter de deelnemers aan het gesprek zich dat gesprek kunnen herinneren.
2
Toelichting amendement van het lid van Miltenburg c.s. TK 2005-2006, 30131 nr. 65: “Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF classificatie) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.”
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
11
Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd. Een eventueel verschil van opvatting tussen de gesprekspartners wordt expliciet vermeld. Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken en een goede weergave van de situatie van betrokkene moet zijn. Lid 2 bepaalt dat het mogelijk is, indien daar aanleiding toe bestaat, een formele aanvraag bij de gemeente in te dienen. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het een ander traject is met een ander regime en een andere sfeer is de aanvraag in een nieuw hoofdstuk opgenomen.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
12
HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING Artikel 7. De aanvraag In lid 1 is geregeld dat een aanvraag van een individuele voorziening altijd schriftelijk moet worden gedaan, waarbij elektronisch een vorm van schriftelijk is. Dit is een verplichting op grond van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht. Als de belanghebbende de aanvraag ondertekent en het is voorzien van zijn naam, adres en een dagtekening kan het functioneren als aanvraagformulier voor een individuele aanvraag, als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek. Lid 2 bepaalt dat indien een aanvraag mondeling (via telefoon of op een andere manier) wordt ingediend het Drechtstedenbestuur deze indiening schriftelijk moet bevestigen. Van belang is dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas begint te lopen vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen waaronder het eventuele verslag van het gesprek, bij de Sociale Dienst Drechtsteden is binnengekomen.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
13
HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN Hoofdstuk 5 van de verordening heeft een speciale opbouw. In paragraaf 1 worden de algemene regels die voor alle 8 te bereiken resultaten gelden, opgesomd. Het betreft dan met name het maken van een afweging. Waarom deze maatregel, deze voorziening wel en die niet. Zeker als de te verstrekken voorziening niet (precies) datgene is wat betrokkene wenst, is dit van groot belang: het gaat immers om het te bereiken resultaat en het Drechtstedenbestuur zal dan aan moeten kunnen geven waarom dit toch als maatwerk kan gelden. In paragraaf 2 wordt dan per te bereiken resultaat besproken wat de globale kaders zijn. Er is bewust gekozen voor het niet noemen van de voorzieningen die mogelijk zijn. Allereerst laat de wet deze mogelijkheid toe. Vervolgens is het principe van het gesprek en de daaropvolgende aanvraag zodanig dat niet een bepaalde voorziening centraal in de procedure moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat mogelijk is. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend. Artikelgewijs Artikel 8. Het maken van een afweging In lid 1 van artikel 8 is vastgelegd dat het Drechtstedenbestuur het verslag van het gesprek tot uitgangspunt van de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden, dient te nemen. Daarbij gaat het Drechtstedenbestuur uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is. Het Drechtstedenbestuur kijkt daarbij ook naar de mogelijkheden van belanghebbende om het resultaat zelf te bereiken, bijvoorbeeld met een bepaald hulpmiddel of met het eigen netwerk. Lid 2 bepaalt dat alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar en bruikbaar zijn, eerst beoordeeld worden. Dat wil zeggen dat eerst bekeken moet worden of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden voorzieningen, de resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat belanghebbende niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet leiden tot het te bereiken resultaat zal naar andere oplossingen gezocht moeten worden en komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief. Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing kunnen bieden om het resultaat te bereiken. PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN Artikel 9. een schoon en leefbaar huis. In lid 1 van artikel 9 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis. Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Ramen lappen aan de buitenkant valt hier van oudsher buiten. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden, zijn normen geformuleerd in de beleidsregels. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers en de oppervlakte van de kamers, waarbij een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw als uitgangspunt geldt. Onder de ruimten die onder dit Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
14
principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. In lid 2 van artikel 9 wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Dat gaat allereerst via licht en zwaar huishoudelijk werk, d.w.z. om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij valt bijvoorbeeld het reinigen van de ramen aan de buitenkant niet onder de compensatieplicht. Door de verdere ontwikkeling van algemene voorzieningen wordt het takenpakket van HH de facto kleiner. De benodigde activiteiten om dit resultaat te bereiken is maatwerk en wordt bepaald in samenwerking met de aanbieders van Huishoudelijke Ondersteuning en in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, die is geaccepteerd als een redelijk uitgangspunt voor de bepaling van de omvang van de hulp. Het te bereiken resultaat staat altijd centraal. Lid 3 van artikel 9 gaat in op het onderdeel gebruikelijke ondersteuning. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid vanaf 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen uit te voeren, wordt dit eerst beoordeeld. Alle huisgenoten vanaf 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn, zal er plicht tot compensatie bestaan. Ook aanwezige personen jonger dan 18 jaar, zoals thuiswonende kinderen, worden geacht hun bijdrage aan het huishouden te leveren door hun kamer bij te houden en handen spandiensten te verrichten. Compensatieplicht bestaat uiteraard als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal onderzoek gedaan moeten worden. Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten, is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten, waaronder begrepen de kinderen, kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze (tijdelijke) overbelasting vastgesteld moeten worden. Lid 4 bepaalt dat indien sprake is van gebruikelijke ondersteuning, er in principe geen individuele voorziening toegekend zal worden. Omdat het om maatwerk gaat, zal ook hiernaar onderzoek gedaan worden. Hetzelfde geldt de in artikel 7 lid 2 gestelde uitzondering voor voorliggende en andere voorzieningen die gewoon in de maatschappij beschikbaar zijn. Artikel 10. Een geschikte woning Lid 1. Als het gaat om het wonen in een geschikte woning, hebben we het over woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een geschikte woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon. Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere mogelijke oplossingen. Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, relevante slaapvertrek, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten gelden niet als uitgangspunt voor compensatie.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
15
Lid 2. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook is het mogelijk dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een afweging worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid op te maken kan het Drechtstedenbestuur sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels die gelden bij het maken van afwegingen zijn in de beleidsregels opgenomen. Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden, spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden (bijvoorbeeld een herplaatsbare woonunit) een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. Lid 3 Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een goedkopere oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken wordt. Daarbij wordt zo mogelijk rekening gehouden met de behoeften van de aanvrager. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van het Drechtstedenbestuur. Lid 4. Als er voorliggende voorzieningen zijn of alternatieve voorzieningen zijn die goedkoper zijn, zal eerst beoordeeld worden of hiermee het resultaat bereikt zou kunnen worden. Indien verhuisd wordt, kan het Drechtstedenbestuur besluiten een verhuiskostenvergoeding te verstrekken. Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften Lid 1 van artikel 11 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice. Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden met medisch geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen. Lid 2 van artikel 11 stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet per se door de aanvrager zelf met hulp hoeft te Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
16
worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt. Lid 3 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leidt tot het te bereiken resultaat voorliggend is op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Lid 4 bepaalt dat indien een voorliggende voorziening aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening. Artikel 12. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding Lid 1 Het Drechtstedenbestuur dient aanvragers in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan het Drechtstedenbestuur wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld met inschakeling van vrijwilligers. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden, is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en Drechtstedenbestuur te kiezen oplossing. Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is, zou dit de oplossing kunnen bieden. Dat hoeft niet per se via het samen kopen van kleding: het is ook mogelijk met behulp van anderen kleding aan te schaffen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om exceptionele kleding zoals bijvoorbeeld speciale gelegenheidskleding. Lid 2 Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen en gestreken en moet worden, voor zover de aanvrager daartoe niet zelf in staat is. Voor het wassen dient een wasmachine aanwezig te zijn. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats op moderne wijzen van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is bovenkleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is. Lid 3 en 4. Als er voorliggende, algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, die tot het te bereiken resultaat kunnen leiden, zal geen ruimte bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk. Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Lid 1 spreekt over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht horen als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang. Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke ondersteuning overstijgt, valt onder de AWBZ. Lid 2 biedt de mogelijke oplossingen. Het thuis verzorgen van kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van korte duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
17
definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz. Lid 3 en 4. Voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden. Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning Lid 1. Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting en het onderhoud van de tuin is de eigen verantwoordelijkheid. In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk gebruikt. Zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar met bijvoorbeeld een vlizotrap, vallen niet onder de compensatieplicht. Het doel is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel. Ook een verrijdbare tillift kan gezien worden als een dergelijk middel. De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken. Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een stoeltjeslift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken dan wel een tilliften voor het maken van diverse in huis noodzakelijke transfers. In een aantal situaties zal een verhuisverplichting overwogen moeten worden als goedkoopst compenserende oplossing. Lid 2. In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de permanente en/of de elektrische rolstoel) verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft. Uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning. De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
18
rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke. Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Lid 1. Hier is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen. Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met een betaalde baan. Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen (zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), om op bezoek te gaan, om naar artsen, paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel voor dit medisch vervoer gebruikt zou worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht. Heeft men voor werkgerelateerde verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia. Maar het enkele feit dat je met de voorziening die je nodig hebt in het kader van het leven van alledag, ook naar je werk kunt, ontslaat de gemeente niet van de compensatieplicht. Ook niet- gehandicapten gebruiken hun auto vaak voor het reguliere woon-werkverkeer of voor het vervoer in het kader van werk (waarvoor zij dan een vergoeding ontvangen van de werkgever). Lid 2. Het gaat hier om de directe woon- en leefomgeving tot maximaal 25 kilometer vanaf het woonadres. Uitgesloten zijn vakanties en ander verblijf buiten Nederland. Het vervoer is gemaximeerd op 2.000 kilometer per jaar. Voor vervoer buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het Drechtstedenbestuur. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. Lid 3 en 4. Bij de vervoersvoorzieningen kan een scootmobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. De vervoersbehoefte van de aanvrager is uitgangspunt van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen. Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Lid 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
19
bestaat uit het kunnen afleggen van bezoeken en het deelnemen aan activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Lid 2. Als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 15 het vervoersprobleem opgelost worden. Lid 3 en 4. Als sprake is van eigen mogelijkheden of voorliggende voorzieningen, die het probleem op kunnen lossen, zal er geen ruimte meer zijn voor individuele voorzieningen.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
20
HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen In dit artikel wordt behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn voorgeschreven in artikel 6 Wmo. De financiële tegemoetkomingen kunnen niet ontbreken (hoewel er in feite geen verschil bestaat tussen een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming) omdat artikel 7 lid 2 Wmo spreekt over een “financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woonruimte”. Een financiële tegemoetkoming dekt meestal niet de gehele kosten. Denk hierbij aan de verhuisvergoeding of luxere uitvoering dan de goedkoopst compenserende voorziening. PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA Artikel 18. Inhoud beschikking Dit artikel bepaalt in lid 1 welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in de beschikking vastgelegd moeten worden. Het gaat er daarbij eerst om welke voorziening(en) aan de orde zijn. Dit uiteraard in relatie tot de te bereiken resultaten. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt, bijvoorbeeld in bruikleen, in eigendom of via een leverancier. Lid 2 geeft aan dat als een eigen bijdrage gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt en dat het Centraal administratiekantoor (CAK) de hoogte daarvan vaststelt en int. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd. PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 19. Overwegende bezwaren Artikel 19 bepaalt dat die situaties waarin geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt, ook al is dat aangevraagd, omdat zij vallen onder de formulering van artikel 6 Wmo: “ overwegende bezwaren” door het Drechtstedenbestuur opgenomen moeten worden in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden. Dit omdat in de loop der jaren meer situaties kunnen ontstaan waarin tegen het verstrekken van een pgb overwegende bezwaren bestaan. Dit kan zijn als belanghebbende bijvoorbeeld niet in staat is de gelden te beheren. Artikel 20. Inhoud beschikking Lid 1 van artikel 20 bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is waarvoor het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan beperkt zijn, zoals het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootmobiel, maar ook een meer algemeen geformuleerd resultaat, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving. Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
21
Als er een programma van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het programma van eisen. De voorziening wordt omschreven, bijvoorbeeld een standaardvoorziening met of zonder specifieke aanpassingen en met een duidelijke omschrijving welk resultaat deze voorziening moet bereiken. Kiest een cliënt voor een andere vorm van voorziening dan moet daarmee wel eenzelfde resultaat worden bereikt (zie recente uitspraak van de CRVB). Er wordt niet meer betaald dan dat de goedkoopst compenserende voorziening. Wel moet het een reëel bedrag zijn waar ook cliënt de geselecteerde voorziening kan kopen. Tot slot moet voor wat betreft de verantwoording ook in de beschikking worden vastgelegd wat van de belanghebbende wordt verwacht. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat bij het heffen van een eigen bijdrage dit in de beschikking vermeld moet worden. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt, waarbij meegenomen wordt dat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt en per beschikking op zal leggen. PARAGRAAF 4. VERSTREKKING VAN EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING Artikel 21. Inhoud beschikking Lid 1 bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming wat in de beschikking vermeld wordt. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het te bereiken resultaat waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Uiteraard moet ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming vermeld worden. Lid 2. Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bestaat de mogelijkheid een eigen aandeel te vragen. Indien dit van toepassing is, dient dit in de beschikking vermeld te worden. PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel Bij het verstrekken van individuele voorzieningen in het kader van de te bereiken resultaten, vastgelegd in deze verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd. Het verschil tussen eigen bijdrage en eigen aandeel zit erin dat de eigen bijdrage van toepassing is bij het verlenen van voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het eigen aandeel wordt toegepast bij een financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld voor een woningaanpassing waarvan de belanghebbende niet de eigenaar is). Het Drechtstedenbestuur legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
22
HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING Artikel 23. Beslistermijn. De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het is logisch voor enkele onderdelen wel een langere termijn vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen. Zeker als daarvoor een offerte moet worden aangevraagd, zal daarmee de nodige tijd gemoeid zijn, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is. Artikel 24. Beperkingen Er geldt een aantal beperkingen bij het verstrekken van voorzieningen. Lid 1 onder a bepaalt dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: huishoudelijke ondersteuning na een ziekte of ziekenhuisopname. Als deze kortdurende huishoudelijke ondersteuning niet geleverd kan worden als algemene voorziening, zal deze hulp als individuele voorziening verstrekt moeten worden. Deze uitzondering dient dan in de verordening te worden opgenomen. Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is, dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemands gehele verdere leven noodzakelijk zijn. De gebruikelijke regel is dat een voorziening, naar inschatting, langer dan 6 maanden noodzakelijk moet zijn. Dit sluit aan bij de maximale uitleentermijn van 6 maanden waarvan de kosten, zolang de huidige regels van toepassing zijn, voor rekening van de AWBZ komen. Lid 1 onder b bepaalt dat de voorziening als de goedkoopst- compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken resultaat daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn, wordt volstaan met de goedkoopste voorziening. Lid 2 bepaalt onder a dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de aanvrager. Verder wordt geen voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan, kan het Drechtstedenbestuur volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst- compenserende voorziening. Artikel 25. Advisering Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Als daar aanleiding voor is biedt artikel 25 daartoe de mogelijkheid. Geregeld is dat het Drechtstedenbestuur twee mogelijkheden heeft: het Drechtstedenbestuur kan allereerst iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen. De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze biedt ook de gelegenheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts. Bij de advisering zal de ICF terminologie gebruikt worden met het oog op de consistentie van verslag, onderzoek en beoordeling. Het zal duidelijk zijn dat er van deze mogelijkheden alleen maar gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is. In principe mag van de aanvrager verwacht worden mee te werken. Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het Drechtstedenbestuur moeten beoordelen of zonder deze Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
23
medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het Drechtstedenbestuur de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk, dan zal dat besluit genomen moeten worden. Uiteraard zal er een medisch advies moeten zijn bij een afwijzing op medische gronden. En er kunnen zich situaties voordoen dat er anderszins behoefte bestaat aan een medisch advies. Dan biedt het laatste lid van dit artikel daartoe de mogelijkheid. Artikel 26. Wijziging situatie Dit artikel voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie van de belanghebbende de plicht bestaat het Drechtstedenbestuur hiervan op de hoogte te stellen, als men kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden of verhuizen de voorziening stopgezet kunnen worden en dienen de erven dit zo snel mogelijk te melden. Uiteraard gaat het Drechtstedenbestuur in deze situatie pas tot beëindiging over als ook via het GBA deze gewijzigde omstandigheid is gemeld. Maar andere omstandigheden zijn minder gemakkelijk kenbaar voor het Drechtstedenbestuur. In die situatie kan men op basis van dit artikel verwachten dat wijzigingen worden doorgegeven. Het kan overigens geen kwaad deze bepaling in de beschikking te herhalen, hetgeen de kans dat er kennis van genomen wordt aanzienlijk vergroot. Artikel 27. Intrekking Een besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden. Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet of niet meer aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent. Dat is in artikel 28 geregeld. Ook de situatie dat beslist is op verstrekte onjuiste gegevens biedt de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn. Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na het nemen van de beslissing de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken. Dit is van toepassing indien een cliënt die daar zelf zorg voor diende te dragen, dit niet heeft gedaan of als is vast komen te staan dat deze niet meer noodzakelijk is. Lid 2. Het Drechtstedenbestuur heeft het recht om voorzieningen tussentijds opnieuw te beoordelen, met een eventueel ongunstiger besluit tot gevolg, onder toepassing van een overgangstermijn. In de praktijk worden bijvoorbeeld nieuwe aanbestedingen gedaan of andere regels gemaakt die ertoe leiden dat er opnieuw beoordeeld wordt. Artikel 28. Terugvordering Indien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een pgb kan worden teruggevorderd. Hierbij geldt een privaatrechtelijke procedure. Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura- verstrekking kan ook als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
24
HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN Artikel 29. Hardheidsclausule Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat, zal het Drechtstedenbestuur er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan nu. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als ondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie, is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid niet aangepast zou moeten worden. Artikel 30. Indexering Bepaalde bedragen kunnen jaarlijks aangepast worden zonder dat het Drechtstedenbestuur hier iets voor hoeft te doen. Te denken valt daarbij aan de bedragen voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze (maximale) bedragen jaarlijks aanpassen. Het Drechtstedenbestuur is op basis van dit artikel ook bevoegd eigen bedragen aan te passen. Om deze reden is het voor de hand liggend alle bedragen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden op te nemen, zodat de bedragen snel en gemakkelijk aan te passen zijn. Artikel 31. Evaluatie Dit artikel regelt de evaluatie. Artikel 32. Inwerkingtreding Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening. Artikel 33. Citeertitel Dit artikel regelt tenslotte hoe deze verordening geciteerd kan worden.
Toelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
25
REGIONALE WMO ADVIESRAAD DRECHTSTEDEN
Drechtstedenbestuur Postbus 619 3300 AP DORDRECHT
Dordrecht Kenmerk: Betreft:
19 september 2012 12/09/007/MT Verordening 2013
Geacht bestuur, De Regionale Wmo adviesraad Drechtsteden is gevraagd advies uit te brengen over de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 en de toelichting hierop. Hieronder treft u ons advies aan.
Verordening 1. Hoofdstuk 1 lid 10: Algemeen gebruikelijke voorzieningen moeten dan wel goed bruikbaar zijn voor de betreffende klant. 2. We adviseren u expliciet aandacht te besteden aan de mantelzorger in de verordening. MEZZO heeft een aanvulling op de modelverordening opgesteld. In de bijlage treft u dit overzicht aan. We adviseren u dit overzicht mee te nemen. 3. Op verschillende plaatsen in de Verordening en in de toelichting worden de termen ‘goedkoopst compenserend’ gebruikt. We adviseren u dit om te wijzigen in ‘meest compenserend’. De voorziening moet in de eerste plaats compenserend zijn. Wanneer meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn, kan volstaan worden met de goedkoopste (zie bijlage 1). 4. Hoofdstuk 8 artikel 30: ‘Het Drechtstedenbestuur kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex volgens het prijspeil Bruto Binnenlands Product van het Centraal Plan Bureau’. Tot nu toe is de indexering gemandateerd aan de directeur van de Sociale Dienst Drechtsteden. We adviseren u deze mandatering voort te zetten.
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
Toelichting op de verordening 1. Hoofdstuk 1 lid 3: Wat wordt er bedoeld met ‘primaten’? We adviseren u dit mee te nemen in de begripsomschrijvingen. 2. Hoofdstuk 3 artikel 5: In bepaalde situaties wordt er voor gekozen dit gesprek uit te laten monden in een verslag (p.11 eerste alinea). We adviseren u ‘in bepaalde situaties’ weg te halen. Van elke gesprek moet een verslag gemaakt worden. Dan is het voor alle partijen duidelijk wat er is afgesproken. In afwachting van uw reactie, met vriendelijke groet,
A.J.A.J. de Goeij
Cc de heer P. van der Meijden
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
Bijlage 1 Goedkoopst compenserend Binnen de compensatieplicht worden de termen ‘goedkoopst adequaat’, ‘meest adequaat’ en ‘goedkoopst compenserend’ vaak door elkaar gebruikt. Project de Kanteling beperkt zich tot de termen: ‘goedkoopst’ compenserend en ‘meest’ compenserend. Concreet houdt de compensatieplicht in dat de gemeente samen met de burger moet kijken met welke maatregel het gat tussen ‘wel of niet kunnen meedoen aan de samenleving’ (zo goed mogelijk) kan worden gedicht. Deze maatregel kan een oplossing uit het eigen netwerk (familie, vrienden) zijn, maar ook een individuele voorziening van de gemeente. Als het gat maar zo goed mogelijk wordt gedicht. Compensatie staat voorop Het kan voorkomen dat verschillende maatregelen hetzelfde maximale resultaat behalen. Zo wil de buurvrouw graag samen met u naar een activiteit van het buurthuis (oplossing 1) en kan de gemeente u een vervoersvoorziening geven waardoor u naar dezelfde activiteit kan gaan (oplossing 2). Als de buurvrouw echt elke woensdagmiddag met u naar het buurthuis wil en dat ook voor langere tijd kan blijven doen, dan is het resultaat hetzelfde als het resultaat van de vervoersvoorziening. In deze situatie is – voor de gemeente – oplossing 1 de goedkoopst compenserende maatregel. Maar als de buurvrouw af en toe een keertje met u naar het buurthuis wil, dan is dit geen oplossing in het kader van de Wmo. Het gat tussen wel of niet mee kunnen doen aan de samenleving is in dat geval groter dan bij de oplossing van een individuele voorziening. De gemeente zal dan oplossing 2 moeten toepassen, omdat hiermee het meest compenserende resultaat wordt bereikt. Juridische achtergrond Ook de hoogste bestuursrechter heeft zich ook uitgelaten over de term ‘goedkoopst compenserend’. Hij zegt hierover: “De begrippen ‘goedkoopst’ en ‘compenserend’ moeten in onderlinge samenhang worden bezien. De volgorde waarin deze begrippen zijn geplaatst, betekent niet dat bij de afweging die wordt gemaakt, de hoogte van de kosten van de voorziening voorop staat en pas in tweede instantie wordt gekeken of de voorziening als compensatie kan worden aangemerkt. ‘Goedkoopst compenserend’ betekent dat een voorziening altijd compenserend moet zijn. Pas als er meerdere compenserende voorzieningen zijn, kan de goedkoopste compenserende voorziening worden gekozen.” (bron: LJN: BK3321, Centrale Raad van Beroep, 28 oktober 2009, 08/1600 Wmo) Conclusie Project de Kanteling beperkt zich tot de termen: ‘goedkoopst’ compenserend en ‘meest’ compenserend. ‘Meest compenserend’ is de oplossing die ervoor zorgt dat het gat tussen wel of niet mee kunnen doen aan de samenleving, zo goed mogelijk wordt gedicht. Dit is wat de gemeente als eerste moet doen. Zijn er meerdere ‘meest’ compenserende oplossingen, dan mag de gemeente de goedkoopste variant kiezen.
Bron: CG-raad
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013
op te nemen in Handboek Wmo Schulinck
Vastgesteld door Drechtstedenbestuur op 20 december 2012 en van toepassing vanaf 1 januari 2013
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
1
Voorwoord Op grond van artikel 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht kan het Drechtstedenbestuur beleidsregels vaststellen voor het bereiken van de resultaten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning: “1. Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.” In de beleidsregels geeft het Drechtstedenbestuur uitwerking aan vigerende wet- en regelgeving ten behoeve van het nemen van beslissingen. Na vaststelling van de beleidsregels kan hiernaar in beschikkingen eenvoudig worden verwezen. Bij gewijzigd beleid kan het Drechtstedenbestuur de beleidsregels aanpassen. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden is op 4 december 2012 door de Drechtraad vastgesteld. Vervolgens heeft het Drechtstedenbestuur op 20 december 2012 de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden, met daarin vastgelegd de hoogte van alle bedragen, vastgesteld. Ingangsdatum van verordening, besluit en beleidsregels is 1 januari 2013. Bij het opstellen van de beleidsregels zijn de modelbepalingen van de VNG als uitgangspunt genomen. Hierdoor wordt aansluiting bij implementatie van De Kanteling, waarop eveneens de nieuwe Verordening is gebaseerd, het beste gewaarborgd. .
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
2
Inhoudsopgave 1. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten
4.
Inleiding Eigen verantwoordelijkheid Het Gesprek Hardheidsclausule Nazorg De belangen van mantelzorgers
4. 4. 5. 6. 6. 6.
2. Beoordeling van de te bereiken resultaten
7.
Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Resultaat 2: wonen in een geschikt huis Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Resultaat 8: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten
3. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming - Eigen bijdrage en eigen aandeel Inleiding De voorziening in natura en de eigen bijdrage Het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel
definitief concept
19.
20. 20. 20. 20. 22.
4. Onderzoek, advies en besluitvorming; beëindiging, intrekking en terugvordering
Handboek Beleidsregels Wmo
7. 8. 11. 12. 13. 14. 15.
17 september 2012
23.
3
HOOFDSTUK 1: HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN Inleiding Deze nieuwe beleidsregels vormen met de nieuwe verordening een trendbreuk met de oude regels, zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was onder de Wvg sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vraagt om een andere aanpak. Die andere werkwijze heeft de VNG samen met CG-Raad en CSO ontwikkeld. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Tijdens het gesprek voorafgaand aan een eventuele aanvraag voor individuele voorzieningen, komt eerst het resultaat dat bereikt moet worden aan de orde, daarna passeren de verschillende oplossingen de revue. Omdat maatwerk nodig is, vindt een uitgebreid gesprek plaats ter verkenning van de mogelijkheden, ook de eigen mogelijkheden en die van het netwerk van de klant. In de allereerste richtingbepalende uitspraak van 10 december 2008 heeft de Centrale Raad van Beroep helder uiteengezet hoe zij aankijkt tegen de compensatieplicht en wat van de gemeente bij de uitvoering mag worden verwacht. Kenmerkend daarbij is de grote invloed van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager op het gemeentelijk onderzoek. De latere jurisprudentie laat voortdurend zien dat gemeenten te weinig onderzoek doen naar persoonskenmerken en behoeften van belanghebbenden, waardoor zij er geen of onvoldoende kennis van hebben en er dan ook niet of te weinig rekening mee houden. Art. 4 van de Wmo geeft allereerst aan op welke terreinen resultaten bereikt dienen te worden. Daarnaast geeft dit artikel aan dat het in de Wmo gaat om maatwerk. Daar was onder de Wvg veel minder sprake van. De nadruk ligt nu veel meer op zorgvuldig onderzoek van het individuele geval. En ook al is het eindresultaat gelijk aan dat wat het onder de Wvg geweest zou zijn: de onderbouwing en motivering moeten er geheel anders uit zien. En aan die onderbouwing toetst de rechter het besluit. Eigen verantwoordelijkheid De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. Deze eigen verantwoordelijkheid komt tijdens het gesprek met de belanghebbende aan de orde. Eigen verantwoordelijkheid betekent bijvoorbeeld de aanschaf en het gebruik van zoveel mogelijk strijkvrije kleding om onnodig beroep op een hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden kunnen hierbij worden betrokken. Via algemene voorlichting kunnen inwoners worden geïnformeerd over hun eigen verantwoordelijkheid voor het tijdig nemen van maatregelen, die leiden tot zelfredzaamheid en participatie, bijvoorbeeld bij het organiseren van zorg, het aanschaffen van kleding en het geschikt maken en houden van hun woningen. ‘De Kanteling’ is geen statisch gebeuren. Onder invloed van de praktijk ontstaat nieuwe jurisprudentie en die zal weer zijn plaats moeten krijgen in - met name - de beleidsregels. Bij de beoordeling van geschillen is het ook de rechter die toetst of de gemeente de eigen regels, zoals neergelegd in verordening en beleidsregels wel correct heeft gehanteerd. De beleidsregels volgen de verordening ten aanzien van de volgorde van de te behandelen onderdelen. Dat betekent dat de te bereiken resultaten uitgangspunt zijn en gestart wordt met het gesprek. De beleidsregels bevorderen dat de doelstellingen van de compensatieplicht, zoals die door de wetgever in de Wmo zijn geformuleerd en nader zijn vastgelegd in de verordening, te weten zelfredzaamheid en participatie door inwoners met beperkingen, ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Een goed gesprek, heldere resultaten en oplossingen op maat zijn daartoe nodig. Het Gesprek Tijdens het gesprek komen aan de orde de persoonskenmerken van een belanghebbende, de aard van zijn beperkingen en de daarvoor te kiezen oplossingen.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
4
Als tegelijk met het optreden van de beperking, een oplossing van problemen al aanwezig is in die zin dat deze feitelijk al jaren behoort tot iemands normale levenspatroon, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te organiseren. Bij het bespreken van de aard van de beperkingen wordt de International Classification of Functions, Dissabilities and Health gehanteerd, o.a. als gezamenlijk begrippenkader. De ICF is een classificatie van het menselijk functioneren. De classificatie is systematisch geordend in gezondheidsdomeinen en met de gezondheid verband houdende domeinen. Op elk niveau zijn de domeinen verder gegroepeerd op grond van gemeenschappelijke kenmerken en in een zinvolle ordening geplaatst. Door toepassing hiervan ontstaat een gemeenschappelijk kader voor alle betrokken professionals, die getraind zijn in de toepassing er van. Concreet betekent het dat in het gesprek wordt aangegeven om welke stoornissen (functiebeperkingen) het bij de belanghebbende gaat en wat deze betekenen bij activiteiten en participatie. Het is immers op dit niveau dat compensatie op basis van de Wmo plaats zal moeten vinden. Bij het bespreken van mogelijke oplossingen om de beperkingen te compenseren, wordt beoordeeld of in het gesprek alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Daarna wordt beoordeeld of er andere eigen mogelijkheden zijn. En ten slotte wordt beoordeeld of er sprake is van gebruikelijke ondersteuning. Gebruikelijke ondersteuning is een geobjectiveerd begrip van wat personen, die een leefeenheid vormen en een gezamenlijke huishouding voeren, geacht worden te doen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd. Van huisgenoten van 23 jaar en ouder wordt verwacht dat zij alle huishoudelijke taken overnemen, die de belanghebbende niet kan verrichten, ook als zij een volledige baan hebben. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten kunnen de niet-uitstelbare taken worden overgenomen. Van kinderen ouder dan 7 en jonger dan 23 jaar wordt verwacht dat zij een oplopend deel van de huishoudelijke taken kunnen uitvoeren. In het Protocol indicatiestelling Huishoudelijke ondersteuning Wmo Drechtsteden (april 2012) is één en ander nader uitgewerkt. Als al het voorafgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem, zal het Drechtstedenbestuur compenseren in de vorm van een individuele voorziening en kan daarvoor door of namens de belanghebbende een aanvraag worden ingediend. Op dat moment worden de mogelijke financiële consequenties eveneens besproken, zoals de eventuele eigen bijdrage of het eigen aandeel en indien van toepassing het hanteren van afschrijftermijnen bij bepaalde voorzieningen. Het hanteren van een afschrijftermijn heeft met name financiële consequenties en biedt slechts een indicatie voor de levensduur. Of vernieuwing van een voorziening aan de orde is, hangt af van persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van belanghebbende en niet van de afschrijftermijn. Hardheidsclausule Bij alle beleidsregels geldt dat persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk kunnen maken hiervan af te wijken. Dit gebeurt met een stevige onderbouwing onder toepassing van de hardheidsclausule. Artikel 29 van de Verordening bepaalt dat het Drechtstedenbestuur in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen in de Verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen als ‘toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard’. Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de belanghebbende of de eigenaar van de woonruimte. Bij de woningeigenaar, bijvoorbeeld een corporatie, kan gedacht worden aan een situatie waar het van belang is dat een woonruimte ook langer dan zes maanden leeg staat, omdat bijvoorbeeld bekend is dat een persoon met beperkingen voor wie de aangepaste woning uitermate geschikt is, op het punt staat om uit een revalidatiecentrum te worden ontslagen. In die gevallen kan het doelmatiger zijn om een langere periode een tegemoetkoming in de huurderving te verstrekken. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule is een uitzondering en geen regel. Het Drechtstedenbestuur geeft in verband met precedentwerking dan ook steeds duidelijk aan waarom in een bepaalde situatie van de Verordening wordt afgeweken. Nazorg Belanghebbenden kunnen bij vragen en opmerkingen over de geboden oplossingen contact opnemen met de Sociale Dienst Drechtsteden. In de afspraken, die tussen de SDD en de belanghebbende worden gemaakt, wordt vastgelegd dat zij wijzigingen in hun situatie moeten doorgegeven.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
5
Belangen van mantelzorgers Het Drechtstedenbestuur houdt rekening met mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de belanghebbende worden toegekend of verruimd. Overbelasting moet hierbij wel medisch worden onderbouwd. Deze voorziening kan dan niet – als het een persoonsgebonden budget betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Het gaat hier om een afgeleid recht. Het Drechtstedenbestuur kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
6
HOOFDSTUK 2. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Inleiding Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk, zoals voor 2007 benoemd onder de AWBZ. Het gaat daarbij concreet om zaken als stofzuigen, schoonmaken van badkamer, keuken en toilet, het schoonmaken van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Afwegingskader Het gaat om alle activiteiten teneinde het hoofdverblijf schoon en leefbaar te houden: • Zijn hiervoor – deels - geschikte voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar? • Zijn er andere mogelijkheden, bijvoorbeeld iemand uit het netwerk of de eigen hulp? • Is sprake van gebruikelijke ondersteuning? Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het Drechtstedenbestuur compenseren door toekenning van een individuele voorziening huishoudelijke ondersteuning. Normering De omvang en aard van de compensatie Huishoudelijke ondersteuning wordt afgestemd op de gezinssituatie en de medische of psychosociale situatie van de aanvrager. Huishoudelijke ondersteuning wordt geïndiceerd als Huishoudelijke ondersteuning of Huishoudelijke ondersteuning+. Huishoudelijke ondersteuning is bedoeld voor het basaal laten functioneren van het huishouden. Huishoudelijke ondersteuning+ is aan de orde bij problemen met het voeren van de regie. Beide categorieën kunnen zowel tijdelijk als langdurig worden ingezet. Bij het bepalen van de omvang is een normering gehanteerd, die gerelateerd is aan het op basaal niveau functioneren van het huishouden dat geen overheidsvoorzieningen nodig heeft. Ten slotte wordt voor het bepalen van de omvang van de te verstrekken Huishoudelijke ondersteuning rekening gehouden met de levering van gebruikelijke ondersteuning. Het Protocol indicatiestelling Huishoudelijke ondersteuning Wmo Drechtsteden (april 2012) geeft nadere uitwerking bij de invulling van Huishoudelijke ondersteuning. Voor het aanbieden van huishoudelijke ondersteuning heeft het Drechtstedenbestuur overeenkomsten gesloten met aanbieders. Vorm van de toekenning Huishoudelijke ondersteuning wordt door het Drechtstedenbestuur toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget is geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning artikel 3.3.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
7
Resultaat 2: wonen in een geschikt huis Inleiding In de Wmo is in artikel 4 lid 1 geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen resultaten die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en resultaten voor wat betreft een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. De term ‘voeren van een huishouden’ geeft daar geen duidelijkheid over. Daarbij is er één belangrijke voorwaarde voordat er gecompenseerd kan worden: er moet een woning zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning wordt uiteraard rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden door de belanghebbende. Een geschikte woning is een woning die iemand normaal kan gebruiken voor algemene dagelijkse levensverrichtingen. Hieronder worden bij voorbeeld verstaan eten, slapen en lichaamsreiniging. Het gebruiken van een hobby-, werk of recreatieruimte valt hier niet onder. Ook AWBZ-instellingen vallen, als voorliggende voorziening, buiten de verantwoordelijkheid van het Drechtstedenbestuur. Aandachtspunt hierbij is dat de aanwezige voorzieningen binnen een AWBZ-instelling kunnen verschillen, waardoor alsnog gecontroleerd moet worden of hier sprake is van een AWBZ-instelling in de zin van het voorgaande (bron hiervoor: CAK, toegelaten instellingen met hun functies). Afwegingskader Het gaat om maatregelen in de vorm van roerende en onroerende voorzieningen om het hoofdverblijf geschikt te houden of te maken voor bewoning door belanghebbende: • Zijn hiervoor – deels - geschikte voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar, zoals een verhoogd toilet en handgrepen of beugels? • Heeft de belanghebbende en/of de eigenaar van de woning deze deugdelijk onderhouden? • Kan belanghebbende het al dan niet met hulp van iemand uit zijn netwerk, zelf regelen? • Heeft belanghebbende in het verleden voldoende rekening gehouden met aanwezige of toekomstige beperkingen? Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het Drechtstedenbestuur compenseren door toekenning van een individuele woonvoorziening. In de beschikking worden het adres en eventuele andere kenmerken van de woning, die het betreft, vastgelegd. Individuele woonvoorzieningen Bij het bepalen van de woonvoorziening wordt allereerst vastgesteld of er sprake is van een (huur- of koop-) woning, een woonboot of een woonwagen (met vaste lig-, respectievelijk staplaats). Weigeringsgronden Geen woonvoorziening wordt toegekend indien de in of aan de woning gebruikte materialen (mede) de oorzaak zijn van de ondervonden beperking, zoals bijvoorbeeld een allergie. Een uitzondering geldt voor belanghebbenden met Astma/COPD en als gevolg daarvan een allergie voor huisstofmijt. De woningsanering beperkt zich over het algemeen tot de woonruimten die het meeste gebruikt worden. Doorgaans betreft het dan alleen de woonkamer en/of slaapkamer. Wanneer het te vervangen artikel is afgeschreven (veelal na circa 8 jaar) wordt er geen voorziening verstrekt. Van sanering van meer woonruimten kan sprake zijn, op advies van een (kinder-)arts bij kinderen van 1 tot 4 jaar. Een tweede uitzondering betreft woningsaneringen in verband met rolstoelgebruik en gebruik tillift. Het Drechtstedenbestuur kan – na enige tijd – onder voorwaarden en rekening houdend met de afschrijftermijn van de te vervangen vloerbedekking (veelal circa 8 jaar) tot sanering besluiten. Het Drechtstedenbestuur kent evenmin een woonvoorziening toe voor zover deze betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw. Het uitrustingsniveau in de sociale woningbouw is vastgesteld in het Bouwbesluit 2003. Woonvoorzieningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel van voldoende kwaliteit. Duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Een duidelijke begrenzing dus. Verhuizen Bij het bepalen wat de goedkoopst compenserende oplossing is, zullen alle aspecten worden meegewogen, zoals de financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt, de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
8
argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Aan het besluit ligt een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten ten grondslag. Aan belanghebbenden worden in voorkomende gevallen woningen aangeboden in het gehele Drechtstedengebied. Indien binnen de eigen gemeente geschikte woningen beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt (Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 10.3 en 10.4). Indien het resultaat feitelijk niet kan worden bereikt, doordat de belanghebbende aannemelijk maakt niet over de (financiële) middelen te beschikken om te verhuizen, verstrekt het Drechtstedenbestuur een voorziening voor verhuizing en inrichting in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Bij het verstrekken houdt het Drechtstedenbestuur rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuis- en inrichtingskostenvergoeding toegekend. Het Drechtstedenbestuur kan ook aan een persoon zonder beperking een dergelijke financiële tegemoetkoming verstrekken indien op deze wijze een aangepaste of geschikte woonruimte vrij komt voor een belanghebbende. De financiële tegemoetkoming dient in dit geval ter stimulering van het vrijmaken van de woning. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting is geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 artikel 4.1. en 4.2. Aanpassen Kleine woningaanpassingen in de vorm van roerende voorzieningen die in natura worden verstrekt, worden in principe in bruikleen geleverd. Kleine woningaanpassingen worden pas vergoed na vaststelling dat het geleverde aan de overeengekomen vereisten voldoet. Bij de noodzaak voor een grote woningaanpassing wordt eerst beoordeeld of het resultaat wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is door de indeling van de woning te veranderen. Als een inpandige aanpassing mogelijk is, zal het Drechtstedenbestuur allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt. Vervolgens wordt bepaald op basis van concrete mogelijkheden en financieel-economische argumenten of een herbruikbare losse woonunit kan worden geplaatst. Hierbij is aandacht voor de omgevingsvergunning. Ten slotte beoordeelt het Drechtstedenbestuur of het resultaat wonen in een geschikt huis te bereiken is doordat er een aanbouw wordt geplaatst. In de beoordeling neemt het Drechtstedenbestuur mee of de aanbouw kan worden hergebruikt en of met herstel in de oorspronkelijke staat rekening moet worden gehouden. Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het Drechtstedenbestuur altijd eerst met een programma van eisen, waarmee meerdere offertes kunnen worden opgevraagd. Het aanpassen van doelgroepengebouwen gebeurt conform de afspraken zoals die door het Drechtstedenbestuur gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen. Vorm van de toekenning Een woningaanpassing kan door het Drechtstedenbestuur aan de aanvrager/belanghebbende in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt. Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing is maximaal het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening bij verstrekking in natura. Zou er in natura een voorziening vanuit het depot verstrekt worden, omdat er een geschikte voorziening aanwezig is, dan zal het bedrag van het persoonsgebonden budget op deze depotvoorziening worden gebaseerd. Daarbij wordt, indien van toepassing, rekening gehouden met de nog resterende afschrijvingsperiode bij het bepalen van de hoogte van het bedrag. Indien de belanghebbende niet de eigenaar is van de woning, die wordt aangepast, verstrekt het Drechtstedenbestuur in natura of in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De beschikking wordt verstuurd aan de aanvrager/belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
9
Degene aan wie de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald, verklaart terstond na de voltooiing van de werkzaamheden aan het Drechtstedenbestuur dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Nadat gereedmelding heeft plaatsgevonden, wordt, na controle door de Sociale Dienst Drechtsteden, de exacte hoogte van de financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget vastgesteld en uitbetaald aan de woningeigenaar. Deze is verplicht om gedurende 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden. Dit wordt in de beschikking opgenomen. Woningcorporaties en andere verhuurders De afzonderlijke Drechtsteden gemeenten hebben in het verleden uitvoeringsafspraken gemaakt met de woningcorporaties over het aanbrengen van woningaanpassingen op grond van de Wvg. Door de gemeente Dordrecht is een limitatieve lijst van standaard woonvoorzieningen vastgesteld. Nadat het besluit tot woningaanpassing is genomen, ontvangt de betreffende woningcorporatie een kopie van de beschikking. Zonder tegenbericht van de corporatie gaat de Sociale Dienst Drechtsteden over tot realisatie van de aanpassing. Het Drechtstedenbestuur heeft met de meeste woningcorporaties afspraken gemaakt over de beschikbaarheid van aangepaste woningen en de daarmee mogelijk samenhangende huurderving. Uitgangspunt is dat zo min mogelijk aangebrachte woonvoorzieningen worden verwijderd. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat het Drechtstedenbestuur besluit een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan een verhuurder voor het verwijderen van aangebrachte woonvoorzieningen. Het Drechtstedenbestuur verstrekt alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen indien is voldaan aan de volgende voorwaarden: • de band tussen de woning en de persoon met een beperking is verbroken; • het is aannemelijk dat de woning niet binnen zes maanden opnieuw kan worden verhuurd aan een persoon met een beperking die is aangewezen op een woning met de betreffende voorzieningen; • door de aanwezigheid van de betreffende voorzieningen kan de woning niet verhuurd worden aan een persoon zonder beperking.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
10
Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften Inleiding In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot die levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, die dagelijks en/of wekelijks in elk huishouden worden gebruikt. Het is algemeen aanvaard dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de voorraad in huis te halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van één maal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van een boodschappendienst. De meeste supermarkten hebben een dergelijke service. Het is ook mogelijk dat vanuit de Drechtstedengemeenten een boodschappendienst wordt opgezet of door vrijwilligersorganisaties. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn. Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In de meeste situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt voor de warme maaltijd. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop die een oplossing kunnen bieden. Afwegingskader Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en de bereiding van maaltijden: Zijn in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen? • Zijn er andere mogelijkheden, bij voorbeeld omdat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn de boodschappen te doen en/of maaltijden te bereiden? • Is er een adequate oplossing voor handen, rekening houdend met het feit dat boodschappen uitstelbare zorg betreffen en de zorg voor maaltijden niet-uitstelbare zorg betreft? • Is sprake van gebruikelijke ondersteuning? Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het Drechtstedenbestuur compenseren met een individuele voorziening ingevuld door Huishoudelijke ondersteuning. Normering De omvang en aard van de compensatie Huishoudelijke ondersteuning wordt afgestemd op de gezinssituatie en de medische of psychosociale situatie van de aanvrager. Uitgangspunt is de indicering op basis van Huishoudelijke ondersteuning. Huishoudelijke ondersteuning+ is aan de orde bij problemen met het voeren van de regie. Beide categorieën kunnen zowel tijdelijk als langdurig worden ingezet. Bij het bepalen van de omvang is een normering gehanteerd, die gerelateerd is aan het op basaal niveau functioneren van het huishouden dat geen overheidsvoorzieningen nodig heeft. Ten slotte wordt voor het bepalen van de omvang van de te verstrekken Huishoudelijke ondersteuning rekening gehouden met de levering van gebruikelijke ondersteuning. Het Protocol indicatiestelling Huishoudelijke ondersteuning Wmo Drechtsteden (april 2012) geeft nadere uitwerking bij de invulling van Huishoudelijke ondersteuning op het resultaat ‘goederen voor primaire levensbehoeften’. Voor het aanbieden van huishoudelijke ondersteuning heeft het Drechtstedenbestuur overeenkomsten gesloten met aanbieders. Vorm van de toekenning Huishoudelijke ondersteuning wordt door het Drechtstedenbestuur toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
11
Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Inleiding De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat worden schoongemaakt. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van bovenkleding en soms het verrichten van eenvoudige herstelwerkzaamheden. Het gaat hierbij uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding moet hiermee rekening worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te kunnen maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droogruimte of een droger. Onder dit resultaatgebied valt niet het doen van kledinginkopen. Afwegingskader Onder dit resultaat worden gerekend het kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: Zijn in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen, zoals een wasserij en/of een strijkservice? • Zijn er andere mogelijkheden, bij voorbeeld omdat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn de was te doen en/of herstelwerkzaamheden uit te voeren? • Is er een adequate oplossing voor handen, rekening houdend met het feit dat de zorg voor schone kleding in principe uitstelbare zorg betreft, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van een wasmachine en/of een droger? • Is sprake van gebruikelijke ondersteuning? Als al het voorafgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem, zal het Drechtstedenbestuur compenseren met een individuele voorziening ingevuld door Huishoudelijke ondersteuning. Normering De omvang en aard van de compensatie Huishoudelijke ondersteuning wordt afgestemd op de gezinssituatie en de medische of psychosociale situatie van de aanvrager. Uitgangspunt is de indicering op basis van Huishoudelijke ondersteuning. Huishoudelijke ondersteuning+ is aan de orde bij problemen met het voeren van de regie. Beide categorieën kunnen zowel tijdelijk als langdurig worden ingezet. Bij het bepalen van de omvang is een normering gehanteerd, die gerelateerd is aan het op basaal niveau functioneren van het huishouden dat geen overheidsvoorzieningen nodig heeft. Ten slotte wordt voor het bepalen van de omvang van de te verstrekken Huishoudelijke ondersteuning rekening gehouden met de levering van gebruikelijke ondersteuning. Het Protocol indicatiestelling Huishoudelijke ondersteuning Wmo Drechtsteden (april 2012) geeft nadere uitwerking bij de invulling van Huishoudelijke ondersteuning op het resultaat ‘beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding’. Voor het aanbieden van huishoudelijke ondersteuning heeft het Drechtstedenbestuur overeenkomsten gesloten met aanbieders. Vorm van de toekenning Huishoudelijke ondersteuning wordt door het Drechtstedenbestuur toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
12
Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Inleiding De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is primair een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er voor zorg dragen dat er op tijden dat zij beide werken, opvang voor de kinderen is. Dat kan worden ingevuld op de manier waarop zij dat willen (oppas, grootouders, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. Kan/kunnen de ouder(s) deze rol tijdelijk niet vervullen dan kan bij voltijds werkzaamheden maximaal 40 uur per week, aanvullend op de eigen mogelijkheden, worden geïndiceerd voor de duur van maximaal 3 maanden. De Wmo heeft in deze vooral een taak om tijdelijk in te springen, zodat ruimte ontstaat om een goede oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost, zodat gezocht kan worden naar een permanente oplossing. Afwegingskader Onder dit resultaat worden gerekend het thuis kunnen zorgen voor (jonge) kinderen die tot het gezin behoren: Zijn in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen, zoals crèche, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang? • Zijn er andere mogelijkheden, bij voorbeeld omdat in de omgeving wonende familie, vrienden en bekenden bereid zijn – deels – de kinderen te verzorgen? • Kan bijvoorbeeld ouderschaps-, calamiteiten- of zorgverlof worden opgenomen? • Is sprake van gebruikelijke ondersteuning? Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het Drechtstedenbestuur compenseren met een individuele voorziening ingevuld door Huishoudelijke ondersteuning+. Normering De omvang en aard van de compensatie Huishoudelijke ondersteuning wordt afgestemd op de gezinssituatie en de medische of psychosociale situatie van de aanvrager. Omdat het de zorg voor kinderen betreft, wordt Huishoudelijke ondersteuning+ geïndiceerd, die tijdelijk wordt ingezet, zodat een definitieve oplossing kan worden gevonden. Bij het bepalen van de omvang is een normering gehanteerd, die gerelateerd is aan het op basaal niveau functioneren van het huishouden dat geen overheidsvoorzieningen nodig heeft. Ten slotte wordt voor het bepalen van de omvang van de te verstrekken Huishoudelijke ondersteuning rekening gehouden met de levering van gebruikelijke ondersteuning. Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur (bij een voltijds werkweek). Bij deeltijdwerk wordt deze regel naar rato gehanteerd. Het Protocol indicatiestelling Huishoudelijke ondersteuning Wmo Drechtsteden (april 2012) geeft nadere uitwerking bij de invulling van Huishoudelijke ondersteuning+ op het resultaat ‘thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren’. Voor het aanbieden van huishoudelijke ondersteuning heeft het Drechtstedenbestuur overeenkomsten gesloten met aanbieders. Vorm van de toekenning Huishoudelijke ondersteuning wordt door het Drechtstedenbestuur toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij de toekenning stelt het Drechtstedenbestuur bij beschikking vast om welke tijdelijke periode tot een maximum van drie maanden het gaat en dat door belanghebbende gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
13
Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Inleiding Verplaatsing in en om de woning werd onder de Wvg aangeduid als: de rolstoel. Onder de Wvg werd met de rolstoel aanvankelijk bedoeld: de rolstoel die iemand nodig heeft voor dagelijks gebruik. Zo was het ook in de gemeentelijke verordeningen geformuleerd. Daarnaast werd een sportrolstoel als bovenwettelijke - voorziening verstrekt, over het algemeen in de vorm van een bedrag ineens. De rolstoel voor incidenteel gebruik, uiteindelijk onder de Wvg de meest verstrekte rolstoel, had eigenlijk geen plaats. Onder de Wmo is er een andere omschrijving. Het gaat nu om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat sluit de rolstoel voor incidenteel gebruik uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders. De sportrolstoel is evenmin bedoeld voor het zich verplaatsen in en om de woning. Deze past onder resultaat 8. Afwegingskader Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning: • Betreft het verplaatsingen die direct vanuit de woning worden gedaan? • Is belanghebbende voor het dagelijks verplaatsen aangewezen op een rolstoel? • Verblijft de belanghebbende niet in een AWBZ-instelling, die een rolstoel beschikbaar stelt? Als het bovenstaande van toepassing is en er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks gebruik, zal op basis van een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies door het Drechtstedenbestuur een programma van eisen worden opgesteld voor de beschikbaarstelling van een rolstoel. Normering Onder het begrip 'rolstoel' valt alleen een handbewogen of elektrische rolstoel en geen andere voorzieningen voor het verplaatsen binnenshuis, zoals een trippelstoel. Onder een handbewogen rolstoel kan ook een duwwandelwagen worden verstaan. Ook individuele aanpassingen, accessoires, onderhoud en reparatie aan rolstoelen en verzekering van rolstoelen vallen onder de rolstoelverstrekking voor zover zij noodzakelijk zijn. Het Drechtstedenbestuur verstrekt geen vergoeding voor het opladen van de accu van een elektrische rolstoel. Er zijn andere mogelijkheden om deze kosten gecompenseerd te krijgen, via de bijzondere bijstand of via de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Vaak zullen aanpassingen tegelijkertijd met de rolstoel worden gerealiseerd. Het kan echter ook voorkomen dat aanpassingen aan rolstoelen afzonderlijk van de rolstoel worden aangevraagd en worden verleend. Het Drechtstedenbestuur vergoedt de kosten van rolstoeltraining indien de (medisch) adviseur aangeeft dat hiervoor een noodzaak bestaat. Het Drechtstedenbestuur heeft met de rolstoelleveranciers afspraken gemaakt dat tijdens het leveren van een rolstoel duidelijke instructies worden gegeven en een serviceboekje wordt verstrekt. Vorm van de toekenning Een rolstoel kan door het Drechtstedenbestuur verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij verstrekking in natura vallen alle noodzakelijke kosten onder de verstrekking. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die in natura zou zijn verstrekt als uitgangspunt genomen bij het bepalen van het bedrag en rekening houdend met de afschrijftermijn. Het Drechtstedenbestuur heeft met de rolstoelleveranciers afspraken gemaakt over (ver-)huur van rolstoelen voor dagelijks gebruik in en om de woning.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
14
Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Inleiding Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal tot 25 kilometer rond het hoofdverblijf. Dit is het vervoersgebied. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. In afstand, maar ook in systematiek sluit het Drechtstedenbestuur zo veel mogelijk aan bij het bovenregionale vervoer. Het collectief vervoersysteem heeft prioriteit, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget kan worden beperkt. Hierbij zal altijd rekening worden gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende. Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als personen zonder beperkingen, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Ook is het aantal kilometers dat voor vergoeding in aanmerking komt, gemaximeerd op 2000 per kalenderjaar. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) is er geen noodzaak te compenseren, omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Afwegingskader Het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: • Op welke wijze verplaatst belanghebbende zich nu? • Kan de huidige wijze van lokaal vervoer worden voortgezet? • Bieden algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen voldoende oplossing voor het probleem? • Kan belanghebbende het op een andere manier zelf oplossen? Als belanghebbende het niet zelf kan oplossen, onderzoekt het Drechtstedenbestuur eerst of (de collectieve voorziening) collectief vraagafhankelijk vervoer oplossing biedt: • Waaruit bestaat de vervoersbehoefte van de belanghebbende? • Kan belanghebbende maximaal 800 meter lopen, waardoor openbaar vervoer niet bereikbaar is? • Als dit het geval is, moeten dan, al dan niet in aanvulling op het collectief vraagafhankelijke vervoer, andere vervoersvoorzieningen worden onderzocht (verplicht bij belanghebbenden met een loopafstand van maximaal 100 meter)? Bij de beoordeling of collectief vraagafhankelijk vervoer voldoende compenserend is, worden alleen de persoonskenmerken van de belanghebbende zelf meegenomen. Dit is ook zo als de belanghebbende een kind is en er meerdere kinderen in het gezin zijn. Indien collectief vraagafhankelijk vervoer voldoende compenserend is, wordt geen individuele voorziening verstrekt. In de beschikking wordt altijd goed onderbouwd dat collectief vraagafhankelijk vervoer voldoende compenserend is voor belanghebbende. Met de aanbieder(s) van het collectief vraagafhankelijk vervoer heeft het Drechtstedenbestuur afspraken gemaakt over het bijhouden en verrekenen van kilometers en kosten. De reiziger betaalt voor een rit dus altijd het aantal kilometers, dat hij reist vanaf zijn verblijfadres binnen het vervoersgebied. Bij collectief vervoer bestaat de mogelijkheid om onder begeleiding te reizen. Het komt voor dat een belanghebbende wel van het collectief vervoer gebruik kan maken, maar dat de aard en de ernst van zijn beperkingen zodanig is, dat adequaat gebruik van dit vervoer medisch gezien slechts mogelijk is wanneer de belanghebbende wordt begeleid. Belanghebbende krijgt dan de mogelijkheid om kosteloos een medisch begeleider mee te nemen.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
15
Medische begeleiding We verstaan onder medische begeleiding: hulp of begeleiding die tijdens de rit door de chauffeur niet kan worden geboden. Er moet sprake zijn van: 1. medische noodzaak van begeleiding onderweg De begeleider moet kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld bij een epilepsieaanval of een andere uiting die het gevolg is van de beperking. Bij deze groep is het noodzakelijk dat er iemand aanwezig is die kennis van zaken heeft en kan ingrijpen wanneer dat nodig is; 2. medische noodzaak waardoor er behoefte is aan toezicht onderweg De noodzaak van begeleiding tijdens de rit ligt vervat in het feit dat er een medische oorzaak is waardoor de belanghebbende de regie kwijt kan raken. In verband met bijvoorbeeld gedragsproblemen kan niet zonder toezicht worden gereisd, omdat extra aandacht is vereist van iemand met enig overwicht. Voorbeelden hiervan zijn psychogeriatrische ziektebeelden (bijvoorbeeld dementie) of mensen met gedragsstoornissen ten gevolge van hersenbeschadigingen. Als medische begeleiding is geïndiceerd, kan niet zonder begeleider worden gereisd. Daarom wordt ervan uitgegaan dat wanneer iemand daarom vraagt, dit ook echt noodzakelijk is. Een medisch noodzakelijke begeleider reist gratis. Indien de medische begeleider om de belanghebbende te begeleiden eerst naar het adres van belanghebbende moet reizen en na afloop weer terug, kan aanvullend een financiële tegemoetkoming worden verleend. De hoogte van deze vergoeding is geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 artikel 7.5. Sociale begeleiding Sinds 1 januari 2011 mag er in het collectief vraagafhankelijk vervoer één begeleider per pashouder mee. Met de aanbieder(s) van het vervoerssysteem heeft het Drechtstedenbestuur eveneens afspraken gemaakt over de voorwaarden en het bijhouden en verrekenen van kilometers en kosten waaronder deze begeleider mee kan. Indien collectief vraagafhankelijk vervoer niet of niet alleen voldoende compenserend is voor het oplossen van het probleem of er zijn andere redenen om af te wijken, zal het Drechtstedenbestuur compenseren met een individuele voorziening door middel van een bijdrage in de kosten van individueel vervoer, een autoaanpassing – in zeer incidentele gevallen - of een gesloten of open buitenwagen (scootmobiel). Normering Het Drechtstedenbestuur houdt bij het bepalen van de vervoersbehoefte rekening met de leeftijd van belanghebbende: • kinderen jonger dan 5 jaar hebben geen vervoersprobleem, omdat de ouders hen kunnen meenemen zonder dat een aparte voorziening hoeft te worden getroffen. Voor deze leeftijdsgroep lijken de vervoersproblemen, voor zover ze betrekking hebben op begeleiding of gesloten vervoer, niet zodanig afwijkend van de vervoersproblemen van leeftijdsgenoten dat er aanleiding is voor een individuele voorziening. Gevallen waarin deze regel onredelijk zou werken, worden individueel beoordeeld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij kinderen jonger dan 5 jaar die vanwege de speciale wandelwagen/rolstoel niet met het gebruikelijke gezinsvervoer mee kunnen; • kinderen van 5 tot en met 11 jaar hebben geen zelfstandige verplaatsingsbehoefte; deze worden bijna steeds bij het verplaatsen begeleid door de ouders. Toch kan er in deze categorie al sprake zijn van wezenlijke sociale contacten, zodat dan kan worden overwogen een vervoersvergoeding tot de helft van de norm (in kilometers) toe te kennen; • kinderen van 12 tot 15 jaar hebben een enigszins ontwikkelend verplaatsingsgedrag. Er kan zo nodig een vervoersvergoeding tot 3/4 van de norm (in kilometers) worden toegekend; • kinderen vanaf 15 jaar hebben net als volwassenen een zelfstandig verplaatsingsgedrag en worden dus op dezelfde wijze als volwassen belanghebbenden beoordeeld. Bij het bepalen welke individuele vervoersvoorziening voldoende compenserend is, wordt de verstrekking van andere voorzieningen mee beoordeeld en worden zo mogelijk aanvullende afspraken met de belanghebbende gemaakt. Als belanghebbende bijvoorbeeld de beschikking heeft over een scootmobiel, dan vervalt daarmee de noodzaak voor huishoudelijke ondersteuning voor het doen van boodschappen. Ook kan in dat geval het maximum aantal te vergoeden kilometers voor het collectief vraagafhankelijk vervoer worden verlaagd. fiets Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
16
Voor kinderen met een verplaatsingsbehoefte worden normale (kinder) driewielers als algemeen gebruikelijk beschouwd en komen niet voor vergoeding in aanmerking. Alle driewielfietsen in bijzondere uitvoering voor kinderen komen in principe wel voor vergoeding in aanmerking. Bijzondere fietsen worden toegekend voor zover deze medisch noodzakelijk zijn voor verplaatsingen in de zeer directe omgeving van de woning. Bijzondere fietsen worden verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. scootmobiel Het verstrekken van een scootmobiel in natura of in de vorm van een persoonsgeboden budget is aan de orde indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: • er is sprake van een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning in het kader van het leven van alledag. Bijvoorbeeld binnen een straal van twee tot drie kilometer met een scootmobiel zelf boodschappen kunnen doen, familie bezoeken, deelnemen aan hobby/vrijetijdsbesteding; • de belanghebbende is voornemens de scootmobiel regelmatig (minimaal 3 maal per week) te gaan gebruiken; • de belanghebbende beschikt over voldoende verkeersinzicht om op veilige en verantwoorde wijze zich met de scootmobiel in het dagelijkse verkeer te begeven. Dit dient tijdens de selectie van de scootmobiel te worden getoetst. Bij twijfel dienen vooraf (enkele) rijvaardigheidsproeven te worden gedaan alvorens de scootmobiel wordt verstrekt. aankoppelfiets/handbike Het verstrekken van een aankoppelfiets/handbike in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is aan de orde indien wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden: • er is sprake van volledige rolstoelgebondenheid en de belanghebbende is aangewezen op het gebruik van een (hand aangedreven) rolstoel; • er is een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning in het kader van het leven van alledag. Bijvoorbeeld binnen een straal van 1 tot 1,5 kilometer met een handbike zelf boodschappen kunnen doen, familie bezoeken, deelnemen aan hobby of andere vrijetijdsactiviteiten; • er is sprake van regelmatig (minimaal 3 maal per week) gebruik; • de belanghebbende beschikt over voldoende verkeersinzicht om op veilige en verantwoorde wijze zich met de handbike in het dagelijks verkeer te begeven. Dit dient tijdens de selectie van de handbike te worden getoetst. Bij twijfel kunnen vooraf (enkele) rijvaardigheidslessen worden gegeven alvorens de handbike wordt verstrekt. rolstoelscooter Het verstrekken van een rolstoelscooter (pendel) in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is alleen aan de orde indien uit het medisch advies blijkt dat dit noodzakelijk is en de goedkoopst compenserende voorziening. Daarnaast moet worden voldaan aan de voorwaarden die gelden voor een scootmobiel. Gelet hierop zal het in de praktijk slechts zeer zelden nodig zijn om een rolstoelscooter of een persoonsgebonden budget hiervoor te verstrekken. Andere oplossingen zullen veelal goedkoper zijn. gesloten buitenwagen Het verstrekken van een gesloten buitenwagen in natura of een persoonsgebonden budget daarvoor is alleen aan de orde indien uit het medisch advies blijkt dat dit noodzakelijk is en de goedkoopst compenserende voorziening. Gelet hierop zal het in de praktijk slechts zeer zelden nodig zijn om een gesloten buitenwagen of een persoonsgebonden budget hiervoor te verstrekken. Andere oplossingen zullen veelal goedkoper zijn.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
17
training Een belanghebbende kan voor een training voor het gebruik van een scootmobiel, een aankoppelfiets/handbike, een rolstoelscooter of een gesloten buitenwagen in aanmerking komen, indien hij zonder deze voorziening onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening verleende individuele vervoersvoorziening. De training bestaat uit maximaal 5 lessen en wordt afgesloten met een rijvaardigheidstest. De training voor het gebruik wordt verstrekt via één van de gecontracteerde leveranciers of in de vorm van een persoonsgebonden budget. De rijvaardigheidstest wordt afgenomen door de leverancier en/of een allround Wmo consulent. Pas nadat de rijvaardigheidstest voldoende is afgelegd, volgt verstrekking van de voorziening. Het Drechtstedenbestuur heeft voor de individuele vervoersvoorzieningen, die in natura worden verstrekt bruikleenovereenkomsten gesloten met leveranciers, inclusief alle noodzakelijke kosten van onderhoud, keuring, reparatie en verzekering. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de individuele vervoersvoorziening, die in natura zou zijn verstrekt, als uitgangspunt genomen bij het bepalen van het bedrag en rekening houdend met de afschrijftermijn. individuele vervoersvoorziening De financiële tegemoetkoming in de kosten van een eigen of bruikleen auto of van een taxi of rolstoeltaxi dienen ter dekking van de werkelijke kosten tot een vastgesteld maximum per jaar. Het eigen aandeel van de financiële tegemoetkoming voor de individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de eigen bijdrage bij een persoonsgebonden budget voor vervoer. Alleen indien een belanghebbende medisch is geïndiceerd voor een rolstoeltaxi geldt het eigen aandeel niet. autoaanpassing Een autoaanpassing is alleen aan de orde indien dit noodzakelijk is en de goedkoopst compenserende voorziening. Gelet hierop zal het in de praktijk slechts in incidentele gevallen nodig zijn om een auto aan te passen of hiervoor een persoonsgebonden budget te verstrekken. Andere oplossingen zullen veelal goedkoper zijn. Voor onderhoud, reparatie en verzekering van autoaanpassingen wordt een overeenkomst ‘op maat’ gesloten. Overige kosten, zoals kosten voor het opladen van een accu, rijlessen, een autoverzekering, een gehandicaptenparkeerkaart of een gehandicaptenparkeerplaats, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Vorm van de toekenning Een individuele vervoersvoorziening wordt door het Drechtstedenbestuur toegekend in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de belanghebbende als voorziening in natura zou ontvangen voor het Drechtstedenbestuur uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag. De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor individuele vervoersvoorzieningen zijn geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 artikel 7.1, 7.2, 7.3 en 7.4.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
18
Resultaat 8: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten Inleiding Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in andere te bereiken resultaten, zoals het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Afwegingskader Het gaat om het kunnen hebben van contacten en deelname aan recreatieve en maatschappelijke activiteiten: • Wat is de behoefte van de belanghebbende? • Zijn er andere, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen beschikbaar? • Kan iemand uit het netwerk van de belanghebbende bijdragen aan de oplossing van het probleem? Als al het voorafgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het Drechtstedenbestuur compenseren met een individuele voorziening. De individuele voorzieningen, die onder dit resultaat aan de orde kunnen zijn, zijn de verstrekking van een sportrolstoel en het bezoekbaar of logeerbaar maken van één woning voor een belanghebbende die in een AWBZinstelling verblijft. Normering Het Drechtstedenbestuur verstrekt een sportrolstoel indien is voldaan aan de volgende voorwaarden: • de belanghebbende beoefent aantoonbaar, blijkend uit het lidmaatschap van een sportvereniging, een bepaalde sport; • de belanghebbende is zonder sportrolstoel niet in staat tot uitoefening van die sport; • er zijn geen algemene weigeringsgronden aanwezig. Indien de belanghebbende in een AWBZ-instelling verblijft, kan het Drechtstedenbestuur bijdragen aan het bezoekbaar maken van één woning. Onder het bezoekbaar maken van een woning wordt verstaan dat de belanghebbende, de woonkamer en een toilet van die woning kan bereiken en gebruiken. De plaats van de woning bepaalt in welke gemeente de aanvraag dient te gebeuren. In aanvulling op het bezoekbaar maken van een woning kunnen voor een gehandicapt kind tot 18 jaar, dat in het weekeinde en/of de gebruikelijke schoolvakanties thuis verblijft, tevens de slaapverdieping en de natte cel bezoekbaar en bruikbaar (logeerbaar) worden gemaakt. Vorm van de toekenning Een sportrolstoel wordt uitsluitend in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel is geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 artikel 9. Het Drechtstedenbestuur kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het bezoekbaar maken van een woning. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning is geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 artikel 4.4. Het Drechtstedenbestuur verklaart de voorwaarden van resultaatgebied 2 ‘wonen in een geschikt huis’ van toepassing op het logeerbaar maken van een woning.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
19
HOOFDSTUK 3. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL Inleiding Artikel 6 van de Wmo bepaalt in lid 1 het volgende: “Het College van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.” Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het resultaat: het compenseren van problemen die een belanghebbende ondervindt als gevolg van een beperking door een individuele voorziening, te bereiken. De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt, die hij of zij kant en klaar krijgt. En met de voorziening die betrokkene in natura krijgt moet het probleem voldoende gecompenseerd zijn. De tweede mogelijkheid is de in artikel 6 Wmo verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget. De derde mogelijkheid van verstrekking is de financiële tegemoetkoming, zo blijkt uit artikel 7, lid 2 Wmo: ‘Een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte wordt verleend aan de eigenaar van de woonruimte. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing’. Als het gaat om bouwkundige woonvoorzieningen verstrekt de gemeente een financiële tegemoetkoming aan de eigenaar van de woning, als de eigenaar niet de belanghebbende is en de voorziening niet in natura wordt verstrekt. Het Drechtstedenbestuur weigert een voorziening indien de aanvraag een financiële tegemoetkoming in, of een persoonsgebonden budget voor kosten betreft, die de belanghebbende voor de datum van het besluit naar aanleiding van die aanvraag heeft gemaakt, tenzij het Drechtstedenbestuur schriftelijk toestemming heeft verleend voor het maken van de kosten. Als de belanghebbende jonger is dan 18 jaar, wordt van de ouders vooralsnog geen eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd. Afwegingskader De voorziening in natura en de eigen bijdrage Een voorziening in natura wordt door het Drechtstedenbestuur bij beschikking verstrekt. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt. Bij een voorziening in natura wordt, met uitzondering van een (sport-)rolstoel een eigen bijdrage gevraagd. Deze wordt in de beschikking aangekondigd, omdat berekening en inning zal plaatsvinden door het CAK. Het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag bedoeld om zelf individuele voorzieningen mee aan te schaffen of te betalen. Het Drechtstedenbestuur bepaalt of een persoonsgebonden budget wordt toegekend. Indien voor een individuele voorziening verstrekking mogelijk is door middel van een persoonsgebonden budget, wordt deze niet verstrekt als financiële tegemoetkoming. Ook niet als het persoonsgebonden budget door overwegende bezwaren feitelijk niet beschikbaar is voor belanghebbende. Het Drechtstedenbestuur heeft haar overwegende bezwaren en verantwoording vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning artikel 1: 1.1. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
20
persoonsgebonden budget. Hiervan is sprake: a. bij verslaving of problemen van psychische aard; b. als bij schulden beslaglegging op het persoonsgebonden budget dreigt; c. als overigens mag worden verwacht dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed waarvoor het is bedoeld; 1.2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats als op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is; 1.3. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats ter vervanging van een voorziening in natura waarvan de afschrijftermijn nog niet is verstreken; 1.4. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien bekend is dat belanghebbende op een zodanige termijn gaat verhuizen dat de afschrijftermijn ten tijde daarvan nog niet zal zijn verstreken; 1.5. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats als daardoor de instandhouding van de algemene of collectieve voorziening in gevaar komt; 1.6. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het Drechtstedenbestuur vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de omvang van de steekproef aan de hand van een risico inschatting wordt bepaald; 1.7. De budgethouder voert hiertoe een deugdelijke administratie. Normering Het Drechtstedenbestuur bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning en persoonsgebonden budget voor de aanschaf van voorzieningen. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid benodigde tijd, uitgedrukt in uren of delen daarvan, naar boven afgerond per 15 minuten. Na een wetswijziging die sinds 1 januari 2010 van kracht is, zijn er voor het persoonsgebonden budget als het gaat om huishoudelijke ondersteuning twee mogelijkheden om dit in te vullen. Het persoonsgebonden budget voor de voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de kosten van de voorziening in natura. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening te verwerven en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren. De hoogte wordt bepaald door het vergelijken van offertes voor levering in natura. Eventuele kortingen bij levering in natura en/of levering uit depot, bij roerende woonvoorzieningen, worden doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Over het algemeen wordt er van uitgegaan dat ook met een persoonsgebonden budget een voorziening uit depot of met korting kan worden aangeschaft. Is dat niet het geval dan wordt beoordeeld of het volledige bedrag moet worden vergoed, omdat anders het te bereiken resultaat niet wordt gerealiseerd. Bij beschikking maakt het Drechtstedenbestuur zijn besluit aan de belanghebbende bekend. In deze beschikking vermeldt het Drechtstedenbestuur wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget is bedoeld. Om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Indien een voorziening wordt aangeschaft, die niet aan dat programma van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. Het Drechtstedenbestuur kondigt in de beschikking aan dat een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd kan zijn. Vaststelling van de hoogte en inning gebeuren door het CAK. Zodra de beschikking door het Drechtstedenbestuur is verzonden, wordt het persoonsgebonden budget beschikbaar gesteld. Betaling volgt zo veel mogelijk na levering van de voorziening en nadat is vastgesteld dat de voorziening aan de daaraan gestelde eisen voldoet. Betaling vindt zo veel mogelijk rechtstreeks plaats aan de leverancier van de voorziening. Alleen indien dit leidt tot praktische bezwaren wordt van deze aanpak afgeweken. De controle van het persoonsgebonden budget vindt als volgt plaats. Iedere budgethouder dient een deugdelijke administratie te voeren en ten minste de volgende stukken te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. Via steekproefsgewijze controle, waarbij de omvang van de steekproef wordt bepaald aan de hand van risico inschatting, bepaalt het Drechtstedenbestuur bij welke budgethouders deze stukken worden opgevraagd om te controleren of Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
21
het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt. Dit wordt vastgelegd in de beschikking. 3. De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel Het Drechtstedenbestuur kent alleen een financiële tegemoetkoming toe voor die individuele voorzieningen waarvoor geen persoonsgebonden budget kan worden verstrekt. Met andere woorden: indien voor een individuele voorziening een persoonsgebonden budget kan worden verstrekt, kent het Drechtstedenbestuur geen financiële tegemoetkoming toe. Tegen toekenning van een financiële tegemoetkoming kunnen vergelijkbare bezwaren van toepassing zijn als tegen verstrekking van een persoonsgebonden budget. Normering Het aantal mogelijkheden voor een financiële tegemoetkoming is beperkt: • het betreft een gemaximeerde bijdrage in de werkelijke kosten van vervoer, op declaratiebasis; • het betreft een bouwkundige woonvoorziening in een woning, waarvan belanghebbende, of zijn echtgenoot of geregistreerd partner, niet de eigenaar is. Hierop zijn overigens alle bepalingen voor ‘wonen in een geschikt huis’ van toepassing met dien verstande dat belanghebbende een eigen aandeel in de kosten verschuldigd kan zijn; • het betreft een autoaanpassing waarvan belanghebbende niet de eigenaar is. Hierop zijn overigens alle bepalingen voor ‘lokaal verplaatsen per vervoermiddel’ van toepassing met dien verstande dat belanghebbende een eigen aandeel in de kosten verschuldigd kan zijn; • het betreft een financiële tegemoetkoming om een oplossing te helpen realiseren, zoals een vergoeding voor verhuizing en herinrichting. De beschikking waarin een financiële tegemoetkoming wordt toegekend, bevat voorwaarden over de besteding van de financiële tegemoetkoming. Dit kan onder aftrek van een zogenaamd eigen aandeel. Het eigen aandeel wordt conform de eigen bijdrage toegepast voor de vervoersvoorziening, de bouwkundige woonvoorziening en de autoaanpassing. Samen met dit eigen aandeel zal een financiële tegemoetkoming kostendekkend zijn, tenzij er nog een algemeen gebruikelijk deel in het bedrag zit. Dat kan in mindering worden gebracht, ook naast een eigen aandeel. Een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten is alleen aan de orde indien de belanghebbende aannemelijk maakt, dat verhuizing naar een aangepaste woning zonder een dergelijke vergoeding niet mogelijk is, waardoor de oplossing ‘wonen in een geschikt huis’ niet wordt bereikt. Omdat het Drechtstedenbestuur geen inzage heeft in inkomens en vermogenspositie van de belanghebbende kan, zeker bij meerdere individuele voorzieningen, ten onrechte sprake zijn van cumulatie van bijdragen. Zeker indien dit aan de orde zou kunnen zijn, treedt het Drechtstedenbestuur in overleg met belanghebbende en CAK om te komen tot een juiste bepaling van de hoogten van de bijdrage(n). Het Drechtstedenbestuur onderzoekt de mogelijkheid inning van het eigen aandeel eveneens door het CAK te laten plaatsvinden. Beschikbaarstelling, betaling en controle van de financiële tegemoetkoming vinden op dezelfde wijze plaats als bij het persoonsgebonden budget.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
22
HOOFDSTUK 4. ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING; BEËINDIGING, INTREKKING EN TERUGVORDERING Onderzoek, advies en besluitvorming Hoewel het Drechtstedenbestuur in veel gevallen zelf kan beoordelen of er recht op een aangevraagde voorziening bestaat, is het in bepaalde situaties belangrijk deskundigenadvies in te roepen, bijvoorbeeld van een onafhankelijk sociaal medisch adviseur of van een andere deskundige. Artikel 25 van de Verordening biedt de basis voor een zorgvuldig onderzoek om te bepalen of er al dan niet sprake is van een medische noodzaak. Uit de jurisprudentie blijkt dat indien een belanghebbende geen medewerking verleent, bijvoorbeeld door geen gegevens te verstrekken en/of zich te laten onderzoeken, de aanvraag mag worden afgewezen op grond van de onmogelijkheid voldoende onderzoek te doen, mits het inderdaad zo is dat zonder dit onderzoek de medische noodzaak niet is vast te stellen. Er zal dus altijd beoordeeld moeten worden of op een andere wijze de medische noodzaak kan worden vastgesteld. Het Drechtstedenbestuur is bevoegd om zich te laten adviseren door een daartoe aangewezen instantie en kan dit doen als: • De belanghebbende nog niet bekend is en hij een aanvraag indient waarmee substantiële kosten zijn gemoeid. • Te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen. Zonder een medisch advies is in deze situatie het besluit onvoldoende gemotiveerd. • Als het Drechtstedenbestuur aanleiding ziet om medisch advies te vragen. Het Drechtstedenbestuur beoordeelt vervolgens het medisch advies en besluit tot (gedeeltelijke) toekenning of afwijzing van de aangevraagde compensatie of voorziening. Het besluit op de aanvraag wordt aan de belanghebbende medegedeeld in de beschikking. Belanghebbende kan om een toelichting of heroverweging vragen. In de beschikking is opgenomen dat binnen 6 weken bezwaar kan worden aangetekend (artikel 7, lid 1 Awb) en dat deze termijn gaat lopen één dag na dagtekening van de beschikking, die per post aan de belanghebbende wordt gezonden. Het Drechtstedenbestuur maakt geen gebruik van mediation; na behandeling van een bezwaar, staat beroep open bij de rechtbank, sector bestuursrecht. Beëindiging, intrekking en terugvordering In de volgende situaties beëindigt de Drechtstedenbestuur een voorziening: • Degene die de verstrekking ontvangt, is overleden. • Degene die de verstrekking ontvangt, behoort niet langer tot de doelgroep van de Wmo (bijvoorbeeld na een revalidatie is niet langer sprake van een beperking). • Degene die de verstrekking ontvangt, verhuist naar een andere gemeente. • Degene die de verstrekking ontvangt, kan een beroep doen op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling (bijvoorbeeld een rolstoel op grond van de AWBZ in verband met verhuizing naar een AWBZ-instelling). Bij voorzieningen die naar hun aard beëindigd kunnen worden, zoals voorzieningen, die in bruikleen zijn verstrekt, huishoudelijke ondersteuning in natura, een pasje voor collectief vraagafhankelijk vervoer en een vervoerskostenvergoeding, wordt beëindigd en is de dienstverlening daarmee afgerond. In artikel 27 van de Verordening is bepaald dat een besluit, genomen op grond van deze verordening, in bepaalde gevallen geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken. In artikel 28 is bepaald dat in bepaalde gevallen – na intrekking – terugvordering aan de orde kan zijn. In alle gevallen waarin terugvordering kan plaatsvinden, zal het Drechtstedenbestuur de resterende bedragen op basis van de afschrijftermijnen terugvorderen. In de praktijk is dit vooral van toepassing bij verstrekkingen in de vorm van persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkomingen en voorzieningen waarvan de afschrijftermijn nog niet is verstreken.
Handboek Beleidsregels Wmo
definitief concept
17 september 2012
23
BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING DRECHTSTEDEN Het Drechtstedenbestuur; gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning d.d. 4 december 2012; gelet op artikel 5, 6, 7, 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 19, 22 lid 2 en 24 lid 2, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden, BESLUIT: HET NAVOLGENDE Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget. Artikel 1. Overwegende bezwaren en verantwoording. 1.1. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Hiervan is sprake: a. bij verslaving of problemen van psychische aard; b. als bij schulden beslaglegging op het persoonsgebonden budget dreigt; c. als overigens mag worden verwacht dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed waarvoor het is bedoeld; 1.2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats als op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is; 1.3. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats ter vervanging van een voorziening in natura waarvan de afschrijftermijn nog niet is verstreken; 1.4. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien bekend is dat belanghebbende op een zodanige termijn gaat verhuizen dat de afschrijftermijn ten tijde daarvan nog niet zal zijn verstreken; 1.5. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats als daardoor de instandhouding van de algemene of collectieve voorziening in gevaar komt; 1.6. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het Drechtstedenbestuur vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de omvang van de steekproef aan de hand van een risico inschatting wordt bepaald; 1.7. De budgethouder voert hiertoe een deugdelijke administratie. Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage en eigen aandeel. Artikel 2. Omvang en duur van de eigen bijdrage en het eigen aandeel. 2.1. De in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006 genoemde bepalingen in de artikelen 4.1 lid 1, lid 3 tot en met 6, en 4.2 tot en met 4.5 zijn van toepassing, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2.2. Waar een eigen aandeel van toepassing is, wordt dit op dezelfde wijze toegepast als de eigen bijdrage.
1
Hoofdstuk 3. Huishoudelijke ondersteuning. Artikel 3. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning 3.1. Een persoonsgebonden budget voor huishoudelijk ondersteuning wordt vastgesteld op basis van een indicatie voor ‘Huishoudelijke ondersteuning’ of ‘Huishoudelijke ondersteuning+’. 3.2. De omvang van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in uren per week. 3.3. Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor ‘Huishoudelijke ondersteuning’ bedraagt € 14,92 per uur, en voor ´Huishoudelijke ondersteuning +’ € 18,28 per uur. Hoofdstuk 4. Woningaanpassing Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming wonen in een geschikt huis 4.1. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor verhuis- en herinrichtingskosten binnen de Drechtsteden bedraagt maximaal € 2.620. 4.2. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor verhuis- en herinrichtingskosten buiten de Drechtsteden bedraagt maximaal € 3.931. 4.3. Het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming voor wonen in een geschikt huis, als genoemd in artikel 10 van de Verordening, is maximaal het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening bij verstrekking in natura; 4.4. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte bedraagt maximaal € 2.540. 4.5. Alle op basis van dit artikel toegekende bedragen worden lineair afgeschreven gedurende 10 jaar. Hoofdstuk 5. Vervoersvoorziening Artikel 5. Financiële tegemoetkoming aanpassing vervoermiddel 5.1. De financiële tegemoetkoming voor aanpassingen aan het eigen of meest geëigende vervoermiddel is maximaal het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening bij verstrekking in natura; 5.2. Het op basis van dit artikel toegekende bedrag wordt lineair afgeschreven gedurende 3 jaar. Artikel 6. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming vervoersvoorziening De hoogte van het bedrag voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, zoals die door het Drechtstedenbestuur aan de leverancier wordt betaald. Artikel 7. Bedragen vervoersvoorzieningen 7.1. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleen auto bedraagt maximaal € 762. 7.2. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 944. 7.3. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.260. 7.4. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 1.870. 7.5. De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor de medisch noodzakelijke begeleiding in het collectief vervoer bedraagt maximaal € 215.
2
Hoofdstuk 6. Rolstoel. Artikel 8. Persoonsgebonden budget rolstoel 8.1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel inclusief individuele aanpassingen wordt vastgesteld op basis van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, zoals die door het Drechtstedenbestuur aan de leverancier wordt betaald. 8.2. Het op basis van dit artikel toegekende bedrag wordt lineair afgeschreven gedurende 5 jaar. Artikel 9. Sportrolstoel 9.1. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 2.540 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel; 9.2. Het op basis van dit artikel toegekende bedrag worden lineair afgeschreven gedurende 3 jaar. Hoofdstuk 7. Slotbepalingen. Artikel 10. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden 2013 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Aldus vastgesteld in de vergadering van de het Drechtstedenbestuur van 20 december 2012.
J.H. de Baas secretaris
drs. A.A.M. Brok voorzitter
3
Bijlage S4
VOORSTEL DECHTRAAD Carrousel Sociaal 6 november 2012 DRECHTRAAD 4 december 2012 Datum 13-09-2012
Steller P. van der Meijden
Doorkiesnummer 7023
E-mail
[email protected]
Onderwerp
Basistarieven huishoudelijke ondersteuning Wmo Voorstel Vaststellen van de basistarieven voor huishoudelijke ondersteuning in de Wmo op basis van resultaatfinanciering per 1 januari 2013: huishoudelijke ondersteuning (HO) € 179,72 per vier weken en huishoudelijke ondersteuning plus (HO+) € 311,16 per vier weken. Behandeladvies Drechtraad-Carrousel: opiniërend. Bevoegdheid Drechtraad (art. 6 of 7 GrD). Samenvatting Met ingang van 1 januari 2013 wil de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) starten met een gewijzigde aanpak van huishoudelijke ondersteuning in de Wmo. Deze aanpak geeft invulling aan de andere manier van denken en doen in de Wmo, “de Kanteling” genoemd. In dit kader is de SDD het, via een ‘bestuurlijke aanbesteding’, eens met alle1 huidige zorgaanbieders over een uitvoeringsmodel op basis van “resultaatfinanciering”, en de basistarieven voor huishoudelijke ondersteuning. Met dit model kan de huishoudelijke ondersteuning budgettair neutraal uitgevoerd worden en de geldende kwaliteitsnormen worden behouden. Toelichting op het voorstel In samenwerking tussen VNG en Chronisch zieken en Gehandicapten Raad en gezamenlijke Ouderenbonden is landelijk de “Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”. Ook in de Drechtsteden is dit onderwerp opgepakt in het “Plan van aanpak “Kanteling Wmo (2011)”. Daarin is o.a. afgesproken dat het beleids- en juridisch kader aangepast zou worden. De Drechtraad (carrousel) heeft in maart en mei van dit jaar ook ruim aandacht aan de “Kanteling” in de Wmo besteed. In dit kader wordt de Drechtraad eind 2012 gevraagd een nieuwe Wmo-verordening vast te stellen, die per 1 januari 2013 van kracht moet worden. Bij “de Kanteling” staat in eerste instantie de ‘eigen kracht’ van burgers centraal. In een open gesprek wordt samen met de burger, een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met eigen mogelijkheden, mogelijkheden vanuit het persoonlijke netwerk, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten individuele voorzieningen nodig zijn en volgt eventueel een aanvraag. Onderdeel van dit proces is dat de SDD in 2013 wil starten met een gewijzigde aanpak van huishoudelijke ondersteuning. In verband hiermee heeft het Drechtstedenbestuur op 9 februari 2012 besloten akkoord te gaan met verlenging van het contract met de huidige zorgaanbieders tot 1 januari 2013 en uitwerking van het ‘resultaatmodel huishoudelijke ondersteuning’. Vervolgens is dit besluit en bijbehorende notitie, waarin een en ander wordt uitgelegd, in de carrousel van de Drechtraad op 6 maart behandeld. Er was toen nog sprake van een pilot resultaatmodel in 2012. 1
Twee kleine (vertegenwoordigen 0,8 % van klantvolume) van achttien aanbieders hebben gekozen om niet mee te doen.
pagina 2
Nadien bleek dat in geval van een pilot de beoogde invoeringsdatum per 1 januari 2013 niet gehaald zou kunnen worden. Daarom is de SDD meteen met de huidige aanbieders over de mogelijkheden van een resultaatmodel aan de slag gegaan. Behalve een inhoudelijke wijziging is er ook een financiële noodzaak voor een andere aanpak. Vanaf 2011 ontvangt de SDD namelijk vanuit het Rijk € 2,2 miljoen minder voor huishoudelijke ondersteuning op een totaalbudget van € 21,1 miljoen. Door diverse maatregelen heeft de SDD het tekort op het budget in 2011 kunnen beperken tot € 1,1 miljoen. Als echter wordt doorgegaan met het huidige systeem zou het tekort in de komende jaren fors oplopen, mede vanwege de toenemende ‘vergrijzing’ en ‘extramuralisering’. De grootste kostenpost per nieuwe aanbesteding oude stijl zou zijn dat: a. Het tarief voor in elk geval HH1 (fors) omhoog zou gaan (indicatie minimaal € 21 - € 22 per uur; samen met een beperkte verhoging van het uurtarief voor HH2 gaat het om een bedrag van € 2 à 2,5 miljoen euro per jaar). b. Het risico van een toenemend benuttingpercentage zou blijven bestaan (de indicatie wordt nu niet voor 100% benut, benutting bedraagt gemiddeld 85% vanwege bijv. ziekte, vakantie; een hogere benutting betekent meer kosten). In een ‘bestuurlijke’ aanbesteding heeft de SDD samen met de huidige aanbieders, vanaf april 2012, een gewijzigde aanpak uitgewerkt. De basisgedachte van de gewijzigde aanpak is om niet langer uren ondersteuning in te kopen maar ‘het resultaat’. Dit in tegenstelling tot de huidige aanpak waarbij ondersteuning geboden wordt op basis van geïndiceerde uren. De toegang tot huishoudelijke ondersteuning blijft lopen via indicatiestelling door de SDD. De SDD indiceert, maar wijst geen vast aantal uren ondersteuning meer toe aan een burger, maar indiceert eenvoudige ondersteuning (HO) of ondersteuning bij de organisatie van het huishouden (HO+). Bij HO is het resultaat bijvoorbeeld “een schoon en leefbaar huis”. Aanbieders worden gevraagd burgers te compenseren bij het bereiken van het resultaat. De aanbieder krijgt per cliënt een vast tarief (o.a. gebaseerd op de gemiddelde kostprijs voor aanbieders) en maakt een afspraak met de cliënt over het resultaat. Zij leggen de afspraken hierover voorafgaand aan de start van de dienstverlening schriftelijk vast in een ondersteuningsplan, zodat hier verder geen onduidelijkheid over kan bestaan. Hoe (en met name hoe snel) dit resultaat vervolgens wordt gerealiseerd is verder aan de aanbieder. Hier gaat het om maatwerk, afhankelijk van de situatie van de cliënt en van de woning. Met dit model huishoudelijke ondersteuning op basis van resultaatfinanciering, heeft de Drechtsteden voor de komende jaren een sluitend financieringsmodel, d.w.z. naar de inzichten en regelingen van nu wordt uitgekomen met het Rijksbudget dat beschikbaar is voor de gezamenlijke Drechtsteden. Per gemeente kan dit overigens verschillen: er zijn voor- en nadeelgemeenten. In de nieuwe overeenkomst worden uitsluitend aanbieders toegelaten die beschikken over een voor de branche geldend kwaliteitsborgingcertificaat. Voor het volgen en meten van de kwaliteit wordt in het contract aangesloten bij de bestaande kwaliteitssystemen voor huishoudelijke ondersteuning (bijv. CQ-index). In het contract zijn de kwaliteitseisen in een bijlage, de zogenoemde Service Level Agreement, opgenomen. Daarnaast controleert de SDD of de afspraken in het ondersteuningsplan nagekomen worden. Verder zijn klantgerichte voorwaarden, zoals keuzevrijheid en de mogelijkheid om naar een andere aanbieder over te stappen, behouden. Het contract maakt het ook mogelijk dat nieuwe aanbieders, die voldoen aan de voorwaarden en kwaliteitseisen, in 2013 kunnen toetreden en een contract krijgen. Met de aanbieders is een langlopende overeenkomst van 8 jaar overeengekomen. Partijen kunnen gedurende de looptijd voorstellen doen tot wijziging van de overeenkomst en onder voorbehoud van wetswijzigingen. Voordeel voor de aanbieders is dat zij langdurig een marktaandeel kunnen houden in de Drechtsteden door optimaliseren van hun bedrijfsvoering en efficiënter werken. Voor klanten is het prettig dat zij bij hun huidige aanbieder kunnen blijven. De keuzevrijheid blijft dus bestaan. Over de vaste tarieven voor HO en HO+ is in de aanbesteding ook overeenstemming bereikt. Deze basistarieven zijn in overleg met de aanbieders bepaald op basis van reële kostprijzen, met inachtneming van de geldende CAO voor hun personeel, en zijn overeengekomen voor de duur van twee jaar. Hiermee wordt voldaan aan de onlangs vastgestelde wijziging van de Wmo ter invoering van basistarieven, die per 1 augustus 2012 van kracht geworden is. Het vaststellen van de basistarieven is een verplichting voor de Drechtraad. De Drechtraad wordt gevraagd de overeengekomen basistarieven vast te stellen.
pagina 3
De gewijzigde aanpak van huishoudelijke ondersteuning sluit naadloos aan bij de uitgangspunten van de ‘Kanteling’. Voordat de SDD start met de gewijzigde aanpak zullen de verordening en de basistarieven voor de uitvoering echter door de Drechtraad vastgesteld moeten zijn. Het plan is om de aanpak per 1 januari 2013 gefaseerd in te voeren. Voor nieuwe cliënten past de SDD meteen het nieuwe model toe. De dienstverlening aan de huidige klanten wordt op dezelfde wijze voortgezet tot dat zij een nieuwe indicatie krijgen voor HO of HO+. Deze herbeoordeling zal voor alle klanten in 2013, gefaseerd plaatsvinden. Aanleiding Zie toelichting. Beoogd resultaat Met dit gewijzigde uitvoeringsmodel wordt inhoud gegeven aan de “Kanteling” in de Wmo, en wordt bereikt dat de huishoudelijke ondersteuning op Drechtstedenniveau budgettair neutraal wordt uitgevoerd. Argumenten De gewijzigde aanpak is: 1.1 Kantelingsproof Wijziging van de aanpak past bij de ‘kanteling’ in de Wmo. Vrijwel alle Drechtsteden gemeenten hebben in hun meerjarige beleidsplannen de uitgangspunten van de ‘Kanteling’ als richtsnoer gekozen voor toekomstig beleid. 1.2 Efficiënter De gewijzigde aanpak is efficiënter. Op basis van de huidige levering van het aantal geïndiceerde uren is er voor aanbieders geen prikkel om efficiënt te werken. In de gewijzigde aanpak telt het resultaat, waardoor in de praktijk vaak minder uren nodig zijn. 1.3 Toekomstbestendig Doorgaan met het huidige model, ondersteuning op basis van geïndiceerde uren, stuit op met name financiële grenzen, vanwege de kortingen op het Rijksbudget én hogere tarieven bij een nieuwe aanbesteding oude stijl. Een gewijzigde aanpak op basis van resultaat maakt het mogelijk dat huishoudelijke ondersteuning in de toekomst betaalbaar blijft. Het biedt de mogelijkheid om budgettair neutraal te werken, m.a.w. uit te komen met het Rijksbudget. Bovendien geldt dat de gewijzigde aanpak tot stand is gekomen in coproductie met de huidige aanbieders, die een soepele overgang naar een andere aanpak mogelijk maakt. Kanttekeningen Weerstand bij klanten Wijziging en verandering van aanpak zal bij sommige klanten mogelijk weerstand oproepen vanwege het resultaatgerichte karakter van de ondersteuning: er zal minder tijd beseteed worden aan persoonlijk contact met de klant (koffie drinken, etc.). Wanneer in het gesprek met de cliënt behoefte blijkt aan (meer) persoonlijke contacten, zal met de cliënt besproken worden of aan de daarvoor benodigde randvoorwaarden (voorzieningen met name op het gebied van vervoer) is voldaan. De aanpak van sociaal isolement zelf is verbonden aan prestatieveld 1. Aan de gemeenten wordt geadviseerd de inhoudelijke koppeling van prestatieveld 6 met prestatieveld 1 (lokale bevoegdheid) verder te ontwikkelen en zo mogelijk te operationaliseren. Hierbij moet aangetekend worden dat de taak van de overheid in deze beperkt is. 1.2 Toekomst onzeker Het is sowieso de vraag of huishoudelijke ondersteuning als individuele voorziening in de toekomst blijft bestaan; in de landelijke politiek en op ambtelijk rijksniveau2 wordt al gedacht aan het schrappen van huishoudelijke ondersteuning uit de Wmo. 1.1
Consequenties Financiële consequenties Essentieel is dat de SDD met het model ‘resultaatfinanciering’ budgettair neutraal kan werken, m.a.w. kan uitkomen met het budget voor huishoudelijke ondersteuning dat de Drechtsteden gezamenlijk van het Rijk ontvangen. Per gemeente kan dit overigens verschillen: er zijn voor- en nadeelgemeenten. In 2013 zal eenmalig tijdelijk extra personeel ingehuurd moeten worden voor het omzetten van ‘oude’ in ‘nieuwe’ indicaties. De dekking van de kosten is reeds verwerkt en vermeld in de geactualiseerde begroting 2013. Personele en organisatorische consequenties 2
“Naar beter betaalbare zorg”, rapport van Taskforce beheersing zorguitgaven
pagina 4
Het starten met de gewijzigde aanpak betekent dat de SDD alle ‘oude’ indicaties in de loop van 2013 moeten omzetten in ‘nieuwe’. Het zal nodig zijn om hiervoor tijdelijk extra personeel in te huren. De Wmo-consulenten zijn geschoold en getraind in ‘de Kanteling’ om met de gewijzigde aanpak te werken. Alle organisatorische gevolgen zijn in een implementatieplan uitgewerkt. Juridische consequenties Om met de nieuwe aanpak in 2013 te kunnen starten is het nodig dat de ‘gekantelde’ Wmo verordening eind 2012 door de Drechtraad vastgesteld wordt. Deze biedt het juridisch kader waarop de gewijzigde aanpak gebaseerd is. Klanten kunnen echter vinden dat ze met de gewijzigde aanpak onvoldoende gecompenseerd worden bij het voeren van hun huishouden. Dit kan in de praktijk mogelijk leiden tot meer bezwaarschriften. Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties De Drechtstedengemeenten hebben in hun meerjarige beleidsplannen opgenomen meer algemene en collectieve voorzieningen te ontwikkelen, die als oplossing kunnen dienen in plaats van individuele Wmo voorzieningen. De aanbieders van huishoudelijke ondersteuning moeten hun bedrijfsvoering verder optimaliseren om de gewijzigde aanpak uit te voeren. Advies en draagvlak Vanaf februari 2012 is de regionale Regiegroep Wmo via de reguliere overleggen meegenomen in de ontwikkeling van voorliggend voorstel en heeft dit eindvoorstel ontvangen. De gewijzigde aanpak van huishoudelijke ondersteuning is vanaf april 2012 door de SDD samen met de huidige aanbieders uitgewerkt en heeft geresulteerd in een langlopende overeenkomst van 8 jaar. Op 17 september 2012 is het voorstel besproken met de regionale Wmo adviesraad en om advies gevraagd. Dit advies en de reactie hierop zijn bijgevoegd, evenals het advies en de reactie inzake de concept-overeenkomst huishoudelijke ondersteuning. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Ten behoeve van de communicatie en uitvoering is een communicatieplan en implementatieplan gemaakt. Beide plannen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de zorgaanbieders en met een vertegenwoordiging vanuit de Wmo cliënten. In ieder geval zullen alle Wmo cliënten persoonlijk geïnformeerd worden via de Wmo cliëntenkrant “Zelfstandig verder”. In de communicatie richting klanten wordt met name toegelicht wat het beleidsbeeld is achter de gewijzigde aanpak en wat er voor de klanten precies gaat wijzigen. Onderliggende stukken - Notitie “Gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning in de Wmo: vragen en antwoorden”. - Advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning en de basistarieven. - Reactie DSB op advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de gewijzigde aanpak en basistarieven. - Advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de concept-overeenkomst huishoudelijke ondersteuning. - Reactie DSB op advies regionale Wmo Adviesgroep inzake de concept-overeenkomst.
Onderwerp
Gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning Wmo: vragen en antwoorden Waarom wordt huishoudelijke ondersteuning (HO) gewijzigd? Dit is om twee redenen: 1. De kanteling In samenwerking tussen VNG en Chronisch zieken en Gehandicapten Raad en gezamenlijke Ouderenbonden is landelijk de “kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”. In de Drechtsteden hebben we afgesproken om ook te ‘kantelen’ en de manier van denken en doen in de Wmo te wijzigen. Dit is neergelegd in “Van claims naar oplossingen, plan van aanpak kanteling Wmo Drechtsteden” (2011). 2. Financiële noodzaak Behalve een inhoudelijke wijziging is er ook een financiële noodzaak voor een andere aanpak. Vanaf 2011 krijgen we vanuit het rijk n.l. € 2,2 miljoen minder voor HO op een totaalbudget van € 21,1 miljoen. Door diverse maatregelen hebben we het tekort op het budget in 2011 kunnen beperken tot € 1,1 miljoen. Als we echter doorgaan met het huidige systeem zou het tekort in de komende jaren fors oplopen, mede vanwege de toenemende ‘vergrijzing’ en ‘extramuralisering’. Bovendien, als we op de oude voet verder gaan, zou bij een nieuwe aanbesteding het tarief voor in elk geval HH 1 (fors) omhoog gaan (indicatie minimaal € 21 – € 22 per uur; samen met een beperkte verhoging van het uurtarief voor HH2 gaat het om een bedrag van € 2 à 2,5 miljoen euro per jaar). En het risico van een toenemend benuttingpercentage zou blijven bestaan (de indicatie wordt nu niet voor 100% benut, benutting bedraagt gemiddeld 85% vanwege bijv. ziekte, vakantie; hogere benutting betekent meer kosten). Wat houdt de kanteling in? Bij “de kanteling” staat in eerste instantie de ‘eigen kracht’ van burgers centraal. In een open gesprek wordt samen met de burger, een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met eigen mogelijkheden, mogelijkheden vanuit het persoonlijke netwerk, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk of en op welke punten individuele voorzieningen nodig zijn en volgt eventueel een aanvraag. Wat houdt de gewijzigde aanpak HO concreet in? Eerst vindt het gesprek met de burger plaats, zoals hierboven beschreven bij de kanteling. De conclusie kan zijn dat er geen aanvraag komt voor individuele HO. Als er wel een aanvraag volgt, wordt de ondersteuning niet meer in indicatie voor een aantal uren HO uitgedrukt, maar in een resultaat. Dit resultaat is bijv. ‘een schoon en leefbaar huis. De dienstverlener (zorgaanbieder) maakt met de burger afspraken over het resultaat en deze worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. Uitgangspunt is en blijft maatwerk, waarbij de burger voldoende gecompenseerd wordt, en er rekening wordt gehouden met zijn behoefte en persoonskenmerken. Wie controleert of het resultaat bereikt wordt? Dit gebeurt door ons contractmanagement en –beheer (SDD). De Service Level Agreement (SLA), een apart contract document, is de basis voor controle op het resultaat. De SLA geeft de prestatie,- en kwaliteitsafspraken weer voor wat betreft de te leveren dienstverlening en onze aanstaande samenwerking binnen de nieuwe overeenkomst. De SLA is tot stand gekomen in samenwerking met een vertegenwoordiging van de huidige aanbieders en cliënten (regionale Wmo adviesraad). De controle op het resultaat vindt plaats door onder andere: - een huisbezoek (steekproef) waarbij meting van de kwaliteit plaats vindt op basis van de Vereniging Schoonmaak Research (VSR) methodiek en NEN 2075, en controle op de uitvoering van de afspraken in het individueel ondersteuningsplan;
pagina 2
-
(telefonische) steekproefsgewijze enquêtering van klanten naar ervaring en tevredenheid over kwaliteit ondersteuning en dienstverlening (CQ-index); borging van de contractafspraken door middel van (halfjaarlijkse) voortgangsgesprekken; jaarlijkse openbare rapportage over kwalitatieve prestaties en ranking dienstverleners (onderdeel klantcommunicatie).
Waarom geen uren HO meer? De gemiddelde indicatie voor een klant met HO ligt op dit moment op iets méér dan 3 uur, en we kopen dus gemiddeld dit aantal uren per week in. In de praktijk blijkt vaak dat het met minder tijd ook kan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er bij een oudere met een indicatie HO een familielid op bezoek is geweest die het huis al deels heeft opgeruimd en schoongemaakt. Dan is het niet nodig om die week nog eens 3 uur te gaan schoonmaken. Op dit moment dient de aanbieder het geïndiceerde aantal uren te leveren en krijgt deze ook tot maximaal dit aantal uren betaald. In het systeem zit nu geen enkele prikkel om het resultaat zo efficiënt mogelijk te realiseren. Door voor het resultaat te gaan betalen wordt deze prikkel wel tot stand gebracht. Gaat dit niet ten koste van de aandacht voor en het contact met de burger? Er zal minder tijd zijn voor bijvoorbeeld gesprekken, koffiedrinken en samen boodschappen doen dan burgers nu gewend zijn. Wanneer in het gesprek met de cliënt behoefte blijkt aan (meer) persoonlijke contacten, zal met de cliënt besproken worden of aan de daarvoor benodigde randvoorwaarden (voorzieningen met name op het gebied van vervoer) is voldaan. De aanpak van sociaal isolement zelf is verbonden aan prestatieveld 1, wat een lokale bevoegdheid is. Gemeenten zetten bijv. welzijnsorganisaties in met ouderenadviseurs, huisbezoekprojecten, vrijwilligers, etc. Ook kerkelijke organisaties dragen hieraan hun steentje bij. Aan de gemeenten wordt geadviseerd de inhoudelijke koppeling van prestatieveld 6 met prestatieveld 1 verder te ontwikkelen en zo mogelijk te operationaliseren. Hierbij moet aangetekend worden dat de taak van de overheid in deze beperkt is. Hoe worden er met de gewijzigde aanpak kosten bespaard? We vragen dienstverleners burgers te compenseren bij het bereiken van het resultaat. De aanbieder krijgt per cliënt een tarief (o.a. gebaseerd op de gemiddelde kostprijs voor aanbieders) en maakt een afspraak met de cliënt over het resultaat. Dit noemen we ‘resultaatfinanciering’. Met deze financiering zijn we gemiddeld per cliënt goedkoper uit en in staat om uit te komen met het rijksbudget voor HO. Wie bepaalt of een burger in aanmerking komt voor individuele HO? De toegang tot huishoudelijke ondersteuning blijft lopen via indicatiestelling door de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD). Burgers kunnen een indicatie krijgen voor HO (eenvoudige ondersteuning, meestal schoonmaak), of HO+ (ondersteuning bij m.n. de organisatie van het huishouden). Van wie krijgt een burger in de gewijzigde aanpak individuele HO? De ondersteuning kopen we in bij dienstverleners (zorgaanbieders). Dit doen we vanaf 2013 door middel van een zogenoemde “bestuurlijke aanbesteding”, die in 2012 wordt afgerond. Dit is een innovatieve manier van aanbesteden waarbij tussen opdrachtgever en opdrachtnemers onderhandelingen in een plenaire samenstelling plaatsvinden met als doel een raamovereenkomst te sluiten. Het resultaat van de aanbesteding wordt vervolgens geheel conform de aanbesteding wet- en regelgeving Europees gepubliceerd. Wat is het resultaat van de aanbesteding? We zijn het met 16 van de huidige 18 zorgaanbieders eens geworden over de gewijzigde aanpak HO. Slechts twee aanbieders willen niet mee doen. Zij zien af van levering in de Drechtsteden. Het betreft aanbieders met een gering aantal klanten (één van de aanbieders heeft maar 1 klant, de andere 62 klanten). Deze klanten kunnen voor een andere aanbieder kiezen of een PGB vragen. In het nieuwe contract zijn klantgerichte voorwaarden, zoals keuzevrijheid en de mogelijkheid om naar een andere aanbieder over te stappen, behouden. De overeenkomst maakt het nog steeds mogelijk dat nieuwe aanbieders, die voldoen aan de voorwaarden en kwaliteitseisen, in 2013 kunnen toetreden en een contract krijgen. We zijn het ook eens geworden over de resultaatfinanciering. Voor het te bereiken resultaat HO betalen we € 179,72 per vier weken, en voor HO+ € 311,16 per vier weken. Verder zijn we een langlopende overeenkomst van 8 jaar overeengekomen. Partijen kunnen gedurende de looptijd voorstellen doen tot wijziging van de overeenkomst. Zo nodig kan bij wetswijzigingen de overeenkomst aangepast worden. Voordeel voor de aanbieders is dat zij langdurig een marktaandeel kunnen houden in de Drechtsteden. Voor klanten is het prettig dat zij bij hun huidige aanbieder kunnen blijven.
pagina 3
Zitten er schoonmaakbedrijven bij? Nee, het zijn alle aanbieders van maatschappelijke dienstverlening en/of zorg. In het contract zijn specifieke kwaliteitseisen opgenomen waardoor het (bijna) onmogelijk wordt dat een schoonmaakbedrijf toegang krijgt. Welke kwaliteitseisen worden er gesteld aan de dienstverleners? De kwaliteit van de dienstverlening is vastgelegd in een zogenoemde ‘Service Level Agreement’, die onderdeel is van het contract. Voor het volgen en meten van de kwaliteit wordt aangesloten bij de bestaande kwaliteitssystemen in de dienstverlening/zorg, zoals VSR, NEN 2075, en CQ-index. De CQ-index is een vragenlijst die klantervaringen met de HO in kaart brengt. Wanneer gaat de gewijzigde aanpak in? De beoogde datum is 1 januari 2013. De gewijzigde aanpak van huishoudelijke ondersteuning gaat in nadat de Drechtraad eind 2012 de nieuwe ‘gekantelde’ Wmo verordening vastgesteld heeft, die per 1 januari 2013 van kracht moet worden. Gaat de aanpak meteen voor iedereen gelden? Nee. Het plan is om de nieuwe aanpak per 1 januari 2013 gefaseerd in te voeren. Voor nieuwe klanten passen we deze meteen toe. De dienstverlening aan de huidige klanten wordt op dezelfde wijze voortgezet tot zij een nieuwe indicatie krijgen. Deze herbeoordeling zal voor alle klanten in 2013, gefaseerd, plaatsvinden. Heeft de Wmo wetswijziging in verband met basistarieven nog gevolgen? Per 1 augustus 2012 is een wetswijziging van de Wmo, artikel 21 a. en 21 b., van kracht geworden. De wijziging geeft de gemeenteraad, in ons geval, Drechtraad de verplichting om basistarieven voor huishoudelijke ondersteuning vast te stellen. Hierbij moet in acht genomen worden dat: a. de tarieven op basis van reële kostprijzen de onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke plaatsvindt; en b. uitgaande van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van huishoudelijke ondersteuning. Het college van burgemeester en wethouders, in ons geval Drechtstedenbestuur, neemt bij het aangaan van overeenkomsten met derden over het verlenen van huishoudelijke ondersteuning de door de Drechtraad vastgestelde basistarieven in acht. In de bestuurlijke aanbesteding, vanaf april 2012, zijn we het met de aanbieders eens geworden over basistarieven voor HO en HO+. Voor het te bereiken resultaat HO betalen we € 179,72 per vier weken, en voor HO+ € 311,16 per vier weken. Hiermee voldoen we o.i. aan de onlangs vastgestelde wijziging van de Wmo ter invoering van basistarieven. Onze basistarieven zijn n.l. in overleg met de aanbieders bepaald op basis van reële kostprijzen en met inachtneming van de geldende CAO voor hun personeel. Daarom vragen we de Drechtraad de overeengekomen basistarieven formeel vast te stellen.
REGIONALE WMO ADVIESRAAD DRECHTSTEDEN
Drechtstedenbestuur Postbus 619 3300 AP DORDRECHT
Dordrecht Kenmerk: Betreft:
29 september 2012 12/09/011/MT Advies Gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning Wmo
Geacht bestuur, De Regionale Wmo adviesraad Drechtsteden is gevraagd advies uit te brengen over de vergadernotitie ‘Gewijzigde aanpak huishoudelijke ondersteuning Wmo’. Hieronder treft u ons advies aan. Afspraak zorgaanbieder en klant De aanbieder krijgt per klant een vast tarief en maakt met de klant een afspraak over het resultaat (p.2). Voor een deel van de klanten zal dit goed verlopen. Zij zijn in staat heldere afspraken te maken. We maken ons echter zorgen over de groep klanten die dit niet goed kan. Ze kunnen niet goed aangeven wat er gedaan moet worden en/of ze zijn al blij dat ze hulp krijgen. Voor klanten moet het daarom mogelijk zijn dat er ‘een derde’ bij het gesprek aanwezig is. Dit kan een mantelzorger zijn, maar ook een ouderenadviseur of een medewerker van MEE. In het gesprek aan de keukentafel moet de consulent de klant hier al op attenderen. Wanneer de zorgaanbieder een afspraak maakt met de klant om de ondersteuning te bespreken, moet hij meteen aangeven dat de klant een derde kan uitnodigen voor dit gesprek. We adviseren u dit punt mee te nemen. Controle van de bereikte resultaten Wij willen graag op de hoogte blijven van de resultaten van de kwaliteitscontroles. Overstappen naar andere zorgaanbieder We adviseren aan klanten duidelijk aan te geven dat zij over kunnen stappen naar een andere zorgaanbieder als zij niet tevreden zijn. Het moet voor de klant helder zijn welke stappen hij/zij dan moet zetten (met wie moet hij/zij contact opnemen, moet er een reden genoemd worden en moet er een nieuw ondersteuningsplan komen?)
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
Eigen bijdrage We adviseren in de communicatie naar bestaande klanten duidelijk te verwoorden hoe de eigen bijdrage berekend wordt. Het kan namelijk zo zijn dat klanten minder uren huishoudelijke ondersteuning krijgen, maar dat de eigen bijdrage hetzelfde blijft. We adviseren in het gesprek aan de keukentafel ook de berekening van de eigen bijdrage te bespreken. Kanteling proof (p.3) Wijziging en verandering van aanpak zal bij sommige klanten mogelijk weerstand oproepen; er is immers minder tijd voor persoonlijk contact. Voor kwetsbare burgers wordt hierin al voldoende voorzien, volgens de notitie. Bovendien is persoonlijk contact is niet het doel van prestatieveld 6. We willen hierbij twee opmerkingen maken. Persoonlijk contact Op zich hoeft het geen probleem te zijn dat er minder tijd is voor persoonlijk contact als het dan maar op een andere manier geregeld wordt. Bij het gesprek aan de keukentafel moet dit punt aan de orde komen en als mensen behoefte hebben aan meer contacten dan zal dat ook geregeld moeten worden. Prestatieveld 1 of 6 Overigens vinden we de toevoeging dat persoonlijk contact meer past onder prestatieveld 1 niet echt sterk. Een klant doet in principe een beroep op de Wmo en hoeft zich niet af te vragen onder welk prestatieveld zijn/haar aanvraag valt. In afwachting van uw reactie, met vriendelijke groet,
A.J.A.J. de Goeij
Cc de heer P. van der Meijden
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
REGIONALE WMO ADVIESRAAD DRECHTSTEDEN
Drechtstedenbestuur Postbus 619 3300 AP DORDRECHT Dordrecht Kenmerk: Betreft:
19 september 2012 12/09/008/MT Ondersteuning bij het huishouden
Geacht bestuur, De Regionale Wmo adviesraad Drechtsteden is gevraagd advies uit te brengen over de Overeenkomst van opdracht voor de levering van Ondersteuning bij het huishouden (Concept 006). Hieronder treft u ons advies aan. 1. Definities (1) a. Dienstverlener (c): deze omschrijving gaat verder dan de titel van de overeenkomst en ook verder dan de omschrijving op p. 3 (B). b. Spoedhulp (e): de groep cliënten die voor spoedzorg in aanmerking komt, is groter. We denken hierbij aan mensen die alleen wonen en geen beroep kunnen doen op hun netwerk en cliënten waarvan de mantelzorger wordt opgenomen in het ziekenhuis. Spoedhulp is afhankelijk van de individuele situatie. 2. Overeenkomst beëindigen (3) Het valt op dat er voor de SDD een beschrijving van omstandigheden/redenen is opgenomen om de overeenkomst te kunnen beëindigen. De Dienstverlener kan zonder opgaaf van enige reden weliswaar met inachtneming van opzegtermijn en dergelijke, het contract opzeggen. 3. Toetreding (3.6) Zoals de tekst nu is, kan het gebeuren dat uitgesloten dienstverleners (3.5) zich bij 3.6 voordoen als nieuwe dienstverleners (door de achterdeur eruit en door de voordeur er weer in). Deze mogelijkheid moet uitgesloten worden. 4. Uitsluitingscriteria (4.1) We adviseren u hierbij aan te geven dat de wet Bibob van toepassing is. Onder de definitie van ‘dienstverlener’ (criteria a-h) wordt uitsluitend een entiteit verstaan. Bibob biedt de mogelijkheid om behalve de entiteit ook de bij de entiteit betrokken personen te screenen.
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
5. Documenten (4.6) We adviseren hier het woordje ‘kan’ weg te laten. De SDD vraagt altijd de documenten op. Is er een sanctie wanneer de documenten niet geleverd worden? Bovendien dit punt aanvullen met (d) een onderzoek op basis van de wet Bibob uitvoeren. 6. Kwaliteitscertificaat (4.7) Alleen bij (b) staat aangegeven dat het een geldig certificaat moet zijn, bij (a) en (c) ontbreekt deze eis. Al deze certificaten hebben een beperkte geldigheidsduur. We adviseren u deze eis ook bij (a) en (c) op te nemen. 7. Algemene voorwaarden (4.9) In dit artikel wordt toegestaan dat de dienstverlener leveringsvoorwaarden verbindt aan haar ondersteuningsovereenkomsten. Deze ‘kleine lettertjes’ kunnen van alles inhouden. De klant kan dit meestal niet goed beoordelen. De SDD dient haar klanten hiervoor te beschermen. 8. CQ-index (8.3) Dienstverleners meten eens per twee jaar het resultaat van de geleverde Ondersteuning. Wij ondersteunen deze meting, maar willen hieraan toevoegen dat zij, indien nodig, op basis van de resultaten een verbeterplan opstellen. Na twee jaar moeten de resultaten dan verbeterd zijn. 9. Indexering (9.2) De SDD past jaarlijks een inflatiecorrectie toe. We pleiten ervoor dat er dan ook een gelijke indexering voor PGB-houders plaatsvindt. 10. Aansprakelijkheid (10.2) Een combinatie is gezamenlijk en afzonderlijk aansprakelijk. Dit wordt alleen bereikt door het oprichten van een VOF. In iedere aanbesteding van de overheid staat deze eis. In de VOF overeenkomst tussen de combinanten moet deze clausule worden opgenomen. Het woordje ‘bijvoorbeeld’ weglaten in de tekst. Door het vormen van combinaties kan overigens de concurrentie worden beperkt.
In afwachting van uw reactie, met vriendelijke groet,
A.J.A.J. de Goeij
Cc de heer P. van der Meijden
Secretariaat: Zorgbelang Zuid-Holland, M.H. Trompweg 235, 3317 NE DORDRECHT telefoonnr.: 088-9294030 e-mailadres:
[email protected]
Carrousel Sociaal d.d. 6 november 2012 Raadsinformatiebrief ‘Uitgangspunten aanbesteding collectief vervoer’ Bijlage S5: - Raadsinformatiebrief d.d. 10 oktober 2012 inzake Uitgangspunten aanbesteding collectief vervoer’ - Het advies van de regionale WMO Adviesraad inzake de uitgangspunten voor de nieuwe aanbesteding (d.d. 28 september 2012) * - Reactie van het DSB daarop (d.d. 10 oktober 2012) * * deze stukken zijn te vinden via www.drechtraad.nl/Drechtstedendinsdag/de stukken
Bijlage F1
VOORSTEL DRECHTRAAD Carrousel Fysiek 6 november 2012 DRECHTRAAD 4 december 2012 Datum 13 september 2012
Steller Dhr. J.K. Buitink/A.Blokland
Doorkiesnummer 078 770 4849
E-mail
Onderwerp
Regionaal mobiliteitsplan Drechtsteden Voorstel De Drechtraad (DR) wordt voorgesteld om het regionaal Mobiliteitsplan “Op één kompas varen, aankoersen op een bereikbare en leefbare regio 2012 – 2020 vast te stellen. Behandeladvies Drechtraad-Carrousel: opiniërend. Bevoegdheid DR (regionale, autonome taak (artikel 6 GRD, eigen taken). Samenvatting Op 6 oktober 2011 heeft het Drechtstedenbestuur het concept regionaal mobiliteitsplan Drechtsteden vrijgegeven voor inspraak. Dit plan heeft als titel: “Op één kompas varen, aankoersen op een bereikbare en leefbare regio 2012 – 2020”. Het document is verspreid onder in het voortraject eerder betrokken maatschappelijke partners, alsmede toegezonden aan de publieke partners. Ook lag de conceptvisie ter inzage op de verschillende gemeentehuizen en was te downloaden op de website van de Drechtsteden. De inspraakperiode stond open van 7 mei tot en met 17 juni 2012. In totaal zijn er 11 reacties binnengekomen. Een deel van de reacties betrof behoefte aan aanscherping of nuancering van de tekst. Een ander deel valt te duiden als “het geven van een eigen opvatting” op de lijn van de Drechtsteden. In de bijgevoegde “inspraaknota” zijn de ingekomen reacties, en de wijze waarop deze zijn verwerkt, weergegeven. Voorgesteld wordt om de aangescherpte visie van het Regionaal mobiliteitsplan voor de periode tot 2020 door de Drechtraad te laten vaststellen. Toelichting op het voorstel Op 6 oktober 2011 heeft het Drechtstedenbestuur het concept Regionaal Mobiliteitsplan vrijgegeven voor inspraak. Het concept Mobiliteitsplan is onder de aandacht gebracht van alle betrokken maatschappelijke en publieke partijen. Hierbij kan worden gedacht aan de aanpalende regio’s, buur gemeenten alsmede het maatschappelijke middenveld. Tevens lag het document bij de verschillende gemeentehuizen van de regiogemeenten ter inzage en was het via de website van de Drechtsteden beschikbaar. Na sluiting van de ter inzage legging op 17 juni 2012, zijn in totaal 11 reacties binnengekomen. In totaal hebben 3 burgers gereageerd. Van het maatschappelijk middenveld zijn reacties ontvangen van de Adviesraad Gehandicaptenbeleid, de Fietsersbond en de Kamer van Koophandel. Vanuit de publieke sector is ingesproken door het Waterschap Rivierenland, de Stadsregio Rotterdam, de Provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en de Gemeente Barendrecht. D e reacties waren (over het algemeen) positief en opbouwend van karakter. Zo meldt de provincie dat de uitgangspunten en ambities goed aansluiten bij haar visie en beleid. Een deel van de reacties is geschreven vanuit het perspectief van inspreker. Zo vraagt de adviesraad Gehandicaptenbeleid om extra aandacht voor gehandicapten. De Fietsersbond vraagt bijvoorbeeld extra investeringen in het fietsnetwerk en verkeersveiligheid. Ambities die de regio in veel gevallen onderschrijft, maar niet direct kan realiseren. De stadsregio Rotterdam en Barendrecht schetsen kansen om de fietsverbindingen,
pagina 2 van agendapunt: Regionaal mobiliteitsplan Drechtsteden
openbaar vervoer lijnen voldoende aandacht te geven. Ook wordt tweemaal gevraagd naar de (formele) rol van de Drechtsteden in het openbaar vervoer. Deze is formeel inderdaad klein, maar juist door sterke samenwerking met vervoerder en Provincie Zuid-Holland staat er een goed product voor reizigers. De Kamer van koophandel en de Werkgevers Drechtsteden onderschrijven de ambities van de regio. Ook vragen ze extra aandacht voor het thema mobiliteitsmanagement, waarin nauw samen wordt gewerkt met deze partners. Kortom, veel verschillende en goede reacties van partners waar we nu en in de toekomst nauw mee blijven samenwerken aan een leefbare en bereikbare regio. In de bijgevoegde “inspraaknota”, die aan de insprekers wordt toegezonden, zijn de ingekomen reacties, en de wijze waarop deze zijn verwerkt, weergegeven. Consequenties Financiële consequenties Uit het vaststellen van dit regionaal mobiliteitsplan vloeien geen directe financiële consequenties voort. Wel wordt jaarlijks bepaald op welke wijze de thema’s van de uitvoeringsagenda worden vertaald in het werkprogramma van bureau Drechtsteden. Personele en organisatorische consequenties Geen. Juridische consequenties Geen. Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties Het voorliggende regionaal mobiliteitsplan is een belangrijke pijler is de economische structuurversterking van de regio. Investeren in een bereikbare en leefbare regio maakt de Drechtsteden een aantrekkelijk gebied om te werken, wonen, recreëren. Er wordt ook een strakkere (integrale) benadering gekozen met milieu. Denk hierbij aan het ontschotten van de thema’s Verkeer en Milieu voor wat betreft het subthema Duurzame Mobiliteit. Advies en draagvlak Het Drechtstedenbestuur heeft op 10 oktober 2012 besloten het regionaal mobiliteitsplan ter vaststelling door te zenden naar de Drechtraad. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Terugblik - Portefeuillehoudersoverleg Fysiek op 21 juni 2011 (presentatie hoofdlijnen) - Portefeuillehoudersoverleg Fysiek 6 september 2011 (presentatie); - Drechtstedenbestuur 6 oktober 2011 (vrijgave concept voor inspraak). - Drechtraad 1 november 2011 (opiniërend en besluitvormend, vrijgave voor inspraak) Verdere procedure - Drechtraad Carrousel 6 november opiniërend/informerend; - Drechtraad 4 december besluitvormend. Onderliggende stukken Regionaal mobiliteitsplan “op één kompas varen” Aankoersen op een bereikbare en leefbare regio 2012-2020” Inspraaknota op het concept plan
Op één kompas varen Aankoersen op een bereikbare en leefbare regio 2012 - 2020
Definitief
Opdrachtgever
Drechtsteden
versie
13 september 2012
Regionaal portefeuillehouder
S.J. Veerman
opdrachtgever
A. Blokland
projectleider
J.K. Buitink
projectteam
H. Appeldooren (Gemeente Sliedrecht), P.H. Godefrooij-Meijers (Dordrecht), P. van der Hoek (Alblasserdam), Q.L.C. de Jong (Papendrecht), M. Morlog (Zwijndrecht), G.W. Slager (Drechtsteden), NA.M.R. Termote (Hendrik-Ido-Ambacht)
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting
1
1 1.1 1.2
Introductie Naar een nieuw regionaal mobiliteitsplan Leeswijzer
3 3 4
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
Doelstelling en strategie Drechtsteden: Samen stad aan het water Doelstelling Sturen op bereikbaarheid Rol van de regio Integrale mobiliteitsthema’s Knooppunt ontwikkeling Goederenvervoer en externe veiligheid Duurzame mobiliteit en luchtkwaliteit
5 5 5 6 6 7 7 8 9
3
Fiets
10
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.4
Openbaar vervoer Algemeen Het spoor Infrastructuur spoor Vervoersconcessie spoor Bus Waterbus
12 12 13 13 14 16 18
5 5.1 5.2 5.3
Gemotoriseerd verkeer Verkeersafwikkeling Verkeersmanagement Parkeren
20 20 22 24
6
Verkeersveiligheid
25
7
Mobiliteitsmanagement
28
8
Uitvoeringsagenda
29
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
I
Samenvatting Mobiliteit hoort bij de Drechtsteden. De Drechtsteden liggen aan een knooppunt van vaarwegen en internationale autosnelwegen. Een goede bereikbaarheid met de auto, het openbaar vervoer of de fiets is een basisvoorwaarde voor een vitale en economisch sterke regio. Dit mobiliteitsplan vormt het nieuwe kader voor de aanpak van regionale mobiliteitsvraagstukken en is de opvolger van het regionale mobiliteitsplan uit 2003. De regio is het schaalniveau waarop veel mobiliteitsvraagstukken zich manifesteren. De afgelopen jaren regionaal mobiliteitsbeleid laten enerzijds successen zien, maar laten anderzijds zien dat niet alle problemen door de regio kunnen worden oplost. Bijna tien jaar regionaal mobiliteitsbeleid heeft ons geleerd om te focussen op de thema’s waar de regio écht over gaat. Dit regionale mobiliteitsplan stelt realiteitszin voorop. Ambitieuze doelen zijn opgenomen mits de regio kan sturen op de beoogde resultaten. Vanuit het regionaal meerjaren beleidsplan zijn de ambities doorvertaald naar thematische doelstellingen op het vlak van verkeer en vervoer. De problematiek rondom verkeer en vervoer wordt regionaal benaderd en de regionale knelpunten staan centraal. De lokale doorvertaling vindt plaats in de verschillende lokale verkeeren vervoersplannen. Bij het realiseren van de doelstellingen is de rol van de regio van belang. Gegeven de ambities en beperkte middelen is scherpte in de rolverdeling tussen regio, gemeenten en het maatschappelijk middenveld belangrijker dan voorheen. De regio onderzoekt per mobiliteitsthema waar zij een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de gemeente of de provincie. De rol van de regio kan per programma en dossier wisselen en kan variëren van sturen tot meedenken. De regio initieert hoofdzakelijk (boven-)regionale en strategische projecten of processen, stemt trajecten af en verbindt gemeenten en partijen. De regio zal geen of een beperkte rol vervullen in de daadwerkelijke uitvoering van projecten. Kernbegrippen voor de regio zijn lobby, programmering, aanjagen, ontwikkelen, bewaken en bijstellen van beleid. De keuze voor de meest geschikte rol wordt doelbewust per project of proces gemaakt. De regio kan vanuit de gekozen rol inzetten op een interne, externe of financiële strategie om de verschillende taken uit te voeren. De regio coördineert de inspanningen van de gemeenten voor de regio (interne afstemming), laat het geluid van de regio horen aan bovenregionale partijen (externe afstemming) of kan sturen door het werven, verdelen en bewaken van subsidiestromen (financiële afstemming). Het centrale doel is het realiseren van een goede balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid. Dit doel wordt vertaald naar thematische doelstellingen op het gebied van de fiets, het openbaar vervoer, het hoofdwegennet auto, de verkeersveiligheid en Slimmer Benutten (vraagbeïnvloeding). De regio gaat de positie van de fiets versterken en verbeteren. De regio (1) stelt het regionaal fietsnetwerk vast, (2) inventariseert de knelpunten en (3) onderzoekt de financieringsmogelijkheden voor kwaliteitsverbeteringen en de aanleg van ontbrekende schakels, zoals snelfietsroutes. Tot slot (4) coördineert de regio het beheer van het fietsroutenetwerk. De Drechtsteden willen de positie van het openbaar vervoer versterken door (1) zich hard te maken voor investeringen in de infrastructuur van het spoor, bus en de Waterbus.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
1
Op het gebied van de vervoersconcessie (Waterbus en bus) wil de regio (2) haar huidige positie in het concessiemanagement versterken door de belangen van de Drechtsteden bij provincie en vervoerder maximaal onder de aandacht te brengen. De regio maakt zich verder sterk voor een goede afstemming tussen Waterbus, bus en MerwedeLingelijn. Hiervoor wordt (3) een evaluatie en toekomstvisie opgesteld. Tevens blijft de regio (4) inzetten op de uitvoering van het HOV-D plan1. Voor het gemotoriseerd verkeer heeft de doorstroming op het hoofdwegennet en de directe aansluitingen op het onderliggend wegennet prioriteit. Het gaat hierbij (1) deels om cofinanciering en lobby en voor harde investeringen in hoofdinfrastructuur zoals de A15, A16 of de N3 en (2) deels om maatregelen zoals verkeersmanagement om deze effectiever te benutten. De verkeersveiligheid wordt verbeterd door (1) in de Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid Drechtsteden samen te werken met regionale partners. Via een integrale benadering wordt (2) geïnvesteerd in het aanpakken van gevaarlijke locaties, in combinatie met (3) projecten gericht op gedragsbeïnvloeding en verkeerseducatie. Mobiliteitsmanagement (vraagbeïnvloeding) is gericht op reduceren van vermijdbaar verkeer in de spits en de bewustwording van bedrijven over hun eigen verantwoordelijkheid. Op korte termijn wordt samen met de convenant partners Kamer van Koophandel, Werkgevers Drechtsteden en de provincie Zuid-Holland het bestaande convenant TFMM afgerond. Bestudeerd wordt op welke wijze het opgebouwde netwerk (de convenant partners) gekoppeld kan worden aan het parallel opgestarte programma Beter Benutten. Voor de lange termijn kiest de regio voor het doorvertalen van de landelijke programma’s naar de regio Drechtsteden. In dit plan wordt vanuit de doelstellingen de stand van zaken beschreven, de ambities voor de komende jaren uiteen gezet en benoemd voor welke aanpak wordt gekozen. Dit wordt in de uitvoeringsagenda vertaald naar concrete projecten waar de komende jaren de focus op ligt.
1
Het plan HOV-D wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
2
1
Introductie
1.1
Naar een nieuw regionaal mobiliteitsplan De regio Drechtsteden bestaat uit zes gemeenten met een oorsprong aan het water, ingebed in Nationale Landschappen en een Nationaal Park. Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-IdoAmbacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht: stuk voor stuk staan ze voor het motto ‘Samen stad aan het water’ en samen werken ze aan een bloeiende regio. De Drechtsteden kennen een scala aan beleidsterreinen en projecten, waarbij de zes gemeenten samen optrekken en met elkaar afstemmen. Voor gemeenteoverschrijdende onderwerpen wordt gezamenlijk beleid ontwikkeld. Dankzij de samenwerking kunnen de Drechtsteden makkelijker aanschuiven in Den Haag of Brussel, om steun te krijgen bij grote, ingewikkelde en vaak dure projecten. Dat geldt bijvoorbeeld voor bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woningbouw, infrastructuur en mobiliteit. De laatste jaren is met succes gewerkt aan de uitvoering van het mobiliteitsplan Drechtsteden 2003. Veel projecten, zoals HOV-D, lobby A15 en A16, verkeersveiligheid of Waterbus, zijn met succes in gang gezet en verder doorontwikkeld. De regio heeft een fors deel van de lobby uit handen van de gemeenten genomen. En de regionale samenwerking heeft geresulteerd tot meer middelen. De ervaring leert dat de regio meer mogelijk maakt dan de som der delen. Anno 2012 biedt het mobiliteitsplan Drechtsteden 2003 niet meer de kaders voor de regio. Oorzaak hiervan is, naast voltooiing van veel van de geplande projecten, de verschuiving in inzichten en landelijke en provinciale kaders. Zichtbare trends geven een indicatie wat ons te wachten staat. Zo leiden demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en wijzigingen in de samenstelling van de bevolking tot verminderde groei van het spitsverkeer en een grotere groei van het recreatief verkeer. Economische ontwikkelingen zoals de economische crisis, schaalvergroting, specialisering, globalisering en regionalisering leiden tijdelijk tot een verminderde groei van het spitsverkeer en een sterke groei van het goederenvervoer. Bovendien moet de regio door de kredietcrisis nog kritischer en slimmer met de beschikbare middelen omgaan. Culturele ontwikkelingen zoals individualisering leiden tot meer huishoudens en daarmee een hoger autobezit, terwijl technologische ontwikkelingen zoals ICT, het Nieuwe Werken, online reisinformatie en de OV-chipkaart tot wijziging van reispatronen en meer vervoer buiten de spits leiden. De relatie tussen milieu, gebiedsontwikkeling, verkeer en vervoer is nog scherper dan voorheen komen te staan. Deze beleidsvelden grijpen meer op elkaar in, bijvoorbeeld op het terrein van luchtkwaliteit. Het toenemend belang van milieu leidt er toe dat onderwerpen zoals luchtkwaliteit en duurzame mobiliteit de agenda van de afgelopen jaren mede hebben bepaald. Er is behoefte aan een nieuwe prioritering van regionale verkeer- en vervoersprojecten voor de komende vijf tot tien jaar. Een prioritering waarin nog meer dan in het mobiliteitsplan Drechtsteden 2003, de verschillende gemeentes in plaats van de lokale verkeer- en vervoersproblemen, de verkeer- en vervoersproblemen met een regionaal karakter samen agenderen. Het nieuwe regionale mobiliteitsplan biedt zodoende houvast in de koers die de regio Drechtsteden op het vlak van bereikbaarheid wil varen. Het mobiliteitsbeleid streeft ernaar om de regionale doelstellingen waar te maken, binnen de diverse trends en toekomstige ontwikkelingen.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
3
Voor de aanpak van bovenregionale bereikbaarheidproblemen is samenwerking binnen de Drechtsteden en met omliggende regio’s, de provincie en het Rijk onontbeerlijk. In de landelijke gebiedsagenda’s en provinciale gebiedsprofielen worden tussen overheden bestuurlijke afspraken gemaakt over de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied. Dit regionaal mobiliteitsplan vormt de regionale gebiedsagenda, waarin de regionale prioriteiten in beeld worden gebracht. Op lokaal niveau maken de afzonderlijke gemeentes keuzes in de aanpak van de lokale problematiek.
1.2
Leeswijzer Het regionaal mobiliteitsplan begint met een uiteenzetting van de visie en de doelstellingen in hoofdstuk 2. Wat willen we bereiken en op welke wijze gaan we dit realiseren? De kracht van de regio, de strategie en context staan hierbij centraal. Het mobiliteitsbeleid is nauw afgestemd met de beleidsvelden economie, ruimtelijke ordening en milieu. De belangrijke dwarsverbanden worden benoemd. De inhoudelijke hoofdstukken 3 tot en met 7 behandelen voor de thema’s fiets, openbaar vervoer, gemotoriseerd verkeer, verkeersveiligheid en Slimmer Benutten de stand van zaken, de ambities en de beoogde aanpak. In het laatste hoofdstuk worden de verschillende projecten, processen en financiële mogelijkheden samengevat in de gebiedsagenda. Deze gebiedsagenda is geen vaststaand eindplan. Afhankelijk van de actuele kansen, processen en trajecten die zich bovenregionaal voordoen wordt de inzet bepaald.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
4
2
Doelstelling en strategie
2.1
Drechtsteden: Samen stad aan het water Dit mobiliteitsplan vormt het nieuwe kader voor de aanpak van de regionale mobiliteitsvraagstukken. De problematiek rondom verkeer en vervoer wordt regionaal benaderd en de regionale knelpunten staan centraal. De lokale doorvertaling vindt plaats in de verschillende lokale verkeer- en vervoersplannen. Centraal staat Drechtsteden als een goed bereikbare en leefbare regio. Mobiliteit hoort bij de Drechtsteden. Een goede bereikbaarheid met de auto, openbaar vervoer of de fiets is een fundamentele basisvoorwaarde voor een vitale en economisch sterke regio. Bij alle transformaties op het gebied van leefbaarheid, arbeidsmarktbeleid en duurzaamheid vormt het verkeers- en vervoersbeleid een onmisbare bouwsteen om de ambities waar te maken. Tegelijkertijd zijn er grenzen aan de mate waarin en de wijze waarop mobiliteit gefaciliteerd kan worden, zeker in een verstedelijkte regio als de Drechtsteden. Een slagvaardig mobiliteitsbeleid omvat meer dan enkel een sectorale benadering. Het beleid is immers niet los te zien van andere beleidsvelden zoals ruimtelijke ordening, economie en milieu. Het prioriteren van mobiliteitsknelpunten wordt bepaald door de relatie die het knelpunt heeft met deze andere beleidsvelden. Een slimme ingreep in het mobiliteitssysteem kan bijvoorbeeld bijdragen aan het behalen van milieudoelstellingen of economische structuurversterking.
2.2
Doelstelling Dit mobiliteitsplan is een uitwerking van het Regionaal Meerjarenprogramma Drechtsteden 2011 – 2014 (rMJP). Het rMJP is gericht op het realiseren van een robuust mobiliteitssysteem, het versterken van de kwaliteit van het woonklimaat en het bouwen aan een klimaatbestendige leefomgevingkwaliteit. De ambities van het rMJP worden gerealiseerd met dit nieuwe mobiliteitsbeleid. Doelstelling De centrale doelstelling is het realiseren van een goede balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid. De regio zoekt het juiste evenwicht tussen maximaal bewegen en minimale overlast van deze mobiliteit. In samenhang met het rMJP worden de volgende thematische doelstellingen geformuleerd: - versterken van de positie van de fiets - versterken van het regionale openbaar vervoer - het optimaal benutten van het hoofdwegennet - verbeteren van de verkeersveiligheid - versterken van het benutten van de bestaande infrastructuur (vraagbeïnvloeding)
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
5
2.3
Sturen op bereikbaarheid Per mobiliteitsthema onderzoekt de regio waar zij een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de gemeente of de provincie. De regio kan aan bepaalde touwtjes trekken die van betekenis zijn voor mobiliteit. Om de centrale doelstelling te realiseren kan zij inzetten op drie samenhangende strategieën. Om de meest geschikte strategie te bepalen is de rol van de regio van belang.
2.3.1
Rol van de regio In 2010 heeft de externe Visitatiecommissie Drechtsteden onder leiding van dhr. H.M. Meijdam de samenwerking in de Drechtsteden onderzocht. In het rapport wordt geconstateerd dat de regio een onmisbare speler is geworden, zeker op het gebied van mobiliteit. De Drechtsteden werken nauw samen met een breed scala aan partijen. Er is een onderscheid te maken tussen publieke partijen, semipublieke partijen, private partijen en het maatschappelijke middenveld: - publieke partijen: Drechtsteden, provincies, het Rijk, politie, waterschappen, Openbaar Ministerie, samenwerkingsverband West-Brabant, stadsregio Rotterdam, (buur-) gemeenten - semipublieke partijen: NS, ProRail, Havenbedrijf Rotterdam - private partijen: vervoerders (Arriva), adviesbureaus, projectontwikkelaars - maatschappelijk middenveld: inwoners, bedrijven en instellingen, werknemers, toeristen, recreanten en (belangen-)organisaties zoals de ANWB, Fietsersbond, Werkgevers Drechtsteden, Kamer van Koophandel, Veilig Verkeer Nederland, Transport en Logistiek Nederland, Duurzaamheidsplatform Dordrecht Deze partijen werken in talloze netwerken met elkaar samen. Tussen de partijen bestaan diverse opdrachtgevers en opdrachtnemers relaties. De verbanden wisselen per dossier. Soms trekken partijen met een gedeeld belang samen op, soms liggen de belangen niet op één lijn. Door de intensievere samenwerking binnen de regio, maken de Drechtsteden als samenwerkingsverband steeds vaker onderdeel uit van dit krachtenveld. De rol die de regio in dit krachtenveld aanneemt kan per programma en dossier wisselen en kan variëren van sturen tot meedenken. De keuze voor de meest geschikte rol wordt doelbewust per project of proces gemaakt. Soms maakt de regio een bestuurlijke keuze, soms wordt de keuze bepaald door wettelijke verplichtingen. De Drechtsteden initiëren hoofdzakelijk (boven-)regionale en strategische projecten of processen, stemmen trajecten af en verbinden gemeenten en partijen. De regio zal geen of een beperkte rol vervullen in de daadwerkelijke uitvoering van projecten. Dit wordt in de eerste plaats opgepakt door de wegbeheerder, de vervoersautoriteit (Provincie Zuid-Holland) en andere partners. Kernbegrippen voor de regio zijn agendering, programmering, aanjagen, ontwikkelen, bewaken en het bijstellen van beleid. Vanuit de gekozen rol kan de regio inzetten op een interne, externe of financiële strategie om de verschillende taken uit te voeren.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
6
Zo kan de regio de inspanningen van de gemeenten voor de regio coördineren (interne afstemming), het geluid van de regio laten horen aan bovenregionale partijen (externe afstemming) of sturen door het werven, verdelen en bewaken van subsidiestromen (financiële afstemming). Interne afstemming Een deel van de regionale activiteiten wordt uitgevoerd door de gemeenten. Een actieve afstemming en sturing door de regio is hierbij noodzakelijk. Het daadwerkelijke succes van regionale besluiten wordt immers bepaald door naleving van de uitvoering en de vertaling van regionaal beleid naar lokaal beleid door de gemeenten. Externe afstemming Een belangrijke rol van de regio is het behartigen van de collectieve belangen van de Drechtsteden gemeenten in bovenregionale relaties. In deze relaties met andere actoren op het gebied van verkeer en vervoer, zoals de provincie en het Rijk, vertegenwoordigt de regio de stem van de gemeenten. Financiële afstemming De regio stimuleert de uitvoering van de regionale projecten. Hierbij treedt de regio op als intermediair tussen de gemeentes en de subsidiestromen van het Rijk en de provincie. Een voorbeeld van deze subsidiestromen is de Brede Doeluitkering (BDU). In de verdeling van deze gelden zijn regionale prioriteiten leidend. De BDU wordt hiervoor strategisch ingezet.
2.4
Integrale mobiliteitsthema’s Het mobiliteitsbeleid staat niet op zichzelf. Het beleidsveld verkeer en mobiliteit wordt beïnvloed door ontwikkelingen op andere beleidsvelden. Deze ontwikkelingen bepalen mede de uiteindelijke balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid en beïnvloeden daarmee de besluiten van de regio. In deze paragraaf worden enkele belangrijke thema’s benoemd.
2.4.1
Knooppunt ontwikkeling Stand van zaken De Drechtsteden zijn de ‘poort’ naar de Randstad. De regio maakt deel uit van de stedelijke corridor, die de Randstad verbindt met belangrijke economische gebieden in België (Antwerpen en Brussel) en Duitsland (het Ruhrgebied). De transportroutes over weg, spoor en water zijn de belangrijke dragers in dit netwerk en verbinden de stedelijke regio’s, de economische gebieden en de recreatieve zones met elkaar. Ambities De Drechtsteden willen zich ontwikkelen tot een regio in balans. Wonen, werken en voorzieningen moeten met elkaar in balans zijn, met oog voor duurzame ontwikkeling. Drie sterke en karakteristieke kenmerken bepalen het profiel van de Drechtsteden en maken het verschil ten opzichte van andere regio’s: water, landschap en de Dordtse binnenstad.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
7
Een goede2 bereikbaarheid is een essentiële voorwaarde voor een vitale en sterke regio. Meer nog dan nabijheid, bepaalt de wijze waarop een gebied is ontsloten op, of afgesloten van de fysieke infrastructuur, immers de gebruiksmogelijkheden. Iedere locatie heeft een unieke karakteristiek bereikbaarheidsprofiel. Dit profiel moet en kan verder versterkt worden. Aanpak Enkele gebieden worden vanwege het bereikbaarheidsprofiel door de regio benoemd als buitengewoon kansrijke knoop. Dit zijn vooral gebieden die met verschillende vervoersmiddelen te bereiken zijn en ruimtelijke mogelijkheden bieden, zoals Maasterras, Haven Zuid (Alblasserdam) en de Stadswerven (Dordrecht).
2.4.2
Goederenvervoer en externe veiligheid Stand van zaken De Rijksinfrastructuur heeft in deze regio meerdere functies. De snelwegen, spoorwegen en vaarwegen zijn zowel belangrijk voor personenverplaatsingen binnen de regio, als voor doorgaande personenverplaatsingen en het transport van (gevaarlijke) goederen tussen Rotterdam en het achterland. Het Rijk werkt aan beleid voor het hele Nederlandse goederentransportnetwerk en maakt daarbij afspraken over de routes waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. Dit zogenaamde ‘Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen’ voorziet de Rijksinfrastructuur van een maximum gebruiksruimte voor transport. Deze gebruiksruimte leidt tot een zonering waarbinnen ruimtelijke beperkingen gelden. Het Basisnet moet op deze wijze een evenwicht aanbrengen tussen het transportbelang en het belang van ruimtelijke ontwikkeling. In de risicoanalyse van het Basisnet wordt rekening gehouden met de kans op een ongeval maal het effect indien het ongeval daadwerkelijk zou plaatsvinden. Er zijn drie Basisnetten: voor de weg, het spoor en het water. Het Basisnet Water geeft in de regio geen knelpunten. Het Basisnet Weg geeft een aantal lokale problemen met een regionaal karakter. Het Basisnet Spoor biedt niet overal de oplossing voor de veiligheidsproblematiek. Na vaststelling en uitvoering van dit Basisnet blijven in heel Nederland drie locaties over waar de kans op een ramp te groot is, waaronder Dordrecht en Zwijndrecht. Er vindt overleg plaats met het Rijk, ProRail en provincies over maatregelen om deze risico’s te verlagen. Als gevolg van de in het Basisnet voorgestelde herroutering van gevaarlijke stoffen van de Brabantroute naar de Betuweroute, zullen in 2020 door Dordrecht en Zwijndrecht alsnog 16.500 wagons brandbaar gas (LPG) per jaar rijden. Dit is bijna gelijk aan het aantal dat in 2020 over de Betuweroute zal rijden. Daarnaast zullen jaarlijks 20.000 wagons zeer brandbare vloeistof (zoals benzine), bijna 5000 wagons toxisch gas (zoals ammoniak) en 50 wagons zeer toxisch gas (zoals chloor) de Drechtsteden passeren. Dit vervoer gaat dwars door de binnenstad en wordt gecombineerd met druk personenvervoer.
2 De invulling van een ‘goede’ bereikbaarheid van bijvoorbeeld een bedrijventerrein verschilt wezenlijk van een ’goede’ bereikbaarheid van de Biesbosch.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
8
Ambities Om tot duurzame beheersbaarheid van de veiligheidsproblematiek en een duurzame bereikbaarheid te komen, wil de regio de benoemde knelpunten oplossen. Aanpak Het Rijk stelt de drie Basisnetten vast. De regio voert een lobby om haar belangen in deze Basisnetten te behartigen. Aangezien het Basisnet Water niet tot knelpunten leidt, is de lobby enkel gericht op de Basisnetten voor het wegvervoer en het spoorvervoer.
2.4.3
Duurzame mobiliteit en luchtkwaliteit Stand van zaken Duurzame mobiliteit streeft naar optimaal gebruik van infrastructuur (wegen, spoor en water) en de beschikbare vervoersmiddelen (van fiets tot auto), met een minimale uitstoot van schadelijke gassen, minimale geluidhinder, optimale bereikbaarheid en een aantrekkelijke leefomgeving. De dominante bron van luchtverontreiniging in de Drechtsteden is verkeer. Uit analyse is gebleken dat de luchtkwaliteitproblemen zich voornamelijk voordoen rondom de rijkswegen en de aansluitingen hierop. Het Regionaal Programma Luchtkwaliteit 2006-2015 is de koepel boven alle activiteiten die de Drechtsteden gezamenlijk uitvoeren om de luchtkwaliteit te verbeteren. In dit programma is een scala aan maatregelen opgenomen, waaronder verschillende doorstromingsmaatregelen voor het autoverkeer. Ambities De regio Drechtsteden wil de juiste maatregelen nemen ten behoeve van het evenwicht tussen bereikbaarheid en leefbaarheid. De regio wil minimaal voldoen aan de landelijk geldende grenswaarden voor fijnstof in 2011 en voor NO2 in 2015. Aanpak De regio continueert de uitvoering van het Regionaal Programma Luchtkwaliteit 2006-2015 en de in dit programma opgenomen verkeersmaatregelen.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
9
3
Fiets De regio gaat de positie van de fiets versterken en verbeteren. De regio (1) stelt het regionaal fietsnetwerk vast, (2) inventariseert de knelpunten en (3) onderzoekt de financieringsmogelijkheden voor kwaliteitsverbeteringen en de aanleg van ontbrekende schakels, zoals snelfietsroutes. Tot slot (4) coördineert de regio het beheer van het fietsroutenetwerk. Een goede fietsverbinding tussen woning en bestemming is van cruciaal belang om mensen te verleiden de fiets te kiezen. In onderstaand hoofdstuk worden de stand van zaken, de ambities en de beoogde aanpak behandeld. Stand van zaken De verwachting is dat, met de doorontwikkeling van de elektrische fiets, de afstand die gefietst wordt zal toenemen. Tevens wordt de afstand die gefietst kan worden fors groter door de Waterbus en de MerwedeLingelijn. Veel inwoners van de regio maken gebruik van de mogelijkheid om de fiets mee te nemen op de Waterbus of in de treinen van Gorinchem naar Dordrecht. De Waterbus als ‘drijvend fietspad’ en de MerwedeLingelijn versterken de ketenmobiliteit. Voor recreatief gebruik is geïnvesteerd in de aanleg van het fietsroutenetwerk, ook wel fietsknopen genoemd. Voor korte verplaatsingen hebben fietsers behoefte aan een fijnmazig lokaal netwerk. De verschillende gemeenten in de regio hebben een redelijk tot goed ontwikkeld fietspadennetwerk. Voor langere verplaatsingen hebben fietsers echter behoefte aan een gemeenteoverstijgend fietspadennetwerk. Dit regionale fietsnetwerk verbindt de belangrijkste bestemmingen zoals scholen, stations en de binnenstad met elkaar. Het regionale netwerk vormt de ‘ruggengraat’ van het gehele fietsnetwerk, de kwaliteit is daarom van groot belang. De aandacht voor lange afstand fietspaden is vooralsnog beperkt. De provincie Zuid-Holland ontwikkelt een nieuw provinciaal fietsplan. Het regionale fietspadennetwerk wordt nauw afgestemd met dit provinciale netwerk, maar kan op onderdelen fijnmaziger zijn. Dit zijn paden gericht op fietsafstanden langer dan 5 kilometer die gemeentes verbinden. Ambities Fietsbeleid in de Drechtsteden is meer dan de (blijvende) inzet op fietspaden of bijvoorbeeld stallingen. De fiets kan gratis mee op de Waterbus en in de trein (Merwede Lingelijn). Hierdoor beschouwen wij de Waterbus naast vervoer over water vooral ook als een “drijvend fietspad”. De Merwede Lingelijn is naast een spoorverbinding ook een “rollend fietspad”. Door te investeren in de verdere integratie van deze verkeer- en vervoerssystemen wordt iedere plek in de Drechtsteden voor iedere fietsers bereikbaar. Deze unieke kwaliteit wordt verder uitgebreid. Uiteraard blijft de regio ook (klassiek) inzetten op extra inzet op stallingmogelijkheden bij stations en fietsverbindingen. De regio wil regionale fietsverbindingen verder ontwikkelen zodat fietsers voor verplaatsing in en tussen de gemeentes, andere steden en de buitengebieden gebruik kunnen maken van een direct, aantrekkelijk, veilig en comfortabel fietsnetwerk.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
10
Dit regionale fietsnetwerk moet voldoen aan de eisen van samenhang, directheid, aantrekkelijkheid, doorstroming, veiligheid en comfort. Een goede bewegwijzering is hierbij een voorwaarde. Goed afgestelde verkeerslichten zijn hierbij ook belangrijk. Tevens wijst de regio op het nut van voldoende (sociaal veilige) fietsenstallingen. In het bijzonder vraag de regio aandacht voor de adviezen en richtlijnen van het CROW en het beschikbare kwaliteitslabel (Fietsparkeur) Aanpak Het succes om de fiets gratis mee te nemen op de Waterbus en in de MerwedeLingelijn wordt gecontinueerd. Om het fietsgebruik verder te stimuleren wordt ingezet op het verruimen van de vaartijden van de Waterbus. Ook stimuleert de regio de realisatie van een nieuwe afmeervoorziening voor Waterbus naast de Ark van Noach. Een succesvol regionaal fietsnetwerk vraagt om een goede aansluiting met buurregio’s (en buurgemeenten). De realisatie van de snelfietsroutes tussen Sliedrecht en Alblasserdam (Beneden Merwede route) en tussen Zwijndrecht en Rotterdam (F16) is hier een voorbeeld van. Vanuit de “groenagenda” wordt samen met de provincie Zuid-Holland geïnvesteerd in een aantrekkelijke ontsluiting van het groen in en rond de Drechtsteden. De huidige knelpunten in het fietsnetwerk worden geïnventariseerd en regionaal geprioriteerd. Daarna onderzoekt de regio de haalbaarheid van een regionaal fietsinvesteringsfonds, om deze knelpunten aan te pakken. Een mogelijke uitwerking is een fonds dat wordt beheerd door de regio en financieel gevuld door de zes gemeenten. In overleg met de gemeenten kunnen de projecten opgesteld en geprioriteerd worden. Aangezien het regionale fietsnetwerk en het provinciale netwerk elkaar overlappen, ligt waarmogelijk een financiële koppeling tussen het regionale fietsinvesteringsfonds en de provinciale uitvoeringsagenda voor de hand. De inzet is erop gericht dat het fietsbeleid van provincie, buurregio’s en de Drechtsteden elkaar in de volle breedte versterken. In het programma Stedenbaanplus3 wordt uitwerking gegeven aan de stallingproblematiek bij stations. Stedenbaanplus is een openbaar vervoers- en ruimtelijke ordeningsproject in de Zuidvleugel.
3
Het programma Stedenbaanplus wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
11
4
Openbaar vervoer De Drechtsteden willen de positie van het openbaar vervoer versterken door (1) zich hard te maken voor investeringen in de infrastructuur van het spoor, bus en de Waterbus. Op het gebied van de vervoersconcessie (Waterbus en bus) wil de regio (2) haar huidige positie in het concessiemanagement versterken door de belangen van de Drechtsteden bij provincie en vervoerder maximaal onder de aandacht te brengen. De regio maakt zich verder sterk voor een goede afstemming tussen Waterbus, bus en MerwedeLingelijn. Hiervoor wordt (3) een evaluatie en toekomstvisie opgesteld. Tevens blijft de regio (4) inzetten op de uitvoering van het HOV-D plan. De regio wil de positie van het openbaar vervoer versterken. In onderstaand hoofdstuk worden de stand van zaken, de ambities en de beoogde aanpak behandeld. De onstaande ambities worden in het vierde kwartaal van 2012 uitgewerkt in een regionale visie op het openbaar vervoer.
4.1
Algemeen In de regio vindt openbaar vervoer plaats op het spoor, de weg en op het water. Op het spoor zijn de NS en Arriva actief, op de weg rijden bussen van Arriva en op het water vaart de Waterbus. De verschillende vervoerswijzen verschillen in schaalniveau, de betrokken partners en de rol van de regio. Ondanks dat de regio geen infrastructuur beheert en niet de opdrachtgever is voor het daadwerkelijk rijden van bussen en het varen van de Waterbus, is zij toch een belangrijke speler. Vervoerswijze
Infrastructuur
Verlenen vervoersconcessie
NS-lijn
Beheerder: ProRail
Concessieverlener: Ministerie van Infrastructuur en Milieu
MerwedeLingelijn (Arriva)
Beheerder: ProRail
Concessieverlener: Provincie Zuid-Holland
Bus (Arriva)
Beheerder wegen: gemeente
Concessieverlener: Provincie Zuid-Holland
Waterbus
Beheerder haltes: gemeente
Concessieverlener : Provincie Zuid-Holland
De infrastructuur is het fysieke kader waarbinnen het vervoer plaatsvindt, zoals treinstations, busbanen en Waterbushaltes. De vervoersconcessie bepaalt welke vervoerder de opdracht krijgt toegewezen voor de uitvoering van het openbaar vervoer. Een vervoersbedrijf heeft de concessie nodig om het openbaar vervoer te mogen aanbieden. De opdrachtgever, zoals het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) of de provincie Zuid-Holland, verbindt eisen en voorwaarden aan de toekenning van de concessie en verleent deze voor een bepaalde periode. De regio heeft weliswaar geen formele positie in het openbaar vervoer, maar is vanwege het regionale karakter van de concessies bus, Merwede Lingelijn en Waterbus toch de aangewezen partner om de regionale belangen te behartigen.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
12
In de volgende paragrafen worden per vervoerssysteem de afspraken en ambities op het gebied van infrastructuur en de vervoersconcessie behandeld: - spoor: de NS-lijn en de MerwedeLingelijn (paragraaf 4.2) - weg: busvervoer (paragraaf 4.3) - water: de Waterbus (paragraaf 4.4).
4.2
Het spoor Op het spoor in de regio rijden de NS en Arriva met treinen. De NS rijdt met stoptreinen, sneltreinen en Intercity’s en stopt in Zwijndrecht en Dordrecht. Arriva rijdt met de MerwedeLingelijn van Dordrecht via Sliedrecht naar Geldermalsen.
4.2.1
Infrastructuur spoor Stand van zaken De NS-lijn Het Rijk (ProRail) beheert de infrastructuur van het spoor voor de NS-lijn. De NS-lijn stopt op de stations Dordrecht, Dordrecht Zuid en Zwijndrecht. De MerwedeLingelijn De MerwedeLingelijn is van regionale betekenis voor de Drechtsteden. Het beheer van de infrastructuur van de MerwedeLingelijn is in handen van het Rijk (ProRail). De treinverbinding tussen Dordrecht en Geldermalsen stopt in de regio op de stations Dordrecht, Dordrecht Stadspolders en Sliedrecht. Ambities De NS-lijn De regio vindt het belangrijk dat in het openbaar vervoer wordt geïnvesteerd zodat deze naar een hoger niveau wordt getild. De regio wenst op de NS-lijn de realisatie van twee nieuwe stations: Dordrecht Copernicusweg en Dordrecht Leerpark. Het huidige station Dordrecht Zuid zou dan komen te vervallen. De regio steunt de intentie van ProRail om aan deze lijn alle gelijkvloerse spoorwegovergangen te sluiten en te vervangen door ongelijkvloerse kruisingen. Ook op deze lijn speelt de veiligheid van met name de wissels. Er zal moeten geïnvesteerd in spoorveiligheid juist in relatie tot de externe veiligheidsproblematiek. De MerwedeLingelijn De frequentie van het aantal treinen is recent verhoogd van twee naar vier per uur. Hiertoe zijn nieuwe passeersporen aangelegd. Daarnaast is in de Drechtsteden het nieuwe station Sliedrecht Baanhoek geopend. De ambitie is om de stijgende lijn van het aantal reizigers vast te houden en te laten doorgroeien tot een van de meest succesvolste regionale lijnen. Aanpak De NS-lijn De rol van de regio spitst zich toe op integrale lobby vanuit verkeer en milieu. De regio stemt daarnaast de activiteiten van de verschillende gemeentes af, zodat zij gezamenlijke optreden voor elkaars en de gezamenlijke belangen.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
13
Een deel van de ambities wordt verwoord in het programma ‘Stedenbaanplus’. Dit programma voor de Zuidvleugel is een samenhangend concept van ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer en ruimtelijke ontwikkeling. Stedenbaanplus wil een hoogfrequent regionaal railproduct realiseren op het bestaande spoor in de Zuidvleugel. Het programma schept de infrastructurele kaders die noodzakelijk zijn voor het verruimen van de dienstregeling. Binnen het programma vallen verschillende projecten voor de regio. Hiermee in samenhang worden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ketenmobiliteit per fiets, openbaar vervoer en met de auto wordt verder ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de informatievoorziening, de sociale veiligheid en de kwaliteit van de stationsomgevingen en overstappunten. Tenslotte wil Stedenbaanplus de spoorcapaciteit zoveel mogelijk benutten voor personenvervoer en het aantal goederenpaden door stedelijk gebied tot het noodzakelijk minimum beperken. In het totale programma Stedenbaanplus dient de rol van de Drechtsteden goed ingevuld te worden. De participatie in het programma Stedenbaanplus dient meerdere doelen en biedt vele kansen, die verder reiken dan de invulling van de nu benoemde regionale pilotprojecten. De ontwikkeling van het Maasterras als Stedenbaanpluspilot is essentieel voor de regio. De verplaatsing van het huidige station Dordrecht Zuid naar een locatie ter hoogte van de Copernicusweg, maakt op langere termijn de aanleg van een extra station ter hoogte van het Leerpark mogelijk. Tenslotte dwingt de bundeling via de Zuidvleugel andere partners tot resultaat, waardoor het vervoersproduct, zoals treinbediening, P+R, fietsenstallingen, sociale veiligheid en reisinformatie wordt verbeterd. De MerwedeLingelijn Om de frequentieverdubbeling mogelijk te maken, worden extra passeersporen gerealiseerd bij Dordrecht Stadspolders en Boven-Hardinxveld. Op de gehele MerwedeLingelijn staan vijf nieuwe haltes gepland, waaronder het nieuwe regiostation Sliedrecht Baanhoek. Dit nieuwe station wordt gerealiseerd aan de westzijde van Sliedrecht, op de spoordijk. Om Sliedrecht Baanhoek goed te bedienen is het van belang dat het station goed is aangesloten op het regionale fietsnetwerk, het bussysteem en beschikt over P+R.
4.2.2
Vervoersconcessie spoor Stand van zaken De vervoersconcessie wordt op het nationale niveau verleend door het Rijk (de NS-lijn) en op het bovenregionale niveau (de MerwedeLingelijn) door de provincie. De concessiehouder bepaalt de dienstregeling en het materieel. De NS-lijn De concessie voor het nationale spoorvervoer is in handen van de NS. De NS-lijnen verbinden de regio met de Zuidvleugel en met de Brabantse steden. De stoptreinen en sneltreinen van de NS bedienen Dordrecht en Zwijndrecht. Het station Dordrecht is het enige station in de regio met Intercity status. De stop- en sneltreinen stoppen naast station Dordrecht ook op de stations Dordrecht Zuid en Zwijndrecht.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
14
In de nachten van vrijdag en zaterdag stoppen de nachttreinen tussen Rotterdam Centrum en Breda op het station Dordrecht. De huidige nachtnetproef loopt eind 2012 af. Naar verwachting continueert NS op deze dagen de bediening tot circa 2 uur en rijdt weer in de vroege ochtend (circa 4 uur). Het Ministerie van I&M werkt samen met ProRail en de NS aan nadere uitwerking van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) voor de corridor Den Haag – Breda – Eindhoven. Deze uitwerking is gericht op het ontwerp voor de lijnvoering, waarover het voorkeursbesluit van het kabinet van 4 juni 2010 ruimte laat voor discussie. Het Ministerie van I&M heeft twee voorkeursmodellen uit laten werken. Het eerste model laat twee Intercity’s vanuit Breda langs Dordrecht rijden en twee via HSL. Het andere model laat alle Intercity’s via HSL rijden. De NS heeft al aangegeven het eerste model niet te willen rijden. De MerwedeLingelijn De vervoersconcessie valt onder de DAV-concessie, waaronder ook het busvervoer in Drechtsteden/ Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden valt. De concessie wordt verleend door de provincie Zuid-Holland en is toegekend aan Arriva. In september 2006 heeft Arriva het vervoer op de MerwedeLingelijn overgenomen van de NS. De lijn heeft sindsdien een forse impuls gekregen. Eén van de belangrijkste veranderingen is het materiaal. De nieuwe treinstellen (de ‘Spurt’) hebben een lage instap en brede toegangsdeuren. De trein is zodoende volledig toegankelijk voor mindervaliden en de fiets kan worden meegenomen. Het Platform Sociale Veiligheid MerwedeLingelijn, een samenwerkingsverband tussen alle gemeenten langs de lijn, de politie van de regio’s Zuid-Holland Zuid en Gelderland Zuid, het Openbaar Ministerie van Gelderland en Zuid-Holland, ProRail, NS Poort en Arriva, werkt aan verbetering van de sociale veiligheid in de trein en op het station. Ambities De NS-lijn Een goede frequente verbinding is cruciaal voor de sociaaleconomische betekenis van de Drechtsteden. De regio wil de bediening van de stations de komende jaren verbeteren. Station Dordrecht moet minimaal haar Intercity status evenals de bestaande Intercity kwaliteit behouden. Daarnaast wordt ingezet op het verhogen van het aantal treinen van en naar de Drechtsteden. Zo zou op de corridor Leiden-Dordrecht zes keer per uur een sneltrein moeten rijden. De MerwedeLingelijn De MerwedeLingelijn is voor inwoners van Sliedrecht en Papendrecht een goed vervoersalternatief. De verbinding speelt een belangrijke rol in het totale vervoerssysteem en vormt de ruggengraat voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de realisatie van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. De ambities voor de MerwedeLingelijn worden voornamelijk bepaald door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Voor Sliedrecht is deze ambitie duidelijk in Baanhoek West. Voor de Drechtsteden is de opening van de halte Sliedrecht Baanhoek en de frequentieverdubbeling van groot belang. Vervoerder Arriva wil tussen 2006 en 2018 het aantal reizigers verdubbelen. Een goede aansluiting in Dordrecht op de treinen en in Gorinchem op de bussen (naar Utrecht) is daarbij belangrijk.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
15
Aanpak De NS-lijn De regio lobbyt via diverse spoordossiers, waaronder het Basisnet Spoor, Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) en routering van gevaarlijke stoffen. De regio heeft samen met de provincie Noord-Brabant en Brabantstad (B54) een alliantie opgericht. De alliantie trekt gezamenlijk op om de belangen richting NS en het Rijk kracht bij te zetten. Onderdeel van deze lobby is het nachtnet en het behoud van de intercitykwaliteit op station Dordrecht. Daarnaast ondersteunt de regio onderzoek naar de aanleg van een spoorlijn langs de A27 tussen Breda en Utrecht. MerwedeLingelijn De vervoersconcessie van de MerwedeLingelijn valt onder de DAV-concessie, waar ook het busvervoer onder valt. In de volgende paragraaf over de bus wordt de aanpak voor deze concessie behandeld.
4.3
Bus Stand van zaken Infrastructuur In 2004 hebben de Drechtsteden de Kadernota Hoogwaardig Openbaar Vervoer Drechtsteden (HOV-D) vastgesteld. Het HOV-D plan kent twee hoofddoelen. In de eerste fase werd in plaats van verschillende vervoerders, één vervoerder voor de gehele regio aangewezen. Deze fase is in 2006 afgerond. De tweede fase van HOV-D richt zich op het realiseren van goede infrastructuur voor de bus. Door goede knooppunten en nieuwe busbanen kunnen bussen ongehinderd doorrijden. Door de beïnvloeding van verkeerslichten via ingebouwde bustechniek (KAR) wordt de doorstroming bij verkeerslichten verbeterd. Met de uitrol van goede informatievoorziening kunnen reizigers op de belangrijkste haltes en stations de vertrektijden van de bussen zien op de nieuwe panelen van het Dynamisch Reisinformatie Systeem (DRIS). In totaal worden diverse projecten binnen de regio uitgevoerd om het regionale busnet te verbeteren. Na het realiseren van de tweede fase HOV-D zullen vrijwel alle infrastructurele maatregelen en maatregelen in de informatievoorziening getroffen zijn. De belangrijke openbaar vervoer knopen en corridors zullen zijn verbeterd. In totaal is er voor circa € 50 miljoen aan projecten gerealiseerd. Toegankelijk openbaar vervoer voor minder validen is van groot belang. In de regio Drechtsteden wordt dan ook meer dan de helft tot driekwart van alle haltes aangepast. Het perron wordt bijvoorbeeld op gelijke hoogte gebracht met de instap van de bussen.
4
BrabantStad (B5) is een stedelijk netwerk waarin Breda, Eindhoven, Helmond, ’sHertogenbosch en Tilburg én de provincie Noord- Brabant met elkaar optrekken.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
16
DAV-vervoersconcessie De provincie Zuid-Holland is opdrachtgever voor het openbaar vervoer in de Drechtsteden. Onder de DAV-concessie vallen het busvervoer en de MerwedeLingelijn voor de regio Drechtsteden/ Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden (DAV). De concessie is verleend tot 31 december 2018 aan Arriva. De Drechtsteden zijn betrokken bij de aanbesteding en het beheer tijdens de looptijd. Samen met Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden hebben de Drechtsteden inbreng in het concessiemanagement. De Drechtsteden adviseren over de aansturing van het openbaar busvervoer en hebben zeggenschap over alle aanpassingen die binnen deze regio moeten worden gedaan om de bussen optimaal te laten rijden. Dit model, waarbij alle gemeenten in de regio vertegenwoordigd worden door de regio Drechtsteden richting de opdrachtgever, wordt gewaardeerd door de provincie en geldt als voorbeeld voor andere regio’s in Nederland. Vervoersmaatschappij Arriva draagt zorg voor alle bussen in de regio. Veranderingen in ruimtelijke ontwikkelingen, economische omstandigheden, lokale of regionale beleidswijzigingen worden door de Drechtsteden aangekaart bij de provincie. Ook lokale wensen en initiatieven zoals het tarievenbeleid op feestdagen worden besproken.
Ambities Infrastructuur Het uitvoeren van de tweede fase van het programma HOV-D blijft de komende tijd belangrijk. De Drechtsteden blijven werken aan een sterk regionaal bussysteem. Voorop staat het handhaven en waarmogelijk verbeteren van het busvervoer. Het programma wordt vanuit de regio aangestuurd en door de lokale overheden uitgevoerd. DAV-vervoersconcessie De regio wil minimaal haar huidige positie in het concessiemanagement consolideren en waarmogelijk versterken door actief te blijven participeren in de stuurgroep en diens ambtelijke afspiegeling. Aandachtspunt is een integrale benadering van het openbaar vervoer. De Waterbus, trein en bus vormen samen het openbaar vervoersysteem. De regio wil voorkomen dat de verschillende vervoerswijzen met elkaar gaan concurreren. Een ander aandachtspunt is het tarievenbeleid. De regio zet niet in op gratis openbaar vervoer voor bepaalde doelgroepen. Wel wil de regio bij evenementen met een regionale uitstraling, zoals de jaarlijkse Kerstmarkt, het gebruik van het openbaar vervoer maximaal stimuleren. Goed openbaar vervoer is ook toegankelijk openbaar vervoer voor minder validen. Binnen de concessie zal de regio blijvend aandacht vragen voor toegankelijk busmaterieel en aandacht van de buschauffeurs voor de minder valide reizigers. Aanpak Infrastructuur Na realisatie van de tweede fase wordt het HOV-D programma geëvalueerd en het functioneren van het busvervoer in beeld gebracht. Gekeken wordt of de beoogde ambities zijn behaald en concrete verbeteringen zijn bereikt. Op basis van deze resultaten wordt beoordeeld of een derde fase wenselijk is.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
17
DAV-vervoersconcessie Na de aanbesteding van het busvervoer aan Arriva vindt periodiek afstemmingsoverleg plaats. De regio biedt (blijvend) aan om de verschillende Drechtsteden gemeenten tijdens deze overleggen te vertegenwoordigen. De regio maakt zich sterk voor de integratie van de vervoerssystemen Waterbus, bus en MerwedeLingelijn tot één stuurgroep. De regio stelt in 2013 een nieuwe visie op het openbaar vervoer op. In deze nieuwe visie wordt de evaluatie van het HOV-D en concessiebeheer betrokken en staat de samenhang tussen de Waterbus, bus en spoor centraal. De visie wordt ingebracht bij de provincie ZuidHolland voor de nieuwe aanbestedingen bus, Waterbus en MerwedeLingelijn. Om te voorkomen dat de vervoerssystemen elkaar gaan beconcurreren, moeten goede keuzes gemaakt worden.
4.4
Waterbus Stand van zaken Infrastructuur De Waterbus is hét symbool van de regionale samenwerking. Het zwaartepunt van het Waterbussysteem ligt in de driehoek Zwijndrecht – Dordrecht – Papendrecht. Tussen deze drie rivieroevers vindt het meeste vervoer over het water plaats. Een tweede zwaartepunt van de Waterbus ligt in de verbinding Rotterdam – Dordrecht. Deze lijn verbindt de tussengelegen gemeenten: Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Alblasserdam, Ridderkerk. De Waterbus dankt haar succes aan de bediening van meerdere doelgroepen. Zowel woon–werk reizigers als scholieren en het winkelend publiek maken gebruik van de Waterbus. Eind 2012 gaat de Waterbus met zuinigere vaartuigen varen op de routes Dordrecht – Zwijndrecht en Dordrecht – Papendrecht. Vervoersconcessie De Waterbus heeft haar eigen vervoersconcessie. Deze loopt tot 2022 door. De concessie is verleend door de provincie Zuid-Holland aan Aquabus BV, een samenwerking tussen Arriva en Rederij Doeksen. Besluiten over de dienstregeling zijn in handen van de vervoerder, de regio kan met ideeën en verbetervoorstellen komen.
Afbeelding X: aantal reizigers per halte (totaal 2009). Ambities Infrastructuur Met de opening van de Ark van Noach ligt in Dordrecht op de Stadswerven het grootste houten schip ooit gebouwd. De inzet is hier een afmeervoorziening te realiseren, zodat een bezoek ook per Waterbus en overige toeristenschepen mogelijk wordt. Verder wordt de Waterbus haltes in Hendrik Ido Ambacht verplaatst, en wordt gewerkt aan een Toeristisch Overstap Punt (TOP) in Alblasserdam. Een Waterbus-verkooppunt (tickets routekaarten e.d.) op de drukste waterbushalte aan de Merwedekade in Dordrecht is een ander service gerichte doorontwikkeling van het Waterbusysteem. Vooralsnog lijkt het reizigerspotentieel te laag om de lijn uit te breiden richting Dordtse Kil of ’s-Gravendeel.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
18
Een uitbreiding richting Gorinchem lijkt ongewenst, vanwege mogelijke concurrentie met de MerwedeLingelijn. De regio zet ook in op uitbreiding en stimuleren van het gebruik van de bestaande kleinere haltes, zoals Westeind en Oosteind. Vervoersconcessie De Drechtsteden willen het Waterbussysteem minimaal handhaven en waarmogelijk verbeteren. Kansen liggen er is het realiseren van een sneldienst met Rotterdam. Ook het vertreken van het toeristische concept Kinderdijk – binnenstad Dordrecht – Ark van Noach en Biesbosch. Het huidige systeem kan tevens worden uitgebreid door meer in de avonduren te varen. De zomerdienstregeling kan opnieuw worden bekeken en verbeterd. Hetzelfde geldt voor de vaardiensten bij evenementen. Deze worden per geval apart beoordeeld. Ook kan winst worden geboekt bij een verdere doorontwikkeling van de marketing van het product Waterbus. Aanpak Infrastructuur De regio stimuleert gemeenten om nieuwe en kwalitatief betere afmeervoorzieningen te onderzoeken en indien kansrijk ook te realiseren. De regio ondersteunt onderzoek naar het reizigerspotentieel voor een mogelijke uitbreiding van de haltes, zoals naar Dordtse Kil of ’s-Gravendeel. Vervoersconcessie Net als de vervoersconcessie voor het busvervoer, participeert de regio in de concessie voor de Waterbus. De regio vertegenwoordigt de verschillende gemeenten richting de vervoersautoriteit (de provincie Zuid-Holland). Dit is een continu proces. Bij de concessieverlening worden de kaders vastgelegd. De ontwikkelingfunctie ligt vervolgens primair bij de vervoerder. Het concessiebeheer is het podium waarop verbetervoorstellen (wijzigingen in de lijnvoering en dienstregeling) besproken worden. De exploitant van de Waterbus wordt uitgedaagd om continu met verbetervoorstellen (dienstregeling maar ook in haar marketing) te komen. De regio ziet de meeste kansen in het langer doorvaren in de avonduren en tijdens evenementen. Zoals in de vorige paragraaf benoemd, gaat de regio in 2012 een nieuwe visie op het openbaar vervoer opstellen. Hierbij wordt de evaluatie van het HOV-D en concessiebeheer in betrokken. In de visie komt de samenhang tussen de Waterbus, bus en spoor centraal te staan.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
19
5
Gemotoriseerd verkeer Voor het gemotoriseerd verkeer heeft de doorstroming op het hoofdwegennet en de directe aansluitingen op het onderliggend wegennet prioriteit. Het gaat hierbij (1) deels om cofinanciering en lobby en voor harde investeringen in hoofdinfrastructuur zoals de A15, A16 of de N3 en (2) deels om maatregelen zoals verkeersmanagement om deze effectiever te benutten.
De regio wil het hoofdwegennet auto optimaal benutten. In het volgende hoofdstuk worden de stand van zaken, ambities en aanpak op het gebied van verkeersafwikkeling, de benutting van bestaande weginfrastructuur door dynamisch verkeersmanagement en parkeren behandeld.
5.1
Verkeersafwikkeling Stand van zaken Door de aanwezigheid van water, het spoor en de rijkswegen A15, A16, N3 en de N915 (brug over de Noord) is bereikbaarheid van en binnen de regio in potentie een sterk punt. Door de kenmerkende waterwegen is echter het aantal oeververbindingen voor wegverkeer beperkt. Daarnaast zijn de meeste oeververbindingen onderdeel van de nationale hoofdinfrastructuur van rijkswegen, waardoor de Drechtsteden nauwelijks een ‘eigen’ onderliggend regionaal wegennet hebben. Door het toenemende autogebruik neemt de drukte op de omringende rijkswegen toe. Tegelijkertijd vinden in de regio en de Zuidvleugel grootschalige ontwikkelingen plaats op woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Ontwikkeling van de tweede Maasvlakte is aanstaande. Uit onderzoek naar infrastructurele knelpunten blijkt dat ook door deze ontwikkelingen de regio te maken krijgt met toenemend autoverkeer. Door de toenemende drukte ontstaan knelpunten op diverse wegvakken en aansluitingen van het hoofdwegennet binnen de regio. De regionale bereikbaarheid over de weg neemt hierdoor af, met gevolgen voor de verkeersafwikkeling binnen de Drechtsteden. Deze ontwikkeling vereist blijvende aandacht. Voor een evenwichtig beeld van de bereikbaarheid binnen de Drechtsteden is een knelpuntenanalyse voor het wegverkeer uitgevoerd5. Middels deelanalyses zoals wegvak-, kruispunt-, netwerk- en luchtkwaliteitsanalyses, is een clustering aangebracht van de grootste knelpunten binnen de regio. Deze clusters van knelpunten liggen ruimtelijk gezien in elkaars verlengde en beïnvloeden elkaar. De gebiedsgerichte benadering maakt de samenhang van knelpunten inzichtelijk. Een oplossing moet op hetzelfde schaalniveau worden gezocht, zodat het probleem geheel wordt opgelost en maximaal rendement wordt behaald met de ingezette middelen.
5
Knelpuntenanalyse wegverkeer Drechtsteden, kwalitatieve analyse wegverkeer op basis van de RVMK Drechtsteden, Goudappel Coffeng, november 2009
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
20
Knelpunten regio De regio heeft verschillende investeringsafspraken met het Rijk gemaakt. De belangrijkste bovenregionale investeringen zijn de aansluitingen A15 / N3, A16 / N3, A16 / Mijlweg, A16 / Dordtse Kil 4 en A15 / Grote Beer. Verkenning naar de congestie op de A15 leverde veel inzicht op in aard en omvang van de problematiek (ter hoogte van de Drechtsteden). Er is echter nog geen investeringsbesluit genomen door de wegbeheerder om het dagelijkse fileleed aan te pakken. De regio is nauw aangesloten bij deze investeringen en onderzoeken. Ambities Zoals eerder benoemd is een goede bereikbaarheid één van de fundamenten van de Drechtsteden. Niet alleen is bereikbaarheid een belangrijke voorwaarde voor een economische vitale regio, ook de luchtkwaliteit is gebaat bij een goede doorstroming. Voor het hoofdwegennet gelden tot 2020 de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit: de files bekorten, de betrouwbaarheid van de reistijd verhogen en de reistijd van deur tot deur verminderen. Het streven is een gemiddelde gereden snelheid (niet de maximale) op het hoofdwegennet van 80 km per uur in 2028 in de spitsuren. Om tegemoet te komen aan de toekomstige vraag naar mobiliteit zal het hoofdwegennet sterker moeten worden, het regionaal wegennet een sterkere positie moeten gaan innemen, en zullen hoofd- en regionaal netwerk meer in samenhang moeten worden bekeken. De doorstroming van het gemotoriseerde verkeer op regionaal schaalniveau wordt bepaald door een goede aansluiting van het hoofdwegennet (A16, N3 en A15) op het onderliggende wegennet. Het gaat hierbij niet om één kruispunt direct bij de op- en afrit, maar om de verschillende kruispunten die in samenhang het functioneren van een aansluiting bepalen. De regio Drechtsteden geeft prioriteit aan het oplossen van knelpunten met een regionaal karakter. Knelpunten zijn prioriteit wanneer zij voldoen aan de volgende criteria: 1. invloed op de doorstroming van het hoofdwegennet (A15, A16, N3) 2. invloed op de doorstroming van aansluitingen van het gemeentelijke wegennet op het hoofdwegennet
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
21
3. invloed op de doorstroming van verbindingswegen tussen twee of meer gemeenten (minimaal twee wegbeheerders) 4. invloed op de bereikbaarheid van locaties met een regionale uitstraling of betekenis Aanpak De regio maakt zich hard voor de aanpak van de geprioriteerde knelpunten, zoals weergegeven op de kaart. Een voorwaarde voor de aanpak is dat de wegbeheerder verantwoordelijk is en blijft voor de planuitwerking en de uitvoering. De regio zal geen opdrachtgeverrol vervullen voor het initiëren van een project. Deze rol is primair weggelegd voor de wegbeheerder. De regio heeft wel een nadrukkelijk rol in de ondersteuning van de gemeenten bij het agenderen van knelpunten bij de provincie en het Rijk, het bewaken van de uitvoering van gemaakte afspraken en het benutten van kansen die ontstaan bij groot onderhoud. Op deze wijze wil de regio slimme combinaties, koppelingen of bestuurlijke aandacht bewerkstelligen. De volgende dossiers hebben de komende drie tot vier jaar prioriteit: Agenderen / lobby: • Verkenning doorstroming A15 (Papendrecht – Gorinchem) • Aansluiting Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Volgerlanden (op A15 en A16) Bewaken uitvoering gemaakte afspraken: • Uitvoering ‘Programma aansluitingen HWN/ OWN’: o Aansluiting A16/ Mijlweg o Knoop A16/ N3 o Knoop A15/ N3/ N214 • Aansluiting A15/ Grote Beer/ Burgemeester Keijzerweg (Nieuwland Alblasserdam) • Ontsluiting Dordtse Kil 4/ A16 • A15/ Sliedrecht Kansen benutten: • Groot onderhoud N3 (inclusief aansluitingen onderliggend wegennet): o Provincialeweg (Dordrecht) o Aansluiting Wilgenwende/ N3/ Copernicusweg De extern georiënteerde samenwerking binnen de Drechtsteden moet de regio sterker, zichtbaarder en daarmee slagvaardiger maken op Rijks- en provinciaalniveau. Op deze wijze kan een effectievere (bestuurlijke) agendering worden georganiseerd.
5.2
Verkeersmanagement Naast het realiseren van nieuwe infrastructuur en het oplossen van knelpunten, is het benutten van de bestaande infrastructuur één van de bouwstenen van het mobiliteitsbeleid. Stand van zaken Binnen de regio Drechtsteden hebben alle gemeenten verkeerslichten. Deze verkeerslichten regelen het verkeer op de drukkere kruispunten. De meeste verkeerslichten detecteren het verkeer en verdelen de groentijd volgens een vooraf geprogrammeerd schema. Op enkele locaties in de regio zijn de verkeerslichten aan elkaar gekoppeld, zodat een ‘groene golf’ ontstaat.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
22
Behalve de verschillende gemeenten heeft ook Rijkswaterstaat veel verkeerslichten in beheer. Deze verkeerslichten regelen onder andere de op- en afritten met de A16, N3 en de A15. Deze verkeersmanagement maatregelen worden op een lokale manier ingezet door de afzonderlijke wegbeheerders. Op dit moment is het niet mogelijk om regionale verkeersstromen over een alternatieve route te sturen, bijvoorbeeld doordat verschillende verkeerslichten niet aan elkaar zijn gekoppeld. In de huidige situatie ontbreekt zowel de technische mogelijkheid als een visie op de wijze waarop het verkeer slimmer over het regionale wegennet van Rijk, provincie en gemeenten kan worden geleid. Voor een betere benutting van het regionale wegennet is vooral verkeersmanagement op netwerkniveau van belang. De technische ontwikkelingen gaan snel. Automobilisten maken steeds vaker gebruik maken van in-car systemen, zoals routenavigatiesystemen, waardoor het belang van verkeersborden voor het vinden van de juiste route afneemt. De verwachting is dat de routenavigatiesystemen een steeds prominentere rol gaan vervullen in de route-informatie. De regio is nog niet aangehaakt op deze ontwikkelingen. Ambities De regio wil alle informatie bundelen die verkeerslichten, zowel in beheer van de gemeente als in beheer van het Rijk, verzamelen. De verkeerslichten verzamelen informatie over de technische en functionele werking van de verkeerslichten. De moderne verkeerslichten tellen ook het aantal passerende voertuigen en slaan deze op. Wanneer de verkeerslichten deze informatie kunnen doorsturen, wordt het mogelijk om te monitoren hoeveel verkeer over het wegennet rijdt. De gegevens kunnen worden gebruikt voor een slimmer beheer van de verkeerslichten. Door deze zogenaamde ‘kwaliteitscentrale’ kan op kruispuntniveau de technische- en functionele werking van de verkeersregeling worden gemonitord. Op netwerkniveau kan de werking van de groene golf worden gemonitord. Daarnaast streeft de regio naar regionaal verkeersmanagement, zodat het mogelijk wordt om verkeerstromen binnen de regio over alternatieve routes te sturen. Het streven is een aanpak waarbij de verschillende wegbeheerders samenwerken rond de inzet en benutting van het beschikbare wegennet. Aanpak Op het niveau van de Zuidvleugel wordt al nauw samengewerkt tussen Rijkswaterstaat, de provincie en de stadsregio’s op het gebied van regionaal verkeersmanagement. De provincie en Rijkswaterstaat hebben aangegeven dat zij ook graag voor de gebieden buiten de stadsregio’s een visie op het gebied van verkeersmanagement willen gaan ontwikkelen, samen met de betrokken regio’s en gemeenten. De Drechtsteden willen aanhaken en stellen kennis en capaciteit ter beschikking.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
23
5.3
Parkeren In 2010 is het regionale Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In dit plan is afgesproken dat P+R, carpoolen en vrachtwagen parkeren van regionaal belang zijn. In de volgende paragraaf worden de afspraken uit dit regionale Parkeerplan kort herhaald. Thema’s als betaald parkeren, tarievenbeleid of parkeernormen blijven een gemeentelijke aangelegenheid. Park + Ride bij stations en Waterbus De regio zet in op het realiseren van extra kwalitatief goede parkeerplaatsen nabij de verschillende treinstations. Dit is conform de afspraken in het kader van Stedenbaanplus. Het gebruik van de parkeerplaatsen nabij de Waterbushaltes wordt in alle gemeenten gemonitord. Bij een hoge bezettingsgraad en aanwezige fysiek ruimte, worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd door de gemeente. Carpoollocaties De regio voert een vraaggestuurd beleid ten aanzien van carpoollocaties. Enkel bij een goed functionerende locatie met een tekort aan parkeerplaatsen wordt ingezet op uitbreiding van de parkeercapaciteit. Carpoollocaties worden gemonitord. Bij ontoereikende capaciteit wordt in overleg met de eigenaar gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden. Momenteel lijkt er geen behoefte te zijn aan een extra locatie. Vrachtauto parkeren Het bieden van voldoende parkeerplaatsen voor vrachtwagens is deels een regionaal vraagstuk. Het is van belang dat binnen de regio drie clusters van bewaakte parkeerplaatsen voor vrachtwagens beschikbaar zijn. Voorgesteld wordt om op iedere rivieroever minimaal één grote locatie voor het parkeren van vrachtwagen aan te bieden. Of daarnaast ook nog enkele straten binnen een gemeente worden ontheven van een algemeen parkeerverbod is een lokale verantwoordelijkheid.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
24
6
Verkeersveiligheid De verkeersveiligheid wordt verbeterd door (1) in de Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid Drechtsteden samen te werken met regionale partners. Via een integrale benadering wordt (2) geïnvesteerd in het aanpakken van gevaarlijke locaties, in combinatie met (3) projecten gericht op gedragsbeïnvloeding en verkeerseducatie. De regio wil de verkeersveiligheid verbeteren. Voortdurende collectieve aandacht voor het thema blijft nodig. Ondanks de daling van het aantal verkeersongevallen en verkeersslachtoffers in de Drechtsteden6, vraagt het werken aan verkeersveiligheid om permanente verbeteringen. Het landelijk Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008-2020 concludeert dat de ‘eenvoudige’ maatregelen bijna allemaal zijn genomen en het moeilijker wordt om de komende jaren verkeersveiligheidwinst te boeken. De minister van I&M vraagt om decentrale uitwerking van het landelijke plan, gebaseerd op samenwerking, integrale aanpak en Duurzaam Veilig. Stand van zaken De regio werkt in de Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid (RPV) Drechtsteden7 samen op basis van een intentieverklaring uit 1997. In deze verklaring wordt het gezamenlijk streven naar een geïntegreerde en breed gedragen regionale aanpak van de verkeersveiligheid vastgesteld. De intentieverklaring legt ook de bestuurlijke en ambtelijke inzet binnen de RPV vast. De RPV Drechtsteden werkt samen met de provincie Zuid-Holland als regievoerder op het gebied van verkeersveiligheid in de regio. Zij wordt hierbij ondersteund door het Regionaal Ondersteuningsbureau Verkeersveiligheid Zuid-Holland (ROV Zuid-Holland). Op basis van het RPV meerjarenplan 2008-2010 zijn de afgelopen jaren verschillende doelgroepgerichte activiteiten geïnitieerd en uitgevoerd. Deze hadden tot doel het verbeteren van het regionale verkeersgedrag en daarmee de verkeersveiligheid. Het accent lag op kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals schoolgaande jeugd en senioren. Opmerkelijke resultaten zijn structurele verkeerseducatie en voorlichting op 30% van de basisscholen aan leerlingen, ouders en leerkrachten conform het regionale programma ‘School op Seef’, uitgevoerd schoolroute onderzoek onder regionale middelbare scholieren om veelgebruikte fietsroutes en knelpunten te achterhalen en de jaarlijkse regionale actie fietsverlichting. In het RPV Actieprogramma Verkeersveiligheid 2011 – 2013 blijft gedragsbeïnvloeding centraal staan. Succesvolle activiteiten op dit gebied worden gecontinueerd. Het accent in deze activiteiten blijft met name gericht op kwetsbare verkeersdeelnemers in combinatie met de aanpak van structurele verkeersovertreders. Nieuw is de aandacht voor verkeersveiligheid in de brede zin van het woord en preventie. De RPV wil haar horizon verbreden van gedragsactiviteiten naar het stimuleren van infrastructurele en innovatieve activiteiten.
6
Tussen 1999 en 2008 is het aantal verkeersongevallen in de Drechtsteden gedaald van 3.801 naar 1.963 per jaar (/- 48%). Het aantal verkeersslachtoffers is gedaald van 651 in 1999 naar 310 in 2008 (-/- 52%). 7 Deelnemende partners in de RPV Drechtsteden zijn de provincie Zuid-Holland, het Regionaal Ondersteuningsbureau Verkeersveiligheid Zuid-Holland, Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland, de waterschappen, de Drechtsteden gemeenten, de politie Zuid-Holland-Zuid, het Openbaar Ministerie, het Landelijk Parket Team Verkeer, Veilig Verkeer Nederland en de Fietsersbond Drechtsteden. De regio levert de secretaris van de RPV.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
25
Deze activiteiten zullen met name gericht zijn op kansrijke doelgroepen zoals middelbare scholieren, jonge bestuurders (automobilisten en bromfietsers) en overtreders. Maar de acties kunnen zich ook richten op kansrijke infrastructurele locaties. De aandacht voor preventie in verkeersveiligheidsbeleid en de daaruit vloeiende regionale activiteiten is gericht op het voorkomen van verkeersongevallen. Verkeersslachtoffers worden hierbij niet geaccepteerd. Dit uitgangspunt wordt ook wel ‘Vision Zero’ genoemd. Bij het uitvoeren van activiteiten en beleid op het gebied van verkeersveiligheid wordt gekozen voor een mensgerichte in plaats van een cijfermatige benadering. Cijfers over verkeersongevallen en slachtoffers zijn output, maar geen input. De RPV partners realiseren zich dat verkeersveiligheidsbeleid een lange adem vergt. Met een planhorizon van 2020 geeft het landelijke Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008-2020 hier ook blijk van. Aanpak Aangezien verkeersveiligheid een zaak is van, vóór en dóór iedereen, is het van belang om een verdere integrale aanpak na te streven. De RPV wil naar een integrale aanpak waar telkens wordt gezocht naar een optimale mix van verkeersveiligheidsmaatregelen op het gebied van gedragsbeïnvloeding, infrastructuur / ruimtelijke ordening en voertuigveiligheid. Verkeersveiligheid moet een essentieel onderdeel zijn bij integrale planvorming voor infrastructuur en bouwprojecten. Binnen een aantal RPV programma’s worden al dwarsverbanden gelegd met andere beleidsvelden. Op het gebied van verkeerseducatie voor scholieren wordt samengewerkt met onderwijsbegeleidingsdiensten, scholen, rijschoolhouders, ANWB, VVN, Fietsersbond, politie, Openbaar Ministerie, (verkeers-)ouders, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Voor de senioren wordt rond de scootmobielcursus samengewerkt met het beleidsveld Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Voor de ontwikkeling van een integrale aanpak is samenwerking het sleutelbegrip. Daarnaast is voor een werkelijk structurele integrale aanpak van de regionale verkeersveiligheid, de ontwikkeling en implementatie nodig van instrumenten zoals de verkeersveiligheidmonitor, PRIOS of verkeersveiligheidsarrangement. Ten aanzien van verkeershandhaving wil de RPV een regionaal verkeersveiligheidsarrangement afsluiten met politie en Openbaar Ministerie. Naast een integrale aanpak, kiest de regio in haar aanpak voor continuering van het succesvolle concept Duurzaam Veilig. De daling van het aantal ongevallen en verkeersslachtoffers in de Drechtsteden is mede te danken aan Duurzaam Veilig. Deze integrale benadering van het verkeerssysteem richt zich op de internationaal bekende drie E’s: weginrichting en voertuigtechnologie (Engineering), onderwijs (Education) en handhaving (Enforcement). Het accent binnen Duurzaam Veilig lag de afgelopen jaren met name op de weginrichting en handhaving. De RPV Drechtsteden wil dat verkeersveiligheidactiviteiten en -maatregelen conform het concept van Duurzaam Veilig worden geïnitieerd en uitgevoerd. Ook wordt gestreefd naar het beter informeren van verkeersdeelnemers over de reden waarom en wijze waarop verkeersveiligheidactiviteiten, -maatregelen en –regels worden uitgevoerd. Ook de verkeersveiligheid van de fietsers op rotondes is belangrijk. De regio adviseert wegbeheerders er voor te kiezen om de landelijk ontwerp adviezen ten aanzien over fietsers op rotondes in de voorrang (binnen de bebouwde kom) toe te passen. De wegbeheerder kan gemotiveerd hiervan afwijken.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
26
Binnen de Duurzaam Veilig aanpak zijn tot en met 2020 de belangrijke regionale aandachtsgebieden voetgangers, enkelzijdige ongevallen, 50 en 80 km wegen, bestuurders onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen en verkeersovertreders met focus op snelheid.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
27
7
Mobiliteitsmanagement Mobiliteitsmanagement is gericht op reduceren van vermijdbaar verkeer in de spits en de bewustwording van bedrijven over hun eigen verantwoordelijkheid. Vanuit de behoefte van het bedrijfsleven om ook in de spits goed bereikbaar te zijn vertaalt de regio (1) landelijke initiatieven en (2) financiële regelingen door naar de situatie in de Drechtsteden. Tevens voert de Drechtsteden (3) samen met het bedrijfsleven diverse projecten uit.
Mobiliteitsmanagement is het organiseren van ‘slim reizen’ door werkgevers en overheden, veelal de gemeente. De gevolgen van het woon-werk verkeer, het zakelijk verkeer en het sociaalrecreatieve verkeer worden zodanig beïnvloed dat de milieubelasting wordt teruggedrongen en de bereikbaarheid wordt vergroot. De regio wil mobiliteitsmanagement versterken. Stand van zaken Sinds 2007 bestaat de Taskforce Mobiliteitsmanagement (TFMM), een stimuleringsregeling van het Rijk. In de regio geven de Kamer van Koophandel (KvK), de Werkgevers Drechtsteden (WD) en Verkeers- en Coördinatiecentrum Zuid-Holland Zuid (VCC ZHZ) regionaal invulling aan de TFMM. De regio Drechtsteden beschouwt dit commitment als een essentiële voorwaarde voor een succesvolle invulling van mobiliteitsmanagement en geeft actieve ondersteuning aan het initiatief. Eind 2012 wordt deze regeling afgerond. Parallel aan de afronding van het TFMM convenant wordt rijksprogramma Beter Benutten medio 2012 uitgerold. De provincie Zuid-Holland staat binnen het regionale pakket Beter Benutten Rotterdam aan de lat voor een gebiedsgewijze aanpak mobiliteitsmanagement Drechtsteden.
Ambities De regio beoogt met mobiliteitsmanagement een reductie van verkeer in de spits. Naast deze kwantitatieve doelstelling wil de regio bij bedrijven de bewustwording van de eigen verantwoordelijkheid op het gebied van bereikbaarheidsproblematiek vergroten. Mobiliteitsvraagstukken worden zowel top down als bottum up aangepakt. In het laatste geval spelen de individuele mobiliteitswensen en behoeften van bedrijven in de Drechtsteden een rol. De regio beschouwt mobiliteitsmanagement in de eerste plaats als een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. De regio streeft er daarom naar dat na het aanjagen en adviseren het bedrijfsleven met de opgedane kennis zelfstandig mobiliteitsmanagement implementeert. Aanpak Op korte termijn wordt samen met de convenant partners Kamer van Koophandel, Werkgevers Drechtsteden en de provincie Zuid-Holland het bestaande convenant TFMM afgerond. Bestudeerd wordt op welke wijze het opgebouwde netwerk (de convenant partners) gekoppeld kan worden aan het parallel opgestarte programma Beter Benutten (bijvoorbeeld de Mobiliteitsmakelaar) en Duurzame Mobiliteit (bijvoorbeeld het Lean en Green label). Voor de lange termijn kiest de regio voor het doorvertalen van de landelijke programma’s naar de regio Drechtsteden.
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
28
8
Uitvoeringsagenda In de voorgaande hoofdstukken is de centrale doelstelling, het realiseren van een goede balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid, vertaald naar thematische doelstellingen op het gebied van de positie van de fiets, het openbaar vervoer, het hoofdwegennet auto, de verkeersveiligheid en Slimmer Benutten. Bij elke doelstelling is de rol van de regio en de mogelijke strategie benoemd. In de uitvoeringsagenda is dit uitgewerkt. Op basis van dit overzicht kunnen gerichte keuzes voor de komende jaren worden gemaakt. 1. Fiets Doelstelling
Versterken positie fiets
Aanpak
1. De regio stelt het regionaal fietsnetwerk vast. 2. De regio inventariseert de knelpunten. 3. De regio onderzoekt de financieringsmogelijkheden vanuit de BDU voor kwaliteitsverbeteringen en de aanleg van ontbrekende schakels, zoals snelfietsroutes. 4. De regio coördineert het beheer van het fietsroutenetwerk.
Rol regio
Regelen en samenwerken
Realisatie
2012 en 2013
Kosten en dekking
€ 5.000 ten behoeve van het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar het investeringsfonds
Resultaat
Advies over haalbaarheid van het opzetten van een regionaal fietsinvesteringsfonds
2. Openbaar vervoer Doelstelling
Versterken positie van het openbaar vervoer
Aanpak
1. De regio maakt zich hard voor investeringen in de infrastructuur van het spoor, bus en de Waterbus (lobby). 2. Op het gebied van de vervoersconcessie (Waterbus en bus) wil de regio haar huidige positie in het concessiemanagement versterken door de belangen van de Drechtsteden bij provincie en vervoerder maximaal onder de aandacht te brengen. 3. De regio maakt zich sterk voor een goede afstemming tussen Waterbus, bus en MerwedeLingelijn. Hiervoor wordt een evaluatie en toekomstvisie opgesteld. 4. De regio blijft inzetten op de uitvoering van het HOV-D plan. Busbanen, doorstromingsmaatregelen bij verkeerslichten zoals KAR (beïnvloeding van verkeerslichten door buschauffeurs), de uitrol van goede informatievoorzieningen (DRIS Dynamisch Reisinformatie Systeem), fietsrekken en een marketingplan maken deel uit van het programma. In totaal worden 23 projecten binnen de regio uitgevoerd.
Rol regio
Regelen en samenwerken
Realisatie Kosten en dekking
Jaarlijks 1. Lobby: € 30.000 contributie Stedenbaanplus en € 10.000 inzet mensuren (jaarlijks ten laste van het programma verkeer en vervoer) 2. Proces en beheerskosten € 15.000 (jaarlijks)
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
29
3. 4. Resultaat
€ 30.000 (eenmalig) ten laste van het programma verkeer en vervoer Binnen het HOV-D programma gaat circa € 50 mln. aan investeringsmiddelen om
Voortgang in de verschillende dossiers
3. Gemotoriseerd verkeer Doelstelling
Voor het gemotoriseerd verkeer heeft de doorstroming op het hoofdwegennet en de directe aansluitingen op het onderliggend wegennet prioriteit.
Aanpak
1. Lobby en cofinanciering voor harde investeringen in hoofdinfrastructuur zoals de A15, A16 of de N3 Agenderen / lobby: • Verkenning doorstroming A15 (Papendrecht – Gorinchem) • Aansluiting Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Volgerlanden (op A15 en A16) Bewaken uitvoering gemaakte afspraken: • Uitvoering ‘Programma aansluitingen HWN/ OWN’: o Aansluiting A16/ Mijlweg o Knoop A16/ N3 o Knoop A15/ N3/ N214 • Aansluiting A15/ Grote Beer/ Burgemeester Keijzerweg (Nieuwland Alblasserdam) • Ontsluiting Dordtse Kil 4/ A16 • A15/ Sliedrecht Kansen benutten: • Groot onderhoud N3 (inclusief aansluitingen onderliggend wegennet): o Provincialeweg (Dordrecht) o Aansluiting Wilgenwende/ N3/ Copernicusweg 2. Maatregelen om de hoofdinfrastructuur effectiever te benutten, zoals verkeersmanagement.
Rol regio
Samenwerken. De regio maakt zich hard voor het agenderen van knelpunten met een regionaal karakter bij de provincie Zuid-Holland en het Rijk. Indien noodzakelijk zal de regio ook prioriteiten aanbrengen in de knelpunten. Het bewaken van bovenregionale processen, projecten en programma’s is een continu proces. € 20.000 jaarlijks ten laste van het programma verkeer en vervoer
Realisatie Kosten en dekking Resultaat
Het beoogde resultaat is het agenderen en bewaken van de regionale problematiek bij het Rijk en provincie Zuid-Holland
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
30
4. Verkeersveiligheid Doestelling
Verbeteren van de verkeersveiligheid
Aanpak
1.
In de Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid Drechtsteden wordt
samengewerkt met regionale partners. Onderzocht wordt of de organisatiestructuur sterker verankerd kan worden binnen de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden.
Via een integrale benadering wordt geïnvesteerd in het aanpakken van gevaarlijke locaties 3. Uitvoeren van projecten gericht op gedragsbeïnvloeding en verkeerseducatie 2.
Rol regio Realisatie
Regelen en samenwerken Jaarlijks
Kosten en dekking
€ 15.000 jaarlijks ten laste van het programma verkeer en vervoer. Het totale budget is € 30.000. Uitvoering van het regionaal programma verkeersveiligheid
Resultaat
5. Mobiliteitsmanagement Doestelling
Reduceren van vermijdbaar verkeer in de spitst en bewustwording van bedrijven van hun eigen verantwoordelijkheid.
Aanpak
Op korte termijn wordt samen met de convenant partners Kamer van Koophandel, Werkgevers Drechtsteden en de provincie Zuid-Holland het bestaande convenant TFMM afgerond. Bestudeerd wordt op welke wijze het opgebouwde netwerk (de convenant partners) gekoppeld kan worden aan het parallel opgestarte programma Beter Benutten. Voor de lange termijn kiest de regio voor het doorvertalen van de landelijke programma’s naar de regio Drechtsteden
Rol regio Realisatie
Samenwerken met maatschappelijk partners Jaarlijks
Kosten en dekking
€ 10.000 jaarlijks ten laste van het programma verkeer en vervoer.
Resultaat
Regievoering op de uitvoering van het convenant
Regionaal Mobiliteitsplan Drechtsteden
31
Inspraak regionaal mobiliteitsplan Drechtsteden Op één kompas varen 7 mei 2012 t/m 17 juni 2012 Inspreker, organisatie en datum Dhr. W. Oosterom, Sliedrecht, 7 mei 2012
Reactie Alle wegbeheerders moeten zich houden aan de regels m.b.t. fietsverkeer op de rotonde. Helaas hebben in Sliedrecht fietsers niet altijd voorrang.
Dhr. H. van de Merwe, adviesraad Gehandicaptenbeleid HIA, 11 mei 2012
1.
Dhr. J.C. Heurter, Teamleider wegbeheer, Waterschap Rivierenland, 18 mei 2012 Dhr. J. Groeneveld, Stadsregio Rotterdam, 6 juni 2012
In het regionaal mobiliteitsplan wordt niet gesproken over minder validen / gehandicapten. Er zijn een aantal redenen om aandacht te schenken aan deze groep: - De doelgroep mindervaliden wordt steeds groter door de vergrijzing; - Integraal beleid is cruciaal voor mensen met een beperking, omdat ze in alle facetten van het dagelijks leven geconfronteerd worden met knelpunten op het gebied van toegankelijkheid; - Vanuit de WMO komt steeds meer nadruk te liggen op het gebruik van collectieve / algemeen gebruikelijke voorzieningen als het openbaar vervoer. Dat kan alleen maar als die voorzieningen goed toegankelijk zijn. 2. Vaak zijn bussen en bushaltes bijvoorbeeld niet toegankelijk. Ondersteunende reactie 1. 2.
3. 4. 5.
Het mobiliteitsplan heeft een doorlooptijd van 2011 – 2016. Het is nu 2012, dus tijdspanne aanpassen; Het woord ‘vermijdbaar’ zorgt soms voor verwarring; Graag schrappen. Ook het woord ‘verkeer’ staat soms voor ‘autoverkeer’ terwijl het een alomvattend begrip is; Er wordt geschreven over samenwerkingen die onontbeerlijk zijn. Graag hier ook de Stadsregio Rotterdam aan toevoegen; Op pag. 12 staat dat de uitvoering o.a. wordt opgepakt door de ‘verkeersautoriteit’: Welk orgaan wordt hiermee bedoeld?; Het regionale fietspadennetwerk zou deel gaan uitmaken van het provinciale fietsplan. Dit impliceert dat het regionale fietspadennetwerk binnen de Drechtsteden uitsluitend dezelfde
1
Onze reactie De regio adviseert de landelijke ontwerprichtlijnen toe te passen. Fietsers zijn hierbij op rotondes (binnen de bebouwde kom) in de voorrang. Gemeenten blijven als wegbeheerder wel altijd autonoom in de keuzes welke zij maakt in concrete situaties. Binnen de regio worden haltes toegankelijk gemaakt voor minder validen. Naast deze infrastructurele aanpassingen vraagt de regio in de structurele overleggen met de vervoerder Arriva aandacht voor minder validen bij buschauffeurs.
Verwerking in Mobiliteitsplan Verwerkt in hoofdstuk 6.
Hartelijk dank voor de reactie.
Behoeft geen tekstuele aanpassingen.
1. Tijdspanne is verruimd; 2. Het begrip vermijdbaar is verwijderd; 3. De aanliggende regio’s zijn expliciet toegevoegd; 4. Hier wordt de Provincie Zuid-Holland bedoeld; 5. Het regionale fietsnetwerk is inderdaad op onderdelen fijnmaziger dan het provinciale netwerk. Gedragsbeïnvloeding ligt in de Drechtsteden primair bij het Regionaal Projectgroep Verkeersveiligheid; 6. kaart wordt aangepast; 7. Een terecht aanscherping van de begrippen; 8. de formele bevoegdheden liggen uiteraard bij de Provincie Zuid-Holland. De tekst wordt hierop verduidelijkt.
1. Verwerkt in hoofdstuk 1 2. Verwerkt in hoofdstuk 1 en 7 3. Verwerkt in hoofdstuk 1 4. Verwerkt in hoofdstuk 4 5. Verwerkt in hoofdstuk 3 6. Verwerkt in het kaartmateriaal 7. Verwerkt in hoofdstuk 4 8. Verwerkt in hoofdstuk 4 9. Verwerkt in hoofdstuk 5 10. Verwerkt in hoofdstuk 5 11. Verwerkt op de genoemde vier pagina’s 12. Verwerkt op het kaartmateriaal
Verwerkt in hoofdstuk 4.
Inspreker, organisatie en datum
Dhr. W. Nederpelt, Fietsersbond Drechtsteden, 11 juni 2012
Reactie fietspaden bevat als het provinciale fietsplan. Klopt dit? Dit strookt niet met het kaartje op blz. 25; Het fietspadennetwerk richt zich op infrastructurele maatregelen, wordt er ook aandacht geschonken aan gedragsbeïnvloeding?; 6. De kleuren groen en geel zijn op het kaartje op blz. 25 nauwelijks te onderscheiden; 7. Is de concessieverlening inderdaad het podium waarop wijzigingen in de lijnvoering en dienstregeling besproken moeten worden? Of is het aan de vervoerder?; 8. Er wordt vermeld dat de bevoegdheden op het gebied van openbaar vervoer liggen bij de provincie en de regio. Liggen deze niet uitsluitend bij de Provincie?; 9. Onder ‘P+R’ staat een tekst die uitsluitend gaat over carpoollocaties en onder ‘carpoollocaties’ ontbreekt het grootste deel van deze tekst; 10. Graag voldoende en kwalitatief goede P+R bij de stations Zwijndrecht en Dordrecht CS; 11. Op meerdere plaatsen is de tekst gedateerd: -op pag. 29 wordt gemeld dat het nachtnet gecontinueerd wordt in 2011 (en 2012); -op pag. 31 wordt gemeld dat de uitvoering start in 2011; -op pag. 34 wordt gemeld dat de Waterbus medio 2012 met zuiniger vaartuigen gaat varen; -op pag. 49 worden een aantal data genoemd inzake TFMM; 12. Het kaartje en de legenda op pag. 35 zijn onleesbaar. 1. Fietsafstanden die worden afgelegd worden vergroot. Dit komt niet alleen door de e-bike, maar ook door bijvoorbeeld de infrastructuur. Het gaat niet zozeer om de reisafstand, maar reistijd. Graag bij de afstelling van de vri’s, bij de keuze voor het wegdek (asfalt fietst comfortabeler en sneller) en de mogelijke nieuwe verbindingen kijken naar de gevolgen voor de reistijd; 2. Ondersteuning van regionaal fietsnetwerk. Regio overschrijdend verkeer gaat verder dan het aansluiten bij het provinciale netwerk; 3. Goede bewegwijzering is geen bijzaak;
2
Onze reactie 9. De regio zet in op goede P+R bij stations. De tekst hierop aangescherpt; 10. Tekst is geactualiseerd; 11. Data zijn geactualiseerd; 12. Kaart materiaal verbetert.
Verwerking in Mobiliteitsplan
1. De regio ondersteunt het pleidooi om integraal naar de fiets te kijken van harte; 2. De aansluiting van het regionale fietsnetwerk op buurregio’s is inderdaad belangrijk; 3. Ook de regio acht goede bewegwijzering eveneens van groot belang; 4. Uiteraard wordt waarmogelijk aansluiting gezocht bij fietsbeleid van buurregio’s en provincie; 5. Sturen op de modal split is inderdaad geen doel op zich. Het versterken van de positie van de fiets is dat wel. Bij alle investeringen staat
1. Verwerkt in hoofdstuk 3; 2. Verwerkt in hoofdstuk 3; 3. Behoeft geen tekstuele aanpassing; 4. Verwerkt in hoofdstuk 3; 5. Behoeft geen tekstuele aanpassing; 6. Behoeft geen tekstuele aanpassing; 7. Behoeft geen tekstuele aanpassing; 8. Verwerkt in hoofdstuk 3; 9. Behoeft geen tekstuele aanpassing; 10. Behoeft geen tekstuele aanpassing.; 11. Behoeft geen tekstuele aanpassing.
Inspreker, organisatie en datum
Dhr. L. van de Weert, 11 juni 2012
Provincie Zuid Holland, 12 juni 2012
Reactie 4. Aansluiten bij Provinciale routenetwerk betekent aansluiting zoeken bij meer dan alleen het aanleggen van fietspaden; 5. Er wordt geconstateerd dat er beperkte middelen zijn. Echter in het plan worden geen keuzes gemaakt over de door gewenste modal split. Advies is keuzes ondersteunen met doorrekeningen; 6. Bewerkstellig dat het fietsparkeren overal goed wordt geregeld, zowel kwalitatief als kwantitatief. Denk bijvoorbeeld aan CROW richtlijnen (keurmerk), maar ook verantwoordelijkheden; 7. Wat betreft de verkeersveiligheid verdient het succes van het programma SCHOOL op SEEF uitbreiding; 8. De CROW kent ook richtlijnen over Duurzaam Veilig, zoals in het regionaal mobiliteitsplan wordt onderschreven. Helaas voldoen de rotondes in Sliedrecht hier nog niet aan; 9. Verkeersveiligheid betreft ook de subjectieve (on)veiligheid. In deze tijd van krimpende budgetten dienen bij mogelijke maatregelen getoetst te worden aan objectieve onveiligheid; 10. Mobiliteitsmanagement ook eisen bij grote publieksevenementen / verkeer genererende complexen; 11. Mede met het oog op de landelijke discussie over brommers op de rijbaan, brommers als aparte doelgroep benoemen. Meer denken vanuit O.V. aansluitingen tussen bus en trein: 1. Kwaliteit aansluitingen is afgelopen jaren sterk achteruit gegaan; 2. Forse routes door de lijnen (langere reistijd); 3. Slechte geen verbinding bus – trein; 4. Is een korte lijn Amachtsezoom - De Hil /station Zwijndrecht (met aansluiting op de trein) een haalbare kaart - daarbij denkend aan alle forenzen/scholieren in het plan Krommeweg? De bushalte/abri staat er immers nog? 1. Uitgangspunten sluiten goed aan bij ambities Provincie, zoals o.a. vastgelegd in onlangs ondertekende samenwerkingsagenda;
3
Onze reactie een integrale afweging tussen nut en noodzaak voorop; 6. De regio stimuleert pro-rail, gemeentes en organisatie welke stallingen realiseren, goede en voldoende stallingen te realiseren; 7. De regio steunt uw pleidooi; 8. Uniforme voorrang op rotondes wordt door de regio ondersteund; 9. Wij adviseren beheerders de CROW adviezen op te volgen. De wegbeheerders blijven altijd autonoom in het maken van keuzes in concrete situaties; 10. Bij (grote) evenementen is bereikbaarheid een belangrijk aspect bij de organisatie; 11. De regio sluit zich aan bij het landelijke beleid “brommers op de rijbaan”. Hier wordt geen regionaal beleid op ontwikkel. Een apart bromfietsnetwerk is dan ook niet aan de orde.
Verwerking in Mobiliteitsplan
Hartelijk dan voor uw reactie. Ook de regio vindt kwaliteit belangrijk. De ontwikkelingsverantwoordelijkheid ligt echter bij Arriva. De regio zal de inhoudelijke ideeën meegeven aan de vervoerder Arriva.
Behoeft geen tekstuele aanpassingen
1. Hartelijk dank voor uw reactie; 2. Dit onderstreept ook de regio; 3. Dit uitgangspunt deelt de regio, wel wil de
1. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 2. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 3. behoeft geen tekstuele aanpassing;
Inspreker, organisatie en datum
Dhr. P. van de Kolk, 12 juni 2012
Mevr. L. Kuiper, Rijkswaterstaat ZuidHolland, 13 juni 2012
Reactie 2. Graag samenwerken betreffende het regionaal fietsnetwerk en o.a. gezamenlijk de hoofdroutes definiëren; 3. Uitgangspunt is geen derde fase HOV-D; 4. Ambities Waterbus kunnen krachtiger. De Provincie levert graag een bijdrage aan de op te stellen regionale visie op het o.v.; 5. De studies naar verbetering van de doorstroming op de A15 krijgen voorlopig geen vervolg; 6. Dat het hoofd- en regionaal wegennet in samenhang bekeken moet worden, heeft prioriteit; 7. Er wordt in samenwerking met Rijkswaterstaat, gewerkt aan een afsprakenkader omtrent dynamisch verkeersmanagement; 8. Maak bij de uitwerking van de ambities omtrent verkeersveiligheid, gebruik van de expertise van het ROV Zuid Holland; 9. Betreffende mobiliteitsmanagement op korte termijn afspraken maken om tot uitvoering over te kunnen gaan. 1. Geheel eens met L. van de Weert; 2. Lijn 17 heeft geen toegevoegde waarde. 1.
2.
3.
4.
5.
De verkenning naar de doorstroming A15 is inmiddels afgerond. Ook is in het BO-MIRT besloten dat de planstudie en vervolgstudie Papendrecht – Gorinchem wordt beëindigd; De knoop A16 / N3 onder het Programma Aansluitingen zal niet worden ingevuld door een fly-over zoals afgebeeld op bladzijde 36. Dit heeft Rijkswaterstaat gemeld. Men is nu gezamenlijk op zoek naar andere oplossingen; Er wordt aangegeven dat de regio regie voert "over de lopende programma's bij het Rijk en provincie". Graag verhelderen, hoe is dit bijvoorbeeld georganiseerd?; Er staat dat de provincie veel verkeerslichten in beheer heeft bij onder andere de op- en afritten met de A16, N3 en de A15. Rijkswaterstaat heeft hier echter ook verkeerslichten in beheer; Niet alleen de rijkswegen A15, A16 en N3 binnen de Drechtsteden vallen, maar ook de N915 (brug over de Noord) een rijksweg is binnen de Drechtsteden.
4
Onze reactie regio na realisatie van de 2e fase en de visie op het openbaar vervoer nagaan of aanvullende investeringen noodzakelijk zijn; 4. De regio heeft zeker ambities ten aanzien van Waterbus. De tekst zal hierop aangepast worden; 5. Agendering van de A15 en onderzoek naar noodzakelijke maatregelen blijft relevant; 6. Dank voor uw reactie; 7. Dank voor uw reactie; 8. Dit vindt haar uitwerking via de RPV; 9. Het hoofdstuk wordt geheel geactualiseerd.
Verwerking in Mobiliteitsplan 4. Verwerkt in hoofdstuk 4; 5. Behoeft geen tekstuele aanpassing; 6. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 7. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 8. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 9. Behoeft geen tekstuele aanpassingen;
Dank voor uw reactie. De situatie rond lijn 17 is uitgebreid besproken met Arriva. Inmiddels is lijn 17 vervangen door lijn 717 (een buurtbus) op Heersjandam. 1. De regio heeft hier met teleurstelling kennis van genomen. De ambitie blijft wel om de problematiek op de A15 (ter hoogte van de Drechtsteden) op te lossen; 2. De afbeelding wordt vervangen; 3. De regio wenst vlotte realisatie van de projecten (A16/N3 en A15/N3) zoals afgesproken in het programma aansluitingen Hoofdwegennet / onderliggend wegennet (HWN/OWN); 4. Per abuis is de provincie genoemd. Hier moet uiteraard Rijkswaterstaat staan; 5. Correcte constatering.
Behoeft geen tekstuele aanpassingen.
1. 2. 3. 4. 5.
Verwerkt in hoofdstuk 5; Verwerkt in hoofdstuk 5; Verwerkt in hoofdstuk 5; Verwerkt in hoofdstuk 5; Verwerkt in hoofdstuk 5.
Inspreker, organisatie en datum Kamer van Koophandel (KvK), werkgevers Drechtsteden (WD) en Dordrechtse Ondernemersvereniging, 14 juni 2012
Dhr. D. van Straten, Gemeente Barendrecht, 14 juni 2012
Reactie 1. Eén van de partijen genoemd wordt is de vervoersautoriteit. Graag toelichten wat deze partij voor bevoegdheden heeft, welke positie zij bekleed en wat het mandaat is; 2. Aangezien de regio niet de formele partij is in de vervoersconcessie, worden zorgen uitgesproken over de invloed die de regio Drechtsteden kan uitoefenen op de vervoersconcessie; 3. De doelstellingen m.b.t. gemotoriseerd verkeer worden volledig onderstreept. Intensievere samenwerking is daarbij gewenst; 4. Wat betreft verkeersveiligheid is het goed om in een programma te bepalen waar inspanningen effect hebben en hier uitvoering aan te geven; 5. Het afgesloten convenant Drechtsteden Bereikbaar Zakelijk Slim Mobiel is niet zoals vermeld in 2011 afgerond en het VCC is niet langer actief. Wel hebben gezamenlijke partijen aangegeven het mobiliteitsmanagement te willen doorpakken. Er is echter al een hele lange periode onduidelijkheid over de cofinanciering van TFMM convenant. Veel werkgevers horen niet of nauwelijks iets over de stand van zaken en zijn ontevreden. 1. Verbinding tussen partijen Barendrecht en Drechtsteden versterken; 2. Wat betreft het fietsnetwerk, de relatie met Barendrecht ter hoogte van station terug laten komen; 3. De buurtbusverbinding tussen Heerjansdam en Barendrecht ontbreekt op de netwerkkaart, evenals de ov verbinding over water tussen OudBeijerland-Barendrecht-Drechtsteden; 4. Meer aandacht voor het onderliggend wegennet tussen Barendrecht en de Drechtsteden, inclusief afstemming Waterschap.
5
Onze reactie 1. Met vervoersautoriteit wordt de concessie eigenaar voor het openbaar vervoer bedoeld. In de Drechtsteden is dit de provincie Zuid-Holland. Zij besteed het openbaar (bus en waterbus) aan; 2. De Drechtsteden maakt deel van de stuurgroep waarin jaarlijks de vervoerplannen van de vervoerders worden geaccodeerd; 3. De regio onderstreept het belang van samenwerking met de KvK en de WD; 4. De regio werkt via de RPV het thema verkeersveiligheid uit; 5. Er is samen met KvK en WD en PZH hard gewerkt aan de nieuwe gezamenlijke doorstart, waarbij de integratie van verschillende Mobiliteitsmanagement trajecten centraal staat. De nieuwe tekst is samen met WD, KvK en PZH opgesteld.
Verwerking in Mobiliteitsplan 1. Verwerkt in hoofdstuk 4; 2. Verwerkt in hoofdstuk 4; 3. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 4. Behoeft geen tekstuele aanpassingen; 5. Verwerkt in hoofdstuk 7.
1.
1. 2. 3. 4.
2.
3. 4.
Drechtsteden wil de relatie met Barendrecht eveneens versterken; De Drechtsteden willen samen werken aan een integraal fietsnetwerk en fietssnelwegen net. Op de kaart wordt alleen dat deel op het grondgebied van de Drechtsteden getoond; De buurtbus is recent gaan rijden. Voor een gesprek over vervoer over water staat de regio altijd open; De verbinding over de weg tussen Barendrecht en Zwijndrecht heeft hoofdzakelijk een lokaal karakter (tussen beide gemeenten).
Behoeft Behoeft Behoeft Behoeft
geen tekstuele aanpassing; geen tekstuele aanpassing; geen tekstuele aanpassing. geen tekstuele aanpassing.