Wetenschappelijk onderzoek
Preventie van plotse hartdood bij amateurvoetballers – zaak of noodzaak? Door: D. Veldman, N.M. Panhuyzen-Goedkoop, H. Kuipers
Samenvatting Reanimatievoorzieningen bij BVO’s (betaaldvoetbalorganisaties) in 2005-2006 voldeden niet aan veiligheidseisen beschreven in Richtlijn Reanimatie 2006. Doel van retrospectieve studie 2002-2007: inventarisatie naar veiligheidseisen van reanimatievoorzieningen bij amateurvoetbal en voorkomen van plotse dood. Methode: vragenlijst voor aanwezigheid van geschoold personeel, reanimatieprocedure, ambulance of AED (automatische externe defibrillator) en voor plotse circulatiestilstand en plotse dood. Resultaten: in totaal namen 92 verenigingen deel, met 61.194 leden (5,6% van alle KNVB-leden). Van hen verplichtte 14,1% haar verzorgers tot scholing in EHBO en BLS (basic life support) en 13% ook in ALS (advanced life support). In totaal verplichtte 66,3% geen enkele van deze scholingen. Een ambulance was aanwezig of in de nabije omgeving bij 3,3%, een AED bij 31,5%. De gemeten incidentie bedroeg 37 plotse circulatiestilstanden (14 voetballers), waarvan 19 plotse dood (7 voetballers). Conclusie: reanimatievoorzieningen bij Nederlandse topamateurvoetbalverenigingen waren onvoldoende; 14/61.194 voetballers hadden circulatiestilstand, 7 hiervan waren fataal. Preventie van plotse dood en advisering voor reanimatievoorzieningen inclusief scholing is van groot belang. Meer onderzoek is wenselijk.
Summary Medical facilities of BVO’s (professional soccer organisations) 2005-2006 did not comply with the safety standards described in the 2006 resuscitation guideline Richtlijn Reanimatie. Goal of the present retrospective study 2002-2007: inventory of the safety standards concerning resuscitation medical facilities with amateur soccer clubs and preventing sudden death. Methods: questionnaire about the availability of trained personnel, resuscitation procedure, ambulance or AED (Automatic External Defibrillator) and sudden (cardiac) arrest and sudden death. Results: a total of 92 soccer clubs cooperated in the study, with 61,194 members (5.6% of all KNVB members). Of all the clubs, 14.1% obliged their caretakers to school themselves in EHBO (first aid) and BLS (basic life support) and 13.0% also in ALS (advanced life support). An ambulance was available on the terrain or nearby with 3.3% of the clubs, an AED with 31.5%. The measured incidence of sudden arrests was 37 (14 soccer players), of whom 19 died (7 soccer players). Conclusion: the resuscitation facilities with Dutch amateur soccer clubs were insufficient; 14/61,194 soccer players suffered a sudden arrest, whereof 7 ended fatal. Prevention of sudden death and information about resuscitation facilities and training are of great importance. Further investigation is desirable.
Trefwoorden: plotse dood, sporter, voetbal, reanimatie, AED Key words: sudden death, athlete, soccer, resuscitation, AED Inleiding
18
Sport & Geneeskunde | maart 2010 | nummer 1
Wanneer een topvoetballer een circulatiestilstand krijgt, besteden media daar veel aandacht aan. Wanneer dit een amateurvoetballer betreft, komt dit meestal niet verder dan de regionale pers. De incidentie van plotse dood bij sporters is 2,1/100.000 jonge sporters per jaar (≤ 35 jaar), zo bleek uit een ruim 25 jaar lang durende grootschalige prospectieve studie in Noord-Italië.1-5 Geconcludeerd werd dat sport een uitlokkende factor is voor levensbedreigende kamerritmestoornissen bij onderliggende erfelijke of aangeboren hartziekten. Het aantal plotse doden onder voetballers was in deze studie het hoogst, maar in het perspectief dat de meeste sporters in Italië voetballen, werd niet gesteld dat voetbal een risicosport is voor plotse dood. In Nederland zijn geen evidence-based gegevens bekend over incidentie van plotse dood in relatie tot sportbeoefening.6-7 De database SPORTCOR zal hierover in de toekomst gegevens verschaffen.8 Preventieve cardiovasculaire screening reduceert het aantal gevallen van plotse dood bij sporters, maar dit geldt niet voor alle oorzaken van plotse dood, zoals stomp thorax trauma, myocarditis (door een virus), en congenitale coronair anomalie.9-10 In recent onderzoek naar reanimatievoorzieningen in het voetbalstadion in Europa, Arena Safety, bleken deze in Nederland bij ongeveer 1/3 niet te voldoen aan de gestelde eisen.11 De gegevens van andere Europese landen worden nog gepubliceerd, maar toonden dezelfde zorgwekkende data. In het huidige onderzoek onder topamateurvoetballers werden de reanimatievoorzieningen en veiligheid bij de amateurverenigingen in kaart gebracht en werd het optreden van circulatiestilstand en plotse dood geïnventariseerd. Methode In april 2007 werden voorzitters en (hoofd)verzorgers van 215 voetbalverenigingen, uitkomend in de hoogste twee klassen van amateurvoetbal in Nederland, benaderd om te participeren aan deze retrospectieve studie naar reanimatievoorzieningen rondom het voetbalveld. Na toezegging werd een vragenlijst met 79 vragen via internet of op papier beantwoord. Daartoe hadden de respondenten vier weken de gelegenheid. De vragen waren ingedeeld in de categorieën algemene informatie, medische voorzieningen, casuïstiek en afsluiting (Tabel 1). Onder medische voorzieningen werd gevraagd naar reanimatievoorzieningen, scholing en geschoold zijn van personeel, en naar aanwezigheid van ambulance en/of AED tijdens wedstrijden en trainingen. Onder casuïstiek werd onder voetballers, begeleiders en (indien beschikbaar) toeschouwers
geïnventariseerd naar het voorkomen, de behandeling en de uitkomst van plotse circulatiestilstand gedurende de voorgaande vijf jaar. Ook naar het aantal overlevenden en overledenen werd gevraagd. Voor analyse van de gegevens werd gebruikgemaakt van beschrijvende statistiek, non-parametrische Spearman’s correlatiecoëfficiënt en Chi-kwadraattoets, met toepassing van een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Tabel 1. Indeling van de vragen in de gebruikte vragenlijst
Algemene informatie Vraag 1-4
Demografische gegevens
Medische voorzieningen Vraag 5-13
Kennis en scholing BLS
Vraag 14-22
Kennis en scholing ALS
Vraag 23-31
Kennis en scholing EHBO
Vraag 32-37
Aanwezigheid AED
Vraag 38-45
Kennis en scholing AED
Vraag 46-49
Aanwezigheid/afstand ambulance
Casuïstiek Vraag 50-52
Incidentiebepaling circulatiestilstanden
Vraag 53-69
Demografische gegevens slachtoffers, Wijze van reanimeren, Afloop
Afsluiting Vraag 70-79
Risicoperceptie van hartstilstanden en bereidheid tot investeren in vergrote hartveiligheid op de vereniging
Definities Circulatiestilstand: de bloedsomloop is ongeacht de oorzaak tot stilstand gekomen. Symptomen zijn bewusteloosheid, afwezigheid van pulsaties en grauwwitte huidskleur. Directe reanimatie is in deze situatie belangrijk (BLS, basic life support). Hartstilstand: er is geen pompfunctie meer van het hart. Oorzaken zijn asystolie of ventrikelfibrilleren. Directe reanimatie met defibrillatie en toedienen van medicatie is belangrijk (ALS, advanced life support). Plotse dood: dood binnen één uur na aanvang van symptomen bij een persoon zonder (bekende) cardiovasculaire problematiek. Aanrijdtijd: tijd die een ambulance nodig heeft om na gemelde oproep ter plaatse van de calamiteit te arriveren. Dit gold ook voor een AED, indien deze uit nabije omgeving moest komen.
nummer 1 | maart 2010 | Sport & Geneeskunde
19
Wetenschappelijk onderzoek
Resultaten Aan het onderzoek hebben 92 verenigingen met 61.194 leden (5,6% van het totaal aantal spelende KNVB-leden) deelgenomen. In de hoofdklasse kwamen 35 verenigingen (23.254 leden, 38,0%) uit, en in de eerste klasse 57 (62,0%) verenigingen. Het merendeel van de deelnemers was man (93%). Medische voorzieningen Er bleken grote onderlinge verschillen tussen de verenigingen te bestaan voor aanwezigheid en scholing van personeel bij trainingen en wedstrijden (Tabel 2). Bij 17,4% was scholing in BLS verplicht, bij 20,6% in ALS en bij 15,2% in EHBO. Van de verenigingen verzorgde 22,8% scholing in BLS, 13% in ALS en 18,5% in EHBO. Voornoemde percentages zijn niet per se telkens bij andere verenigingen; bij 66,3% werd geen enkele scholing verplicht en bij 60% werd deze niet verzorgd. Er bestonden ook grote verschillen tussen de teams van de sportverenigingen waar het aankomt op de aanwezigheid van geschoold personeel bij trainingen en wedstrijden (Tabel 3). In totaal meldden 29 (31,5%) verenigingen een AED beschik-
baar te hebben op wedstrijddagen, waarvan 22 (23,9%) een AED in eigen bezit, en 7 (7,6%) een AED in de directe omgeving van het sportcomplex. Bij trainingen was dit respectievelijk 25 (27,2%), 21 (22,8%) en 4 (4,3%). Naar deze discrepantie was niet geïnventariseerd. Er was een significant positieve correlatie tussen kennis over de AED en de aanwezigheid van een AED (r=0,63, p<0,05). De betreffende hulpverlener was echter niet altijd aanwezig (Tabel 4). De aanrijdtijd van een AED was in geval van AED in eigen beheer maximaal vijf minuten en in geval van AED in de nabije omgeving tien minuten (Tabel 5). Er bleek geen significante correlatie te bestaan tussen de aanwezigheid van een AED en de klasse waarin werd gespeeld of tussen de aanwezigheid van een AED en het aantal leden. Bij twee verenigingen (2,2%) was tijdens wedstrijden en trainingen een ambulance op het sportcomplex ondanks AED in eigen beheer. Bij één vereniging zonder AED (1,1%) was altijd een ambulance aanwezig. De gemiddelde (geschatte) ambulanceaanrijdtijd was 10 minuten en 46 seconden, spreiding 2-25 minuten (SD=4min 18sec).
Tabel 2. Overzicht van de cursussen die de verenigingen verplichtten/verzorgden in procenten
Cursus BLS
Cursus EHBO
Cursus ALS
Ja
Nee
Ja
13,0/5,5
3,3/5,5
16,3/13,0
Nee
1,1/3,3
0,0/5,5
1,1/9,8
Totaal Cursus ALS
Nee
Totaal
Ja
14,1/9,8
3,3/13,0
17,4/22,8
Ja
3,3/0,0
1,1/0,0
4,3/0,0
Nee
12,0/18,5
66,3/60,0
78,3/77,2
15,2/18,5
67,4/60,0
82,6/77,2
Totaal
Tabel 3. Standaard aanwezigheid van verzorgers met specifieke kennis bij de verschillende elftallen in procenten
Eerste elftal
Lagere elftallen
Jeugdelftallen
Wedstrijden
Trainingen
Wedstrijden
Trainingen
Wedstrijden
Trainingen
BLS
94,6
89,1
27,2
20,7
30,4
16,3
ALS
71,1
73,9
14,1
16,3
15,2
9,8
EHBO
98,9
93,5
37,0
32,6
37,0
27,2
Tabel 4. Standaard aanwezigheid van verzorgers met kennis van de AED bij de verschillende elftallen in procenten
Eerste elftal (% van n=29)
20
Lagere elftallen
Jeugdelftallen
Wedstrijden
Trainingen
Wedstrijden
Trainingen
Wedstrijden
Trainingen
82,8
79,3
51,7
41,4
55,2
37,9
Sport & Geneeskunde | maart 2010 | nummer 1
Tabel 5. Snelheid waarop een AED ter plekke kan zijn (aanrijdtijd van AED)
Tijd in minuten
AED in eigen bezit
AED in omgeving
<1
13
0
1-2
2
0
2-3
5
0
3-5
2
2
5-7
0
4
<10
0
1
Tabel 6. (Reanimatie)gegevens van de voetballers uit de casussen
Uitkomst reanimatie
Geslacht
Leeftijd
Klasse
1
Man
38
1
2
Man
onbekend
1
Succesvol
3
Man
onbekend
1
Succesvol
4
Man
onbekend
1
Fataal
5
Man
onbekend
1
Succesvol
6
Man
30
2
Fataal
Met AED
Zonder AED
Wijze onbekend
Fataal
7
Man
38
2
8
Man
42
2
9
Man
42
2
10
Man
50
2
Succesvol
11
Man
onbekend
2
Succesvol
12
Man
onbekend
2
Succesvol
13
Man
onbekend
2
Succesvol
14
Man
onbekend
2
Fataal
Casuïstiek Gedurende vijf jaar werden 14 gevallen van circulatiestilstand bij voetballers (Tabel 6) en 23 bij begeleiders en toeschouwers gerapporteerd. Bij één van de voetballers, twee van de begeleiders, en geen van de toeschouwers werd een AED tijdens de reanimatie gebruikt. De afloop was uiteindelijk fataal bij 7 voetballers, 3 begeleiders en 9 toeschouwers. Over het gehele amateurvoetbal (N=1,1 miljoen) zou dit neerkomen op 4,6 gevallen van plotse circulatiestilstand/100.000 voetballers van alle leeftijden per jaar en 2,3 van plotse dood/100.000 voetballers van alle leeftijden per jaar in deze. Het was niet altijd mogelijk om de etiologie of obductiegegevens te achterhalen. Afsluiting Het grootste deel van de respondenten (n=82; 89,1%) gaf aan op de hoogte te zijn geweest van de gevaren rondom circula-
Succesvol Fataal Fataal
tiestilstand bij sporters. Daarnaast vonden er 68 (73,9%) dat hier te weinig aandacht aan wordt besteed en 78 respondenten (84,8%) vonden dat er te weinig aandacht wordt besteed aan het aanbevelen van een AED bij voetbalverenigingen. Uit figuur 1 blijkt dat van 2002 tot mei 2007 meer verenigingen een AED hebben aangeschaft. De belangrijkste reden om geen AED aan te schaffen was de prijs, of er was nooit over nagedacht. Opgemerkt dient te worden dat de KNVB samen met de Arbo Unie in 2008 begonnen is de aanschaf van AED’s en trainingen hiervan te stimuleren. Ter vergelijking heeft de KNHB (hockey) zelf initiatief genomen voor aanschaf en trainingen van AED (www.knhb.nl). Discussie Dit is de tweede studie in Nederland naar veiligheid en reanimatievoorzieningen in het voetbalstadion, waaruit blijkt dat de aanwezigheid van deze voorzieningen en ge-
nummer 1 | maart 2010 | Sport & Geneeskunde
21
Wetenschappelijk onderzoek
is het van belang een opleiding BLS voor trainers, verzorgers en/of scheidsrechters te verzorgen. Wanneer defibrillatie binnen één tot zes minuten na optreden van ventrikelfibrilleren plaatsvindt, is de overlevingskans 50%, maar deze daalt elke minuut met ongeveer 10%.12,13 De overlevenden van een circulatiestilstand functioneren in 89% van de gevallen goed, of hebben een geringe stoornis in het bewustzijn of algemeen functioneren.12 De snelheid van defibrilleren is, in geval een AED niet voorhanden is, afhankelijk van oproeptijd en aanrijdtijd van een ambulance. De wettelijke norm voor deze aanrijdtijd bedraagt vijftien minuten. Dit is voor optimaal behandelen van een circulatiestilstand (<5 minuten defibrilleren) veel te lang.11-13,16 Figuur 1. Totaal aantal aangeschafte AED’s door de verenigingen vanaf 2003
schoold personeel bij circulatiestilstand onvoldoende is. Uit het huidige onderzoek bleek een geschatte incidentie van 2,3 plotse doden/100.000 voetballers per jaar, wat neerkomt op 25 plotse doden per jaar onder amateurvoetballers in Nederland. In dit retrospectieve onderzoek werd gedurende vijf jaar gebruikgemaakt van een relatief kleine en specifieke onderzoekspopulatie, waarbij alle leeftijden werden geïncludeerd, en waarvoor in de meeste gevallen geen preventieve cardiovasculaire screening werd uitgevoerd. In deze studie verzorgde 23% van de verenigingen een cursus BLS, 13% een cursus ALS en 38% een cursus voor gebruik van AED, terwijl 60% geen enkele medische nascholing verzorgde. Bij de betaaldvoetbalorganisaties (BVO’s) werd bij 32% van de verenigingen geen medische nascholing verzorgd.11 Deze discrepantie kan worden verklaard door de mate van professionaliteit en het maatschappelijk belang van de doelgroep (amateurvoetbal versus BVO). Wanneer iemand een circulatiestilstand krijgt tijdens sportbeoefening is de eerste levensreddende stap in de ‘keten van overleving’ BLS (hartmassage en mond-op-mond beademing), gevolgd door ALS, waarbij gebruik wordt gemaakt van ondermeer medicatie en een defibrillator. Voor beide methoden dient men geschoold en gecertificeerd te zijn en herhalingscursussen te volgen. Om ervoor te zorgen dat omstanders bij een sportevenement direct kunnen starten met reanimatie,
In het Nederlandse amateurvoetbal zijn jaarlijks vijftig voetballers met een plotse circulatiestilstand, van wie de helft komt te overlijden.
22
Sport & Geneeskunde | maart 2010 | nummer 1
Tijdig defibrilleren kan de kans op overleven van een hartstilstand aanzienlijk verhogen.12,13 Helaas blijkt uit het huidige onderzoek dat slechts één op de drie verenigingen een AED of ambulance ter beschikking had. Deze uitkomst ligt niet in lijn met de BVO’s, waar dit bij ruim twee derde het geval was.11 Dit verschil kan waarschijnlijk ook verklaard worden vanuit de mate van professionaliteit van de verenigingen, maar ook door de grote belangstelling van media tijdens wedstrijden in het betaalde voetbal en de wettelijke verplichting om bij grote evenementen een ambulance ter plaatse te hebben.16 De geschatte aanrijdtijd van ambulances in dit onderzoek bedroeg ongeveer tien minuten, wat gezien de aanbeveling van de Reanimatie Raad (binnen vijf minuten) onacceptabel lang is.16 Helaas waren er geen exacte aanrijdtijden bekend. Bij BVO’s was de aanrijdtijd 5-6 min.7 Voetbalstadions voor BVO’s staan op een strategisch goed bereikbare plaats. Er zijn geen andere vergelijkbare gegevens bekend over reanimatievoorzieningen en scholing bij voetbalverenigingen of andere takken van sport in Nederland. Ondanks de verschillen tussen de twee Nederlandse onderzoeken, komen beide tot dezelfde conclusie: de reanimatievoorzieningen zijn bij de meeste sportcomplexen insufficiënt. Door preventieve cardiovasculaire screening een belangrijker karakter te geven in de sportwereld, kan de incidentie op plotse dood wellicht ook worden teruggedrongen, zoals in het grootschalige onderzoek in Italië is aangetoond.5,7 Uit de huidige onderzoeksresultaten was het niet mogelijk de exacte doodsoorzaak te bepalen, omdat er geen documentatie over beschikbaar was en omdat er niet altijd postmortaalonderzoek naar de etiologie werd verricht of hierover niets bekend was bij de respondent. Postmortaalonderzoek wordt ook niet altijd toegestaan
omdat familie meestal de kosten hiervan moet betalen. Het is dringend gewenst om bij plotse dood tijdens sportbeoefening postmortaalonderzoek vanuit overheidswege te financieren om incidentie en oorzaak van plotse dood in Nederland te kunnen vastleggen. Aan blessureregistratie en -preventie wordt veel aandacht besteed, maar circulatiestilstand tijdens sportbeoefening zou ook kunnen worden gezien als een blessure, helaas vaak met onherstelbare schade en leed.17 Het initiatief SPORTCOR, een databank voor plotse dood in de sport gesteund door NVVC (Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie) en VSG (Vereniging voor Sportgeneeskunde), is hiervoor een goed begin, maar heeft financieel beperkte middelen.8
Referenties 1. Corrado D, Basso C, Rizzoli G, Schiavon M, Thiene G. Does sports activity enhance the risk of sudden death in adolescents and young adults? Journal of the American College of Cardiology. 2003;42(11):1959-63. 2. Corrado D, Basso C, Schiavon M, Thiene G. Does sports activity enhance the risk of sudden cardiac death? Journal of Cardiovascular Medicine. 2006;7(4):228-233. 3. Corrado D, Migliore F, Basso C, Thiene G. Exercise and the risk of sudden cardiac death. Herz. 2006;31(6):553-8. 4. Corrado D, Pelliccia A, Bjornstad HH, Vanhees L, Biffi A, Borjesson M, et al. Cardiovascular pre-participation screening of Young competitive athletes for prevention of sudden death: proposal for a common European protocol. Consensus statement of the Study Group of Sport
Het is van belang dat er meer aandacht wordt geschonken aan de medische voorzieningen bij Nederlandse amateurvoetbalverenigingen. Er moet worden gestimuleerd dat BLS- (of ALS-) geschoold personeel aanwezig is bij trainingen en wedstrijden. Er zou kunnen worden overwogen scheidsrechters, trainers en verzorgers vanuit de KNVB te verplichten een cursus reanimatie te volgen, zodat er te allen tijde minimaal één persoon aanwezig is die reanimatie kan toepassen.18
Cardiology of the Working Group of Cardiac Rehabilitation and Exercise Physiology and the Working Group of Myocardial and Pericardial Diseases of the European Society of Cardiology. European Heart Journal. 2005;26(5):516-24. 5. Corrado D, Thiene G, Nava A, Rossi L, Pennelli N. Sudden death in Young competitive athletes: clinicopathologic correlations in 22 cases. The American Journal of Medicine. 1990;89(5):588-96. 6. Dolmans I. Plotse dood bij sport. Alblasserdam: Offsetdrukkerij Kanters B.V. 1983. 7. Panhuyzen-Goedkoop N.M., Pluim B.M., Senden P.J., et al., Preventie
Conclusie In het Nederlandse amateurvoetbal zijn jaarlijks vijftig voetballers met een plotse circulatiestilstand, van wie de helft komt te overlijden. De reanimatievoorzieningen en -kennis van deze voetbalverenigingen waren onvoldoende. De aanwezigheid van geschoold personeel was onvoldoende en de aanrijdtijd van de ambulance en AED was in sommige gevallen te lang en voldeed niet aan de aanbevelingen van de Reanimatie Raad. Om een meer nauwkeurige incidentie en etiologie te kunnen bepalen is het wenselijk een prospectief en longitudinaal onderzoek bij meerdere takken van sport dan alleen voetbal en met grotere steekproeven uit te voeren.
van plotse dood in de sport bij jonge atleten in Nederland. Geneeskunde & Sport. 2005;38:107-112. 8. Beus de M.F., Mosterd A. The SPORTCOR registry: a national databank for sports cardiology. Netherlands Heart Journal. 2007;15(6):207-208. 9. Corrado D., Basso C., Pavei A., et al. Trends in sudden cardiovascular death in young competitive athletes after implementation of a preparticipation screening program. Journal of the American Medical Association. 2006;96(13):1593-1601. 10. Maron B.J. Distinguishing hypertrophic cardiomyopathy from athlete’s heart physiological remodeling: clinical significance, diagnostic strategies and implications for preparticipation screening. British Journal of Sports Medicine. 2009;43(9):649-656. 11. Panhuyzen-Goedkoop NM, Bon PL, van Beek PA, Luijten HJE. Reanimatie bij sportevenementen – Met of zonder een automatische
Dankwoord Veel dank gaat uit naar de Universiteit Maastricht en de Stichting Service Médical, in het speciaal Drs. Jos Benders, Drs. Pijke den Ambtman, die het uitvoeren van dit onderzoek mogelijk maakten en ondersteunden. Daarnaast was dit onderzoek niet mogelijk geweest zonder de medewerking van de KNVB en alle amateurverenigingen.
externe defibrillator? Sport & Geneeskunde. 2007;40(5):6-10. 12. Berdowski J, Waalewijn RA, Koster RW. Overleving na reanimatie buiten het ziekenhuis sterk toegenomen: een vergelijkend onderzoek tussen eind 20ste en begine 21ste eeuw. Hart- en vaatziekten in Nederland, najaar 2006, cijfers over ziekte en sterfte. Den Haag: Nederlandse Hartstichting. 2006: 27-33. 13. Geddes L.A., Kemeny A., Otlewski M., Lottes A.E., Taleyarkhan P.R. CPR Degradation diagram. Cardiovascular Engineering. 2009;9:56-58. 14. Pedoe D.T. Sudden cardiac death in sport – spectre or preventable risk? British Journal of Sports Medicine. 2000;34(2):137-40.
nummer 1 | maart 2010 | Sport & Geneeskunde
23
Wetenschappelijk onderzoek
Over de auteurs Drs. Dirk Veldman Drs. Nicole M Panhuyzen-Goedkoop2 Prof. Dr. Harm Kuipers3 1
15. Ghosh J. Sudden Cardiac Death in Athletes – What can be
17. Ooijendijk W.T.M., Hespen van A.T.H., Vreede de P.L., Stege
done? Indian Pacing and Electrophysiology Journal.
J.P., Hilgersom M.J.C. Blessure Informatie Systeem (BIS)
2006;6(3):139-41.
2004-2005 en 2005-2006. TNO-rapport. TNO Kwaliteit van Leven. 2007.
16. European Resuscitation Council, bewerkt door de
1) Drs. Dirk Veldman is werkzaam bij de Stichting Service Médical Academy te Maastricht als gezondheidswetenschapper. Het betreffende onderzoek werd uitgevoerd als zijnde een eindstage bij de moederorganisatie de Stichting Service Médical, gespecialiseerd in de acute geneeskunde binnen de dranghekken. 2) Drs. Nicole M. Panhuyzen-Goedkoop is cardioloog bij het UMC St. Radboud te Nijmegen en sportcardioloog bij Sportmedisch Centrum Papendal te Arnhem. Zij is ondermeer lid van commissie Cardiologie & Sport, werkgroep Cardiovasculaire Preventie & Sport en Section Sportscardiology van European Society of Cardiology. Daarnaast is zij consulent voor KNHB en lid van het College voor Clubartsen en Consulenten, NEC en Vitesse. 3) Prof. Dr. Harm Kuipers is hoogleraar aan de Universiteit Maastricht, vakgroep Bewegingswetenschappen en bezet de leerstoel Sport, Beweging en Gezondheid. Correspondentie Nicole M. Panhuyzen-Goedkoop SMC Papendal Papendallaan 7 6816 VD Arnhem Tel: +31 264834440 Fax: +31 264834439 E-mail:
[email protected]
Nederlandse Reanimatie Raad. Richtlijnen reanimatie 2006
18. Panhuyzen-Goedkoop N.M. Plotse dood in de sport – De rol
in Nederland. 2006.
van de scheidsrechter. Scheids!. 2008;4:32-33.
Sport & ECG
vervolg pagina 17
Antwoord Door: Nicole M. Panhuyzen-Goedkoop, Joep L.R.M. Smeets Hier is sprake van irregulair sinusritme met 2 verschillende P-top morfologieen, waarbij na 1e P-top een PR tijd van 180msec is en na de 2e en 3e P-top een PR-tijd van 160ms. QRS-duur en QT-tijden zijn normaal. De electrische hartas is intermediair. In V1 is er sprake van een late component (Epsilon golf?) in het opstijgende been van het complex. In afl I-V5-V6 zijn opvallend hoge voltages (I >15, V5 41, V6 38mm). In afl V2-3-4 zijn er STJ-elevaties ≥2 mm met concaaf ST en in V2-3 ook negatieve T-toppen. In V5-6 en extremiteitsafleidingen is er vroege repolarisatie. Dit ECG kan passen bij: linker kamer hypertrofie, een ARVC (gezien de epsilon golf en negatieve T-toppen) of kan normaal zijn. Het betreft hier een negroïde jonge topvoetballer met als enige bevinding bij zijn preventieve keuring een afwijkend ECG. Differentiaal diagnostisch komt hypertrofische cardiomyopathie (HCM), een aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie (ARVC), cardiale adaptatie aan sportbeoefening, en ECG passend bij negroïde ras in aanmerking. Een echocardiogram is het meest voor de hand liggende onderzoek om pathologie en fysiologie van elkaar te onderscheiden. Indien er sprake is van HCM (wanddikte >14-16mm) of ARVC volgt een sportverbod en wordt MRI, genetisch en familieonderzoek aanbevolen. Wanneer het echocardiogram normaal is met een normale wanddikte (<12 mm) moet geconcludeerd worden dat het ECG past bij negroïde ras en volgt een goedkeuring voor elk type sport. Wanneer het echocardiogram niet duidelijk is over pathologische of fysiologische toegenomen wanddikte (wanddikte 12-14(16)mm) is het advies om gedurende 3 maanden af te trainen, waarna het echocardiogram wordt herhaald. Is er na 3 maanden aftrainen een afname van de wanddikte van het hart tot normaal (<12 mm), dan is er sprake van fysiologische adaptatie aan sport en volgt een goedkeuring. Is er geen of nauwelijks afname van wanddikte dan is een uitgebreide cardiale evaluatie met ondermeer MRI en genetisch onderzoek naar het bestaan van (beginnende) HCM geïndiceerd en volgt een tijdelijk sportverbod. Referenties • Recommendations for competitive sports participation in athletes with cardiovascular disease. A Pelliccia, R Fagard, HH Bjornstad, A Anastassakis, E Arbustini, D Assanelli, A Biffi, M Borjesson, F Carre, D Corrado, P Delise, U Dorwarth, A Hirth, H Heidbuchel, E Hoffmann, KP Melwig, NM Panhuyzen-Goedkoop, A Pisani, EE Solberg, F Vanbuuuren, L Vanhees. Eur Heart J 2005;26:1422-45 • Recommendations for participation in competitive sport and leisure-time phyical activity in individuals with cardiomyopathies, myocarditis, and pericarditis. Pelliccia A, Corrado D, Bjornstad HH, Panhuyzen-Goedkoop NM, Urhausen A, Carre F, Anastasakis A, Vanhees L, Arbustini E, Priori S. Eur J Cardiovasc Prev Rehab 2006;13:876-85
24
Sport & Geneeskunde | maart 2010 | nummer 1