Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 2 april 2013 Locatie: Koninklijke Boskalis Westminster N.V., Rosmolenweg 20, Papendrecht Themabijeenkomst voor raads- en collegeleden 17.00-18.00 uur Decentralisaties sociaal domein (landelijk gezien) Er is veel in beweging in het sociale domein. Grote stelselwijzigingen in de jeugdzorg, AWBZ, Participatiewet. De VNG is hierover, namens alle gemeenten, in een onderhandelspositie met het rijk. De heer J. Hamming, voorzitter van de VNG-commissie werk en inkomen, geeft middels een presentatie een toelichting over de opgaven in het sociale domein: - wat de VNG hierin heeft gedaan - wat de VNG gaat doen en - wat er allemaal in combinatie met de transities op de gemeenten afkomt. Het geheel staat onder leiding van mevrouw A. Burger. 18.00 -19.00 uur
Gezamenlijke maaltijd
19.00-19.30 uur
Fractieoverleg Wilt u in verband met de logistieke organisatie uiterlijk 26 maart a.s. doorgeven of u met uw fractie vergadert? Dit kunt u doen via
[email protected].
19.30-19.45 uur
Vanuit Boskalis zal een korte toelichting over het bedrijf worden gegeven.
Carrouselvergaderingen voor raadsleden MIDDELEN 19.45-21.45 uur
Transitieplan I&A Drechtsteden (informerend) Bevoegdheid: Drechtraad De regionale samenwerking in de Drechtsteden is gebouwd op gezamenlijke ambities. Ambities die in gezamenlijkheid zijn uitgesproken over bijvoorbeeld economische bloei en over het op orde houden van ons sociaal voorzieningenniveau. Over de kwaliteit van onze dienstverlening aan inwoners en bedrijven en over het als professionele organisaties te kunnen samenwerken met strategische partners. In deze ambities speelt informatie- en communicatietechnologie (ICT) een steeds grotere rol. ICT is randvoorwaardelijk voor de impulsen die de regio op economie, dienstverlening, voorzieningen en partnerschap heeft uitgesproken. Het Transitieplan I&A Drechtsteden bevat een integraal voorstel, inclusief kredietaanvraag, voor het op orde houden van de I&A-dienstverlening binnen de Drechtsteden. Portefeuillehouder: H. Mirck Bijlage M1: - Voorstel Transitieplan I&A Drechtsteden - Transitieplan I&A Drechtsteden* - Concept-raadsbesluit* Voorzitter: C. Moorman Griffier: M. van Hall
SOCIAAL 19.45-21.45 uur
Initiatiefvoorstel VVD inzake startersbeurs arbeidsmarkt (opiniërend) Bevoegdheid: Drechtraad In de Carrousel Sociaal op 5 maart jl. is een eerste keer over dit initiatief gesproken. Afgesproken is dat de VVD het voorstel verder zou uitwerken en dat het nieuwe voorstel zal terugkomen in de Carrousel. Bijgaand treft u dit aan. Tijdens de Carrousel zullen de verschillen met het eerdere voorstel door de indieners duidelijk worden aangegeven. Bijlage S1: - Aangepast initiatiefvoorstel
-2-
Programma Drechtstedendinsdag avondgedeelte d.d. 2 april 2013 Locatie: Koninklijke Boskalis Westminster N.V., Rosmolenweg 20, Papendrecht Portefeuillehouder: E. van de Burgt Voorstel vanuit de Klankbordgroep particiaptiewet (opiniërend) Bevoegdheid: Drechtraad Tijdens de Drechtraad op 5 maart jl. is door mevrouw A. Burger mondeling een voorstel vanuit de Klankbordgroep partcipatiewet aangekondigd. In bijgevoegd stuk wordt voorgesteld: 1. Over te gaan tot het instellen van een adviescommissie sociaal domein, waarbij zoveel als mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de samenstellingsvorm van de agendacommissie en auditcommissie van de regio Drechtsteden. 2. Bij instellen van een adviescommissie sociaal domein gelijktijdig de Klankbordgroep partcipatiewet te ontbinden Bijlage S2: - Voorstel vanuit de Klankbordgroep partciaptiewet Decentralisaties in het sociale domein (Drechtstedelijk gezien) (informerend) Bevoegdheden decentralisaties: lokaal en regionaal Zie toelichting bij de themabijeenkomst. Tijdens de Carrousel informeert de heer H. Wagemakers u over de bijdrage die de Drechtsteden kunnen leveren aan deze opgaven. Portefeuillehouder: H. Wagemakers Voorzitter: M. Pater Griffier: B.C.A. Poiesz
* Deze stukken zijn te vinden via www.drechtraad.nl / Drechtstedendinsdag, de stukken. 21.45-22.15 uur
Drechtraad Zie agenda en bijbehorende stukken Drechtraad.
22.15 uur
Sluiting met een hapje en een drankje
Bijlage M1
VOORSTEL DRECHTRAAD CARROUSEL MIDDELEN 2 APRIL 2013 VOORSTEL DRECHTRAAD CARROUSEL MIDDELEN 14 MEI 2013 VOORSTEL DRECHTRAAD 11 JUNI 2013 Portefeuillehouder H.L.J. Mirck
Datum 12-03-2013
Status behandeling Carrousel 2 april Informerend 14 mei Opiniërend
Steller M.J.A. van Bijnen
E-mail
[email protected]
Telefoonnummer 078-7703935
Onderwerp
Transitieplan I&A Drechtsteden Voorstel 1. Instemmen met het Transitieplan I&A Drechtsteden en de daarin gehanteerde uitgangspunten. 2. Een krediet beschikbaar stellen van € 14.844.000,- voor het realiseren van investeringen binnen de ICT-functie, zoals opgenomen in het Transitieplan I&A. 3. Ten aanzien van de dekking van de eenmalige inhaalafschrijvingen van € 4.100.000,- besluiten dit te betrekken bij het bestemmingsresultaat GRD 2012. Deze kosten maken geen onderdeel uit van de onder 2 genoemde kredietaanvraag. Bevoegdheid Drechtraad (art. 7 GrD). Samenvatting Het Transitieplan I&A Drechtsteden bevat een integraal voorstel, inclusief kredietaanvraag,voor het structureel op orde houden van de I&A-dienstverlening binnen de Drechtsteden. Hiermee wordt geïnvesteerd in de huidige en toekomstige dienstverlening van de gemeenten aan hun inwoners en bedrijven. Toelichting op het voorstel Aanleiding De regionale samenwerking in de Drechtsteden is gebouwd op gedeelde ambities. Ambities die in gezamenlijkheid zijn uitgesproken over bijvoorbeeld economische ontwikkeling en over het op orde houden van ons sociaal voorzieningenniveau. Over de kwaliteit van onze dienstverlening aan inwoners en bedrijven en over het als professionele organisaties samen kunnen werken met strategische partners. Bij deze ambities speelt informatie- en communicatietechnologie (ICT) een steeds grotere rol. ICT is randvoorwaardelijk voor de impulsen die de regio op economie, dienstverlening, voorzieningen en partnerschap heeft uitgesproken. De afhankelijkheid van deze ICT voor onze vitale bedrijfsprocessen is groter geworden dan wij enkele jaren geleden hadden kunnen vermoeden. Ook het belang van informatie heeft een enorme sprong genomen. Informatie vormt voor ons steeds meer de grondstof voor onze processen en producten. Ook de omgeving waarin onze medewerkers hun taken uitvoeren verandert. Wij maken steeds meer onderdeel uit van ketens en moeten daarin in staat zijn informatie te genereren en te delen. Het is een grote opgave om met ons organisatienetwerk mee te gaan in deze ontwikkelingen en de ICT daartoe als middel optimaal in te vullen. Het Shared Service Centrum Drechtsteden en de regionale I&A-functie bestaan sinds 2008. Op basis van destijds afgesproken uitgangspunten is het SCD praktisch aan de slag gegaan en is werkende weg invulling gaan geven aan de opdracht voor het shared service concept op basis van een aantal uitgangspunten. Inmiddels zijn er veel ervaringen beschikbaar, evenals uitgevoerde evaluaties en memo’s over actuele uitdagingen. We zijn trots op wat er is gerealiseerd, maar beseffen goed dat het nu tijd is voor een nieuwe fase waarin nieuwe normen van toepassing zijn op de I&A-functie van de
pagina 2
Drechtsteden. De I&A-functie omvat het geheel van taken, verantwoordelijkheden, afspraken en functionele (software) en technische onderdelen (hardware en infrastructuur) die moeten worden uitgevoerd om de informatisering en automatisering vorm te geven, zowel bij het SCD, de GRD als de deelnemers. Om daarmee de continuïteit van de primaire processen van de klantorganisaties te kunnen blijven garanderen en een goed toekomstbestendig fundament te leggen voor de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening, de randvoorwaarden voor economische ontwikkeling, het kunnen blijven bieden van sociale ondersteuning en het kunnen participeren in ketens en strategische partnerships. Daartoe is het Transitieplan I&A Drechtsteden opgesteld. Beoogd resultaat Met dit plan wordt beoogd te investeren in de huidige en toekomstige dienstverlening van de gemeenten. Door het structureel op orde houden van het ICT-fundament kan de goede gemeentelijke dienstverlening ondersteund blijven en worden randvoorwaarden ingevuld voor het realiseren van inhoudelijke ambities, bedrijfsprocessen en ontwikkeling van de organisaties. Argumenten Het ‘nieuwe normaal’ Er is sprake van een tijdsgewricht waarin de druk vanuit de klanten en ontwikkelingen vanuit de rijksoverheid snel toenemen (ongeduld over uitgestelde invoering van gewenste ontwikkelingen en wettelijke verplichtingen) in combinatie met en elkaar steeds sneller opvolgende technologische ontwikkelingen. Zo stelt de rijksoverheid steeds hogere eisen aan de informatievoorziening bij én vanuit gemeenten aan burgers en bedrijven, Dit is een logische (en deels maatschappelijk geïnitieerde) ontwikkeling, maar het is goed te beseffen dat tegenover deze nieuwe eisen, geen directe financiële baten staan. Dit alles vraagt daarom ook een concrete inhoudelijke koers/richting. De noodzaak van investeringen ligt daarmee niet alleen in het ‘technisch’ kunnen blijven ondersteunen van de dienstverlening aan onze inwoners. ICT is niet langer een technisch hulpmiddel maar een fundamentele factor voor de effectiviteit van onze organisaties. Ook voor onze beleids- en uitvoeringsopgaven is een adequate ICT-omgeving geen ambitie maar simpelweg een noodzaak. De invoering van de Participatiewet, de decentralisaties binnen het sociale domein, de doorontwikkeling van het organisatienetwerk, de steeds grotere rol van strategische allianties, kunnen alleen worden gerealiseerd als de uitvoeringsorganisaties optimale effectiviteit binnen hun bedrijfsvoering kunnen behalen en technisch in staat zijn om de gevraagde dienstverlening te leveren en (keten-)processen te kunnen ondersteunen. Een kwalitatief hoogwaardige ICT-omgeving is daarbij randvoorwaardelijk. Een I&A-functie met daarbinnen een passende ICT-omgeving die dit alles mogelijk maakt, is geen luxe, maar is veel meer te beschouwen als het ‘nieuwe normaal’. ICT zal aan belang winnen en dus ook een groter deel van de kosten en capaciteit bepalen. De baten in relatie tot deze investeringen/kosten zullen in andere onderdelen van de Drechtsteden en de GRD gevonden moeten worden. Bij de eerste en tweede bestuursrapportage van 2012 is het dossier rondom de I&A-functie al als risicovol benoemd. Om een compleet en onderbouwd voorstel aan uw bestuur en raad te kunnen voorleggen heeft de afgelopen maanden een grondige analyse van de ICT-functie plaatsgevonden met een verificatie door een externe partij. Nu weten we tot in detail en onderbouwd waar we staan. Samenvattend kunnen we zeggen dat we een volgende stap moeten zetten in volwassenheid en een structureel fundament moeten leggen voor de huidige én toekomstige Drechtstedelijke dienstverlening. Fundamentele verschuiving van ICT De rol van ICT in organisaties is de afgelopen jaren fundamenteel veranderd. Was ICT voorheen vooral een technisch middel om onze processen zo efficiënt mogelijk in te richten, inmiddels is het een domein dat een duidelijke toegevoegde waarde biedt aan de gehele organisatie. Van een ondersteunende infrastructuur naar een volwassen onderdeel waarop een groot deel van onze dienstverlening draait maar dat ook randvoorwaardelijk is voor inhoudelijke ambities van onze regio. ICT is daarmee nog steeds geen doel op zich, maar het is wel de achilleshiel van een organisatie. Een deel van de I&A-functie is in 2008 geconcentreerd in het SCD met de kennis van toen. De snelheid van technische ontwikkelingen neemt toe, terwijl onze hardware, software, capaciteit en financiële middelen daar onvoldoende op zijn toegesneden. Gevolg is dat we in toenemende mate prestatieproblemen hebben én krijgen en onvoldoende kunnen inspelen op veranderende eisen van onze inwoners. Om het goed functioneren van onze organisaties te kunnen blijven garanderen is een grote stap te maken om de IT-infrastructuur toekomstbestendig te maken.
pagina 3
Veel gerealiseerd binnen omvangrijke opdracht Het SCD is in 2008 gestart met een omvangrijke opdracht in de vorm van het programma Informatisering, Processen en Automatisering (IP&A). Dit programma richtte zich op het op orde krijgen van de (gezamenlijke) onderdelen van de I&A-functie van de Drechtsteden. Bij centralisatie van de meeste I&A-taken vanuit de gemeenten aan het SCD zijn synergievoordelen gerealiseerd: - gebouwonafhankelijk werken is mogelijk gemaakt door invoering van het GRID - het aantal gebruikte applicaties is teruggebracht met 70% - een regionaal rekencentrum is ingericht - minder lokale kwetsbaarheid op de I&A-functie - schaalvoordelen bij onderhandelingen met leveranciers. Dit heeft geleid tot financiële voordelen ten opzichte van de situatie dat iedere gemeente voor zich had moeten investeren en beheren. We zijn echter op een omslagpunt terecht gekomen en staan voor belangrijke investeringsbeslissingen over de toekomstige I&A-functie. Investeringen in technologie onvermijdelijk Zelfs in deze tijden van bezuinigingen moeten we als lokale overheden investeren in technologie. Kijkend naar ICT-budgetten zien we dat dit vooral draait om investeringen, afschrijvingstermijnen, onderhoudsbudgetten, personeelbudgetten en dergelijke. Als overheden moeten bezuinigen is het uitstellen van investeringen c.q. korten van het onderhoudsbudget op ICT danwel het verlengen van een afschrijvingstermijn makkelijker dan het schrappen van bijvoorbeeld een subsidie in het sociale domein. Dat is in deze crisistijden begrijpelijk, maar we moeten beseffen dat we daarmee grote risico’s lopen: 1. Risico’s binnen de dienstverlening Inwoners accepteren niet langer dat zij op vaste openingstijden naar het gemeentehuis moeten komen. Mensen willen op elk moment via hun PC, tablet of mobieltje toegang kunnen krijgen tot de gemeentelijke dienstverlening. De 24/7-maatschappij laat zich niet remmen door openingstijden van gebouwen. De harde werkelijkheid is dat wij deze trend nauwelijks bij kunnen houden met de huidige technologie en onderliggende technische infrastructuur vanwege de krappe ICT-budgetten. 2. Risico’s in de bedrijfsprocessen Hardware en software gaan niet oneindig mee. Dertig procent van de systemen en apparaten zou eigenlijk elk jaar vernieuwd moeten worden. Waarom is dat zo belangrijk? Het beste voorbeeld zijn de PC’s op het bureau van de medewerkers, waarvan de prestaties geleidelijk verminderen en worstelen met de verouderde versies van ondersteunende software. Tegelijkertijd is het dataverkeer enorm toegenomen wat de prestaties van de technische infrastructuur enorm beïnvloedt. Ook moeten de computers kunnen communiceren met netwerken van andere organisaties voor de gewenste ketensamenwerking. Als de hardware op de bureaus daarop niet wordt afgestemd, komen de primaire processen van de organisatie in gevaar, wat gevolgen heeft voor de kwaliteit van de dienstverlening én de kosten daarvan. Ook de markt van pakketten is continu in beweging en dwingt ons steeds sneller om met nieuwe versies mee te gaan, omdat oudere versies niet goed meer functioneren, koppelingen aangepast moeten worden en gelieerde software haperingen gaat vertonen. Tenslotte accepteert de leverancier het ‘te ver achterop lopen’ niet meer en stopt met het onderhoud van te oude versies. 3. Kostenrisico’s In een tijd van budgettaire krapte wordt hardware over het algemeen minder vaak vervangen en worden upgrades van software langer uitgesteld. Dit ‘uitrekken van het elastiekje’ kan niet oneindig doorgaan. Er komt een moment dat het elastiekje knapt. En als dat gebeurt, zijn de kosten ineens veel hoger en is de impact daarvan op de primaire processen groot. Een realistisch en eigentijds vervangingsprogramma kan juist hoge ad hoc kosten en risico’s voorkomen. Daarnaast gaat er bij het langer in stand houden van verouderde systemen onevenredig veel tijd zitten in onderhoud en beheer. Medewerkers werken dan niet aan kwaliteitsverbetering maar aan het plakken van pleisters op systemen en apparaten waarvan de technische levensduur eigenlijk al verstreken is. Dit is zeer inefficiënt. De geschetste risico’s herkennen we heel duidelijk in de huidige staat van de I&A-functie binnen de Drechtsteden. Twee jaar geleden heeft het bestuur fors ingezet op de kwaliteit van de bedrijfsvoering binnen de GRD en ook van het SCD. Na vervanging van het toenmalige management van het SCD en de CIO werd duidelijk dat er binnen de I&A-functie problemen waren. Vanaf dat moment is continu ingezet op een doorlichting van het I&A-domein aan de kant van het SCD en is veel werk verzet om de onderste steen boven te krijgen in dit zeer complexe dossier. Conclusie is dat onze hardware, software, capaciteit (kwantiteit en op sommige plekken kwaliteit) en beschikbare financiële middelen onvoldoende zijn om de hierboven risico’s weg te nemen. We zijn aan
pagina 4
herijking toe. Dit wordt bevestigd door de grondige analyse die wij hebben uitgevoerd en hebben laten verifiëren en laten vergelijken door PwC met andere soortgelijke organisaties. Van evaluatie naar huidige verbetervoorstellen: het proces tot nu toe Evaluatie SCD en Realisatieplan SCD In juni 2011 stelde het Drechtstedenbestuur het document Evaluatie SCD: ‘evalueren om door te ontwikkelen’ vast, inclusief de daarin geformuleerde veranderopgaven. Met deze evaluatie, opgesteld door PwC, was beoogd om drie jaar na de start van het SCD, terug te kijken naar wat was bereikt en lessen te trekken voor de toekomst. De evaluatie heeft geresulteerd in een opdracht aan de portefeuillehouder Organisatie tot het opstellen van het Realisatieplan, dat in november 2011 is behandeld in het Drechtstedenbestuur en waarin de veranderopgave ‘doorontwikkeling van het SCD’ is uitgewerkt. Onderdeel daarvan was de zogenaamde ‘Fijnstructuur’. Fijnstructuur en OR-aanvraag Bij de evaluatie is geconstateerd dat de procesketens niet helder waren en er onduidelijkheid bestond over taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast was het, door het gebrek aan inzicht in processen, voor het management niet of nauwelijks mogelijk om te sturen op resultaten. Heldere, goed lopende en meetbare processen staan aan de basis van het sturen op resultaat, efficiëntie en duidelijkheid over rollen en taken. Om deze reden zijn alle processen van producten en diensten die het SCD aan haar klanten levert – ook binnen de afdeling ICT- in 2012 opnieuw tegen het licht gehouden. De afdelingen – op ICT na - zijn opnieuw ingericht. De afdeling ICT van het SCD (hierna te noemen SCD-ICT) is de laatste afdeling waar de fijnstructuur moet worden geïmplementeerd. Het Transitieplan biedt daarvoor een onderbouwde basis.
Lessen uit het verleden Hebben we nu in het verleden verkeerde besluiten genomen? Nee, dat vinden wij niet. Met de kennis van toen zijn bij de start in 2008 door bestuur en raad op dat moment met de inzichten van toen logische besluiten genomen en is veel bereikt. De wereld van ICT is sinds die tijd echter dusdanig veranderd dat het voor gemeenten moeilijk is gebleken de ontwikkelingen bij te benen. Landelijke benchmarks laten zien dat de ICT kosten per inwoner behoorlijk zijn gestegen. Deze stijging is aan de orde in de periode dat juist ook de crisis een grote impact heeft op de bestedingsruimte van onze organisaties. Investeringen zijn noodgedwongen uitgesteld en daarvan zien we nu het effect. Na een grondige analyse (waarbij de zijde van de andere dochters en deelnemers zelf niet tot in detail is onderzocht), kunnen we specifiek voor onze organisatie een aantal verklarende factoren benoemen en kwantificeren. •
•
Bij de start van het SCD is een voorschot genomen op destijds verwachte rendementen. Inmiddels weten we dat bij een grote operatie als het opzetten van een servicecentrum, de kosten in de eerste fase juist fors voor de baten uitgaan en onder de nullijn uitkomen, om pas later positieve effecten te kunnen brengen. Er konden onvoldoende noodzakelijke investeringen worden gedaan omdat de positieve effecten al waren ingeboekt. Er is nu een grote inhaalslag nodig om op een structureel toekomstbestendig ICT en dienstverleningsniveau te komen. Al jaren heeft het SCD veel meer applicaties ondersteund en beheerd dan bij de start van het SCD was geïnventariseerd en begroot. Aan de klanten is op verzoek veel maatwerk geleverd. Het SCD
pagina 5
•
•
werkte in feite meer ‘klantgezwicht’ dan klantgericht. Dit heeft gevolgen gehad voor de inzet van capaciteit en middelen. Achteraf gezien is er te veel ondersteund, te weinig ingezet op uniformering en standaardisatie en is gewerkt met een te laag budget om door te kunnen ontwikkelen. Begrijpelijk, maar onwenselijk voor de toekomst. Een deel van de capaciteit wordt op dit moment ingezet voor het operationeel houden van verouderde apparatuur. Apparatuur die nog niet vervangen kan worden in verband met de destijds gekozen (lange) termijnen voor afschrijving en vervanging. Organisatorisch is het lastig geweest de rol- en taakverdeling helder te krijgen tussen SCD enerzijds en gemeenten en gemeenschappelijke regelingen als eigenaar en klant anderzijds. Ook de interne taakverdeling tussen SCD en de Chief Information Officer (CIO) is lange tijd niet helder genoeg geweest.
Basisprincipes voor ‘het nieuwe normaal’ Om de huidige situatie het hoofd te bieden en een goed fundament voor de toekomst te leggen, moeten we een aantal strategische uitgangspunten hanteren: 1. Uniformering, standaardisering, rationalisatie en flexibilisering wordt maximaal nagestreefd uit oogpunt van bedrijfscontinuïteit en efficiency. 2. Alle niet wettelijke projecten worden pas uitgevoerd bij een positieve businesscase waarin alle kosten en opbrengsten inzichtelijk zijn gemaakt. 3. De klantorganisatie conformeert zich aan Drechtstedenbreed ontwikkeld Informatiebeleid- en strategie én de werkwijzen, applicaties en structuren die nodig zijn om de in het Transitieplan geformuleerde opgave zo efficiënt en effectief mogelijk uit te kunnen voeren. 4. De I&A-functie betreft het hele speelveld en zowel de klanten als GRD, CIO en SCD-ICT hebben hierin een gezamenlijke (investerings)verplichting hun deel van de I&A-functie professioneel in te richten. 5. De regie en uitvoering van taken worden daar gelegd (klanten, intern GRD, SCD-ICT, dan wel extern: outsourcing) waar sprake is van toegevoegde waarde. Mogelijkheden tot (bij)sturing (flexibilisering), duur van de werkzaamheden, continuïteitsvraagstukken en benodigde inspanningen om kennis en kunde op peil te houden vormen daar de criteria voor. 6. De klant is eigenaar, initiator, opdrachtgever en financieel drager van ambitieprogramma’s en projecten en innovaties. 7. Binnen de I&A-functie wordt ruimte in tijd en geld gecreëerd om innovaties na te streven en te initiëren. 8. Het SCD-ICT is geen softwarehuis, daarom wordt niet of nauwelijks zelf ontwikkeld. Eventueel noodzakelijk maatwerk wordt ingekocht en bestaand zelf ontwikkeld maatwerk moet worden heroverwogen (bijvoorbeeld Mid-Office). 9. Bij eventuele uitbreiding van de klanten wordt het ‘sharing’ concept en niet het ‘hosting’ concept toegepast. Helder beeld over de functie van I&A Duidelijk is dat de I&A-functie van de Drechtsteden een tweeledige functie te vervullen heeft, te weten: • Het garanderen van een ongestoorde en adequate ondersteuning aan de bedrijfsvoering bij de klantorganisaties, te realiseren door het organiseren van een up-to-date stelsel aan afspraken (over proces, inhoud en middelen), organisatorische opzet, proactieve houding, basis technische infrastructuur, applicatielandschap en continue optimalisatie hiervan als fundament. • Het naar vermogen ondersteunen bij de realisatie van de ambities van de klantorganisaties. Het in gezamenlijke verbondenheid verkennen en realiseren van innovaties en flexibele oplossingen, waarmee toekomstige ontwikkelingen - extern dan wel zelf geïnitieerd – het hoofd geboden kan worden. Financieel realisme Voorheen dachten wij dat door samenwerking de ICT-kosten aanzienlijk lager konden zijn. Inmiddels moeten we met elkaar concluderen dat ICT als totaal component binnen de bedrijfsvoering niet goedkoper zal worden, omdat ICT voor onze organisatie steeds belangrijk wordt en dat baten steeds meer elders in de organisatie (deelnemers en dochters) vallen in plaats van binnen de bedrijfsvoering van SCD-ICT. Wél zal ICT door onze regionale samenwerking altijd goedkoper zijn dan de som der afzonderlijke delen. Eenmalige en structurele financiële correcties zijn nu nodig om de reguliere dienstverlening op peil te houden én om een fundament te leggen voor toekomstige opgaven. Hiermee wordt de door de Drechtraad en het Drechtstedenbestuur gekozen lijn van ‘nieuwe bedrijfsvoering’ bekrachtigd. Dit betekent een solide, degelijke manier van begroten waarin financieel realisme centraal staat. Dit betekent ook dat we een einde maken aan in het verleden gekozen uitgangspunten die in de huidige tijd niet meer realistisch zijn.
pagina 6
Fasering in de opgave De transitie start in 2013 met de onvermijdelijke ICT-projecten en wettelijke verplichtingen, waaraan we parallel starten met het voorbereiden van de applicatieconsolidatie. Daarna ontstaat ruimte voor projecten die een bijdrage kunnen leveren aan efficiency en kwaliteitsverbetering voor de Drechtsteden. Concreet betekent dit dat we in 2013 starten met het ‘toekomstbestendig fundament’ (niveau 1): • Projecten die wettelijk gezien uitgevoerd moeten worden in 2013 en die geen bijdrage leveren aan de interne bedrijfsvoering van de regio Drechtsteden (categorie A); • Projecten die wettelijk gezien uitgevoerd moeten worden in 2013 en die daarnaast ook een bijdrage hebben aan de interne bedrijfsvoering van de regio Drechtsteden (categorie B); • Projecten die wettelijk gezien uitgevoerd moeten worden maar met mogelijkheid van uitstel tot 2014 of zelfs 2015 (categorie C); • Projecten die geen wettelijke grond hebben maar die wel noodzakelijk zijn voor het op peil brengen/ houden van de interne bedrijfsvoering van de regio Drechtsteden omdat anders stagnatie optreedt in de ontwikkeling (Categorie D). • Projecten die als ‘laaghangend fruit’ kansen bieden voor de regio Drechtsteden binnen,de 1 2 applicatieconsolidatie (Categorie E) ; Aansluitend starten we met de ‘toekomstbestendige dienstverlening’ (niveau 2): • Projecten met grote kansen voor de regio Drechtsteden, op het terrein van efficiency (applicatieconsolidatie (Categorie E); • Projecten die een bijdrage leveren aan kwaliteitsverbetering van producten en dienstverlening voor de regio Drechtsteden, de regionale Projectportfolio (Categorie F). • Deze projectportfolio maakt geen onderdeel uit van de kredietaanvraag die nu wordt gedaan. Ook op dit moment bestaat deze projectportfolio al en deze wordt reeds gedeeltelijk gefinancierd uit een gemeentelijke bijdrage van € 6,50 per inwoner. De gemeenten hebben deze middelen in hun begroting gereserveerd en betreft de bestaande werkwijze. De projecten uit deze projectportfolio zijn wel opgenomen in het bijgevoegde Transitieplan om een compleet inzicht te hebben in de opgave, maar de kosten daarvan zijn niet van invloed op de hoogte van de totale kredietaanvraag. Wat we nog niet in beeld kunnen brengen zijn de benodigde investeringen én opbrengsten van de businesscases van de regionale projectportfolio. Duidelijk is dat voor het uitvoeren van dergelijke projecten (met een positieve businesscase) additionele financiering noodzakelijk zal zijn. Bij het ‘toekomstbestendig fundament’ (niveau 1) zijn geen keuzes te maken. Dit zijn wettelijk verplichte projecten en noodzakelijke technische ingrepen. Bij de ‘toekomstbestendige dienstverlening’ (niveau 2) zijn wel keuzes te maken. Deze keuzes kunnen worden gemaakt op basis van de opgeleverde businesscases. Alleen positieve businesscases worden uitgevoerd, pas nadat daartoe afzonderlijk besluitvorming heeft plaatsgevonden. In het bijgevoegde Transitieplan zijn categorieën verder uitgewerkt. Daarin leest u een toelichting op de per categorie opgenomen onderdelen en de noodzakelijkheid daarvan in wettelijk, technisch en/of kwalitatief opzicht (effectiviteit en efficiëntie van onze dienstverlening). Tevens wordt onderbouwd hoe budgetten worden ingezet ten behoeve van personele kosten, projectkosten en/of businesscases. Consequenties Financiële consequenties Financiële uitgangspunten Bij de financiële uitwerking van het transitieplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Essentieel is het om niet onnodig accounts, werkplekken en applicaties over te hoeven zetten naar de nieuwe omgevingen en deze daarna ook nog te moeten onderhouden op structurele basis. Het continu sturen op volumes binnen de klantorganisaties en het doorvoeren hiervan binnen de SCDorganisatie past in deze tijd. Er zullen zeer strakke afspraken worden gemaakt over de reductiedoelstellingen en de sturing op de beoogde volumes. Daartoe leveren de de klantorganisaties ambities aan (lees reductiedoelstellingen) per ultimo 1 april 2013). • Indien een klantorganisatie de reductiedoelstellingen niet haalt zal de eventueel ontstane rekening bij de betreffende klantorganisatie worden neergelegd (vervuiler betaald). Indien blijkt dat bij de realisatie van het Transitieplan de reductiedoelstellingen binnen de klantorganisaties worden gehaald, zal het restantkrediet worden teruggegeven.
2
Daar waar in het kader van applicatieconsolidatie sprake is van quick winners waarvoor geen grote onderzoeken nodig zijn, zullen deze zoveel als mogelijk al worden opgepakt bij het ‘toekomstbestendig fundament’.
pagina 7
De capaciteit bij het SCD en CIO wordt in evenwicht gebracht met de I&A-opgaven. Dit is inclusief het in behandeling nemen van de ICT projectportfolio die de noodzakelijke vervangingsinvesteringen omvat in verband met achterstallig onderhoud, wettelijke (onvermijdelijke) regionale projecten (beiden niveau 1) en het in behandeling nemen van de regionale projectenportfolio van niveau 2 (géén uitvoering). Bij capaciteitsuitbreiding zal rekening worden gehouden met de toekomstverwachtingen van de I&A-functie in de Drechtsteden (flexibilisering van kosten en capaciteit). • De financiering van de bestaande ICT-projectportfolio (waarin o.a. werkplek migratie Windows 7 + Office, upgrade Oracle database, Citrix etc.) vindt plaats middels een door de raad beschikbaar te stellen krediet (niveau 1). • De financiering van wettelijke regionale projecten (niveau 1) is opgenomen in het Transitieplan. • Kosten voor het kunnen opstellen van businesscases voor projecten uit Categorie F (de ambitieprojecten uit het Regionale Projectportfolio) maken geen onderdeel uit van de kredietaanvraag die nu wordt gedaan. De bestaande afspraak over een gezamenlijke projectportfolio en de dekking daarvan uit lokaal gereserveerde middelen (in totaal €1.700.000) blijft bestaan, met dien verstande dat zoals uit de bijlage blijkt, hiervan jaarlijks €1.400.000 nodig is voor de uitvoering van wettelijke en noodzakelijke projecten (categorie A t/m D). Daarnaast wordt in 2013 eenmalig € 300.000 ter beschikking gesteld waarmee een zichzelf in stand houdend fonds wordt gecreëerd. Vulling van het fonds dient plaats te vinden vanuit de businesscases zelf, die voornamelijk uit de Categorie E projecten voortkomen. Mocht het fonds toch opdrogen door te weinig positieve businesscases zal deze door de deelnemers en dochters opnieuw worden aangevuld tot € 300.000. • De begroting 2013 dient als basis. De actuele begroting 2013 is in januari door de Drechtraad vastgesteld en is daarmee vertrekpunt voor de kostenramingen en (gemeentelijke) bijdragen. Na besluitvorming wordt met de 1e Bestuursrapportage de Begroting 2013 gewijzigd en worden de bijdragen uit het financiële overzicht zoals nu opgenomen in het transitieplan; • Er worden geen kosten geboekt in het boekjaar 2012. Op dit moment wordt de jaarrekening opgesteld en het is niet wenselijk dat besluitvorming over het transitieplan het jaarrekeningproces doorkruist. Bij de jaarrekening wordt wel een bestemmingsvoorstel gedaan, waar nodig/ mogelijk/ gewenst ook over ICT; • Ook voor de meerjarenbegroting is de actuele begroting 2013 de basis. Alle financiële mutaties worden opgenomen t.o.v. begroting 2013, structurele kosten worden doorberekend tot en met 2017; • De vorming van een negatieve algemene reserve is niet zinvol, omdat deze in drie jaar tijd moeten worden aangevuld; • De lasten worden in de begroting afgezonderd van de reguliere SCD-exploitatie • Er worden geen inhaalafschrijvingen gedaan voor de éénmalige migratie (van 8 naar 1). Dat legt nu een te grote druk op de financiën van de gemeenten. Er vinden geen inhaalafschrijvingen plaats voor het rekencentrum en Drechtnet (de afschrijvingstermijn voor bouwkundige voorzieningen blijft 15 jaar, en voor de technische infrastructuur 10 jaar). • Passend bij het huidige financieel realistische beleid is het voorstel om de financiële correctie (de eenmalige inhaalafschrijvingen) in één keer te nemen, evenals het terugbrengen van de afschrijvingstermijnen voor hard- en software, die vervangen moet worden van 5- naar 3 jaar. • Er vinden wel inhaalafschrijvingen plaats voor activa die in 2013 en 2014 worden vervangen en voor "overige" activa waarvan de afschrijvingstermijn wordt teruggebracht van 5 naar 3 jaar. Daarmee kan verouderde hardware en software worden vervangen en actueel worden gehouden. • De inhaalafschrijvingen worden gedaan ten laste van 2013 en naar de boekwaarde per 1 januari 2013; • De afschrijvingen van de nieuwe investeringen vindt plaats in 3 jaar. Afschrijvingen starten per 1 januari van het jaar volgend op de ingebruikneming; • De gehanteerde rekenrente blijft 4%. Een eventueel renteverschil wordtop begrotingsbasis verrekend binnen het ICT-domein. Er wordt geen rente toegerekend aan de investeringen, de rentelasten worden uit het renteverschil gefinancierd. • Berekeningen zijn gebaseerd op huidig inzicht in veroudering en achterstanden in hardware, software etc. Er is uitgegaan van geen toetreding van nieuwe klanten, geen ontvlechting/uittreding en bestaand beleid. • In het financieel overzicht zijn de bij de MPO gepresenteerde achterblijvende frictiekosten voor de GRD door het vertrek van de Veiligheidsregio als klant op ICT verwerkt. • Het kredietvoorstel wordt vastgesteld op de aantallen per 1 januari 2013. •
pagina 8
alle bedragen x € 1.000
2013
2014
2015
2016
2017
Huidige begroting Capaciteit Kapitaal en materieel
€ €
4.200 € 4.100 € 4.100 € 4.100 € 4.100 10.200 € 10.200 € 10.200 € 10.200 € 10.200
Totaal
€
14.400 € 14.300 € 14.300 € 14.300 € 14.300
Toekomstige operationele kosten niveau 1+2 ICT capaciteit niveau 1 capaciteit niveau 2
€ €
5.100 € 5.100 € 5.100 € 5.100 € 5.100 € 100 € 100 € 100 € 100
€ €
6.600 € 8.000 € 8.600 € 7.600 € 7.100 5.500 € 5.600 € 5.900 € 5.900 € 5.900
Totaal ICT
€
17.200 € 18.800 € 19.700 € 18.700 € 18.200
CIO capaciteit niveau 1 capaciteit niveau 2
€ €
Totaal CIO
€
1.000 € 1.100 € 1.100 € 1.100 € 1.100
Totaal ICT + CIO
€
18.200 € 19.900 € 20.800 € 19.800 € 19.300
Extra nodig t.o.v. huidige begroting
€
3.800 € 5.600 € 6.500 € 5.500 € 5.000
Inhaalafschrijving i.v.m. termijn van 5 naar 3 inhaalafschrijving
€
4.100 €
-
€
-
€
-
€
-
€
4.100 €
-
€
-
€
-
€
-
€ € €
3.800 € 5.600 € 6.500 € 5.500 € 5.000 4.100 7.900 € 5.600 € 6.500 € 5.500 € 5.000
kapitaallasten materiële kosten
Totaal Inhaal-kap.last.
Recapitulatie extra nodig structureel niveau 1+2 extra nodig eenmalig Totaal nodig
Noot: -
800 € 200 €
800 € 300 €
800 € 300 €
800 € 300 €
800 300
Eventuele rente-effecten vanaf 2014 zijn nog niet meegenomen in dit overzicht en worden ten laste of ten gunste gebracht van de ICT-begroting.
Toelichting op de kredietaanvraag In het financiële overzicht zijn opgenomen de kapitaallasten van een kredietaanvraag van €14.844.000. Deze kredietaanvraag is gericht op strikt noodzakelijke investeringen tot en met 2014. De totale projecten portefeuille bedraagt € 16.000.000 Hiervan is bij de begroting 2013 van de GRD al € 1.200.000 ter beschikking gesteld. Daarom resteert hier de aanvraag van € 14.800.000. De projecten starten direct na goedkeuring van deze kredietaanvraag en lopen deels tot in 2014 door. ICT Projecten Project Windows 7 en Office 2010 Project Werkplek virtualisatie Project Vervanging werkplek hardware (FAT + Thin) Project Vervanging serveromgeving Project Vervanging van de storageomgeving Project Vervanging van de netwerkapparatuur Randvoorwaardelijke projecten en Tooling Totaal Verkregen krediet, opgenomen in begroting 2013 Resteert voor huidige kredietaanvraag
5.742.000 1.202.000 1.225.000 3.020.000 1.242.000 1.946.000 1.667.000 16.044.000 1.200.000 14.844.000
pagina 9
Naar verwachting worden de eerste projecten in het derde kwartaal 2013 opgeleverd. Dat betekent dat de kapitaallasten voor dit krediet vanaf 2014 gaan starten. E.e.a. volgens onderstaand schema:
kapitaallasten
€
2013 n.v.t. €
2014 3.243 €
2015 5.766 €
2016 5.766
Bedragen x € 1.000
In het Transitieplan is een gedetailleerde opbouw van de kapitaallasten opgenomen. De financiële consequenties van deze kapitaallasten zijn opgenomen in het eerder in deze oplegnotitie opgenomen financiële overzicht. Verwerking ambities klantorganisaties De klantorganisaties hebben aangegeven uiterlijk 1 april hun ambities (lees reductiedoelstellingen) kenbaar te maken inzake het aantal accounts, werkplekken en lokale applicaties. Deze gegevens worden verwerkt in het definitieve kostenoverzicht. Daarmee zullen naar verwachting de totale kosten naar beneden kunnen worden bijgesteld. Er zullen zeer strakke afspraken worden gemaakt over de reductiedoelstellingen en de sturing op de beoogde volumes. De kredietaanvraag die nu wordt gedaan is gebaseerd op huidige gegevens, dus voor ambitiestelling. Indien een klantorganisatie de reductiedoelstellingen niet haalt zal een eventueel extra ontstane rekening bij de betreffende klant worden neergelegd (vervuiler betaald). Indien blijkt dat bij de realisatie van het Transitieplan de reductiedoelstellingen binnen de klantorganisaties worden gehaald, zal het restantkrediet worden teruggegeven. Dekking: concrete voorstellen en aanvullende bestuursopdracht De opgave waar we voor staan is financieel omvangrijk. In deze paragraaf wordt een concreet dekkingsvoorstel geformuleerd. We vinden het belangrijk om daarbij op te merken dat – door de verschuiving van ICT van een technische omgeving naar de reguliere dienstverlening – het steeds moeilijker wordt om lasten en baten direct aan elkaar te verbinden. Investeringen in technologie hebben hun positieve effect op de kwaliteit van de dienstverlening, op de doorlooptijden, op het beperken van risico’s in vitale bedrijfsprocessen, op het efficiënter kunnen organiseren van werkprocessen. Zichtbare voordelen, maar niet eenvoudig direct financieel te verbinden aan de gedane ICT-investering, In het dekkingsvoorstel zijn daarom geen taakstellingen op andere (beleids-)terreinen ingeboekt, maar zijn alleen concrete voorstellen opgenomen die verwerkt kunnen worden in de begroting. Bestuursopdracht ‘sturen op standaardisering en efficiency’ De voorgestelde investeringen stellen wij voor, mede uit de overtuiging dat daarmee kwalitatieve en kwantitatieve voordelen binnen de bedrijfsprocessen van de klantorganisaties te behalen zijn. Zeker ook als uniformering en standaardisering door de klantorganisaties als uitgangspunt wordt ondersteund en daar, ook lokaal, maximale inspanning op plaats vindt. Bijvoorbeeld door het dwingend terugdringen van het aantal applicaties en het ontdubbelen van taken en functies binnen het netwerk. Voorgesteld wordt om harde afspraken te maken over inspanningen per klantorganisatie en deze vast te leggen in een bestuursopdracht van het DSB aan de portefeuillehouder ICT. Waar mogelijk wordt verbinding gelegd met de businesscases zoals deze zijn geformuleerd in het Ontwikkelprogramma Drechtsteden. De bestuursopdracht bevat de volgende elementen: Elke klantorganisatie geeft aan met welke hoeveelheden het aantal lokale applicaties, werkplekken en accounts binnen kan worden teruggedrongen inclusief de daarvoor benodigde termijn. Er zullen zeer strakke afspraken worden gemaakt over de reductiedoelstellingen en de sturing op de beoogde volumes. -
De afgelopen jaren is al fors ingezet op reductie van het aantal applicaties. Het aantal regionale applicaties wordt dwingend substantieel verder teruggedrongen, waarbij eerst wordt gestart met het laaghangend fruit, en vervolgens die applicaties waar de grootste efficiencywinst voor het totale netwerk behaald kan worden. De structurele voordelen hiervan worden inzichtelijk gemaakt en ingezet ter verlaging van de in dit plan opgenomen kosten.
-
Er wordt inzichtelijk gemaakt welke regionale programma’s en processen aantoonbare efficiencyvoordelen hebben van de in het Transitieplan opgenomen en door de raad vastgestelde investeringen. Dit wordt betrokken bij de uitwerking van het Ontwikkelprogramma Drechtsteden en– op basis van businesscases- worden voorstellen gedaan om deze voordelen taakstellend op te leggen, ter verlaging van de in de begroting opgenomen kosten voor ICT.
Over de voortgang van de bestuursopdracht zal in de reguliere p&c-cylus worden gerapporteerd.
pagina 10
Dekking van het Transitieplan Dekkingsvoorstel ICT (bedragen x € 1.000) Incidentele kosten Inzet restant van de lokaal begrote € 6,50 per inwoner voor regionale informatiseringsprojecten Inzet van een deel van het jaarrekeningresultaat GRD of via reguliere bijdrageverordening Extra bijdrage eigenaren Structurele kosten klantorganisaties extra bijdragen van de klantorganisaties
2013 eenmalig € 4.100 €
2013
2014
2015
2016
2017
800 PM PM € 3.800 € 5.600 € 6.500 € 5.500 € 5.000 € 3.800 € 5.600 € 6.500 € 5.500 € 5.000
Dekking van de incidentele kosten: Het is gebruikelijk incidentele kosten te dekken uit incidentele middelen. Voorgesteld wordt om een deel van deze kosten (inhaalafschrijvingen) te dekken uit het restant van de lokaal begrote € 6,50 per inwoner voor de regionale projectportfolio van 2012. De dekking van het restant van de incidentele kosten kan betrokken worden bij het raadsbesluit over het rekeningresultaat GRD 2012. Uw raad neemt, indien u instemt met het Transitieplan, dan ook nog geen besluit over deze eenmalige kosten en de dekking daarvan. De kosten voor de eenmalige afschrijvingen maken geen onderdeel uit van de kredietaanvraag. Toelichting: Bij de behandeling van de Geactualiseerde Begroting 2013 in de Drechtraad van januari 2013 heeft de raad gevraagd om een voorstel hoe om te gaan met eventuele rekeningoverschotten bij de GRDdochters. De centrale vraag daarbij is of deze gelden eerst terugvloeien naar de eigenaren en van daaruit – na lokale besluitvorming – weer ingezet worden ten gunste van de regiobegroting, of dat een positief resultaat van een GRD-dochter al in het rekeningresultaat direct bestemd mag worden ten gunste van negatieve resultaten bij andere onderdelen van de GRD. Deze uitspraak is van invloed op de mogelijkheid om een deel van de kosten direct ten laste te kunnen brengen van een positief rekeningresultaat. Bestemming van het rekeningresultaat is nu nog niet aan de orde en betreft een raadsbesluit. Voor de dekking van het Transitieplan in dit voorstel wordt daarom vooralsnog geen aanspraak gedaan op een eventueel positief rekeningresultaat. Kosten per gemeente en de effecten van de nieuwe kostenverdeelsystematiek Het Drechtstedenbestuur heeft ingestemd met het hanteren van een nieuwe verrekensystematiek per 1 januari 2013. De kosten van dit Transitieplan zullen via deze nieuwe methodiek worden verdeeld over de klantorganisaties als onderdeel van een totale herverdeling van kosten voor SCD-dienstverlening. Daarbij ontstaan voordeelgemeenten en nadeelgemeenten. Omdat de nieuwe ambities (reductiedoelstellingen) van de gemeenten ten aanzien van aantallen accounts, werkplekken en lokale applicaties om het moment van schrijven nog niet bekend zijn, is het nog niet mogelijk om in dit voorstel al een herberekening van de kostenverdeling op te nemen en volledig inzicht te hebben in de effecten van de nieuwe kostenverdeelsystematiek. Hoe om te gaan met deze effecten en de lokale mogelijkheden tot dekking daarvan, wordt in een apart voorstel aan uw raad voorgelegd. Overige klantorganisaties Vanaf 2014 zullen – bij contractverlenging – de kosten inzake de transitie I&A mede toegerekend worden aan RAV en PG&J. Dit is nu niet meegenomen in het overzicht omdat huidige offertes vaste prijsafspraken bevatten. Voor OZHZ kunnen kosten pas worden meegenemen na de contractperiode van 4 jaar. Personele en organisatorische consequenties Formatie Onderdeel van de fijnstructuur is het kwalitatief goed bezetten van de posities in de I&A-kolom en als gevolg daarvan het reduceren van ingehuurde externen op cruciale functies. Naar verwachting zal dit in het 2e en 3e kwartaal zijn volledige beslag krijgen. Deze functies zullen voor een groot worden ingvuld door vaste medewerkers, en daar waar nodig zal met een flexibele schil worden gewerkt. Gedurende de transitie zal een “warme” overdracht door de externen plaatsvinden. Met het uitvoeren van een stevig management ontwikkelprogramma zal ook borging van de veranderingen gerealiseerd worden. Vanwege de complexiteit en achterstallig onderhoud is er voor de fijnstructuur van de I&A-kolom veel tijd nodig geweest. In november 2012 was deze fijnstructuur gereed en zijn twee adviesaanvragen aan de ondernemingsraad verzonden: het herinrichten van de afdeling SCD ICT en het vormgeven van een
pagina 11
CIO Office. Uit metingen vanuit de fijnstructuur en aanvullende vergelijkingen met soortgelijke organisaties uitgevoerd door PWC is naar voren gekomen dat, om te komen tot een adequate dienstverlening, er meer capaciteit nodig is voor de totale I&A-functie (SCD & CIO). Op 8 januari jl. heeft de OR een positief advies gegeven over de voorgenomen organisatiestructuur en formatie. Met de medewerkers is het proces van belangstellingsgesprekken en (voorlopige) plaatsing in de nieuwe structuur gestart (februari 2013). Zowel voor de medewerkers die geplaatst worden als de niet functie volgers (potentiële bovenformatieven) is het van belang om zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben. Deze duidelijkheid kan pas definitief worden gegeven als ingestemd is met het Transitieplan en de middelen voor uitbreiding van capaciteit ter beschikking zijn gesteld. Ondertussen kan al wel gestart worden met de werving van de teamleidersfuncties die nu en ook in de nieuwe organisatie van cruciaal belang zijn en die nu nog voor een belangrijk deel wordt ingevuld door externen. Een besluit over het beschikbaar stellen van de benodigde middelen voor capaciteitsuitbreiding zal de raad op zijn vroegst in mei kunnen nemen. Tot die tijd kan de kanteling naar de nieuwe ICT fijnstructuur en de daarbij behorende procesverbeteringen, evenals de invulling van de cruciale en benodigde functies niet volledig plaatsvinden. Binnen de op dit moment al wel beschikbare middelen (SCDBegroting 2013) wordt – in afwachting van besluitvorming – al wel gestart met de kanteling en invulling van een aantal functies. Toezicht: Een goed toezicht op juiste uitvoering van het transitieplan en de correcte besteding van de daartoe ter beschikking te stellen middelen vinden wij van groot belang. De governance op het plan zal worden ingericht op een zelfde wijze als in het verleden is gebeurd bij het IP&A-programma. De destijds gekozen vorm van toezicht is beoordeeld door PwC en met enkele aanpassingen voldoende passend bevonden. Het toezicht op het transitieplan wordt in lijn met de governance rond destijds het IPA programma opgezet en kent op hoofdlijnen de volgende vier elementen, te weten: • Transitieplan I&A als kapstok; • Betrokkenheid verantwoordelijk portefeuillehouders; na vaststelling van het Transitieplan I&A Drechtsteden in de Drechtraad is er slechts één portefeuillehouder verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan, te weten portefeuillehouder ICT. Deze kan worden ondersteund in de voorbereiding tot vaststelling door de portefeuillehouders Financiën en Organisatie. • Escalatiepaden; • Programmatische uitvoering; • Evaluaties op capacitaire inschattingen voor projecten danwel kwaliteit van uitvoering en in beheername Voor een verdere uitwerking van deze elementen wordt verwezen naar bijlage 5 van het Transitieplan: Uitwerking Toezicht. Juridische consequenties NVT Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties Het onderwerp is een uitwerking van en past binnen de Financiële Strategie van de Drechtsteden (verbeteren bedrijfsvoering). Kanttekeningen De transitie is een zeer complexe opgave. De risico’s als gevolg van deze complexiteit kunnen kostenverhogend werken, maar deze zijn nu nog niet te berekenen. -
De in het Transitieplan voorgestelde doorontwikkeling van de I&A-functie is voor de eerste fase gericht op het realiseren van een toekomstbesteding fundament. Om dit te kunnen doen, dienen ook direct een aantal urgente zaken te worden opgepakt. Tot het moment van besluitvorming door de Drechtraad zijn de mogelijkheden hiertoe nog beperkt. Op dit moment (maart) is de budgettaire investeringsruimte van € 1,2 miljoen reeds volledig aan verplichtingen gekoppeld. Alle projecten die noodzakelijk zijn voor de technische upgrade zijn daarom getemporiseerd en afgehecht en contracten met externe projectleiders zijn stopgezet. Hiermee ontstaan een aantal risico’s: • Uitstel investeringen storage: opslag van meer data niet meer mogelijk, uitbreiding van schrijven technisch niet meer mogelijk (limiet bereikt), uitval van centrale applicaties, scanstraat voor post werkt niet meer, geen back-ups en het niet kunnen uitvoeren van de primaire processen.
pagina 12
Geen nieuwe licenties Microsoft: Support stopt, boetes, werkplekken vallen uit, problemen ontstaan met bedrijfsapplicaties die het primaire proces ondersteunen (GBA, GWS) • Geen investeringen in netwerk: delen van het netwerk vallen uit. • Oracle upgrade stopt: Upgrades niet mogelijk en problemen met Mozaïek, GBA, BAG, AutoCAD, Belastingen, Key2Finance, GWS etc. • Investeringen hardware: projecten en changes niet meer mogelijk voor uitbreidingen (nieuwe servers) door de technische grenzen die zijn bereikt, leverancier heeft de cruciale onderdelen niet meer Naast deze risico’s zijn er ook risico’s van kapitaalvernietiging (weglopen van kennis) en op termijn nog hogere kosten in verband oplopende complexiteit en problemen. •
-
Opmerking verdient dat niet alleen binnen de GRD (en afdeling SCD-ICT en het bureau van de CIO) maar ook aan de kant van de deelnemers en dochters verbeteringen zullen moeten worden doorgevoerd op het terrein van de I&A-functie om deze stap in gezamenlijkheid te kunnen maken. Zo zullen ook de lokale informatiefuncties passend moeten worden ingericht, zullen de nog aanwezige lokale toepassingen geen lacunes meer in de beheerorganisatie mogen bevatten en zal de klantorganisatie een actieve rol in inhoudelijke én financiële zin moeten vervullen bij het opstellen van businesscases en realisatie van projecten.
Advies en draagvlak Alle relevante gremia hebben de gelegenheid gehad hun vragen en opmerkingen te leveren op het concept Transitieplan. Op basis van behandelingen in het PFO Middelen hebben informatierondes plaatsgevonden en zijn opmerkingen verwerkt. Verdere procedure, communicatie en uitvoering De voortgang wordt gemonitord via periodieke audits op de processen en implementatie van het Transitieplan. Gelet op de importantie van het onderwerp en de betrokkenheid van uw Raad daarbij zullen wij via afzonderlijke rapportages uw Raad nader informeren over de voortgang in de kwaliteitsverbetering die we met het Transitieplan I&A Drechtsteden voor ogen hebben. Tevens vindt rapportage plaats via de reguliere P&C-cyclus. Besluitvormingstraject: 24-01-2013 PFO Middelen, eerste behandeling 14-02-2013 PFO Middelen, tweede behandeling 21-02-2013 PFO Middelen, informatiebijeenkomst stand van zaken 04-03-2013 PFO Middelen, derde behandeling 05-03-2013 PFO Middelen, definitieve behandeling 06-03-2013 Drechtstedenbestuur 02-04-2013 Informerende Carrousel Middelen 14-05-2013 Opiniërende Carrousel Middelen 11-06-2013 Drechtraad Communicatie: Omdat deze transitie I&A een grote impact heeft op zowel het SCD, de CIO-office, als de business (lees: deelnemers en dochters van de GRD), er grote investeringen moeten worden gedaan en het van belang is dat er draagvlak en eenduidigheid rondom ingezette koers en prioriteiten is vereist, zal er veel inspanning moeten worden geleverd op het terrein van interne en externe communicatie. Daartoe wordt een communicatieplan opgesteld dat zich richt op een goede ondersteuning van de leden van de Drechtraad, lokale raden, colleges, organisaties en de interne en externe omgeving. Voldoende tijd moet worden geïnvesteerd in goede informatieoverdracht alsmede een zorgvuldig te doorlopen proces. Voor een verdere uitwerking van deze elementen wordt verwezen naar bijlage 6 van het Transitieplan: Uitwerking Communicatie. Onderliggende stukken Transitieplan I&A Drechtsteden Concept raadsbesluit kredietaanvraag
Bijlage S1 Carrousel Sociaal Opiniërende bespreking
Inleiding Het is bekend dat jongeren stevig worden geraakt door de gevolgen van de economische crisis. Voor hen is de kans op betaald werk dat aansluit bij de opleidingsrichting klein. Het aantal baanopeningen is afgenomen, onder andere omdat werkgevers er vaak voor kiezen om ervaren personeel zo lang mogelijk te behouden. Voor ondersteuning komen jongeren vaak niet in aanmerking: omdat zij geen of slechts weinig werkervaring hebben is er geen recht op WW. En als er al recht op WW is dan heeft UWV geen re-integratiemiddelen beschikbaar omdat uitsluitend geïnvesteerd wordt in langdurig werklozen. De toegang tot het laatste vangnet, de bijstand, is met ingang van 2012 aangescherpt. Dit maakt dat jongeren vaak ook niet op ondersteuning van de gemeente kunnen rekenen.
Afbeelding 1: geïndexeerde ontwikkeling Jeugdwerkloosheid (januari 2008=100).
Kijkend naar de ontwikkeling van het aantal ingeschreven werkloos werkzoekenden <27 jaar over de periode 2008-2012 dan valt op dat, na een periode waarin het in de Drechtsteden aanmerkelijk slechter ging dan in het geheel van Nederland, inmiddels de ontwikkeling redelijk gelijk loopt. Aantal NWW <27 jaar 1000 900 800 700 600 500
Aantal NWW <27 jaar
400 300 200 100
ja n11 m rt 11 m ei -1 1 ju l -1 1 se p11 no v11 ja n12 m rt 12 m ei -1 2 ju l -1 2 se p12 no v12
0
Afbeelding 2: Aantal NWW <27 jaar in de Drechtsteden periode 2011-2012
-2Nota bene: uit de meest recente arbeidsmarktinformatie van 21 februari 2013 blijkt dat het aantal bij UWV ingeschreven niet werkend werkzoekenden tot 65 jaar (NWW) in januari 2013 is opgelopen van 6.792 naar 7.327, een stijging van 9%. Een cijfer over de Jeugdwerkloosheid per januari 2013 is bij de indieners van deze nota nog niet bekend. Dit cijfer is niettemin alarmerend, juist omdat we weten dat jongeren relatief zwaar geraakt worden in de werkloosheidscijfers. Kijkend naar het absolute aantal werkloze jongeren valt op dat na een daling in 2011, het aantal werkloos werkzoekenden ultimo 2012 op hetzelfde niveau komt als per januari 2011. Belangrijk is om te beseffen dat het NWW-bestand echter een onderschatting vormt van de werkelijke jeugdwerkloosheid omdat lang niet alle werkloze jongeren als zodanig staan geregistreerd. De aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 bovendien maakt dat veel jongeren niet meer in aanmerking komen voor ondersteuning op het terrein van werk en inkomen. Werkzoekende jongeren die geen recht hebben op ondersteuning zijn uiteraard ook niet verplicht om zich als werkzoekende in te schrijven en zullen dat ook niet doen (zij gaan 'underground'). Hoewel harde cijfers ontbreken is het werkelijk aantal werkloze jongeren dus (veel) groter dan blijkt uit uitsluitend de NWW-cijfers. Het aantal jongeren dat 'underground' gaat zal vanaf 2012 bovendien ook nog eens groter zijn dan in 2011 omdat de wetgeving per 2012 is aangescherpt. Vernietiging van 'human capital' Toen de economische crisis eind 2008 de kop op stak werd door een alliantie bestaande uit de rijksoverheid, lokale overheden, scholen en sociale partners in de vorm van de regionale actieplannen Jeugdwerkloosheid ingezet op het voorkomen en terugdringen van jeugdwerkloosheid. Deze plannen en onderliggende financiering liepen af in 2012 en op dit moment is geen zicht op nieuwe plannen van vergelijkbare omvang. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de economische crisis voortduurt en de jeugdwerkloosheid zowel landelijk als in Europees niveau alarmerend is. We verwachten dat op termijn het absorptievermogen van de arbeidsmarkt zal stijgen ten gevolge van de vergrijzing (vervangingsvraag). We hebben straks iedereen nodig om de economische vitaliteit van onze regio te behouden. We zien echter ook dat werkgevers op dit moment vooral bezig zijn met het overleven van de economische crisis en nog beperkt bezig zijn met de toekomstige vraag naar personeel. Dit geldt nog sterker voor het MKB en dat is bijzonder ernstig omdat juist het MKB de banenmotor van Nederland zou moeten zijn. Het is die toekomstige vraag naar gekwalificeerd personeel die maakt dat alles op alles gezet moet worden om te voorkomen dat kansrijke jongeren van vandaag terecht komen in een situatie van inactiviteit: we weten uit onderzoek dat de afstand tot de arbeidsmarkt zeer snel groter wordt naarmate de werkloosheid langer duurt. Niet investeren in human capital van morgen betekent dus simpelweg vernietiging van dat kapitaal. Toch constateren we dat er op het schaakbord, genaamd de arbeidsmarkt, sprake is van een patstelling waarin werkgevers en overheid wachten wie de eerste zet doet. We kunnen het ons niet permitteren om deze patsstelling te laten voortduren en daarom is de (tijdelijke) inzet van pragmatische en innovatieve instrumenten noodzakelijk. Het instellen van een Startersbeurs Arbeidsmarkt voor jongeren is zo’n instrument. Het voorstel: Startersbeurs Arbeidsmarkt voor jongeren Het concept Startersbeurs is bedacht door de hoogleraar arbeidsmarkt Ton Wilthagen en de jongerenafdelingen van de vakbonden CNV en FNV. Bedoeling was om jongeren een 'kickstart' te geven op de arbeidsmarkt en daarmee de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Verschillende gemeenten (Rotterdam, Den Bosch, Nijmegen, Groningen, Almelo) hebben interesse getoond in dit concept. De gemeente Tilburg echter is de eerste gemeente die het concept al heeft weten door te ontwikkelen tot een instrument dat ook daadwerkelijk inzetbaar is. Den Bosch en Rotterdam hebben inmiddels besloten om het concept zoals dit in Tilburg is opgezet ook daadwerkelijk over te nemen. De Startersbeurs is een financiele regeling die jongeren tot 27 jaar die van school komen, met weinig tot geen relevante werkervaring en door de beroerde situatie op de arbeidsmarkt geen reguliere baan weten te vinden, de mogelijkheid biedt om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en te verbeteren. De starter kan 6 maanden lang in het bedrijfsleven additionele werkzaamheden verrichten en daarmee werken aan competenties en vaardigheden die belangrijk zijn op de arbeidsmarkt én die aansluiten bij zijn of haar opleidingsniveau. De beurs: compensatie van de ‘loon’kosten en een budget van de werkgever voor bijscholing Tijdens deze periode ontvangt de starter van de werkgever een tegemoetkoming van netto 500 euro per maand. Deze tegemoetkoming komt in plaats van een eventuele uitkering (of studiebeurs). Dit bedrag wordt, verhoogd met de reguliere werkgeverslasten, door de gemeente aan de werkgever
-3gecompenseerd. Voor de werkgever is de starter in ieder geval wat betreft de vergoeding dus ‘gratis’ (overigens dient de werkgever wel te voorzien in adequate begeleiding en dat kost uiteraard personele capaciteit). Toch vraagt de Startersbeurs ook van werkgevers een financieel commitment: voor iedere maand die de jongere bij het bedrijf in het kader van de Startersbeurs werkt, bouwt de jongere bij de werkgever een ‘trekkingsrecht’ van € 100,- op, in te zetten voor bij- en opscholing. Na 6 maanden is er dus een spaarpot van € 600,- waarmee de starter bijvoorbeeld een arbeidsmarktrelevante cursus kan volgen (denk aan VCA1 maar ook een presentatietraining of een andere arbeidsmarktrelevante vorm van bijscholing) of wordt een bijdrage geleverd aan het lesgeld indien de starter besluit om toch door te leren. Hiermee wordt de kennis van de Starter uitgebreid en geborgd. Zijn kansen en concurrentiepositie op de arbeidsmarkt worden in feite versterkt door middel van een budget dat hij zelf heeft verdiend door zichzelf daar voor in te zetten. Ontwikkelen en overbruggen De financiële compensatie voor de ‘loon’kosten die de Startersbeurs aan werkgevers biedt maakt het voor werkgevers haalbaar om ook in de huidige financieel krappe tijd, jongeren in het bedrijf op te nemen. In het gunstigste geval neemt het bedrijf de jongere, na 6 maanden alsnog in dienst. Of zet de werkgever zijn eigen netwerk in om de starter te introduceren bij een ander bedrijf. Dat is natuurlijk mooi maar is niet per se het doel. Er wordt nadrukkelijk niet gevraagd om een baangarantie. Het doel lijkt bescheiden maar is in dit economisch tijdsgewricht essentieel: jongeren die nu klaar zijn voor de arbeidsmarkt in staat stellen om die arbeidsmarkt ook daadwerkelijk nu te betreden. Voorkomen dat ze ‘wegzakken’ in passiviteit. De Startersbeurs vormt daarmee enerzijds een instrument dat jongeren faciliteert en uitdaagt zich te ontwikkelen en anderzijds is het een pragmatisch instrument om de huidige problemen op de arbeidsmarkt te kunnen overbruggen. De Startersbeurs helpt jongeren om werkervaring op te doen in de huidige krappe arbeidsmarkt en voorkomt stilstand en uitkeringsafhankelijkheid. De Startersbeurs is dan ook een preventief instrument. Juist dat preventieve karakter maakt dat de Startersbeurs beschikbaar wordt gesteld aan jongeren ‘zonder aanziens des regeling’ : ook jongeren die niet in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering gebruik van kunnen maken. Hoe werkt de Startersbeurs in de praktijk NB deze procesbeschrijving is gebaseerd op de Tilburgse uitwerking waar nu in ieder geval al Den Bosch en Rotterdam op aanhaken en waarop verschillende gemeenten zich thans oriënteren. De VVD vindt dit een aantrekkelijk uitvoeringsmodel omdat hiermee bureaucratie en de inzet van ambtelijke capaciteit zeer beperkt is. Het overnemen van een bestaand uitvoeringsmodel betekent bovendien dat de ontwikkelkosten beperkt kunnen blijven. Hierdoor slaat een groter deel van het budget direct neer in de ondersteuning van de de doelgroep in plaats van te ‘verdwijnen in organisatiekosten’. Een ander voordeel is, zeker in de huidige arbeidsmarkt, dat snel gestart kan worden. Het Tilburgse uitvoeringsmodel voorziet in een website die in opdracht van de gemeente Tilburg in samenwerking met de Universiteit van Tilburg is ontwikkeld door een commerciele partij. Deze website faciliteert het samenkomen van vraag en aanbod (werkgevers en starters) en zorgt voor de financiele afhandeling van de startersbeurs. De geleverde diensten zijn primair aan te merken als arbeidsbemiddeling. De afhandeling van de Startersbeurs vindt volledig digitaal plaats via een website die begin april gelanceerd wordt (www.startersbeurs.nu). Hierdoor is het mogelijk om bureaucratie tot een minimum te beperken. De starter legt zelf contact met een bedrijf waar hij of zij aan de slag kan. De website ondersteunt de jongere hierin met een informatiepakket en door ‘startersbeurs-vacatures’ te presenteren. Als een bedrijf heeft bevestigd bereid te zijn de jongere een plek te bieden worden de afspraken tussen starter en bedrijf met een simpel inschrijfformulier op de website verwerkt tot een digitale leerwerkovereenkomst en kan de starter aan de slag Competenties De Starter wordt uitgenodigd om binnen een maand na aanvang op de website door middel van een competentietest in kaart te brengen hoe zijn of haar competenties zich verhouden ten opzichte van zijn opleidingsniveau. Deze test belicht de 25 competenties die ook gebruikt worden in de SHLkwalificatiestructuren van het regulier onderwijs en spiegelt deze aan concrete werksituaties. Het resultaat is een advies aan de starter over die competenties waaraan hij binnen zijn leerwerktraject aandacht aan zou kunnen besteden. Tijdens de 6 maanden van de Startersbeurs vindt nog twee maal deze test plaats. Echter dan vult niet 1
Veiligheidscertificaat.
-4alleen de Starter maar ook de werkgever de test in. Deze tussentijdse beoordelingen vormen de basis voor voortgangs- en begeleidingsgesprekken tussen werkgever en starter. Als na 6 maanden uit de eindevaluatie blijkt dat de starter zich voldoende heeft ontwikkeld, krijgt hij of zij een certificaat en een referentiebrief van de werkgever. Via de website startersbeurs nu wordt het aanbod aan opleidingen en cursussen in de loop van 2013 bekendgemaakt. De jongere kan bijvoorbeeld met de ervaringen en inzichten die hij tijdens zijn periode bij het bedrijf heeft opgedaan een gerichte vervolgcursus volgen. Dat kan een lichte vorm van een EVC-procedure (erkenning van verworven competenties) zijn, maar bijvoorbeeld ook een cursus presentatietechniek, gesprekstechniek, of sollicitatietechniek. Startersbeurs interessant voor werkgevers Voor werkgevers betekent de Startersbeurs de mogelijkheid om op een laagdrempelige manier kennis te maken met potentieel nieuw personeel. De werkgever krijgt van de gemeente een compensatie die net zo hoog is als de vergoeding die de werkgever aan de starter betaalt. De kosten voor de werkgever zijn daarom zeer beperkt. Ook trekt de Startersbeurs, gezien de voorwaarde dat de starter zelf een bedrijf zoekt, met name actieve en ambitieuze jongeren aan. Een doelgroep die voor veel werkgevers aantrekkelijk is. De regeling zelf vraagt een minimale administratieve belasting van de werkgever. Dat de Startersbeurs voor werkgevers een interessant instrument is blijkt wel uit het feit dat de gemeente Tilburg momenteel dagelijks benaderd wordt door werkgevers met interesse, terwijl de regeling zelf nog niet eens is gestart maar alleen nog maar is aangekondigd. In de bespreking van dit voorstel in de caroussel op 5 maart werd aangegeven dat ‘geld geven aan werkgevers om mensen een plek te bieden’ een kanteling zou zijn van het beleid, omdat het beleid vooral gericht is op het prikkelen van werkgevers om zelf met projecten te komen. Echter, deze opmerking gaat voorbij aan de werkelijkheid waarin ook nu aan werkgevers loonkostensubsidies, werken met behoud van uitkering/proefplaatsingen etc. wordt aangeboden om mensen te plaatsen. De Startersbeurs is in die zin niet anders. Namelijk een regeling die werkgevers financieel prikkelt om mensen, waarvan de gemeente graag heeft dat ze aan de slag gaan binnen te halen. Het enige verschil is de doelgroep zelf. Is de Startersbeurs de oplossing voor de jeugdwerkloosheid? Nee, zeker niet. Het is naar onze mening een illusie om te denken dat de arbeidsmarkt zich laat regisseren. Ook als het gaat om de jeugdwerkloosheid. De Startersbeurs is niet meer dan een tijdelijk instrument waarmee het voor werkgevers makkelijker wordt om ondanks de economische crisis toch nieuwe werkgelegenheid te ontwikkelen waarmee kansen ontstaan voor jonge mensen. Is de Startersbeurs daarmee symptoombestrijding? Absoluut. Maar is dat erg als we daarmee kunnen bereiken dat jongeren ondanks de huidige economische situatie toch perspectief houden? Kunnen we alle jongeren met een Startersbeurs ondersteunen? We stellen niet voor om iedere jongere die thuis zit een Startersbeurs te geven. Dat is onbetaalbaar. Op zich is dat niets nieuws: we beschikken ook niet over voldoende middelen om iedereen in de bijstand van een re-integratietraject te voorzien. Toch is dat geen argument om dan maar niemand meer te re-integreren. Voor de Startersbeurs is dat niet anders. Maar we hoeven ook niet iedere jongere van een Startersbeurs te voorzien. De Startersbeurs is namelijk voor lang niet alle jongeren interessant. Een alleenstaande van 21 jaar bijvoorbeeld heeft in de bijstand al een hoger inkomen en daarvoor hoeft hij of zij geen 32 uur in de week actief te zijn. We verwachten daarom dat de Startersbeurs alleen interessant is voor jonge mensen die geen uitkering willen maar willen investeren in hun loopbaan. Die niet thuis willen zitten maar actief werkervaring op willen doen in de richting van hun opleiding. Een vertrouwde slogan is sociale zekerheidsland is werk boven inkomen. Hier is het werkervaring boven inkomen en voor veel jongeren blijkt dit een hele logische. Het biedt hoop voor de toekomst dat de huidige generatie net-afgestudeerden aspecten zoals zelfverwezenlijking, ambitie en maatschappelijk nut veelvuldig belangrijker vinden dan uitsluitend materiele zaken. Met name ook als het gaat om investeren in de eigen toekomst. Zoals ook zal blijken in de volgende paragraaf. We moeten dus vaststellen dat er waarschijnlijk meer vraag zal zijn dan budget beschikbaar. Dat betekent een budgetplafond. Zeker bij een regeling als de Startersbeurs, waar van de jongeren ook letterlijk wordt verwacht dat zij zelf actie ondernemen is ‘wie eerst komt, eerst maalt’ helemaal geen rare uitkomst. Zitten jongeren eigenlijk wel op die beurs te wachten? Gemiddeld 32 uur in de week aan de slag voor 500,-. Bestaan er wel jongeren die dat willen? Jazeker. De gemeente Tilburg heeft een extern bureau onderzoek laten uitvoeren naar de interesse van jongeren voor de Startersbeurs, juist op dit aspect. Het betrof een zogenaamd ‘peergroup-research’
-5via online media. Jongeren gingen online met elkaar de dialoog aan op facebook, twitter, hyves en internetforums zoals bijvoorbeeld www.fok.nl. Hieronder enkele opvallende uitkomsten.
-6-
Inkoop en aanbesteding Natuurlijk heeft de GRD als publieke organisatie te maken met aanbestedingsregels. Onderzocht moet daarom worden of het wel mogelijk is om ‘eenvoudig’ aan te sluiten bij de Tilburgse uitvoeringspraktijk. Dit geeft immers het voordeel dat er snel kan worden gestart en er bovendien niet of nauwelijks sprake is van ontwikkelkosten. Gelet op de beperkte waarde van de opdracht is het niet nodig om Europees aan te besteden. Subsidiar merken we op dat het hier primair gaat om de dienst arbeidsbemiddeling (niet zijnde arbeidsovereenkomsten, want er is sprake van een leerwerkovereenkomst) en daarom is er sprake van een 2b-dienst zoals beschreven in Bao. Dit betekent dat een directe gunning, zonder een aanbestedingsprocedure mogelijk is. Voor de juridische
-7onderbouwing verwijzen we naar de memo van portefeuillehouder van de Burgt dd. 24 november 2011 waarin wordt onderbouwd waarom het niet nodig was om voor Baanbrekend Drechtsteden een aanbestedingsprocedure te starten. Startersbeurs in relatie tot overige regelingen De Startersbeurs is een aanvulling op de ondersteunende regelingen voor jonge werkzoekenden. Omdat de Startersbeurs wordt uitgevoerd buiten de regels van de Wet Werk en Bijstand (WWB), gaat het om een preventief instrument. De Startersbeurs is voor jongeren die ervoor kiezen om geen uitkering aan te vragen. Daarmee bereikt de gemeente ook jongeren die eerder zijn 'afgehaakt' bij de aanvraag van een uitkering en die daardoor uit beeld zijn geraakt. Omdat de Startersbeurs buiten de regels van de WWB om wordt uitgevoerd is ook het boete- en maatregelenbeleid van de WWB niet van toepassing. Dit leidt tot de vraag hoe wordt omgegaan met verwijtbaar gedrag/tussentijds beeindigen van de werkzaamheden. Belangrijk is om daarbij in kaart te brengen hoe de verschillende spelers zich tot elkaar verhouden. - De Starter sluit een leerwerkovereenkomst met het leerbedrijf (ontwikkelen, leerdoelen, activiteiten, begeleiding, inzet dit vormt de basis voor de vergoeding leerbedrijf starter). - Het leerbedrijf sluit een dienstverleningsovereenkomst met de gemeente (opdracht om de starter te begeleiden – dit vormt de basis voor de vergoeding gemeente leerbedrijf) Hieruit volgt dat de gemeente en de Starter feitelijk geen relatie hebben. De gemeente kan de Starter dan ook niet sanctioneren. Indien er sprake is van verwijtbaar gedrag kan de leerwerkovereenkost (op verzoek van starter of leerbedrijf) per direct worden beeindigd. Omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst is er immers geen ontslagbescherming. In dat geval staakt ook de vergoeding. Betalingen die betrekking hebben op de periode na het staken van de werkzaamheden kunnen privaatrechtelijk als onverschuldigde betaling bij het bedrijf worden teruggevorderd. NB binnen de Tilburgse uitvoeringsvariant is vastgelegd dat het terugvorderen van deze betalingen tot de tweede aanmaning is belegd bij de partij die de regeling uitvoert. NB het per direct kunnen beeindigen van de leerwerkovereenkomst is ook van belang omdat beeindiging soms zeer wenselijk is. Bijvoorbeeld omdat de Starter toch start met een opleiding. Of omdat hij of zij een reguliere baan heeft gevonden die aansluit bij opleiding en ambitie. Kosten van de regeling De kosten van een startersbeurs hangen uiteraard af van de wijze waarop de regeling wordt uitgevoerd. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten van de Startersbeurs in Tilburg weergeven. Kostensoort Startersbeurs incl. werkgeverslasten Hosting webapplicatie Handelingskosten vast Handelingskosten variabel Opvragen KvK Totaal bij 175 beurzen Omgeslagen per beurs
Aantal 175
Stuksprijs € 3.305,76
Totaal € 578.508,00
Jaar Jaar 175
€ 5.000,€ 30.000,€ 125,-
€ 5.000,€ 30.000,€ 21.875
175 175
€ 7,50
€ 1.312,50 € 636.695,50 € 3.638,26
Van belang is voorts te melden de incidentele ontwikkelkosten van de webapplicatie waarmee de Startersbeurs administratief wordt geregeld. Deze kosten bedragen ca € 30.000,- waarvan Tilburg € 5.000,- voor rekening neemt. Wanneer we ook daar rekening mee houden betekent dit per Startersbeurs een totaalbedrag van € 3.666,83. De gemeente Tilburg heeft daarnaast geinvesteerd in het grafisch ontwerp/huisstijl van de Startersbeurs. Dit heeft geresulteerd in een website-format die door andere gemeenten kan worden hergebruikt. Daarnaast kiest Tilburg voor een stevige communicatiecampagne om de Startersbeurs onder de aandacht te brengen van jongeren en werkgevers. Navraag wijst uit dat voor een gemeente die niet zoals Tilburg heeft meegedaan in het ontwikkeltraject van de Startersbeurs kan worden uitgegaan van de volgende kostenstructuur op basis van 100 te verstrekken beurzen:
-8Kostensoort Startersbeurs incl. werkgeverslasten Vaste kosten Handelingskosten variabel Ontwikkeling lokale website Totaal bij 100 beurzen Totaal per beurs
Aantal 100
Stuksprijs € 3.305,76
Totaal € 330.576
Jaar 100
€ 15.000,€ 450,-
€ 15.000,€ 45.000
Eenmalig
€ 1.000,-
€ 1.000,€ 391.567,€ 3915,67
Uitgaande van deze berekening zou voor een bedrag van € 400.000,- 100 jongeren een half jaar lang met een inkomen aan de slag kunnen om werkervaring op te doen. Om de regeling ook onder de aandacht van jongeren en werkgevers te brengen is ook een werkbudget noodzakelijk voor communicatie. Denk hierbij aan informatievoorziening aan MBO/HBO/WO-instellingen gedurende de afstudeerperiodes aangezien zij vaak zicht hebben op het arbeidsmarktperspectief van afstuderende klassen. Dit bedrag moet in verhouding zijn tot de directe kosten van de regeling en daarom stellen we voor om dit bedrag te baseren op 5%, dus € 20.000,-. Dit betekent dus dat het totale benodigde budget voor de regeling € 410.000,- bedraagt. Dekking Het kabinet stelt in 2013 €25 miljoen extra beschikbaar om op regionaal niveau de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Door het budget in één keer uit te keren en niet te verdelen over de jaren 2013 en 2014 kunnen de arbeidsmarktregio’s voortvarend van start. Daarbij wil het kabinet zoveel mogelijk aansluiten bij de werkwijze die tijdens het Actieplan Jeugdwerkloosheid effectief is gebleken. De middelen worden verdeeld op basis van het aantal werkloze jongeren in de regio. Het kabinet noemt als voorbeelden van activiteiten waar de regio’s de extra middelen aan willen besteden onder andere de Startersbeurs. We weten nog niet precies op welk bedrag de Drechtsteden kunnen rekenen. Echter, wanneer we zoals in de brief van het kabinet staat beschreven, uitgaan van het relatief aandeel jeugdwerklozen komen we tot de volgende rekensom: Ultimo 2012 had de arbeidsmarktregio Drechtsteden 1464 NWW-jongeren. Voor heel Nederland waren dat er 71.163. Dat betekent dat een budget van minimaal (1.464/71.163)*25 mln. = € 514.312,mag worden verwacht. Minimaal omdat er een positief risico bestaat dat niet iedere arbeidsmarktregio de volledige middelen krijgt toegekend. We stellen voor om van deze verwachte middelen, € 410.000,in te zetten voor de Startersbeurs.
ESF Het is mogelijk om de directe kosten van de Startersbeurs in te brengen ter verkrijging van 40% cofinanciering vanuit ESF actie A. De middelen die we hierdoor, met een vertraging, uit Europa ontvangen kunnen we inzetten om ofwel bij een positieve evaluatie van de Startersbeurs, het project te verlengen. Het is uiteraard ook mogelijk om deze middelen in te zetten voor andere projecten. Wel gelden de volgende kanttekeningen: a) het huidige ESF-programma loopt in 2013 af. Dit betekent dat slechts de kosten die in het kader van de startersbeurs gemaakt zijn over de periode heden tot oktober 2013 voor cofinanciering in aanmerking komen. In die zin zou het te optimistisch zijn om uit te gaan van 40% realisatie over het totaal van de versterkte startersbeurzen. b) ESF actie A sluit loonkostensubsidies uit als bron voor cofinanciering. Om toch in aanmerking te komen voor cofinanciering is het noodzakelijk dat de vergoeding die de gemeente aan het leerbedrijf uitkeert niet bestaat uit een vergoeding voor de loonkosten, maar als een vergoeding voor het feit dat het leerbedrijf een starter (re-)integreert/ontwikkelt/begeleid. Dat betekent dat de relatie gemeente-leerbedrijf niet is vastgelegd via een beschikking met betrekking op loonkostensubsidie, maar via een gestandaardiseerde dienstverleningsovereenkomst waarmee het leerbedrijf van de gemeente opdracht krijgt om de starter te begeleiden. De vergoeding die het leerbedrijf hiervoor ontvangt heeft per saldo de gemaakte loonkosten weg. Voordeel is wel dat de vergoeding in zijn geheel direct bij aanvang als voorschot betaalbaar kan worden gesteld. Daarmee wordt de realisatie zoals beschreven bij punt a opgehoogd. c) ESF-actie A is formeel gesloten voor nieuwe aanvragen. NB als de Drechtsteden reeds projecten uitvoeren in het kader van actie A is het goed mogelijk om een nieuw project binnen de huidige aanvraag op te voeren en te verantwoorden. Indien nog geen gebruik wordt gemaakt van actie A is het nog steeds mogelijk om aanvragen in te dienen via de ‘reservelijst’. We weten dat het ESFbudget structureel maar voor zo’n 40% wordt uitgenut. Projecten die op de reservelijst worden
-9geplaatst komen om basis van wie het eerst komt, eerst maalt in aanmerking voor het overgebleven budget. De ervaring leert dat een goede kans bestaat om langs deze route alsnog voor subsidie in aanmerking te komen waardoor de kosten aanzienlijk dalen. Een garantie is er dan uiteraard echter niet. De kosten van de Startersbeurs in relatie tot het programma arbeidsmarkt Tijdens de eerste carousselbehandeling van het oorspronkelijke initiatiefvoorstel op 5 maart 2013 werd gesteld dat de Startersbeurs met een budget van € 400.000,- wel erg duur is afgezet tegen het programma arbeidsmarktbeleid, waar met een budget van eveneens € 400.000,- honderden mensen via de lijnen school naar werk, werk naar werk en uitkering naar werk worden geholpen. Dit is echter geen juiste vergelijking omdat hierbij niet is meegewogen dat het programma arbeidsmarktbeleid voor het bereiken van haar doelstellingen direct en indirect gebruik is aangesloten op de inzet van andere middelen. Bij de lijn van uitkering naar werk bijvoorbeeld moet ook meegewogen worden dat de betrokken werkzoekenden een uitkering ontvangen (=inzet gemeentelijke middelen) en gereintegreerd worden (=inzet gemeentelijke middelen). Dit wordt niet bekostigd vanuit het programma arbeidsmarktbeleid maar vanuit de middelen BUIG resp. Participatiebudget. Daarnaast geldt zoals beschreven in de voortgangsrapportage arbeidsmarktbeleid: ‘In de uitwerking zal nauwe samenhang gevonden worden met de 7 investeringslijnen (en voorzien middelen) die zijn neergezet in het regionale uitvoeringsprogramma ‘economie & arbeidsmarkt’ waarover de Drechtraad in oktober 2012 is geïnformeerd. Voorts is een deel van de ambitie 2013 gedekt met restantmiddelen uit het convenant voor de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid. De resultaten op het terrein van arbeidsmarktbeleid hebben anders gezegd vele vaders – en vele financiers. Wanneer we bij deze resultaten ook al deze middelen betrekken ontstaat al een aanmerkelijk genuanceerder beeld. Zeker wanneer men in ogenschouw neemt dat de Startersbeurs niet alleen voorziet in ontwikkeling en begeleiding, maar ook in een inkomen. Meer informatie: 1. Flyer Startersbeurs Tilburg (bijlage) 2. Website (vanaf 28 februari): www.startersbeurs.nu/tilburg 3. Facebook: http://www.facebook.com/StartersbeursTilburg 4. Twitter: @startersbeurs 5. Uitzending RTL Nieuws over de Tilburgse Startersbeurs: bit.ly/13ulljT 6. NRC: http://www.nrc.nl/carriere/2013/02/04/beurs-van-gemeente-voor-werkloze-jongeren-intilburg/ 7. Collegenota, raadsvoorstel en uitvoeringsplan Startersbeurs Tilburg: http://bis.tilburg.nl/besluitenlijst.aspx?lemmaid=48415&zk=startersbeurs#48415 De Drechtraad besluit: 1. In te stemmen met het initiatiefvoorstel van de regiofractie VVD en daarmee specifiek: a) De Startersbeurs in te voeren voor afgestudeerde jongeren tot 27 jaar die niet werken, niet leren en geen uitkering ontvangen. b) Maximaal € 420.000,- beschikbaar te stellen voor de uitvoering van deze regeling en deze kosten ten laste te brengen van de te ontvangen regionale middelen Jeugdwerkloosheid. 2. Het bestuur opdracht te geven om: a) de Startersbeurs inhoudelijk nader te verkennen, uit te werken en ten uitvoering te brengen, vooralsnog voor een periode van 1 jaar, waarbij de Startersbeurs uiterlijk 1 oktober 2013 ook daadwerkelijk voor Starters en Werkgevers beschikbaar is. b) De Drechtraad te informeren over de uitvoering van de regeling, voor 1 oktober 2013 (voortgang) en 1 oktober 2014 (evaluatie)
Bijlage S2
VOORSTEL CARROUSEL SOCIAAL 2 APRIL 2013 VOORSTEL DRECHTRAAD 14 MEI 2013 Steller A. Burger
Datum 13-03-2013
Status behandeling Carrousel Opiniërend
Onderwerp
Voorstel vanuit de klankbordgroep participatiewet Voorstel 1. Overgaan tot het instellen van een adviescommissie Sociaal Domein, waarbij zoveel als mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de samenstellingsvorm van de agendacommissie en auditcommissie van de regio Drechtsteden 2. Bij instellen van een adviescommissie Sociaal Domein gelijktijdig de Klankbordgroep Participatiewet ontbinden. Bevoegdheid Drechtraad. Toelichting op het voorstel In de Klankbordgroep Participatieweg is op 23 februari jl. gesproken over de mogelijkheden voor het opstellen van kaderstellende sturingsindicatoren voor de uitvoering van de Participatiewet en de wijze waarop hierover overlegd kan worden tussen vertegenwoordigers van de Drechtraad en de verantwoordelijke bestuurders en directie. De klankbordgroep vindt de wijzigingen als gevolg van de Participatiewet complex en ingrijpend; voorkomen moet worden dat de Drechtraad op achterstand raakt en dat de afstand tot de voorbereiding en uitvoering te groot wordt. Hetzelfde geldt voor de andere ingrijpende ontwikkelingen binnen het sociale domein, zijnde de transitie jeugdzorg en transitie AWBZ en de wijzigingen die deze binnen de WMO teweeg brengt. Door het gehele palet aan wijzigingen zal er onvermijdelijk de samenhang gezocht moeten worden tussen de verschillende onderdelen binnen het sociaal domein. Het is naar de mening van de klankbordgroep Participatiewet dan ook zeer wenselijk dat de Drechtraad op een meer structurele en gestructureerde manier ten nauwste betrokken wordt bij deze ontwikkelingen. Op dit moment lopen er verschillende werkgroepen vanuit de Raad om de ontwikkelingen in het sociale domein te volgen, waar de klankbordgroep Participatiewet er 1 van is. Binnen de klankbordgroep is oriënterend gesproken over de vorming van een adviescommissie voor het gehele sociale domein, Deze commissie zou vorm gegeven kunnen worden door het instellen van een gremium van vertegenwoordigers van de Drechtraad die de voorbereiding en uitvoering van de wijzigingen in het sociale domein nauwlettend volgen, daarover geïnformeerd worden om samen met de verantwoordelijke bestuurders en de directie periodiek in gesprek te gaan, teneinde advies aan de Drechtraad te geven in het licht van de kaderstellende en controlerende rol van de Drechtraad. Hierbij wordt benadrukt dat er niet op politiek inhoudelijke gronden gehandeld wordt. Verdere procedure Dit voorstel ter kennisname brengen bij de werkgroep transitie Jeugdzorg.
De voorzitter nodigt de leden van de Drechtraad uit voor de openbare vergadering van de Drechtraad die op dinsdag 2 april 2013 bij Koninklijke Boskalis Westminster N.V., Rosmolenweg 20, 3356 LK Papendrecht gehouden wordt van 21.45-22.15 uur. de voorzitter van de Drechtraad, drs. A.A.M. Brok
Concept-agenda Nr.
Cluster
Onderwerp
Stukken (bijlagenr.)
1.
Opening
2.
Vaststelling agenda en mededelingen
3.
Vragenkwartier
4.
Ingekomen stukken Voorstel: Voor kennisgeving aannemen.
- Voorstel (1) - Lijst ingekomen stukken (1a)*
5.
Vaststelling concept verslag Drechtraad 5 maart 2013 Voorstel: Vaststellen van het concept verslag van de Drechtraad op 5 maart 2013
- Voorstel (2) - Concept verslag (2a)**
6.
Drechtstedenbestuur
7.
Wijziging Verordening werk en inkomen Drechtsteden Voorstel: Vaststellen van het 2e besluit tot wijziging van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden.
8.
Rondvraag en sluiting
- Voorstel (3) - Onderliggende stukken (3a)**
* Zie de meest recente lijst van ingekomen stukken op www.drechtraad.nl ** U kunt betreffend onderliggende stuk vinden op www.drechtraad.nl Aanmelden als spreker De leden van de Drechtraad die bij een onderwerp in eerste termijn het woord willen voeren dienen zich tot een kwartier voor aanvang van de vergadering aan te melden bij de coördinerend griffier met vermelding namens wie zij spreken. Aan de hand van de aanmeldingen van sprekers kan bij de vaststelling van de agenda geschoven worden met de benodigde tijd per agendapunt. De leden van de Drechtraad die zich niet hebben aangemeld voor de eerste termijn kunnen alleen in tweede termijn reageren op de woordvoerders in de eerste termijn en geen nieuwe punten inbrengen. Technische vragen vooraf Over alle onderwerpen van het programma van de Drechtstedendinsdagavond kunnen tot een week voor de Drechtstedendinsdag technische vragen worden gesteld via het e-mailadres
[email protected]. Deze worden uiterlijk een dag voor de Drechtstedendinsdag via Bureau Drechtsteden beantwoord. Aanlevering moties en amendementen In verband met een goed verloop van de vergadering wordt u gevraagd digitale teksten van moties (en/of amendementen) op de Drechtstedendinsdag voor 18.00 uur aan de coördinerend griffier via het e-mailadres
[email protected] beschikbaar te stellen, zodat deze klaargemaakt kunnen worden voor projectie en vermenigvuldiging.
concept-agenda Drechtraad d.d. 2 april 2013
Pagina 2
Vragenkwartier Hiervoor kunt u zich tot 5 minuten voor de aanvang van de Drechtraadvergadering aanmelden bij de coördinerend griffier. Spreekrecht carrouselvergadering Na de opening van de carrouselvergadering kunnen burgers elk gedurende maximaal 5 minuten per persoon en met een maximum van 30 minuten voor alle insprekers in totaal, het woord voeren over onderwerpen die op de agenda staan voor die vergadering van de carrousel en, desgewenst, over andere onderwerpen, voor zover de maximale tijd voor de vergadering dat toestaat. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken meldt dit tenminste één dag voor de datum van de carrouselvergadering aan de coördinerend griffier via
[email protected]. Onderwerpen waartegen door sprekers beroep of bezwaar is aangetekend en benoemingen zijn van het inspreekrecht uitgezonderd.
Bijlage 1
VOORSTEL DRECHTRAAD 2 APRIL 2013 Datum 13 maart 2013
Steller A.A. de Klerk-Faro
Telefoonnummer 078-7703959
E-mail
[email protected]
Onderwerp
Ingekomen stukken Voorstel Voor kennisgeving aannemen. Toelichting op het voorstel De ingekomen stukken worden meteen na ontvangst op de website www.drechtraad.nl geplaatst. Op de maandag vóór de Drechtraad wordt de lijst afgesloten om 12.00 uur, waarna de lijst met andere na te zenden stukken op de maandag vóór de Drechtraad via de mail wordt toegezonden. Hiermee wordt bereikt dat stukken die tot kort voor de Drechtraad binnenkomen, nog ter kennis van de Drechtraad worden gebracht. Raadsinformatiebrieven van het Drechtstedenbestuur worden als ingekomen stuk verwerkt. Wel wordt hiervan direct per mail een melding naar de leden en plaatsvervangende leden van de Drechtraad gezonden. Tevens ontvangen de griffiers dit bericht, zodat zij op de gebruikelijke wijze hun raadsleden kunnen informeren. Onderliggende stukken Lijst met ingekomen stukken (laatste versie is te vinden op www.drechtraad.nl/ingekomen stukken Drechtraad/2013).
Bijlage 2
VOORSTEL DRECHTRAAD 2 april 2013 Datum 13 maart 2013
Steller A.A. de Klerk-Faro
Telefoonnummer 078-7703959
Onderwerp
Concept-verslag van de Drechtraad van 5 maart 2013 Voorstel Vaststellen van het concept-verslag van de Drechtraad van 5 maart 2013. Onderliggende stukken Concept-verslag van de Drechtraad op 5 maart 2013.
E-mail
[email protected]
Bijlage 3
VOORSTEL DRECHTRAAD 2 APRIL 2013 Portefeuillehouder E. van de Burgt
Datum 17 januari 2013
Steller Ted Willemsen
E-mail
[email protected]
Telefoonnummer (078)7707018
Onderwerp
Wijziging verordening Werk en Inkomen Drechtsteden Voorstel Vaststellen van het 2e besluit tot wijziging van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden. Bevoegdheid Drechtraad (art.6 of 7 GrD) Samenvatting Op 1 januari 2013 is de Fraudewet in werking getreden. Met deze wet komt de verplichting in de WWB om boeten op te leggen bij het schenden van de inlichtingenplicht. Het Drechtstedenbestuur krijgt de bevoegdheid om bij verrekening van de recidiveboete met de bijstand gedurende ten hoogste 3 maanden de bescherming van de beslagvrije voet geheel of gedeeltelijk niet toe te passen. Na deze periode wordt het eventueel nog resterende bedrag verrekend met 10% van de bijstandsnorm. In een verordening dient de wijze van verrekening te worden vastgelegd. De verordening moet verder worden aangepast aan het vervallen van de mogelijkheid om bij het schenden van de inlichtingenplicht de uitkering tijdelijk te verlagen. Tot slot is op 1 januari 2013 ook de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking getreden. Deze wet vraagt om een aantal wetstechnische aanpassingen van de verordening. Toelichting op het voorstel Aanleiding Op 1 januari 2013 is de Fraudewet in werking getreden. Wie vanaf die datum de inlichtingenplicht niet nakomt, krijgt een bestuurlijke boete opgelegd van 100% van het fraudebedrag. Bij een nieuwe overtreding (recidive) wordt de boete verhoogd naar 150%. De boete moet volledig worden afgelost en mag – behoudens dringende redenen – niet worden kwijtgescholden. Wanneer na het opleggen van de boete een uitkering wordt verleend, moet de boete verrekend worden met de uitkering. De verrekening is momenteel op grond van (al bestaande wetgeving) maximaal 10% van de bijstandsnorm, omdat de klant een wettelijk recht heeft op 90% van de bijstandsnorm. Dit beschermde deel van de uitkering wordt de beslagvrije voet genoemd. De nieuwe Fraudewet geeft het Drechtstedenbestuur de bevoegdheid om bij verrekening van de recidiveboete met de bijstand gedurende ten hoogste 3 maanden de bescherming van de beslagvrije voet geheel of gedeeltelijk niet toe te passen. In een verordening dient deze wijze van verrekening te worden vastgelegd. Maximaal kan dus iemand 3 maanden geen uitkering worden uitbetaald; hij betaalt dan circa € 3.000 af op de recidiveboete. Minimaal – bij volledig toepassen van de beslagvrije voet – krijgt iemand dus 3 maanden 90% van de uitkering en betaalt hij circa € 300 af op de recidiveboete. Na deze periode wordt het eventueel nog resterende bedrag verrekend met 10% van de bijstandsnorm Voor de verrekening van de “eerste” boete is ervoor gekozen de bescherming van de beslagvrije voet volledig in stand te houden. De beslagvrije voet dient verder gerespecteerd te worden wanneer een klant gaat werken en hij een recidiveboete moet betalen. Tot slot, als er na 3 maanden nog een restantbedrag overblijft van de recidiveboete, geldt de bescherming van de beslagvrije voet weer.
pagina 2
Wijziging Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden
Bovenstaande geldt alleen voor de bijstandsboete. Voor de verrekening van de recidiveboete met de IOAW of IOAZ is het Drechtstedenbestuur wettelijk verplicht de beslagvrije voet gedurende ten hoogste 5 jaar niet toe te passen en dus zolang de recidiveboete niet volledig is betaald, geen uitkering te verstrekken in deze periode. Indien een klant aan een andere gemeente een recidiveboete moet terugbetalen, dient in eerste instantie de recidiveboete verrekend te worden overeenkomstig het beleid van de andere gemeente. Op verzoek van de klant kan ook in die gevallen het beleid van de Drechtsteden worden gehanteerd. Voor zover bekend hanteren de meeste gemeenten een hogere verrekeningsnorm, waarbij verder de hoogte van de verrekening afhankelijk is van de hoogte van het bezit van de klant. De verwachting is dat slechts een zeer gering aantal klanten (niet meer dan 50 per jaar) met de verrekening van de recidiveboete te maken krijgen. In het merendeel van de fraudezaken vindt namelijk na constatering van de fraude beëindiging van de uitkering plaats. De verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd vraagt om aanpassing van verordening en beleidsregels. Vanaf 1 januari 2013 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd van 65 jaar (2012) naar 67 jaar (in 2021). Beoogd resultaat Voldoen aan de gewijzigde wetgeving per 1 januari 2013. Argumenten De verordening is in overeenstemming met het wettelijk kader, zodat voldaan wordt aan de verordeningplicht op dit punt. In artikel 5.4 van de verordening (artikel I onder H van het besluit tot wijziging) is bepaald dat ook bij verrekening van de recidiveboete de bestaande bescherming van de beslagvrije voet volledig zal blijven gelden; hoewel de wet er ruimte voor biedt, wordt de beslagvrije voet dus niet verlaagd. Er gaat namelijk niet of nauwelijks preventieve werking uit van de verhoging van de boete en de strenge invordering. Kanttekeningen Het niet gebruik maken van de bevoegdheid tot verlaging van de beslagvrije voet komt niet overeen met de maatschappelijk gehoorde roep om zeer streng op te treden tegen fraudeurs. Het staat ook niet in verhouding tot de strenge invordering bij recidiveboete bij bijvoorbeeld iemand met een IOAWuitkering gedurende maximaal 5 jaar. De maatschappelijke en persoonlijke gevolgen van het inperken van de beslagvrije voet kunnen echter enorm zijn: bij hogere inhoudingen (tot maximaal uitsluiten gedurende 3 maanden) komt een klant al snel in de problemen bij het betalen van zijn vaste lasten, met mogelijk gevolg huisuitzetting of afsluiting van water en energie. Consequenties Financiële consequenties Niet van toepassing Personele en organisatorische consequenties Niet van toepassing Juridische consequenties Niet van toepassing Consequenties voor andere beleidsvelden en organisaties De wijzigingen hebben uitsluitend betrekking op beleidsvelden die tot de taken van de sociale dienst behoren. Advies en draagvlak Op 1 februari jl. adviseerde de regionale Cliëntenraad Wwb Drechtsteden inzake dit wijzigingsvoorstel om bij het opleggen van een boete er rekening mee te houden dat dit niet altijd het gevolg is van bewust gedrag. Het PFO Sociaal onderschrijft in haar advies aan DSB de reactie van de portefeuillehouder aan de cliëntenraad dat de Sociale Dienst Drechtsteden indien fraude wordt geconstateerd, bij het opleggen van de sanctie en de mate daarvan rekening kan en zal houden met mindere verwijtbaarheid, zodat bijvoorbeeld onwetendheid tot een lagere boete kan leiden. Het DSB heeft in haar vergadering van 7 februari het voorstel conform doorgeleid.
pagina 3
Wijziging Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden
Verdere procedure, communicatie en uitvoering Procedure voor de vaststelling van het 2e besluit tot wijziging van de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden: Carrousel : 5 maart 2013 Drechtraad : 2 april 2013 Communicatie: De nieuwe regels publiceren en communiceren richting klanten, o.a. op de website en in de lokale kranten, en voor uitvoerende medewerkers van de SDD opnemen in Schulinck. Uitvoering: De recidiveregels van de Fraudewet beginnen na 1 januari 2013 te tellen. Fraudes van voor die datum tellen niet mee bij het vaststellen van recidive. De eerste recidive is daarom op zijn vroegst in het tweede kwartaal van 2013 te verwachten. Onderliggende stukken - Toelichting wijzigingsbesluit werk en inkomen de - 2 besluit tot wijziging van de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden