Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 5 maart 2013 Locatie: Gemeentehuis Zwijndrecht, Raadhuisplein 3 17.00-18.00 uur
Themabijeenkomst voor raad- en collegeleden Transitie jeugdzorg (gericht op het vraagstuk van sturing en schaal) Per 1 januari 2015 wordt de jeugdzorg (inclusief jeugd-ggz en jeugd-lvb) gedecentraliseerd naar gemeenten. De 17 gemeenten in ZHZ bereiden zich hier gezamenlijk op voor. Op basis van de conceptvisie van de 17 gemeenten werken partners en cliëntenorganisaties gezamenlijk een ontwerp uit voor de getransformeerde jeugdzorg. Daarnaast buigen de 17 gemeenten zich over het sturingsvraagstuk: welke resultaten willen we afspreken met partners, wat betekent dat voor inkoop/subsidiëring, wat betekent dat voor arrangeren en samenwerking, en welke eisen stelt dit aan toegang tot jeugdzorg? Programma Michiel van der Vlies, bestuurlijk opdrachtgever van de voorbereidingen op de transitie en transformatie van de jeugdzorg in ZHZ, gaat tijdens de themabijeenkomst graag met u in gesprek over het sturingsvraagstuk. 17.00-17.05 u. 17.05-17.25 u. 17.25-17.35 u. 17.35-17.45 u. 17.45-17.55 u. 17.55-18.00 u.
18.00 -19.00 uur 19.00-19.30 uur
Welkom door Michiel van der Vlies. Aan de hand van een concrete casus wordt duidelijk gemaakt welke vragen gemeenten de komende maanden moeten beantwoorden om het sturingskader voor de getransformeerde jeugdzorg in te vullen. Gelegenheid voor vragen en meegeven van suggesties. Toelichting op het vervolgproces: welke mogelijkheden zijn er voor gemeenteraadsleden om deel te nemen aan het proces en wat is de planning van de besluitvorming door gemeenteraden? Gelegenheid voor vragen en meegeven van suggesties. Afsluiting door Michiel van der Vlies.
Bijlage: Achtergrondinformatie: Raadsinformatiebrief: Transitie en transformatie zorg voor jeugdigen Gezamenlijke maaltijd Fractieoverleg Wilt u in verband met de logistieke organisatie uiterlijk 26 februari. a.s. doorgeven of u met uw fractie vergadert? Dit kunt u doen via
[email protected].
Carrouselvergaderingen voor raadsleden BESTUUR Toekomst Drechtsteden (opiniërend) 19.30-21.30 uur Deel twee van de Toekomst Drechtsteden staat voor vandaag op het programma. Er zal een opiniërende bespreking zijn over de programmering van de strategische agenda Drechtsteden en toedeling van bevoegdheden. Conform het verzoek van de Carrousel van 4 december jl. heeft de raadswerkgroep Toekomst Drechtsteden hiervoor een notitie voorbereid. De notitie beoogt een handreiking te zijn voor de Carrousel om concreet, aan de hand van het recent geactualiseerde rMJP, een gesprek te voeren over de programmering van de regionale agenda en de gewenste sturing. In de notitie van de raadswerkgroep is ten behoeve van deze oriënterende bespreking een aantal vragen opgenomen. Portefeuillehouder: A.B. Blase en de voorzitter van de werkgroep uit de Drechtraad M. van der Plaat Bijlage B1: - Notitie van de raadswerkgroep Toekomst Drechtsteden ‘Strategische agenda Drechtsteden en de programmering’, van 15 december 2012* - Concept-verslag Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013* Voorzitter: R.V. van Engelen Griffier: A.P.M.A.F. Bergmans FYSIEK 19.30-20.30 uur
Noordoevers Conform toezegging in de Drechtraad van 15 januari 2013 door de portefeuillehouder. Bijlage: - Raadsinformatiebrief: Stand van zaken onderzoek gevolgen niet actief ontwikkelen project Noordoevers-Transformatiezone Portefeuillehouder: P.H. Sleeking
-2-
Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 5 maart 2013 Locatie: Gemeentehuis Zwijndrecht, Raadhuisplein 3 Voorzitter: C. Moorman Griffier: T.E. van Ditmars SOCIAAL 19.30-21.30 uur
Initiatiefvoorstel VVD (zoals gemeld door mevr. Burger tijdens de Drechtraad op 5 februari jl.) inzake startersbeurs arbeidsmarkt (opiniërend) Bijlage S1: - Initiatiefvoorstel VVD Wijziging Verordening werk en inkomen Drechtsteden (opiniërend) Aanpassing van de verordening op de Fraudewet, die 1 januari 2013 in werking is getreden. Daarnaast geldt per 1 januari 2013 ook de Wet verhoging AOW- en pensioenrechtleeftijd, die om een aantal wetstechnische aanpassingen van de verordening vraagt. Portefeuillehouder: E. van de Burgt Bijlage S2: - Voorstel: Wijziging Verordening werk en inkomen Drechtsteden - Wijzigingsbesluit* - Toelichting wijzigingsbesluit werk en inkomen* 3e Voortgangsrapportage arbeidsmarkt Drechtsteden (informerend) Twee maal per jaar wordt de Drechtraad geïnformeerd over de uitvoering van het Regionaal programma arbeidsmarktbeleid. Deze 3e voortgangsrapportage heeft betrekking op de 2e helft van 2012. De economische vooruitzichten en consequenties voor de arbeidsmarkt zijn, net als voor de rest van Nederland, ook voor de regio negatief. De rapportage geeft tevens de inzet van het programma in 2013. De inspanningen vanuit het programma hebben met een nieuwe uitdaging te maken namelijk een van oplopende werkloosheid in de regio en teruglopende budgetten. Deze realiteit vraagt om een inzet van alle allianties: publiek-privaat, lokaal en regionaal. Portefeuillehouder: E. van de Burgt Bijlage S3: - Voorstel: 3e Voortgangsrapportage Arbeidsmarktbeleid Drechtsteden - 3e Voortgangsrapportage regionaal Arbeidsmarktbeleid* Lokale preventie in de maatschappelijke zorg (Wmo)(prestatievelden 7, 8, 9)(informerend) Op 2 oktober 2012 heeft de Drechtraad naar aanleiding van een presentatie van het Wmobeleidsplan 2012-2014 van Dordrecht door portefeuillehouder verzocht om een notitie, waarin de lokale Wmo-beleidsplannen met elkaar zijn vergeleken op overeenkomsten en verschillen in beleid en aanpak m.b.t. preventie, doorgeleiding en nazorg. Portefeuillehouder: H.P.A. Wagemakers Bijlage S4: - Voorstel: Lokale preventie in de maatschappelijke zorg (Wmo) - Inventarisatie lokale preventie in de maatschappelijke zorg (matrix)* Voorzitter: C.N. de Jager Griffier: B.C.A. Poiesz
21.30-22.45 uur
Drechtraad Zie agenda en bijbehorende stukken Drechtraad.
* Deze stukken zijn te vinden via www.drechtraad.nl / Drechtstedendinsdag, de stukken. 22.45 uur
Sluiting met een hapje en drankje
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
Een overzicht van de vormen van jeugdzorg die onder gemeentelijke regie gaan vallen
Inleiding: de zorg voor jeugd Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle zorg voor jeugd. De zorg voor jeugd heeft als doel bijdragen aan een gezonde ontwikkeling, participatie, burgerschap en veiligheid van jeugdigen. De zorg voor jeugd omvat in de eerste plaats het basisaanbod, dat wil zeggen basisvoorzieningen en -diensten zoals het rijksvaccinatieprogramma en screeningen, een bezoek aan het consultatiebureau en de schoolarts maar ook algemene opvoed- en opgroei-informatie of cursussen over opvoeden of eerstelijns psychologische hulp. Naast het basisaanbod omvat de zorg voor jeugd de specialistische zorg ofwel geïndiceerde zorg. Dit zijn zwaardere en meer specialistische vormen van zorg zoals de dagbehandeling of behandeling in een residentiële voorziening. Deze specialistische zorg wordt aan een klein deel van de jeugd gegeven. Alle kinderen en jeugdigen maken gebruik van basiszorg waarbij dat bij 85 % ook de enige noodzakelijke zorg is. Van de jeugdigen heeft 15 procent serieuze opvoed- en opgroeiproblemen. Bij 5 % van de jeugdigen gaat het om structurele serieuze problemen waarvoor meer gespecialiseerde zorg nodig is. De manier waarop de zorg toegewezen wordt, de verdeling van de financiën èn de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor deze zorg gaan veranderen. Gemeenten zullen verantwoordelijk worden voor alle zorg voor jeugd. Deze brochure gaat over het deel van de zorg voor jeugd waar gemeenten de regie over krijgen, namelijk de geïndiceerde en specialistische jeugdzorg.
Basisaanbod
Gespecialiseerde zorg
Beschikbaar voor 100% van de kinderen.
Beschikbaar voor 15 % van de kinderen, waarvan 5% structurele zorg nodig hebben.
Financiën: totaal budget € 490 miljoen in 2009
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
Totaal budget € 3.072 miljoen in 2009
3
Opdracht voor gemeenten Bij de inrichting van de zorg voor jeugd hebben gemeenten de opdracht om te zorgen voor een aanbod dat aansluit bij de zorgbehoefte van jeugdigen en gezinnen. Het zorggebruik wordt bepaald door enerzijds de zorgbehoefte (wat is er nodig?) en de zorgvraag (wat is de vraag?) en anderzijds door het zorgaanbod (wat is er beschikbaar?). Deze brochure beschrijft het zorgaanbod, anno 2012. Kort wordt de basiszorg beschreven, het accent ligt echter op de gespecialiseerde zorg. Omdat de gespecialiseerde Jeugdzorg een nieuw terrein is voor gemeenten geven we in deze brochure een overzicht van de vormen van
Jeugdzorg die nu nog niet onder gemeentelijke regie vallen, maar zo meteen wel. In hoeverre dit aanbod aansluit bij de zorgbehoefte en -vragen van de jeugdigen en ouders in uw gemeente is ook een belangrijke vraag die we niet beantwoorden in deze brochure. Om zicht te krijgen op de zorgbehoefte en zorggebruik kunnen gemeenten gebruik maken van de digitale handreiking ‘Samenwerken rond Zorg voor Jeugd’ van de VNG (http://www.vng.nl/ jeugdzorg). Hierin zijn diverse hulpmiddelen te vinden die gemeenten inzicht geven in de zorgbehoefte, de zorgvraag en het zorggebruik van inwoners en de instellingen die zorg bieden, maar ook in het vormgeven van regionale samenwerking in de zorg voor jeugd.
Basisaanbod De doelen die met het basisaanbod bereikt moeten worden zijn preventief: het bevorderen van de ontwikkeling en gezondheid van jeugdigen en het voorkomen van problemen. De taken van het basisaanbod zijn het signaleren, analyseren en, indien nodig, toeleiden naar gespecialiseerde) hulp; ondersteuning en dienstverlening: voorlichting, advies, informatie en hulp; integrale zorg organiseren; monitoren, screenen en vaccineren.
Toegang tot basisaanbod
Zorgvraag
‘Een zorgbehoefte vertaalt zich Zorgaanbod
in een zorgvraag, die vervolgens
Het basisaanbod is toegankelijk voor alle jeugdigen en hun opvoeders. De diensten van het CJG en het ZAT zijn beschikbaar voor alle jeugdigen en hun ouders. Sommige preventieve projecten zijn echter gericht op specifieke groepen, die meer risico lopen op problemen in de ontwikkeling.
resulteert in zorggebruik. Het zorggebruik wordt mede bepaald Gemeente
door het beschikbare zorgaanbod.’
Deze brochure beschrijft de huidige zorg en voorzieningen van de jeugdzorg, jeugd-Geestelijke Gezondheid (jeugd-GGZ) en Jeugdzorg voor jongeren met een Licht Verstandelijke Beperking (jeugd-LVB). Dit zijn de beoogde zorgvoorzieningen die met de geplande decentralisatie naar de gemeenten over zullen gaan. Deze brochure beschrijft de zorg en de diverse zorgvormen, de zorgvragen van cliënten, het zorggebruik, de kosten voor behandeling, de organisaties die deze zorg bieden en de professionals die de zorg uitvoeren1.
Uitvoeringorganisaties De basiszorg voor jeugdigen wordt grotendeels uitgevoerd door de partners van het CJG en het ZAT. We hebben het over uitvoeringsorganisaties voor de jeugdgezondheidszorg (JGZ) (GGD, thuiszorgorganisaties en JGZ instellingen), (school)maatschappelijk werk, welzijnsorganisaties, stichting MEE, vrijwilligersprojecten voor jeugd en gezin, opvoedbureau ’s. Daarnaast zijn er ook andere uitvoerders van basiszorg zoals huisartsen en verloskundigen (eerstelijnszorg). Drie specifieke vormen van aanbod in de basiszorg beschrijven we hieronder kort, namelijk de preventie van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), de eerstelijns psychologische zorg en de kindertelefoon.
1 Er is gebruikgemaakt van verschillende(branche) rapportages. De betrouwbaarheid van cijfers is echter afhankelijk van de methode van dataverzameling. In de desbetreffende referentie wordt deze toegelicht. Bronnen voor deze cijfers zijn de brancherapportage van Jeugdzorg Nederland, de publicatie ‘jeugd-GGZ: investeren in de toekomst!’ van GGZ Nederland en de rapportage ‘Kerncijfers LVG 20009’ van de VOBC-LVG en de bijlage 1 van de publicatie ‘Werk in Uitvoering’ van Tom van Yperen en Annemiek van Woudenberg. Zie ook de referentielijst.
4
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
5
Preventie door jeugd-GGZ Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor selectieve ggz-preventie. Selectieve preventie is voor groepen die, bijvoorbeeld vanwege aanleg en (gezins-)omstandigheden, risico lopen op psychische aandoeningen. Door middel van cursussen leren kinderen en jeugdigen vaardigheden om hun psychische gezondheid te versterken. Voorbeelden zijn de KOPP-projecten voor Kinderen van Ouders met Psychische- en verslavings Problemen. De preventie kan bestaan uit voorlichting, training en cursussen en online hulpverlening, zoals preventieprogramma over overgewicht, loverboys, soa’s (sense of soa) etc. Instellingen die preventie bieden zijn naast jeugd-GGZ instelllingen ondermeer GGD-en.
Eerstelijns psychologische zorg Eerstelijns psychologische zorg betreft kortdurende behandeling van lichte, niet complexe psychologische problemen, zoals angst, depressie en opvoedproblemen Eerstelijns psychologische zorg is onderdeel van het basispakket van de zorgverzekering. Er is meestal een verwijzing nodig, er wordt soms een eigen bijdrage gevraagd en het aantal zittingen is gelimiteerd. Eerstelijns psychologische zorg wordt veelal aangeboden door particuliere praktijken. Professionals die eerste lijns psychologische zorg aanbieden zijn beroeps geregistreerde psychologen en orthopedagogen. Sommige huisartsen worden ondersteund door een praktijkondersteuner ggz die kortdurende hulp biedt bij psychische stoornissen (een POH-GGZ), dit zijn vaak sociaal psychiatrisch verpleegkundigen.
Kindertelefoon De Kindertelefoon biedt jaarlijks een luisterend oor voor veel jeugdigen die (anoniem) bellen of chatten met vragen voor informatie en ondersteuning. In 2010 heeft de Kindertelefoon in totaal 157.744 gesprekken gevoerd, waarvan 97.624 via de telefoon en 60.120 via de chat. De kindertelefoon valt onder Bureau Jeugdzorg. Medewerkers van de kindertelefoon zijn vrijwilligers die een intensieve cursus hebben gevolgd.
Rol gemeente Het basisaanbod van de zorg voor jeugd valt grotendeels al onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Opdracht voor de gemeente is om dit aanbod zo te regisseren, dat jeugdigen vroegtijdig goed afgestemde zorg ontvangen, zodat problemen voorkomen kunnen worden. Te verwachten is dat de druk op de gespecialiseerde zorg ten gevolge van die inzet zal afnemen.
6
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
7
Schema 1 Basisaanbod zorg voor jeugd Taken • Signaleren, analyseren en, indien nodig, toeleiden naar (gespecialiseerde) hulp • Ondersteuning en dienstverlening: voorlichting, advies, informatie en hulp; • Integrale zorg organiseren; • Monitoren, screenen en vaccineren. Doelgroep 100% van de jeugdigen en opvoeders Aanbieders (Vaak vertegenwoordigd in het CJG en ZAT.) (School)maatschappelijk werk Welzijnswerk Vrijwilligersprojecten Opvoedondersteuning MEE Huisartsen Verloskundigen GGD JGZ instellingen, thuiszorginstellingen Preventie door jeugd-GGZ Eerstelijns psychologische zorg Kindertelefoon (Bureau Jeugdzorg) Professionals Jeugdartsen Jeugdverpleegkundigen Doktersassistenten / consultatiebureau assistenten Gedragswetenschappers (psychologen en (ortho)pedagogen) (School) maatschappelijk werkers Huisartsen Verloskundigen Psychologen Praktijkondersteuners-GGZ Orthopedagogen Aantal fte Financiën 1.155.000 euro in 2011
Gespecialiseerde zorg Doel van de gespecialiseerde of geïndiceerde zorg is dat problemen zijn verholpen of hanteerbaar gemaakt, maar ook dat de veiligheid van de jeugdige en/of van de samenleving is hersteld. Om deze doelen te behalen voert de gespecialiseerde zorg verschillende taken uit zoals het analyseren van problematiek door middel van verdere analyse en diagnostiek; het begeleiden en ondersteunen van (beroeps)opvoeders en professionals in het basisaanbod door middel van consultatie; het bieden van gespecialiseerde zorg; het organiseren van integrale zorg en het herstellen van de veiligheid van de jeugdige en de veiligheid van de samenleving.
Toegang tot geïndiceerde jeugdzorg Op dit moment zijn alle vormen van gespecialiseerde zorg voor jeugd alleen toegankelijk met een indicatie. Deze indicaties worden gesteld door het Bureau Jeugdzorg, de huisarts of jeugdarts en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ kan een indicatie geven voor verblijf langer dan een jaar en jeugd-LVB, een huisarts kan een indicatie geven voor jeugd-GGZ.
Indicatiestelling Bureau Jeugdzorg 2008
2009
2010
Totaal aanmeldingen
88.177
100.689
97.472
Totaal geaccepteerd
53.740
63.810
63.720
Het werk van medewerkers van Bureau Jeugdzorg bestaat uit het beoordelen van opgroei- en opvoedproblemen en het beslissen of er hulp nodig is om die problemen op te kunnen lossen. Samen met jeugdigen en ouders wordt besproken welke hulpvragen aanwezig zijn en wat er eerder aan is gedaan om deze hulpvragen op te lossen. Samen met de jeugdige en de ouders bekijken ze wat wel en niet heeft geholpen, en welke vorm van hulp het beste zou passen bij de hulpvragen. In overleg wordt vanuit de zorgbehoefte een zorgaanbieder gekozen. Bureaus Jeugdzorg geven indicaties af voor: • Provinciale Jeugdzorg (ambulante hulp, daghulp, pleegzorg en residentiële hulp, waaronder jeugdzorgplus) • Geestelijke Gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) • Jeugdbescherming en jeugdreclassering
8
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
9
Een jongere kan meerdere indicaties krijgen voor het gelijktijdig gebruik maken van verschillende vormen van zorg. Jongeren vanaf 12 jaar hebben een stem bij het inzetten van zorg. Vanaf 16 jaar kan een jeugdige tegen de wens van ouders in, toch de keuze maken om geïndiceerde Jeugdzorg in te zetten. Jeugdigen tot 18 jaar en ouders met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen kunnen terecht bij de Bureaus Jeugdzorg voor een indicatie. Zowel Bureaus Jeugdzorg als de Landelijk Werkende Instellingen (LWI)2 voeren de indicatiestelling uit. De zorgaanbieders werken samen met de ouders en het kind aan de doelen, volgens het hulpverleningsplan. Bureau Jeugdzorg volgt dit proces op afstand.
Schema 2
Aanbieders van gespecialiseerde zorg Aanbieders van gespecialiseerde zorg zijn instellingen van jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB. Deze worden hier kort beschreven. Het hulpaanbod van deze drie sectoren wordt in het volgende hoofdstuk besproken.
Toegang tot gespecialiseerde zorg
Bureau Jeugdzorg
>
Provinciale jeugdzorg jeugd-GGZ jeugd-GGZ langdurig verblijf Jeugdbescherming en jeugdreclassering
CIZ
>
jeugd-GGZ langdurig verblijf jeugd-LVB
Huisarts, Jeugdarts
>
jeugd-GGZ
Jeugdzorg Voor welke vragen en doelgroep? Aanbieders van Jeugd en Opvoedhulp bieden zorg voor jeugdigen en hun gezinnen gericht op opvoed en opgroeiproblemen. Wat voor soort professionals Jeugdhulpverleners, Pedagogisch Medewerkers, Gedragswetenschappers Wat voor soort instellingen? Jeugd & Opvoedhulp organisaties, Bureau Jeugdzorg en Landelijk Werkende Instellingen bieden Jeugdzorg aan. Werkwijze Op basis van de indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg en eventuele observatie en diagnostiek wordt een hulpverleningsplan opgesteld. Deze instellingen werken meestal binnen een bepaalde regio. Zij hebben acceptatieplicht mits de zorgvorm ook beschikbaar is, werken vraaggericht, benaderen zorgvragen multidisciplinair, zorgen voor continuïteit en organiseren de nazorg. Daarnaast kan diagnostiek ingezet worden bij de verschillende zorgvormen, zoals binnen verblijf deeltijd, pleegzorg en residentiële zorg. Aantal gebruikers Binnen de genoemde aantallen is er sprake van dubbeltellingen, doordat jeugdigen gebruik kunnen maken van meerdere vormen van zorg. Schatting is dat er in 2010 78.271 individuele of unieke cliënten gebruik maakten van het hier beschreven zorgaanbod. Onbekend is hoeveel gezinnen dit betreft. Het is natuurlijk goed mogelijk dat meerdere kinderen uit een gezin gebruik maken van hulpaanbod. Aantal gebruikers
2008
2009
2010
Jeugd en opvoedhulp
95.174
101.554
107.173
Unieke cliënten
70.805
75.043
78.271
Aantal fte In 2010 werkten er 23.098 professionals in Jeugdzorg organisatie; met een omvang van 17.468 fte. Totaal budget € 917.000.000 2 Landelijk Werkende Instellingen (LWI’s) zijn jeugd en opvoedhulp organisaties die zowel taken van Bureau Jeugdzorg uitvoeren, zoals de indicatiestelling, jeugdbescherming- en jeugdreclassering, en aanbod Jeugdzorg verzorgen in geheel Nederland. Deze vier landelijke instellingen zijn: De William Schrikker Groep, het Leger des Heils, SGJ christelijke jeugdzorg, Nidos, en het Joods Maatschappelijk Werk. Het Joods Maatschappelijk Werk en het Nidos voert wel gezinsvoogdij en enkele zorgvormen uit, maar geen indicatiestelling.
10
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
11
jeugd-GGZ
jeugd-LVB
Voor welke vragen en doelgroep?
Beschrijving
Jeugd GGZ geeft hulp aan kinderen of jeugdigen met problemen in het gedrag of de ontwikkeling levensgebieden, zoals thuis, op school of in contact met leeftijdsgenoten. Voor een deel van deze kinderen zijn de problemen tijdelijk. Minimaal 5 % van alle jeugdigen heeft echter een psychische stoornis die ernstige beperkingen in hun functioneren tot gevolg heeft en risico’s meebrengt voor hun ontwikkeling. Bij ernstige en complexe problematiek kan gespecialiseerde zorg nodig zijn.
Kinderen en jongeren met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) hebben niet alleen een lagere intelligentie met een IQ-score tussen de 50 en 85. Zij hebben daarnaast een beperkt sociaal aanpassings vermogen, waardoor hun sociale redzaamheid laag is. Bij kinderen met LVB is dan ook sprake van bijkomende problematiek, zoals leerproblemen, een psychiatrische stoornis, en problemen in het gezin en de sociale context. In Nederland zijn er ongeveer 450.000 jeugdigen met een IQ score tussen de 50 en 85. Dat is één op de zes jeugdigen. Ongeveer 250.000 jeugdigen hebben te maken met bijkomende problematiek ten gevolge van hun beperkte sociale redzaamheid. Daarvan hebben ongeveer 40.000 jeugdigen ernstige, meervoudige problematiek. Daarnaast komen jeugdigen met LVB vaak in andere vormen van zorg terecht, zo zijn 40 procent van de jongeren in de gesloten jeugdzorg, jeugdigen met LVB. We zien ook binnen de Jeugdzorg dat er vaak specifiek aanbod is voor jeugdigen met LVB.
Wat voor soort professionals Veel professionals in de geestelijke gezondheidszorg hebben een BIG registratie of staan geregistreerd in een privaat register van een beroepsvereniging, zij moeten hiervoor voldoen aan kwaliteitseisen. Alleen wie in het register is ingeschreven, is door de Wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) bevoegd deze beschermde titel te voeren. De deskundigheid van de geregistreerde beroepsbeoefenaren is hiermee voor iedereen herkenbaar. Het gaat dan om de psychologen, orthopedagogen, (kinder)psychiaters, psycho- en vaktherapeuten en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen. Wat voor soort instellingen? GGZ –instellingen, vrijgevestigde psychologen/therapeuten en particuliere praktijken, Psychiatrische afdeling van een algemeen (PAAZ) of academisch ziekenhuis (PUK, Psychiatrische Universiteits Kliniek). Werkwijze Diagnostiek binnen de jeugd-GGZ bestaat uit enkele gesprekken en testmomenten op basis waarvan een inschatting van de aard en ernst van de problemen van het kind wordt gemaakt en de mogelijke oorzaken en factoren die de problemen in stand houden. Deze informatie kan worden verzameld bij de ouders/ verzorgers, kind/jeugdige en leerkrachten. Daarbij maakt de behandelaar gebruik van instrumenten (vragenlijsten), gesprekken en observatie. Binnen de GGZ wordt gewerkt met zorgprogramma’s. Een zorgprogramma is een behandelaanbod gericht op mensen met dezelfde klachten (diagnose) en een gelijke hulpvraag. Daarnaast zijn er richtlijnen met inhoudelijke aanbevelingen aan professionals op specifieke probleemgebieden of processen. In de jeugdGGZ richt behandeling zich niet alleen op jeugdigen, maar ook op hun ouders. Aantal gebruikers Wanneer er aantallen gebruikers worden genoemd gaat het zowel over behandeling van jeugdigen als van ouders. In totaal ontvingen in 2009 267.7003 jeugdigen en ouders behandeling binnen de jeugd-GGZ. Daarvan werden 158.500 jeugdigen behandeld binnen de jeugd-GGZ, de overige cliënten zijn ouders. Daarnaast zijn er 53.000 jeugdigen van 18 tot 23 jaar in behandeling bij de volwassenen-GGZ. En er zijn nog circa 1.500 jongeren onder de 18 jaar, en 5.000 jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar, in behandeling bij verslavingszorginstellingen. Aantal fte -
Voor welke vragen en doelgroep? Kinderen met LVB. Dus kinderen met een IQ tussen de 50 en 85 en bijkomende problematiek. Er is bijvoorbeeld sprake van leer- en opvoedingsproblemen, ernstige gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen (zoals autisme, ADHD, depressie en angststoornissen), in combinatie met problemen in de gezinssituatie. Oudere jeugdigen met een LVB hebben een risico op zwerfgedrag, vereenzaming, criminaliteit en problematisch drank- en drugsgebruik. Wat voor soort professionals Pedagogische Medewerkers, Jeugdhulpverleners, Beeldend therapeuten, Therapeuten, GZ-psychologen, GZ Kinder- en Jeugd psychiaters, Gedragswetenschappers. Wat voor soort instellingen? Instellingen die behandeling bieden aan jeugdigen met een LVB zijn Orthopedagogische behandelcentra (OBC’s) en MultiFunctionele Centra (MFC’s). De OBC’s bieden behandeling aan jeugdigen met een LVB én gedragsproblematiek, zij zijn gespecialiseerd in deze doelgroep. MFC’s zijn samenwerkingsverbanden tussen een OBC en een GGZ –jeugd instelling. De MFC’s bieden deze jeugdigen een combinatie van psychiatrische behandeling en orthopedagogische zorg. Daarnaast bieden instellingen voor gehandicaptenzorg en zorgboerderijen begeleiding aan jeugdigen en ouders. Werkwijze Binnen de jeugd-LVB kunnen verschillende modules ingezet worden. Daarnaast is ook diagnostiek vaak onderdeel van de zorg. De diagnostiek kan aangevuld worden met onderzoeken om specifieke ontwikkelingsgebieden van de jeugdige in kaart te brengen, te denken valt aan psychodiagnostisch-, persoonlijkheids-, neuropsychologisch-, orthodidactisch-, somatisch-, en gezinssysteem onderzoek, maar ook een ontwikkelings- of gezinsanamnese. Een volledig diagnostisch onderzoek vanuit een OBC wordt berekend op maximaal 16 uur Aantal gebruikers
Totaal budget
Voor de jeugd-LVB zijn enkel cijfers beschikbaar van de OBC’s. In totaal hebben in 2009 13.001 jeugdigen deze zorg ontvangen.
€ 0,8 miljard euro (inclusief PGB)
Aantal fte
3
In 2009 werkten 6.429 professionals de binnen OBC’s, met een omvang van 4.882 fte. Totaal budget 0,7 miljard euro waarvan 329 miljoen euro voor de dienstverlening van de OBC’s.
3 Cijfers over het aantal cliënten binnen de GGZ, gaan enkel over cliënten van instellingen verbonden aan GGZ Nederland.
12
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
13
Schema 3 Gespecialiseerd zorg in de zorg voor jeugd Taken Analyseren van problematiek door middel van diagnostiek en observatie Consulteren: het begeleiden en ondersteunen van beroepsopvoeder en professionals in het basisaanbod Bieden van gespecialiseerde zorg Integrale zorg organiseren Herstellen van de veiligheid van de jeugdige Herstellen van de veiligheid van de samenleving Doelgroep Totaal aantal unieke cliënten: 377.000 jeugdigen Jeugdzorg: 78.271 unieke cliënten. jeugd-GGZ: 267.7004 jeugdigen en ouders; waarvan 158.500 jeugdigen. jeugd-LVB: 13.001 jeugdigen door OBC’s Aanbieders Jeugd en Opvoedhulp instellingen Bureaus Jeugdzorg Landelijk Werkende Instellingen GGZ-instellingen Particuliere praktijken Psychiatrische afdeling van een algemeen (PAAZ) of academisch ziekenhuis (PUK, Psychiatrische Universiteits Kliniek) Orthopedagogische Behandel Centra (OBC’s) Multi Functionele Centra (MFC’s) Instellingen voor Verstandelijk Gehandicapten Professionals Bureau Jeugdzorg: Casemanagers Voogden Jeugdreclassering medewerkers Jeugdhulpverleners Gedragswetenschappers Jeugdzorg: Jeugdhulpverleners Pedagogisch Medewerkers Gedragswetenschappers
jeugd-GGZ: Creatieve therapeuten Therapeuten GZ-psychologen GZ Kinder- en Jeugd psychiaters Sociaal Psychiatrische Verpleegkundigen Forensische Verpleegkundigen jeugd-LVB: Pedagogische Medewerkers Jeugdhulpverleners Creatieve therapeuten Therapeuten GZ-psychologen GZ Kinder- en Jeugd psychiaters Gedragswetenschappers
Professionals fte Jeugdzorg: 17.468 fte jeugd-GGZ: jeugd-LVB: 4.882 fte5 Financiën in 2009 Totaal budget van €3.072.000.000 Jeugdzorg: 1,4 miljard euro waarvan 0,5 miljard euro voor de taken van Bureau Jeugdzorg jeugd-GGZ 0,8 miljard (inclusief PGB) jeugd-LVB 0,7 miljard
Zorgvormen gespecialiseerde zorg De jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB bieden verschillende vormen van zorg aan. De zorgvormen zijn ingedeeld in 9 categorieen: consultatie, begeleiding, ambulante hulp ook wel poliklinische behandeling, daghulp ook wel verblijf deeltijd of semiresidentiële hulp genoemd, pleegzorg, residentiele zorg ook wel klinische- en intramurale behandeling genoemd, Adviesen Meldpunt Kindermishandeling, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het zorgaanbod wordt per categorie en per sector hieronder beschreven. Achterin deze publicatie vindt u een overzicht van de zorgvormen.
45
4 Binnen de jeugd-GGZ worden zowel jeugdigen als ouders behandeld. Voor het aantal clienten van jeugd-GGZ en jeugd-LVB geldt dat jeugdigen gebruik kunnen maken van meerdere vormen van zorg. De aantallen kunnen dus dubbelingen bevatten. 5 Werkzaam binnen OBC’s (niet meegerekend de professionals werkzaam bij MFC’s en instellingen voor Verstandelijk Gehandicapten)
14
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
15
Consultatie
Begeleiding
jeugd-GGZ en jeugd-LVB
jeugd-GGZ en jeugd-LVB
Voor welke vragen en doelgroep?
Voor welke vragen en doelgroep?
Voor vragen van hulpverleners en beroepsopvoeders -zoals huisartsen, jeugdartsen, wijkverpleegkundigen en leerkrachten- over vermoedens van kinderen met psychiatrische of LVB problematiek en de omgang met deze kinderen.
Jeugdigen en gezinnen met psychiatrische of LVB problematiek met problemen in de het dagelijkse functioneren.
Zorgvormen Consultatie wordt zowel binnen de jeugd-GGZ als de jeugd-LVB geboden. Consultatie is ondersteuning en begeleiding van hulpverleners en professionele werkers om hen te leren om psychiatrische en ernstige psychische verschijnselen en LVB problematiek te herkennen, en hiermee om te gaan. Vaak worden er trainingen op maat voor de diverse beroepsgroepen ontwikkeld. Consultatie kan ook inhouden dat een LVB- of GGZ-professional een consultatieve rol heeft in het Zorg- en Adviesteams op school of in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Zorggebruik Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Welke instellingen bieden deze zorg?
Zorgvormen Zo kunnen ouders wekelijks begeleid worden bij de opvoeding en de zorg voor de jeugdigen. En jeugdigen kunnen ondersteund worden bij de dagbesteding en het ontwikkelen van vaardigheden. Begeleiding kan individueel of in groepsverband zijn. Zorggebruik Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Welke instellingen bieden deze zorg? • GGZ-instellingen • Orthopedagogische behandelcentrum (OBC’s) • Instellingen voor Verstandelijk Gehandicapten
• GGZ-instellingen • Orthopedagogische behandelcentrum (OBC’s) • Multi Functionele Centra (MFC’s)
16
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
17
Jeugdzorg Voor welke vragen en doelgroep? Vragen met betrekking tot opvoedproblematiek en/of zorgen over het psychosociaal functioneren en gedragsproblematiek van kinderen. Zorgvormen Ambulante zorg: ouders en/of jeugdigen hebben periodiek contact met een hulpverlener. Jeugdigen krijgen bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining, speltherapie of psycho-educatie. Ambulante spoedhulp: het oplossen van acute problemen, het herstellen van het evenwicht in het gezin en het voorkomen van een uithuisplaatsing van één of meer kinderen. Zorggebruik We zien een sterke stijging in het gebruik van ambulante hulp. Deze ontwikkeling is in lijn met de visie dat kinderen en hun opvoeders waar mogelijk ambulante hulp ontvangen in en naast het eigen gezin. Andere vormen van zorg worden pas ingezet als ambulante hulp ontoereikend is of verwacht wordt te zijn. Aantal gebruikers ambulante zorg
2008
2009
2010
44.276
48.254
55.458
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? € 4.145 Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? De gemiddelde doorlooptijd van de ambulante hulp was in 2010 8,2 maanden. Welke instellingen bieden deze zorg?
Ambulante zorg
• Jeugd en Opvoedhulp instellingen • Bureau Jeugdzorg • Landelijk Werkende Instellingen
We spreken van ambulante behandeling of hulp wanneer jeugdigen periodieke contacten hebben met een professionele hulpverlener. Soms vinden de contacten plaats bij de gezinnen thuis. Deze zorg kan zowel thuis als bij de accommodatie van de zorgaanbieder plaatsvinden en zowel individueel als in groepsverband. De hulp kan zowel gericht zijn op de ouders als op het kind. De functie van deze contacten kunnen variëren: een verkenning van de aard en oorzaak van de problemen, advies of begeleiding bij de aanpak van en omgang met de problemen of ondersteuning bij het gebruik van medicatie tot psychotherapeutische hulp.
18
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
19
jeugd-GGZ
jeugd-LVB
Voor welke vragen en doelgroep?
Voor welke vragen en doelgroep?
Jeugdigen en hun opvoeders met complexe psychologische problemen of psychiatrische stoornissen. Ook voor jeugdigen met verslaving of jeugdigen met een psychiatrische stoornis die in aanraking zijn gekomen met justitie.
Gezinnen met kinderen en jongeren met LVB met vragen over ernstige gedragsproblemen van de kinderen en vragen over de verstoorde gezins- en opvoedingssituatie.
Zorgvormen Ambulante of poliklinische behandeling: individuele- of groepsbehandeling en gezinsbehandeling. E-health: online hulp, waarbij een cliënt via internet informatie, advies, ondersteuning of behandeling krijgt. Deze hulp vindt vaak anoniem plaats. Ambulante verslavingszorg: (online) behandeling en begeleiding van verslaafde jongeren, zoals gedragstherapie. Ouders van verslaafde jongeren kunnen ook hulp krijgen, zoals een intensieve psychiatrische gezinsbehandeling of een korte cursus. Acute psychiatrische behandeling: binnen 24 uur of direct is er noodzaak voor behandeling. De oorzaak van de crisis ligt bij een psychische stoornis. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij een psychose, suïcidale zaken, ernstige depressie of een ernstige eetstoornis. Forensische psychiatrische zorg: zorg bestemd voor jongeren die door hun grensoverschrijdende en delict-gedrag met politie of justitie in aanraking zijn gekomen én een psychiatrische stoornis hebben. Behandeling richt zich op de analyse van het delict gedrag en het aanleren van ander gedrag. Behandeling kan bestaan uit individuele, gezins- en groepsbehandeling al dan niet ondersteunt met diagnostiek, medicatie en psycho-educatie.
Zorgvormen Ambulante behandeling: kan zowel gezinsbehandeling als diverse therapieën voor de jeugdige omvatten. De gezinshulpverlener komt gedurende enkele maanden gemiddeld twee keer per week in de thuissituatie van de jeugdige. Ambulante behandeling kan ook de inzet van een therapie omvatten wanneer er sprake is van sociaal-emotionele problematiek bij de jeugdige. Vormen van therapieën zijn: psychomotorische therapie, creatieve-, cognitieve-, gezins-, agressie-regulatie- en weerbaarheidstherapie. Behandelduur is gemiddeld 8 maanden. Poliklinische behandeling: bestemd voor jeugdigen met LVB én een psychiatrische stoornis. Voorbeelden zijn (intensieve psychiatrische) thuisbehandeling, oudertraining, sociale vaardigheidstraining, psychoeducatie voor jeugdigen, traumatherapie en creatieve therapie. Dit aanbod wordt enkel door MFC’s uitgevoerd. Arbeidstraining: jeugdigen met LVB worden geholpen om een passende beroepsrichting te kiezen, daarnaast wordt een werkervaringsplek gezocht waar zij op het werk training ontvangen. De training vindt plaats op de werkvloer of in een arbeidstraningscentrum, en duurt 1 tot 2 jaar en loopt vaak door in langdurige begeleiding door een jobcoach. Dit aanbod wordt door OBC’s i.s.m. reïntegratiebedrijven / UWV uitgevoerd.
Circa 147.000 jeugdigen tot 18 jaar en ouders (95,5% van de cliënten binnen de jeugd-GGZ) in 2009.
Ambulante spoedhulp: binnen 24 wordt er hulp geboden aan gezinnen wanneer zij door opvoeding-, gezins- en kindproblematiek in een crisis zijn beland. Doel is om uithuisplaatsing te voorkomen, door het vergroten van de vaardigheden van de gezinsleden om gebruik te maken van hulpbronnen in hun sociale omgeving, en eventueel vervolghulp in te zetten. Ambulante spoedhulp duurt 3 dagen tot 6 weken.
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld?
Aantal cliënten OBC’s
2008
2009
-
Totaal ambulante behandeling
5.838
5.766
Hoelang duurt een behandeling gemiddeld?
Arbeidstraining
438
146
-
Ambulante spoedhulp
219
292
Welke instellingen bieden deze zorg?
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld?
• GGZ-instellingen • Particuliere praktijken
-
Zorggebruik
Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Hierboven genoemd voor de diverse vormen Welke instellingen bieden deze zorg? • Orthopedagogische behandelcentrum (OBC’s) • Multi Functionele Centra (MFC’s)
20
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
21
Jeugdzorg Voor welke vragen en doelgroep? Daghulp wordt ingezet bij kinderen en jongeren met lichamelijke-, ontwikkelings-, emotionele-, gedragsproblemen of stoornissen en bij een belastende thuissituatie, gebrekkige opvoedingsvaardigheden van de ouders, een verstoorde ouder-kindrelatie of kindermishandeling. Zorgvormen Kinderopvang plus: kinderen tot vier jaar krijgen kinderopvang van gespecialiseerde groepsleiders. Daarnaast ontvangen ouders opvoedingsondersteuning. Medisch Kleuter Dagverblijf (MKD): kinderen tot 7 jaar en hun ouders krijgen behandeling, verzorgd door een multidisciplinair team bestaande uit o.a. beroeps geregistreerde gedragswetenschappers, maatschappelijk werkers, kinderartsen, logopedisten, fysiotherapeuten, hometrainers en soms een kinder- of jeugdpsychiater. Het kind gaat hiervoor een aantal dagdelen naar het MKD. Als een kind onderwijs behoeft, wordt er samengewerkt met een school, veelal wordt het onderwijs op de instelling zelf aangeboden. Het MKD voert ook diagnostiek uit. Naschoolse opvang: jeugdigen van 4-18 jaar komen na schooltijd tot het begin van de avond naar de centra. Naast het doen van alledaagse activiteiten, hanteert de groepsleiding een pedagogische aanpak. Kinderen doen daarmee ervaring op in de sociale omgang en zelfregulatie. Daarbij worden de ouders ook begeleid en ontvangen zij opvoedingsondersteuning. Voorbeelden van deze naschoolse hulp is een Boddaertcentrum of een BSO met extra zorg. Daghulp niet-schoolgaande jeugd: jeugdigen van 12-18 jaar die door emotionele- en gedragsproblemen geen onderwijs kunnen volgen krijgen een gestructureerd dagprogramma en begeleiding van het thuismilieu. Zorggebruik
2008
2009
2010
aantal gebruikers
9.816
9.348
9.082
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? € 9.255
Verblijf deeltijd/ Daghulp
Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? De gemiddelde doorlooptijd van de daghulp was in 2010 11,5 maanden. Welke instellingen bieden deze zorg? • Jeugd en Opvoedhulp instellingen • Landelijk Werkende Instellingen
Daghulp, ook wel verblijf deeltijd of semi residentiële zorg genoemd, bestaat uit intensieve begeleiding en behandeling, zonder dat jeugdigen daarvoor geheel uit hun thuismilieu worden gehaald. Zij krijgen doordeweeks overdag, of een deel van de dag hulp bij een organisatie en zijn de rest van de tijd thuis en op school.
22
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
23
jeugd-GGZ
jeugd-LVB
Voor welke vragen en doelgroep?
Voor welke vragen en doelgroep?
Jeugdigen en hun opvoeders met complexe psychologische problemen of psychiatrische stoornissen. Ook is er behandeling voor jeugdigen met verslaving of jeugdigen met een psychiatrische stoornis die in aanraking zijn gekomen met justitie.
Gezinnen met kinderen met LVB die vragen hebben over ernstige gedragsproblemen van de kinderen en vragen over de verstoorde gezins- en opvoedingssituatie. Waarbij de opvoedingsbelasting van ouders erg groot is.
Zorgvormen
Zorgvormen
Dag- en deeltijdbehandeling jeugd- en kinderpsychiatrie: behandeling is intensief en individueel. Ouders worden structureel bij de behandeling betrokken door middel van ouderbegeleiding. Kinderen en jongeren die deeltijdbehandeling krijgen gaan naar hun eigen school (kan ook een school voor speciaal onderwijs zijn) en ontvangen begeleiding bij de instelling. Een school voor speciaal onderwijs kan nauw verbonden zijn aan de GGZ-instellingen, zoals cluster 4 scholen (scholen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen). De behandeling is modulair opgebouwd, en bestaat uit algemene ondersteuning op de groep en de inzet van verschillende modules, zoals gezinstherapie, inzichtgevende therapie en creatieve therapie.
Naschoolse dagbehandeling: jeugdigen gaan 3 tot 5 dagen per week na school naar de naschoolse dagbehandeling. Deze biedt een dagprogramma met een vaste structuur voor jeugdigen, daarbinnen zijn er individuele en groepsgericht leertrajecten. Ouders worden actief betrokken bij de behandeling, deze wordt aangeboden door OBC’s.
Verslavingszorg: jongeren krijgen gedurende enkele uren op de dag behandeling en begeleiding, zoals gedragstherapie, creatieve therapie en sport. De school is betrokken bij de behandeling. Forensische psychiatrische zorg: jongeren met een psychiatrische stoornis die met justitie in aanraking zijn gekomen worden behandeld gedurende meerdere uren per dag gedurende enkele dagen per week. Er wordt intensief samengewerkt met school. Zorggebruik Circa 1.606 jeugdigen (0,6 % van de cliënten binnen de jeugd-GGZ) ontvingen in 2009 deeltijdbehandeling. Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? -
Dagdeeltijdbehandeling: jeugdigen met LVB en een psychiatrische stoornis worden kortdurend intensief behandeld. Twee keer per week op de behandelgroep, wekelijks thuis en wekelijks is er contact met school. Doel is dat de omgeving beter aan zal sluiten bij de mogelijkheden en beperkingen van de jeugdige. Deze wordt aangeboden door MFC’s. Aantal cliënten OBC’s
2008
2009
Naschoolse dagbehandeling
1.456
1.532
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Deze behandeling duurt gemiddeld 1 tot 1,5 jaar. Welke instellingen bieden deze zorg? • Orthopedagogische behandelcentrum (OBC’s) • Multi Functionele Centra (MFC’s) • Instellingen voor Verstandelijk Gehandicapten
Welke instellingen bieden deze zorg? • GGZ-instellingen • Particuliere praktijken
24
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
25
Jeugdzorg Voor welke vragen en doelgroep? Bij pleegzorg worden kinderen uithuisgeplaatst om pedagogische onmacht van de ouders, emotionele of fysieke verwaarlozing en mishandeling of verslavingsproblemen van de ouders of (specifieke) problematiek van het kind. Zorgvormen Hulpverleningsvariant: kortdurende pleegzorg, waarbij het doel is dat het perspectief van het kind en ouders onderzocht wordt. Vormen binnen de hulpverleningsvariant zijn: Overbrugging: Het perspectief voor het kind op de langere termijn staat vast (bijvoorbeeld terug naar huis of naar een langdurig pleeggezin) maar in afwachting daarvan behoeft het kind een veilige opvoedingssituatie. Perspectief thuis: Kort verblijf bij pleegouder gecombineerd met (intensieve) hulp thuis met als doel dat ouders de opvoeding weer op zich nemen. Deeltijdpleegzorg zoals weekendpleegzorg, vakantie en dagpleegzorg. De rest van de tijd woont het kind bij zijn biologische ouders, een ander pleeggezin of in een residentiele instelling. Crisispleegzorg: Crisispleegzorg wordt ingezet wanneer een kind acuut uit huis geplaats dient te worden. Het kind verblijft maximaal 4 weken in het pleeggezin. Opvoedingsvariant: langdurige pleegzorg voor kinderen die langere tijd niet thuis kunnen wonen. Binnen de opvoedingsvariant kan het contact met de biologische ouders variëren van zeer minimaal tot enige mate van gedeeld opvoederschap. Therapeutische pleegzorg: dit is een intensieve pleegzorg module voor kinderen met een verstoorde emotionele ontwikkeling. Doel is het verminderen van de problematiek van het kind. Deze zorg is bedoeld voor kinderen met een verstoorde emotionele ontwikkeling, bijvoorbeeld kinderen met hechtingsproblematiek, gedrags- en persoonlijkheidsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen en stemmingsof angststoornissen. Zorggebruik Pleegzorg
Pleegzorg Pleegzorg is een vorm van zorg waarin pleegouders het pleegkind verblijf, verzorging, en vervanging of aanvulling op de oorspronkelijke opvoedingssituatie bieden, in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, pleegouders en biologische ouders door de hulpverleningsorganisatie. Wanneer kinderen geplaatst worden in een pleeggezin kan dit een netwerk- of een bestandsplaatsing zijn. Bij een netwerkplaatsing worden kinderen bij kennissen of familie geplaatst, wanneer dit niet het geval is spreken we van een bestandsplaatsing.
26
2008
2009
2010
18.164
19.705
20.063
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? € 7.824 Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? De gemiddelde doorlooptijd van de pleegzorg was in 2010 22,2 maanden. Welke instellingen bieden deze zorg? • Jeugd en Opvoedhulp instellingen • Landelijk Werkende Instellingen Opmerkingen Pleegzorg specifiek voor jongeren met LVB of kinderen van ouders met LVB wordt geboden door de William Schrikker Groep, een van de LWI’s. Deze pleegzorg omvat zowel de hulpverleningsvariant, opvoedingsvariant, crisispleegzorg als ook therapeutische pleegzorg. Binnen de therapeutische pleegzorg wordt samengewerkt met OBC’s.
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
27
Jeugdzorg Voor welke vragen en doelgroep? Residentiele zorg is voor kinderen met lichamelijke-, ontwikkelings-, emotionele-, gedragsproblemen of stoornissen en bij een dusdanig belastende thuissituatie, gebrekkige opvoedingsvaardigheden van de ouders, een verstoorde ouder-kindrelatie of kindermishandeling. Zorgvormen Open groepen Behandelgroepen: verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder, waar kinderen en jongeren begeleid worden in een methodische behandelsetting door een team van groepsleiders. Fase-groepen: voor jongeren die moeten leren zelfstandig te leven en daarbij nog 24 uur per dag begeleiding nodig hebben. In een fasehuis wonen jongeren op kamers en krijgen zij intensieve begeleiding. Kamertraining: voor jongeren die (nog) niet toe zijn aan zelfstandig wonen. Op de locatie wordt lichte begeleiding geboden. Gezinshuizen: een kleinschalige vorm van residentiële hulpverlening. In een gezinshuis woont een aantal jeugdigen, meestal drie tot zes, samen met de gezinshuisouders. De gezinshuisouders vormen meestal een echtpaar en proberen zoveel mogelijk het klimaat van een gezinssituatie te creëren. Er zijn verschillende vormen van gezinshuizen: • Hulpverleningsvariant: gericht op terugkeer naar huis • Opvoedingsvariant: het langdurig voorzien in een nieuwe gezinscontext voor het kind. • Therapeutische gezinshuizen: gericht op jeugdigen met gedragsproblemen die verzorging, opvoeding en behandeling ontvangen. Crisis zorg: wordt ingezet wanneer een kind acuut uit huis geplaatst dient te worden. Het kind verblijf maximaal 4 weken in de residentiële instelling.
Verblijf 24 uurs: residentiële of intramurale behandeling Residentiële zorg is 24 uurs verblijfszorg en voorziet in een therapeutische context bestaande uit een stabiel ontwikkelings- en opvoedingsomgeving. Naast deze therapeutische context ontvangen jongeren individuele behandeling, en in sommige gevallen is er ook zorg voor de ouders en de verdere familiecontext. Residentiële zorg omvat verzorging en opvoeding (care) en behandeling (cure).
28
Jeugdzorgplus ofwel gesloten jeugdzorg, niet te verwarren met Justitiële Jeugd Inrichtingen (JJI’s). Jeugdzorgplus is een gespecialiseerde vorm van jeugdzorg. Voor jongeren met zeer ernstige gedragsproblemen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en een gevaar vormen voor zichzelf en/of anderen en zich onttrekken aan de nodige behandeling. Naast een indicatie voor 24-uurs verblijf, moet Bureau Jeugdzorg verklaren dat de jeugdige vanwege ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen gesloten Jeugdzorg nodig heeft. Een gedragswetenschapper moet altijd instemmen met deze verklaring van het Bureau Jeugdzorg. Vervolgens is het noodzakelijk om een rechterlijke machtiging te verkrijgen om jongeren in geslotenheid te behandelen en beperkende maatregelen op te leggen. Jongeren kunnen geplaatst worden als time-out in een lopend traject binnen een instelling voor jeugdzorg, of als start van een traject gericht op herstel. Zorggebruik Residentiele zorg (excl. jeugdzorgplus)
2008
2009
2010
11.805
11.527
11.178
-
1.163
1.377
Jeugdzorgplus Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? € 28.195 (jeugdzorgplus kost gemiddeld € 49.860) Hoelang duurt een behandeling gemiddeld?
Gemiddelde duur van de residentiële plaatsing was in 2010 11,6 maanden. Gemiddeld verblijven jeugdigen 8,1 maanden in de jeugdzorgplus voorziening. Welke instellingen bieden deze zorg? • Jeugd en Opvoedhulp instellingen • Landelijk Werkende Instellingen
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
29
jeugd-GGZ
jeugd-LVB
Voor welke vragen en doelgroep?
Voor welke vragen en doelgroep?
Deze zorg is bestemd voor kinderen en jongeren voor wie ambulante of semi residentiële hulp onvoldoende is, of voor kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wonen vanwege de ernst van de klachten en wanneer de ouder(s) de problemen niet meer aankunnen.
Gezinnen met kinderen met LVB die vragen hebben over ernstige gedragsproblemen van de kinderen en vragen over de verstoorde gezins- en opvoedingssituatie. Waarbij ambulante en dagbehandeling ontoereikend is.
Zorgvormen
Zorgvormen
Klinische opname en behandeling. Jeugdigen wonen een bepaalde tijd op de groep en hebben daar een eigen slaapkamer. Overdag volgen de kinderen of jongeren een intensief behandelprogramma, gedeeltelijk in de groep en/of gedeeltelijk individueel. De kinderen en jongeren gaan ook naar school en er wordt samengewerkt met de school.
Behandeling met verblijf: kan zowel plaatsvinden in een kleinschalige voorziening in aangepaste woonhuizen in de wijk, als ook in een terrein gebonden instelling. Jeugdigen hebben een gecontroleerde omgeving nodig. Deze behandeling wordt geboden door alle OBC’s.
Logeerzorg. In logeerhuizen kunnen kinderen en jongeren tijdens weekends en vakanties terecht, zodat het kind met begeleiding leert omgaan met leeftijdgenoten en activiteiten uit te voeren. Het gezin is tijdelijk ontlast. Beschermd en begeleid wonen: Beschermd wonen betekent dat jeugdigen op de locatie van de zorgaanbieder wonen en begeleiding ontvangen. Bijvoorbeeld in een groepswoning, één- of tweepersoonswoning of in een kleinschalige woonvorm. Begeleid zelfstandig wonen betekent dat jeugdigen ambulante begeleiding van de zorgaanbieder ontvangen, maar wel een eigen woonruimte hebben. Verslavingszorg. Jongeren met een verslaving kunnen opgenomen worden voor detoxificatie en behandeling. Bij opname voor detoxificatie is niet alleen die detoxificatie het doel, maar ook inzicht verkrijgen in problemen die samenhangen met het gebruik van de jeugdige. Deze opname duurt vier tot acht weken. Jongeren kunnen vervolgens opgenomen worden om te leren om niet meer te gebruiken, ze zijn dan al gestopt met gebruiken, dit gebeurt op een open afdeling en duurt zes tot acht maanden. Acute psychiatrische behandeling. Binnen 24 uur of direct is er noodzaak voor opname. De oorzaak van de crisis ligt bij een psychische stoornis. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij een psychose, suïcidale zaken, ernstige depressie of ernstige eetstoornis. Gesloten behandeling: Opname is mogelijk via een rechterlijke machtiging die wordt aangevraagd bij de rechter, bij gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de jeugdige en/of de omgeving. Gesloten acute psychiatrische behandeling. Bij acuut gevaar voor gezondheid of veiligheid van een cliënt of zijn omgeving kan bij de burgemeester een inbewaringstelling worden aangevraagd. Een inbewaringstelling is een maatregel voor drie dagen. Om een inbewaringstelling te kunnen voortzetten moet een rechter beslissen tot voortgezette inbewaringstelling (van drie tot zes weken). Zorggebruik Circa 9.300 jeugdigen (3,5 % van de cliënten binnen de jeugd-GGZ) ontvingen intramurale behandeling binnen de jeugd-GGZ. Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? -
Zeer intensieve behandeling (open/besloten): de jongeren verblijven bij de instelling, waar ook onderwijs/ werk en vrije tijdsbesteding plaats vindt met permanente toezicht of beveiliging bij de instelling. Deze jeugdigen hebben ernstige en complexe gedragsproblematiek, zij vormen een gevaar voor zichzelf of hun omgeving, of worden bedreigd door elementen in hun omgeving. De behandeling is erop gericht dat de gedragsproblematiek beheersbaar wordt en de jeugdige naar een reguliere behandelsetting kan doorstromen. Deze behandeling wordt geboden door OBC’s. Gezinshuis: behandeling van kinderen in kleinschalige voorzieningen van de zorgaanbieders. Meerdere kinderen wonen bij gezinshuisouders. Zelfstandigheidtraining: jeugdigen verblijven in een groepswoning van de instelling en volgen een individueel trainingsprogramma, gericht op het vergroten van de zelfstandigheid, door het versterken van praktische en sociale vaardigheden. Er is 24 uur per dag begeleiding beschikbaar. OBC’s bieden deze behandeling aan. Kamertraining: jeugdigen verblijven, individueel in een eigen woonruimte, beheerd door de instelling. De behandeling is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheidvaardigheden. Van deze jeugdigen wordt verwacht dat zij in staat zijn om een eigen huishouding te voeren, daarnaast hebben zij al een dagbesteding. De jeugdige heeft dagelijks contact met een begeleider. Deze training wordt aangeboden door OBC’s. Weekend- of vakantieopname: jeugdigen kunnen een of twee weekenden per maand logeren in het logeerhuis. Jeugdigen leren sociale vaardigheden in interactie met elkaar en het gezinssysteem wordt ontlast. Dit wordt aangeboden door de OBC’s. Crisisinterventie: opname van een jeugdige wanneer jeugdigen en hun gezinnen in een acute crisissituatie verkeren. Dit wordt vaak gecombineerd met ambulante spoedhulp en is erop gericht dat de jeugdige zo spoedig mogelijk weer naar huis kan. Aangeboden door OBC’s. Klinische behandeling kinder- en jeugdpsychiatrie: kinderen en jongeren met LVB en een psychiatrische stoornis worden opgenomen voor behandeling, zorg, onderwijs en ondersteuning. Zij krijgen een intensief orthopedagogische klimaat aangeboden. Deze behandeling wordt geboden door MFC’s. Klinisch wonen met intensieve begeleiding: kinderen en jongeren met LVB en een psychiatrische stoornis wonen op een groep. Zij ontvangen intensieve opvoeding, begeleiding, zorg, onderwijs en ondersteuning. Na een jaar is het doel om zicht te krijgen op het perspectief van de jeugdige. Hiermee wordt bedoeld dat duidelijk moet zijn waar de jeugdige kan verblijven na de opname, zoals terug naar huis, naar een zelfstandig wonen traject etc. Deze behandeling wordt geboden door MFC’s.
Welke instellingen bieden deze zorg? • GGZ-instellingen • Particuliere praktijken • Psychiatrische afdeling van een algemeen (PAAZ) of academisch ziekenhuis (PUK, Psychiatrische UniversiteitsKliniek)
30
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
31
jeugd-LVB Zorggebruik De OBC’s beschikken in totaal over 3200 intramurale plaatsen. Aantal cliënten OBC’s
2007
2008
2009
Totaal Verblijf instelling/intramuraal
3.941
5.676
5.703
Kamertraining
315
568
559
Open zeer intensieve behandeling
946
3.008
2.937
Besloten zeer intensieve behandeling
631
738
741
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld?
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
Hoelang duurt een behandeling gemiddeld?
Jeugdzorg
Duur van de behandeling is 1 â 2 jaar.
Voor welke vragen en doelgroep?
Welke instellingen bieden deze zorg?
Vragen over vermoedens van kindermishandeling.
• Orthopedagogische behandelcentrum (OBC’s) • Multi Functionele Centra (MFC’s) • Instellingen voor Verstandelijk Gehandicapten
Beschrijving De AMK medewerker kan de beller een advies geven, of met de beller besluiten om een melding te doen. Het advies kan zich richten op het maken van een inschatting van de problemen van de minderjarige; er kan ook worden overlegd hoe de beller dit vermoeden zelf met de ouders zou kunnen bespreken; daarnaast kan worden besproken welke vorm van hulp er mogelijk is voor de minderjarige en de ouders. Een adviesgesprek met het AMK kan anoniem gedaan worden. Een melding kan worden gedaan als de beller zelf geen kans ziet om het vermoeden van mishandeling met ouders en jeugdigen bespreekbaar te maken. Na een melding stelt het AMK een onderzoek in. Er wordt naar gestreefd om ouders snel te betrekken in het onderzoek. Het AMK heeft een wettelijke bevoegdheid om in het uiterste geval zonder instemming van ouders onderzoek te doen. De bellers kunnen burgers, maar ook professionals zijn. Na een melding brengt het AMK steeds vaker vrijwillige hulp op gang, met toestemming van de ouders, er hoeft daardoor minder vaak een onderzoek door de Raad van de Kinderbescherming uitgevoerd te worden. Zorggebruik
2008
2009
2010
Adviezen AMK
36.790
42.849
43.925
Onderzoeken AMK
16.156
16.587
18.076
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? Een advies kost gemiddeld € 58 Een onderzoek kost gemiddeld € 2.293 Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Welke instellingen bieden deze zorg? • Bureau Jeugdzorg
32
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
33
Jeugdbescherming
Jeugdreclassering
Jeugdzorg
Jeugdzorg
Voor welke vragen en doelgroep?
Voor welke vragen en doelgroep?
Jeugdbescherming is voor jeugdigen die bescherming nodig hebben tegen invloeden die hun ontwikkeling bedreigen. Die invloeden kunnen geweld en agressie in het gezin zijn, of ouders of opvoeders die wel het goede willen, maar die niet bij machte zijn om hun kind(eren) de veiligheid en ook de aandacht te bieden die ze nodig hebben.
Jeugdreclassering is voor jongeren tussen twaalf en achttien jaar die met de politie in aanraking zijn gekomen en een proces-verbaal hebben gekregen vanwege het plegen van een delict of jongeren die met een leerplichtambtenaar in aanraking zijn gekomen vanwege structureel schoolverzuim. Jeugdreclassering is vooral bedoeld voor minderjarige jongeren die het risico lopen een criminele carrière op te bouwen.
Beschrijving
Beschrijving
De kinderrechter kan in die situaties tweejeugdbeschermingsmaatregelen opleggen: de ondertoezichtstelling (OTS), of een ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke macht. Bij een OTS begeleiden gezinsvoogden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen overnemen. Bij een ontheffing of ontzetting uit het gezag verliezen ouders de voogdij over hun kind. Ze kunnen nog wel betrokken zijn bij inzet van hulpverlening maar hebben geen beslissende stem meer.
Centraal doel van de jeugdreclassering is terugdringen van recidive (of ernstig schoolverzuim) door beïnvloeding van delict-gerelateerde en criminogene factoren. Belangrijk nevendoel is het veranderen van gedrag waardoor deelname en integratie van de jongere in de samenleving worden bevorderd. De Jeugdreclasserings begeleider bespreekt met de minderjarige en eventuele betrokkenen samen een plan van aanpak waarin staat beschreven hoe de situatie nu is en wat er moet gaan veranderen. Op basis van dit plan worden afspraken gemaakt met de minderjarige, dit worden ‘aanwijzingen’ genoemd. De minderjarige moet zich aan deze aanwijzingen houden, dit wordt gecontroleerd door de begeleider. Soms worden mensen in de omgeving ingezet om de minderjarige te helpen bij de uitvoer van dit plan. Aan het eind van de begeleiding wordt een rapport geschreven door de begeleider. Dit rapport speelt een belangrijke rol bij de kinderrechter.
Zorggebruik Aantal jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? € 5.391 Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Welke instellingen bieden deze zorg? • Bureau Jeugdzorg • Landelijk Werkende Instellingen
2008
2009
2010
47.026
50.175
50.671
Zorggebruik Jeugdigen met een maatregel jeugdreclassering
2008
2009
2010
17.902
17.082
16.883
Hoeveel kost een behandeling gemiddeld? € 2.458 Hoelang duurt een behandeling gemiddeld? Welke instellingen bieden deze zorg? • Bureau Jeugdzorg • Landelijk Werkende Instellingen
34
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
35
Geraadpleegde experts Corina Brekelmans - GGZ Nederland
Referenties Baat, M. de, & Bartelink, C. (2011). Wat werkt in de pleegzorg? Utrecht: NJi.
Dirk Verstegen - VOBC LVG
Baat, M. de., & Berg-le Clerq, T, & Steege, M. van der (2010). Wat werkt in gezinshuizen? Utrecht: NJi.
Anja Verburg - Jeugdzorg Nederland
Baat, M. de, & Foolen, N. (2011). Crisisinterventies in gezinnen: wat werkt? Utrecht: NJi.
Kitty Julsingha - Jeugdzorg Nederland Bert Prinsen - De Opvoedzaak Flip Dronkers - Adviseur en projectmanager Jeugdzorg en jeugdpsychiatrie Tom van Yperen - Nederlands Jeugdinstituut Wim Hoddenbagh - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Boendermaker, L., Rooijen, K. van, & Berg, T. (2010). Residentiële jeugdzorg: wat werkt? Utrecht: NJi. Bransen, E., Schipper, H., Mutsaers, K., Haverman, M. en Blekman, J. (2008). Aard en omvang van middelengebruik bij licht verstandelijk gehandicapte jongeren. Een eerste verkenning bij jongeren zelf en hun begeleiders. Utrecht: Trimbos-instituut. GGZ Nederland (2011). jeugd- ggz: Investeren in de toekomst! Ambities voor 2011 - 2014. Amersfoort: GGZ Nederland. Hermanns, J., Nijnatten, C. van, Verheij, F. & Reuling, M. (2005). Handboek jeugdzorg. Deel 2: methodieken en programma’s. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hoof, F. van, Knispel, A., Meije, D., Wijngaarden, B. van.,& Vijselaar, J. (2011). Trendrapportage GGZ 2010. Utrecht: Trimbos instituut. Jeugdzorg Nederland (2011). Brancherapportage Jeugdzorg 2010. Amersfoort: Jeugdzorg Nederland. PWC (2010). Trendanalyse LVG-zorg 2005-2009. Amsterdam: PWC. PWC (2009). Kerncijfers LVG 2009: Eindrapportage oktober 2010. Amsterdam: PWC. Rooijen, K. van (2011). Wat werkt in de daghulp? Utrecht: NJi. Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011. Jeugdzorg in groeifase. Den Haag: SCP. Strijker, J. (2009). Kennisboek pleegzorg. Utrecht: STILI NOVI. Verstegen, D., & Moonen, X. (Red.) (2008). Modulenboek orthopedagogische behandelcentra. Utrecht: VOBC-LVG. VOBC-LVG (2009). Modulenboek: Platform Multifunctionele Centra/MFC. Utrecht: VOBC-LVG. VOBC-LVG (2011). Op het eerste oog heel gewoon. Opgroeien met een licht verstandelijke beperking. Utrecht: VOBC-LVG. Yperen, T. van & Woudenberg, A.W. van (2011). Werk in uitvoering. Utrecht: NJi.
36
Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
37
Lijst met Afkortingen AMK
jeugdzorg
jeugd-LVB
jeugd-GGZ
jeugd-GGZ en jeugd-LVB
Zorgvormen-Klapper
Advies en Meldpunt Kindermishandeling
• Consulatie en advies
Arts voor Verstandelijk Gehandicapten
• Begeleiding
BIG
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
• Diagnostiek
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
Kan onderdeel zijn binnen alle vormen van zorg. De aard en ernst van de problematiek wordt ingeschat, samen met de mogelijke oorzaken en factoren die de problemen in stand houden.
Jeugdgezondheidszorg
• Ambulante behandeling/poliklinische behandeling
Arts-AVG
JGZ JJI
Justitiële Jeugd Inrichting
• Ambulante zorg • Ambulante spoedhulp
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
LVB
Licht Verstandelijk Beperking
LWI
Landelijk Werkende Instellingen
• Ambulante behandeling • Poliklinische behandeling • Arbeidstraining • Ambulante spoedhulp
• Dag- en deeltijdbehandeling kinder- en jeugdpsychiatrie • Verslavingszorg • Forensische psychiatrische behandeling.
• Naschoolse dagbehandeling • Dagdeeltijdbehandeling
• Dag- en deeltijdbehandeling
MFC
Multi Functioneel Centrum
MKD
Medische Kinder Dagverblijf
OBC
Orthopedagogische Behandel Centrum
ZAT
• Ambulante behandeling • E-health • Ambulante verslavingszorg: • Acute psychiatrische behandeling • Forensische psychiatrische zorg.
• Kinderopvang plus • Medisch kinderdagverblijf (MKD) • Naschoolse opvang • Daghulp voor nietschoolgaande jeugd
Zorg- en Advies Team
• Verblijf 24 uurs: pleegzorg • Hulpverleningsvariant - Overbrugging - Perspectief thuis - Deeltijdpleegzorg - Crisispleegzorg
• Opvoedingsvariant • Therapeutische pleegzorg
• Residentiele of Intramurale behandeling Consultatie
Begeleiding
Ambulante zorg
Verblijf deeltijd/Daghulp
Pleegzorg
Residentiële of intramurale behandeling
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Jeugdbescherming
• Open groepen - Behandelgroep - Fasehuizen - Kamertrainingscentra • Gezinshuizen - Hulpverleningsvariant - Opvoedingsvariant - Therapeutische gezinshuizen • Crisisopvang • Jeugdzorg plus
• Klinische opname en behandeling • Logeerzorg • Beschermd en begeleid wonen • Verslavingszorg • Acute psychiatrische behandeling • Gesloten behandeling • Gesloten acute psychiatrische behandeling
• Behandeling met verblijf • Zeer intensieve behandeling (open/besloten) • Gezinshuis • Zelfstandigheidstraining • Kamertraining • Weekend- of vakantieopname • Crisisinterventie • Klinische behandeling kinder- en jeugdpsychiatrie • Klinisch wonen met intensieve begeleiding
• Advies- en Meldpunt Kindermishandeling • Jeugdbescherming • Jeugdreclassering Jeugdreclassering
38
Diagnostiek Zorg en voorzieningen voor kinderen en gezinnen van Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-LVB
39
Colofon 1e druk: Den Haag, januari 2012 Dit is een uitgave van de JeugdZaak Rijksstraatweg 81 1396 JG Baambrugge 06 - 134 44 215 www.dejeugdzaak.nl Deze brochure is aangeboden aan de VNG ter afronding van het project invoering CJG. In samenwerking met VNG, Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland en VOBC LVG Auteurs drs. Zefanja Brouwer drs. Marian van Leeuwen drs. Annemiek van Woudenberg drs. Puck Winnubst allen werkzaam bij de JeugdZaak Vormgeving Basix, Jeroen van Zijp Fotografie Martine Hoving
© de JeugdZaak
Foto: Jeroen van Zijp
Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze (door welk medium dan ook) zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
40
de JeugdZaak
Mijlpalen en acties gemeenten: transitie Jeugdzorg Jaar Maand Fase Acties Resultaat
2012 okt-dec
jan
feb
Analyse en inventarisatie (1) Startnotitie *
mrt
apr
mei Richten Visie en keuzes (2)
2013 jun jul aug sep
Visienota * Ontwerp *
okt
nov
dec
jan feb
Uitwerking (3) Communicatie Concept beleidsplan Conceptverordening
2014 mei jun jul aug sep okt nov Inrichten Organiseren van de uitvoering (4)
mrt apr
Meerjaren beleidskader 2015/ 2019 * Uitvoeringsplan 2015* Verordening en beleidsregels*
Legenda * Door raad vast te stellen plannen Acties van gemeenten bestaan uit de volgende onderdelen. 1. Analyse en inventarisatie kaders stellen samenhang samenwerking inventarisatie en feitenanalyse krachtenveldanalyse risiscoanalyse
2. Visie en Keuzes visie formuleren voorbereiden uitwerking
3. Uitwerking nota sturing en financiering nota inkoop nota client en kwaliteit nota vertrouwenspersoon en klachtenafhandeling
gerealiseerd nog niet gerealiseerd wel op schema nog niet gerealiseerd niet op schema Voor een uitgebreide versie van het spoorboekje zie: http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/spoorboekje_transitie_jeugdzorg.pdf
4. Organiseren van de uitvoering samenwerking sturing en financiering kwaliteit en toezicht toegang en vraagverheldering aanbod interne processen monitoring overgangsregelingen
dec
2015 jan-dec Verrichten
Bijlage B1
15 december 2012 Van: de raadswerkgroep Toekomst Drechtsteden
Strategische agenda Drechtsteden en de programmering Inleiding In de Carrouselvergadering Bestuur van 4 december 2012 zijn, op basis van een vergelijkend overzicht uit de lokale visies op de bestuurlijke toekomst van de Drechtsteden, de gezamenlijke principes waarop de samenwerking in de Drechtsteden is gestoeld, met elkaar gedeeld en onderschreven. De vijf principes van samenwerking in de Drechtsteden:
Deze principes zouden de basis moeten vormen voor de te maken keuzen over de inhoud van de samenwerking: de strategische agenda Drechtsteden en de programmatische afstemming, de sturing op de strategische agenda. In uw Carrousel van 4 december is opgemerkt dat de vijf principes leidend moeten zijn in vaststelling van hetgeen waarin de Drechtstedengemeenten met elkaar verbonden zijn, en dat de voorstellen over de regionale strategische agenda en de sturing daarop expliciet terug te leiden moeten zijn op de vijf principes van samenwerking. In deze notitie wordt een handreiking gedaan voor een eerste oriënterende bespreking over de strategische agenda en de regionale programmering. Als werkgroep doen we bewust geen uitspraken over de gewenste programmering/sturing. Het politiek-inhoudelijke gesprek daarover moet plaatsvinden in de politieke arena van de gemeenten en de regio. Wel willen we als werkgroep dat gesprek faciliteren zodat de besprekingen over het bereik van de strategische agenda en de gewenste sturing daarop zo concreet mogelijk zijn. Om die reden hebben we in deze notitie de actualisatie van het regionaal Meerjarenprogramma (rMJP), zoals vastgesteld
1
door de Drechtraad op 15 januari 2013, gebruikt. Dit overzicht kan dienen als kader en overzicht van de huidige strategische agenda Drechtsteden, en duiding van de huidige sturing. Daarnaast zijn hieronder de opmerkingen en suggesties over de inhoudelijke focus van de regio opgenomen uit de schriftelijke terugkoppeling van de zomersessies programmatische afstemming. De hieronder opgenomen vragen aan de Carrousel kunnen een leidraad zijn voor het gesprek over de strategische agenda en de regionale programmering. Vragen aan de Carrousel De werkgroep stelt aan de Carrousel van 5 februari 2013 voor een eerste oriënterende bespreking te voeren aan de hand van de strategische agenda van de Drechtsteden en daarbij specifiek in te gaan op de vragen: a. Welke eenheid (gemeente, regio) zou, wanneer u de vijf principes van samenwerking toepast op elk van de domeinen en de thema’s/projecten daarin, naar uw oordeel primair aan zet zijn? Met als suggestie de samenwerkingsprincipes 1 en 2 ‘autonomie’ en ‘beleidsafhankelijkheid’ als basisprincipes te beschouwen en de samenwerkingsprincipes 3, 4, en 5 ‘maatschappelijk en financieel voordeel’, ‘vereenvoudiging van sturing’ en ‘democratische legitimatie’ als randvoorwaarden te zien. Met als tweede suggestie te bezien of onderscheid te maken is tussen ‘primair aan zet met betrekking tot besluitvorming’ en ‘primair aan zet met betrekking tot uitvoering’. Immers, iets wat als van regionaal belang wordt gezien en waarover op regionaal niveau besluitvorming plaatsvindt, hoeft niet per definitie ook in de regio te worden uitgevoerd, maar kan in uitvoering worden genomen door een (of meerdere) gemeenten als bijdrage aan de regionale strategische agenda. b. Wat zou dan de optimale sturing en besluitvorming op elk van deze domeinen en de thema’s/projecten zijn? Met als suggestie daarbij in overweging te nemen of het thema/project strategisch / tactisch / operationeel is. Vragen die u hierbij kunt stellen zijn: - Wat zou daarin de rol van de lokale raden en/of de Drechtraad moeten zijn? - Wat zou de rol van een regionaal portefeuillehouder kunnen inhouden? Misschien dat bij de beantwoording van deze vragen de volgende opsomming van varianten bruikbaar kan zijn: belang bevoegdheid uitvoering LOKAAL belang LOKALE bevoegdheid LOKALE uitvoering Type A
Type B
regionaal / lokaaloverstijgend belang
LOKALE
bevoegdheid van alle of aantal gemeenten
Type C
regionaal / lokaaloverstijgend belang
LOKALE
uitvoering als bijdrage aan regio / gezamenlijke gemeenten regionale uitvoering
Type D
regionaal belang
regionale bevoegdheid
LOKALE
Type E
regionaal belang
regionale bevoegdheid
regionale uitvoering
bevoegdheid van alle of aantal gemeenten
LOKALE
uitvoering als bijdrage aan regio
Als werkgroep doen we u de suggestie in uw voorbereiding op de Carrousel van 5 februari, het hieronder opgenomen overzicht van het geactualiseerde rMJP met deze vragen in het achterhoofd te ‘scoren’, en zo, aan de hand van concrete thema’s/projecten, te bezien wat naar uw oordeel de meest optimale sturing op de strategische agenda van de Drechtsteden is.
2
Als werkgroep hopen we dat op basis van deze ‘vingeroefeningen’ de oriënterende besprekingen richting zullen geven voor de uiteindelijk op te stellen opinie over de programmering/sturing. In wezen gaat het om hoe we het rMJP op een optimale manier van papier naar praktijk brengen. Bevoegdhedentoedeling Bij de voorbereiding van deze notitie is, zoals ook is gevraagd in uw Carrousel van 4 december, relatie gelegd met de huidige bevoegdhedenregeling, de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden (GRD). Op 12 april 2012 is ook een raadsinformatiebrief ‘Bevoegdheden Drechtstedenbestuur en Drechtraad’ verschenen waarin naast de formele teksten van de regeling toelichting is gegeven op de (praktische) werking van die teksten. Voor deze en de volgende paragraaf is die raadsinformatiebrief de bron geweest, met citaten en samenvattingen uit de brief. De artikelen 6, 7 en 8 vormen de kern van de bevoegdhedentoedeling. In artikel 6 zijn naast de door de gemeenten aan de Drechtsteden gedelegeerde taken, ook de zogenoemde ‘autonome gemeentelijke taken’ benoemd die zijn overgedragen aan de GRD. Autonome gemeentelijke taken zijn algemene beleidstaken waarover in Drechtstedenverband is afgesproken dat deze op regionaal niveau worden bezien en uitgewerkt. De plannen worden in de Drechtraad vastgesteld en binden de gemeenten. Dit laatste conform artikel 8. Delegatie betekent dat de volledige wettelijke taak over is gedragen naar de gedelegeerde organisatie, waarmee die organisatie niet alleen juridisch, maar ook politiek en bestuurlijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van die wettelijke taak. De gemeente die een bevoegdheid heeft gedelegeerd, heeft juridisch geen (directe) beleidsinhoudelijke zeggenschap meer over die taak. De Drechtraad stelt de beleidsinhoudelijke verordeningen vast. Individuele besluiten (beschikkingen) worden genomen door het Drechtstedenbestuur. Artikel 6 stelt dat de Drechtsteden als bevoegd gezag dit de volgende taken in het sociale domein vervult: Wet Maatschappelijke Ondersteuning (verstrekken van individuele voorzieningen), Wet Werk en Bijstand (inclusief bijzondere bijstand), Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers, Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Zelfstandigen, Wet Inburgering, Wet kinderopvang (voor zover betrekking hebbend op tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang en vergoeding op basis van sociaal-medische indicatie), Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Wet educatie en beroepsonderwijs, uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening. Daarnaast stelt artikel 6 dat de Drechtsteden bevoegd is de volgende autonome gemeentelijke taken te vervullen: regionale visies en uitvoeringsprogramma’s opstelt: naast een regionale economische visie, visies en uitvoeringsprogramma’s voor detailhandel, kantoorontwikkeling, (herstructurering van) bedrijventerreinen, toerisme en recreatie, verkeers- en vervoersplan, een regionale ruimtelijke structuur, wonen (inclusief woningbouwprogramma, woonruimteverdelingsbeleid, de Drechtraad als budgethouder voor de BWS-middelen, het sluiten van uitvoeringsconvenanten met rijk, provincie, gemeenten, corporaties en marktpartijen is de bevoegdheid van de Drechtraad), groenstructuurplan en uitvoeringsprogramma, programma’s voor geluidssanering, milieu en infrastructuur, ISVprogramma, meerjaren-bodemsaneringsprogramma, sociaal beleid, en het regionaal Meerjarenprogramma, en het beheer van het Investeringsfonds. In artikel 7 is geregeld dat bij de Drechtsteden praktische uitvoeringtaken zijn belegd, de SCD-taken. De praktijk en de effecten daarvan De raadsinformatiebrief van april jl. gaf niet alleen een opsomming van de bevoegdhedentoedeling, maar ging juist ook in op de praktische werking daarvan. Toegelicht werd dat in de praktijk de bindende werking van de genoemde visies sterk afhankelijk is van de tekst van de visie zelf. In veel gevallen betreft het intentionele plannen, waarvan de realisatie naar zijn aard afhankelijk is van uitvoeringsprojecten, maatschappelijke initiatieven, vergunningprocedures e.d. De tekst van de plannen zelf is daardoor meestal intentioneel geformuleerd.
3
De gemeenten zijn gehouden zich te richten naar de in het plan vastgestelde planningsdoelen, maar ieder concreet initiatief moet worden afgewogen en die afweging biedt altijd ruimte voor nuancering of interpretatie. Dat betekent wel dat het is aan te bevelen om ook in regionaal verband afstemming te hebben over de concrete beslissingen die individuele gemeenten in individuele gevallen nemen. Het gaat er dan om over en weer bespreekbaar te maken hoe de concrete toepassingen zich verhouden tot de in de visie vastgelegde beleidsdoelen. Volgens de Wgr zijn de gemeenten bij een overgedragen bevoegdheid gehouden om de besluiten van de Drechtraad uit te voeren. Juist om deze reden moet in dergelijke gevallen in het proces van voorbereiding een zorgvuldig proces worden bewandeld ten behoeve van het lokale draagvlak voor de lokale bijdrage aan de uitvoering, en kan het verstandig zijn om het lokale uitvoeringsaandeel in de lokale raad te bekrachtigen. De praktijk en de kansen daarin En uit die toelichting op de praktijk binnen de Drechtsteden blijkt dat we met elkaar juist inhoudgedreven bij onderwerpen en projecten inzetten op bevoegdheden en besluitvormingsprocedures, maar daarmee wel tegelijkertijd een diffuus beeld en verstrooide gang van zaken met elkaar veroorzaken! De tekst van de gemeenschappelijke regeling geeft inzicht in de (wettelijke) bevoegdheden en de verschillen tussen gemandateerde en gedelegeerde bevoegdheden, en het aspect van de ‘autonome’ gemeentelijke taken, maar tegelijkertijd lijkt de opmerking gerechtvaardigd dat de regeling onvoldoende houvast geeft en zelfs tot verwarring leidt om op concreet onderwerp/projectniveau de bevoegdhedentoedeling te kunnen herleiden. En juist vanuit deze constatering, maar ook vooral uit de opmerkingen van onszelf als Drechtraad en lokale raden - dat het nu vaak onduidelijkheid is waar op welk onderwerp de sturing is belegd, - dat die optimale sturing dringende noodzaak is, - en dat we daarbij als regio moeten focussen op dossiers die regionaal impact hebben en tot het regionale domein behoren, - en dat we daarbij instrumenten in handen moeten hebben om de politieke grip op de besluitvorming te versterken, zijn aanleiding om niet vanuit de bevoegdheden naar de inhoud te kijken, maar vanuit de inhoud naar de gewenste en optimale sturing en bevoegdheden voor die inhoud. De zomersessies programmatische afstemming over ‘focus van de regio’ Ook in de zomersessies over programmatische afstemming, waarvan de Drechtraad op 27 augustus 2012 een schriftelijke terugkoppeling heeft ontvangen, onderwerp van gesprek van de Carrousel Bestuur van 2 oktober jl. werden deze dilemma’s en ideeën ingebracht. In de sessies werd door raadsleden de wens geuit dat afstemming, overleg en besluitvorming ‘slanker’ wordt, dat de regio zijn focus richt op de regionale dossiers, en dat daarmee de bestuurlijke drukte in het lokale domein over regionale onderwerpen vermindert. Verder werd in de sessies gesteld dat regionaal de inzet moet worden gericht op dossiers waarop er sprake is van afhankelijkheid van markt/overheden van een lokaal overstijgend niveau. Daarbij werden de volgende thema’s gesuggereerd: bereikbaarheid, externe veiligheid en de decentralisaties in het sociale domein. Met betrekking tot deze dossiers werd opmerkt dat daarbij de voordelen van de regionale samenwerking optimaal zouden moeten worden uitgenut, maar dat tegelijkertijd de lokale nabijheid en rol van de gemeenten verankerd zouden moeten worden. Alleen zo kan optimale ondersteuning van en voorziening aan inwoners, onder gelijktijdige verlaging van de maatschappelijke kosten, worden bereikt,
4
Het geactualiseerde rMJP in domeinen In het geactualiseerde rMJP zijn drie inhoudelijke focuspunten en één politiek/bestuurlijk focuspunt benoemd. De inhoudelijke focuspunten: - Maritieme en logistieke topregio - Aantrekkelijk leefklimaat - Sociaal sterk Het politiek/bestuurlijk focuspunt: - Doorontwikkeling van de Drechtstedensamenwerking Op de volgende bladzijden wordt per focuspunt uit het geactualiseerde rMJP overzicht gegeven van de daartoe behorende projecten.
5
6
7
8
Bijlage B.1
Concept-verslag Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013 Voorzitter: R.V. van Engelen Portefeuillehouder: A.B. Blase en de voorzitter van de werkgroep uit de Drechtraad M. van der Plaat Griffier: A.P.M.A.F. Bergmans De voorzitter: Goedenavond dames en heren. Ik open de vergadering van de Carrousel Bestuur. Vandaag staat het onderwerp Toekomst Drechtsteden weer op de agenda. Wij vonden dat wij daar de tijd voor moesten nemen, dus wij als agendacommissie hebben besloten om op de agenda één van de twee delen te zetten en het volgende deel naar een volgende Carrousel te hevelen. Inhoudelijk zal ik niet veel meer vertellen omdat iedereen die hier zit daar wel aardig inzit. Ik houd het even bij de formele kant. In de eerste termijn mag er niet geïnterrumpeerd worden. Dat is mij de vorige keer niet goed bevallen. Mevrouw Burger krijgt straks van mij als eerste het woord omdat die vorige keer als laatste het woord kreeg. Beloofd is beloofd. In de eerste termijn kan ook op het lid van het DSB niet geïnterrumpeerd worden. In tweede termijn gaan wij goed met elkaar in discussie. Er staan vier microfoons, die kunt u eruit halen en lekker blijven zitten. Maar u mag ook, zoals bij het journaal inmiddels gewoon is, gaan staan. Mevrouw Burger heeft het woord. Mevrouw Burger: Dank u wel voorzitter. Alvorens wij overgaan tot behandeling van de inhoud wil ik mede namens GroenLinks, CDA, de verenigde locale partijen, D66 en VSP het woord voeren over het tot nu toe gelopen proces. In juli 2012 hebben alle gemeenteraden zich uitgesproken over de toekomst van de Drechtsteden en het bestuur heeft naar aanleiding hiervan de nota Toekomst netwerkbestuur opgesteld. Er is, om het proces goed te begeleiden, een werkgroep opgericht waarin ook het bestuur participeert. Wij hebben inmiddels aan de hand van een stappenplan al een aantal Carrousels hieraan gewijd en hebben gezamenlijk een aantal uitgangspunten geformuleerd die kunnen rekenen op draagvlak binnen de zes gemeenten. In de laatste Carrousel is ook de nota van het bestuur besproken. De reacties hierop en de samenvatting door de verantwoordelijke portefeuillehouder hiervan, zijn keurig in het verslag vastgelegd. In voorbereiding op deze bijeenkomst heeft een aantal vertegenwoordigers vastgesteld dat dit absoluut niet in lijn is met wat er in de vorige Carrousels is besproken. Sterker nog, de uitgesproken ideeën vooral over het delen van wethouders en het instellen van projectwethouders of regiowethouders is nog aanwezig en zelfs al in de proeftuinen opgenomen. Wij vragen ons af wat hier gebeurt. Wij herkennen ons niet in dit stuk. De Drechtraad is aan zet en zij volgt hiervoor een gedegen proces en tegelijkertijd wordt er door het bestuur een andere weg bewandeld. Voorzitter, wij verzoeken dan ook de portefeuillehouder zijn nota aan te passen in het licht van de afgelopen Carrousel. Tijdens deze bijeenkomst zijn er duidelijke uitspraken gedaan over het handhaven van de huidige vorm van de Drechtstedendinsdag en is het verzoek gedaan om bij gemeenten de discussie aan te gaan over het delen van wethouders. De inzet van projectwethouders is besproken en hier zou een verdere uitwerking voor komen. Er is niet gesproken over het starten van een proef. Het voorstel om Carrousels om te bouwen tot raadscommissies en twee keer per jaar een Drechtstedenbijeenkomst te organiseren, is niet gebaseerd op wat in de Carrousel is aangegeven en hoort ook niet in dit stuk thuis. Door de VVD is een voorstel gedaan voor het terugdringen van de bestuurlijke drukte, welke wij graag in discussie willen brengen om te bezien of hier een verdere uitwerking mogelijk is. Graag zal ik bij de bijdrage van de VVD hier weer op terug komen. En ik wil best als laatste het woord voeren. Dat is niet zo'n punt in de eerste termijn. Het is de hoogste tijd dat een ieder zijn of haar positie op de juiste wijze invult. De raad bepaalt wàt, het bestuur bepaalt hoe en de organisatie voert het uit. Op dit moment hebben wij het gevoel dat deze houding niet is zoals het moet zijn. Dank u wel. De voorzitter: Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Dongen, namens de samenwerkende locale partijen. Mevrouw Van Dongen: Voorzitter, de samenwerkende locale partijen zijn en blijven voorstander van het verlengd locaal bestuur, geen extra bestuurslaag en gewoon zoals het past binnen de WGR. In de Drechtraad zijn alle gekozen partijen, per gemeente en naar stemgewicht, vertegenwoordigd. Dat moet wat ons betreft zo blijven. Wij vinden dat de meest democratische basis. Het DSB kan kleiner in omvang met bijvoorbeeld een voorzitter en een bestuurslid per gemeente, zodat alle gemeenten vertegenwoordigd zijn. Een stevig bestuur, met bestuursleden die niet op afstand staan, maar er echt bovenop zitten en aanwezig zijn aan de onderhandelingstafel. Dat mag niet overgenomen worden door directeuren en ambtenaren. De samenstelling en de portefeuilleverdeling binnen het DSB worden gericht op projecten en de uitdagingen van de regioagenda. Daarnaast zien wij mogelijkheden voor 'projectportefeuillehouders'. Competenties en bestaande bestuurlijke netwerken kunnen zo optimaal benut worden. Wij zien dat als volgt.
pagina 2 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
Een lid van het DSB kan bij de Drechtraad een gemotiveerd plan indienen waarom hij of zij voor een project de ondersteuning van een collega wethouder uit een van de GRD-gemeenten wenselijk acht. Kenmerken van een dergelijke projectportefeuille. De projectportefeuille heeft een concrete opdracht die in het belang van de gemeenten in de regio wordt gerealiseerd. Voor het project zijn vooraf een tijdpad met een begin en een einde vastgesteld. Indien nodig is vooraf een budget vastgesteld. Indien nodig kunnen bevoegdheden voor maximaal de duur van het project aan de projectportefeuillehouder worden gemandateerd. Het lid van het DSB dat om deze projectportefeuillehouder vraagt, blijft eindverantwoordelijk. Het bestuur werkt dan primair vanuit een beperkte omvang, maar mankeert zichzelf niet op momenten dat extra inzet van al aanwezig bestuurlijk potentieel, de uitvoering van taken in de regio, effectief kan versterken. Gedeelde wethouders vinden wij geen discussie voor de Drechtraad. Als ze dat al willen, hoort dat thuis bij de gemeenten. Bestuurskracht, realisatiekracht, slagvaardigheid en sturing. Wij pleiten voor een selectieve opstelling en onderbouwde keuzes waar het zaken met regionale aansturing door de GRD betreft. Werken vanuit een focus. De Drechtraad moet aan de voorkant betrokken zijn bij de totstandkoming van het rMJP. Wij hebben ons hier, evenals over gemandateerde en gedelegeerde taken, al uitgesproken tijdens de algemene beschouwingen. De taken die bij de GRD rusten, kunnen wij indelen op uitvoering, facilitair en beleidsmatig strategisch. Regionale taken, dat is wel belangrijk. Wij moeten ons als raad vooral op de beleidsmatige en strategische regionale agenda richten. Dit komt terug bij de programmatische afstemming waar we volgende maand over praten. De Drechtstedendinsdag. Wat ons betreft kunnen ze minder in aantal, bijvoorbeeld zes keer per jaar en een avond voor de algemene beschouwingen. De vraag is of het haalbaar is gezien de vele ambtelijke en bestuurlijke overlegstructuren die hier overdag ook aan gekoppeld zijn en misschien niet versnipperd moeten raken. De Drechtstedendinsdag heeft zich ontpopt tot een intergemeentelijke ontmoetingsdag, netwerken, kennis delen, argumenten uitwisselen, debatteren en elkaar leren kennen, leidt tot meer wederzijds begrip en onderlinge betrokkenheid. Zonder deze basis kan, wat ons betreft, een werkelijke vorm van onderlinge solidariteit niet bestaan. Zeker gezien de grote veranderingen in het sociale domein, waarbij veel op regionale schaal ligt, moeten raadsleden optimaal betrokken kunnen zijn en meepraten. De Carrousels zijn daarvoor geschikt. Een Carrousel zou bijvoorbeeld wel kunnen besluiten dat er een extra overleg nodig is. Bijvoorbeeld omdat een discussie nog niet is afgerond of omdat er meer verdieping nodig is. En dan heb je tussen twee Drechtstedendinsdagen de ruimte om een extra bijeenkomst te organiseren. Je zet dan niet direct in op afgekaderde commissies, maar het bespreekpunt, de discussie en de betrokken personen, blijven redelijk geclusterd. En vooral, zo blijft de inhoud leidend en niet de vorm. Er komen steeds meer onderwerpen op ons af. Dat vraagt veel kennis van de Drechtraadleden. Wij vinden dan ook dat het mogelijk moet zijn om in plaats van een Drechtraadslid, een fractiespecialist op een dossier in te kunnen zetten, wanneer het debat in de Drechtraad daardoor kwalitatief gevoed kan worden. Verlengd locaal bestuur is en blijft de basis. Gemeenten wensen autonome zeggenschap over hun eigen financiële huishouding, hun eigen grondgebied en het eigen beleid. Ons motto blijft: "Locaal doen wat locaal kan en regionaal waar dat een duidelijke meerwaarde heeft". Gemeenten bepalen zelf eerst hun locale positie en agenda. Opvolgend en met de juiste focus vullen wij de regionale agenda. De samenwerking is namelijk een middel om door regionale krachten en belangenbundeling, zes gemeenten te versterken. Het is geen doel op zich, die samenwerking. Wij willen graag de uitkomsten van de Carrousels, herkenbaar verwoord en uitgewerkt zien in een vervolgdocument. Maar voor een voorbereiding op implementatie vinden we het nu nog te vroeg. Dat past bij een einddocument. Pas als dat er ligt en in de Drechtraad is aangenomen, zijn wij in deze fase beland. Tot zover even, voorzitter. De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Verk namens de regiofractie PvdA. De heer Van Verk: Dank u voorzitter. Ik ben een beetje verrast door de opvattingen die ik hoor. Ik heb wel het gevoel dat ik voor de tweede keer dezelfde vergadering aan het meemaken ben. Dus ik beperk mij tot het stuk van het bestuur dat gaat over de bestuurlijke inrichting van de Drechtsteden. Daarin staan een paar hoofdlijnen, namelijk dat de Carrousels worden afgeschaft en dat daarvoor in de plaats raadscommissies komen met vaste woordvoerders, vaste vertegenwoordigers. Dit heeft volgens mij het grote voordeel in zich dat je mensen bekwaamt in de portefeuille die ze vertegenwoordigen en dat er een goed en vast netwerk ontstaat waarbij mensen elkaar snel kunnen vinden om tot besluitvorming te komen. Laten we wel wezen, de Drechtraad ontwikkelt zich in een hoog tempo in de richting van een onbestuurlijk orgaan. Het is verlengd locaal bestuur, waar steeds meer een beroep op wordt gedaan bij allerlei zaken die van groot belang zijn voor de samenleving. De transitie van de AWBZ naar de Wmo, de Jeugdzorg en de Participatiewet gaan nadrukkelijk uit van een breder verband dan een gemeente. Die zegt feitelijk dat er op een of andere regionale wijze moet worden samengewerkt. Ten slotte hebben wij niet zoveel 100.000-plus-gemeenten in dit land en we zien dat daar een noodzaak voor gaat ontstaan. Dat betekent dus dat er serieus stappen moeten worden gemaakt om die raadscommissies een positie te geven in dat soort discussies. En natuurlijk mogen dat en zullen dat vertegenwoordigers zijn van de gemeenteraden, want ook wij hebben gezegd dat wij de autonomie van de raad, vooralsnog, zien als het beginstuk van het verlengd locaal bestuur. Het neemt niet weg dat wij wel bij de opvatting blijven dat uiteindelijk zo'n Drechtraad, naarmate die meer belang krijgt, aan democratische legitimiteit wint op het moment dat er een gekozen Drechtraad komt. Maar vooralsnog hebben wij vrede met de huidige samenstelling. Dat is één. Het tweede dat wij zien, is dat er in het stuk van het bestuur wordt gesproken over de regioportefeuillehouders. En ik hoor mevrouw Burger daarvan zeggen dat het wel of niet gewenst is. Ik denk dat het feitelijk niet meer te doen is dat wethouders dadelijk twee bazen moeten dienen. Wij willen er sterk voor pleiten dat de regioportefeuillehouders in ieder geval worden uitgewerkt, zodat je kunt zien welke voor en nadelen dat in zich
pagina 3 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
heeft. Nu doorblijven gaan op de huidige weg van portefeuillehouders uit de gemeenten, bewijst in mijn opvatting dat we de komende taken tekort gaan doen. Dus niet zeggen dat we dat per definitie gaan doen, maar wel een uitwerking maken van het voorstel zodat je een vergelijking kan maken van enerzijds de voor- en nadelen van locale vertegenwoordigers in het DSB en anderzijds de voor- en nadelen van 'vakwethouders'. Laat ik maar even dat woord gebruiken. Ten slotte zie je in de nota het gedeeld wethouderschap. Ik ben het met mevrouw Van Dongen eens dat ze zegt dat het eigenlijk primair de verantwoordelijkheid is van de gemeenteraden zelf. Als ze dat willen doen, dan moeten ze dat vooral doen. Dat kan voordelen opleveren, maar het kan ook nadelen hebben. Persoonlijk zie ik daar minder in, in de zin dat ik het verkeerd vindt dat mensen twee heren moeten dienen. Dat gaat bijna altijd bij één van die twee heren fout, omdat je één van de twee het gevoel zal geven dat je hem tekort doet. Dat is mijn opvatting op dit moment. Ik zou er te zijner tijd wel wat meer tekst over willen krijgen. Voor wat betreft de projectwethouders die in het stuk worden genoemd, daarvan heb ik in ieder geval de indruk, maar als het niet zo is dan moet de heer Blase dat maar verder duiden, dat het projectwethouders zijn die meer op een regionaal niveau zouden werken rondom een vastgesteld doel en project. Daar zou ik van willen zeggen, als wij vakwethouders hebben in het DSB, zijn die projectwethouders naar mijn gevoel overbodig en krijg je een soort verhouding van minister en staatssecretaris. Dat is volgens mij niet echt werkbaar in een bestuur dat je mean en lean wilt houden. Ik wil heel kort ingaan op de bijdrage van mevrouw Burger. Ik begrijp dat zij zegt dat niet alles terug te zien is in de notitie van het Bestuur. Ik zou ervoor willen waarschuwen, dat we niet blijven hangen en alles bij ditzelfde willen blijven houden, maar dat we ook stappen moeten durven zetten in de richting van een nieuwe structuur, van nieuwe ideeën en van een nieuwe uitvoering van het beleid. Op die manier help je, volgens mij, de Drechtraad vooruit. Stilstand betekent ook in dit soort zaken, meestal achteruitgang. Voorzitter, daar wil ik het op dit moment bij laten. De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Hofland namens de CDA regiofractie. Mevrouw Hofland: Dank u voorzitter. Ik wil beginnen met de laatste woorden van de heer Van Verk. Ik wil het eigenlijk niet hebben over de subnota omdat mevrouw Burger al aangegeven heeft dat we die even laten voor wat die is. De subnota moet eerst aangepast worden op hetgeen er al gezegd is. Ik ben het met de heer Van Verk eens dat we niet stil moeten staan, want dat is niet goed. Het CDA heeft ook gezegd dat ze een goed versterkt netwerkbestuur wil hebben. Dat is nodig voor de samenwerking. Aan de andere kant, zolang wij niet allemaal dezelfde stip op de horizon hebben, en dat is wat er op dit moment aan de hand is, denk ik dat je niet stilstaat, maar dat je wel moet verkennen. Je moet goed weten wat je met elkaar bespreekt en dit komt goed tot uiting in subvisies of visies die er liggen. Daar gaat het ons om. Wat het CDA betreft gaat het ons er niet om stil te blijven staan en niet verder te gaan. Dus ik ga op de hoofdnotitie in, en niet specifiek op de subnotitie. Ik wil er wel bij aangeven, maar dan doe je eigenlijk de Carrousel van vorige keer over, dat het verlengde locale bestuur voor ons ook essentieel is. Verder heeft het CDA kennis genomen van de visie van de hoofdnotitie van het DSB. Wij kunnen ons in hoofdlijnen vinden in het gestelde. Ik laat de subvisie even voor wat het is. Ik zei al dat we meer bestuurskracht en draagkracht moeten hebben, dat is essentieel. Dus in dat kader moet je ook voortgaan, maar wel op de juiste manier en wel kijken waar die stip van ons allen op de horizon staat. Versterking van de regio is aan de orde, vooral als je kijkt naar de ingrijpende veranderingen die vanwege het nieuwe kabinetsbeleid op ons af komen en daarmee ook weer die voortgang, maar wel op de juiste manier. U maakt werk van het nieuwe embleem wat ze hebben. Ik noem het maar het Babushka poppetje. Dat werd vroeger gebruikt door Russische smokkelaars die iets te verbergen hadden. Feitelijk zijn al die poppetjes hol, behalve het binnenste. Ik mag toch hopen dat dit niet doelt op onze samenwerking, want anders gaan wij echt de verkeerde kant op. Dan staan we niet stil, maar dan hollen we terug. De inhoudelijke ontwikkelingsagenda is essentieel en met de invloed daarop van, met name maatschappelijke partners en het bedrijfsleven. We moeten ons steeds voor ogen houden: "Waartoe doen we het?". En we onderschrijven nog een keer dat er geen vierde bestuurslaag moet komen. In de laatste alinea, op bladzijde 5, wordt gesproken over een organisatienetwerk. Het CDA wacht met belangstelling de uitwerking hiervan af. Ik kan u vooraf meedelen dat het CDA niet naar uitsluitend regiegemeenten toe wil. Ook lijkt het ons belangrijk, in het kader daarvan, om een evaluatie te houden over de proeftuinen die een jaar of anderhalf jaar geleden zijn uitgezet binnen die ambtelijke organisatie. Tot zover. De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan de heer Hoogerduijn, namens de regiofractie ChristenUnie/SGP. De heer Hoogerduijn: Voorzitter, ik heb vijf inhoudelijke punten en twee opmerkingen vooraf. In de eerste plaats, verwacht van mij geen algemene beschouwingen over de samenwerking in de Drechtsteden. Dat hebben wij vorig jaar al een paar keer gedaan en ook nog een keer in januari bij de algemene beschouwingen over de begroting. Ik beschouw dat als bekend en zo niet, dan moet u het hier toch maar mee doen. Het gaat nu om de inhoud over het stuk dat concreet voorligt. De brief van mevrouw Burger, die heb ik door een misverstand vandaag pas gekregen en ik kon daar met mijn regiofractie onvoldoende overleg over hebben. Een aantal dingen, dat zij naar voren heeft gebracht in die brief spreken ons zeker aan. Dat zal zo blijken uit de opmerkingen die ik inhoudelijk maak. Maar ik wil toch bij voorbaat ook de opmerking maken dat wij het op zich wel goed vinden, dat uit de grote hoeveelheid van suggesties die er eerder voorlagen in oktober en december, geprobeerd is het kaf wat van het koren te scheiden. Je moet niet te lang doorgaan met van alles en nog wat. Je moet het kaf van het koren scheiden anders ben je bezig met het
pagina 4 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
trekken aan een dood paard. Ik realiseer mij wel dat je met elkaar kunt doordiscussiëren wat nu het kaf en het koren is. Dat is hier en daar het probleem. Maar dat is het probleem van de politiek, om het zomaar te zeggen. We moeten wel verder en we moeten toespitsen. De vijf inhoudelijke punten, nadat ik nog gezegd heb, voorzitter, dat wij nog wel even willen noemen, het fenomeen klankbordgroep, recent ook bij elkaar gekomen over decentralisatie. Dat komen we nergens in de stukken tegen. Hoe gaat dat nu, zien wij dat zitten, gaan we daarmee verder, meer of minder? Hoe bevalt dat? Dan nu de vijf inhoudelijke punten over het stuk van het DSB. In de eerste plaats, de gedachte van beleidsvoorbereidende raadscommissies in combinatie met één tot twee maal per jaar een gezamenlijke vergadering van de gemeenteraden. Dat laatste zien wij niet zitten. Dat lijkt ons heel diffuus, indirect, abstract of hoe je het wilt noemen, een Poolse Landdag. Dat hoeft voor ons niet. En die besluitvoorbereidende raadscommissies. We lazen dat die eigenlijk al een beetje zo aan het ontstaan zijn of dat het daar naartoe tendeert. Wij herkennen dat ook wel en wij zeggen: "Prima, werk het nog eens uit, stroomlijn dat nog wat". Daar zijn wij op zich wel positief over. Overigens hebben wij niets gelezen in het stuk over de Drechtraad zelf. In grote lijnen blijft dat kennelijk zoals het is. Ik moet zeggen dat wat mevrouw Van Dongen daar zoeven over zei, ons eigenlijk ook wel aanspreekt. Het is goed dat daarnaar gekeken wordt, maar wel met de ondertoon dat we hechten aan wat wij hebben. Punt twee is de doorontwikkeling van de participatieve democratie en de vaststelling van een rMJP op hoofdlijnen. Dat moet nader gestalte krijgen in een rMJP dat door de Drechtraad in samenwerking met de maatschappelijke partners wordt vastgesteld. Voorzitter, wij kunnen ons vinden in het concreet uitwerken daarvan in een verdere voorbereiding. Punt 3. Het verder uitweken van de suggestie regionaal portefeuillehouderschap met daarbij de proef SDD decentralisaties voorafgaand aan de verkiezingen. Dat is bij ons een heikel punt. Wij vinden dat we ervoor moeten oppassen dat de plaatselijke controlefunctie niet verder onder druk komt te staan. Hoe combineer je dat met de rol van de plaatselijke gemeenteraad? Hoe kan je de eigen wethouder ter verantwoording roepen? En hoe draag je hem iets op om dat in regionaal verband aan de orde te stellen? Wij zijn op zich niet tegen een uitwerking, maar in ieder geval moet niet bij voorbaat vaststaan, dat het op de manier zoals ik het net geformuleerd heb, eruit komt. Wij zijn daar wat huiverig voor zoals ik net heb omschreven. Het vierde punt. Tussen de gemeenten kunnen onderling afspraken worden gemaakt over de gedachte om wethouders te delen. De regio kan desgewenst optreden als coördinator, facilitator bij de vorming van een projectof dossierwethouder. Voorzitter, daarbij geldt ook wat ik bij het vorige punt naar voren bracht, maar goed afgekaderd, in een specifiek project, voor een afgebakende tijd, zijn de gevolgen in ieder geval minder ingrijpend en zou dat wat ons betreft meer realiteit kunnen hebben. Dat past beter bij het uitgangspunt dat wij onderstrepen, locaal wat locaal kan en regionaal wat regionaal moet. Het laatste punt, daar zijn wij positief over, de optie van een krachtig en compact DSB dat structureel samenwerkt met het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Wij vinden het prima dat dit concreet wordt uitgewerkt en wordt voorbereid voor implementatie. Tot zover. De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Kroes, namens de regiofractie GroenLinks. Mevrouw Kroes: Allereerst wil ik aangeven dat ik mijn verhaal niet ga herhalen. Ik heb een aantal verhalen gehoord die bijna identiek waren aan de vorige keer. Wij hebben een stuk gekregen waar wij op konden reageren. Op deel 1 hebben wij al gereageerd. Dat betreft de subnotitie. Ook daar gaan wij niet op in, net als het CDA al heeft aangegeven. De hoofdnotitie doet op zich recht aan de discussie die gevoerd is. Ik vind het niet een helder stuk. Het is door het CDA al aangegeven met het poppetje. Het is een heel onduidelijk teken van onze samenwerking. Zou u dat duidelijker willen uitleggen, zo niet aanpassen naar een wat helderder voorstel? U begint het verhaal met een inleiding die ik wat wollig vind. En vervolgens gaat het over het noemen van de visie. Daar staan eigenlijk alleen maar redenen om deze hoofdnotitie op te stellen. De invloeden vanuit de overheid, de transities en dat soort zaken. Dat vind ik niet een visie. Wij zien de visie veel meer in het stuk waarbij de basis van onze samenwerking wordt besproken. Die vijf punten, dat is onze visie. Daar stoelen wij onze samenwerking op. Dat wil ik helder meegeven. Het profiel van de Drechtsteden vond ik een mooi, helder en herkenbaar stuk. De subonderdelen. Wat ons betreft kunnen ze er allemaal uit. Eigenlijk moet deze hoofdnotitie pas aan het eind van de hele discussie weer besproken worden, waarbij die vier subonderdelen geïntegreerd worden in het stuk en het één integraal stuk wordt. Laten we niet één hoofdnotitie met allerlei losse onderdelen maken. Volgens mij worden wij daar niet erg gelukkig van en het wordt er ook niet helderder op. Ik zou graag willen zien dat er een concreet voorstel staat in het stuk om de werkwijze die voorgesteld wordt, concreet jaarlijks te evalueren. Er staat wel wat over in, maar laten we dat concreet doen, laten we daar momenten voor prikken zodat wij dit soort discussies niet iedere twee of drie jaar opnieuw moeten voeren. Inhoudelijk weet iedereen wel waar GroenLinks staat en zo niet, dan kunt u bij mij terecht. Overigens wil ik nog opmerken dat ik de onduidelijke zaken die ik heb geconstateerd wel aan de portefeuillehouder wil mailen, die zal ik hier niet met iedereen delen. De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Es, namens de regiofractie D66/VSP. Mevrouw Van Es: Voorzitter, allereerst wil ik namens D66/VSP regiofractie benadrukken dat wij het jammer vinden dat de bespreking van de strategische agenda nu niet op de agenda staat en dus nu niet aan bod komt.
pagina 5 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
Ons wordt nu gevraagd een visie te geven op de toekomst van de Drechtsteden. Als D66/VSP regiofractie hebben wij hier een déjà vu gevoel bij. Dat zeiden anderen ook al. Sterker nog, wij hebben het gevoel dat wij dat déjà vu gevoel al eerder hebben gehad. In oktober en december 2012 heeft onze fractie hier al inhoudelijk bij stilgestaan. De kortste samenvatting geef ik nog een keer. De vijf gedeelde principes uit de visie zijn uitgangspunt, die omarmen wij ook. Van daaruit maken wij de keuzes voor de strategische agenda en de programmatische afstemming. Ik verwijs verder naar wat wij eerder hebben gezegd. Netwerkbestuur. Die vraag over netwerkbestuur betekent dus organisatievorm voor inhoud. Precies het tegenovergestelde van wat wij hebben gezegd. Maar wij zijn als D66/VSP zeer pragmatisch en bovendien de beroerdste niet, dus om de zaak niet verder te vertragen zullen wij dat dan maar doen. Ik kom later nog wel terug op hoe wij denken dat inhoud alsnog leidend gemaakt kan worden in de toekomst. Wat wil de D66/VSP fractie met betrekking tot het netwerkbestuur? Allereerst vinden wij de geschetste context van de huidige economie en de kabinetsplannen zeer belangrijk voor de korte termijn. Maar een bestuursvorm kiezen met in het achterhoofd een periode van slechts vier jaar, vinden wij te kort. Daar werd door GroenLinks ook al iets over gezegd. Dat is geen visie. Met betrekking tot inhoud alsnog prioriteit geven. Wij willen het rMJP centraal stellen bij controle, bespreking en vaststelling van de voorstellen in de Drechtraad. Dus voor de komende vier jaar. Eerder noemden wij hierbij al het belang van het politieker maken van de inbreng van het rMJP door de inhoud door een commissie van Drechtraadsleden en de voorzitter van de Drechtraad, te laten samenstellen. We moeten verder helder in beeld krijgen welke bestuursprocessen er per beleidsveld worden gehanteerd en waar bevoegdheden liggen en we moeten een absoluut glasheldere visie hebben. Hoe we het ook invullen, het gaat ons erom om aan de voorkant betrokken te zijn als Drechtraad en man en paard te noemen, zodat we bij de uitvoering wij ook daadwerkelijk controleren of het DSB 'ons' rMJP, en dat ervaren wij ook zo, aan het uitvoeren is zoals afgesproken, en we de komende vier jaar de focus ook daadwerkelijk op de inhoud kunnen hebben. Wat dat betreft is een evaluatiedatum, zoals voorgesteld, ook een goed idee. Voor wat betreft het DSB pleiten wij bij de samenstelling voor duidelijke functieomschrijvingen en vereiste kwalificaties voor bestuurders. Dit weegt voor ons ook zwaarder dan politieke kleur. Dit alles met als doel meer helderheid van bestuur. Even tussendoor, wat betreft het voorstel van de VVD, waar mevrouw Burger zo meteen nog op terugkomt. Wat betreft het kleiner maken van de Drechtraad. Wij vinden het interessant om daarover het een en ander uit te werken. Het voorstel zoals het door de VVD de vorige keer ingebracht is, daar zien wij wel wat bezwaren in. Wij willen graag dat de vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig blijven. Wij willen graag in de uitwerking meegenomen hebben of het mogelijk is om het stemgewicht van Drechtraadsleden door iemand van de eigen regiofractie te laten overnemen op het moment dat iemand er niet is. Dat kan zijn omdat je niet kunt, maar dat kan ook opzettelijk gebeuren, zodat je met een kleinere groep kunt vergaderen, maar dat het stemgewicht dan meegenomen wordt. Het formaliseren van de Carrousels tot commissies. Prima dat dit uitgewerkt wordt. Een Poolse Landdag, nee. Verder staat vereenvoudiging en het creëren van meerwaarde hoog op onze verlanglijst. In die zin bekijken wij ook de keuzes voor experimenten. Wij staan open voor experimenten op het gebied van bestuurlijke vernieuwing mits daaraan een helder doel ten grondslag ligt en een probleem wordt opgelost en het dus niet voornamelijk problemen oplevert. Vervolgens, voorzitter, heb ik gezegd dat wij, omdat er anders nooit een uitspraak komt, toch een uitspraak gaan doen over de organisatievorm voordat de inhoud vaststaat. Dit kan niet anders dan met een slag om de arm en daarnaast moeten wij ons bewust zijn van het feit dat de beslissingsbevoegdheid hiervan veelal op gemeentelijk niveau ligt. De regiofractie D66/VSP zegt nu: gedeelde wethouders niet doen en regionale portefeuillehouders wel doen, waarbij we dan vooral kijken naar één persoon per project. Wat dat betreft vonden wij de opmerkingen van mevrouw Van Dongen om dat te concretiseren interessant. Eén ambtelijke organisatie niet doen. Ambtenaren en expertise delen, wel doen, waarbij duidelijk moet zijn, en dat is een belangrijk punt, wat de voorwaarden zijn en hoe de taakstelling op het ambtelijk apparaat zich hiertoe verhoudt en dit doorberekend wordt naar FTE's op een bepaalde plek. Onze vrees is dat als je zegt dat we een taakstelling hebben op regionaal niveau wat betreft minder ambtenaren, en dat hebben wij locaal ook en dat zullen andere gemeenten misschien ook hebben, dat als je op een handige manier wat stoelendansen doet of zelfs tot adoptie overgaat, dat het dan niet meer helder is hoeveel mensen er nu waar precies werken, dus om hoeveel FTE's het gaat. Dan heb ik een vraag over de volgende zin op pagina 5 van de hoofdnotitie: "Inzet is een organisatienetwerk vanuit en ten behoeve van de zes gemeenten en een GRD te vormen, met onderdelen met een eigen leiding, maar met één gemeenschappelijke regie". Voorzitter, wat staat hier precies? Gaan we allemaal directeuren aanstellen onder een secretaris? Er staat "inzet is". Ik weet niet van wie, maar het is niet de inzet van D66/VSP. Mijn vraag aan de portefeuillehouder is wat hier precies staat. En tot slot voorzitter, gedurende dit proces verandert het proces, zoals de volgorde van wat we eerst doen. D66/VSP wil graag horen wat nu het vervolg zal zijn. Wij zien het proces als een stapeling van drie blokken: de principes, de inhoud en de vorm. We doen nu een uitspraak over de organisatievorm en bestuur. We hebben al een uitspraak gedaan over de principes en de inhoud komt nog aan bod. En dan? Kunnen wij nog rekenen op een afronding in de gemeenteraden en de Drechtraad hiervan, voor de zomer, zodat we na de zomer aan de concrete invulling kunnen beginnen? Dank u wel. De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Burger en dit maal namens de regiofractie van de VVD.
pagina 6 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
Mevrouw Burger: Dank u wel. Ik wil graag even kort reageren richting de heer Van Verk. Als u geluisterd had, dan had u begrepen dat ik namens al de partijen die ik eerder genoemd heb, aangegeven heb dat als je de notulen leest en kijkt naar de nota van de portefeuillehouder, je de notulen er niet in terug herkent. Dat is heel wat anders dan stil willen staan. Dat is iets wat ik in ieder geval niet geroepen heb. Richting de SGP/ChristenUnie zou de ik, namens de VVD, graag een onderbouwing willen horen over hoe je de politieke legitimiteit ziet in de participatieve democratie, als we iets gaan vaststellen met het bedrijfsleven en dat soort zaken. Richting D66. Dank dat u in ieder geval een voorstander bent voor het uitwerken van het voorstel en in uw bewoording er al vanuit gaat dat dit gebeurt. Dat vind ik prima. Stemgewicht is niet aan de orde als je naar het voorstel kijkt van de VVD, omdat je vanuit het verlengd locaal bestuur het aantal stemmen vanuit iedere gemeente meeneemt en daar een zetelverdeling over doet. Dus dat betekent dat je eigenlijk altijd met hetzelfde stemgewicht vertegenwoordigd bent in de Drechtraad. Ik kan opnieuw herhalen wat ik de vorige Carrousel heb aangegeven wat de VVD voor ogen heeft met een kleiner bestuur. Ik kan het kort, staccato aangeven. Een Dagelijks Bestuur bestaat uitsluitend uit wethouders, één vertegenwoordiger per gemeente waarbij ze fulltime dan wel een groot deel van hun tijd in de regio doorbrengen om goed in control te komen en een goede sturing te kunnen geven aan de uitvoering van een door een Drechtraad vastgesteld beleid. Er komen geen burgemeesters meer in voor. De profielschetsen van de portefeuillehouders voor het Drechtstedenbestuur worden vastgesteld door de Drechtraad. De Drechtraad zal bestaan uit, zoals ik al eerder zei, een afspiegeling in een zetelverdeling op de uitgebrachte stemmen in deze regio. Dat was het. De voorzitter: U had de vorige keer nog een heel spannende uitspraak, een mooi voorbeeld en dat mevrouw Van Dongen daar in tweede termijn graag op in zal willen gaan. Het is misschien goed om voor alle toehoorders dat te herhalen. Mevrouw Burger: Dat was volgens mij de laatste opmerking die ik gemaakt heb namens de VVD fractie. Als iemand zich afscheid van een partij, dan blijven de stemmen gewoon bij die partij en gaan niet mee met de persoon die zich profileert in de Drechtraad. De voorzitter: Ik hoor hier wat voorkeuren. Het woord is in eerste termijn, namens het DSB aan de heer Blase. Ik kijk straks of de heer Van der Plaat nog iets wil aanvullen. De heer Blase: Dank u wel. U heeft in uw eerste termijn zoveel onderwerpen aangeroerd. Als u echt wil dat u nu een verhaal ga houden zonder te interrumperen dan zou ik een avondvullend programma hebben. Ik denk dat dit niet de bedoeling is. Dus laat ik proberen wel een aantal van uw woordvoeringen door te gaan en te laten verhouden tot enerzijds de notitie, maar vooral ook tot de vervolgopdracht. Want dat is het meest interessant, denk ik. Een aantal van u heeft gezegd, en eigenlijk was het ook de bedoeling die we hadden bij het schrijven, dat die inleiding, de hoofdnotitie, inderdaad aan het eind terugkomt maar dan ingevuld met deelhoofdstukken omdat u dan een totaalbeeld heeft van en de samenhang en de uitspraak over de leidende inhoud, zoals mevrouw Van Es die aangeeft, en wat het betekent voor de programmatische afstemming, waar u volgende maand over praat, en wat betekent het voor de inrichting van het bestuur. We bouwen dat weliswaar op in verschillende debatten, maar uiteindelijk brengen we het in één samenhangend verhaal weer samen. Daar heb ik met de heer Van der Plaat net nog even over gesproken dat dit aan het eind van de hele discussiereeks dan weer terugkomt, zodat je tegen het totaal kunt zeggen: "En nu is de samenhang er, is inderdaad de inhoud leidend, verhoudt die zich tot heldere verantwoordelijkheids-verdelingen, is er of lijkt er een draagvlak voor de politieke sturing om het rMJP en ook wat het betekent voor de inrichting van het bestuur". Die samenhang moet aan het einde weer terugkomen en daarom zou ik er zelf voor willen pleiten dat wij de deelnotities weliswaar bespreken, maar dat wij die niet steeds zo blijven bijschaven tot die volmaakt zijn, omdat we de kern daarvan, waar u richting aan geeft, in die hoofdnotitie terug laten komen. Dat is het idee. Al de deeldiscussies zijn bouwstenen voor de samenhang in de hoofdnotie, inclusief alle deelonderwerpen. Ik hoop, als we een dergelijke volgorde aanhouden, waarbij wij het dakpansgewijs opbouwen, en het hele dak gepresenteerd kan worden en ook door u kan worden vastgesteld. Mevrouw Van Es schetste de nadelen van het nu al over de vorm hebben en niet over de inhoud. Ik hoop dat deze werkwijze, waarbij je weliswaar op verschillende momenten discussieert over verschillende elementen, je uiteindelijk wel ziet dat het politiek gestuurde rMJP, waar de Drechtraad eigenaar van is en op wil sturen en controleren, de drager is van de hele politieke en bestuurlijke uitvoering op regioniveau. Die wordt weer gevoed door de ambitie die wij als regio hebben om én een krachtig locaal bestuur te zijn én tegelijkertijd een sterk regionaal profiel te hebben. Dat is het basisidee. Mevrouw Hofland had het over het poppetje of Babushka. De medewerker die het zelf uitgetekend had, noemde het een paddenstoel, maar die wil vast meegaan met uw beeldspraak. U zei dat alles hol is van binnen, behalve het laatste poppetje. Er zit niet een diepere betekenis achter het paddenstoeltje. Het idee is juist dat je even ziet dat de vijf onderwerpen die daar staan, samenhang hebben en uiteindelijk in de uiteindelijke notitie terugkomen. Toevallig mailde de betreffende medewerker vanmiddag nog dat dit symbool juist gekozen is als beeldmerk of als embleem, omdat het laat zien dat de vijf elementen die daar getekend worden onlosmakelijk samenhangen. Veel meer dan dat moet u er niet achter zoeken. Het gaat alleen om de echte inhoud en juist niet zozeer om de vorm. Ik wil toch proberen wat misverstanden uit de weg te ruimen. Hoewel ik in de tweede termijn eigenlijk specifiek met u wil praten over wat er op pagina 4 staat, de opdracht. Ik heb naar u geluisterd in de zin van "wat betekent
pagina 7 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
het nu voor de opdracht?". Daar kunnen we wat aan toevoegen en wat vanaf halen, maar voordat ik dat doe, kan ik misschien wat misverstanden opruimen. Bijvoorbeeld iets over de gedeelde wethouders. Daar is vorige keer uitgebreid over gesproken en bijna niemand had daar 'de handen voor op elkaar'. Waarom is het blijven staan? Omdat het uiteindelijk een gemeentelijke afweging is om het wel of niet te willen. Dat staat ook keurig beschreven. Gemeenteraden kunnen daar wel of niet voor kiezen. Wij vonden het niet opportuun om na een gesprek met het Drechtsteden Carrousel vanuit het DSB een passage te schrappen, waar uiteindelijk de gemeenten wel of niet voor kunnen kiezen. U ziet ook dat het niet in de uitwerkingsopdracht als suggestie staat. Daarmee hebben wij gemeend om recht te doen aan die discussie. De handen komen er niet voor op elkaar, hij staat ook niet bij de opdracht. Maar als je de hele tekst schrapt, ontneem je de ruimte om daar als gemeente zelf iets mee te willen. Dat is de achtergrond waarom het er nog staat. Dat heeft u iets anders geduid, maar met deze toelichting weet u wat de motivatie was om het zo op te schrijven. Overigens is het weghalen van die passage geen probleem. Misschien is de suggestie die ik net deed, dat wat overeind blijft en wat we in de eindnotitie terug willen laten komen, pragmatisch handiger is. In uw bijdragen zitten af en toe wat opmerkingen die tegenstrijdig zijn. Bijvoorbeeld het punt om de Carrousel te handhaven in zijn huidige vorm of willen we toe naar een meer besluitvoorbereidende politieke raadscommissie. Er zit een zekere spanning in. Alleen de heer Hoogerduijn overbrugt dat door te zeggen dat het een zich toch al ontwikkeld tot het ander. U zei dat we een beweging zien naar een wat controleachtige politieke Carrousels en daarmee slaat u eigenlijk een brug tussen die twee opvattingen. Ons idee was. Er zijn nu Carrousels, die kennen we. Laten we bij punt 2 die besluitvormende raadscommissies wel uitwerken. In die uitwerking worden uiteraard leden van de agendacommissie en van de Drechtraad betrokken. Na deze uitwerking, kan je ze naast elkaar zetten en kan je kijken of je vindt dat het de moeite waard is of dat er een soort tussenvorm moet ontstaan die u wenselijk vindt. Maar juist omdat er een zekere verdeeldheid in uw bijdragen waren tussen die twee vormen, hebben wij gedacht om het uit te werken want dan kan je beide vormen naast elkaar of tegenover elkaar zetten. Dat als motivatie waarom dat punt 2 er staat. Ik hoor u wel duidelijk zeggen: "Als je het doet dan in ieder geval niet met één of twee maal per jaar een bijeenkomst van de gezamenlijke raden". U zou kunnen beslissen om het laatste deel van punt 2 te schrappen. Want dan hoeft dat niet uitgewerkt te worden. Het is uiteraard aan u of u dat wilt of niet. Zo zouden wij bijvoorbeeld uw inbreng daarin kunnen verwerken. Ik merk dat er over de projectwethouders en de regioportefeuillehouders ook wel wat begripsverwarring is. Een aantal van u zegt: "Werk het voorstel uit, want dan wordt het duidelijker wat het precies inhoud en wat we ermee zouden kunnen". Ik geloof dat het mevrouw Burger was die zei dat er niet gesproken is over een proef. Dat is waar. Maar het zou een manier kunnen zijn om voor de verkiezingen van 2014 er alvast wat mee te oefenen. We hebben de suggestie gedaan om dat bijvoorbeeld te doen met ofwel de SDD, want dat betreft overgedragen bevoegdheden ofwel met de decentralisaties die eraan komen. Een dergelijke proef kan natuurlijk nooit gedaan worden zonder voorbereiding. Er moet eerst een uitwerkingsvoorstel bij u terugkomen om te laten zien wat het zou betekenen. Dat is ook het voorstel dat hier gedaan wordt. Zullen wij proberen om de regionale portefeuillehouder wat uit te werken door het van handen en voeten te voorzien, inclusief al die lastige punten die de heer Hoogerduijn noemde: wat betekent het voor de locale verantwoording en dergelijke. Deze punten zijn zeer terecht genoemd. Maar in een uitwerking wordt zichtbaar wat het zou betekenen en wat de consequenties zijn. Wil je daartoe overgaan, dan zou je kunnen beslissen tot proef in het najaar, maar niet voordat er besluitvorming is geweest of je een dergelijke proef wilt en dat weer naar aanleiding van de uitwerking die er dan ligt. Zo is dat onderdeel bedoeld en dat zou een opmaat kunnen zijn voor een volgende periode waarin je, geleerd hebbend van die proef, kunt zeggen: "Ja dat willen we doorzetten" of "Daar kiezen we niet voor". Gedeelde wethouders is geen discussie voor de Drechtraad. Dat ben ik met u eens. Dat zeiden mevrouw Van Dongen, de heer Van Verk en eigenlijk iedereen. De instelling van de projectwethouders. Ik begreep niet zo goed wat u bedoelde met "dat staat ook al in de proeftuinen". Dat wilt u vast even toelichten. Ik heb daar geen kennis van. Mevrouw Van Es vraagt over de vervolgdiscussie over de ambtelijke organisatie. De zin die daar staat. Ik heb het zodanig begrepen dat het idee is dat u verwoordde: " We gaan niet naar één organisatie toe maar naar een organisatienetwerk". Dus dat betekent dat de leiding van ieder organisatieonderdeel gewoon in stand blijft. Dus uw gemeentesecretaris om het maar concreet te maken, maar je wilt wel dat die secretarissen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid sturen op het effectief werken van het hele orgaan zodat de besturen goed bediend worden. Als u deze uitleg niet duidelijk vindt, gaan we het voor de volgende ronde beter opschrijven. Dit is de toelichting. Overigens komen de gemeentesecretarissen vanuit de opdracht van hun colleges ook met gedachtes over wat het zou kunnen betekenen. Ook de evaluatie van die proeftuin wordt op korte termijn aangeboden, of is al aangeboden, aan de colleges en die zullen met hun raden, afhankelijk van de locale afspraken die daarover zijn, dat bespreken. Ik weet dat in de verschillende gemeenten al voorbereid wordt om die bespreking met de raad te voeren. Een krachtig Drechtstedenbestuur. Veel van u steunen dat en vinden ook dat dit verder moet worden uitgewerkt. Ik denk dat het een bevestiging is van punt A3 van de opdracht. Mevrouw Kroes geeft wat tips over de visie, de vijf punten. Dat moeten we verwerken. U zei terecht dat het nog terugkomt. Mevrouw Van Es had ook wat tips over de visie. Vooral de motivatie voor de bestuursvorm voor de langere termijn. Dit moet je niet laten afhangen van een incidenteel regeerakkoord. Ik denk dat wij met die opmerkingen gewoon moeten teruggaan. Die hoofdnotitie komt nog terug. Het was een eerste bespreking daarvan. Sommigen van u zijn er overigens helemaal niet op ingegaan. Dat beschouw ik dan maar even als een
pagina 8 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
bevestiging dat die aardig op richting zit. Hij ligt ter bespreking voor. Als u nu driftig nee schudt, dan hoor vast ik in de tweede termijn waarom dat zo is. Regioportefeuillehouders uitwerkingsvragen. Die zouden inderdaad in de uitwerking moeten terugkomen, de heer Hoogerduijn. Ik ben het op dat punt met u eens. U heeft de opmerking gemaakt over de Carrousels. Het kaf van het koren scheiden. Dat was inderdaad de poging. Wij hebben in de afgelopen maanden eerst alle ideeën verzameld en hebben daarna gezegd: "Nu gaan we trechteren om het kaf van het koren te scheiden". Dit is een poging daartoe. Misschien zou ik het als tussenoogst na deze eerste termijn als volgt kunnen verwoorden. A1, het politiekregionaal meerjarenprogramma staat overeind. Dat heb ik niemand horen weerspreken en is door een aantal bevestigd. De uitwerking daarvan moet in mijn ogen niet alleen vraag zijn van het DSB, maar juist iets waarbij ook de politiekbestuurders zelf bij betrokken zijn. Ik geloof dat één van u de suggestie deed om daar de voorzitter bij te betrekken. Ik weet dat hij dat graag zou willen doen. Punt 2, het ontwikkelen van de beleidsvoorbereidende raadscommissies zou u, wat mij betreft, kunnen zien als 'zet het dan naast die Carrousels als het uitgewerkt is, zodat u kunt beoordelen hoe u daarmee verder wilt'. Het is ook echt iets waar de politiek aan het stuur zit. We zouden het tweede deel van die zin kunnen schrappen. A3, het krachtig compact Drechtstedenbestuur, dat structureel samenwerkt met het bedrijfsleven, kennisinstellingen. Ik denk dat dit verder van een uitwerking voorzien kan worden. Mevrouw Burger: Voorzitter, ik weet dat er niet geïnterrumpeerd mag worden, maar ik kan mij niet meer inhouden. Deze Carrousel gaat een richting uit waarvan ik denk …. Er worden al uitspraken gedaan… nou. De voorzitter: Nee, de heer Blase is zo meteen klaar met zijn betoog en dan kunt u daar als eerste op ingaan. De heer Blase: Dit was weliswaar een inofficiële interruptie, maar mijn idee is dat u als Drechtraad een uitwerkingsopdracht geeft. En ik probeer alleen te verwoorden wat er in deze discussie nu terugkomt. Ik kom zo meteen op een punt D waarvan ik dacht dat wij daar misschien kunnen voorstellen om de suggestie van mevrouw Burger, het kleiner maken van de Drechtraad, ook een uitwerking aan te wijden. Al of niet met daarin verwerkt de suggestie van mevrouw Van Es. Maar daar gaat u uiteraard zelf over of u dat wilt. Bij punt B zou je kunnen noemen een proef voor te bereiden. Dan is het duidelijker dat het gaat om een uitwerkingsslag die bij u terug komt. Over C heb ik u verder geen opmerkingen horen maken. Dit zou misschien de insteek kunnen zijn voor de bespreking in tweede termijn. Dan zouden wij twee dingen kunnen doen. Of u geeft de opdracht om deze notitie nog verder aan te scherpen op basis van dit debat. Wat we ook kunnen doen is de conclusies van uw debat meenemen in de hoofdnotitie zodat u dit ziet als een onderliggend discussiestuk waarvan in de hoofdnotitie de kernelementen komen waar u voor kiest om die uit te voeren. Dat laatste is misschien beter omdat u aan het einde toch één document heeft waar u als Drechtraad volledig de eigenaar van bent. Ik hoop voorzitter, dat ik geen zaken nu heb gepasseerd die ik wel had moeten noemen. De voorzitter: Volgens mij komt dat in tweede termijn helemaal goed. Mevrouw Burger, gaat uw gang. U vindt het goed om één termijn te hebben nu, en niet nog aan het einde de woordvoering apart voor te VVD te hebben? Mevrouw Burger: Ik ben er na deze termijn helemaal klaar mee, voorzitter. Ik krijg nekharen die overeind gaan staan. Die zijn gelukkig niet zo heel erg lang. Als de portefeuillehouder concludeert, omdat er niets gezegd wordt, dat men er dan mee instemt. Ik vind dat erg voorbarig en ik heb daar erg veel moeite mee. Een aantal opmerkingen in reactie op wat de portefeuillehouder in eerste termijn heeft aangegeven. Er staan allerlei zaken in de notitie, en ik heb dat in eerste termijn namens de partijen willen weergeven, die geen recht doen aan de discussie van de vorige keer. Daar staan ook met name conclusies in. De indruk wordt sterkt gewekt dat de Carrousel daarmee zou instemmen. Ik heb het vooral over het punt van gedeelde wethouders. Voor zover ik buiten de visie die de heer Van Verk voor de PvdA heeft neergezet, heb ik alleen de verenigde locale partijen zich expliciet horen uitspreken over het gedeeld portefeuillehouderschap en dat het in de locale gemeenten geïnventariseerd en besproken moet worden. Volgens mij moet je in al die niet zo 'leane' hoeveelheid documenten vooral geen dingen inbrengen waar wij het niet meer over gaan hebben. Dat is eigenlijk een beetje de opzet geweest. Hou het compact, hou het compleet en hou het vooral transparant en geef de dingen weer zoals de Carrousel, als een afspiegeling van de zes gemeenteraden, heeft aangegeven. Wat betreft de projectportefeuillehouders. Ik had begrepen dat daar al in het bestuur ruim over gesproken is en dat het voornemen in ieder geval is om het in de proeftuin op te nemen. Ik vind dat ook weer een zaak die voor de muziek uitloopt. De heer Blase: Ik heb net gezegd dat ik daar geen weet van heb. Mevrouw Burger: Goed, dat is prima. De voorzitter: Een omissie van mijn kant, ik heb de heer Van der Plaat niet het woord gegeven net. Dat had ik beloofd. Dus als de termijn van mevrouw Burger afgerond is en voor mevrouw Van Dongen het woord krijgt, geef ik straks de heer Van der Plaat nog even het woord. De heer Van Verk, gaat uw gang.
pagina 9 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
De heer Van Verk: Dank u voorzitter. Mevrouw Burger voerde mij al spreken op het gedeeld wethouderschap. Volgens mij zijn wij het daar niet over oneens. Alleen zowel mevrouw Van Dongen als ik zeggen dat het een zaak van de gemeenteraad is en laat het daar vooral ook. Mevrouw Burgers: Gedeelde wethouders bedoelt u? De heer Van Verk: Gedeelde wethouderschap is een verantwoordelijkheid van de gemeenteraden. Projectwethouderschap, daarvan heb ik net gezegd dat ik daar niet gelukkig mee zou zijn, want ik vind dat je moet voorkomen dat mensen twee heren moeten dienen omdat ze daardoor altijd een van de twee heren tekort moeten doen. Mij krijg je daar niet warm voor. Ik vind dat ook een punt van kritiek in de subnota op de portefeuillehouder. Waar komt dat ineens vandaan? Ik zou er heel veel vragen over kunnen stellen. Wie mag wie naar huis sturen als het fout gaat? Daar moet je aan denken. Dat is volstrekt diffuus, dus laten we daar niet aan beginnen. Mevrouw Burger: Volgens mij was de conclusie bij de laatste Carrousel, en de portefeuillehouder heeft dat zelf ook geconcludeerd, dat er wel mensen of partijen waren die daar een verdere uitwerking van wensten. De heer Van Verk: Dat was in ieder geval niet onze partij. Mevrouw Burger: Maar dat heb ik ook niet gezegd. De heer Van Verk: Dan is dat duidelijk. De voorzitter: Ik heb net duidelijk gehoord dat het punt van de gedeelde wethouders niet door het DSB verder uitgewerkt zal worden. Dat is echt aan de gemeenten. Laat dat helder zijn. Mevrouw Burger heeft haar termijn afgerond. Dan geef ik namens de werkgroep van ons zelf, de heer Van der Plaat nog even het woord. De heer Van der Plaat: Over het proces. Op basis van wat ik gehoord heb van de Drechtraadsleden en het DSB lijkt het mij goed om het volgende te doen. Ik hoor graag hoe u daarover denkt. Het DSB en de werkgroep aan één visiedocument te laten werken, het DSB de vrijheid te laten om alvast de subnotities op te stellen als inzicht in wat er in de uitvoering terug komt, en voor de zomer door de Drechtraad aan het DSB een opdracht te geven van implementatie waar die subnotities vast een inzicht voor kunnen geven. De werkgroep bespreekt hoe we het proces verder gaan vormgeven en het tempo daarin te bepalen, afhankelijk van de stukken die voorliggen. De voorzitter: Ik kijk nog even naar mevrouw Burger of zij op dit punt van de heer Van der Plaat nog wil reageren. Nee. De heer Van Verk: Ik begrijp dat de heer Van der Plaat nu een voorstel doet. Hij stelt concreet voor om de werkgroep en het DSB samen aan een visiedocument te laten werken om uiteindelijk voor de zomer met een conclusie te komen. Het is een reactie vers van de lever, maar ik geloof niet dat ik daar een voorstander van ben. Ik ben onderdeel van die werkgroep. De werkgroep zou zich met het proces bezighouden en die moet zich daar ook toe beperken. Het DSB is er voor neergezet en wordt ervoor betaald om met voorstellen te komen die over de inhoud gaan. Laten die dat vooral doen. Dan kunnen wij vanuit de werkgroep het proces daarin begeleiden. Dat zou mijn voorstel zijn. Hou het strikt gescheiden. De voorzitter: Helder. Ik denk dat het goed is dat de mensen die het woord voeren nog even op dat voorstel ingaan. Mevrouw Van Dongen heeft het woord namens de samenwerkende locale partijen. Mevrouw Van Dongen: Mijn reactie op het voorstel is, dat deel ik met de heer Van Verk, dat de werkgroep over het proces gaat. We zijn een niet politieke werkgroep, die keuze hebben we gemaakt en zo hebben wij het ook afgesproken in de Drechtraad en daar moeten wij ons aan houden. Ik denk wel dat het heel handig is als een document van de werkgroep en een document van het DSB overeenkomsten en verschijnselen in aansluiting vertonen. Dat zou de bespreking vergemakkelijken. De portefeuillehouder doet ook het voorstel om de conclusies van dit debat mee te nemen in een hoofdnotitie. We komen er nu al op uit de het een heel wollig mandje wordt en dat we er eigenlijk niet zo goed meer uitkomen. We moeten er toch een keer sokken van gaan breien. Mijn voorstel is om alles wat uit deze Carrousel komt concreet onder elkaar te zetten. Voor mijn part krijgt het een nummertje of een kleurtje of wat dan ook en herkenbaar op te nemen in die hoofdnotitie. Dan kunnen we het gewoon terugvinden en dan kunnen wij kijken of het klopt. Dan pakken wij de notulen erbij en dan kijken we hoever we zijn. Het is wel heel belangrijk dat de herkenbaarheid er komt. Het Babushka poppetje. Laten we het erop houden dat het een baken van gedeelde verantwoordelijkheid is waar we mee verder kunnen. Ik heb een vraag aan de bestuurder. Wij hebben heel duidelijk de projectportefeuillehouder neergelegd. Het is een puzzel wat het woord is. Misschien moeten we het gewoon de opdrachtportefeuillehouder noemen. Die willen wij graag uitgewerkt meenemen. We gaan niet eerst een proef doen met iets waar we iets waar we net een concreet voorstel voor gedaan hebben. Die willen we eerst graag uitgewerkt zien.
pagina 10 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
De commissies. Je kadert het wel heel erg af. Wij willen graag, ook voor de nieuwe raden straks, een brede betrokkenheid hebben omdat in het sociale domein veel gaat veranderen. We zijn het erg eens met partijen die zeggen goed op te letten, want die locale verantwoording is er. Het mag niet overschaduwd worden door alles wat hier vandaan komt. Het CDA geeft aan, geen regiegemeenten. Daar zijn wij het ook mee eens. Klankbordgroepen. Dat werd genoemd door de ChristenUnie/SGP. Wij denken dat het gewoon aan de Drechtraad zelf is en blijft. Op het moment dat wij behoefte hebben aan een klankbordgroep of werkgroep, denk ik dat wij dat gewoon zelf vanuit de agendacommissie of wie die behoefte ventileert, daarnaar kunnen kijken. Wij zijn het ook eens met de ChristenUnie/SGP en met D66, en ik denk dat iedereen dat wil, hou het helder, hou het inzichtelijk en werk met een focus. Het regionaal portefeuillehouderschap komt al onder druk te staan. De controlefunctie moet er ook voor de locale raden, wel blijven. Het moet inzichtelijk blijven wat wij doen. Dat vergroot de betrokkenheid bij de regio in plaats van dat het de afstand vergroot. Daar moeten we alert op zijn. De regiowethouders. De taken worden pittig in de regio. Dus wij vinden dat je moet kijken of een wethouder die ook een regioportefeuille heeft, er nog meer portefeuilles bij kan hebben. Dat kunnen we, volgens mij, pas bepalen als wij met elkaar hebben vastgesteld wat de inhoud wordt. Is de inhoud niet voldoende is om alle wethouders een fulltime baan te verschaffen of vinden we dat het niet voldoende is? Dat kunnen we nu nog niet vaststellen en ik denk dat het ook aan de gemeente ligt en aan de portefeuilles die iemand erbij heeft. Ik kan mij voorstellen dat er een hoofdmoot in de regio ligt. GroenLinks heeft het over het jaarlijks evalueren van de bestuurlijke structuur. Dat lijkt ons prima. Daar kunnen we ook meteen tweejaarlijks de evaluatie van de gedelegeerde taken en mandaten aan koppelen. Dat lijkt mij heel overzichtelijk. Het netwerkbestuur. Daar is ook het een en ander over genoemd. Je kunt dingen samenvoegen. Hou wel allemaal je eigen gemeentesecretaris. Die mogen van ons best allemaal in overleg. Als ze nieuwe dingen voor ons verzinnen dan komen die eerst naar de locale raden. Ze worden niet via de Drechtraad gebracht. Wat wij nadrukkelijk mee willen geven is, dat wij het van waarde vinden dat iedere gemeente zijn eigen rekenkamerfunctie houdt. Het lijkt ons prima als er locale onderdelen zijn die door twee of drie rekenkamers gezamenlijk onderzocht kunnen worden. Maar de rekenkamerfunctie moet blijven om je eigen controle te houden. Dat willen wij hier nadrukkelijk meegeven. Voor de rest, werk de voorstellen uit, maar zeker niet bindend. Als er nu eens echt een overzichtelijk document komt met alle voorstellen, dan gaan we daar nog een keer doorheen en kunnen wij spijkers met koppen slaan. Dan weten we van elkaar waar we staan. En nogmaals, de projectportefeuillehouder of de opdrachtportefeuillehouder, als dat een duidelijker term is, die willen wij graag meenemen. Daar laat ik het even bij. De voorzitter: Het woord is aan de heer Van Verk namens de regiofractie PvdA. De heer Van Verk: Dank u voorzitter. Ik zal kort wat opmerkingen maken bij de verschillende bijdragen. Mevrouw Kroes. Een jaarlijkse evaluatie lijkt mij een uitstekend idee. Ik vind jaarlijks wat kort op elkaar. Voor mij zou het meer voor de hand liggen, en dan sluit ik aan bij mevrouw Van Dongen, dat als we het toch doen dat we dat om de twee jaar doen en dan meteen de mandaten tegen het licht houden. Dus een keer in de twee jaar een grote evaluatie zowel inhoudelijk van het meerjarenplan als bestuurlijk van de mandaten als organisatorisch van hoe loopt het bestuur nu de mars. Dus zeker evalueren maar liever een keer in de twee jaar. Ik heb verschillende sprekers gehoord over de competenties van de bestuurders die in de regio moeten gaan functioneren. Mevrouw Van Es zegt dat de politieke kleur voor haar wat minder van belang is. Waar ik niemand iets over heb horen zeggen is over de locale kleur. Behalve mevrouw Van Dongen, die suggereert dat op zijn minst, maar die geeft ook een andere invulling aan het wethouderschap. Zij heeft het over een projectwethouder en die heeft een deeltaak en dat heeft dan een relatie met de locale. Ik heb in ieder geval weinig mensen gehoord … Mevrouw Van Dongen, per interruptie: Voorzitter, het wordt anders uitgelegd dan dat ik het gezegd heb. Ik ga u op weg helpen want u raakt ook helemaal in de war in dit wollige mandje, maar we moeten die sokken breien. Wij hebben aangegeven, dat de projectportefeuillehouder of de opdrachtportefeuillehouder niet locaal gebonden is. Die is gebonden aan een opdracht. Dat is een van de locale wethouders. We gebruiken gewoon bestaand bestuurlijk potentieel. Die mensen hebben allemaal hun eigen netwerken en dat kan heel nuttig zijn om die te benutten. Het heeft verder geen locale binding. De heer Van Verk: Ik begrijp het, maar ik ben er niet voor. Ik heb al geduid waarom dat zo is. Duidelijk is dat de localen dus wel voor die locale binding pleiten. Ik heb de anderen daar niet over gehoord en ik ben benieuwd hoe men daarin staat. Ik vind dat bij de selectie de competenties van de wethouder het meest zwaarwegend moeten zijn. De regiowethouders moeten in ieder geval het vertrouwen dienen te krijgen van de raad, maar de politieke kleur is daarbij van secundair belang. Ik heb liever een goede wethouder van de VVD dan een slechte wethouder van de PvdA. Laten wij daar helder over zijn. Wij hebben die niet, dus dat kan ik makkelijk zeggen. Ik heb mevrouw Van Es ook gehoord over de ambtelijke organisatie die vooral niet gedeeld moet worden. Mevrouw Van Dongen zegt dat je de rekenkamercommissies niet moet delen. Ik kan mij voorstellen dat je dat niet graag wilt.
pagina 11 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
Per interruptie, mevrouw Van Es: Ik vind dat de heer Van Verk grove samenvattingen geeft. Ik heb niet gezegd dat ambtenaren niet mogen samenwerking. Eén ambtelijke organisatie, niet doen. Dat is de letterlijke zin. Ambtenaren met elkaar expertise delen, wel doen. De heer Van Verk: Nogmaals, de ambtelijke organisatie of je die wel of niet tot één organisatie maakt. Ik kan mij voorstellen dat elke gemeente zijn eigen ambtelijke organisatie wil behouden. Dat verwerft een zekere status. Per interruptie, mevrouw Van Es: Voorzitter, ik maak weer bezwaar tegen een term. Het verwerft een zekere status. Het kan zijn dat de heer Van Verk dat vindt. Wij hebben dat in onze visie opgenomen als onderdeel van het feit dat je een autonome gemeente bent. Dan heb je ook je eigen ambtelijke apparaat. De heer Van Verk: Dus, dat is een zekere status. Mevrouw Van Es: Als u het zo opvat. De voorzitter: Misschien kunt u elkaar vinden in het feit dat het een autonome status is. Ja? Ja. De heer Van Verk: Ik zie het probleem dat zowel bij de ambtelijke organisatie als bij de rekenkamercommissies het steeds moeilijker wordt om de juiste mensen en de juiste kwaliteit te vinden. Wij zien, in zijn algemeenheid, dat daar een terugloop in is. Per interruptie, mevrouw Van Es: Ik durf het bijna niet te zeggen voorzitter. Er zijn juist ontzettend veel goede mensen op dit moment. Er is te weinig werk. Het feit dat het steeds moeilijker wordt om mensen te vinden dat is iets dat ik niet waarneem. De heer Van Verk: Dan heeft u een andere waarneming als wij. Dat is dan uw waarneming. Ik blijf erbij dat wij langzaam maar zeker steeds minder kwaliteit aan kunnen trekken. Dat heeft overigens alles te maken met de grootte van de gemeenten. Mevrouw Burger zou ik willen vragen wat meer tekst en uitleg te willen geven over haar vorm van democratie. Ik heb opgeschreven en dat zal ongetwijfeld fout zijn volgens mevrouw Van Es. Ik heb hier staan dat u een soort van representatieve democratie wilt bij de Drechtsteden, een soort afspiegeling. Maar misschien wilt u mij wat meer tekst willen geven over hoe u dat voor u ziet. Eén opmerking die toch wel opvallend was voor de pleiters van een verlengd locaal bestuur. Er is gezegd dat mensen die zich afscheiden hun stem in de Drechtraad verliezen. Ik ben het met u eens als u zegt dat het afscheiden niet zou moeten kunnen en niet zou moeten mogen, maar het is een democratisch grondrecht dat het kan in Nederland. Dat is zo geregeld bij wet. Je moet die mensen dan de positie blijven geven, zelfs met de weinige stemmen waar ze voor staan, in de Drechtraad. Per interruptie, mevrouw Burger: Volgens mij, de heer Van Verk, als nu een lid in de gemeenteraad zich afscheidt van een partij dan mag hij zitting nemen in de Drechtraad zonder stemgewicht. De heer Van Verk: Al zit zo iemand er zonder stemgewicht, ik vind dat ook een dergelijke partij zijn inbreng moet kunnen hebben in de Drechtraad. Bij interruptie, mevrouw Van Dongen: Voorzitter, ik denk dat dit even uitgezocht moet worden. Wat past binnen wet- en regelgeving en waar doen we goed aan. We kunnen misschien ook nadenken qua positie of het om iemand gaat die op het aantal stemmen daadwerkelijk zijn eigen zetel heeft gehaald. De heer Van Verk: Maar dat lijkt mij een vorm van selectieve democratie die niet kan. Als jij je afscheidt binnen een democratisch gekozen orgaan, dan doet het er niet toe met hoeveel stemmen, dan ben je op het moment dat jij je afscheidt een vertegenwoordiger van het volk dat je gekozen heeft. Daar heb je recht op. Mevrouw Kroes: Voorzitter, volgens mij is het een voorstel dat uitgewerkt wordt en waar we later nog deze discussie overdoen. De heer Van Verk: Dat doen we dan weer in de hoofdnotitie waar ik het overigens weer volledig met mevrouw Van Dongen eens ben. Wat dat breien betreft, als het maar geen geiten wollen haren sokken worden. De voorzitter: Dank u wel de heer Van Verk. Het woord is aan mevrouw Hofland namens de CDA regiofractie. Mevrouw Hofland: Het CDA wacht op de aangepaste of zo u wilt de aangescherpte subnotitie en of die nu later bij de hoofdnotitie gevoegd wordt, dat vind ik prima. Maar zoals wij al in het begin zeiden en zoals mevrouw Burger het verwoord heeft in eerste termijn, wij willen dat die eerst aangepast is. De portefeuillehouder heeft daar zojuist iets over gezegd. We kunnen dit weglaten en we laten dit staan daar en daar. Prima, maar ik wil het goed kunnen zien en we gaan die klap er toch pas op geven als het allemaal …. De heer Blase: U moet het echt wel zelf zeggen. U moet zeggen wat er aangepast moet worden.
pagina 12 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
De voorzitter: Ik denk dat het wel belangrijk is. Wij hebben met elkaar afgesproken als Drechtraadsleden dat wij in positie willen zijn en wij willen de zaken aangeven. Ik hoor hier ook kritiekpunten op het moment dat het DSB een eigen koers dreigt te varen. Dan moeten wij met elkaar ook aangeven wat wij willen. Het is wel terecht dat het DSB dat vraagt. Mevrouw Kroes, per interruptie: Voorzitter, de verenigde partijen zijn helder geweest. De heer Blase: Dat denkt u, maar u heeft onderling echt tegengestelde meningen. Mevrouw Kroes: Volgens mij, als u het verslag leest dan zijn daar toch een aantal heel heldere uitspraken over gedaan, die toch terug zijn gekomen in het stuk. Mevrouw Hofland: Ik vind dat mevrouw Burger het heel goed verwoord heeft in de eerste termijn als eerste spreekster. Mevrouw Burger: Wat ik in de eerste termijn namens de partijen heb aangegeven is dat het aangepaste stuk van de portefeuillehouder niet in zich heeft zoals dat besproken is in de Carrousel en zoals het in de notulen is terug te vinden. Dat staat los van het feit dat er nu vanavond weer partijen zijn geweest die ook weer geluiden hebben laten horen. Als we volgende maand weer bij elkaar gaan zitten en we het hier weer over hebben, komen er nog meer dingen bij en dan komt er weer een partij die door voortschrijdend inzicht misschien er toch net weer iets anders in zit. Volgens mij moet er nu een concrete notitie komen op basis van de dingen die door alle partijen aangegeven worden. En de dingen die niet moeten, alstublieft, laat ze eruit. De voorzitter: Om even deze discussie af te ronden. U bedoelt eigenlijk, mevrouw Hofland, de inhoudelijke input is van de vorige Carrousel en dat is de input die u hierbij nogmaals meegeeft aan het DSB. Gaat u verder. Mevrouw Hofland: Er komen steeds toevoegingen en als we nog twee keer doorgaan, komen er nog meer toevoegingen. Wat ik wil zeggen is, werk die varianten uit, want wij gaan daar, als alles compleet is, een zogenaamde klap op geven. Wij hebben bewust niet gekozen om de notitie van de werkgroep erbij te betrekken. Wij hebben ons bewust gehouden aan de hoofdnotitie Netwerkbestuur. Het voorstel van de heer Van der Plaat, daarin volg ik helemaal de woorden van de heer Van Verk, schoenmaker blijf bij je leest. De interessante variaties die ook vandaag de revue gepasseerd zijn, die moeten uitgewerkt worden en er moet recht gedaan worden aan datgene wat er gezegd is in de Carrousel. We moeten er ook voor zorgen dat wij niet alles tot in detail gaan vastleggen. Anders krijgen we het fenomeen van stapels papier en weinig wol en dan moet ik weer terugdenken aan de commissie Dijkstal die zei: "Zoveel rapporten en er gebeurt niets". Inhoud, ga aan het werk. Dat is ook erg belangrijk, dat wil ik even melden. Het CDA is tegen besluitvormende raadscommissies. Dat is voor ons niet aan de orde. Het belang van de Carrousel zoals het nu georganiseerd is, vinden wij erg groot. Dat moet gehandhaafd blijven. Per interruptie, mevrouw Van Dongen: Voorzitter, ik wel het belang van de Carrousel benadrukken. Dat ondersteunen wij. Per interruptie, de heer Van Verk: Wat vindt u nu het belang van de Carrousel? Mevrouw Hofland: Ik draai het even om. Besluitvormende raadscommissies in de BV Drechtraad is bij ons niet aan de orde. Een Carrousel, zoals die op dit moment gehouden wordt, die is ingezet op het idee van een politieke markt. Ik vind het systeem goed en vervolgens zijn door de Carrousel ook de raadsleden, en niet alleen de Drechtraadsleden, erbij betrokken. Raadsleden die niet in de Drechtraad zitten, maar specialist zijn op bepaalde vakgebieden, kunnen daar het woord voeren. Het CDA vindt de Carrouselvorm op dit moment helemaal perfect. Wij zijn niet voor besluitvormende commissies. De voorzitter: Even voor de duidelijkheid anders wordt er een discussie gevoerd over iets wat er niet staat. Het zijn geen besluitvormende Carrousels, ze zijn voorbereidend en dan zou u kunnen zeggen wat u ervan vindt als een dergelijke Carrousel een advies zou geven aan uw eigen Drechtraad? Dat is volgens mij een optie die uitgewerkt zou kunnen worden. Volgens mij moet u daarover discussiëren of u vindt dat dit uitgewerkt zou moeten worden. Mevrouw Hofland: Eigenlijk doe je dat al. Wij werken al opiniërend. Hier in de Carrousel voeren wij debatten en daar komt een conclusie uit. Als we het in de Carrousel niet eens zijn, dan wordt het debat verder gevoerd in de Drechtraad en anders is het een hamerstuk. Eigenlijk heb je dat systeem op die manier ook weer. Maar om met vaste commissieleden naar commissies toe te gaan in die heel andere vorm. Het CDA vindt de huidige vorm heel prettig en heel goed gaan. De heer Van Verk: Volgens mij is het debat om het te laten uitkristalliseren. U probeert mij nu een beetje monddood te maken door te zeggen dat wij hier nog uren over kunnen praten. Ik vind de meerwaarde van de Carrousels de ontmoeting van de vele raadsleden uit de regio. Wij zijn niet tegen het organiseren van een Poolse Landdag, een moment twee of drie keer per jaar waar de hele Drechtsteden elkaar ontmoeten om met elkaar van gedachte te wisselen. De meerwaarde van de Carrousels en dat bent u niet met mij eens, dat is duidelijk, vind ik
pagina 13 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
dat wij langzaam maar zeker aan beleidsvoorbereidende Carrousels toe zijn. Dat is een. Twee, wat ik lastig vind in de huidige Carrousels is het diffuse karakter. De ene keer zit er een specialist uit de fractie van een gemeente en de andere keer is het een vertegenwoordiger van de Drechtraad. De status van de mensen die het woord voeren, is niet altijd even duidelijk voor mij. Daarbij komt dat we merken dat bijvoorbeeld in discussies over wel of niet besloten vergaderen het al heel lastig is om tot een besluit te komen. Wie hebben er dan feitelijk iets te zeggen? Is dat het gemeenteraadslid uit die gemeente of is dat het Drechtraadslid? Het is zo lastig dat wij hebben gezegd dat we het voortaan per definitie in de Drechtraad doen. Wat ik heel lastig vind is dat er de ene keer het woord wordt gevoerd door iemand vanuit een gemeente, het verlengd locaal bestuur zoals u het noemt en de andere keer voert die persoon het woord vanuit de fractie. Laten we daar nu eens een keer knopen over doorhakken. Mevrouw Hofland: Dat ben ik met u eens, de heer Van Verk, dat is die spagaat waar je inzit. Maar twee Carrousels geleden is het ook aan de orde geweest met de visies van uit de gemeenten. Ik spreek nu even vanuit Zwijndrecht. Ik heb toen ook gezegd dat dit risico er is met een verlengd locaal bestuur. Maar 99.99% loopt die via de politieke lijn. En er zijn inderdaad weleens zaken die langs de gemeentelijn lopen. En inderdaad, de portefeuillehouders zijn nog de gedeelde wethouders. Dat is iets voor gemeenten en daar zou je met elkaar nog wel eens komen te spreken. Het is een dilemma, ik ben het met u eens. Je kan in die spagaat komen. Mevrouw Van Dongen: Regionale fractievorming is en blijft een keuze. Het is geen must. We zitten er allemaal in eerste instantie vanuit onze eigen gemeente. Het zou niet best zijn als je elkaar vanuit een regiofractie de tent uit moet vechten omdat je met één ding moet komen. Dat is ook nergens voor nodig. Bij de locale partijen werken we prettig samen en het erkennen van verschillen is de kracht die je in iedere regiofractie gewoon moet hebben. Daar moet je gebruik van maken. Dat het voor u onduidelijk is wie de woordvoerder is, dat lijkt mij een onvoldoende reden om op dit moment te zeggen dan gaan we eerst een vorm vastleggen en we gieten er later de inhoud is. Het moet wel zo zijn dat mensen die zich betrokken willen voelen bij die inhoud, daar ook gewoon bij aanwezig kunnen zijn. Het hoeft niet zo te zijn dat het een vaste lijst is omdat het voor u dan handiger is. Wij kunnen wel voor u de bordjes instellen waar we opschrijven welke woordvoerder het is. De heer Van Verk: U kunt er nu wat badinerend over doen door te zeggen "we gaan dat niet voor u doen". Volgens mij is het vooral voor het publiek niet altijd even helder en duidelijk wie wat zegt en namens wie. Volgens mij zitten wij daarvoor mevrouw Van Dongen. We zitten hier niet om mij te plezieren. Laten we even helder zijn. Mevrouw Van Dongen: Dan moeten we daar een oplossing voor vinden, voorzitter. De heer Van Verk: Voor wat betreft het dilemma dat mevrouw Hofland schetst en wat u ook schetst. Ja, die regiofracties. Voor u is het misschien wat minder moeilijk. Ik vind het raar als een partij verschillende, soms zelfs tegenstrijdige uitingen zou hebben. Ik zou het raar vinden als het CDA H.I. Ambacht een mening zou ventileren die volstrekt tegenovergesteld zijn. De inzet bij ons in de fractie is dat je met elkaar tot consensus probeert te komen en dat draag je uit. Mevrouw Hofland: Dat is het voordeel van je politieke lijn. Je steun uit de andere gemeenten en daarin steun je elkaar. Het komt erop aan dat je in je regio-overleg elkaar kunt overtuigen. Dat is best spannend. Als je voor het locale belang spreekt, kan dat gewoon heel goed samengaan. Maar nogmaals, het kan zijn dat je in een spagaat komt. Daar ben je politicus voor en daar moet je je ook uit weten te redden. Mevrouw Kroes: Volgens mij is het daarnaast ook nog eens zo, het gebeurt zowel landelijk als locaal, dat er verschillend in één fractie gestemd wordt. Het is een rare stellingname van uw kant. Dat is wat politiek is en het is ook wat democratie inhoudt. Je bent nu eenmaal zo gekozen. Mevrouw Burger: Ik wil aan de heer Van Verk vragen als straks het project Noordoevers en de afwikkeling daarvan aan de orde komt of we dan nog een keer erover kunnen praten of we vanuit de gemeente spreken of uitsluitend vanuit fracties. Ik denk dat dit een onderwerp is, waarbij het heel goed mogelijk is dat je vanuit verlengd locaal bestuur als gemeente een standpunt in moet nemen. De heer Van Verk: Ik begrijp uw opmerking en ik zie dat ook met enige spanning tegemoet. Ik vind het een spannende exercitie. Het is inderdaad waar dat daar die spagaat heel erg zichtbaar wordt. Alleen wil ik hier zeggen dat ik mijn uiterste best zal doen om die fractie op een lijn te houden en dat heeft niets te maken met verdeeld willen stemmen. Dat is iedere partij voor zich. Het is raar dat je als partij tegengestelde opvattingen en meningen ventileert. Er zijn partijen die daar inderdaad heel goed in zijn en die plukken er ook de resultaten van. De voorzitter: Ik denk dat dit punt goed uitgediscussieerd is. Mevrouw Hofland krijgt van mij het woord en vervolgt haar betoog. Mevrouw Hofland: Het CDA zit meestal op één lijn en we hebben geen fractiediscipline in die zin, dus we kunnen wel eens verschillend stemmen. Maar het komt bijna nooit voor. De regioportefeuille zoals die in de subnotitie staat beschreven. Daar moeten we niet zo moeilijk over doen. In principe werk je al zo, kijk naar het sociale domein, naar de SDD. Je ziet ook dat portefeuillehouders ook al een project op zich nemen. Hoe dan de lijnen liggen en de verantwoordelijkheden, daar kunnen we het over twee maanden over spreken, als het stuk van de werkgroep aan de orde is waar het expliciet in benoemd wordt.
pagina 14 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
Ik wil nog even ingaan op de ambtelijke organisatie. Ik wil kenbaar maken dat Zwijndrecht geen voorstander is van een regiegemeente. Dat is niet omdat wij status willen hebben, want daar hechten wij helemaal niet zo aan. Wij gaan voor een kwalitatieve organisatie die de locale gemeente goed kan bedienen. Daadkracht en kwaliteit staan voorop. Tot zover voor de tweede termijn. De voorzitter: Dank u wel. De heer Hoogerduijn namens de ChristenUnie/SGP fractie. De heer Hoogerduijn: Voorzitter, ik vond de reactie van de portefeuillehouder heel herkenbaar. Zeker toen hij zei dat het ging om vijf punten in het stuk waar wij op ingegaan waren en sommige fracties niet helemaal en het vooral ook hadden over dingen waar het niet om ging. Dat gevoel bekruipt mij wel eens meer en ik hoop dat dit bij het onderwerp van vanavond in de toekomst toch nog wat meer getrechterd wordt. Als u doorgaat met het kaf van het koren te scheiden, dan komt het daar nog wel van. Dat was een hartenkreet. Ik sluit mij aan bij de heer Van Verk als het gaat om zijn reactie op het voorstel van de voorzitter van de werkgroep. Ik voeg er nog wel aan toe dat ik hoop dat het niet te lang duurt. We zijn er al heel lang mee bezig. Wat mij betreft ronden wij het voor de zomer af. Ik heb nog geen déjà vu gevoel in het kwadraat zoals mevrouw Van Es, maar wel een beetje een déjà vu gevoel eigenlijk. De vraag van mevrouw Burger over de democratische legitimiteit van de participatieve democratie. Het gaat over het vijfde punt van mij, maar het was ook het laatste punt van het stuk van het DBS. Daar heb ik alleen 'ja' op gezegd dat ik dat zie zitten. Het is eigenlijk ook een vraag aan de heer Blase. Maar ik wil niet zo flauw zijn om daar alleen maar naar te verwijzen. Misschien is het ook wel goed dat hij daarop ingaat. Ik verbaas mij erover dat de VVD, bij monde van mevrouw Burger, wat koudwatervrees heeft als het gaat om de overheid en het bedrijfsleven. Je zou juist verwachten dat mevrouw Burger daar enthousiast over is. Per interruptie, mevrouw Burger: Ik vind het knap dat u de conclusie trekt dat ik koudwatervrees heb. Ik was benieuwd naar uw visie. Ik heb niet mijn visie of de visie van mijn fractie daarop gegeven. Het staat los van hoe wij daarin staan. De heer Hoogerduijn: Ik begon al een beetje met mijn visie. Ik leidde af uit uw vraag, dat zit er in ieder geval een beetje in, dat je daar toch wat huiverig voor bent, want dat raakt of dat miskent de democratische legitimiteit participatieve democratie overheid bedrijfsleven. Het ging ook over kennisinstellingen. Daar moet je juist niet huiverig voor zijn. Dat zou vaker moeten gebeuren, juist in deze tijd en juist in deze regio. Ik denk dat de VVD dat ook wel vindt. Ik geloof helemaal niet dat dit ten koste gaat van. Uiteraard moet de uiteindelijke verantwoordelijkheid blijven waar die ligt, maar heel veel samenwerken met het bedrijfsleven. Dat willen zij graag en dat willen wij ook graag. Voorzitter, ik denk dat dit een helder antwoord is. Ik zie helemaal geen leeuwen en beren op de weg. Tot slot. Er werd net gesproken over de ambtelijke organisatie, wel of niet samen voegen of wat dan wel in plaats van één van beide. Ik kan mij herinneren dat wij bij de Drechtraad van januari, bij de algemene beschouwingen, wij het hadden over een uitspraak van een niet onbelangrijke bestuurder in deze regio, dat er toch nogal wat ambtenaren zijn die hetzelfde werk doen en dat in deze tijd waar de euro's schaars zijn. Toen heeft portefeuillehouder Tanis, dacht ik, vanuit het DSB de toezegging gedaan dat daarnaar gekeken wordt en dat hij daarop terug zou komen. Ik weet niet precies meer in welk verband, maar ik geloof dat er een link ligt naar het onderwerp waar wij het vanavond over hebben, althans een onderdeel daarvan, de ambtelijke organisatie en hoe gaat dat verder in de Drechtsteden. Misschien dat de portefeuillehouder het aan elkaar kan verbinden hoe die toezegging van de heer Tanis. Daar wil ik het bij laten. De voorzitter: Dank u wel. Kunt u nog even herhalen wat de toezegging is geweest van de heer Tanis? De heer Hoogerduijn: Ik heb een punt gemaakt van een opmerking van een ander. Dat herkende hij en hij zei ook dat hij daarmee bezig was of ermee bezig zou gaan. Hij heeft concreet genoemd dat hij er binnen een bepaalde termijn op die en die manier op terug zou komen. De voorzitter: Wat was dan het inhoudelijke? De heer Hoogerduijn: Dat is nu juist het punt. De voorzitter: Dat weet u niet meer. De heer Hoogerduijn: Ik hoef ook niet alles te weten. Het is een toezegging in de vergadering van de Drechtraad in januari. Wellicht dat anderen zich dat herinneren, want er waren ook anderen die daar het woord over voerden en er iets van vonden. Mevrouw Van Es: Doelt u op het adoptiemodel? Dat is toen gevallen. De voorzitter: Ik stel voor, als de heer Blase zich het ook niet herinnert, dat de heer Blase dat bij de heer Tanis navraagt. De heer Hoogerduijn: Ambtenaren die hetzelfde werk doen. Dat komt nog voor. Ik heb daarnaar gevraagd en gezegd om er iets aan te doen. De heer Tanis herkende dat en die was daarmee bezig en die zou er wat aan
pagina 15 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
doen. Hij heeft een toezegging gedaan. Mijn punt is, neem het ook mee in het kader waar wij vanavond over spreken. De voorzitter: Dat lijkt mij helder. Het woord is aan mevrouw Kroes namens de regiofractie GroenLinks. Mevrouw Kroes: Voorzitter, ook ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Hofland van het CDA. Wij zullen de subnotitie afwachten en daar dan inhoudelijk op ingaan. Over de jaarlijkse evaluatie heeft de heer Van Verk voorgesteld om dat tweejaarlijks te doen. In het begin lijkt het mij juist goed om het jaarlijks te doen en op een later moment kunnen wij altijd naar een tweejaarlijkse evaluatie gaan. Dat lijkt mij geen probleem. Er zijn twee voorstellen die doelen op een kleinere Drechtraad. Ik zeg vooral, ga dit onderzoeken en ga kijken wat de mogelijkheden zijn, dan kunnen wij daar op een later moment, op basis van argumenten verder over spreken. Het voorstel van de voorzitter van onze klankbordgroep daar zeg ik ook nee tegen. Laten wij ons bij onze opdracht houden. Per interruptie, mevrouw Burger: Ik was nog niet in de gelegenheid geweest, omdat de voorzitter van de werkgroep na mijn tweede termijn sprak, dus ik moet mijn belofte breken. Ik wil nog even inhaken. Ik denk dat de heer Van der Plaat dat niet bedoeld heeft. Ik denk dat een stuk van het DBS rechtstreeks naar de Carrousel toegaat. Het zou goed zijn als wij de aansluitingen met elkaar kunnen vinden en als wij in de werkgroep zouden kijken of dit is wat de werkgroep beoogt om in discussie te brengen om zo ook de kwaliteit van de discussie en de transparantie en de helderheid te begeleiden. De voorzitter: Uit wel ingelichte kringen begrijp is dat mevrouw Burger de juiste conclusie trekt. Mevrouw Burger: Dank u. Mevrouw Kroes: Dat vind ik verhelderend en daar kan ik inderdaad in meegaan. De voorzitter: Ik zal straks als voorzitter, als de tweede termijn afgesloten is, nog een ronde maken voor dat inhoudelijke voorstel. Het woord is aan mevrouw Van Es namens D66/VSP regio. Mevrouw Van Es: Eerst iets over de ambtelijke organisatie, dat adoptiemodel wat ter sprake is gekomen. Dat is ook waar mijn opmerking vandaan kwam als je het hebt over expertise delen of het uitlenen van ambtenaren. Daarom wil ik ook weten waar die FTE's blijven en hoe het zit met die taakstellingen. Bij adoptie, dat weet de heer Blase vast ook wel, komen de kosten voor de nieuwe ouders. Die blijven niet bij de biologische ouders liggen. Dat komt dan allemaal nog. Wat betreft de opdrachtportefeuillehouder of de projectportefeuillehouder, zoals mevrouw Van Dongen het noemde. Ik heb niet helemaal meegekregen of dat wordt uitgewerkt volgens de concrete punten van mevrouw Van Dongen, want daar sloot ik bij aan en dat is verder niet door mij herhaald. Waar moet dat dan precies aan voldoen? Wat D66 betreft moet je dat eerst uitwerken en die regels hebben van een vaste termijn, een goede opdracht enzovoorts voordat je een proef doet. Ik ben niet zo empirisch ingesteld. Ik vind dat eerst de theorie komt en dan de praktijk. Het voorstel van de VVD wil ik uitgewerkt zien en dan ook met de 'light variant' zoals ik die voorstelde op dat ene punt. Als je nu niet de Drechtraad helemaal wilt wijzigen, maar je toch op de een of andere manier iets wilt doen als er minder mensen komen opdagen, dat je dan toch dat stemgewicht mee kan geven. Dat was het. De voorzitter: Dank u wel. Dan is zo meteen het woord aan de heer Blase. Ik heb hem verzocht om zijn termijn te eindigen met het doornemen van het voorstel tot nadere uitwerking. Dan wil ik u verzoeken om goed mee te luisteren of u dat zo akkoord vindt of dat u daar nog wat aan gewijzigd wilt zien. Het woord is aan de heer Blase namens het DSB. U mag interrumperen. De heer Blase: Een paar reacties op opmerkingen van u en dan ga ik door naar het voorstel van de uitwerking. Mevrouw Van Dongen, u zei: "Nieuwe ideeën van gemeentesecretaris altijd via de locale raden". Daar ben ik het mee eens. Volgens mij doen wij dat steeds zo en blijven wij dat doen. Van de uitwerking van de voorstellen zei u: "Niet bindend". Dat is volgens mij ieders intentie. Je werkt ze uit om daarmee inzicht te krijgen in wat het betekent en dan te beslissen of je het gaat doen of niet. Daar zijn we het ook met zijn allen over eens. Ik had eigenlijk gedacht om direct toe te werken naar een nieuwe hoofdnotitie in plaats van nu nog een keer de deelnotitie aan te scherpen, maar als u dat allemaal wilt, dan kunnen we dat ook doen. Soms is het lastig dat u uw eigen woordvoering daarin wilt herkennen en dat u het niet op ieder onderdeel al voluit met elkaar eens bent. Ik probeer een selectie te maken van die onderwerpen waar het meeste draagvlak voor is om die verder uit te werken, dus een beetje het kaf van het koren proberen te scheiden. Ik kom daar zo op. Ik begrijp dat u toch wel graag wilt dat deze deelnotitie nog een keer aangepast wordt. Wij gaan daar een poging toe ondernemen naar aanleiding van de opmerkingen die gemaakt zijn. Ik heb ook wat genoteerd waarvan ik denk dat u dat bedoelde in uw bijdrage. Ik zou het wel willen zien in het licht van het toewerken naar die eindnotitie. Volgens mij is dat waar we op wachten, dat er uiteindelijk een samenhangend verhaal komt. Mijn indruk was dat het verstandig is om de opdracht zoals ik die zo meteen ga proberen te formuleren, volgende maand in de Drechtraad vast te stellen. Dan weten wij precies dat wij de dingen doen zoals u vindt dat wij die
pagina 16 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
moeten doen. Dan is daar in ieder geval geen misverstand over. Volgens mij moet dat lukken en ga ik zo meteen proberen een tekstvoorstel te doen. U krijgt dat keurig toegestuurd. U kunt volgende maand in de Drechtraad kijken of dat inderdaad is wat u in meerderheid wilt. Per interruptie, mevrouw Van Es: Ik wil zeker weten dat ik dit goed begrijp. Ik dacht dat wij aan het eind, dus voor de zomer een notitie krijgen. Wat is dan de notitie die wij komende maand krijgen om vast te stellen in de Drechtraad? De heer Blase: U krijgt een voorstel over wat wij nader gaan uitwerken. Al die dingen die u hier gezegd heeft en waarvan u wilt dat die uitgewerkt worden. Het lijkt mij handig dat die niet bindend worden uitgewerkt. Per interruptie, mevrouw Burger: Neemt u dan meteen de vijf basisprincipes mee die wij in de Carrousel allemaal hebben besproken en waar we het allemaal over eens waren. Dan is dat ook meteen een piketpaal dat wij dat als Drechtraad officieel vaststellen dat dit de vijf basisprincipes zijn waar wij vanuit gaan. De heer Blase: Mijn idee was om dat te doen in die hoofdnotitie die u dan aan het einde vaststelt. Dat is de plek om dat te doen. Dan heeft u in een keer alles bij elkaar en dat u nu in ieder geval uw akkoord geeft op de niet bindende uitwerking van een aantal deelvoorstellen. Die zetten wij op papier zodat u daar volgende maand tegen kunt zeggen dat dit inderdaad de opbrengsten van deze Carrousel zijn. Dan blijven we niet heen en weer ketsen over misverstanden die dat kan opleveren. De voorzitter: Straks zullen wij het voorstel van de heer Van der Plaat behandelen. Dat is meer de procedure kant. De heer Blase: De heer Hoogerduijn, over de ambtenaren die hetzelfde doen en de andere opmerkingen over de ambtelijke organisatie, stel ik voor dat wij dat bespreken als dat punt aan de orde is. Dat is weer een heel gesprek dat we kunnen voeren. Ik vind ook dat wij eerst met de locale colleges goed gesproken moeten hebben, want daar ligt primair het opdrachtgeverschap en die willen daar ook met hun raden over kunnen spreken. Maar natuurlijk die evaluatie van de proeftuinen en wat dat dan kan betekenen als vergezicht, komt uiteindelijk in die hoofdnotitie en hier weer terug. Ik denk dat primair het gesprek over de vragen die mevrouw Van Es stelt, in de eigen raad plaatsvindt omdat daar de portefeuillehouders PenO natuurlijk verantwoording leggen over hoe hun organisatie zich ontwikkelt. Dan de uitwerking. Ik heb het idee dat het punt A1 niet ter discussie staat, dus dat gaan we gewoon zo opschrijven. Punt 2. In ieder geval het aspect, in combinatie met één tot twee maal per jaar een bijeenkomst voor de gezamenlijke raden. Daar is gezegd dat niemand daar voor voelt, dus dat hoeft ook niet in de uitwerking betrokken te worden. Het ontwikkelen van besluitvoorbereidende raadscommissies. Daar heeft de voorzitter van gezegd, moet je daar niet het woord adviserende gebruiken. Daarbij is ook gezegd dat die uitwerking dan naast de huidige werkwijze gezet moet worden zodat u op basis van die uitwerking en de huidige werkwijze kunt zien waar uw voorkeur naar uitgaat. De heer Stremler per interruptie: Volgens mij is er ook door een aantal fracties is gezegd dat daar geen behoefte aan is. De heer Blase: Dat is waar, daar heeft u gelijk in en daarom probeer ik even samen te vatten of u wel wilt of het uitgewerkt wordt. Een aantal fracties heeft dat wel gezegd. De heer Stremler: Volgens mij was het de meerderheid die daar geen behoefte aan had, maar goed u wilt de uitwerking toch naast elkaar zetten. De heer Blase: Niet ik wil ermee doorgaan. De heer Stremler: Voorzitter, ik dacht dat de locale partijen en het CDA en misschien nog wel meer partijen, maar laten we het zo stellen dat het naast elkaar uitgewerkt wordt en dat we daarna een keuze kunnen maken. De voorzitter: Er was enige begripsverwarring over besluitvormend. Dat was niet bedoeld in het stuk van DSB en dat staat er ook niet. Het is adviserend en eigenlijk is het in de lijn, de heer Hoogerduijn verwoordde het al, van hoe het nu ook gaat. Het gaat nu alleen nog iets verder. Je maakt het wat concreter en nog gedisciplineerder, het DSB stelt voor, gehoord de discussie, om die twee zaken naast elkaar uit te werken zodat u daar een besluit over kunt nemen. Ik zie allemaal knikkende gezichten, dus we gaan verder. We hebben nog vijf minuten. De heer Blase: Punt 3. Een krachtig compact Drechtstedenbestuur dat structureel samenwerkt met het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Daarvan wilt u ook dat het uitgewerkt wordt. Mag ik de opmerking van de heer Hoogerduijn een andere keer uitwerken omdat ik nog maar een paar minuten heb? De opmerking was, hoe werkt dat nu, een bestuur dat samenwerkt met maatschappelijke partners.
pagina 17 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
Mevrouw Van Dongen: Wij hebben ook benadrukt dat het een krachtig bestuur moet zijn, waar de bestuursleden, de DSB-leden echt aan tafel zitten. Dat het geen taak is die door ambtenaren wordt overgenomen. Het is belangrijk dat daar politiek-bestuurlijk op geageerd en gereageerd wordt. Neem dat alstublieft mee in uw uitwerking. Dat stellen wij zeer op prijs. De heer Blase: Bij punt B denk ik dat het niet verstandig is om het woord te blijven gebruiken van "een proef te starten met". Het geeft de indruk alsof wij meteen die proef willen starten en volgens mij willen we ook weer eerst even uitwerken wat de betekenis is van die regionale portefeuillehouder. Daar is door u aan toegevoegd dat u dat tevens zou willen zien, ik noem het maar even, de opdrachtportefeuillehouder van mevrouw Van Dongen. Bij punt C. Kennisnemen van de voorbereiding van het Drechtstedenbestuur. Daar neemt u kennis van. Daar heb ik niet van gehoord dat u dat niet zou willen. Punt D. Dat is het punt dat mevrouw Burger heeft ingebracht. Het voorstel voor, laat ik het maar even in mijn woorden noemen, het kleiner maken van de Drechtraad, het bundelen van stemgewicht. Daar heeft mevrouw Van Es van gezegd, hoe werkt het dan en kan het dan ook werken als iemand er niet is. Is dat mogelijk om dat zo te regelen. Dat zou punt D kunnen zijn, als u tenminste vindt dat we dat ook moeten uitwerken. Niet iedere fractie heeft zich daarover uitgesproken. De voorzitter: Ik zie geen gezichten die zeggen dat ze het niet uitgewerkt willen zien. Beslissen doet u later. De heer Blase: Dat zijn de A tot en met D, die ik concludeer. Die komen dan voor volgende maand in een voorstel terug. Dan kunt u zeggen: "Ja, werk dat uit". Dan heeft u het nog even goed op papier. Het voorstel is dat in die uitwerking ook de betrokken bestuurders, raadsleden, griffiers, betrokken worden. Ik heb in de commissie bestuur bijvoorbeeld ook al een paar keer de naam van de heer Heijkoop genoemd die veel opvattingen en kanttekeningen heeft bij het regionaal portefeuillehouderschap. Ik wil hem dan ook vragen om met wat mensen die uitwerking ter hand te nemen. Zo zou je dat per thema kunnen doen, zodat het niet alleen in de boezem van het Drechtstedenbestuur gebeurd, maar dat daar ook wethouders, griffiers, raadsleden, wellicht burgemeesters betrokken worden, die zich daarvoor in willen zetten. Dus dat wij het in de uitwerking op die manier aanpakken. Dat lijkt me een goede kanttekening, zodat u ook weet dat het niet door een of twee personen ter hand wordt genomen, maar juist ook door uzelf. Volgens mij zouden wij het zo kunnen doen. De voorzitter: Ik denk dat de heer Blase zich een goed verstaander heeft getoond. Dank u wel. De procedure. Het stuk komt de volgende keer in de Carrousel of in de Drechtraad? De heer Blase: Deze opdracht zou wat mij betreft gewoon naar de Drechtraad kunnen. De voorzitter: Dan bevestigen we dat we in de Drechtraad de volgende keer de officiële opdracht voor deze niet bindende uitwerking bespreken. De heer Van der Plaat heeft een voorstel gedaan en mevrouw Burger heeft dat op een correcte wijze uitgelegd. Dat zou inhouden dat als er van DSB-zijde een stuk verschijnt, dat het eerst naar de commissie 'Visie op de toekomst' gaat. Vindt u dat een goed idee? De heer Van Verk: Mag ik, voordat ik ja of nee zeg, weten met welk doel het dan naar deze commissie gaat? De heer Van der Plaat: Het doel is om te kijken of het stuk voldoende aansluit bij wat er in de Carrousel is gezegd en of het voldoende rijp is om hier ook te bespreken in een volgende fase. De heer Van Verk: Dan begrijp ik dat wij, als commissie, een inhoudelijke toets gaat doen. Volgens mij zijn wij met het proces en de procedure bezig en dat vind ik dus weer inhoudelijk aan de slag gaan. Ik ben daar, met dit antwoord en met deze invulling, geen voorstander van. Mevrouw Van Es: Voorzitter, dat hoeft geen inhoudelijke toets te zijn. Wat je toetst is of wat hier is afgesproken, wat in de notulen is terug te vinden, ook terugkomt in een nieuw stuk. Dat is eigenlijk alles. De heer Van der Plaat: De werkgroep gaat over het proces en niet over de inhoud. Dat is al heel vaak gezegd en niet zelden door mijzelf. Wat is proces dan in mijn ogen? Dat is kijken naar het tempo van de vergaderingen, of de stukken rijp en voldoende zijn voor bespreking in de vergadering. Het produceren van stukken om de discussie te begeleiden, zoals volgende maand over de programmatische afstemming. Dat is niet zo vreemd. Juist omdat de werkgroep in het leven is geroepen om op politieke lijnen te kijken naar het proces en of het stuk voldoende rijp is voor bespreking. Maar daar kunt u uiteraard anders over denken. Ik hoor dan ook graag hoe de andere fracties daarover denken. De heer Van Verk: U heeft het over politieke lijnen. Voor aan apolitieke commissie vind ik dat op zijn minst een opmerkelijke uitspraak. Als u apolitiek bent dan denk je niet langs politieke lijnen, maar dan toets je het procesmatig, want dat is de opdracht van de commissie. Ik heb er geen enkele behoefte aan om stukken van het DSB te gaan toetsen, te gaan leggen naast de notulen om te kijken of ze wel hun werk hebben gedaan. Als ze het niet goed hebben gedaan, dan krijgen ze dat, zoals vanavond, van een aantal leden hier te horen en dan doen ze daarmee wat ze daarmee moeten doen. Ik peins er zelfs niet over om dat te gaan doen.
pagina 18 van de Carrousel Bestuur d.d. 5 februari 2013
De heer Hoogerduijn: Voorzitter, ik ben het in grote lijnen wel eens met de heer Van Verk. Dat had ik eerder ook al gezegd. Ik zeg niet "ik peins er niet over". Ik stel voor dat het stuk van het DSB er komt. Dat gaat naar de werkgroep. Ik zit zelf ook in die werkgroep. Laten we in die werkgroep dan maar wat met elkaar discussiëren. Daar komen we wel uit, lijkt mij. De voorzitter: Ik heb nu een voorstel. Ik begrijp het punt van de heer Van Verk ook en ik zit ook naar de tijd te kijken. We draaien nu in rondjes en we komen er nu niet uit. Ik denk dat het voorstel dat er nu van het DSB komt, gewoon naar de werkgroepleden gestuurd wordt, maar ook naar de Drechtraad. In de volgende Carrousel, dan heeft u er allemaal over na kunnen denken, kunnen we erop terugkomen of u er wat van vindt en dan handhaven we even de procedure zoals die er nu ligt. Dat is mijn voorstel. Ik geef de heer Blase nog even het woord om de besluitvorming toe te lichten. De heer Blase: Ik vind het voor de zorgvuldigheid belangrijk. We spreken af dat de Drechtraad opdracht geeft tot een niet bindende uitwerking. Als er uiteindelijk tot besluitvorming over wordt gegaan, dan gaat het natuurlijk niet alleen over besluitvorming van de Drechtraad. Er zijn ook nog een aantal bevoegdheden van onze gemeenteraden. Die besluitvorming organiseren we dan ordentelijk zo dat het daar land waar de bevoegdheid hoort. Ik vind het netjes om dat even uit te leggen. Een opdracht tot verdere uitwerking raakt nog niet per se aan het bevoegd orgaan, maar de besluitvorming daarom natuurlijk wel. Dat zullen we dan ook op die manier aanpakken. De voorzitter: Dank u wel. Van de heer Van der Plaat begreep ik dat de discussie die wij net hadden ook eerst even in de werkgroep gevoerd gaat worden. Het is nu 21.29 uur en zijn wij vier minuten uitgelopen. Dank u wel. De Drechtraad begint om 21.45 uur.
Inleiding Het is bekend dat jongeren stevig worden geraakt door de gevolgen van de economische crisis. Voor hen is de kans op betaald werk dat aansluit bij de opleidingsrichting klein. Het aantal baanopeningen is afgenomen, onder andere omdat werkgevers er vaak voor kiezen om ervaren personeel zo lang mogelijk te behouden. Voor ondersteuning komen jongeren vaak niet in aanmerking: omdat zij geen of slechts weinig werkervaring hebben is er geen recht op WW. En als er al recht op WW is dan heeft UWV geen re-integratiemiddelen beschikbaar omdat uitsluitend geïnvesteerd wordt in langdurig werklozen. De toegang tot het laatste vangnet, de bijstand, is met ingang van 2012 aangescherpt. Dit maakt dat jongeren vaak ook niet op ondersteuning van de gemeente kunnen rekenen.
Afbeelding 1: geïndexeerde ontwikkeling Jeugdwerkloosheid (januari 2008=100).
Kijkend naar de ontwikkeling van het aantal ingeschreven werkloos werkzoekenden <27 jaar over de periode 2008-2012 dan valt op dat, na een periode waarin het in de Drechtsteden aanmerkelijk slechter ging dan in het geheel van Nederland, inmiddels de ontwikkeling redelijk gelijk loopt.
Afbeelding 2: Aantal NWW <27 jaar in de Drechtsteden periode 2011-2012 Nota bene: uit de meest recente arbeidsmarktinformatie van 21 februari 2013 blijkt dat het aantal bij UWV ingeschreven niet werkend werkzoekenden tot 65 jaar (NWW) in januari 2013 is opgelopen van 6.792 naar 7.327, een stijging van 9%. Een cijfer over de Jeugdwerkloosheid per januari 2013 is bij de indieners van deze nota nog niet bekend. Dit cijfer is niettemin alarmerend, juist omdat we weten dat jongeren relatief zwaar geraakt worden in de werkloosheidscijfers.
Kijkend naar het absolute aantal werkloze jongeren valt op dat na een daling in 2011, het aantal werkloos werkzoekenden ultimo 2012 op hetzelfde niveau komt als per januari 2011. Belangrijk is om te beseffen dat het NWW-bestand echter een onderschatting vormt van de werkelijke jeugdwerkloosheid. De aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 maakt dat veel jongeren niet meer in aanmerking komen voor ondersteuning op het terrein van werk en inkomen. Werkzoekende jongeren die geen recht hebben op ondersteuning zijn niet verplicht om zich als werkzoekende in te schrijven en zullen dat ook niet doen (zij gaan 'underground'). Het werkelijk aantal werkloze jongeren is dus (veel) groter dan uit deze cijfers blijkt. Het aantal jongeren dat 'underground' gaat zal in 2012 bovendien ook nog eens groter zijn dan in 2011 omdat de wetgeving per 2012 is aangescherpt. Vernietiging van 'human capital' Toen de economische crisis eind 2008 de kop op stak werd door een alliantie bestaande uit de rijksoverheid, lokale overheden, scholen en sociale partners in de vorm van de regionale actieplannen Jeugdwerkloosheid ingezet op het voorkomen en terugdringen van jeugdwerkloosheid. Deze plannen en onderliggende financiering liepen af in 2012 en op dit moment is geen zicht op nieuwe plannen van vergelijkbare omvang. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de economische crisis voortduurt en de jeugdwerkloosheid zowel landelijk als in Europees niveau alarmerend is. We verwachten dat op termijn het absorptievermogen van de arbeidsmarkt zal stijgen ten gevolge van de vergrijzing (vervangingsvraag). We hebben straks iedereen nodig om de economische vitaliteit van onze regio te behouden. We zien echter ook dat werkgevers op dit moment vooral bezig zijn met het overleven van de economische crisis en nog beperkt bezig zijn met de toekomstige vraag naar personeel. Dit geldt nog sterker voor het MKB en dat is bijzonder ernstig omdat juist het MKB de banenmotor van Nederland zou moeten zijn. Het is die toekomstige vraag naar gekwalificeerd personeel die maakt dat alles op alles gezet moet worden om te voorkomen dat kansrijke jongeren van vandaag terecht komen in een situatie van inactiviteit: we weten uit onderzoek dat de afstand tot de arbeidsmarkt zeer snel groter wordt naarmate de werkloosheid langer duurt. Niet investeren in human capital van morgen betekent dus simpelweg vernietiging van dat kapitaal. Toch constateren we dat er op het schaakbord, genaamd de arbeidsmarkt, sprake is van een patstelling waarin werkgevers en overheid wachten wie de eerste zet doet. We kunnen het ons niet permitteren om deze patsstelling te laten voortduren en daarom is de (tijdelijke) inzet van pragmatische en innovatieve instrumenten noodzakelijk. Het instellen van een Startersbeurs Arbeidsmarkt voor jongeren is zo’n instrument. Het voorstel: Startersbeurs Arbeidsmarkt voor jongeren Het concept Startersbeurs is bedacht door de hoogleraar arbeidsmarkt Ton Wilthagen en de jongerenafdelingen van de vakbonden CNV en FNV. Bedoeling was om jongeren een 'kickstart' te geven op de arbeidsmarkt en daarmee de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Verschillende gemeenten (Rotterdam, Den Bosch, Nijmegen, Groningen, Almelo) hebben interesse getoond in dit concept. De gemeente Tilburg echter is de eerste gemeente die het concept al heeft weten door te ontwikkelen tot een instrument dat ook daadwerkelijk inzetbaar is. Den Bosch en Rotterdam hebben inmiddels besloten om het concept zoals dit in Tilburg is opgezet ook daadwerkelijk over te nemen. De Startersbeurs is een financiele regeling die jongeren tot 27 jaar die van school komen, met weinig tot geen relevante werkervaring en door de beroerde situatie op de arbeidsmarkt geen reguliere baan weten te vinden, de mogelijkheid biedt om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en te verbeteren. De starter kan 6 maanden lang in het bedrijfsleven additionele werkzaamheden verrichten en daarmee werken aan competenties en vaardigheden die belangrijk zijn op de arbeidsmarkt én die aansluiten bij zijn of haar opleidingsniveau. De beurs: compensatie van de ‘loon’kosten en een budget van de werkgever voor bijscholing
Tijdens deze periode ontvangt de starter van de werkgever een tegemoetkoming van netto 500 euro per maand. Deze tegemoetkoming komt in plaats van een eventuele uitkering (of studiebeurs). Dit bedrag wordt, verhoogd met de reguliere werkgeverslasten, door de gemeente aan de werkgever gecompenseerd. Voor de werkgever is de starter in ieder geval wat betreft de vergoeding dus ‘gratis’ (overigens dient de werkgever wel te voorzien in adequate begeleiding en dat kost uiteraard personele capaciteit). Toch vraagt de Startersbeurs ook van werkgevers een financieel commitment: voor iedere maand die de jongere bij het bedrijf in het kader van de Startersbeurs werkt, bouwt de jongere bij de werkgever een ‘trekkingsrecht’ van € 100,- op, in te zetten voor bij- en opscholing . Na 6 maanden is er dus een spaarpot van € 600,- waarmee de starter bijvoorbeeld een arbeidsmarktrelevante cursus kan volgen (denk aan VCA蜉 maar ook een presentatietraining of een andere arbeidsmarktrelevante vorm van bijscholing) of wordt een bijdrage geleverd aan het lesgeld indien de starter besluit om toch door te leren. Hiermee wordt de kennis van de Starter uitgebreid en geborgd. Zijn kansen en concurrentiepositie op de arbeidsmarkt worden in feite versterkt door middel van een budget dat hij zelf heeft verdiend door zichzelf daar voor in te zetten. Ontwikkelen en overbruggen De financiële compensatie voor de ‘loon’kosten die de Startersbeurs aan werkgevers biedt maakt het voor werkgevers haalbaar om ook in de huidige financieel krappe tijd, jongeren in het bedrijf op te nemen. In het gunstigste geval neemt het bedrijf de jongere, na 6 maanden alsnog in dienst. Of zet de werkgever zijn eigen netwerk in om de starter te introduceren bij een ander bedrijf. Dat is natuurlijk mooi maar is niet per se het doel. Er wordt nadrukkelijk niet gevraagd om een baangarantie. Het doel lijkt bescheiden maar is in dit economisch tijdsgewricht essentieel: jongeren die nu klaar zijn voor de arbeidsmarkt in staat stellen om die arbeidsmarkt ook daadwerkelijk nu te betreden. Voorkomen dat ze ‘wegzakken’ in passiviteit. De Startersbeurs vormt daarmee enerzijds een instrument dat jongeren faciliteert en uitdaagt zich te ontwikkelen en anderzijds is het een pragmatisch instrument om de huidige problemen op de arbeidsmarkt te kunnen overbruggen. De Startersbeurs helpt jongeren om werkervaring op te doen in de huidige krappe arbeidsmarkt en voorkomt stilstand en uitkeringsafhankelijkheid. De Startersbeurs is dan ook een preventief instrument. Juist dat preventieve karakter maakt dat de Startersbeurs beschikbaar wordt gesteld aan jongeren ‘zonder aanziens des regeling’ : ook jongeren die niet in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering gebruik van kunnen maken. Hoe werkt de Startersbeurs in de praktijk NB deze procesbeschrijving is gebaseerd op de Tilburgse uitwerking waar nu in ieder geval al Den Bosch en Rotterdam op aanhaken en waarop verschillende gemeenten zich thans oriënteren. De VVD vindt dit een aantrekkelijk uitvoeringsmodel omdat hiermee bureaucratie en de inzet van ambtelijke capaciteit zeer beperkt is. Het overnemen van een bestaand uitvoeringsmodel betekent bovendien dat de ontwikkelkosten beperkt kunnen blijven. Hierdoor slaat een groter deel van het budget direct neer in de ondersteuning van de doelgroep in plaats van te ‘verdwijnen in organisatiekosten’. Een ander voordeel is, zeker in de huidige arbeidsmarkt, dat snel gestart kan worden. Het Tilburgse uitvoeringsmodel voorziet in een website die in opdracht van de gemeente Tilburg in samenwerking met de Universiteit van Tilburg is ontwikkeld door een commerciele partij. Deze website faciliteert het samenkomen van vraag en aanbod (werkgevers en starters) en zorgt voor de financiele afhandeling van de startersbeurs. De geleverde diensten zijn primair aan te merken als arbeidsbemiddeling. De afhandeling van de Startersbeurs vindt volledig digitaal plaats via een website die begin april gelanceerd wordt (www.startersbeurs.nu). Hierdoor is het mogelijk om bureaucratie tot een minimum te beperken. De starter legt zelf contact met een bedrijf waar hij of zij aan de slag kan. De website ondersteunt de jongere hierin met een informatiepakket en door ‘startersbeurs-vacatures’ te presenteren. Als een bedrijf heeft bevestigd bereid te zijn de jongere een plek te bieden worden de afspraken tussen starter en bedrijf met een simpel inschrijfformulier op de website verwerkt tot een digitale leerwerkovereenkomst en kan de starter aan de slag
Competenties De Starter wordt uitgenodigd om binnen een maand na aanvang op de website door middel van een competentietest in kaart te brengen hoe zijn of haar competenties zich verhouden ten opzichte van zijn opleidingsniveau. Deze test belicht de 25 competenties die ook gebruikt worden in de SHLkwalificatiestructuren van het regulier onderwijs en spiegelt deze aan concrete werksituaties. Het resultaat is een advies aan de starter over die competenties waaraan hij binnen zijn leerwerktraject aandacht aan zou kunnen besteden. Tijdens de 6 maanden van de Startersbeurs vindt nog twee maal deze test plaats. Echter dan vult niet alleen de Starter maar ook de werkgever de test in. Deze tussentijdse beoordelingen vormen de basis voor voortgangs- en begeleidingsgesprekken tussen werkgever en starter. Als na 6 maanden uit de eindevaluatie blijkt dat de starter zich voldoende heeft ontwikkeld, krijgt hij of zij een certificaat en een referentiebrief van de werkgever. Via de website startersbeurs nu wordt het aanbod aan opleidingen en cursussen in de loop van 2013 bekendgemaakt. De jongere kan bijvoorbeeld met de ervaringen en inzichten die hij tijdens zijn periode bij het bedrijf heeft opgedaan een gerichte vervolgcursus volgen. Dat kan een lichte vorm van een EVC-procedure (erkenning van verworven competenties) zijn, maar bijvoorbeeld ook een cursus presentatietechniek, gesprekstechniek, of sollicitatietechniek. Startersbeurs interessant voor werkgevers Voor werkgevers betekent de Startersbeurs de mogelijkheid om op een laagdrempelige manier kennis te maken met potentieel nieuw personeel. De werkgever krijgt van de gemeente een compensatie die net zo hoog is als de vergoeding die de werkgever aan de starter betaalt. De kosten voor de werkgever zijn daarom zeer beperkt. Ook trekt de Startersbeurs, gezien de voorwaarde dat de starter zelf een bedrijf zoekt, met name actieve en ambitieuze jongeren aan. Een doelgroep die voor veel werkgevers aantrekkelijk is. De regeling zelf vraagt een minimale administratieve belasting van de werkgever. Dat de Startersbeurs voor werkgevers een interessant instrument is blijkt wel uit het feit dat de gemeente Tilburg momenteel dagelijks benaderd wordt door werkgevers met interesse, terwijl de regeling zelf nog niet eens is gestart maar alleen nog maar is aangekondigd. Inkoop en aanbesteding Natuurlijk heeft de GRD als publieke organisatie te maken met aanbestedingsregels. Onderzocht moet daarom worden of het wel mogelijk is om ‘eenvoudig’ aan te sluiten bij de Tilburgse uitvoeringspraktijk. Dit geeft immers het voordeel dat er snel kan worden gestart en er bovendien niet of nauwelijks sprake is van ontwikkelkosten. Gelet op de beperkte waarde van de opdracht is het niet nodig om Europees aan te besteden. Subsidiar merken we op dat het hier primair gaat om de dienst arbeidsbemiddeling (niet zijnde arbeidsovereenkomsten, want er is sprake van een leerwerkovereenkomst) en daarom is er sprake van een 2b-dienst zoals beschreven in Bao. Dit betekent dat een directe gunning, zonder een aanbestedingsprocedure mogelijk is. Voor de juridische onderbouwing verwijzen we naar de memo van portefeuillehouder van de Burgt dd. 24 november 2011 waarin wordt onderbouwd waarom het niet nodig was om voor Baanbrekend Drechtsteden een aanbestedingsprocedure te starten. Startersbeurs in relatie tot overige regelingen De Startersbeurs is een aanvulling op de ondersteunende regelingen voor jonge werkzoekenden. Omdat de Startersbeurs wordt uitgevoerd buiten de regels van de Wet Werk en Bijstand (WWB), gaat het om een preventief instrument. De Startersbeurs is voor jongeren die ervoor kiezen om geen uitkering aan te vragen. Daarmee bereikt de gemeente ook jongeren die eerder zijn 'afgehaakt' bij de aanvraag van een uitkering en die daardoor uit beeld zijn geraakt. Kosten van de regeling
De kosten van een startersbeurs hangen uiteraard af van de wijze waarop de regeling wordt uitgevoerd. In Tilburg zijn deze kosten per beurs van 6 maanden nog geen € 3.750,-. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: Compensatie vergoeding € 500,- netto inclusief vakantiegeld (37,88) x 6 maanden: €3.000,Compensatie Werkgeverslasten: premie Zvw en loonheffing ca 50,- x 6 maanden €300,Handelingskosten variabel €125,Vaste kosten (bij 200 beurzen) €120,Totaal: €3.545 Uitgaande van deze berekening en de financiele opzet van Tilburg zou voor een bedrag van € 400.000,- 112 jongeren een half jaar lang aan de slag kunnen. Om de regeling ook onder de aandacht van jongeren en werkgevers te brengen is ook een werkbudget noodzakelijk voor communicatie. Dit bedrag moet in verhouding zijn tot de directe kosten van de regeling en daarom stellen we voor om dit bedrag te baseren op 5%, dus € 20.000,-. Dit betekent dus dat het totale benodigde budget voor de regeling € 420.000,- bedraagt. We wijzen daarnaast nadrukkelijk op de mogelijkheid om deze regeling in te brengen voor 40% cofinanciering vanuit het ESF, actie A. Dekking In de programmabegroting 2013 van de GRD wordt een positief saldo geraamd op het product Inkomensondersteuning (SDD) van € 480.000,-. Dit bedrag is gelet op de situatie op de arbeidsmarkt en vooruitzichten daarvan toegevoegd aan de reserve Inkomensondersteuning. De VVD vindt participatie op de arbeidsmarkt de beste manier van inkomensondersteuning die er is. Door deel uit te maken van die arbeidsmarkt kan een individu zich ontplooien en daarmee zijn of haar zelfredzaamheid, zowel in sociaal-maatschappelijke als in economische zin duurzaam versterken. Bovendien vindt de VVD de situatie op de arbeidsmarkt nu dermate urgent dat het vastzetten van middelen in een reserve Inkomensondersteuning ongewenst is. Daarom stellen wij voor om deze reserve in te zetten als dekking voor de Startersbeurs. Meer informatie: 1. Flyer Startersbeurs Tilburg (bijlage) 2. Website (vanaf 28 februari): www.startersbeurs.nu/tilburg 3. Facebook: http://www.facebook.com/StartersbeursTilburg 4. Twitter: @startersbeurs 5. Uitzending RTL Nieuws over de Tilburgse Startersbeurs: bit.ly/13ulljT 6. NRC: http://www.nrc.nl/carriere/2013/02/04/beurs-van-gemeente-voor-werkloze-jongeren-intilburg/ 7. Collegenota, raadsvoorstel en uitvoeringsplan Startersbeurs Tilburg: http://bis.tilburg.nl/besluitenlijst.aspx?lemmaid=48415&zk=startersbeurs#48415
De Drechtraad besluit: 1. In te stemmen met het initiatiefvoorstel van de regiofractie VVD en daarmee specifiek: a) De Startersbeurs in te voeren voor afgestudeerde jongeren tot 27 jaar die niet werken, niet leren en geen uitkering ontvangen. b) Maximaal € 420.000,- beschikbaar te stellen voor de uitvoering van deze regeling en deze kosten ten laste te brengen van het product Inkomensondersteuning SDD. 2. Het bestuur opdracht te geven om: a) de Startersbeurs inhoudelijk nader te verkennen, uit te werken en ten uitvoering te brengen, vooralsnog voor een periode van 1 jaar, waarbij de Startersbeurs uiterlijk 1 oktober 2013 ook daadwerkelijk voor Starters en Werkgevers beschikbaar is. b) De Drechtraad te informeren over de uitvoering van de regeling, voor 1 oktober 2013 (voortgang) en 1 oktober 2014 (evaluatie)
Bijlage S2
VOORSTEL DRECHTRAAD CARROUSEL 5 MAART 2013 VOORSTEL DRECHTRAAD 2 APRIL 2013 Portefeuillehouder E. van de Burgt
Datum 17 januari 2013
Status behandeling Carrousel Opiniërend
Steller Ted Willemsen
E-mail
[email protected]
Telefoonnummer (078)7707018
Onderwerp
Wijziging verordening Werk en Inkomen Drechtsteden Voorstel Vaststellen van het 2e besluit tot wijziging van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden. Bevoegdheid Drechtraad (art.6 of 7 GrD) Samenvatting Op 1 januari 2013 is de Fraudewet in werking getreden. Met deze wet komt de verplichting in de WWB om boeten op te leggen bij het schenden van de inlichtingenplicht. Het Drechtstedenbestuur krijgt de bevoegdheid om bij verrekening van de recidiveboete met de bijstand gedurende ten hoogste 3 maanden de bescherming van de beslagvrije voet geheel of gedeeltelijk niet toe te passen. Na deze periode wordt het eventueel nog resterende bedrag verrekend met 10% van de bijstandsnorm. In een verordening dient de wijze van verrekening te worden vastgelegd. De verordening moet verder worden aangepast aan het vervallen van de mogelijkheid om bij het schenden van de inlichtingenplicht de uitkering tijdelijk te verlagen. Tot slot is op 1 januari 2013 ook de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking getreden. Deze wet vraagt om een aantal wetstechnische aanpassingen van de verordening. Toelichting op het voorstel Aanleiding Op 1 januari 2013 is de Fraudewet in werking getreden. Wie vanaf die datum de inlichtingenplicht niet nakomt, krijgt een bestuurlijke boete opgelegd van 100% van het fraudebedrag. Bij een nieuwe overtreding (recidive) wordt de boete verhoogd naar 150%. De boete moet volledig worden afgelost en mag – behoudens dringende redenen – niet worden kwijtgescholden. Wanneer na het opleggen van de boete een uitkering wordt verleend, moet de boete verrekend worden met de uitkering. De verrekening is momenteel op grond van (al bestaande wetgeving) maximaal 10% van de bijstandsnorm, omdat de klant een wettelijk recht heeft op 90% van de bijstandsnorm. Dit beschermde deel van de uitkering wordt de beslagvrije voet genoemd. De nieuwe Fraudewet geeft het Drechtstedenbestuur de bevoegdheid om bij verrekening van de recidiveboete met de bijstand gedurende ten hoogste 3 maanden de bescherming van de beslagvrije voet geheel of gedeeltelijk niet toe te passen. In een verordening dient deze wijze van verrekening te worden vastgelegd. Maximaal kan dus iemand 3 maanden geen uitkering worden uitbetaald; hij betaalt dan circa € 3.000 af op de recidiveboete. Minimaal – bij volledig toepassen van de beslagvrije voet – krijgt iemand dus 3 maanden 90% van de uitkering en betaalt hij circa € 300 af op de recidiveboete. Na deze periode wordt het eventueel nog resterende bedrag verrekend met 10% van de bijstandsnorm Voor de verrekening van de “eerste” boete is ervoor gekozen de bescherming van de beslagvrije voet volledig in stand te houden.
pagina 2
Wijziging Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden
De beslagvrije voet dient verder gerespecteerd te worden wanneer een klant gaat werken en hij een recidiveboete moet betalen. Tot slot, als er na 3 maanden nog een restantbedrag overblijft van de recidiveboete, geldt de bescherming van de beslagvrije voet weer. Bovenstaande geldt alleen voor de bijstandsboete. Voor de verrekening van de recidiveboete met de IOAW of IOAZ is het Drechtstedenbestuur wettelijk verplicht de beslagvrije voet gedurende ten hoogste 5 jaar niet toe te passen en dus zolang de recidiveboete niet volledig is betaald, geen uitkering te verstrekken in deze periode. Indien een klant aan een andere gemeente een recidiveboete moet terugbetalen, dient in eerste instantie de recidiveboete verrekend te worden overeenkomstig het beleid van de andere gemeente. Op verzoek van de klant kan ook in die gevallen het beleid van de Drechtsteden worden gehanteerd. Voor zover bekend hanteren de meeste gemeenten een hogere verrekeningsnorm, waarbij verder de hoogte van de verrekening afhankelijk is van de hoogte van het bezit van de klant. De verwachting is dat slechts een zeer gering aantal klanten (niet meer dan 50 per jaar) met de verrekening van de recidiveboete te maken krijgen. In het merendeel van de fraudezaken vindt namelijk na constatering van de fraude beëindiging van de uitkering plaats. De verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd vraagt om aanpassing van verordening en beleidsregels. Vanaf 1 januari 2013 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd van 65 jaar (2012) naar 67 jaar (in 2021). Beoogd resultaat Voldoen aan de gewijzigde wetgeving per 1 januari 2013. Argumenten De verordening is in overeenstemming met het wettelijk kader, zodat voldaan wordt aan de verordeningplicht op dit punt. In artikel 5.4 van de verordening (artikel I onder H van het besluit tot wijziging) is bepaald dat ook bij verrekening van de recidiveboete de bestaande bescherming van de beslagvrije voet volledig zal blijven gelden; hoewel de wet er ruimte voor biedt, wordt de beslagvrije voet dus niet verlaagd. Er gaat namelijk niet of nauwelijks preventieve werking uit van de verhoging van de boete en de strenge invordering. Kanttekeningen Het niet gebruik maken van de bevoegdheid tot verlaging van de beslagvrije voet komt niet overeen met de maatschappelijk gehoorde roep om zeer streng op te treden tegen fraudeurs. Het staat ook niet in verhouding tot de strenge invordering bij recidiveboete bij bijvoorbeeld iemand met een IOAWuitkering gedurende maximaal 5 jaar. De maatschappelijke en persoonlijke gevolgen van het inperken van de beslagvrije voet kunnen echter enorm zijn: bij hogere inhoudingen (tot maximaal uitsluiten gedurende 3 maanden) komt een klant al snel in de problemen bij het betalen van zijn vaste lasten, met mogelijk gevolg huisuitzetting of afsluiting van water en energie. Consequenties Financiële consequenties Niet van toepassing Personele en organisatorische consequenties Niet van toepassing Juridische consequenties Niet van toepassing Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties De wijzigingen hebben uitsluitend betrekking op beleidsvelden die tot de taken van de sociale dienst behoren. Advies en draagvlak Op 1 februari jl. adviseerde de regionale Cliëntenraad Wwb Drechtsteden inzake dit wijzigingsvoorstel om bij het opleggen van een boete er rekening mee te houden dat dit niet altijd het gevolg is van bewust gedrag. Het PFO Sociaal onderschrijft in haar advies aan DSB de reactie van de portefeuillehouder aan de cliëntenraad dat de Sociale Dienst Drechtsteden indien fraude wordt geconstateerd, bij het opleggen van de sanctie en de mate daarvan rekening kan en zal houden met mindere verwijtbaarheid, zodat bijvoorbeeld onwetendheid tot een lagere boete kan leiden. Het DSB heeft in haar vergadering van 7 februari het voorstel conform doorgeleid.
pagina 3
Wijziging Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden
Verdere procedure, communicatie en uitvoering Procedure voor de vaststelling van het 2e besluit tot wijziging van de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden: Carrousel : 5 maart 2013 Drechtraad : 2 april 2013 Communicatie: De nieuwe regels publiceren en communiceren richting klanten, o.a. op de website en in de lokale kranten, en voor uitvoerende medewerkers van de SDD opnemen in Schulinck. Uitvoering: De recidiveregels van de Fraudewet beginnen na 1 januari 2013 te tellen. Fraudes van voor die datum tellen niet mee bij het vaststellen van recidive. De eerste recidive is daarom op zijn vroegst in het tweede kwartaal van 2013 te verwachten. Onderliggende stukken - 2de besluit tot wijziging van de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden - Toelichting wijzigingsbesluit werk en inkomen
BESLUIT DRECHTRAAD d.d. 2 april 2013 Portefeuillehouder E. van de Burgt
Steller Ted Willemsen
Onderwerp
Wijziging van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden DE DRECHTRAAD Gezien het voorstel van het Drechtstedenbestuur van 7 februari 2013; Gelet op de artikelen 8, eerste lid, 8b en 30 van de Wet werk en bijstand, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 8, vierde lid van de Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden; Overwegende: - de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen zijn gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd; - de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden dient hierop aangepast te worden, in het bijzonder door hierin vast te leggen hoe gehandeld wordt bij verrekening van de recidiveboete; BESLUIT: vast te stellen het navolgende: 2e besluit tot wijziging van de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden Artikel I De Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1.2, lid 2, onderdeel d wordt “persoon jonger dan 65 jaar” vervangen door: persoon jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. B. In artikel 2.1.1, aanhef wordt “jonger dan 65 jaar”vervangen door: jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. C. In artikel 3.1, aanhef wordt “jonger dan 65 jaar”vervangen door: jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd en “beiden jonger zijn dan 65 jaar” vervangen door: beiden jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd.
pagina 2
D. Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd: 1. In lid 1 vervalt in onderdeel e. “of het recht op bijstand” en vervalt onderdeel f., onder verlettering van de onderdelen g. tot en met i. tot de onderdelen f. tot en met h.; 2. In lid 2 vervalt onderdeel a., onder verlettering van de onderdelen b. tot en met h. tot de onderdelen a. tot en met g. en vervalt in het (nieuwe) onderdeel a. “of het recht op uitkering”. E. In artikel 4.2, lid 2 vervalt onderdeel b., onder verlettering van onderdeel c. tot onderdeel b. F. Artikel 4.4. wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste en tweede lid wordt “artikel 4.1, eerste, tweede of derde lid” telkens vervangen door: artikel 4.1, eerste of tweede lid. 2. In het tweede en derde lid wordt “artikel 4.1, eerste, tweede en derde lid”telkens vervangen door: artikel 4.1, eerste en tweede lid. G. Artikel 5.3 komt te luiden: Artikel 5.3 Afhandeling geconstateerde fraude 1. Het Drechtstedenbestuur legt, overeenkomstig de wet, een boete op aan en vordert de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand terug van de belanghebbende die onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand of uitkering. 2. Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in lid 1 leidt tot een dusdanige benadeling, dat hiervoor, overeenkomstig de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, aangifte bij het Openbaar Ministerie aan de orde is, worden de bevindingen van het onderzoek naar het Openbaar Ministerie gezonden. H. Artikel 5.4 komt te luiden: Artikel 5.4 Toepassing beslagvrije voet bij verrekening Het Drechtstedenbestuur past, bij de verrekening van de boete, bedoeld in artikel 18a lid 5 van de wet, altijd de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe, overeenkomstig artikel 4:93 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht. I. Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6.2 Op overtredingen: a. die begaan zijn voor 1 januari 2013; b. die begaan zijn voor 1 januari 2013 en doorlopen tot na 1 januari 2013 en mits die voor 31 januari 2013 zijn opgeheven of geconstateerd; blijven de navolgende bepalingen van de verordening, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit van toepassing: artikel 4.1, lid 1, aanhef en onderdelen e en f;artikel 4.1, lid 2, aanhef en onderdelen a en b; artikel 4.2, lid 2, aanhef en onderdeel b en artikel 5.3; artikel 5.4. Artikel II Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als het 2e wijzigingsbesluit Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden c.a., 2013. Artikel III Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie van dit wijzigingsbesluit en werkt terug tot 1 januari 2013. Aldus besloten in de openbare vergadering van 2 april 2013 de coördinerend griffier,
de voorzitter,
A. Overbeek
drs. A.A.M. Brok
Toelichting Algemeen Op 1 januari 2013 zijn de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking getreden. Hierdoor wijzigt o.a. de WWB, wat ook gevolgen heeft voor de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving Deze wet regelt dat de sociale dienst de overtreding van de inlichtingenplicht moet straffen met het opleggen van een bestuurlijke boete. Deze boete bedraagt 100% van het (netto) benadelingsbedrag. In het geval iemand binnen een termijn van 5 jaar (of bij eerdere strafrechtelijke veroordeling: 10 jaar) opnieuw de inlichtingenplicht schendt, bedraagt de boete 150% van het benadelingsbedrag. Verder is de terugvordering van de ten onrechte ontvangen bijstand als gevolg van het schenden van deze inlichtingenplicht niet langer een gemeentelijke bevoegdheid maar een wettelijke verplichting. Wanneer iemand na de overtreding van de inlichtingenplicht in de uitkering blijft, moet de vordering in verband met terugvordering of de bestuurlijke boete verrekend worden met de uitkering. Gemeenten hebben de bevoegdheid om gedurende maximaal 3 maanden bij de verrekening van de zogenaamde recidive-boete de beslagvrije voet niet of in beperkte mate toe te passen. Bij verordening moet worden geregeld op welke wijze invulling wordt gegeven aan deze bevoegdheid. Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd Met deze wet wordt de leeftijd waarop het recht op AOW ontstaat stapsgewijs verhoogd van 65 jaar (tot 2012) naar 67 jaar (in 2021). Bij de verhoging van de AOW-leeftijd zijn 3 fasen te onderscheiden: 1. In 2013, 2014 en 2015 jaarlijks 1 maand omhoog. 2. In 2016, 2017 en 2018 jaarlijks 3 maanden omhoog. 3. In 2019, 2020 en 2021 jaarlijks 4 maanden omhoog. Deze wet heeft gevolgen voor de WWB en de doelgroep van het gemeentelijk beleid. De aanpassing van de beleidsregels betreft de invoering van de ook in wetgeving gebruikte term “pensioengerechtigde leeftijd”. Met deze term in plaats van een concrete leeftijd te noemen wordt voorkomen dat jaarlijks beleidsregels moeten worden aangepast
Artikelsgewijze toelichting Artikel I Onderdelen A t/m C
- Oorspronkelijke tekst Artikel 1.2 Begrippen in het kader van re-integratie In deze verordening wordt in hoofdstuk 2 verstaan onder: a. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; b. ANW: de Algemene nabestaandenwet; c. gesubsidieerd werkende: degene die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling geen uitkeringsgerechtigde, nietuitkeringsgerechtigde of ANW-gerechtigde is d. uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan 65 jaar die recht heeft op bijstand op grond van de WWB ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, dan wel recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ en die niet tevens recht heeft op een uitkering van het UWV; e. niet-uitkeringsgerechtigde:de persoon bedoeld in artikel 6, lid 1 onder a, van de WWB; f. arbeid naar vermogen: algemeen geaccepteerde arbeid op het niveau van de individu. g. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs; Artikel 2.1.1 Doelgroep De doelgroep van deze paragraaf zijn de personen wonende in de Drechtsteden, jonger dan 65 jaar: a. die uitkeringsgerechtigde zijn; b. die niet-uitkeringsgerechtigde zijn, dan wel een uitkering ingevolge de ANW ontvangen; c. die gesubsidieerd werkende zijn; d. aan wie het UWV een uitkering verstrekt, indien en voor zover het drechtstedenbestuur en het UWV dit overeenkomen. Artikel 3.1 Categorieën Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt ten aanzien van belanghebbenden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar met dien verstande dat in het geval van gehuwden beiden jonger zijn dan 65 jaar, aan wie bijstand op grond van de WWB kan worden verleend, de volgende categorie-indeling: a. gehuwden, waarvan beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn; b. alleenstaande ouders van 21 jaar of ouder; c. alleenstaanden van 21 jaar of ouder.
Dit betreft een formeeltechnische aanpassing. In deze bepalingen wordt de verwijzing naar de leeftijd van 65 jaar vervangen door de term “pensioengerechtigde leeftijd”.
Onderdelen D en E
- Oorspronkelijke tekst Artikel 4.1 Ernstig tekort schieten WWB 1. De bijstandsnorm wordt eenmalig met € 150 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het drechtstedenbestuur ernstig is tekortgeschoten in: a. het naar vermogen verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; b. het meewerken aan een re-integratievoorziening die in het kader van de WWB is aangeboden of die, gezien haar aard en doel, met een WWB-voorziening gelijk is te stellen; c. het verlenen van de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB; d. het betonen van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; e. het op verzoek of onverwijld uit eigen beweging doen van mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand; f. het op verzoek verstrekken van alle gevraagde gegevens en bewijsstukken die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag door het drechtstedenbestuur; g. het nakomen van de opgelegde verplichtingen op grond van paragraaf 6.3 van de WWB; h. het naar vermogen verrichten van door het drechtstedenbestuur opgedragen onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder c van de wet; i. het meewerken aan het opstellen, uitvoeren en/of evalueren van het plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet. IOAW en IOAZ 2. De netto uitkering wordt eenmalig met € 150 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het drechtstedenbestuur ernstig is tekortgeschoten in: a. het op verzoek verstrekken van alle gevraagde gegevens en bewijsstukken die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag door het drechtstedenbestuur; b. het op verzoek of onverwijld uit eigen beweging doen van mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op uitkering; c. het verlenen van de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de IOAW of IOAZ; d. het naar vermogen te trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen; e. het ervoor zorgen dat hij als werkzoekende geregistreerd is bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en geregistreerd blijft, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; f. het nalaten van wat inschakeling in de arbeid belemmert; g. het gebruik maken van een door het drechtstedenbestuur aangeboden re-integratievoorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, evenals mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; h. het naar vermogen verrichten van door het drechtstedenbestuur opgedragen onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Oorspronkelijke tekst Artikel 4.2 Zeer ernstig tekortschieten 1. De bijstandsnorm of grondslag wordt voor één maand met 100 procent verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het drechtstedenbestuur zeer ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 4.1 van deze verordening genoemde opzichten. 2. Van een zeer ernstig tekortschieten als bedoeld in het vorige lid is in het bijzonder sprake als vaststaat of redelijkerwijs is aan te nemen: a. dat het beroep door belanghebbende op algemene bijstand gedurende meer dan één maand het gevolg is van diens doen of nalaten; b. dat de belanghebbende middelen heeft verzwegen waarmee hij gedurende meer dan één maand in zijn levensonderhoud kon voorzien; c. dat belanghebbende zich zeer ernstig heeft misdragen tegenover een of meer personen van wie het hem op dat moment duidelijk moet zijn dat zij: 1e. In het kader van de uitvoering van de WWB, de IOAW of IOAZ ten dienste of in opdracht van het drechtstedenbestuur werkzaam zijn; 2e. Betrokken zijn bij de uitvoering van een re-integratievoorziening; 3e. Deelnemen aan een re-integratievoorziening; 4e. Een beroep doen op bijstand of de re-integratievoorziening; of 5e. Werkzaam zijn ter ondersteuning van personen bedoeld onder 1e of 2e. 3. Van een zeer ernstig tekortschieten als bedoeld in het eerste lid is tevens sprake als uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de WWB, artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de IOAZ, niet wil nakomen en op grond daarvan de ontheffing ingevolge artikel 9a van de WWB, artikel 38 van de IOAW of artikel 38 van de IOAZ is ingetrokken.
De invoering van de bestuurlijke boete betekent dat het niet nakomen van de inlichtingenplicht in het kader van het vaststellen van het recht op bijstand niet meer door middel verlaging van de uitkering kan worden gesanctioneerd. De bepalingen in de verordening die de afstemming van de uitkering op grond van deze gedraging sanctioneren moeten daarom komen te vervallen. Onderdeel F
- Oorspronkelijke tekst Artikel 4.4 Opnieuw ernstig of zeer ernstig tekortschieten 1.
2.
3.
4.
Het drechtstedenbestuur verlaagt bij de toepassing van artikel 4.1, eerste, tweede of derde lid van deze verordening de bijstandsnorm of uitkering met € 150 extra, indien de belanghebbende naar het oordeel van het drechtstedenbestuur ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de genoemde opzichten, nadat nog geen jaar is verlopen na een eerder besluit tot afstemming met toepassing van artikel 4.1, eerste, tweede of derde lid. Het drechtstedenbestuur verlaagt, in afwijking van het eerste lid en artikel 4.1, eerste, tweede en derde lid van deze verordening de bijstandsnorm, inkomensvoorziening of grondslag gedurende één maand met 100 procent, indien de belanghebbende naar het oordeel van het drechtstedenbestuur ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 4.1, eerste, tweede of derde lid genoemde opzichten, nadat nog geen half jaar is verlopen na een besluit tot afstemming met toepassing van het eerste lid of dit lid zelf. Het drechtstedenbestuur verlaagt bij de toepassing van artikel 4.2, eerste lid van deze verordening de bijstandsnorm, inkomensvoorziening of grondslag één maand extra met 100 procent, indien de belanghebbende naar het oordeel van het drechtstedenbestuur zeer ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 4.1, eerste, tweede en derde lid, genoemde opzichten, nadat nog geen jaar is verlopen na een eerder besluit tot afstemming met toepassing van artikel 4.2, eerste lid, wegens zeer ernstig tekortschieten. Nadat ten aanzien van de belanghebbende tweemaal toepassing is gegeven aan artikel 4.3, tweede lid, weigert het drechtstedenbestuur de gehele uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ blijvend indien voor een derde maal een dienstbetrekking van belanghebbende is geëindigd of deze een dienstbetrekking verwijtbaar niet heeft verkregen.
Dit betreft een formeeltechnische aanpassing. Bij de eerste wijziging van deze verordening is het oorspronkelijke tweede lid van artikel 4.1.komen te vervallen en het derde lid omgenummerd naar het tweede lid. De verwijzing in artikel 4.4 is destijds abusievelijk niet aangepast. Dit wordt nu gecorrigeerd. Onderdeel G
- Oorspronkelijke tekst Artikel 5.3 Verlaging van de uitkering Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, verlaagt het Drechtstedenbestuur de bijstand of uitkering, conform hetgeen hierover is bepaald in hoofdstuk 4 van deze verordening, onverminderd de mogelijkheid tot terug- en invordering van de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering, waaronder begrepen het bedrag van de afstemming dat niet geëffectueerd kan worden op de lopende uitkering.
Ingevolge artikel 8a WWB, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ zijn gemeenten verplicht in het kader van het financiële beheer regels vast te stellen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verschillende wetten. Het beleidskader moet worden vastgelegd in een verordening. De nieuwe Fraudewet stelt het opleggen van een bestuurlijke boete en de terug- en invordering van eventueel ten onrechte verleende bijstand of uitkering verplicht. Er bestaat nog steeds de bevoegdheid om eigen regels te bepalen omtrent voor de handhavingsaspecten preventie, controle en wijze van onderzoek. De kaders voor de invulling van deze bevoegdheden zijn vastgelegd in de artikelen 5.1 en 5.2 van de verordening. De verplichte aspecten zijn voor de duidelijkheid in artikel 5.3 opgenomen. Hierin is tevens het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie opgenomen bij fraude boven de aangiftegrens. De aangiftegrens is naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe Fraudewet
met ingang van 1 januari 2013 verhoogd van € 10.000 en naar € 50.000,00. Dit betekent dat pas bij fraude met een benadelingsbedrag hoger dan € 50.000 aangifte aan de orde is. Onderdeel H
- Oorspronkelijke tekst Artikel 5.4 Inzenden onderzoeksbevindingen naar het Openbaar Ministerie Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 5.3 leidt tot benadeling van de gemeente, worden de bevindingen van het onderzoek naar het Openbaar Ministerie gezonden, conform de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude (Staatscourant 2008, 2373), onverminderd de mogelijkheid de uitkering te verlagen en de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen.
De tekst van het oorspronkelijke artikel 5.4 is opgenomen in artikel 5.3. In het nieuwe artikel 5.4 is opgenomen hoe de verrekeningsbevoegdheid van de recidiveboete wordt ingevuld. Op grond van artikel 60b lid 1 van de wet kan het Drechtstedenbestuur namelijk gedurende ten hoogste de eerste drie maanden de recidiveboete verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet. In het oorspronkelijk wetsvoorstel was deze wijze van verrekenen verplicht. De Tweede Kamer achtte – juist in de bijstand – het risico reëel dat zich situaties zouden kunnen voordoen met kwalijke maatschappelijke consequenties en kosten die hiervan het gevolg kunnen zijn. Daarom is deze verplichting bij amendement gewijzigd in een bevoegdheid. De invulling van deze bevoegdheid moet bij verordening worden geregeld. Gelet op deze grote impact en mede gezien het feit dat het verhogen van de inhouding nauwelijks preventieve werking heeft, blijft ook bij verrekening van de recidiveboete de beslagvrije voet – dit is 90% van de geldende bijstandsnorm - gehandhaafd. Onderdeel I Het overgangsrecht in de wet bepaalt dat in twee situaties de overtreding van de inlichtingenplicht op grond van de oude bepalingen afgedaan moet worden met een verlaging van de uitkering. Het gaat om overtredingen die zich volledig voor 2013 hebben voorgedaan en om overtredingen die doorliepen tot in 2013 maar die voor 31 januari 2013 zijn gestopt of geconstateerd. In deze overgangsbepaling is geregeld dat in deze situaties de hier genoemde bepalingen van de vorige verordening van kracht blijven. Artikel II Dit spreekt voor zich. Artikel III De in deze bepaling opgenomen terugwerkende kracht is nodig om de verordening in overeenstemming te brengen met de WWB, die per 1 januari 2013 is gewijzigd. De inhoudelijke wijziging, betreffende de wijze van verrekening van de recidiveboete zal naar verwachting niet eerder dan in het tweede kwartaal van 2013 aan de orde zijn.
Bijlage S3
VOORSTEL DRECHTRAAD CARROUSEL SOCIAAL 5 MAART 2013 Portefeuillehouder Bert v.d. Burgt
Datum 22-01-2013
Status behandeling Carrousel informerend
Steller G. ten Dolle / S.Ramkhelawan
E-mail
[email protected]
Telefoonnummer 4810
Onderwerp
3e Voortgangsrapportage Arbeidsmarktbeleid Drechtsteden Voorstel Kennis te nemen van de stand van zaken over uitvoering van het regionaal programma Arbeidsmarktbeleid (zie bijlage). Bevoegdheid Drechtstedenbestuur, artikel 6 GRD Samenvatting Tweemaal per jaar wordt de Drechtraad geïnformeerd over de voortgang van het regionaal programma Arbeidsmarktbeleid. De derde voortgangsrapportage gaat in op de 2e helft van 2012, de uitgevoerde projecten en gerealiseerde resultaten. De rapportage geeft tevens inzicht in ontwikkelingen en de stand van zaken over strategische allianties waar langer aan gewerkt is zoals de aanpak van jeugdwerkloosheid, ontwikkeling van de maritieme campus, de impuls onderkant arbeidsmarkt en het ontwikkelen van leerwerkbedrijven. De voorgestelde focus voor 2013 betreft het oogsten van afgesproken resultaten met alliantiepartners, op regionaal niveau een koppeling met het economisch beleid en beleid zorg/welzijn en inrichting van de nieuwe organisatie werk en inkomen. Toelichting op het voorstel Aanleiding Het programma Arbeidsmarktbeleid, opgezet en gecoördineerd door de gemeente Dordrecht en integraal onderdeel van het Regionaal MJP 2010-2014, is in het najaar van 2010 van start gegaan. Zoals bekend richt het programma arbeidsmarktbeleid zich op het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt in onze regio door het optimaliseren van een drietal transities, te weten de transities: (1) van school naar werk, (2) van werk naar werk en (3) van uitkering naar werk. Het uitgangspunt voor het arbeidsmarktbeleid en de daaruit voortvloeiende veranderopgaven is de volgende missie: wij ontwikkelen een arbeidsmarkt die aansluit op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven. Deze arbeidsmarkt sluit mensen in door het talent van mensen centraal te stellen in plaats van mensen uit te sluiten op basis van wat ze niet kunnen. Het programma arbeidsmarktbeleid richt zich op de sectoren techniek, metaal en zorg en verdeelt zijn inspanningen over vier programmalijnen, welke zowel de bovenkant als de onderkant van de arbeidsmarkt aanspreken: (1) Vergroten uitstroom uit uitkering; een betere match tussen vraag/aanbod (2) Beperken van instroom in uitkering door betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt (3) Verstevigen van de kennisinfrastructuur in de regio; het organiseren van hoger onderwijs in de regio en het aantrekken van studenten. (4) Het vergroten van het urgentiebesef bij werkgevers over toekomstige (sectorale) tekorten op de arbeidsmarkt d.m.v. regionale arbeidsmarktinformatie en communicatie.
e
pagina 2 3 Voortgangsrapportage Arbeidsmarktbeleid Drechtsteden
Bovenop de vier programmalijnen zijn in het eerste jaar van de uitvoering, in 2011, vier veranderopgaven geïnitieerd: (1) Een impuls aan de onderkant van de arbeidsmarkt: creëren van leerwerkbedrijven (2) Uitrol van een Werkschool (3) Impuls voor sectorale van Werk naar Werk bedrijven (4) Maritieme Campus Rijnmond-Drechtsteden Over deze veranderopgaven bent u begin 2012 uitgebreid geïnformeerd. Na een fase van kwartiermaken zijn vanaf de zomer een groot aantal allianties gevormd rondom deze veranderopgaven. Partijen in de regio hebben zich gecommitteerd aan het bieden van kansen voor mensen de overstap te maken van uitkering naar werk, van school naar werk of van werk naar werk. De voortgang die sindsdien geboekt is per programmalijn, en gericht op de veranderopgaven, treft u bijgevoegd in de bijlage bij deze notitie. Box 1 geeft een samenvatting van de resultaten. Het afgelopen jaar is intensief met diverse stakeholders in de regio over dit bewustzijn gesproken. In november vond een grotere conferentie plaats. Middels een traject storytelling is met diverse partijen gesproken hoe met elkaar het gesprek te voeren over de aanpak van acute knelpunten Verslagen van diverse stakeholders bijeenkomsten, evenals de uitkomst van de storytelling, zijn te vinden op: www.dordtwerkt.nl. Beoogd resultaat Zie Box 1: Resultaten 2012
e
pagina 3 3 Voortgangsrapportage Arbeidsmarktbeleid Drechtsteden
Box 1: Resultaten 2012 Programmalijn Matching vraag/aanbod Baanbrekend Drechtsteden: 468 plaatsingen in 2012, ruim 1,5 FTE plaatsing per week. Realisatie van 524 extra kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt via het actieplan jeugdwerkloosheid. In 2012 is tegelijk een doorstart gerealiseerd met de (boven)regionale aanpak, via inrichting van het Platform Benutting Talent. In november vond een succesvolle kick-off plaats van dit platform via een open call aanpak waardoor ruim 130 jongeren in de regio in 2013 een nieuwe kans op werk gaan krijgen. Het DSB heeft op 21 december, in opdracht van de Drechtraad, een visie vastgesteld over de organisatie van de e uitvoering van de Participatiewet (opvolger wet werken naar vermogen); de uitvoeringsaspecten van de 4 variant -samenwerking Drechtwerkpersoneel en SDD- zal ter vaststelling aan de Drechtraad worden voorgelegd. Resultaat veranderopgave impuls onderkant arbeidsmarkt: meer dan 700 plaatsen in de regio beschikbaar, waarvan ruim 200 plaatsen in Dordrecht zijn gecreëerd voor mensen met verminderd verdienvermogen. Daarmee is de doelstelling 2012 gerealiseerd. Resultaat Impuls sectorale werkbedrijven Mede dankzij een impuls vanuit het programma Arbeidsmarktbeleid is in de metaalsector per december een scholingspool gerealiseerd met 70 leerlingen in dienst. Sinds de start van Metalent zijn in twee jaar 150 jongeren geplaatst op leerwerkbanen. In de bouwsector, transportsector en de zorgsector zijn eveneens leerwerkbedrijven ontwikkeld. Programmalijn Aansluiting O&A In 2012 kwamen de VMBO- en MBO onderwijsinstellingen in de Drechtsteden tot concrete afspraken over de inrichting van een vakmanschaps- en techniekroute in het onderwijs. Het Platform Betá Techniek heeft dit initiatief gesteund met financiële middelen. In de zomer opende de Duurzaamheidsfabriek op het Leerpark zijn deuren en twee maanden later startte de bedrijfsschool van Fokker in Papendrecht. Resultaat veranderopgave Maritieme Campus Rijnmond-Drechtsteden: draagvlak bij bestuur, onderwijs en werkgevers voor een intensivering van samenwerking op de versterking van e het maritieme cluster. In en bestuurlijk overleg (1 kwartaal 2013) zullen afspraken bestendigd worden. In september heeft de provincie bijna 1 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de versterking van concrete projecten in de Drechtsteden gericht op de versterking van het maritieme cluster. Nog dit najaar is een start gemaakt met concrete initiatieven om MKB´ers in de regio te helpen bij de innovatie. Samenwerking vond plaats met de Werkgevers Drechtsteden, Scheepsbouw Nederland-.HME, IOD en de Duurzaamheidsfabriek. Het Platform Betá Techniek heeft in december financiële middelen (in totaal 2,1 miljoen) toegekend voor het inrichten van een centrum voor innovatief vakmanschap (samenwerking Scheepvaart Transport College en ROC Da Vinci) en het uitvoeren van het masterplan beroepsonderwijs in de regio Drechtsteden, ,Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Resultaat veranderopgave Werkschool Werkschool operationeel geworden (samenwerking Pro, VSO, MBO, werkgevers en UWV). Plaatsing eerste 10 leerlingen in december 2012.
Programmalijn Hoger Onderwijs University College Dordrecht: in juni is een business case opgesteld en goedgekeurd met daagvlak bij bedrijfsleven en onderwijs, sindsdien is een kwartiermaker, professor Arie Verberk, aan de slag om het curriculum uit te werken en een macro-doelmatigjheidsdtoets voor te bereiden. In november is het onderwijscentrum aan de Wereldwaag in de Wijnstraat geopend, van waaruit de kwartiermakersorganisatie aan de slag gaat. Ook heeft dit najaar al de Erasmus Universiteit zijn eerste colleges vanuit dit pand aangeboden. Overeenkomst met Christelijk Hogeschool en het Albert Schweitzer ziekenhuis om een incompany opleiding verpleegkundige voor te bereiden Programmalijn Vergroten Urgentiebesef - Met een grote groep partners uit het onderwijs en het bedrijfsleven hebben in 2012 storytelling bijeenkomsten plaatsgehad. Tijdens deze bijeenkomsten is gesproken over gezamenlijke ambities om te investeren in mensen in de Drechtsteden. - Een groeiend aantal mensen heeft zich geïnformeerd via de website www.Dordtwerkt.nl. Meer mensen hebben gebruik gemaakt van de dienstverlening van de werkgeverservicepunten in de zorg, en in de sectoren techniek en Transport & Logistiek.
Argumenten De ongunstige ontwikkelingen in de Nederlandse economie en arbeidsmarkt zien we ook in de Drechtsteden in diverse indicatoren terug. Gebaseerd op de analyse uit de Arbeidsmarktmonitor en conjunctuurnotities, de gesprekken met vertegenwoordigers in de stad en regio, en afgaand op de adviezen van de kwartiermakers komen we tot de volgende concrete inzet voor het arbeidsmarktbeleid in 2013.
e
pagina 4 3 Voortgangsrapportage Arbeidsmarktbeleid Drechtsteden
Inzet/Resultaten 2013 1. Het realiseren van concrete afgesproken resultaten, per programmalijn en veranderopgaven Matching vraag/aanbod: Verdere groei van uitstroom bijstand in 2013, ruim 130 jongeren een kans via projecten open call, en ruim 300 mensen vinden werk via mobiliteitsaanpak werkgeversservicepunten en diverse leerwerkbedrijven van sectoren (oa Deltametaal/Metalent, Welslagen). Maximale bezetting van de beschikbare 200 plaatsen met laag verdienvermogen in Dordrecht, en de ruim 500 plaatsen in de gehele regio (oa Volgerlanden, MFC Alblasserdam). Aansluiting O&A Functionerend coördinatiemechanisme aansluiting arbeidsmarkt/beroepsonderwijs (Maritiem Campus Rijnmond Drechtsteden). Masterplan beroepskolom: concrete afspraken over het neerzetten van een nieuwe structuur, opleidingen tussen alle beroepsonderwijsinstellingen in de regio. Aansluiting vinden op ontwikkelingen in Rotterdam, oa doorontwikkeling Centrum voor Innovatief Vakmanschap (STC/DVC) in de maritieme sector, waarvoor het Platform Betá Techniek 2,1 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld Werkschool volledig operationeel: minimaal 100 leerlingen geplaatst. Ruim 3000 leerlingen (in de leeftijdscategorie 10-14 jaar’) in de Drechtsteden maken kennis met de beroepen en kansen op werk in de maritieme sector in de Drechtsteden. Hoger Onderwijs Doorontwikkeling University College na afspraken met een moederuniversiteit: ambitie blijft eerste studenten vanaf september 2014. Eerste masterclasses in 2013. Extra groei studenten hoger onderwijs in de regio (oa via Erasmus, Hogeschool Ede, Hogeschool R’dam en STC). Ruim 3000 extra studenten via opleidingscentrum Wereldwaag. 2. Het borgen van het ‘urgentiebesef” bij stakeholders in de regio en bij de eigen organisaties (op regionaal niveau, en koppeling met economisch beleid en zorg/welzijn) -
Extra communicatie-aandacht: nieuwe ronde gesprekken met de stad/regio, en interactieve beleidsvorming, om het urgentiebesef te vergroten. Doorontwikkeling van een cocreatie fonds van waaruit nieuwe kansen voor werkenden en werkzoekenden op de arbeidsmarkt worden gegenereerd.
3. Inregelen van integrale dienstverlening vanuit de uitvoeringsorganisaties richtring de arbeidsmarkt (inrichten nieuwe organisatie werk en inkomen). -
Eind 2013 structuur uitgewerkt voor de invoering van de participatie, inclusief integrale werkgeversbenadering (SDD/Baanbrekend Drechtsteden, Drechtwerk, UWV en Uitzendbureaus)
Kanttekeningen Arbeidsmarktontwikkelingen in 2012 Gedurende het jaar 2012 is middels de nieuwe Conjunctuurnotitie, een reguliere monitor, opgezet om de economische en arbeidsmarktsituatie in de Drechtsteden nauwkeurig te volgen. Daaruit is naar voren gekomen dat het jaar 2012 een verslechtering heeft laten zien van de conjunctuur in de regio. Vooral is de stijging van de WW opmerkelijk. In de eerste 3 kwartalen is de ontslagwerkloosheid (WW) met 22% toegenomen. Daar tegenover staat dat onze regio laat zien dat de uitstroom van het aantal bijstandsgerechtigden nog boven gemiddeld ligt. Verwachtingen voor 2013 zijn niettemin, net als in de rest van Nederland, negatief. Verwacht wordt een verdere toename van de werkloosheid. Deze situatie plaatst de inspanningen vanuit het programma Arbeidsmarkt voor een nieuwe uitdaging. Het zal moeilijk worden de gecreëerde kansen voor uitstroom van school naar werk of vanuit een uitkering naar werk te realiseren. Ook zal de actuele situatie het moeilijker maken het bewustzijn van werkgevers in de regio vast te houden, met name in de sector metaal en techniek, te blijven investeren in het opleiden en aannemen van nieuw gekwalificeerd personeel. Consequenties Financiële consequenties Voor 2013 heeft de gemeente Dordrecht opnieuw en bedrag van 400.000 euro beschikbaar voor de uitvoering van het programma. De voorstellen voor inzet in 2013 zijn gedekt uit deze middelen. In de uitwerking zal nauwe samenhang gevonden worden met de 7 investeringslijnen (en voorzien middelen) die zijn neergezet in het regionale uitvoeringsprogramma ‘economie & arbeidsmarkt’ waarover de Drechtraad in oktober 2012 is geïnformeerd. Voorts is een deel van de ambitie 2013 gedekt met restantmiddelen uit het convenant voor de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid.
e
pagina 5 3 Voortgangsrapportage Arbeidsmarktbeleid Drechtsteden
Personele en organisatorische consequenties In dit eerste uitvoeringsjaar is gebouwd aan de personele samenstelling van het programmateam. In dit programmateam is expertise van verschillende gemeenten en organisatieonderdelen bijeengebracht zoals de Sociale Dienst Drechtsteden, expertise over de onderkant van de arbeidsmarkt van de gemeente Alblasserdam, expertise van het SCD op het gebied van Communicatie, van de sector Projectmanagement, beleid Maatschappelijke Ontwikkeling en Onderwijs. In 2012 is de samenwerking tussen gemeenten extra verstevigd, onder meer via wekelijkse nieuwsbrieven en via een extra overleg structuur (eens per kwartaal). In 2013 zal verdere integratie plaatshebben via doorontwikkeling van de regionale samenwerking. De contactpersonen arbeidsmarktbeleid van de 6 gemeenten zijn betrokken bij de uitvoering van de resultaten van het programma. Op het onderdeel ‘impuls onderkant arbeidsmarkt” is afgesproken de samenwerking tussen gemeenten in 2013 verder te versterken, ook in de context van de komst van de participatiewet en de samenhang met de decentralisaties op het terrein zorg en welzijn. Juridische consequenties NVT Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties Ruimtelijk economische strategie, Acquisitiebeleid ROM-D en Dordt Onderneemt, invoering Participatiewet en inrichting van de nieuwe organisatie Werk en Inkomen (SDD / Drechtwerk), decentralisatie AWBZ en Jeugdzorg en verbinding met de sociaal programma’s op wijkniveau. Advies en draagvlak De 3e voortgangsrapportage is tot stand gekomen met inhoudelijke inbreng van de contactpersonen arbeidsmarktbeleid van de 6 gemeenten. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Indien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt aanleiding geven, zullen wij u buiten de periodieke halfjaarlijkse Voortgangsrapportages informeren. Onderliggende stukken 3e Voortgangsrapportage programma regionaal Arbeidsmarktbeleid
Bijlage: 3e Voortgangsrapportage Programma Regionaal Arbeidsmarktbeleid Inleiding Ontwikkelingen arbeidsmarkt Drechtsteden 2012 was een jaar waarin de recessie in Nederland een forse impact heeft gehad op de arbeidsmarkt in de Drechtsteden. De landelijke werkloosheid is opgelopen tot circa 7%. Met de monitoring van de conjuncturele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt hebben we een vinger aan de pols gehouden. In de eerste 3 kwartalen is de ontslagwerkloosheid (WW) met 22% toegenomen; dit is beduidend slechter dan de toename landelijke gemiddeld (+13%). De WW onder jongeren tot 27 jaar stijgt al geruime tijd in de Drechtsteden; deze stijging zien we ook bij oudere werklozen. In het 2e kwartaal 2012 bleef het aantal WW uitkeringen onder 50+ stabiel, maar in het 3e kwartaal is dit opnieuw een gestegen (+5%). De ontwikkelingen van het aantal WWB uitkering vertoont tot en met het derde kwartaal een gunstiger beeld dan gemiddeld in Nederland. De verwachting is echter dat de instroom in de WWB zal toenemen. De economie krimpt en de arbeidsmarkt verslechtert; meer mensen zijn na afloop van de WW-duur aangewezen op een bijstandsuitkering. Bovendien wordt door de verslechterde conjunctuur uitstroom uit de WWB lastiger. Analyses van het UWV bevestigen een hogere instroom in de WWB. Uit de Snelinformatie (december 2012) voor de arbeidsmarktregio Drechtsteden (Werkplein Dordrecht en Werkplein Gorinchem) blijkt dat in 2012 totaal 3.175 WW-uitkeringen werden beëindigd wegens bereik van de maximale periode waarover het WW-recht geldt. Dit is een toename van 10% ten opzichte van de vergelijkbare periode van vorig jaar. Onderzoek over de jaren 2010 en 2011 toont aan dat 10 tot 16% na het eind van WW-periode doorstroomt naar de WWB. Belangrijke oorzaken zijn: economische crisis, verkorten maximale uitkeringsduur en groei van het aantal verzekerde werknemers. WW Drechtsteden (Werkplein Dordrecht) en Nederland, per eind van de maand, indices 31.12.2010=100
160 140 120 100
Drechtsteden
e
2 se pt '1
ju ni '1 2
'1 2 m
rt
'1 1 de c
'1 1 se p
ju ni '1 1
rt m
de c
'1 0
'1 1
80
Nederland
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 1
160 140 120 100
<27 jaar
2 se pt '1
ju ni '1 2
'1 2 m
rt
'1 1 de c
'1 1 se p
ju ni '1 1
rt m
de c
'1 0
'1 1
80
50+
Duurzame allianties Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt heeft het programma Arbeidsmarktbeleid ook in de tweede helft van 2012 fors ingezet op de vorming van allianties en cocreatie met stakeholders om alle talent in de Drechtsteden te benutten. De resultaten van deze allianties zijn hierna samengevat. Aansluiting Onderwijs Arbeidsmarkt / Maritieme campus • In 2012 kwamen de VMBO- en MBO onderwijsinstellingen in de Drechtsteden tot concrete afspraken over de inrichting van een vakmanschaps- en techniekroute in het onderwijs. Het Platform Betá Techniek heeft dit initiatief gesteund met concrete middelen. • Voor jongeren zonder startkwalificaties is een Werkschool neergezet: een brede coalitie van partners, zoals het ROC Da Vinci, het UWV en het PRO- en VSO onderwijs, dat ervoor gaat zorgen dat jongeren die dreigen uit te vallen zonder startkwalificatie door kunnen naar werk. • Eind september heeft de stuurgroep economische agenda Zuidvleugel instemming gegeven aan het verlenen van 1 miljoen subsidie vanuit de provincie voor diverse projecten ter versterking van het maritieme cluster in de regio Drechtsteden. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van de maritieme campus, de doorontwikkeling van EcoShape en van daaruit de verbinding met het University College Dordrecht en het mogelijk maken van duurzame binnenvaart op LNG. Aanpak Jeugdwerkloosheid / Leerwerkbedrijven onderkant arbeidsmarkt • Met ESF-middelen zijn totaal 5241 leerwerkplekken voor jongeren gerealiseerd. • Deltametaal heeft in 2012 een scholingspool met 70 jongeren - in dienst – gerealiseerd. Over een periode van twee jaar zijn 150 jongeren op een leerwerkbaan geplaatst in de metalektro. • Met de ervaringen van het MFC in Alblasserdam zijn aan de onderkant van de arbeidsmarkt in de regio ruim 700 plaatsen, waarvan 200 in Dordrecht, gecreëerd voor mensen met zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt: plaatsen in leerwerk bedrijven waar mensen weer kunnen wennen aan werk en worden opgeleid. • In Zwijndrecht is eind 2012 een leerwerkbedrijf in het Groen gestart dat werk biedt aan 10 personen; zij verrichten werkzaamheden in de buitenruimte. In samenwerking met de Stichting Welzijn Ouderen worden tuinwerkzaamheden bij ouderen uitgevoerd en het onderhoud op en rond sportvelden. • Begin november zijn via een open call 7 initiatieven gehonoreerd die 130 extra leerwerkbanen bieden aan jongeren zonder werk in de Drechtsteden. Hoger Onderwijs en University College • Op het hogere segment is vordering gemaakt in de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Eind december heeft het Platform Betá Techniek in totaal 2,1 miljoen euro toegekend voor de samenwerking tussen Da Vinci en het STC in een Centrum voor Innovatief Vakmanschap. Met het CIV, waarin ondernemers, kennisinstituten, docenten en studenten samenwerken, hoopt de overheid de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren • In de zomer opende de Duurzaamheidsfabriek op het Leerpark zijn deuren en twee maanden later startte de bedrijfsschool van Fokker in Papendrecht. • Onder leiding van kwartiermaker Arie Verberk wordt intussen hard gewerkt aan de realisatie van een University College in Dordrecht. 1
ESF middelen zijn gekoppeld aan het Actieplan Jeugdwerkloosheid; het aantal heeft betrekking op de arbeidsmarktregio Drechtsteden en Gorinchem e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 2
•
In november tenslotte is een nieuw onderwijscentrum aan de Wijnstraat in Dordrecht geopend, de Wereldwaag, waar vandaan nieuwe opleidingen voor hoger opgeleiden worden aangeboden. Dit najaar al heeft de Erasmus Universiteit zijn eerste colleges vanuit dit pand aangeboden.
Kortom, een aantal strategische allianties die stuk voor stuk een verrijking zijn voor de stad en regio. Hopelijk zijn de allianties robuust genoeg om het komend jaar de arbeidsmarkt in de regio meer vitaliteit en kracht te geven. Dat is hard nodig hebben nu de werkloosheid oploopt en de economische voorspellingen niet gunstig lijken. Een verdere verduurzaming van deze allianties vereist ook in 2013 een forse inzet. Een aantal prioritaire thema’s zijn: • • • • • • • •
Een extra focus op werk-naar-werk met benutting van SROI en regie op de uitvoering Bundeling van middelen in een cocreatiefonds arbeidsmarktbeleid in samenwerking met stakeholders die innovaties van producten combineren met human capital Regionale organisatiestructuur werk en inkomen en een integrale werkgevers dienstverlening (Participatiewet) Doorpakken Masterplan Beroepsonderwijs Breed bestuurlijk draagvlak Maritime Delta Afspraken University College Dordrecht Innovatieve leerwerkbedrijven voor de onderkant arbeidsmarkt Aanjagen van vernieuwende aanpakken op de arbeidsmarkt zoals de open call jeugdwerkloosheid
Missie en strategie programma Het programma Regionaal Arbeidsmarktbeleid richt zich op het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt in onze regio door het optimaliseren van de transitie (1) van school naar werk, (2) van werk naar werk en (3) van uitkering naar werk. De focus van het programma Arbeidsmarktbeleid ligt op de maritieme maakindustrie / techniek, de zorgsector en recreatie/toerisme. Het programma verdeelt zijn inspanningen over vier programmalijnen, welke zowel de bovenkant als de onderkant van de arbeidsmarkt aanspreken: (1) Vergroten uitstroom uit uitkering; een betere match tussen vraag/aanbod (2) Beperken van instroom in uitkering door betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt (3) Verstevigen van de kennisinfrastructuur in de regio; het organiseren van hoger onderwijs in de regio en het aantrekken van studenten (4) Het vergroten van het urgentiebesef bij werkgevers over toekomstige (sectorale) tekorten op de arbeidsmarkt d.m.v. regionale arbeidsmarktinformatie en communicatie. Het uitgangspunt voor het arbeidsmarktbeleid en de daaruit voortvloeiende veranderopgaven is de volgende missie: Wij ontwikkelen een arbeidsmarkt die aansluit op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven. Deze arbeidsmarkt sluit mensen in door het talent van mensen centraal te stellen in plaats van mensen uit te sluiten op basis van wat ze niet kunnen. De VNG heeft gemeenten geadviseerd om in het sociale domein meer samenhang te ontwikkelen. Het programma werkt aan een meer geïntegreerde implementatie van de drie decentralisaties en de daaruit voorkomende bezuinigingen op het gebied van re-integratie en sociale werkvoorziening. De programmadirecteur is mede-trekker van de decentralisatie in het domein Werk en Inkomen i.c. de Participatiewet. Het programma Arbeidsmarktbeleid anticipeert hierop door lokaal met sectoren Maatschappelijke Ontwikkeling de aansluiting met de decentralisaties AWBZ/WMO en jeugdzorg te leggen. De samenhangende aanpak raakt in het bijzonder de onderkant van de arbeidsmarkt. Deze derde halfjaarlijkse Voortgangsrapportage gaat over de tweede helft van 2012. Er wordt gerapporteerd over voortgang van de programmalijnen en de daarbij behorende veranderopgaven. De rapportage geeft tevens de prioriteiten voor 2013 aan.
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 3
1. Programmalijn Matching Vraag en Aanbod op de arbeidsmarkt Deze programmalijn beoogt de inzet van alle mogelijke instrumenten om de mismatch voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt weg te nemen. De volgende activiteiten en instrumenten zijn ingezet om de matching van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt een extra impuls te geven. 1.1. Baanbrekend Drechtsteden (BBD) BBD is een samenwerkingsverband tussen Randstadgroep Nederland (RGN) en de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD). De gezamenlijke werkgeversbenadering van een publieke en private partij is uniek in Nederland en is een leer- en ontwikkelingsmodel. Het doel van BBD is de matching tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt binnen de Drechtsteden te verbeteren en is gericht op de bovenkant (90-100% loonwaarde) van het nieuwe en zittende bestand. BBD doet dit door het: • direct plaatsen van werkzoekenden bij aanvraag van een uitkering • uitplaatsen van kandidaten die reeds een uitkering hebben. De ambitie was om in 2012: 800 duurzame plaatsingen te realiseren. Dit is niet gelukt. Totaal zijn 468 plaatsingen gerealiseerd. De taakstelling is begin 2012 al naar beneden bijgesteld omdat uit de ervaringen van 2011 en de toen geldende inzichten bleek dat die taakstelling niet meer realistisch was. Het bereik van werkgevers door BBD is fors toegenomen (door samenwerking met netwerk van RGN, focus op de markt, label BBD in markt (opent deuren), positieve PR in de media). In 2012 is met 64 bedrijven samengewerkt. Uit de conjunctuurnotities in 2012 blijkt echter dat de regio Drechtsteden niet ontkomt aan de gevolgen van de economische crisis. Werkgevers stellen zich terughoudend op om nieuw personeel aan te nemen. De uitstroomresultaten van BBD worden door deze ontwikkelingen beïnvloed. Eind 2012 heeft een evaluatie van BBD plaatsgevonden. De conclusies en aanbevelingen worden begin 2013 aan de Drechtraad aangeboden. In de tweede helft van 2012 is een “Aanvalsplan” opgesteld om de uitstroomresultaten te verbeteren. Onderdeel van dit plan is om het CV van klanten te actualiseren en in een ‘tool’ op te slaan die helpen om de bemiddeling sneller en effectiever te maken. De effecten van dit Aanvalsplan zullen pas in 2013 merkbaar worden. De ambitie voor 2013 is om het aantal uitkeringen met totaal 450 te doen afnemen ten opzichte van aantal bijstanduitkeringen per 1-1-2013. 1.2 Servicepunt Zorg en Welzijn Drechtsteden Resultaten In het Servicepunt werken de drie O’s samen aan “het structureel bevorderen van de instroom en doorstroom naar en in de zorg en welzijnssector en het verkleinen van de uitstroom uit diezelfde sector”. De operationele taken worden uitgevoerd door het UWV Werkbedrijf. In 2012 hebben totaal 298 mensen gebruikt gemaakt van de diensten van het Servicepunt. Daarvan waren 51 kandidaten uit de arbeidsgehandicapten groep, 61 mensen uit de kinderopvang en 29 voor het project Welslagen. De overige kandidaten zijn gesproken voor de mogelijkheden in de zorgsector, die veelal bestaan uit de instroom in de BBL/VIG. Een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Werkgevers, Da Vinci College, Gemeente/Programma Arbeidsmarktbeleid, UWV en Regionale Sociale Dienst is verantwoordelijk voor de strategie en beleidsbepaling van het Servicepunt. De stuurgroep heeft eind 2012 een nieuwe missie en strategie voor de toekomst van het Servicepunt vastgesteld. De meerwaarde van de samenwerking tussen de drie O’s en de resultaten van het servicepunt waren voor de deelnemende partners reden om de samenwerking voort te zetten, inclusief de financiering van het Servicepunt door deelnemende partners. Om de ambities van het Servicepunt zo concreet mogelijk te bepalen, wordt begin 2013, in samenwerking met het OCD, een arbeidsmarktanalyse voor de Zorgsector in de regio Drechtsteden /
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 4
Alblasserwaard Vijfheerenlanden opgesteld. In het eerste kwartaal van 2013 worden de samenwerkingsafspraken herbevestigd. Ontwikkelingen kinderopvang Door bezuinigingsmaatregelen van het Rijk is deze branche per 1 januari 2012 fors onder druk komen te staan. Al in de eerste maanden van 2012 meldden de eerste pedagogisch medewerkers zich aan het loket van het UWV met de vraag om een uitkering en om een nieuwe baan in de kinderopvang. In september 2012 kreeg het Servicepunt de melding dat één van de grootste centra voor kinderopvang in de Drechtsteden per 1 januari 2013 honderd medewerkers moet ontslaan. Het Servicepunt Zorg en Welzijn Zuid-Holland Zuid heeft hierop geanticipeerd door een informatiebijeenkomst te organiseren voor medewerkers uit de kinderopvang om een nieuw perspectief in de zorgsector te bieden. Samen met de arbeidsmarktorganisatie voor de kinderopvang, FCB en Zorgcampus, een opleidingsinstituut gespecialiseerd in het verkort opleiden voor de zorgsector, zijn de kansen voor nieuw werk toegelicht. Medio januari 2013 organiseert het Servicepunt een tweede informatiebijeenkomst. Waarin de nadruk zal liggen op de ontmoeting met de zorgsector en werkgevers uit deze sector Met alle competenties die de pedagogisch medewerkers meenemen uit hun vorige beroep zijn zij namelijk gewilde kandidaten voor zorginstellingen. Voor werkzoekenden uit ‘krimpsectoren’ die interesse hebben voor de Zorgsector organiseert het Servicepunt CV-dagen. Doel van de CV-dagen is op een snelle en laagdrempelige manier werkgevers uit de Zorg kennis te laten maken met deze kandidaten. Servicepunt Transport en Logistiek Werkgevers die zich in dit Servicepunt gebundeld hebben, hebben een plan ontwikkeld om jongeren uit de groepen 7 en 8 van het Basisonderwijs kennis te laten met de beroepen in de Transport en Logistiek. Naast het ontwikkelen van specifiek lesmateriaal bestaat een onderdeel van het plan uit het bezoeken van bedrijven uit deze sectoren. Het plan wordt verbonden met wervend perspectief om meer jongeren in de regio toe te leiden naar opleidingen in de (maritieme) techniek. De sector Transport en Logistiek heeft ook bovenregionaal de aandacht. In DelTri-verband hebben wethouders uit de regio en werkgevers uit de sector T&L deelgenomen aan een bestuurdersbijeenkomst dat eind november in West-Brabant is georganiseerd. Met het kenniscentrum Kenteq en de de FNV zijn in het najaar gesprekken gevoerd om het servicepunt Techniek een nieuwe impuls gekregen. Inmiddels hebben bedrijven die bij de start van servicepunt betrokken waren en een aantal nieuwe werkgevers hun medewerking toegezegd. In februari wordt onder leiding van Kenteq alleen met de werkgevers overlegd over een doorstart voor de sector Techniek. In deze sector is nog voldoende vraag naar gekwalificeerde kandidaten. Leerwerkloket Het LWL Drechtsteden heeft zo'n 400 klanten info en advies gegeven inzake leren en werken. De bestuurlijke borging van het Leerwerkloket is medio 2012 gerealiseerd in het Platform Benutting Talent. In de uitvoering werken de scholingsmakelaars van het LWL intensief samen met de werkgevers adviseurs zodat openstaande BBL/BOL werkplekken ook open staan voor de klanten van het LWL. Het LWL stimuleert het toepassen van het EVC-instrument o.a. voor werknemers die met ontslag worden bedreigd. 1.3. Banenmarkten en branchemanifestaties In de tweede helft van 2012 zijn verschillende (regionale) bijeenkomsten en manifestaties door het UWV, Baanbrekend Drechtsteden, Brancheservicepunten en het onderwijs georganiseerd om vraag en aanbod te matchen. In september is XCaliber, een testfaciliteit met een oppervlak van ongeveer 300m2 met als doel het opleiden van studenten en werknemers in de industrie en voor het pre-testen van flowmeter, geopend. Het delen van kennis over marktontwikkelingen in de sector, succesvolle innovaties, toekomstige innovatieprojecten en personele ontwikkelingen stond centraal op de Maritime Innovation Experience. Dit carriére en innovatie evenement is begin september georganiseerd in de Sportboulevard. De doorontwikkeling van de matchingsite voor jongeren – Drego.nl – is door private organisatie opgepakt; in september is deze ‘nieuwe’ tool onder de naam Matchbank op het ROC Da Vinci gelanceerd. Het totaal aantal werkzoekenden dat een profiel heeft aangepakt is in drie maanden gegroeid tot 320.
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 5
De landelijke banenmarkt in oktober is ook dit jaar druk bezocht; de opening is gezamenlijk verricht door de programmadirecteur en de Regiomanager van UWV Werkbedrijf. Baanbrekend Drechtsteden heeft op de eerste editie van de Zakenbeurs van Drechtsteden Business die eind oktober in de Biesboschhal is georganiseerd masterclasses gegeven aan bedrijven. November was een speciale actiemaand voor 55-plus. De focus lag op wervingsbeleid van werkgevers en hierin meer aandacht te besteden aan de talenten en ervaring van werkzoekende 55-plussers. Met de Actiemaand 55-plus heeft het UWV Werkbedrijf ingezet op het verbeteren van de kansen van oudere werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Begin november heeft het programma haar jaarlijks arbeidsmarktevent ‘Kompas naar Succes’ georganiseerd. Dit event stond in het teken van de aanpak van jeugdwerkloosheid. Circa 120 bedrijven, instellingen en jongeren hebben deelgenomen aan het event. Met zeven winnende projecten zijn voor het komend jaar voor 130 jongeren nieuwe kansen gecreëerd op een leerwerkbaan. De werkkrant “Drechtsteden werkt en benut alle talenten” is aan alle huishoudens in de Drechtsteden verstuurd. Een ontslaggolf in de kinderopvang branche was voor het Servicepunt Zorg en Welzijn aanleiding een informatiebijeenkomst over werk naar werk te organiseren. Een reguliere en terugkerende actie om werkzoekenden te matchen met vacatures zijn de zg. speeddate bijeenkomsten die door Baanbrekend Drechtsteden en de werkgeversadviseurs van het UWV worden georganiseerd. In december heeft Metalent voor de samenwerkende bedrijven, geïnteresseerde bedrijven, scholen en overige betrokkenen op de arbeidsmarkt een bedrijvenbijeenkomst “Talent voor de metaal” georgnaiseerd. Jonge talenten en hun praktijkopleiders waren te gast bij het opleidingsbedrijf Bayards Aluminium. 1.4. Aanpak Jeugdwerkloosheid Metalent: een korte terugblik op een innovatief instrument Deltametaal heeft het initiatief genomen om een nieuw samenwerkingsverband op te zetten voor promotie, werving, instroom en opleiden van leerlingen in de metaal in de regio Rijnmond en Drechtsteden. Het samenwerkingsverband heeft het vertrouwen van bedrijven in de metalektro en metaalbewerking. De gedachte is om als groep bedrijven, mede via het samenwerkingsverband, actief te zijn naar vmbo-, mbo- en hbo-scholen, overheidsinstellingen en andere arbeidsmarktrelevante organisaties. Metalent organiseert, ontwikkelt, regisseert en faciliteert leer-werktrajecten en werkervaringsbanen voor jongeren met talent voor metaalbewerking. Metalent richt zich in het bijzonder op de instroom van met name jonge werknemers met een vmbo-diploma. Daarnaast is Metalent een scholingspool met mbo- en hbo-leerlingen in dienst. De leerlingen worden opgeleid volgens het bedrijfsvakschoolconcept. Met deze aanpak realiseert Metalent instroom van jongeren voor de metaalbedrijven (met name bedrijven kleiner dan 250 medewerkers) en draagt actief bij aan het oplossen van de vergrijzing binnen de metaal. Metalent is ontstaan vanuit de regionale metaalbedrijven. Hiervan getuigen de 90 metaalbedrijven in het gebied Rijnmond en Drechtsteden/Gorinchem die inmiddels deelnemen in het samenwerkingsverband. De innovatieve aanpak werkt en er is dan ook al veel gerealiseerd. De initiële ontwikkeling van Metalent is ondersteund met middelen uit het Actieplan jeugdwerkloosheid. De winst zit echter niet alleen in de financiële ondersteuning; Metalent heeft zich versneld kunnen ontwikkelen omdat het ook heeft kunnen profiteren van het regionale platform dat met het Actieplan jeugdwerkloosheid is ontstaan. In de eerste projectperiode 2010-2012 zijn aansprekende resultaten geboekt voor de gehele regio Rijnmond en Drechtsteden/Gorinchem: • Er zijn contacten gelegd met 25 vmbo-scholen en op diverse scholen wordt voorlichting gegeven. • In samenwerking met drie ROC’s en de regionale bedrijfsscholen is een praktijkgerichte BBLopleiding ontwikkeld. • Metalent presenteert zich met succes op beurzen, open dagen en banenmarkten. • Voor jongeren is een aantrekkelijke communicatiestijl ontwikkeld met een bijbehorende website en materialen. • Een fors aantal lidbedrijven toont zich positief over het project door een betaalde opleidingsplaats of stageplaats ter beschikking te stellen. • In december 2012 is een scholingspool met jongeren voor de metaal gerealiseerd met 70 leerlingen in dienst. • In totaal zijn vanaf het begin (januari 2010) ruim 150 jongeren geplaatst op leerwerkbanen, arrangementen of stages. • Tot nu toe is met 17 werkzoekenden een ‘zij-instroom’- arrangement gestart. e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 6
Met 6 leerlingen is gestart in een duaal (leren en werken) hbo-traject. Metalent begeleidt zowel de leerlingen als ook de bedrijven tijdens de opleiding intensief, hierdoor wordt uitval beperkt.
• •
130 extra plekken voor jongeren Om de aanpak van jeugdwerkloosheid een extra impuls te geven is een open oproep gedaan aan het regionale bedrijfsleven. Bedrijven en samenwerkende organisaties hebben totaal 41 projectplannen ingediend. Het Platform Benutting Talent2 heeft uit een voorselectie uiteindelijk 6 winnaars gekozen. Daarnaast hebben 3 projecten in een publieke bijeenkomst waarbij ook jongeren betrokken waren ‘gestreden’ voor een wildcard. Met deze initiatieven wordt aan 130 jongeren extra, een kans geboden om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. ESF- en andere fondsen Een van de strategische aspecten waar het programma zich op richt betreft alliantievorming en cocreatie op de regionale arbeidsmarkt. Met de inzet van relatief geringe middelen wordt een zo groot mogelijk effect nagestreefd. Het ondersteunen van kansrijke initiatieven, verbinden van regionale kennis- en netwerken met bovenregionale structuren, fondsen en/of Europese projecten blijkt de manier te zijn om middelen en effecten te vergroten. Deze aanpak heeft geresulteerd in een substantiële verhoging van middelen die naar de regio is gehaald. Het gaat dan o.a. om ESF financiering voor jeugdwerkloosheidsprojecten, Rijksmiddelen via het Platform Betá Techniek voor realisatie van een Centrum Innovatief Vakmanschap, Provincie Zuid Holland voor doorontwikkeling van het UCD, Efro-subsidie t.b.v. de Duurzaamheidsfabriek. Co-financiering met ESF middelen heeft in 2012 in de regio bijgedragen om totaal 524 extra leerwerkbanen voor jongeren te organiseren. In het tweede kwartaal van 2013 vindt de eindverantwoording plaats aan het Agentschap ESF; dan wordt de definitieve realisatie van het ESF project Actie J bekend. De coördinatie en verantwoording van deze Europese subsidie ligt bij het programma Arbeidsmarktbeleid. Extra middelen voor jongeren en ouderen Vlak voor het kerstreces heeft het kabinet met partijen in de Stichting van de Arbeid overleg gevoerd. Om de arbeidsmarktpositie van oudere werkzoekenden en jongeren te ondersteunen heeft het kabinet ruim 100 miljoen uitgetrokken. Vanuit het programma zijn reeds contacten gelegd met ministerie van SZW, om samen met regionale partners een proportioneel deel van deze middelen voor de regio te benutten. 1.5. Bijeenkomsten “Talent verzilveren” In de tweede helft van 2012 is met de desbetreffende stakeholders de voortgang besproken van de intentieverklaringen over Talent Verzilveren in de regio. Samenwerkingsverklaring stakeholders Transport & Logistiek Stakeholders uit de sector Transport & Logistiek hebben zich uitgesproken om samen te werken in een leerwerkbedrijf teneinde de toelevering, scholing en opleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt mogelijk te maken. De ambitie is in de periode 2012-2014 minimaal 60 werkzoekenden naar een baan toe te leiden in de sector T&L. Voortgangssessie Werkschool In december hebben de partners van de Werkschool in een Talent verzilveringsbijeenkomst de voortgang besproken. Er zijn o.a. afspraken gemaakt met AWBZ dagbestedingsbedrijven om de Avondschool te gebruiken als middel om doorstroming te bevorderen. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de ambities 2013. Begin 2013 wordt een serie van de talent verzilverings bijeenkomsten georganiseerd voor de regio. Sectorale en doelgroepafspraken staan centraal w.o. de Zorgsector, ouderen, onderkant van de arbeidsmarkt en voor hoger geschoolden.
2
In dit platform zitten bestuurders uit het PRO, VSO en MBO, het UWV, Bureau Jeugdzorg, Werkgeversvertegenwoordiger uit de Metaal en de Zorgsector. De portefeuillehouder Arbeidsmarktbeleid is de voorzitter van het platform. e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 7
1.6 Decentralisatie Rijksbeleid: Voorbereiding Participatiewet Op 8 maart 2012 heeft het Drechtstedenbestuur haar akkoord gegeven aan een Plan van aanpak voor de uitwerking van de Wet werken naar vermogen (Wwnv) in de Drechtsteden. De val van het Kabinet maakte de invoering van die wet op 1 januari 2013 onzeker. Met het Lente akkoord werd duidelijk dat de Wwnv wordt ingetrokken. Met het intrekken van het wetsvoorstel wordt voor 2013 ook de bezuiniging op de sociale werkvoorziening teruggedraaid en zullen er geen middelen beschikbaar komen om de herstructurering van deze werkvoorzieningen te ondersteunen. Inmiddels heeft het kabinet Rutte II het ontwerp Participatiewet naar de Tweede Kamer gestuurd. De Participatiewet bevat inhoudelijk in hoge mate een voortzetting van de voorgenomen beleidslijn zoals die is ingeluid door de Wet werken naar vermogen. De keuze om, na het terugnemen van het ontwerp Wet werken naar vermogen, de lokale en regionale ontwikkeling van het arbeidsmarktbeleid voort te zetten, blijkt achteraf een juiste te zijn geweest. Dit omdat de noodzaak om meer mensen vanuit een uitkering naar werk te begeleiden onverminderd aanhoudt. De arbeidsmarktsituatie in onze regio vraagt daarom. Door een grotere uitstroom naar (betaald) werk geven we mensen perspectief, helpen we de economie in de regio vooruit en kan het beroep dat mensen met een uitkering doen op de collectieve middelen afnemen. De voorgenomen wijzigingen vanuit de Participatiewet zullen per 1 januari 2014 in werking treden. Dit geeft voor 2013 tijd om de voorbereidingen op deze wijzigingen te treffen. Tegen deze achtergrond gaan we in onze regio langs 3 lijnen door met de inhoudelijke opgaven die waren gekoppeld aan de invoering van de wet. Het gaat hierbij dan met name om: • Het investeren in een betere werking van de arbeidsmarkt in onze regio (regionaal programma arbeidsmarkt). • Invulling geven aan de werkgeversbenadering zoals die nu bij Baanbrekend Drechtsteden zichtbaar is, en daarbij continu op zoek gaan naar vernieuwende innovatieve aanpakken, zoals de samenwerking met Randstad. • Op uitvoeringsniveau de samenwerking tussen de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en Drechtwerk verstevigen en daarbij ook de verbinding zoeken met de uitvoering van regelgeving op het terrein AWBZ, jeugdzorg en WMO. 1.7. Veranderopgave Impuls Onderkant Arbeidsmarkt (IOA) Met de ervaringen van het MFC in Alblasserdam is onder de naam “Impuls Onderkant Arbeidsmarkt (IOA)” is in het voorjaar 2012 een start gemaakt met de ambitie 500 leerwerkplekken met o.a. dagbesteding in de regio te realiseren voor mensen met een arbeidsvermogen van minder dan 20%. 200 hiervan wordt met instellingen in Dordrecht vervuld. De doelgroep is versnipperd over de WSW, WWB en Wajong. Ook dak- en thuislozen worden zo mogelijk in het project meegenomen. Eind 2012 is gebleken dat de voorbereidingen in 2012 bijzonder succesvol zijn geweest. Onderstaand overzicht geeft per gemeente de mogelijkheden voor plaatsingen aan.
Overzicht van de score van het project IOA t.b.v. de Drechtsteden Overzicht Leerplaatsen Beschikbaar Geplaatst Totaal 729 160 Overzicht Alblasserdam Dordrecht H.I. Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht
Leerplaatsen Beschikbaar
Dagbesteding Beschikbaar Geplaatst 58 2
Geplaatst 83 462 45 40 35 64
60 83 0 0 5 12
Dagbesteding Beschikbaar Geplaatst 6 0 34 2 3 0 3 0 0 0 12 0
Het project IOA heeft, zoals gezegd, inmiddels een meervoudig lokale positie gekregen. Naast het ontwikkelen van leerwerkplekken, is ook samenwerking met alle partners en Drechtstedengemeenten e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 8
van de grond gekomen. De projectleiding van IOA heeft hierbij de regie. Het inventariseren en definiëren van de doelgroep vindt vanuit deze samenwerking plaats, evenals het ontwikkelen van werkwijzen en protocollen om een succesvolle uitvoering in de toekomst te borgen. Op basis van de resultaten van 2012 ligt het voor de hand dat de verdere ontwikkeling van de IOA in 2013 in het teken zal staan van: Op regionaal niveau (vanuit de meervoudig lokale opdracht): • Samenhangende en collectieve aanpak in werkwijze van uitvoering • Doorontwikkeling van collectieve arrangementen en afspraken met maatschappelijke organisaties (woningcorporaties, zorgaanbieders, verzorgingshuizen, Stichting MEE, ROC en jeugdzorgorganisaties) • Inbedding van IOA in onderdelen van de grote decentralisaties. (Leerwerkbedrijven kunnen een nieuw middel vormen om doelen te bereiken die voortkomen uit de transities AWBZ/WMO en Jeugdbeleid). • Administratieve borging van alle initiatieven door middel van een in te stellen servicedesk • Beschikbaarheid van een leerlingvolgsysteem als onderdeel van de servicedesk. • Positionering van IOA op regioniveau tussen de domeinen “Werk en Inkomen” (voor de in- en uitstroom van cliënten) en “Zorg en Welzijn” (voor de inzet van leerwerkbedrijven) Op lokaal niveau kan de katalysatorfunctie van leerwerkbedrijven leiden tot bijzondere dwarsverbanden op wijk en buurtniveau. Voor de lokaal in te richten leerwerkbedrijven zal per leerwerkbedrijf onderzocht worden welke specifieke functie er in ondergebracht kunnen worden. Het bieden van leerwerkplekken aan Nuggers of het inrichten van arbeidsvolgende dagbesteding, zullen daarbij de nadrukkelijke aandacht hebben. De wijze waarop de eigen organisatieonderdelen bereid en in staat zijn leerwerkbedrijven in te schakelen voor additionele werkzaamheden zal met name op lokaalniveau de aandacht moeten hebben. Nieuwe dwarsverbanden die hierdoor ontstaan, kunnen er toe leiden dat het huidige beleid aangepast moet worden om deze nieuwe samenhang te realiseren. De inbedding van IOA in het reguliere MO beleid dient in 2013 vorm en inhoud te krijgen.
2. Programmalijn Verbeteren aansluiting Onderwijs Arbeidsmarkt De acties binnen deze programmalijn dragen bij tot het beperken van de instroom in uitkeringen het vergroten van de instroom in opleidingen (m.n. Techniek en Zorg). Het Masterplan Beroepsonderwijs 2.0 vormt de kern van deze programmalijn. 2.1. Masterplan beroepsonderwijs vmbo-mbo Drechteden In deze verslag periode is het masterplan gepositioneerd binnen de Zuid-vleugeldoelstellingen van de Maritieme Campus. Het masterplan is de Drechtstedelijke invulling van het gezamenlijk op regionaal niveau (van Gorinchem tot Maasvlakte) vormgeven en afstemmen van het maritieme onderwijs in de hele onderwijskolom. Ter ondersteuning hiervan is door het Platform Betá Techniek een subsidie toegekend (Top Techniek programmalijn 1) voor de realisatie van de vakmanschapsroute (vmbo b/k – mbo 2) en de technologieroute (vmbo gl/t – mbo). Om dit proces te begeleiden zijn door de Drechtsteden gemeenten en het onderwijs afspraken gemaakt over de financiering van het Masterplan. De Drechtsteden gemeenten dragen gezamenlijk de kosten voor de kwartiermaker en scholen dragen de kosten voor de ontwikkeling van de techniekroute en vakmanschapsroute. 2.2. Stichting Talent voor techniek i.o. In 2011 is gestart met de vorming van een Stichting Talent voor Techniek (STvT). In deze stichting werken alle opleidingsbedrijven in de techniek samen. Er ontstaat hiermee voor het beroepsonderwijs, bedrijfsleven en programma Arbeidsmarktbeleid één partner die alle opleidingbedrijven in de techniek vertegenwoordigd. Met deze partij kunnen afspraken gemaakt worden over: • Gezamenlijke promotie instroom techniek vmbo • Creatie van Leerwerkplekken voor BBL trajecten en werk-werk trajecten e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 9
2.3.
TechniekDock (voorheen Promotie Wetenschap en Techniek in het Primair Onderwijs Dordrecht) Gestart is met de organisatie van een wervend perspectief naar jongeren (en hun ouders), scholieren, studenten, investeerders, ondernemers, kenniswerkers voor de maritieme sector”. Hiermee worden in 2013 twee zaken gerealiseerd: Een (eerste van een terugkerend) evenement ‘Wervend perspectief jongeren en scholieren voor de maritieme sector in de Drechtsteden’, op basis van proven concepts. Een modelaanpak voor het neerzetten en verduurzamen van een wervend perspectief jongeren en scholieren voor de maritieme sector in de Drechtsteden. Met deze aanpak geeft de regio invulling aan de ambitie meer jongeren voor technische opleidingen te werven. Het project heeft als doel in 2013 circa 3000 scholieren PO en VO te bereiken. 2.4. Werkschool en Spon Intentieovereenkomst is ondertekend op 4 juli Spon, Praktijkscholen, Da Vinci College, Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, Werkgevers Drechtsteden en Stichting De werkschool over de start met 20 leerlingen voor 1 januari 2013. Het programma faciliteert een pilot van het Spon voor een avondschool waarin ex- leerlingen uit het praktijk onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs werknemersvaardigheden leren om beter te functioneren op de werkvloer. De avondschool is in maart van start gegaan met 10 deelnemers. Afspraken zijn gemaakt met AWBZ dagbestedingsbedrijven om de Avondschool te gebruiken als middel om doorstroming te bevorderen. 2.5.Deelname KMR Door KMR is nog geen besluit genomen over haar verdere positiebepaling. In de discussie binnen het platform KMR is aangegeven dat verdere deelname aan KMR door de gemeente Dordrecht verbonden moet zijn aan de verdere ontwikkeling van de Maritieme Campus in 2013. 2.6. Veranderopgave Maritieme campus Het concept voor een Maritieme campus is met vele partijen uit de drie O’s in de maritieme maakindustrie in de regio Rijn Delta ontwikkeld. Er is een breed draagvlak bij bestuur, onderwijs en werkgevers voor intensivering van samenwerking op de versterking van het maritieme cluster. Op 20 juni 2012 was de kick off over samenwerking tussen intermediaire partijen om de innovatiekracht van MKB bedrijven in deze branche te versterken. De provincie Zuid Holland is gecommitteerd aan de maritieme campus voor wat betreft de innovatielijn. In de stuurgroep economische agenda van de Zuidvleugel, waar vertegenwoordigers van alle steden in de zuidvleugel van de Randstad zitting hebben, is een akkoord bereikt over de manier waarop de campus wordt vormgegeven. In september heeft de provincie bijna 1 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de versterking van concrete projecten in de Drechtsteden gericht op de versterking van het maritieme cluster. Nog dit najaar is een start gemaakt met concrete initiatieven om MKB´ers in de regio te helpen bij de innovatie. Samenwerking vond plaats met de Werkgevers Drechtsteden, Scheepsbouw Nederland-HME, IOD en de Duurzaamheidsfabriek. In de periode september – december 2012 zijn pilotprojecten op vier thema’s ontwikkeld nl. Innovatie, Onderwijs, Talent en Branding en worden ook aanjaagteams samengesteld. Het platform Betá Techniek heeft in december financiële middelen (in totaal 2,1 miljoen) toegekend voor het inrichten van een centrum voor innovatief vakmanschap (samenwerking Scheepvaart Transport College en ROC Da Vinci) en het uitvoeren van het Masterplan beroepsonderwijs in de regio Drechtsteden, Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. De Maritieme campus start in januari 2013. Op 28 februari 2013 wordt onder voorzitterschap van burgemeester A. Brok een bestuurlijk overleg over de maritieme campus georganiseerd waarin de afspraken bestendigd zullen worden. De Commissaris van de koningen van de PZH is ambassadeur geworden van de maritieme campus. 2.7. LOC ontwikkeling West Alblasserwaard Op subregionaal niveau worden steeds meer allianties gesmeed om invulling te geven aan het regionaal programma Arbeidsmarktbeleid. De projectleider is betrokken bij het programma en voert onderdelen ervan uit voor de West-Alblasserwaard. Er vindt structureel overleg plaats met alle Drechtstedengemeenten.
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 10
Het project Onderwijs Arbeidsmarkt dat vanuit de gemeente Papendrecht wordt gecoördineerd heeft in 2012 de volgende resultaten opgeleverd. Uit de gesprekken en bijeenkomsten in 2012 is naar voren gekomen dat drie zaken belangrijk zijn in de doorontwikkeling van het LOC nl. • • •
Centrale coördinatie: er gebeuren nog teveel dingen dubbel en het overzicht van wat er gebeurt ontbreekt Concrete activiteiten en projecten: van belang is dat activiteiten niet eenmalig worden opgezet, liever minder en duurzaam dan veel en ad hoc Invloed op het onderwijsprogramma: door bedrijven bijvoorbeeld in de vorm van een technisch vakcollege
De uitgangspunten voor de doorontwikkeling van het LOC zijn door de gemeenteraad van Papendrecht vastgesteld op 28 juni 2012 en afgestemd met Sliedrecht en Alblasserdam. Met de doorontwikkeling wordt geanticipeerd op een aantal zaken: • Kennismaken met techniek voor verschillende doelgroepen (leerlingen in de volle breedte van het onderwijs, maar ook ouders en zij-instromers). • Innovaties en samenwerking met opleidingen op het terrein van luchtvaart en maritiem bevorderen. • Vormen van contractonderwijs, gezamenlijke opleidingstrajecten voor twee of meer bedrijven, stages, carrousels, leerwerkbedrijven, PO/VO projecten, specifieke beroepsgerichte opleidingen, profielwerkstukken, vakantiewerk, etc. • In het nieuwe arrangement zijn leerlingen in de hele keten (van primair onderwijs tot universitair) en ook zij-instromers. • Verantwoordelijkheid van bedrijven en deelname/betrokkenheid overheid en scholen ook bestuurlijk. • Aandeelhouderschap voor de gezamenlijke organisatie, coördinatie en ontwikkelings- en promotiekosten. Bedrijven en scholen leveren menskracht en middelen voor de projecten waarin ze participeren. • Meerdere locaties waar de functies worden gerealiseerd, in bedrijfsscholen, scholen,(o.a. technisch paviljoens), leerwerkbedrijven, bedrijven. • Centrale plaats voor coördinatie en ontwikkeling en uitvoering van projecten en innovaties, die niet binnen de bestaande voorzieningen passen. Ontmanteling Ketelweg Per 15 december is de huur van de hal aan de Ketelweg door de gemeente Papendrecht beëindigd. De hal is ontmanteld en een deel van de apparatuur is opgeslagen. Opnieuw en Co heeft de helft van de hal zelfstandig gehuurd vanaf januari 2013. Coördinatiecentrum LOC Het coördinatiepunt is vanaf januari 2013 gehuisvest naast de bedrijfsschool van Fokker. In februari zal daar een ontdekhoek worden opgebouwd : de Newtonhoek, bedoeld voor onder andere basisschoolleerlingen om kennis te maken met technologie. Opening bedrijfsschool Fokker Voorjaar 2012 is de ruimte verbouwd en geschikt gemaakt voor Fokker en op 21 november is de officiële opening van de bedrijfsschool van Fokker geweest. De leerlingen zijn er vanaf september 2012 aan het werk. Zij volgen de MBO opleiding vliegtuigbouwer Metaal. De opening is via een film op de website www.locwwestalbasserwaard.nl terug te zien. In december is NOS on tour bij het Willem de Zwijgercollege op bezoek geweest en is er een film gemaakt van de contacten tussen leerlingen van de school en de leerlingen van de bedrijfsschool van Fokker. Kennisplatform en Nieuwsbrief November 2012 is de laatste nieuwsbrief (op papier ) uitgegeven. Daarin wordt een terugblik gegeven op de afgelopen jaren en een vooruitblik naar het nieuwe arrangement. Naast een fysieke coördinatieplaats is de oude website van het LOC vernieuwd en deze zal steeds meer de functie van kennisplatform krijgen. e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 11
Er wordt onder meer een inventarisatie gemaakt van projecten en activiteiten , die door de scholen in de West-Alblasserwaard worden aangeboden op het terrein van technologie De website is vanaf december 2012 in de lucht: www.locwestalblasserwaard.nl Parallel aan de LOC-ontwikkelingen wordt een aantal projecten uitgevoerd. • Jet Net project IHC-Merwede, IV-groep en Fokker gaan met de twee scholen voor Havo en VWO samenwerken om activiteiten te ontwikkelen voor die doelgroep. De eerst stap is dat docenten van de scholen op bezoek gaan bij de bedrijven om te bezien op welke wijze re aansluiting gemaakt kan worden op het curriculum. • Stimular project Leerlingen van 3 Vmbo kunnen in de stageperiode van dit schooljaar bij bedrijven meedoen met een duurzaaamheidsproject; de milieubarometer. Dit project loopt in het voorjaar van 2013 • Basisschoolproject Er wordt gewerkt aan een nieuwe invulling van het po project nu de hal aan de Ketelweg niet meer beschikbaar is. Naast de ontdekhoek in het coördinatiecentrum, kennismaken met theater- en geluidstechniek in theater De Willem en met het bedrijf Control Techniques, die de apparatuur voor theatertechniek maakt.
3.
Programmalijn Verbeteren kennisinfrastructuur
De inzet van deze programmalijn is gericht op versterking van het hoger onderwijs in de regio en het aantrekken van meer studenten. 3.1 Wereldwaag In de tweede helft van 2012 zijn de verbouwingswerkzaamheden en inrichting van het pand de Wereldwaag afgerond. In 2013 zal het Programma Arbeidsmarkt de verantwoordelijkheid nemen voor de werving van gebruikers en de verdere ontwikkeling van het leerwerkbedrijf ‘Wereldwaag’. Gedurende 2 jaar zal de ruimte benut worden voor diverse onderwijskundige activiteiten. Het bijzondere aan (de exploitatie van) de Wereldwaag is dat het pand, behalve als fysiek icoon fungerend voor de start van het UCD, bijdraagt aan de realisering van diverse gemeentelijke doelstellingen. De Wereldwaag zal gaan functioneren als Leerbedrijf en het decor vormen om mensen uit de sociale werkvoorziening op het gebied van beheer en logistiek ervaring te laten opdoen waardoor hun kansen op een baan op de reguliere arbeidsmarkt zal vergroten. Dit beheer zal, indien mogelijk, zich ook bewegen in onder andere toezicht fietsenstalling en schoonhouden van de directe omgeving van de Wereldwaag. Hiermee wordt ook bijgedragen aan de veiligheid van de directe omgeving van de Wereldwaag. De inzet is om dit in samenwerking gestalte te geven met Drechtwerk en lunchroom Den Witten Haen (Stichting Philadelphia). Met de bestemming voor hoger onderwijs hebben de inspanningen van het programma ertoe geleid dat een beeldbepalend historisch gebouw is onttrokken aan leegstand en heeft het een functie gekregen voor de stad en de regio. De Wereldwaag heeft tot slot een rol in het versterken van de binding tussen EcoShape en de gemeente Dordrecht. Het in Dordrecht gevestigde internationaal opererende onderzoeksinstituut op het gebied van delta-en waterbouw zal als partner van de Wereldwaag fungeren en de onderwijsruimtes gebruiken voor haar eigen doeleinden. De kwartiermakersorganisatie UCD zal haar intrek nemen in een kantoor- en vergaderruimte en de collegeruimtes worden gebruikt door diverse onderwijsinstellingen die hun diensten in Dordrecht willen aanbieden. De Erasmus Academie heeft in het najaar van 2012 in twee thema’s resp. 5 en 3 colleges in de Wereldwaag verzorgd (HOVO). Voor 2013 is er al één thema met 5 colleges rond en momenteel lopen de onderhandelingen om vanaf maart tot en met juni, maandelijks op één thema 5 colleges te verzorgen.
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 12
De ambitie is in het eerste jaar minimaal 3000 studenten te faciliteren. In het meest gunstigste scenario, als we uitgaan van verhuur in dagdelen kan dit aantal oplopen tot een kleine 10.000 studenten per jaar. 3.2 Intentieverklaring ASz/CHE/Gemeente Dordrecht Het ASz heeft in 2012 de status van Topklinisch Opleidingsziekenhuis gekregen (als één van de 27 grote opleidingsziekenhuizen in Nederland). In dit kader is er gewerkt aan een landelijk Beroepsprofiel Verpleegkundigen en Verzorgenden (V&V 2020) Kern van V&V 2020 is: De verbetering van de kwaliteit van de beroepsuitoefening, een opwaardering van de opleidingen en een passende inzet van verpleegkundigen en verzorgenden, opdat optimaal gebruik kan worden gemaakt van hun capaciteiten, kennis en ervaring. Om dit te kunnen bereiken hebben de 3 O’s: het ASz, de CHE en de Gemeente Dordrecht de handen ineen geslagen. Bij het ASz moet de nadruk op “leren” bij zowel de zittende als de startende professional liggen. De CHE wil in haar onderwijsaanbod uitgaan van de vragen vanuit de praktijk en ondersteund door het lectoraat kennis ontwikkelen met betrekking tot goede zorg. De Gemeente Dordrecht heeft aangegeven graag met partners te willen samenwerken die er zelf belang bij hebben goed onderwijs te ontwikkelen en/of personeel via onderwijs naar een hoger niveau te ontwikkelen. Daartoe wordt als eerste stap een intentieverklaring opgesteld. Uitgangspunt hiervoor is het rapport V&V 2020. Het jaar 2013 zal worden gebruikt om onderzoek te doen naar het gewenste en haalbare curriculum, het aantal op te leiden en bij te scholen verpleegkundigen en verzorgenden. De gemeente Dordrecht heeft in deze een faciliterende rol en heeft aangegeven te willen investeren in onderzoek naar de mogelijkheden van “duurzaam en haalbaar” Hoger Onderwijs in de Zorg. Deze samenwerking zal tevens bijdragen aan de ambitie van het college om het aantal HBO-studenten en hoger opgeleide medewerkers in de regio te verhogen. 3.3
University College
Gemeente Dordrecht heeft in 2012 een flinke stap gezet richting de realisatie van een University College (UCD) in Dordrecht. Er is sprake van toenemende commitment bij kennisinstellingen en bedrijfsleven voor de ontwikkeling van het UCD. Zelfs Chinese universiteiten hebben aangegeven graag verder te spreken over samenwerking met het UCD. Prof.drs. Arie Verberk is aangetrokken als kwartiermaker. De eerste inzet is verwerving van de accreditatie en een positief resultaat uit de Makrodoelmatigheidstoets. EcoShape is als partner van UCD in kennisvalorisatie opgenomen in de Economische Agenda Zuidvleugel. Mede met hen is een aanzet gemaakt voor het curriculum, deze wordt nu getoetst bij onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. In toenemende frequentie en omvang zal de Wereldwaag worden gebruikt voor seminars, workshops, symposia, colleges (waaronder een beoogde Summerschool) en masterclasses die tezamen als een inhoudelijke opmaat dienen voor het positioneren van het UCD in het onderwijs- en bedrijvenveld. Essentieel voor de voortgang is een positieve macrodoelmatigheidstest, dit document is voor 90% opgesteld. Begin 2013 worden gesprekken gevoerd met de colleges van bestuur van twee mogelijke moederuniversiteiten. Dit alles voor dé opleiding voor studenten, die via een multidisciplinair onderwijsconcept op wetenschappelijk niveau willen werken aan maatschappelijk relevante cases in samenwerking met overheid en bedrijven. Op deze manier wordt een optimale aansluiting gerealiseerd tussen de opleiding en de vraag naar hoger opgeleiden op de arbeidsmarkt. 3.4 Behoud/uitbouw HBO onderwijs in Dordrecht Vooralsnog zijn er twee bekostigde onderwijsinstellingen actief in de Stad Dordrecht. Hogeschool Rotterdam en InHolland, beiden met een Pabo. Hogeschool Da Vinci, een onbekostigde onderwijsinstelling verzorgt de opleidingen Toegepaste Psychologie, Ondernemerschap en Tweede Graad lerarenopleiding. Deze opleidingen worden nu nog onder de licentie van Saxion Next gegeven. Hogeschool Da Vinci hoopt in 2013 deze opleidingen zelfstandig te kunnen gaan verzorgen. Het ABC College, ook een onbekostigde HBO instelling verzorgt diverse HBO Bedrijfsopleidingen. e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 13
In samenwerking met Erasmus Academie loop momenteel een haalbaarheidsonderzoek naar de vorm waarin de Bestuursacademie in de Drechtsteden kan worden verzorgd. Ook vinden er met de EUR gesprekken plaats over andere (post) HBO t.b.v. de Drechtsteden.
4.
Programmalijn Vergroten urgentiebesef
Het hoofddoel van deze programmalijn is het vergroten van het urgentiebesef, met name bij ondernemers en HRM, dat de situatie op de arbeidsmarkt op de lange termijn wezenlijk anders is dan die van de korte termijn. Urgentiebesef bij werkgevers is niet als overheid alleen tot stand te brengen. En zeker in een periode waarin het economisch tegen zit en bedrijven moeite hebben om personeel in dienst te houden. Het scenario van een krappe arbeidsmarkt is onder deze omstandigheden dan echt een ver van m’n bed show. Dat maakt het noodzakelijk om allianties te smeden met werkgeversorganisaties en bedrijvennetwerken voor een lange termijn strategie. De voorzitter van de werkgevers Drechtsteden heeft in zijn nieuwjaarstoespraak de noodzaak voor een lange termijn strategie is verwoord. De verbinding met het onderwijs en bedrijven waarmaken én volhouden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid die niet vrijblijvend is, maar waar alle betrokken partijen mee aan de slag zullen moeten gaan. Het programma Arbeidsmarktbeleid vervult een faciliterende functie o.a. door het genereren en toegankelijk maken van actuele regionale arbeidsmarktinformatie en door het organiseren van kennisbijeenkomsten. 4.1. Regionale arbeidsmarktinformatie Er is een onderzoek uitgevoerd naar de economische betekenis van het maritieme cluster in de Rijndelta met als titel “Maritieme Maakindustrie Rijndelta”. De uitkomst is een bijeenkomst gepresenteerd aan het onderwijs en bestuurders uit de regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Voorts zijn de data van dit onderzoek benut voor verdere samenwerking Rijnmond-breed, de aanvraag bij het Platform Betá Techniek en bijeenkomsten met het Rijk en Provincie (Matching skills). Over de korte termijn ontwikkelingen wordt het Drechtstedenbestuur per kwartaal op de hoogte gehouden via de Conjunctuurnotities. 4.2. Programmacommunicatie De missie van het programma Arbeidsmarktbeleid wordt ondersteund met een communicatie strategie. Instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn o.a. de website www.dordtwerkt.nl , een digitale nieuwsbrief en het fysiek verbinden van stakeholders middels netwerkbijeenkomsten. Vanuit het Regionaal Programma Arbeidsmarktbeleid is in de tweede helft van 2012 de focus gelegd op talent. Talent benutten, talent verzilveren werken aan talent, bouwen aan talent. Talent is de basis voor een studiekeuze, persoonlijke ontwikkeling, opleidingen, werkgelegenheid en het vinden van passend werk. Om een breder draagvlak te ontwikkelen worden de communicatie adviseurs van de regiogemeenten periodiek geïnformeerd over het programma. De beleidsambtenaren (onderwijs/arbeidsmarkt) van de regiogemeenten nemen periodiek deel aan Programmateambijeenkomsten onder leiding van de directeur. De netwerkbijeenkomsten worden in samenwerking met andere stakeholders georganiseerd zoals de Ronde Tafel bijeenkomsten in de Maritieme Sector, bijeenkomsten over University College en de bijeenkomsten over Storytelling. Storytelling arbeidsmarktbeleid In 2011 en 2012 zijn met verschillende stakeholders van het regionaal arbeidsmarktbeleid twaalf “lunchbijeenkomsten” en “verzliveren van talent” bijeenkomsten georganiseerd. Naast deze bijeenkomsten is h met stakeholders uit de branches en uitvoeringsorganisaties het traject Storytelling gestart, waarin gewerkt is aan een verbindend verhaal over arbeidsmarktbeleid in de Drechtsteden. Met dit gemeenschappelijke verhaal over het arbeidsmarktbeleid ontwikkelen de stakeholders individuele acties om talenten van mensen in de regio te benutten. Voor meer informatie over Storytelling: zie www.dordtwerkt.nl
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 14
Event Kompas naar Succes De open call voor aanpak jeugdwerkloosheid is communicatief begeleid en door middel van de website en nieuwsbrief extra onder de aandacht gebracht. Op subregionaal niveau is dit verder ook opgepakt door bekendmaking via eigen mediakanalen. Bredere publiciteit over de open call is ondersteund door Hi5. De directeur van Deltametaal is geïnterviewd in een speciale rubriek van FunXradio; daarnaast is een artikel over het event Kompas naar Succes opgenomen in het magazine van Hi5 dat in een oplage van 40.000 landelijk wordt verspreid. Regionaal heeft de open call en het event Kompas naar Succes brede publiciteit gekregen door een speciale bijlage van Wegener Huis-aanHuisbladen “Drechtsteden benutten alle talenten”. Deze krant met een oplage van 230.00 exemplaren is in alle Drechtsteden en Gorinchem huis aan huis bezorgd. De krant heeft tot reacties geleid van ouders, jongeren en werkzoekenden met vragen over studie- en beroepskeuze en/of aanmelding voor de leerwerkprojecten. Op 1 november is het jaarlijks arbeidsmarktevent van het programma georganiseerd in de sporthal van DeetosSnel. De rode draad in het programma waren de pitches in het kader van de open call. Voor de beoordeling van deze pitches was een zg. Dreamteam van jongeren samengesteld. De jongeren van dit team waren zelf werkzoekend en zijn door Hi5 in de aanloop van het event begeleid en getraind voor hun rol. Succesvol netwerken was een onderdeel van de training. Deze vorm van empowerment heeft ertoe geleid dat de jongeren van het Dreamteam kort na afloop van het event een baan hadden gevonden of een studie zijn gaan volgen. De boodschap talent benutten hebben zij direct in praktijk gebracht. Jongeren, politici en vertegenwoordigers van scholen en bedrijven spraken tijdens het event met elkaar over alles wat te maken heeft met jongeren, opleidingen, werk en bestrijding jeugdwerkloosheid in de Drechtsteden en Gorinchem. Ook dit jaar keken de deelnemers terug op een inspirerende bijeenkomst waar men volop kon netwerken. De organisatie en invulling van dit event was een coproductie van het programma Arbeidsmarktbeleid en Hi5. De catering is verzorgd door het leer- werkbedrijf Turkeys Delight. Jongeren van het leerwerkbedrijf DaVinci Media zorgden voor live-beelden tijdens het event. Voor een overzicht van alle georganiseerde bijeenkomsten verwijzen wij naar onze website www.dordtwerkt.nl 4.3 Veranderopgave Leerwerk- en Werk naar Werkbedrijven Voor de overheid ligt er een verbinding naar de werk-naar-werk bedrijven, om potentiële kandidaten met een uitkering op een beschermde manier (weer) naar werk te geleiden. Ook kan het zijn dat op deze manier zij-instromers naar nieuwe kansen wordt doorgeleid. Op kleine schaal geeft het werknaar-werk bedrijf op deze wijze aan mensen zonder perspectief uitzicht op werk en daarmee deelname aan de maatschappij. Probleem blijft het rond krijgen van financiering. Het is moeilijk om het bedrijfsleven zo ver te krijgen dat zij geheel zelfstandig dit soort initiatieven willen en kunnen financieren. Dit vindt men zeker voor een groot deel een taak van de overheid. Het bedrijfsleven is wel in toenemende mate bereid werkzoekenden via dit soort constructies een kans te geven, mits zij minimaal over basisvaardigheden beschikken en de juiste attitude om te werken (motivatie, verantwoordelijkheid, op tijd komen etc.). Hiervoor blijft voorschakeling noodzakelijk. De volgende sectorale leerwerkbedrijven bieden werkzoekenden deze voorschakel mogelijkheid op weg naar een (reguliere) plek op de arbeidsmarkt. • Herbouw: De samenwerking tussen Hans Petri School en BST heeft eind 2012 geresulteerd in de oprichting van Stichting Herbouw. Binnen Herbouw krijgen deelnemers praktische vaardigheden aangereikt op de verschillende disciplines in de bouw. Accent ligt momenteel op stukadoren, schilderen en timmerwerk. Doel van Herbouw is om deelnemers voldoende praktische vaardigheden bij te brengen om regulier werk te vinden. Realisatie van de doelstellingen is afhankelijk van instroom van geschikte kandidaten en beschikbaarheid van voldoende werk zodat jongeren in de praktijk kunnen leren. De marktomstandigheden zijn niet optimaal. De Stichting voert met diverse opdrachtgevers gesprekken om voldoende werk en opleidingsplaatsen te genereren. Er wordt nadere samenwerking gezocht met het Ingenieursbureau Drechtsteden. • MATE (Maritieme ArbeidsTraining en Educatie): er is samenwerking gezocht en gevonden met maritieme bedrijven. Er komt een (opleiding)schip beschikbaar. Na aanpassingen kan het project gaan draaien. Een startsubsidie blijft wel noodzakelijk.
e
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 15
•
•
e
Flex Drechtsteden: Er is een businesscase met plan van aanpak opgesteld en aangeboden aan het college van Dordrecht, vanwege de koppeling aan een motie van de raad van Dordrecht. Voor een pilot in de stad was ongeveer €200.000 benodigd voor één jaar. Na een aanloopperiode kon via dit leerwerkbedrijf 60 werkzoekende per jaar naar de sector T&L worden toegeleid. Het college heeft besloten het plan los te koppelen van de motie. Bekeken wordt of het nog kleinschaliger kan worden opgepakt. Leerwerkbedrijf handel; op dit moment wordt gekeken met diverse partners, of er in de Rietdijkshaven kleinschalig een leerwerk supermarkt (eventueel alleen met verswaren) kan worden gestart. Hiervoor wordt momenteel een plan van aanpak geschreven.
[3 Voortgangsrapportage Programma Arbeidsmarktbeleid, januari 2013]
Pagina 16
Bijlage S4
VOORSTEL DRECHTRAAD CARROUSEL SOCIAAL 5 MAART 2013 Portefeuillehouder H.P.A. Wagemakers Steller J.W.M. Erkens
Datum 17 januari 2013 E-mail
[email protected]
Status behandeling Carrousel informerend Telefoonnummer 0184-495808
Onderwerp
Lokale preventie in de maatschappelijke zorg (Wmo) Voorstel Kennisnemen van bijgevoegde inventarisatie “Lokale preventie in de maatschappelijke Zorg (Wmo)” Bevoegdheid Lokale gemeentebesturen in relatie tot de centrumfunctie van de gemeente Dordrecht. Tijdens de bespreking van het Dordtse beleidsplan in 2012 heeft de Drechtraad aangegeven te willen weten hoe de individuele gemeenten binnen de Drechtsteden de preventie, doorgeleiding en nazorg rond maatschappelijke zorg vormgeven en waar eventueel samenhang en verschillen zitten. Bijgevoegde inventarisatie vormt het antwoord op dit verzoek. Samenvatting Onder de noemer “maatschappelijke zorg” vallen de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9. Centrumgemeente Dordrecht krijgt middelen van het rijk om de opvang en maatschappelijke zorg vorm te geven binnen de regio Zuid-Holland Zuid (14 gemeenten). Daarnaast zijn lokale gemeenten verantwoordelijk voor de preventie (vroegsignalering), doorgeleiding en nazorg. De wijze waarop zij dit doen staat beschreven in lokale Wmo-beleidsplannen. In bijgevoegde inventarisatie is aangeven hoe de individuele gemeenten binnen de Drechtsteden preventie, doorgeleiding en nazorg binnen de maatschappelijke zorg vormgeven en waar eventueel samenhang en verschillen zitten. Toelichting op het voorstel Aanleiding In het Wmo-beleidsplan 2012-2014 van Dordrecht staat beschreven, hoe de zorg en opvang binnen de regio Zuid-Holland Zuid wordt vormgeven. Daarbinnen speelt de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) een belangrijke rol. Het gaat daarbij om ongevraagde bemoeienis met kwetsbare mensen die kampen met meervoudige problemen (waaronder psychische en/of verslavingsproblemen) die onvoldoende zelfredzaam zijn en meestal niet duidelijk om hulp vragen. Tijdens de bespreking van het Dordtse beleidsplan in 2012 heeft de Drechtraad aangegeven te willen weten hoe de individuele gemeenten binnen de Drechtsteden de preventie, doorgeleiding en nazorg rond maatschappelijke zorg vormgeven en waar eventueel samenhang en verschillen zitten. Bijgevoegde inventarisatie vormt het antwoord op dit verzoek. Beoogd resultaat Doel van de OGGz is het vroegtijdig signaleren en beïnvloeden van risicofactoren én beschermende factoren met het oog op het voorkomen en verminderen van uitsluiting en dakloosheid en het realiseren van een aanvaardbare kwaliteit van leven voor kwetsbare mensen. Ook bij deze kwetsbare burgers zal de focus de komende periode liggen op het versterken van de eigen kracht, het versterken van het sociale netwerk en het bieden van zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk bij het “gewone leven”. De meeste signalen met betrekking tot zorg en overlast komen binnen bij het Meldpunt Zorg en Overlast en Huiselijk Geweld van de GGD Zuid-Holland Zuid. De regiogemeenten hebben lokale zorgnetwerken, waarin de signalen (casuïstiek) worden besproken en doorgeleiding plaatsvindt naar een van de deelnemende zorgpartners.
pagina 2 Lokale preventie in de maatschappelijke zorg (Wmo)
Het gaat hierbij veelal om meervoudige problematiek variërend van psychosociale klachten, schulden, eenzaamheid, vervuiling, verslaving en dreigende dakloosheid. De doelgroep wordt vaak aangeduid als (zorgwekkende) zorgmijders. Daarnaast zien we in de lokale Wmo-beleidsplannen, dat de focus verschuift naar preventie, vroegsignalering en doorgeleiding bij enkelvoudige problematiek van kwetsbare inwoners, waarbij het zorgnetwerk nog geen rol speelt. Hierbij is het belangrijk dat problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en opgevangen, opdat het beroep op zwaardere zorg kan worden voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het lokale netwerk van vrijwilligers en/of professionals rondom de hulpvrager. Projecten als thuisadministratie, formulierenbrigade en/of sociaal raadlieden zijn hier voorbeelden van. Tenslotte is ook de nazorg voor mensen die gebruik hebben gemaakt van een regionale zorg- of opvangvoorziening vanuit de centrumgemeente (centrale toegang, dag- en nachtopvang of verslavingszorg) is een lokale taak, die moet voorkomen dat mensen weer terugvallen. Argumenten Niet van toepassing. Kanttekeningen Niet van toepassing. Consequenties Financiële consequenties Niet van toepassing. Personele en organisatorische consequenties Niet van toepassing. Juridische consequenties Niet van toepassing. Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties Niet van toepassing. Advies en draagvlak Dit voorstel is ter kennisgeving. Het gaat om een inventarisatie van lokale preventie, doorgeleiding en nazorg binnen de maatschappelijke zorg (Wmo) wat een lokale bevoegdheid is. Verdere procedure, communicatie en uitvoering Niet van toepassing. Onderliggende stukken Inventarisatie lokale preventie in de maatschappelijke zorg (matrix).
Product
Alblasserdam
Dordrecht
Coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG Preventie huisuitzetting, laatste kans op wonen
Sociaal Platform: gemeente (vz) en GGD (coördinatie) Convenant GGD ZHZ Woonkracht 10 gemeente
GGD ZHZ
Woningvervuiling
Gemeente i.s.m. maatsch. partners Situationeel vanuit Sociaal Platform i.o. Wijk Kinderdijk
Bemoeizorg Sociaal wijk- of buurtteam (pilots AWBZ/VGZ)
Hendrik-IdoAmbacht GGD ZHZ
Papendrecht
Sliedrecht
Zwijndrecht
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
Convenant GGD ZHZ, corporaties, SD
Vagnetoverleg Rhiant/Politie/MEE Drechtsteden/Vivenz
Protocol Samenwerkingsafspr. PHD (basispakket GGD)
via Convenant: GGD ZHZ/Tablis wonen
Door GGD-ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
Coördinatie GGD ZHZ special. team Wonen, opvolging AMW (Vivenz). Kanzo: samenwerking corporaties/wijkcoörd. Zie: boven
Door GGD-ZHZ en sociaal wijkteam Pilot vanuit sociaal programma Wielwijk
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
Zie: boven
i.o. Volgerlanden en/of Krommeweg (Vivenz/vd Dool Thuiszorg)
de Wijk in Regie: Samenwerking brede welzijnsstichting, MEE Drechtsteden en Rivas. Start in Kraaihoek-Noord, Middenpolder/de Kooij. AMW/Crisisdienst Rivas
“Vondel” SWS, Rivas, Vitalis en MEE Drechtsteden
Kanzo en n.n.t.b.
AMW/Crisisdienst Rivas en Diaconaal MW n.v.t.
Beide door Vivenz
Sociaal Raadslieden (Stichting Welzijnswerk) en Hulp bij Thuisadministratie
Gemeente, Humanitas en ouderenbonden (Via SWOZ)
Yulius de Reling (Pakketmaatregel)
Leger des Heils Huiskamer (Boshartkamer) en Walburg
Algemeen maatschappelijk werk (AMW) en/of crisisdienst Buddyzorg
AMW/Crisisdienst Rivas
Beide door Vivenz
Beide door Vivenz
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Sociaal Raadslieden, formulierenbrigade, Hulp bij thuisadministratie
Sociaal Raadslieden Stichting Welzijn Alblasserdam
door MEE Drechtsteden en door Yulius Sociaal raadslieden door Vivenz en Stichting Rechtswinkel.
Bureau Sociaal Raadslieden
Inloopfunctie GGZ
n.v.t.
Geen (wel bij polikliniek Yulius, maar niet lokaal gefinancierd)
Stichting Psychosociale Klankborden
Bureau Sociaal Raadslieden en Hulp bij thuisadministratie SWOP/Brede Welzijnsstichting. St. Algem. Sociaal Fonds Papendrecht Leger des Heils (Bosharthuis)
MEE Drechtsteden
Product
Alblasserdam
Dordrecht
Ouderenadviseur/buurtcoach
Ouderenadviseur Stichting Welzijn Alblasserdam SDD/GGD-ZHZ
Risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod Cliëntondersteuning voor expsychiatrische patiënten Activering Activering en arbeidstoeleiding psychiatrische cliënten Overig
Nazorg ex-gedetineerden
2
Papendrecht
Sliedrecht
Zwijndrecht
Ouderenadviseur (incl. formulierenhulp MEE Drechtsteden) SDD/GGD ZHZ
Hendrik-IdoAmbacht Ouderenadviseur MEE Drechtsteden SDD/GGD ZHZ
Ouderenadviseur SWOP/Welzijnswerk i.o. SDD/GGD ZHZ
Ouderenadviseur Stichting Welzijnswerk (SWS) SDD/GGD ZHZ
Ouderenadviseur SWOZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
GGD ZHZ
n.v.t.
Vivenz
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
MEE Drechtsteden
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Bouman-GGZ
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
De gemeente heeft de mogelijkheid gecreëerd om in zeer specifieke gevallen een financiële regeling te treffen met gezinnen om huisuit-zetting of afsluitingen energie te voorkomen.
o.a. Helpende handen: Samenwerkingsverband Internos, Triviere, Da Vinci College.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Thuisbegeleiding Vivenz, Zichtbare schakel/wijkzuster Aafje en Internos
SDD/GGD ZHZ