Profielwerkstuk Segbroek College in samenwerking met De Haagse Hogeschool
PWS
HAVO
het proces dan ook nauwlettend in de gaten en zullen je daarop ook beoordelen.
Onderwerp
Inleiding
Het onderwerp mag je in principe zelf kiezen. Je kunt ook een onderwerp kiezen van de Haagse Hogeschool (te vinden op hun website). Het grote voordeel hiervan is dat er steun is vanuit een studierichting van de HHS. Het profielwerkstuk krijgt hierdoor meer diepgang en dat resulteert in het algemeen in een beter product.
komt van hoe je straks als HBO-student aan de slag gaat, ga je ook langs op de HHS om instructie te krijgen over het doen van onderzoek en feedback te ontvangen over je eigen onderzoeksvragen.
Begeleiding en beoordeling Jouw PWS wordt begeleid door twee mensen: je mentor en een vakdocent. Je mentor is de hoofdbegeleider en in de meeste gevallen is één van de vakdocenten van het Segbroek te raadplegen als vraagbaak en kan hij/zij sturing geven aan het onderzoek.
Groepswerk
Onderzoek / ontwerp In het eindexamenjaar doe je naast je vakken ook nog een groot onderzoek of ontwerp: het profielwerkstuk (PWS). Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaalwetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. Bij een onderzoek of ontwerp lever je uiteindelijk een product af. Maar minstens net zo belangrijk is het proces. Hoe ben je tot het product gekomen en hoe heb je samengewerkt. Je begeleiders houden
Je doet dit werkstuk met z’n vieren. De periode dat aan het PWS gewerkt wordt, is van september t/m half februari. De tijd die je aan het PWS besteedt, bedraagt 80 slu (studielastuur) Ieder lid van de groep werkt dus 80 uur aan het PWS. Als je dit verdeelt over de periode september t/m februari dan kom je uit op ruim vier uur per week. In je rooster geldt dinsdag de eerste twee uur als vast ingeroosterd PWS-moment en ook de ASU-uren zullen hiervoor gebruikt worden.
Het cijfer dat je voor het PWS krijgt, wordt vastgesteld door je mentor, die zich daarbij ook baseert op het oordeel van de vakdocent. Je mentor kan bij de uiteindelijk beoordeling ook de presentatie aan het eind van 4HAVO laten meewegen. Het PWS-cijfer wordt met het cijfer, dat je in 4HAVO voor maatschappijleer hebt gehaald, gemiddeld tot het combinatiecijfer dat op je cijferlijst komt te staan en meetelt in de slaag/zakregeling.
Tijdspad Bijdrage van de Haagse Hogeschool Het havo bereidt jou voor op een HBO opleiding, zoals bijvoorbeeld op de Haagse Hogeschool (HHS). Een belangrijk onderdeel binnen een HBO-studie is het doen van toegepast onderzoek. Daarnaast werken HBO-studenten regelmatig met elkaar op projectbasis aan opdrachten. De manier van werken van HBO-studenten verschilt op een aantal punten van die van een scholier. Omdat het PWS van alle onderdelen op het HAVO het dichtst in de buurt
Op de volgende bladzijde zie je het tijdspad van het PWS. Dit pad is opgebouwd uit 5 onderdelen die achter elkaar worden afgewerkt. Elk onderdeel wordt in dit boekje uitgewerkt. Boven het pad zie je met pijlen een aantal momenten genoemd waar je iets moet laten zien aan je begeleiders (en je klas) of iets in moet leveren. Schrijf deze momenten alvast in je agenda.
2
Tijdspad Plan van Aanpak 25 september Plan van aanpak schrijven, presentatie voorbereiden week v 21 sept.
2
Inleveren conceptversie 16 december
Inleveren voortgangsverslag 11 november
Inleveren eindversie 3 februari
eind presentatie 18 februari
3
januari
december
4
februari
bespreken voortgansverslag 18 november
oktober
september
1
Presentatie Plan v Aanpak week v 28 september
november
inleveren onderwerp 9 september
5
literatuuronderzoek over onderwerp Formuleren Hoofd- en deelvragen
groepsvorming bepaling onderwerp
Opstellen van Plan van Aanpak
Onderzoek /ontwerp
Verslaggeving/presentatie
3
GROEPSVORMING / ONDERWERPSKEUZE
1 x x x
In deze fase vorm je een duo met iemand uit je klas, met wie je denkt goed te kunnen samenwerken. Twee duo’s worden samen een PWS-groepje van vier leden. Er wordt gebrainstormd over mogelijke onderwerpen. Je mag verder gaan met het onderwerp dat je in 4H hebt gepresenteerd, maar je mag ook een nieuw onderwerp kiezen. Gedurende het hele PWS houdt iedereen een logboek bij waarin hij/zij de gewerkte uren verantwoordt.
periode: september inleveren: onderwerpskeuze (9 sept.)
4
Groep van vier De introductie van het PWS heb je al gehad in 4HAVO. Het instructiefilmpje is nu aangepast aan jullie jaar en dat kun je het beste eerst bekijken. In 4 havo zijn de duo’s al gevormd. Deze duo’s worden samengevoegd tot een groep van 4 leerlingen. Hierbij speelt de mentor een bepalende rol. Niet in alle klassen is het leerlingenaantal deelbaar door 4 en dan zal in sommige gevallen in overleg met de mentor worden besloten om het groepje uit te breiden tot vijf of desnoods in te krimpen tot drie. Tijdens de eerste ASU-uren worden de groepjes definitief gevormd. Let wel op het volgende: het uiteindelijke onderwerp van het onderzoek moet bij alle leden van het groepje van vier te maken hebben met minimaal één van zijn/haar vakken. (Dit hoeft niet bij iedereen hetzelfde vak te zijn.) Een biologisch onderwerp voor een E&M-er is dus niet mogelijk tenzij er ook nog een economisch aspect aan vastzit.
Groepswerk De groep wordt begeleid door zowel de mentor als een vakdocent van het Segbroek. Elke week komt het viertal samen op een vast, zelf gekozen, afgesproken moment. Dan wordt er een actieplan voor die week gemaakt. Wie gaat wat waar doen?
Logboek Tijdens het PWS houdt elke leerling heel nauwkeurig een zogenaamd logboek bij (zie bijlage I). Hierin geef je aan wat je gedaan hebt en hoeveel uur je er aan besteed hebt. Deel dit document met je begeleiders (zie hieronder: google drive). Zo kunnen zij precies
zien wie wat heeft gedaan. Het logboek is onderdeel van het in te leveren verslag. Bedenkt dat je totaal een dikke vier uur per week aan het PWS moet besteden en je deze uren met het bijhouden van een logboek verantwoordt.
Google mail/docs/drive Zoals je weet heeft elke leerling een schoolmail ([leerlingnr]@student.segbroek.nl). Met dit account heb je ook een online opslag van 15 Gig (google drive) en kun je gebruik maken van google docs. Het voordeel hiervan is dat je documenten voor iedereen te allen tijde beschikbaar zijn op het internet en dat je er ook tegelijkertijd aan kunt werken. Je kunt dit zowel in de browser (liefst chrome) als in een app (iOs en Android) doen.
Onderwerp kiezen Een onderwerp kiezen is niet gemakkelijk. Het vraagt van je dat je de mogelijkheden van een onderzoek inschat. Als je alleen maar iets over het onderwerp kunt opzoeken, leent het zich niet voor het PWS. Als je bij een onderwerp als Vincent van Gogh niet veel meer wilt doen dan het lezen en reproduceren van een biografie van Van Gogh dan is het geen PWS. Ga je echter zijn brieven lezen en aan de hand hiervan onderzoeken of zijn geluk verband hield met het jaargetijde, dan ben je iets aan het onderzoeken. Een onderwerp als raketmotoren is wellicht zeer interessant, maar onderzoek er naar doen een stuk lastiger, omdat de juiste middelen niet voorhanden zijn. Soms zijn onderwerpen ook gevaarlijk of niet toegestaan: denk aan explosieven, drugs, etc.
Tijdens de eerste weken bepaalt de groep het onderwerp. Dit kan op twee manieren: 1. Het groepje van vier gaat verder met één van de onderwerpen van de duo’s uit 4H. 2. Het groepje van vier kiest een nieuw onderwerp. 1 Bij punt 2 zal je gaan brainstormen met je partner of groepje over onderwerpen. Begin hier zo snel mogelijk mee en probeer niet meteen te kiezen. Geef jezelf de tijd om verschillende onderwerpen de revue te laten passeren, er dingen over op te zoeken en er met je partner, groepje, mentor of vakdocent over te praten. Zorg ook dat je gekeken hebt naar de website van de HHS voor de onderwerpen die zij uitgebreid kunnen ondersteunen: http://www.dehaagsehogeschool.nl/bachelorstudie s/hulp-bij-studiekeuze/profielwerkstuk/algemeen Doorklikken via bachelor studies, hulp bij studiekeuze, hulp bij profielwerkstuk gaat natuurlijk ook. Op internet zijn veel sites te vinden die onderwerpen per vak laten zien. Zoals bijvoorbeeld: www.profielwerkstukonderwerpen.com
1
als je niet precies meer weet wat brainstormen en mindmappen is, kijk dan eens hier: www.vrijwilligerswerk.info/files/brainstormtechniek en.pdf 5
LITERATUURONDERZOEK
2
Je hebt het onderwerp gekozen en nu is het zaak om het te gaan verkennen door literatuur over dit onderwerp op te zoeken. Naast het gebruik van internet ga je hiervoor ook naar een bibliotheek. Het doel van het literatuuronderzoek is tweeledig. Ten eerste kom je hiermee meer te weten over je onderwerp, waardoor je beter een onderzoeksvraag kunt formuleren. Ten tweede kun je het gebruiken om je inleiding te schrijven voor het uiteindelijke verslag.
periode: half september
6
Literatuuronderzoek Als je een onderwerp hebt gekozen, is het belangrijk om dat onderwerp te gaan verkennen. Vaak kun je een onderwerp van heel veel verschillende kanten belichten en zal je je moeten gaan beperken. Om een idee te krijgen van je onderwerp zal je literatuuronderzoek (bronnenonderzoek) moeten gaan doen. Door dit onderzoek krijg je een beter zicht op het onderwerp en ben je veel makkelijker in staat om het onderwerp af te bakenen en een goede onderzoeksvraag te formuleren. In je groepje bekijk je welke aspecten van je onderwerp de moeite waard zijn om te onderzoeken. Elk duo neemt één of meerdere aspecten voor zijn rekening om in de bibliotheek te onderzoeken. Iedere leerlingen kan gratis lid worden van de openbare bibliotheek (dit kun je zelf regelen) Ook kun je onderzoek gaan doen bij de Koninklijke Bibliotheek (KB). Hiervan kun je ook gratis lid worden.
Van alle bronnen die je gebruikt, moet je de bibliografische gegevens noteren. In bijlage II vind je de gegevens die je voor de verschillende bronnen moet gebruiken. Zorg er dus voor dat je deze bijlage meeneemt als je de bibliotheek in gaat. Op school kun je toegang krijgen tot de krantenbank. Als je lid wordt van de KB krijg je ook toegang tot de krantenbank (ook thuis) en kun je databases als “online contents” en “picarta” bekijken.
Tips Gebruik ook scholar.google.nl om artikelen te vinden over je onderwerp. Deze artikelen komen vaak uit tijdschriften en hebben een wetenschappelijk basis. Datzelfde geldt voor www.kennislink.nl. Zo kun je ook thuis vanaf je PC kwalitatief goede artikelen vinden. Op de PWS-pagina op onze website vind je twee artikelen uit het NRC over hoe je slimmer kunt zoeken op het internet.
Het materiaal dat je verzameld hebt bij je literatuuronderzoekje gebruik je niet alleen om je onderwerp, af te bakenen en tot een goede onderzoeksvraag te komen. Je gebruikt het ook al materiaal om te gebruiken in de inleiding van je verslag. Zo sla je twee vliegen in één klap.
Je kunt niet alleen volstaan met het onderzoeken van internetbronnen. Er moeten minimaal 5 andere bronnen per duo zijn geraadpleegd en gebruikt. Deze andere bronnen kunnen boeken, tijdschriften of kranten zijn. Om het literatuuronderzoek slim te laten verlopen, moet je niet zomaar een bibliotheek ingaan of wat zoektermen intikken in een zoekmachine op het internet. Je moet systematisch te werk gaan. Het is veel effectiever een bibliotheek in te gaan als je een lijst met trefwoorden (zoekwoorden) hebt gemaakt over je onderwerp. 7
ONDERZOEKSVRAAG / PLAN VAN AANPAK
3
In deze fase ga je een onderzoeksvraag formuleren. Waar moet je onderzoek nu eigenlijk een antwoord op gaan geven? Wat wil je met je onderzoek te weten komen? Om je onderzoeksvraag goed beantwoord te krijgen, heb je vaak nog een aantal onderliggende vragen nodig. Dit worden de deelvragen genoemd. Streef ernaar om naast je hoofdvraag drie of vier deelvragen te stellen. Heb je eenmaal de vraag helder dan kun je je gaan buigen over het “hoe”. Hoe krijg je die vraag nu beantwoord? Hoe ga je dat aanpakken? Welke stappen moet je zetten om dit voor elkaar te krijgen? Wie uit het groepje gaat wat wanneer doen? De antwoorden hierop vormen samen het Plan van Aanpak dat enerzijds bestaat uit een onderzoeksplan (hoe) en anderzijds uit een tijdsplan (wie, wanneer)
periode: oktober inleveren/presenteren: Plan van Aanpak (25 september.) presentatie Plan van Aanpak in de week van 28 september
8
Onderzoeksvraag & deelvragen Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: inperken en afbakenen. Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren.
Hoe gebeurt het? Welke voorwaarden of omstandigheden maken het mogelijk? Welke maatregelen vereist het? Welke gevolgen heeft het? Welke methode wordt ervoor gebruikt? Welk doel dient het? Welke taak heeft het? Waar komt het voor?
Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:
In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het wie, wat, waar, welke, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe, enz Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen: Wat is de gangbare definitie? Welke kenmerken heeft het? Waaruit bestaat het? Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden? Waartoe behoort het? Waar is het een onderdeel van?
Waarop lijkt het? Waaraan is het tegengesteld? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Waar komt het vandaan? Waar gaat het naartoe?
Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Welke waarde heeft het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen? Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? Hoe ontwikkelt het zich? Wie of wat doet het? Wie of wat is erbij betrokken? Wie of wat ondergaat het?
beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat ...'. waarde bepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren.
Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet
aanpassen. Dat moet je dan zeker doen! Overleg hierover wel met je begeleiders.
Plan van Aanpak Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook wie wanneer wat gaat doen en hoeveel tijd dat zal gaan kosten. Dit staat in een plan van aanpak. Het plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan. In het onderzoeksplan worden achtereenvolgens de hoofdvraag, de deelvragen, hypothesen/ verwachtingen, werkwijzen/methode, informatiebronnen/hulpmiddelen, presentatievorm en de taakverdeling opgenomen. In het tijdsplan staat hoe lang een activiteit duurt en wie deze uitvoert en wanneer. Wanneer je alle activiteiten in de goede volgorde hebt gezet, zet je er per activiteit het aantal benodigde uren bij dat je denkt nodig te hebben om de activiteit uit te voeren. Daarna plan je aan de hand van een tijdsbalk de doorlooptijd (tijdstip van de start en het einde) per activiteit. Uit het plan van aanpak moet duidelijk naar voren komen wat de bijdrage van ieder van jullie afzonderlijk is. Hiervoor moet je je activiteiten gedetailleerd beschrijven in het plan van aanpak en ervoor zorgen dat jullie individuele planningen op elkaar zijn afgestemd. Houd het tijdplan zo kort mogelijk: maximaal een halve pagina A-4. Het hele plan van aanpak hoeft niet meer dan één pagina A4 te omvatten. In bijlage IV is een voorbeeld van een plan van aanpak weergegeven. 9
Presentatie Plan van Aanpak Het plan van aanpak beslaat niet veel meer dan één A-4tje, maar is cruciaal in je hele PWS. Het vormt de verbinding tussen het stellen van een onderzoeksvraag en het antwoord op die vraag. Juist daarom moet je er een korte presentatie over geven met je groepje in de klas (maximaal 10 minuten). Het doel van deze presentatie is tweeledig 1. 2.
Laten zien hoe je bent gekomen tot je onderzoeksvraag en deelvragen. Laten zien hoe je deze vragen gaat beantwoorden.
Door dit in de klas te presenteren kun je ook van de klas feedback vragen over de helderheid van je onderzoeksvraag en de haalbaarheid van je onderzoeksmethode. In je presentatie komen hoofdweg drie zaken aan de orde: 1. 2. 3.
korte beschrijving van het onderwerp formulering van je hoofd- en deelvragen onderbouwing van je Plan van Aanpak
In deze presentatie krijgt iedereen een rol. Hoe je de rollen verdeelt, mogen de leden van het groepje zelf bepalen, als je maar kunt onderbouwen waarom je voor die rolverdeling hebt gekozen. Na de presentatie is er een kort moment voor de klas en de docent om feedback te geven in de vorm van bijvoorbeeld Tops en Tips.
10
ONDERZOEK / ONTWERP
4
In deze fase voer je het daadwerkelijke onderzoek uit op basis van het Plan van Aanpak. Dit onderzoek moet antwoord gaan geven op je onderzoeksvraag. Tijdens deze fase verzamel je zoveel mogelijk onderzoeksgegevens. Dit kunnen er niet snel te veel zijn. Naderhand is het vaak niet zo makkelijk meer om delen van het onderzoek te herhalen/ over te doen. Stel jezelf voortdurend de vraag of je verzamelde gegevens antwoord kunnen gaan geven op je onderzoeksvraag. Stel zo nodig je onderzoeksopzet bij. Na het onderzoek verwerk je je gegevens (kwalitatief of kwantitatief) zodanig dat je ze kunt confronteren met je onderzoeksvraag om zo tot een antwoord hierop te komen. Bij het maken van een ontwerp volg je de procedure van de ontwerpcyclus, waar je m.b.v. een programma van eisen uiteindelijk komt tot het realiseren je ontwerp. periode: oktober, november, december inleveren: inleveren voortgangsverslag
11
Onderzoek Het onderzoek dat je gaat doen is nieuw, nog niet eerder gedaan door iemand anders, althans niet in de vorm waarin jij het gaat doen. Het onderzoek moet antwoord gaan geven op de onderzoeksvraag. Houd dat voortdurend in je achterhoofd. Stel je hebt de volgende onderzoeksvraag: Kunnen op het Segbroek meisjes beter leren dan jongens? Je onderzoekt dit door te kijken of er meer meisjes dan jongens overgaan. Daar komt uit dat meisjes over het algemeen minder blijven zitten. Heb je nu eigenlijk wel antwoord gegeven op je onderzoeksvraag? Met andere woorden: kunnen meisjes nu beter leren, zijn ze gewoon ijveriger of wellicht in een andere levensfase? Om goed antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zal je dus meer moeten onderzoeken.
Gegevens verzamelen Een belangrijk deel van het doen van een onderzoek, is het verzamelen van gegevens. Of je nu een literatuuronderzoek doet, een experiment uitvoert, of enquêtes (interviews) afneemt. Je hebt gegevens nodig. Bespreek van te voren hoeveel gegevens je nodig denkt te hebben voor het trekken van een conclusie en check dit met je vakdocent/mentor. Als je in het voorbeeld van hierboven twee vwobrugklassen bekijkt, dan weet je dat je op basis hiervan geen conclusies kunt trekken over het beter kunnen leren van meisjes. Als het afnemen van een enquête een onderdeel van je onderzoek is, wees je er dan van bewust dat je hem maar één keer kunt afnemen. Dat vraagt dus
een goede voorbereiding bij het opstellen van de vragen. Hier zal je zeker je vakdocent/mentor nog een keer naar moeten laten kijken voor je hem afneemt. Ditzelfde geldt ook voor het verzamelen van gegevens uit een experiment. Het is vaak niet makkelijk om een experiment over te doen. Bedenk dus vóór het experiment wat je er zeker uit wilt halen.
Ontwerp Bij het uitvoeren van een ontwerp, doorloop je de zogenaamde ontwerpcyclus. Hierin ga je door een aantal fases heen voordat je uiteindelijk komt tot het realiseren van het daadwerkelijke ontwerp. Hoe dat in zijn werk gaat kun je hier vinden: http://vaklokaal-nlt.nl/wpcontent/uploads/2009/01/startmodule_versie_12_ maart_2007.doc
Na het onderzoek Als je je (kwantitatieve) gegevens verzameld hebt, moet je ze gaan verwerken tot iets samenhangends. Vaak is het handig ze wiskundig te verwerken in de vorm van tabellen, grafieken of diagrammen. Hierdoor krijg je overzicht en is het makkelijker om ze te interpreteren en te confronteren met de onderzoeksvragen. Welke antwoorden kun je geven of welke conclusies kun je trekken op grond van de verzamelde informatie/gegevens? Kloppen je hypotheses? Als je alleen maar beschikt over kwalitatieve gegevens (literatuuronderzoek, interviews, etc.) kun je deze niet wiskundig verwerken, maar ze kunnen
wel geconfronteerd worden met de onderzoeksvraag, zodat je conclusies kunt trekken. Vind je bijvoorbeeld in de literatuur dat er op leergebied (nog) geen verschillen zijn gevonden in de hersenen van jongens en meisjes, dan is dat een belangrijk gegeven om mee te nemen in je eindconclusie, omdat het iets zegt over hoe je het zittenblijven van de jongens moet interpreteren.
Tip: Het kan helpen om vooraf aan je onderzoek nog eens in de literatuur te kijken of soortgelijk onderzoek al eens gedaan is. Hierdoor heb je al een idee van de uitkomst en kun je je eigen uitkomsten ermee vergelijken. En daar wordt je PWS alleen maar beter van.
Voortgangsverslag: Halverwege november maak je een voortgangsverslag en dit lever je in bij je mentor en je vakdocent. Je mentor verdeelt de deze verslagen over de groepjes. Ieder groepje krijgt het verslag van een ander groepje te lezen en geeft een week later dat andere groepje feedback. In dat verslag schrijft iedereen minimaal 1 A-tje. Het volgende moet in het verslag staan: 1. 2. 3. 4.
Probleemstelling + literatuuronderzoekje Onderzoeksvragen + Plan van Aanpak Uitwerking van wat er in het onderzoek al gedaan is. Uitwerking van wat er in het onderzoek nog moet gaan gebeuren.
12
VERSLAGGEVING / PRESENTATIE
5
Nu heb je je onderzoeksgegevens verwerkt en geconfronteerd met de onderzoeksvraag. Als het goed is kun je daar nu antwoord op geven. Je kunt in ieder geval conclusies trekken op basis van de uitkomsten van je onderzoek. Zelfs als het anders gelopen is dan verwacht. In deze fase ga je deze uitkomsten en hoe je hiertoe gekomen bent op twee manieren vastleggen: 1. Verslag. Dit gaat volgens een vast format (zie website) 2. Presentatie aan de klas, ouders en begeleiders. Of het nu gaat om een verslag of een presentatie, houd voortdurend in je achterhoofd voor wie je het maakt. Hoeveel je publiek al weet en hoeveel je dus moet uitleggen. Realiseer je dat je verslag en presentatie semi-wetenschappelijk moeten zijn (zie format op de website). Geef dus geen opsomming van wat je allemaal gedaan hebt, zoals in een reisverslag vaak gedaan wordt. periode: december, januari, februari inleveren/presenteren: inleveren conceptversie (18 dec.), inleveren eindversie (3 febr.), eindpresentatie (18 febr.)
13
Verslaggeving/presentatie In welke vorm je je presentatie ook giet - schriftelijk, mondeling, beeldend, muzikaal, enzovoort - bij elke presentatie moet je je de volgende vier basisvragen stellen: Voor wie is de presentatie bedoeld? Ofwel: wie is mijn publiek? Hoe groot is het publiek? Wat is de voorkennis van het publiek? Wat wil ik dat het publiek doet met de informatie die ik geef? Wanneer je deze vragen kunt beantwoorden, dan kun je je verslag/presentatie gaan voorbereiden. Bedenk dat het literatuuronderzoekje uit fase 1 ook in het verslag moet zijn verwerkt. Het logboek moet worden toegevoegd in de bijlage. Het vastleggen van het definitieve eindproduct kent twee onderdelen: 1. Een schriftelijk in te leveren onderdeel (3 februari) 2. Een mondelinge presentatie (18 februari) Schriftelijke verslagen kennen meestal een vaststaande structuur. Voor de natuurwetenschappelijke onderwerpen ziet dat er iets anders uit dan voor de andere onderwerpen. Op www.segbroek.nl kun je de formats hiervoor downloaden. (Voor beide typen is er een apart format beschikbaar.) In dit verslag kan ook heel gemakkelijk het literatuuronderzoek worden opgenomen.
De beoordeling Voor mondelinge presentaties zijn veel variaties te bedenken, zoals een betoog of een posterpresentatie met mondelinge toelichting, een presentatie met powerpoint/prezi of eentje met video-ondersteuning. Bij een groepspresentatie is het belangrijk dat elk lid van de groep precies weet wat hij of zij moet doen, zowel vooraf, als tijdens en na de presentatie. Stem de inhoud goed op elkaar af. Weet van elkaar wat je gaat zeggen. Spreek af hoeveel spreektijd iedereen krijgt. Oefen de presentatie met elkaar. Mocht één van de groepsleden op de dag van de presentatie onverwacht ziek zijn, zorg er dan voor dat de rest van de groep de presentatie alsnog kan verzorgen. De presentatie kan namelijk niet verplaatst worden. Bij een mondelinge presentatie is de zogenaamde non-verbale communicatie minstens zo belangrijk als de verbale communicatie. Het overkomen van de boodschap wordt voor het grootste deel bepaald door de manier waarop je communiceert: het publiek onthoudt maar matig wat je vertelt, maar onthoudt wel goed hoe je je beweegt, hoe je je sheets gebruikt, of je de zaal inkijkt en of je vriendelijk en enthousiast bent! Download op www.segbroek.nl “mondelinge presentatie profielwerkstuk”. Hier vind je aanwijzingen voor een mondelinge presentatie.
Zowel het doorlopen proces als het opgeleverde product van een profielwerkstuk bepalen de kwaliteit van je PWS. Daarbij word je beoordeeld op de volgende globale punten: 1. informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); 2. schrijven van een plan van aanpak 3. (vakspecifieke) onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; 4. Presentatievaardigheden (schriftelijk + mondeling). 5. Inzet / bijdrage aan de groep Tijdens het maken van het profielwerkstuk heb je voortgangsgesprekken met je begeleiders en beoordelingsmomenten. Voortgangsgesprekken zijn bedoeld om tussentijdse resultaten te evalueren en indien nodig bij te sturen.
Op www.segbroek.nl vind je een excel tabel met daarin de verschillende criteria die je begeleiders hanteren om je te kunnen beoordelen. Bedenk dat er naar een ieder individueel gekeken kan worden.
14
opmerkingen
afspraken
namen persoon 4
verrichte werkzaamheden
persoon 3
plaats
persoon 2
Bijlage I Logboek
tijdsduur
persoon 1
datum
Hiernaast zie je een voorbeeld van een logboek format.
15
Bij literatuurverwijzing maak je zowel een lijst met bronnen achterin je verslag als een verwijzing naar die bronnen in de tekst zelf
Bijlage II Literatuurverwijzing
De bronnen Van verschillende informatiebronnen leg je de volgende gegevens vast en maakt hiervan een lijst op alfabetische van auteur of naam van de site achterin je verslag Boeken Volgens de International Standard Bibliographic Description (ISBD): - Auteur(s) of redacteur(s) (kan een persoon zijn maar ook een corporatieve auteur zoals bedrijf, genootschap of belangenvereniging) - Titel (en indien van toepassing de ondertitel, gescheiden door ‘:’ ) - Plaats van uitgave, uitgever, jaar van uitgave (bijvoorbeeld: Utrecht: Lemma, 2000) - ISBN-nummer (boeken) - Vindplaats (bijvoorbeeld bibliotheek + plaatsingsnummer)
Internetsites - Auteur of corporatieve auteur zoals bedrijf, genootschap of belangenvereniging - Titel - Naam van de website - (indien bekend) - Volledige URL - Taal waar de site in is gesteld - Datum: o oorsprong (indien bekend) o laatste update (Indien deze niet bekend is, dat uitdrukkelijk vermelden) o laatste bezoek Afbeeldingen Ook van afbeeldingen noteer je de bron. Evenals van ander audio-of beeldmateriaal (filmpjes, interviews) dat inhoudelijk voor je van belang is.
De verwijzing in de tekst Als je in je verslag gegevens gebruikt uit de literatuur moet je naar deze literatuur verwijzen als volgt: Uit onderzoek blijkt (Stapel, 2006) dat .......
Tijdschriftartikelen
Of
- Auteur(s) - Titel en ondertitel van het artikel (gescheiden door ‘:’) - Titel van het tijdschrift, de jaargang, het jaartal tussen haakjes, het nummer en de paginanummers. De verschillende elementen scheiden met komma’s (bijvoorbeeld: Informatieprofessional, jrg 6 (2002), nr. 7/8, 2527)
Uit het onderzoek van Stapel (2006) blijkt dat Je schrijft dus alleen de naam en het jaartal op. Mensen kunnen dan de hele verwijzing opzoeken achter in je bronnenlijst. Heb je toevallig twee artikelen van dezelfde auteur in hetzelfde jaar dan zet je achter het jaartal nog een a, b, etc
16
Onderzoeksplan Hoofdvraag
Bijlage III Plan van Aanpak
Wat is de invloed van temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? (vakken: biologie, scheikunde, natuurkunde)
Deelvragen
Is er een optimale temperatuur en zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij vergisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter?
Hypothesen Verwachtingen
We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van 40 graden Celsius ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we uit de draaihoek informatie te kunnen halen over het gistingsproces.
Werkwijze Methode
We gaan gist toevoegen aan glucoseoplossingen van verschillende concentraties (0,25-1,5 mol/l met intervallen van 0,25) en die bij verschillende temperaturen (25-50 ° C met intervallen van 5 ° C) vier uren laten staan. Daarna meten we met twee polaroid filters de optische draaiing.
Informatiebronnen Hulpmiddelen
Uit boeken. Chemie in theorie en praktijk van H. van Keulen. Gepolariseerd licht in de natuur van G.P. Können. Tijdschriften. Natuur & Techniek 1992, Enzymen, gangmakers in de natuur. TOA voor de experimentele opstellingen op school. Schriftelijk verslag, maar eventueel willen we het voor de klas ook wel mondeling presenteren.
Presentatievorm Taakverdeling
Bas zal vooral de verwerking van de meetresultaten voor zijn rekening nemen omdat hij goed overweg kan met computerprogramma's en Friso zal vooral de theoretische kant voor zijn rekening nemen. Maar we zullen zo veel mogelijk alles samen doen.
Hiernaast vind je een voorbeeld van hoe het onderzoeksplan en het tijdsplan uit het Plan van Aanpak eruit zouden kunnen zien. Gebruik hiervoor niet meer dan één A4-tje, waarbij je de voorkant gebruikt voor het onderzoeksplan en de achterkant voor het tijdsplan.
Tijdsplan Activiteit / plaats
Hoe lang
Week 46
(Bedenk dat het voorbeeld hiernaast verre van volledig is.)
Informatie verzamelen bij studierichting HHS
4
Job Mariska Jamal Mirte
Uitzoeken van … in KB
4
Roos Sibel
Opzet enquête / Segbroek
10
Uitvoer enquête / instelling...
15
Verwerking enquete / Segbroek
10
Bijlage V Rol van de Student
Week 47
Week 48
Week 49
Allen
Allen
Week 50
Roos Sibel Jamal Mirte
Job Mariska
17
18