Profielwerkstuk HAVO Segbroek College in samenwerking met De Haagse Hogeschool
PWS
het proces dan ook nauwlettend in de gaten en zullen je daarop ook beoordelen.
Onderwerp
Inleiding
Onderzoek / ontwerp In het eindexamenjaar doe je naast je vakken ook nog een groot onderzoek of ontwerp: het profielwerkstuk (PWS). Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaalwetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. Bij een onderzoek of ontwerp lever je uiteindelijk een product af. Maar minstens net zo belangrijk is het proces. Hoe ben je tot het product gekomen en hoe heb je samengewerkt. Je begeleiders houden
Het onderwerp mag je in principe zelf kiezen. Je kunt ook een onderwerp kiezen van de Haagse Hogeschool (te vinden op hun website). Het grote voordeel hiervan is dat er steun is vanuit een studierichting van de HHS. Het profielwerkstuk krijgt hierdoor meer diepgang en dat resulteert in het algemeen in een beter product.
Groepswerk Je doet dit werkstuk met z’n vieren. De periode dat aan het PWS gewerkt wordt is van september t/m half februari. De tijd die je aan het PWS besteedt, bedraagt 80 slu (studielastuur) Ieder lid van de groep werkt dus 80 uur aan het PWS. Als je dit verdeelt over de periode september t/m februari dan kom je uit op ruim vier uur per week. In je rooster geldt de dinsdagmiddag als vast PWS-‐ moment en ook het ASU-‐uur zal hiervoor gebruikt worden.
Begeleiding en beoordeling Omdat de manier van werken bij het PWS veel overeenkomsten heeft met de manier van werken in het HBO speelt de Haagse Hogeschool een belangrijke rol in de begeleiding. Elke groep wordt o.a. begeleid door een student van de HHS. Deze student is de groep op drie manieren van dienst (zie ook bijlag V): 1. Begeleiding groepswerk 2. Tussenpersoon Segbroek -‐ HHS 3. Klankbord (geeft feedback)
Hiernaast spelen ook nog twee andere personen een belangrijke rol in de begeleiding. Je mentor is de hoofdbegeleider en in de meeste gevallen is één van de vakdocenten van het Segbroek te raadplegen als vraagbaak en kan hij/zij sturing geven aan het onderzoek. Het cijfer dat je voor het PWS krijgt, wordt vastgesteld door je mentor, die zich daarbij ook baseert op het oordeel van de begeleidende student en de vakdocent. Uiteindelijk wordt dit cijfer met het cijfer dat je in 4HAVO voor maatschappijleer hebt gehaald gemiddeld tot het combinatiecijfer dat op je cijferlijst komt te staan en meetelt in de slaag-‐ /zakregeling.
Tijdspad Op de volgende bladzijde zie je het tijdspad van het PWS. Dit pad is opgebouwd uit 5 onderdelen die achter elkaar worden afgewerkt. Elk onderdeel wordt in dit boekje uitgewerkt. Boven het pad zie je met pijlen een aantal momenten genoemd waar je iets moet laten zien aan je begeleiders (en je klas) of iets in moet leveren. Schrijf deze momenten alvast in je agenda.
2
Tijdspad
1
Instructie groepsvorming oefening bepalen onderwerp
2
Literatuuronderzoek over onderwerp
Formuleren onderzoeksvraag en deelvragen en opstellen van Plan van Aanpak
4
Onderzoek /ontwerp
Inleveren eindversie 6 februari
eind presentatie 19 februari
februari
november
3
Inleveren conceptversie 17 januari
Tussentijdse presentatie 3 december
Plan van Aanpak 1 november
januari
Presentatie onderwerp 8 oktober
oktober
september
inleveren onderwerp 25 september
december
5
Verslaggeving/presentatie
3
1 x
GROEPSVORMING / ONDERWERPSKEUZE In deze fase vorm je een duo met iemand uit je klas, met wie je denkt goed te kunnen samenwerken. Twee duo’s worden samen een PWS-‐groepje van vier leden. Er wordt gebrainstormd over mogelijke onderwerpen en m.b.v. van een aantal oefeningen achterin dit boekje krijg je een idee welke onderwerpen wel en niet geschikt zijn voor een PWS. De oefeningen helpen je ook een onderzoeksvraag te formuleren. Gedurende het hele PWS houdt iedereen een logboek bij waarin hij/zij de gewerkte uren verantwoordt. periode: september inleveren/presenteren: onderwerpskeuze (25 sept.)
4
Groep van vier Na de introductie van het PWS ga je een duo vormen met iemand uit je eigen klas. Zorg dat je een partner kiest met wie je goed kunt samenwerken. Je mag ook meteen een groepje van vier vormen. Niet in alle klassen is het leerlingenaantal deelbaar door 4 en dan zal in sommige gevallen in overleg met de mentor worden besloten om het groepje uit te breiden tot vijf of desnoods in te krimpen tot drie. Tijdens de eerste ASU-‐uren worden de groepjes definitief gevormd. Let wel op het volgende: de duo’s dienen hetzelfde profiel te hebben (N&G en N&T kunnen wel samen) en het uiteindelijke onderwerp van het onderzoek moet bij alle leden van het groepje van vier te maken hebben met minimaal één van zijn/haar vakken. Een biologisch onderwerp voor een E&M-‐er is dus niet mogelijk tenzij er ook nog een economisch aspect aan vastzit.
Groepswerk De groep wordt begeleid door je mentor, een student van de HHS en een vakdocent van het Segbroek. De student instrueert op 8 oktober de groep op het gebied van samenwerking, rolverdeling en aanpak van het onderzoek. Er worden dan ook duidelijke afspraken gemaakt over hoe, wanneer en aan wie je moet rapporteren. Elke week komt het viertal samen op een vast afgesproken moment. Dan wordt er een actieplan voor die week gemaakt. Wie gaat wat waar doen?
Logboek Tijdens het PWS houdt elke leerling heel nauwkeurig een zogenaamd logboek bij (zie bijlage 2). Hierin
geef je aan wat je gedaan hebt en hoeveel uur je er aan besteed hebt. Deel dit document met je begeleiders (zie hieronder: google drive). Zo kunnen zij precies zien wie wat heeft gedaan. Het logboek is onderdeel van het in te leveren verslag. Bedenkt dat je totaal een dikke vier uur per week aan het PWS moet besteden en je deze uren met het bijhouden van een logboek verantwoordt.
Google mail/docs/drive Zoals je weet heeft elke leerling een schoolmail ([leerlingnr]@segbroek.nl). Met dit account heb je ook een online opslag van 5 Gig (google drive) en kun je gebruik maken van google docs. Het voordeel hiervan is dat je documenten voor iedereen te allen tijde beschikbaar zijn op het internet en dat je er ook tegelijkertijd aan kunt werken. Je kunt dit zowel in de browser (liefst chrome) als in een app (iOs en Android) doen.
Onderwerp kiezen Een onderwerp kiezen is niet gemakkelijk. Het vraagt van je dat je de mogelijkheden van een onderzoek inschat. Als je alleen maar iets over het onderwerp kunt opzoeken, leent het zich niet voor het PWS. Als je bij een onderwerp als Vincent van Gogh niet veel meer wilt doen dan het lezen en reproduceren van een biografie van Van Gogh dan is het geen PWS. Ga je echter zijn brieven lezen en aan de hand hiervan onderzoeken of zijn geluk verband hield met het jaargetijde, dan ben je iets aan het onderzoeken. Een onderwerp als raketmotoren is wellicht zeer interessant, maar onderzoek er aan doen een stuk lastiger, omdat de juiste middelen niet voorhanden
zijn. Soms zijn onderwerpen ook gevaarlijk of niet toegestaan: denk aan explosieven, drugs, etc. 1
Tijdens de eerste weken zal je gaan brainstormen met je partner of groepje over onderwerpen. Begin hier zo snel mogelijk mee en probeer niet meteen te kiezen. Geef jezelf de tijd om verschillende onderwerpen de revue te laten passeren, er dingen over op te zoeken en er met je partner, groepje, mentor of vakdocent over te praten. Zorg ook dat je gekeken hebt naar de website van de HHS voor de onderwerpen die zij uitgebreid kunnen ondersteunen: http://www.dehaagsehogeschool.nl/bachelorstudie s/hulp-‐bij-‐studiekeuze/profielwerkstuk/algemeen Doorklikken via bachelor studies, hulp bij studiekeuze, hulp bij profielwerkstuk gaat natuurlijk ook. Op internet zijn veel sites te vinden die onderwerpen per vak laten zien. Zoals bijvoorbeeld: www.profielwerkstukonderwerpen.com Maak nu eerst de oefeningen 1 t/m 3 achterin dit boekje
1 als je niet precies meer weet wat brainstormen en mindmappen is, kijk dan eens hier: www.vrijwilligerswerk.info/files/brainstormtechniek en.pdf
5
2
LITERATUURONDERZOEK Je hebt het onderwerp gekozen en nu is het zaak om het te gaan verkennen door literatuur over dit onderwerp op te zoeken. Naast het gebruik van internet ga je hiervoor ook naar een bibliotheek. Het doel van het literatuuronderzoek is tweeledig. Ten eerste kom je hiermee meer te weten over je onderwerp, zodat je later beter een onderzoeksvraag kunt formuleren. Ten tweede kun je hiermee je presentatie over het onderwerp aan de klas en de studenten beter voorbereiden. periode: eind september, begin oktober inleveren/presenteren: presentatie onderwerp (8 okt.)
6
Literatuuronderzoek Als je een onderwerp hebt gekozen, is het belangrijk om dat onderwerp te gaan verkennen. Vaak kun je een onderwerp van heel veel verschillende kanten belichten en zal je je moeten gaan beperken. Om een idee te krijgen van je onderwerp zal je literatuuronderzoek (bronnenonderzoek) moeten gaan doen. Door dit onderzoek krijg je een beter zicht op het onderwerp en ben je veel makkelijker in staat om het onderwerp af te bakenen en een goede onderzoeksvraag te formuleren. In je groepje bekijk je welke aspecten van je onderwerp de moeite waard zijn om te onderzoeken. Elk duo neemt één of meerdere aspecten voor zijn rekening om in de bibliotheek te onderzoeken. Iedere leerlingen kan gratis lid worden van de openbare bibliotheek (dit kun je zelf regelen) Ook kun je onderzoek gaan doen bij de Koninklijke Bibliotheek (KB). Daarvoor moet je bij BLK langs om gratis lid te kunnen worden. Je kunt niet alleen volstaan met het onderzoeken van internetbronnen. Er moeten minimaal 5 andere bronnen per duo zijn geraadpleegd en gebruikt. Deze andere bronnen kunnen boeken, tijdschriften of kranten zijn. Om het literatuuronderzoek slim te laten verlopen, moet je niet zomaar een bibliotheek ingaan of wat zoektermen intikken in een zoekmachine op het internet. Je moet systematisch te werk gaan. Om een idee te krijgen waar je allemaal op moet letten ga je eerst op www.tilt.ihol.nl een korte cursus volgen (in ieder geval modules 1 + 2). Eén van de
dingen die je daar leert is om pas een bibliotheek in te gaan als je een lijst met trefwoorden (zoekwoorden) hebt gemaakt over je onderwerp. Zonder die lijst, is het zoeken in de bibliotheek weinig effectief.
Van alle bronnen die je gebruikt, zal je de bibliografische beschrijving moeten maken. In bijlage 3 vind je de gegevens die je voor de verschillende bronnen moet noteren. Zorg er dus voor dat je deze bijlage meemeent als je de bibliotheek in gaat. Op school kun je toegang krijgen tot de krantenbank. Als je lid wordt van de KB krijg je ook toegang tot de krantenbank (ook thuis) en kun je databases als “online contents” en “picarta” bekijken. Gebruik zoveel mogelijk van het materiaal dat je gevonden hebt bij je literatuuronderzoekje in de inleiding van je uiteindelijke verslag. Zo sla je twee vliegen in één klap.
Presentatie onderwerp Het literatuuronderzoekje geeft inzicht hoe je je onderwerp beter kunt afbakenen. Tevens vormt het de basis van de presentatie die je voor de klas moet houden op 8 oktober. Punten waaraan de presentatie moet voldoen vind je op onze website. Op 8 oktober is de student van de HHS voor het eerst aanwezig. 7
3
ONDERZOEKSVRAAG / PLAN VAN AANPAK
In deze fase ga je een onderzoeksvraag formuleren. Waar moet je onderzoek nu eigenlijk een antwoord op gaan geven? Wat wil je met je onderzoek te weten komen? Om je onderzoeksvraag goed beantwoord te krijgen, heb je vaak nog een aantal onderliggende vragen nodig. Dit worden de deelvragen genoemd. Streef ernaar om naast je hoofdvraag drie of vier deelvragen te stellen. Heb je eenmaal de vraag helder dan kun je je gaan buigen over het “hoe”. Hoe krijg je die vraag nu beantwoord? Hoe ga je dat aanpakken? Welke stappen moet je zetten om dit voor elkaar te krijgen? Wie uit het groepje gaat wat wanneer doen? De antwoorden hierop vormen samen het Plan van Aanpak dat enerzijds bestaat uit een onderzoeksplan (hoe) en anderzijds uit een tijdsplan (wie, wanneer) periode: oktober inleveren/presenteren: Plan van Aanpak (1 nov.)
8
Onderzoeksvraag & deelvragen Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: inperken en afbakenen. Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren. In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het wie, wat, waar, welke, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe, enz Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen: Wat is de gangbare definitie? Welke kenmerken heeft het? Waaruit bestaat het? Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden? Waartoe behoort het? Waar is het een onderdeel van?
Waarop lijkt het? Waaraan is het tegengesteld? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Waar komt het vandaan? Waar gaat het naartoe?
Hoe gebeurt het? Welke voorwaarden of omstandigheden maken het mogelijk? Welke maatregelen vereist het? Welke gevolgen heeft het? Welke methode wordt ervoor gebruikt? Welk doel dient het? Welke taak heeft het? Waar komt het voor?
Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Welke waarde heeft het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen? Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? Hoe ontwikkelt het zich? Wie of wat doet het? Wie of wat is erbij betrokken? Wie of wat ondergaat het?
Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat ...'. waarde bepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren.
Maak nu oefening 4 achterin dit boekje Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de
ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je dan zeker doen! Overleg hierover wel met je begeleiders.
Plan van Aanpak Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook wie wanneer wat gaat doen en hoeveel tijd dat zal gaan kosten. Dit staat in een plan van aanpak. Het plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan. In het onderzoeksplan worden achtereenvolgens de hoofdvraag, de deelvragen, hypothesen/ verwachtingen, werkwijzen/methode, informatiebronnen/hulpmiddelen, presentatievorm en de taakverdeling opgenomen. In het tijdsplan staat hoe lang een activiteit duurt en wie deze uitvoert en wanneer. Wanneer je alle activiteiten in de goede volgorde hebt gezet, zet je er per activiteit het aantal benodigde uren bij dat je denkt nodig te hebben om de activiteit uit te voeren. Daarna plan je aan de hand van een tijdsbalk de doorlooptijd (tijdstip van de start en het einde) per activiteit. Uit het plan van aanpak moet duidelijk naar voren komen wat de bijdrage van ieder van jullie afzonderlijk is. Hiervoor moet je je activiteiten gedetailleerd beschrijven in het plan van aanpak en ervoor zorgen dat jullie individuele planningen op elkaar zijn afgestemd. Houd het tijdplan zo kort mogelijk: maximaal een halve pagina A-‐4. Het hele plan van aanpak hoeft niet meer dan één pagina A4 te omvatten. In bijlage IV is een voorbeeld van een plan van aanpak afgedrukt.
9
4
ONDERZOEK / ONTWERP In deze fase voer je het daadwerkelijke onderzoek uit op basis van het Plan van Aanpak. Dit onderzoek moet antwoord gaan geven op je onderzoeksvraag. Tijdens deze fase verzamel je zoveel mogelijk onderzoeksgegevens. Dit kunnen er niet snel te veel zijn. Naderhand is het vaak niet zo makkelijk meer om delen van het onderzoek te herhalen/ over te doen. Stel jezelf voortdurend de vraag of je verzamelde gegevens antwoord kunnen gaan geven op je onderzoeksvraag. Stel zo nodig je onderzoeksopzet bij. Na het onderzoek verwerk je je gegevens (kwalitatief of kwantitatief) zodanig dat je ze kunt confronteren met je onderzoeksvraag om zo tot een antwoord hierop te komen. Bij het maken van een ontwerp volg je de procedure van de ontwerpcyclus, waar je m.b.v. een programma van eisen uiteindelijk komt tot het realiseren je ontwerp. periode: november, december inleveren/presenteren: tussentijdse presentatie (3 dec.)
10
Onderzoek Het onderzoek dat je gaat doen is nieuw, nog niet eerder gedaan door iemand anders, althans niet in de vorm waarin jij het gaat doen. Het onderzoek moet antwoord gaan geven op de onderzoeksvraag. Houd dat voortdurend in je achterhoofd. Stel je hebt de volgende onderzoeksvraag: Kunnen op het Segbroek meisjes beter leren dan jongens? Je onderzoekt dit door te kijken of er meer meisjes dan jongens overgaan. Daar komt uit dat meisjes over het algemeen minder blijven zitten. Heb je nu eigenlijk wel antwoord gegeven op je onderzoeksvraag? Met andere woorden: kunnen meisjes nu beter leren, zijn ze gewoon ijveriger of wellicht in een andere levensfase? Om goed antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zal je dus meer moeten onderzoeken.
Gegevens verzamelen Een belangrijk deel van het doen van een onderzoek, is het verzamelen van gegevens. Of je nu een literatuuronderzoek doet, een experiment uitvoert, of enquêtes (interviews) afneemt. Je hebt gegevens nodig. Bespreek van te voren hoeveel gegevens je nodig denkt te hebben voor het trekken van een conclusie en check dit met je vakdocent/mentor. Als je in het voorbeeld van hierboven twee vwo-‐ brugklassen bekijkt, dan weet je dat je op basis hiervan geen conclusies kunt trekken over het beter kunnen leren van meisjes. Als het afnemen van een enquête een onderdeel van je onderzoek is, wees je er dan van bewust dat je hem maar één keer kunt afnemen. Dat vraagt dus
een goede voorbereiding bij het opstellen van de vragen. Hier zal je zeker je vakdocent/mentor nog een keer naar moeten laten kijken voor je hem afneemt. Ditzelfde geldt ook voor het verzamelen van gegevens uit een experiment. Het is vaak niet makkelijk om een experiment over te doen. Zorg dus dat je er genoeg uit haalt.
Ontwerp Bij het uitvoeren van een ontwerp, doorloop je de zogenaamde ontwerpcyclus. Hierin ga je door een aantal fases heen voordat je uiteindelijk komt tot het realiseren van het daadwerkelijke ontwerp. Hoe dat in zijn werk gaat kun je hier vinden: http://vaklokaal-‐nlt.nl/wp-‐ content/uploads/2009/01/startmodule_versie_12_ maart_2007.doc
Haagse Hogeschool In samenspraak met je studentbegeleider kun je op de HHS terecht om een deel van je onderzoek / ontwerp uit te voeren of de benodigde informatie voor het onderzoek te verkrijgen. Sommigen van jullie zullen een proefopstelling of ontwerp maken op de HHS. Anderen zullen gebruik gaan maken van informatie op de HHS om bijvoorbeeld een enquête op te stellen. Weer anderen zullen middels bepaalde modellen onderzoek gaan doen bij bedrijven of instellingen. En zo zijn er nog wel wat voorbeelden op te noemen. Bedenk dat de experts te vinden zijn op de HHS en dat je daar ook gebruik van kunt maken. Toch moet het wel jullie onderzoek zijn. Eigen inbreng is dus heel belangrijk.
Je mentor moet te allen tijde op de hoogte zijn waar jullie je onderzoek uitvoeren.
Na het onderzoek Als je je (kwantitatieve) gegevens verzameld hebt, moet je ze gaan verwerken tot iets samenhangends. Vaak is het handig ze wiskundig te verwerken in de vorm van tabellen, grafieken of diagrammen. Hierdoor krijg je overzicht en is het makkelijker om ze te interpreteren en te confronteren met de onderzoeksvragen. Welke antwoorden kun je geven of welke conclusies kun je trekken op grond van de verzamelde informatie/gegevens? Kloppen je hypotheses? Als je alleen maar beschikt over kwalitatieve gegevens (literatuuronderzoek, interviews, etc.) kun je deze niet wiskundig verwerken, maar ze kunnen wel geconfronteerd worden met de onderzoeksvraag, zodat je conclusies kunt trekken. Vind je bijvoorbeeld in de literatuur dat er op leergebied (nog) geen verschillen zijn gevonden in de hersenen van jongens en meisjes, dan is dat een belangrijk gegeven om mee te nemen in je eindconclusie, omdat het iets zegt over hoe je het zittenblijven van de jongens moet interpreteren.
Tip: Het kan helpen om vooraf aan je onderzoek nog eens in de literatuur te kijken of soortgelijk onderzoek al eens gedaan is. Hierdoor heb je al een idee van de uitkomst en kun je je eigen uitkomsten ermee vergelijken. En daar wordt je PWS alleen maar beter van. 11
5
VERSLAGGEVING / PRESENTATIE Nu heb je je onderzoeksgegevens verwerkt en geconfronteerd met de onderzoeksvraag. Als het goed is kun je daar nu antwoord op geven. Je kunt in ieder geval conclusies trekken op basis van de uitkomsten van je onderzoek. Zelfs als het anders gelopen is dan verwacht. In deze fase ga je deze uitkomsten en hoe je hiertoe gekomen bent op twee manieren vastleggen: 1. Verslag. Dit gaat volgens een vast format (zie website) 2. Presentatie aan de klas, ouders en begeleiders. Of het nu gaat om een verslag of een presentatie, houd voortdurend in je achterhoofd voor wie je het maakt. Hoeveel je publiek al weet en hoeveel je dus moet uitleggen. Realiseer je dat je verslag en presentatie semi-‐wetenschappelijk moeten zijn (zie format op de website). Geef dus geen opsomming van wat je allemaal gedaan hebt, zoals in een reisverslag vaak gedaan wordt. periode: januari, februari inleveren/presenteren: inleveren conceptversie (17 jan.), inleveren eindversie (6 febr.), eindpresentatie (19 febr.)
12
Verslaggeving/presentatie Wat voor presentatie je doet, schriftelijk, mondeling, beeldend, muzikaal, enzovoort, voor elke presentatie moet je je de volgende vier basisvragen stellen: Voor wie is de presentatie bedoeld? Ofwel: wie is mijn publiek? Hoe groot is het publiek? Wat is de voorkennis van het publiek? Wat wil ik dat het publiek doet met de informatie die ik geef? Wanneer je deze vragen kunt beantwoorden, dan kun je je verslag/presentatie gaan voorbereiden. Bedenk dat het schriftelijke literatuuronderzoeksverslag uit fase 1 ook aan het verslag moet worden toegevoegd. Het vastleggen van het definitieve eindproduct kent twee onderdelen: 1. Een schriftelijk in te leveren onderdeel (6 februari) 2. Een mondelinge presentatie (19 februari) Schriftelijke verslagen kennen meestal een vaststaande structuur. Voor de natuurwetenschappelijke onderwerpen ziet dat er iets anders uit dan voor de andere onderwerpen. Op www.segbroek.nl kun je de formats hiervoor downloaden. (Voor beide typen is er een apart format beschikbaar.) In dit verslag kan ook heel gemakkelijk het literatuuronderzoek worden opgenomen.
Voor mondelinge presentaties zijn veel variaties te bedenken, zoals een betoog of een posterpresentatie met mondelinge toelichting, een presentatie met powerpoint/prezi of eentje met video-‐ondersteuning. Bij een groepspresentatie is het belangrijk dat elk lid van de groep precies weet wat hij of zij moet doen, zowel vooraf, als tijdens en na de presentatie. Stem de inhoud goed op elkaar af. Weet van elkaar wat je gaat zeggen. Spreek af hoeveel spreektijd iedereen krijgt. Oefen de presentatie met elkaar. Mocht één van de groepsleden op de dag van de presentatie onverwacht ziek zijn, zorg er dan voor dat de rest van de groep de presentatie alsnog kan verzorgen. Bij een mondelinge presentatie is de zogenaamde non-‐verbale communicatie minstens zo belangrijk als de verbale communicatie. Het overkomen van de boodschap wordt voor het grootste deel bepaald door de manier waarop je communiceert: het publiek onthoudt maar matig wat je vertelt, maar onthoudt wel goed hoe je je beweegt, hoe je je sheets gebruikt, of je de zaal inkijkt en of je vriendelijk en enthousiast bent! Download op www.segbroek.nl “mondelinge presentatie profielwerkstuk”. Hier vind je aanwijzingen voor een mondelinge presentatie.
kwaliteit van je PWS. Daarbij word je beoordeeld op de volgende globale punten: 1. informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); 2. schrijven van een plan van aanpak 3. (vakspecifieke) onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; 4. Presentatievaardigheden (schriftelijk + mondeling). 5. Inzet / bijdrage aan de groep Tijdens het maken van het profielwerkstuk heb je voortgangsgesprekken met je begeleiders en beoordelingsmomenten. Voortgangsgesprekken zijn bedoeld om tussentijdse resultaten te evalueren en indien nodig bij te sturen. De beoordeling van punten 1 en 2 vinden plaats in november en van de punten 3,4 en 5 in januari/februari. Op www.segbroek.nl vind je een excel tabel met daarin de verschillende criteria die je begeleiders hanteren om je te kunnen beoordelen. Bedenk dat er naar een ieder individueel gekeken kan worden.
De beoordeling Zowel het doorlopen proces als het opgeleverde product van een profielwerkstuk bepalen de 13
Bijlage I Voorbereidende oefeningen
Oefening 1 Bekijk de volgende onderwerpen met korte beschrijving. Na elke beschrijving staan twee onderzoeksvragen. Geef aan welke van de twee geen goede onderzoeksvraag is en bespreek in de klas waarom dat geen goede onderzoeksvraag is. Probeer vervolgens deelvragen te bedenken bij de juiste onderzoeksvraag. Onderwerp: Honkbalknuppels Beschrijving: Honkbalknuppels zijn van hout of een harde soort lichtmetaal zoals aluminium. Vroeger werden alleen maar houten knuppels gebruikt. Aluminium knuppels zijn echter eenvoudiger te fabriceren en zijn aanzienlijk gemakkelijker om (ver) mee te slaan. Houten knuppels breken snel bij onjuist gebruik. De laatste jaren komt ook het
gebruik van moderne composietmaterialen in knuppels steeds meer voor. Onderzoeksvragen: 1.: Welke invloed hebben verschillende knuppels op de balsnelheid? 2.: Hoe worden honkbalknuppels gemaakt? Onderwerp: economische crisis Beschrijving: Bij een economische crisis functioneert de economie niet meer naar behoren en komt er meestal niet bovenop dan pas na een lange periode van aanpassing die veel ellende oplevert, waarbij het aanbod zakt tot op het peil waarop het aan de vraag voldoet. Als de kennis ontbreekt om de oorzaken van de economische crisis bloot te leggen en aldus adequaat in te grijpen, komt de economie in een neerwaartse spiraal terecht. Onderzoeksvragen: 1.: Hoe voorkom je een economische crisis? 2.: Wat hebben de crises uit het verleden met de laatste crisis gemeen? Onderwerp: jeugdcriminaliteit Beschrijving: De overheid wil jeugdcriminaliteit terugdringen. Daarom investeert de overheid onder andere in het vroegtijdig ingrijpen bij criminaliteit en het voorkomen van recidive (herhaling). Onderzoeksvragen: 1.: Komt jeugdcriminaliteit veel voor? 2.: Helpt onderzoek naar jeugdcriminaliteit bij het verminderen van jeugdcriminaliteit? Onderwerp: Social media Beschrijving: Sociale media (de Engelse term social
media is ook in het Nederlands gangbaar, vooral in Nederland) is een verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers, zonder of met minimale tussenkomst van een professionele redactie, de inhoud verzorgen. Hoofdkenmerken zijn interactie en dialoog tussen de gebruikers. Onderzoeksvragen: 1.: Heeft leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, etc invloed op het gebruik van social media? 2.: Is social media positief voor je sociale leven? Onderwerp: biodiesel Beschrijving: Biodiesel is een type biobrandstof, een duurzame energiebron, die gemaakt wordt uit plantaardige olie of dierlijk vet. Biodiesel wordt vaak toegepast in een mengvorm met uit aardolie verkregen diesel. De benaming die men er aan geeft is dan B5 (5% biodiesel) of B20 (bij 20% bijmenging). Bij gebruik van pure biodiesel spreekt men van B100. Onderzoeksvragen: 1.: Is het rendement van zelfgemaakte biodiesel net zo hoog als dat van normale diesel? 2.: Is biodiesel de oplossing voor het energieprobleem?
14
Oefening 2 Bekijk de volgende onderwerpen met korte beschrijving. Bedenk bij elk onderwerp een onderzoeksvraag en deelvragen. Vergelijk deze met de rest van de klas. Onderwerp: Fair trade Beschrijving: Eerlijke handel of fair trade bevordert de duurzame ontwikkeling in de internationale handel, met name bij de export van arme landen naar rijke Westerse landen. Fair trade betekent dat bijvoorbeeld koffieboeren, cacaoboeren of bananenboeren in Latijns-‐Amerika, Afrika en Zuidoost-‐Azië een eerlijke prijs krijgen voor hun exportproducten. Een prijs die in verhouding staat tot de werkelijke productiekosten en niet een prijs die wordt bepaald door de verhoudingen op de internationale markt. Fairtrade-‐producten dienen daarnaast te voldoen aan milieueisen die vergelijkbaar zijn met die in Europa. Onderwerp: Apple Beschrijving: Apple Inc is een Amerikaans elektronica bedrijf en is op 1 april 1976 opgericht door Steve Jobs, Ronald Wayne en Steve Wozniak. Als bedrijfspand gebruiken ze de garage van jobs. Apple is vooral bekend om zijn Mac computers iPod, iphone en de iPad. Aan het einde van de jaren ‘70 is Apple bekend geworden met de Apple 2 de eerste computer met een plastic kast en kleuren kan afbeelden een van de beste pc's van die tijd.
Apple maakte veel software gericht op creatieve beroepen maar ze moesten zich ook richten op anderen beroepen en daardoor is In 1997 Apple bijna failliet gegaan, maar Microsoft (ook een Amerikaans elektronica bedrijf) heeft 150 miljoen Amerikaanse dollars geïnvesteerd en toen is Apple weer op gang gekomen. Sinds dat de iMac in 1998 is uitgekomen is Apple vooral bekend om zijn vormgeving. Apple heeft sterk bij gedragen aan het ontstaan van venstervormgeving met muis. Onderwerp: Alcohol misbruik jeugd Beschrijving: Jongeren vormen een belangrijke risicogroep voor de ontwikkeling van alcoholgerelateerde problemen. Het lichaam van een jongere is nog niet volgroeid en daardoor extra gevoelig voor alcoholmisbruik. De risico's van alcoholgebruik door jongeren hangen sterk samen met het incidenteel gebruik van overmatig alcohol in een zeer korte tijd (binge-‐ drinking) en door drinken in situaties waarin men eigenlijk helemaal geen alcohol zou moeten drinken (zoals in het verkeer). Overmatig en riskant alcoholgebruik kan leiden tot (ernstige) problemen. Onderwerp: Reclame Beschrijving: Reclame heeft een grote invloed op de economie, reclamemakers worden ingehuurd om mensen te verleiden tot het kopen van een bepaald product. Er zijn natuurlijk ook reclames om mensen iets niet te laten doen, zoals SIRE reclames.
Het doel van reclame kan heel verschillend zijn, zoals imagoverbetering, naamsbekendheid vergroten of omzetverhoging. De reclamemakers richten zich vooral op de jeugd, deze groep heeft een voorkeur voor bepaalde merken en producten. Vaak beïnvloeden ze ook de ouders.
15
Oefening 3 1. 2. 3.
4.
5.
Kies van onderstaande onderwerpen er twee uit. Schrijf bij elk woord zoveel mogelijk woordassociaties op (brainstormen, mindmappen) Kies daaruit één of meerdere woorden die naar een onderzoeksvraag zouden kunnen leiden. Zoek m.b.v. het onderwerp en de bij de 3. gekozen woorden iets op over het onderwerp, dat kan helpen bij het zoeken naar een onderzoeksvraag. Bedenk een hoofdvraag en deelvragen bij je onderwerp.
Onderwerpen Leervermogen van de hersenen Montessori onderwijs De rechten van het kind wikileaks De euro Creativiteit ADHD Sport en protheses Sportprestaties Bruggen De kredietcrisis Bronwater Agressie Discriminatie Verschil jongens meisjes Digitale identiteit
Gameverslaving Sport en psychologie
Oefening 4 (voor het PWS-‐groepje) 1. 2. 3. 4. 5.
Ieder afzonderlijk gaat op zoek naar één of meerdere onderwerpen Ieder zoekt iets op over zijn eigen onderwerp(en) Ieder bedenkt een onderzoeksvraag bij zijn onderwerp(en) In de klas worden alle onderwerpen en onderzoeksvragen besproken In de klas bepaalt het groepje of er een juist onderwerp bij zit of dat er nog verder gezocht gaat worden.
16
opmerkingen
afspraken
namen
Bijlage II Logboek
persoon 4
verrichte werkzaamheden
persoon 3
plaats
persoon 2
tijdsduur
persoon 1
datum
Hiernaast zie je een voorbeeld van een logboek format.
17
Van verschillende informatiebronnen leg je de volgende gegevens vast:
Bijlage III Literatuurverwijzing
Volgens de International Standard Bibliographic Description (ISBD):
Boeken
- Titel (en indien van toepassing de ondertitel, gescheiden door ‘:’ ) - Auteur(s) of redacteur(s) (kan een persoon zijn maar ook een corporatieve auteur zoals bedrijf, genootschap of belangenvereniging) - Plaats van uitgave, uitgever, jaar van uitgave (bijvoorbeeld: Utrecht: Lemma, 2000) - ISBN-‐nummer (boeken) - Vindplaats (bijvoorbeeld bibliotheek + plaatsingsnummer)
Internetsites - Titel - Auteur of corporatieve auteur zoals bedrijf, genootschap of belangenvereniging - (indien bekend) - Volledige URL - Taal waar de site in is gesteld - Datum: o oorsprong (indien bekend) o laatste update (Indien deze niet bekend is, dat uitdrukkelijk vermelden) o laatste bezoek Afbeeldingen Ook van afbeeldingen noteer je de bron. Evenals van ander audio-‐of beeldmateriaal (filmpjes, interviews) dat inhoudelijk voor je van belang is.
Tijdschriftartikelen - Titel en ondertitel van het artikel (gescheiden door ‘:’) - Auteur(s) - Titel van het tijdschrift, de jaargang, het jaartal tussen haakjes, het nummer en de paginanummers. De verschillende elementen scheiden met komma’s (bijvoorbeeld: Informatieprofessional, jrg 6 (2002), nr. 7/8, 25-‐ 27)
18
Onderzoeksplan Hoofdvraag
Deelvragen
Is er een optimale temperatuur en zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij vergisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter?
Hypothesen Verwachtingen
We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van 40 graden Celsius ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we uit de draaihoek informatie te kunnen halen over het gistingsproces.
Werkwijze Methode
We gaan gist toevoegen aan glucoseoplossingen van verschillende concentraties (0,25-1,5 mol/l met intervallen van 0,25) en die bij verschillende temperaturen (25-50 ° C met intervallen van 5 ° C) vier uren laten staan. Daarna meten we met twee polaroid filters de optische draaiing.
Informatiebronnen Hulpmiddelen
Uit boeken. Chemie in theorie en praktijk van H. van Keulen. Gepolariseerd licht in de natuur van G.P. Können. Tijdschriften. Natuur & Techniek 1992, Enzymen, gangmakers in de natuur. TOA voor de experimentele opstellingen op school. Schriftelijk verslag, maar eventueel willen we het voor de klas ook wel mondeling presenteren.
Bijlage IV Plan van Aanpak
Presentatievorm Taakverdeling
Hiernaast vind je een voorbeeld van hoe het onderzoeksplan en het tijdsplan uit het Plan van Aanpak eruit zouden kunnen zien. Gebruik hiervoor niet meer dan één A4-‐tje, waarbij je de voorkant gebruikt voor het onderzoeksplan en de achterkant voor het tijdsplan. (Bedenk dat het voorbeeld hiernaast verre van volledig is.)
Wat is de invloed van temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? (vakken: biologie, scheikunde, natuurkunde)
Bas zal vooral de verwerking van de meetresultaten voor zijn rekening nemen omdat hij goed overweg kan met computerprogramma's en Friso zal vooral de theoretische kant voor zijn rekening nemen. Maar we zullen zo veel mogelijk alles samen doen.
Tijdsplan Activiteit / plaats
Hoe lang
Week 46
Week 47
Week 48
Week 49
Week 50
Informatie verzamelen bij studierichting HHS
4
Job Mariska Jamal Mirte
Uitzoeken van … in KB
4
Roos Sibel
Opzet enquête / Segbroek
10
Roos Sibel Jamal Mirte
Uitvoer enquête / instelling...
15
Allen
Allen
Verwerking enquete / Segbroek
10
Job Mariska
19
Na afloop van de presentaties vullen jullie het begeleidingsformulier in. Hiermee wisselen jullie elkaars gegevens uit. De student maakt vervolgens een afspraak met jullie.
Bijlage V Rol van de Student
Uniek aan het PWS op het Segbroek is de begeleiding door studenten. Hieronder kun je lezen wat de rol is van deze studenten en hoe je maximaal van hun expertise kunt profiteren. Elk groepje krijgt een student-‐begeleider van de Haagse Hogeschool. Vaak is dit een oud-‐leerling van het Segbroek. De studenten zitten in het tweede jaar of hoger van hun studie. Zij hebben al ervaring met het doen van onderzoek en het werken in (project)groepen. De studenten gaan één of meerdere groepjes begeleiden. Op 8 oktober komen de studenten op school en luisteren zij naar jullie presentatie over het onderwerp. Zij beslissen dan wie welke groepjes gaat begeleiden. Vaak zullen zij kiezen voor groepjes, die onderwerpen hebben die aansluiten bij hun eigen studie en belangstelling.
De taak van de student is jullie te ondersteunen bij het maken van het profielwerkstuk. Dat zal hij of zij doen vanuit een coachende rol. De student zal je door vragen te stellen op het juiste pad helpen. Denk daarbij aan vragen: wat is jullie doel? Hoe zien jullie dat? Hoe gaan jullie dat uitzoeken? Gaan jullie ook dat nog doen? Wie enquêteren jullie? Denken jullie ook nog aan dat? Is die groep ook nog interessant? etc. Jullie moeten er dus niet vanuit gaan dat hij of zij je precies vertelt welk boek je moet inkijken of welke vragen je moet stellen in je enquête. Verder kan hij of zij samen met jullie het tijdspad in de gaten houden, zodat jullie op tijd klaar zijn. Tenslotte kunnen jullie de presentatie met hem of haar doornemen en eventueel oefenen. Hoe vaak jullie met de student afspreken, kunnen jullie zelf afspreken met hem of haar. Let daarbij op je eigen rooster en overleg ook of het past bij het studieschema van de student. Afspreken kan op het Segbroek College, maar ook op De Haagse Hogeschool. De student kan je er alvast wegwijs maken en daarnaast kun je via de student ook gebruik maken van de informatie-‐ mogelijkheden die De Haagse Hogeschool biedt. 20