Preventie van uitdroging bij ouderen
November 2011
Auteur: Francis Konings (arts M&G, programma BKI, projectleider) Opdrachtgever: Ike Kroesbergen (programmamanager BKI)
2
Voorwoord
Voor u ligt het rapport Preventie van uitdroging bij ouderen. Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar het voorkómen van uitdroging bij ouderen. Het onderzoek geeft inzicht in factoren die een rol spelen bij uitdroging bij ouderen en geeft handvaten voor beleid om uitdroging te voorkómen. Dit onderzoek is tot stand gekomen in opdracht van Ike Kroesbergen, programmamanager Beleid, Kennis en Innovatie van de GGD West-Brabant. De uitvoerder van het onderzoek was Francis Konings, arts Maatschappij en Gezondheid. Als klankbordgroep fungeerden Gertjan Medema (hoogleraar Water en Gezondheid TU Delft), Ruud van Bergen (ouderenadviseur), Ruud van Nieuwenhuijze (innovatiemanager Brabant Water), Leonoor de Geus (beleidsfunctionaris GGD West-Brabant), Renate Martens (kennismakelaar Academische Werkplaats Publieke Gezondheid), Heidy de Mol (functionaris Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding GGD West-Brabant) en Monique de Beer en Hans Augustijn (epidemiologen GGD West-Brabant). Karin de Vries (epidemiologisch assistente van de GGD West-Brabant) heeft het invoerbestand en het codeboek voor SPSS aangemaakt. Doortje Tax (administratief medewerker) heeft de gegevens ingevoerd. De gemeente Halderberge heeft anonieme GBAgegevens uit het bevolkingsbestand aangeleverd. Tenslotte heeft een groot gedeelte van de aangeschreven inwoners van Bosschenhoofd de vragenlijst ingevuld, zodat wij meer inzicht konden verkrijgen in het onderwerp. We willen de betrokkenen bij het onderzoek hartelijk bedanken voor hun bijdrage.
3
4
Inhoudsopgave blz Voorwoord
3
Inhoudsopgave
5
Samenvatting
6
1.
Inleiding
2.
Methoden van het onderzoek
10
2.1 Uitvoerders van het onderzoek
10
2.2 Doel van het onderzoek
10
2.3 Doelgroep van het onderzoek
10
2.4 Onderzoeksopzet
11
Resultaten
14
3.1. Resultaten literatuursearch
14
3.2. Resultaten focusgroepsbijeenkomsten
15
3.
3.2.1. focusgroepsbijeenkomst met deskundigen/intermediairen
15
3.2.2. focusgroepsbijeenkomst met een aantal ouderen
19
3.3. Resultaten vragenlijsten
4.
7
21
3.3.1. Achtergrondkenmerken
21
3.3.2. Problematiek in het dagelijks leven
22
3.3.3. Hulpverlening
23
3.3.4. Vochtinnamegedrag
23
3.3.5. Kennis
25
3.3.6 Redenen om niet meer te drinken
26
3.3.7. Wat zou kunnen helpen om meer te drinken
28
3.3.8. Voorzieningen die voor de ouderen iets zouden zijn
29
3.3.9. Algemene door de ouderen aangegeven opmerkingen
30
Conclusies en aanbevelingen
31
Literatuur
39
Bijlagen
41
5
Samenvatting Inleiding Uitdroging bij ouderen is een groot gezondheidsprobleem. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar welke (gedrags)factoren hierbij gunstig te beïnvloeden zijn. Opzet onderzoek De doelgroep van het onderzoek bestond uit een pilot groep ouderen en intermediairen/deskundigen op het gebied van ouderen. Er zijn 2 focusgroepsbijeenkomsten gehouden. Er is vervolgens aan een aselecte steekproef van 134 inwoners van 65 jaar en ouder van Bosschenhoofd een vragenlijst opgestuurd. Resultaten De respons op de vragenlijst was hoog. Er hebben meer mannen dan vrouwen de vragenlijst teruggestuurd. Vochtinnamegedrag Van de ouderen drinkt 1 op de 10 minder dan de aanbevolen hoeveelheid van 8 kopjes/glazen per dag; 2 op de 10 ouderen uit de onderzoeksgroep bleek minder dan 9 kopjes/glazen te drinken (de minimale hoeveelheid voor ouderen, die extra risico lopen). Van de ouderen geeft 1 op de 5 aan bij hitte dezelfde hoeveelheid te drinken, hoewel aanbevolen wordt bij hitte meer te drinken. Kennis Van de onderzoeksgroep geeft bijna de helft aan niet te weten dat men risico loopt als men minder dan 8 kopjes/glazen per dag drinkt. Ruim een derde geeft aan niet te weten wat er met hun gezondheid kan gebeuren als ze te weinig drinken. Bij onvoldoende drinkers blijkt vaker kennis op deze gebieden te ontbreken dan bij voldoende drinkers. Redenen om niet meer te drinken dan dat ze nu doen De meeste ouderen geven als reden om niet meer te drinken dan ze nu doen aan dat ze nu al voldoende drinken, gevolgd door te vaak naar de w.c moeten, geen dorst hebben, de kans op uitdrogen klein te vinden en vergeten te drinken. Bij de groep onvoldoende drinkers speelt vaker een rol dat ze geen dorst hebben en dat ze vergeten te drinken. Wat zou de ouderen kunnen helpen om meer te gaan drinken Bij veel ouderen lijkt herinnerd worden aan voldoende drinken te kunnen helpen. De beschikbaarheid van een (flesje) water wordt ook vaak genoemd. Welke voorzieningen helpen ouderen om meer te drinken Van de totale groep blijkt 44% de voorkeur te geven aan een artikel over het thema in kranten/huis aan huisbladen als methoden om het drinken te stimuleren. Verder worden het vaakst genoemd waterbronnen, huisarts, regionale t.v/radio en een apparaatje dat een seintje geeft als je weer/meer moet drinken. Conclusie en aanbevelingen Door het onderzoek is meer inzicht gekregen in factoren die een rol spelen bij preventie van uitdroging bij ouderen. Vanuit de resultaten van het onderzoek zijn aanbevelingen geformuleerd voor directe toepassing en zijn richtingen naar voren gekomen voor verder onderzoek.
6
1. Inleiding
Uitdroging Uitdroging (dehydratie)* bij ouderen is een groot gezondheidsprobleem: het verhoogt het risico op ziekten en sterfte en is een belangrijke aanleiding voor ziekenhuisopnames (Schols e.a. 2007). Als gevolg van uitdroging kunnen stoornissen ontstaan in het cognitief en mentaal functioneren (o.a. delirium). Het geeft een verhoogde kans op thrombo-embolische complicaties (bloedvatverstoppingen), blaasinfecties door verminderde klaring, luchtweginfecties, nierstenen, hyperthermie (koorts), obstipatie, hypotensie (te lage bloeddruk, met risico op vallen) en geneesmiddelenvergiftiging. Uitdroging maakt tevens de behandeling van veel ziekten moeilijker. Naast de hoge in de miljoenen lopende ziekenhuisen zorgkosten door uitdroging bij ouderen zijn er aanwijzingen, dat een ziekenhuisopname op zich bij thuiswonende ouderen een grote risicofactor is voor blijvend functieverlies na de opname, met alle complicaties van dien (van Vliet 2009). Ook ligt de gemiddelde opnameduur bij ouderen hoger: 12,5 dagen. Preventie van uitdroging kan dus een hoop leed en kosten besparen. Oorzaken van uitdroging bij ouderen Uitdroging kan veroorzaakt worden door onvoldoende vochtinname of door een verhoogd vochtverlies. Ouderen zijn meer kwetsbaar voor uitdroging door met de ouderdom samenhangende fysiologische veranderingen. Dit wordt vaak gecompliceerd door het vele medicijngebruik bij ouderen (polyfarmacie) en een combinatie van stoornissen (comorbiditeit). De totale hoeveelheid lichaamsvocht is bij ouderen lager door de afname van de vetvrije massa. Tevens treedt bij veroudering een verminderd dorstgevoel op en vertonen de nieren een resistentie voor hormonen die de water-en zouthuishouding reguleren. Alleenwonende ouderen, ouderen die door (cognitieve, sensorische, motorische en/of andere) beperkingen niet goed meer in staat zijn voor zichzelf te zorgen en ouderen in instellingen (verpleeg-en verzorgingshuizen) lopen hierbij extra risico. Tijdens hitteperioden en o.a. bij infecties of hart-en nieraandoeningen is het risico ook verhoogd. De kans op uitdroging door warmte is bij ouderen verhoogd doordat hun temperatuur-regulatiesysteem minder functioneert. Ook kan onvoldoende of onjuiste ventilatie bij uitdroging van ouderen een rol spelen (Handboek binnenmilieu RIVM, 2007). Gezien de vele risicofactoren bij ouderen wordt uitdroging ook wel een geriatrisch syndroom genoemd.
*Definitie dehydratie/uitdroging: een klinisch relevant verlies van de totale hoeveelheid lichaamsvocht met of zonder verlies van elektrolyten. Vaak wordt als maat hiervoor gebruikt: een verlies van 3% van het lichaamsgewicht als gevolg van vochtverlies.
7
Desalniettemin vertonen ouderen, extra kwetsbaar of niet, een grote variabiliteit wat betreft het wel/niet uitgedroogd raken. Waarschijnlijk spelen omgevingsfactoren en gedragsdeterminanten ook een rol (Abdallah 2009). Zo kunnen o.a. onvoldoende toegang tot waterbronnen, onvoldoende ondersteuning en alcoholmisbruik een factor zijn. Ook kunnen kennis, motivatie en risicoperceptie van belang zijn bij het wel/niet nemen van maatregelen om uitdroging te voorkomen, zowel bij de ouderen zelf als hun omgeving. Hier is nog weinig onderzoek naar gedaan. Door de bovengenoemde fysiologische veranderingen bij ouderen en door de leeftijdsgerelateerde verminderde huidelasticiteit zijn klassieke uitdrogingsymptomen zoals verminderde huidturgor* vaak afwezig bij ouderen en is uitdroging lastig te signaleren (Schols 2007). Preventie van uitdroging is derhalve des te essentiëler. Uitdroging is te voorkomen door een multidisciplinaire aanpak om vochtinname bij ouderen te stimuleren en te balanceren. De belangrijkste strategie is zorgen dat ouderen genoeg (blijven) drinken (en eten) (Ferry, 2005). Het streven is een minimum vochtinname van 1,5 liter per 24 uur (voedingscentrum e.a. 2011). Voor ouderen die extra risico lopen wordt 1,7 liter per 24 uur geadviseerd (Schols 2007). Hoe vaak komt uitdroging bij ouderen voor? In de literatuur komt naar voren dat afhankelijk van de gehanteerde definitie 6-30% van de 65-plussers die opgenomen zijn in het ziekenhuis uitdroging vertoont. Bij 1% van de opgenomen ouderen is dit zelfs de belangrijkste reden voor opname. De sterfte bij uitdroging is erg hoog en kan oplopen tot 50%. Bij 27% van de verwijzingen uit verpleeghuizen naar ziekenhuizen zou uitdroging de indicatie zijn (Fes e.a. 2007). In buitenlandse literatuur wordt een percentage van 25% van alle ouderen genoemd, waarbij uitdroging aanwezig zou zijn (Bryant 2007). Ook komt uitdroging veel voor bij ouderen die thuis wonen (Schols 2007); in Nederland en in het buitenland zijn hier geen cijfers over bekend. Aanleiding voor het onderzoek In 2010 is er een subsidiebijeenkomst geweest vanuit het Kennis- en Innovatie Cluster Zorgeconomie (KICZ) West-Brabant waarbij de samenwerking tussen zorginstellingen en middenkleinbedrijven centraal stond. De GGD West-Brabant is door die bijeenkomst in contact gekomen met Brabant Water dat graag met de GGD wil samenwerken op het gebied van water en gezondheid. Samen met Brabant Water heeft de GGD eind 2010 en begin 2011 twee denktankbijeenkomsten met allerlei deskundigen gehouden over het thema preventie van uitdroging bij ouderen. Daaruit kwam naar voren dat het erg belangrijk gevonden werd om allereerst onderzoek te doen naar de factoren die bepalen waarom ouderen onvoldoende drinken. Het is wel duidelijk dat uitdroging bij ouderen een groot gezondheidsprobleem is, maar er is nog weinig onderzoek gedaan naar welke gedragsfactoren hierbij gunstig te beïnvloeden zijn b.v. met voorlichting of "slimme" technische producten.
*huidturgor=mate, waarin een opgenomen huidplooi terugveert
8
Door hier onderzoek naar te doen kan gerichte beleidsadvisering aan de gemeente worden gegeven en kunnen gerichte activiteiten worden opgezet om uitdroging bij ouderen te voorkomen. Innovatief en passend in GGD-beleid Tot op heden is het inzicht in de determinanten van uitdroging bij ouderen beperkt. Er zijn enkele Amerikaanse (Abdallah e.a. 2009) en Engelse (Wotton 2007) studies uitgevoerd, waarbij ook naar gedrag is gekeken op het gebied van uitdroging bij ouderen. Dit betrof echter geen grote onderzoeken onder ouderen zelf en het is ook niet zeker, dat de resultaten te vertalen zijn naar de Nederlandse bevolking. Dit onderzoek voldoet aan een behoefte om meer inzicht in de Nederlandse situatie te krijgen. Het onderzoek dat in dit project wordt uitgevoerd, geeft onderbouwde aanknopingspunten voor preventieactiviteiten en sluit aan bij het beleid van de GGD West-Brabant om meer evidence based te werken. Het sluit ook aan bij de wettelijke verplichting (wet WPG) van gemeenten om aandacht te besteden aan ouderenzorg.
9
2. Methoden van het onderzoek
2.1 Uitvoerders van het onderzoek Het onderzoek is in september 2011 uitgevoerd binnen het programma Beleid, Kennis en Innovatie van de GGD West-Brabant. Francis Konings, arts Maatschappij en Gezondheid, was projectleider. Er is niet gebruik gemaakt van een projectgroepstructuur, maar klankbordgroepleden zijn geraadpleegd. Als klankbord fungeerden: Gertjan Medema: hoogleraar Water en Gezondheid TU Delft Ruud van Bergen: ouderenadviseur Leonoor de Geus: beleidsfunctionaris GGD West-Brabant Ruud van Nieuwenhuijze: innovatiemanager Brabant Water Renate Martens: kennismakelaar Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Heidy de Mol: functionaris Gezondheidsvoorlichting en opvoeding GGD West-Brabant Monique de Beer en Hans Augustijn: epidemiologen GGD West-Brabant Karin de Vries, de epidemiologisch medewerker van de GGD West-Brabant, heeft een invoerbestand en het codeboek aangemaakt voor SPSS. Doortje Tax, administratief medewerker, heeft de gegevens ingevoerd in SPSS.
2.2. Doel van het onderzoek Het doel van het in dit rapport beschreven onderzoek is tweeledig: 1.
een eerste inzicht verkrijgen in vochtiname gedrag van ouderen en
2.
richtingen en aanbevelingen formuleren om uitdroging bij ouderen te voorkómen.
Met vochtinname wordt hier bedoeld het drinken van vocht m.u.v. alcoholische dranken. Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:
Welke (gedrags)factoren spelen een rol bij het vochtiname gedrag bij ouderen?
Welke aanbevelingen voor (voorlichting)strategieën en verder onderzoek zijn te formuleren?
2.3. Doelgroep van het onderzoek De doelgroep van het onderzoek zijn een pilot groep ouderen en deskundigen/intermediairen op het gebied van ouderen.
10
2.4. Onderzoeksopzet Methodieken Het onderzoek is kwalitatief van aard en bestaat uit de volgende onderdelen:
literatuuronderzoek m.b.v. een literatuursearch;
een focusgroepsbijeenkomst met deskundigen/intermediairen;
een focusgroepsbijeenkomst met een aantal ouderen;
een onderzoek d.m.v. een schriftelijke vragenlijst opgestuurd aan ouderen in de gemeente Halderberge.
Literatuursearch Allereerst is literatuuronderzoek verricht d.m.v. een literatuursearch. In de volgende databanken is gezocht: Pubmed, Cochrane library, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Britisch Medical Journal, Medisch contact, BioMedCentral, Universiteit van Tilburg en Databank onderzoek verpleging. Hierbij is gezocht naar relevante literatuur met de zoektermen uitdroging bij ouderen, dehydration, aged, prevention and control, intervention en hospitalization. Daarnaast is een algemene internet-search met deze zoektermen verricht. Relevante artikelen zijn zonodig opgevraagd, o.a. via IBL Buitenland van de Koninklijke bibliotheek. Focusgroepsbijeenkomst Een focusgroepsbijeenkomst is een manier om met een groepje bij het thema betrokken mensen meningen, ideeën en ervaringen te delen en te discussiëren over onderwerpen. Dit gebeurt aan de hand van een aantal vragen dat tijdens de bijeenkomst aan de deelnemers worden voorgelegd. De focusgroepsbijeenkomsten in het onderzoek waren bedoeld om te inventariseren welke factoren (die door de GGD en andere partners te beïnvloeden zijn) een rol lijken te spelen bij het onvoldoende drinken door ouderen; welke factoren hiervan sowieso verbeterd zouden moeten worden en welke factoren je nader zou moeten onderzoeken door hierover ouderen te bevragen. Uit deze focusgroepsbijeenkomsten zijn ook al aanbevelingen geformuleerd om uitdroging bij ouderen te voorkomen. Er zijn 2 focusgroepsbijeenkomsten georganiseerd: 1 met deskundigen/intermediairen en 1 met ouderen. Voor de deskundigen is gekozen voor mensen die vanuit hun functie veel over ouderen weten. Voor de ouderen voor de focusgroepsbijeenkomst is gekozen voor een groep ouderen in de gemeente Roosendaal, omdat daar al contacten vanuit de GGD West-Brabant lagen. Vragenlijst Via de gemeente Halderberge zijn de anonieme GBA-gegevens (alleen adressen en geslacht) ontvangen van inwoners van 65 jaar en ouder. Aan een aselecte steekproef van 134 inwoners van 65 jaar en ouder van de gemeentekern Bosschenhoofd (gemeente Halderberge) is een vragenlijst (bijlage 1) opgestuurd met een begeleidende brief (zie
11
bijlage 2). Deze gemeentekern is gekozen in overleg met de gemeente om zo te kunnen aansluiten bij activiteiten die al liepen voor ouderen in die kern. Het onderzoek richt zich op thuiswonende ouderen, omdat dit een doelgroep van de GGD is, in tegenstelling tot ouderen in verpleeg-en verzorgingshuizen. Voor het steekproefaantal is rekening gehouden met het beperkte budget en een berekening van het minimale aantal benodigde steekproefomvang voor 90% betrouwbaarheid van de gegevens. De inwoners is gevraagd de vragenlijst in te vullen en in een bijgevoegde antwoord-envelop te retourneren. Dit kon anoniem gebeuren. De ouderen is verzocht om de vragenlijst binnen drie weken te retourneren. Vanwege het beperkte budget is er geen reminder gestuurd. In de begeleidende brief is vermeld dat het mogelijk was dat er op 1 adres meerdere vragenlijsten terecht konden komen (i.v.m. de anonimiteit); het verzoek is gedaan om dan alle vragenlijsten in te vullen en terug te sturen. In de brief is gekozen voor een wat groter lettertype dan gebruikelijk i.v.m. de leesbaarheid voor de ouderen. De vragen in de vragenlijst zijn samengesteld op basis van literatuur en de uitkomsten van de 2 focusgroepsbijeenkomsten. De vragenlijst (zie bijlage 1) bevat o.a. vragen over achtergrondkenmerken, vochtinnamegedrag, redenen om wel/niet meer te drinken dan dat ze nu doen en wat bij de ouderen hulpmiddelen zijn om meer te gaan drinken. Om beïnvloeding van de antwoorden te voorkomen is in de begeleidende brief niet vermeld wat de precieze gevolgen zijn van onvoldoende vochtinname. Wel is gewezen op de grootte van het gezondheidsprobleem om de respons te verhogen. Als maat voor onvoldoende drinken is genomen: minder dan 8 kopjes/glazen per dag. Dit is gebaseerd op de aanname dat hiermee het vochtverlies via de urine wegvalt tegen de vochtinname door eten (voedingscentrum 2011, Mentes 2008). Hierbij is uitgegaan van de aanname die vaker in onderzoeken wordt gebruikt dat 65 plussers de helft van de tijd een kopje en de helft een glas gebruiken en dat een kopje een inhoud heeft van 150 ml en een glas een inhoud van 250 ml. De gegevens van de vragenlijsten zijn geanalyseerd met SPSS 18. Analyses De uitkomsten op de vragen staan in tabellen weergegeven in aantallen en percentages. Doordat in het rapport afgeronde percentages zijn gepresenteerd, tellen de percentages niet altijd op tot exact 100%. Er zijn enkele statistische toetsen toegepast. Bij deze analyses is getoetst of de resultaten statistisch significant zijn. Een significant verschil noemen we een werkelijk verschil. Bij enkele tabellen staat de significantie weergegeven, bijvoorbeeld P=0,05. Dit betekent dat de kans dat het verschil op toeval berust kleiner dan 5% is (en dus significant is). Bij deze analyses zijn de volgende statistische toetsen gebruikt:
Pearson Chi-kwadraad toets bij een dichotome of nominale afhankelijke variabele;
Cramers’V associatiemaat bij 2 dichotome/ nominale variabelen of bij 1 ordinale en 1 nominale variabele.
12
De Cramers’V toets is toegepast indien de Pearson Chi-kwadraat toets niet betrouwbaar bleek te zijn (>20% van de verwachte celfrequenties tussen 1-5). Voor het totaal aantal kopjes/glazen per dag is een nieuwe variabele aangemaakt en zijn de per dag aangegeven aantallen per soorten dranken (koffie, thee, water, frisdrank, melk) opgeteld. Alcohol is hierbij bewust niet meegenomen, omdat alcohol een vochtonttrekkend effect heeft. Hoewel vaak anders wordt gedacht heeft koffie geen negatief effect op de vochttoestand van gezonde ouderen (Wotton 2008). Daarom is koffiegebruik wel in het onderzoek is meegenomen. Indien er bij de vraag over het aantal kopjes/glazen bij een bepaalde drank een streepje werd gezet of niets werd ingevuld en bij de andere dranken wel een aantal werd aangegeven is aangenomen dat hier 0 glazen bedoeld werd; dit is aangepast in het codeboek. Voor de maat voldoende/onvoldoende drinken is ook een nieuwe variabele aangemaakt en een indeling in 2 groepen gemaakt: -groep die minder dan 8 kopjes/glazen per dag drinkt=onvoldoende drinkers -groep die 8 kopjes/glazen of meer drinkt per dag=voldoende drinkers Alle verschillen tussen de groep voldoende en onvoldoende drinkers zijn getoetst. Alleen als er een significant verschil is gevonden staat het in het rapport vermeld.
13
3. Resultaten
3.1 Resultaten literatuuronderzoek Uit de literatuursearch kwam een aantal risicofactoren voor uitdroging bij ouderen naar voren. Deze staan in tabel 1 vermeld.
Tabel 1. In literatuur gevonden risicofactoren uitdroging bij ouderen Persoonsgebonden factoren Functionele factoren
Omgevingsfactoren
Ziekte-gerelateerde aandoeningen
Iatrogene factoren Gedragsdeterminanten
-Leeftijd >85 jaar -Vrouw (geen consensus over) Ten gevolge van normale ouderdom: -Afname hoeveelheid totaal lichaamsvocht -Verminderd dorstgevoel en eetlust -Verminderd concentratievermogen nieren -Verminderde mobiliteit -Spraak-en communicatieproblemen -Problemen handigheid/lichaamscontrole -Hospitalisatie -Onvoldoende (opgeleide) verzorgenden -Zomer (warm weer) en winter (C.V te hoog) -Onvoldoende of onjuiste ventilatie -Gebrekkige of onvoldoende toegang tot vochtbronnen -Gebrek aan sociale steun (eenzaamheid) -Chronische neurologische aandoeningen: ziekte van Alzheimer, Parkinson, CVA, Diabetes enz. -Infecties - > 4 chronische ziekten (comorbiditeit) -Vochtverlies door diarree, koorts, braken etc. -Verminderde inname door verwardheid, depressie, vergiftigingswaan etc. -Vroegere episode van uitdroging, angst voor incontinentie, gewichtsverlies -Hart-en nieraandoeningen -Medicatie: laxeer-en plasmiddelen, antidepressiva, kalmeringsmiddelen -Vocht/zout beperking enz. -Angst voor incontinentie -Angst om te vallen (b.v bij lopen naar kraan) -Risicoperceptie -Kennis -Het vergeten te drinken -Motivatie -Alcoholmisbruik (minder vochtretentie)
14
Het betrof hier kleine onderzoeksaantallen onder ouderen zelf en m.n. buitenlandse onderzoeken. Het is niet zeker of de resultaten van deze buitenlandse onderzoeken te vertalen zijn naar de Nederlandse situatie. Er is weinig onderzoek gedaan naar de redenen die ouderen zelf aangeven m.b.t. onvoldoende drinken en welke hulpmiddelen hen zouden stimuleren om genoeg te drinken. De literatuurgegevens zijn vervolgens gebruikt bij het samenstellen van de vragen van de vragenlijst en zijn gelegd naast de uitkomsten van het onderzoek.
3.2 Resultaten focusgroepbijeenkomsten Hier worden alleen de belangrijkste resultaten van de focusgroepsbijeenkomsten vermeld. 3.2.1. Focusgroepsbijeenkomst met deskundigen/intermediairen Er namen 9 deskundigen deel aan de focusgroepsbijeenkomst met deskundigen/intermediairen op het gebied van ouderen. De bijeenkomst is gehouden op 31 mei 2011 op de GGD West-Brabant. De deelnemers waren als volgt: - Ruud van Bergen: ouderenadviseur in de gemeente Moerdijk - Leonoor de Geus: beleidsadviseur van de GGD West-Brabant - Renate Martens: GVO-functionaris van de GGD West-Brabant en kennismakelaar van de Academisch Werkplaats Publieke gezondheid. - Gertjan Medema: hoogleraar Water en Gezondheid van TU Delft. - Heidy de Mol: GVO-functionaris van de GGD West-Brabant - Juliette Thomas: wijkverpleegkundige (wijkzuster) in de gemeente Halderberge. - Marie-Louise de Rooy: diëtiste bij thuiszorgorganisatie Thebe - Corrie van de Steen: medewerker loket van Surplus in Halderberge - De voorzitter was Francis Konings, arts Maatschappij en Gezondheid van de GGD West-Brabant Aan de deelnemers is een aantal vragen voorgelegd. Hebben de deelnemers de indruk dat het risico op uitdroging een probleem is bij de ouderen waar ze mee te maken hebben of hebben ze daar signalen over ontvangen? De deelnemers hebben allen de indruk dat het risico op uitdroging inderdaad een probleem is bij sommige ouderen; de een heeft dat meer direct ervaren dan de ander, maar het probleem wordt wel door alle deelnemers herkend.
15
Welke factoren spelen volgens de deelnemers een belangrijke rol bij het onvoldoende drinken door ouderen? -
Als zeer belangrijke factor kwam te weinig kennis bij ouderen over (de risico’s van) uitdroging naar voren; algemene bewustwording is nodig: zowel bij ouderen zelf als bij hun kinderen en mensen in hun omgeving. Dit werd door alle deelnemers beaamd. De deskundigen gaven aan dat veel ouderen niet weten hoeveel ze moeten drinken en wat de consequenties zijn van te weinig drinken.
-
Tevens werd een belangrijke factor gevonden dat ouderen niet denken aan genoeg te drinken. Het is van belang om ouderen er aan te herinneren.
-
Andere factoren, die verder naar voren kwamen waren: geen dorst/smaak hebben, het te duur vinden, moeite met lopen of drinken (slikken) hebben, minder drinken om niet te weinig eetlust te krijgen of vanwege plastabletten, geen sociale controle en eenzaamheid (het de moeite niet vinden).
Welke factoren zouden volgens de deelnemers sowieso verbeterd moeten worden en hoe? De volgende zaken worden hierbij door de deelnemers genoemd: Kennis verhogen door voorlichting aan ouderen m.b.t.: -
De gevolgen van te weinig drinken; vooral ook wijzen op gevolgen die voor ouderen belangrijk zijn: risico op verwardheid, verminderen zelfredzaamheid;
-
Benadrukken dat meer drinken nodig is dan het dorstgevoel aangeeft;
-
Voorlichten hoeveel dagelijks gedronken moet worden (in kopjes/glazen);
-
Bij angst voor te veel te gaan plassen/incontinentie benadrukken dat juist minder plassen meer kans op infecties en incontinentie geeft;
-
Stimuleren om bij plastabletten niet minder te gaan drinken;
-
Liever wel ook koffie stimuleren; dehydrerend effect is gering volgens diëtiste (i.t.t. alcohol );
-
Wijzen op (reductie)regelingen, als gebrek aan financiën een rol speelt.
Kennis verhogen door voorlichting aan omgeving van ouderen m.b.t.: -
De gevolgen van te weinig drinken door ouderen;
-
Het herkennen van signalen van (risico’s op) uitdroging bij ouderen: bijvoorbeeld gewichtsverlies van meer dan 4 kg in een maand, kleinere kledingmaat, horlogebandje/broekriem te los, minder actief zijn.
De deelnemers adviseren deze voorlichting te geven aan maaltijdbezorgers, vrijwilligers, medewerkers van alarmering en familie/vrienden. Men geeft aan dat het hierbij belangrijk is aandacht te hebben voor het totale voedingsplaatje van de oudere. Ouderen die te weinig drinken, eten vaak ook te weinig.
16
Er aan herinneren genoeg te drinken Dit kan volgens de deelnemers op de volgende manieren:
door regelmatige voorlichting, m.n. in de zomer en bij hitte;
ouderen stimuleren om een fles water op het aanrecht te zetten, zodat ze er aan denken;
mensen die bij ouderen thuis komen regelmatig er aan laten herinneren of vragen erover laten stellen;
het drinken laten aansluiten bij hun vaste routines;
sticker (met de boodschap om genoeg te drinken) op maaltijden aanbrengen, die bezorgd worden;
sticker verspreiden (met boodschap: genoeg drinken) die ouderen thuis kunnen ophangen;
de pastoor komt bij veel mensen: deze kan mensen attenderen op genoeg drinken.
De volgende ideeën werden door de deelnemers niet zo geschikt gevonden voor ouderen: -pakje water door brievenbus: vinden ouderen vaak een raar idee, houden niet van te veel verpakkingen: waar moeten ze het allemaal laten?. -pratende mok: schrikken ze misschien van Beschikbaarheid van water verhogen door aanbod via de omgeving
Mensen die bij ouderen thuis komen (b.v kinderen, verzorgende, maaltijdbezorger) altijd een glaasje water/drank laten geven aan de oudere;
Waterbronnen plaatsen op plekken waar ouderen veel verblijven: b.v. bij steunpunten, apotheken (“medicijnen moeten zwemmen”), ziekenhuizen, Bloedpriklocaties. Het gratis verstrekken is hierbij belangrijk; ook op openbare plaatsen (zie voorbeeld Frankrijk). Hierbij is wel de hygiëne van belang;
Gratis waterflesje leveren bij maaltijden die bezorgd worden; evt. via gemeente, (armoedebestrijding);
In plusbus (bus die ouderen naar o.a. de dagverzorging brengt) water aanbieden;
Aanbod via boodschappenservice Albert Heijn (dit is wel een groep die financieel ruim zit; op internet lijst met boodschappen maken is drempel en soms zijn producten bijna over de datum.
Algemene aanbevelingen
Eigen taal van ouderen/op hun niveau spreken;
In de Nota van WVS wordt aangegeven dat men via de zorg in de buurt/wijkgericht werken de ouderenzorg wil versterken: hierbij aansluiten;
Stimuleren dat ouderen het onderling bespreken; discussie;
Stimuleren van drinken kan via een sociaal moment; maar niet elke oudere wil dat sociale moment.
17
Waar vind je de ouderen? Als vindplaats voor ouderen zijn genoemd: ouderenbonden, plattelandsvrouwenverenigingen, huisarts, Albert Heijn, kerken, Jeu de boules-veld, Consultatiebureau voor ouderen (daar komen echter niet de ouderen die kwetsbaar zijn blijkt uit evaluaties). Verder hebben thuiszorgmedewerkers en conciërges gelegenheid om veel te signaleren over ouderen. De deskundigen benadrukken niet de illusie te hebben dat je iedereen die risico loopt kunt bereiken. Wat zijn volgens de deelnemers de beste methoden van voorlichting aan ouderen?
Huis aan huisbladen (b.v. de Bode,); blaadjes van ouderenbond (b.v de Nestor), kerkblaadjes. Regelmatig aandacht voor het thema erin. Hoeveel drinkt u? Ook kinderen van de kwetsbare ouderen zijn zo te bereiken als ouderen zelf hen niet om hulp vragen. Houd de tekst eenvoudig en simpel;
Via huisarts. Ouderen erop attenderen; “Drinkkuur”;
Bekijken of bestaande materialen lokaal in te zetten zijn. Meenemen wat er al gebeurt: b.v via Vilans, Movisie, RIVM;
Via het virtueel verzorgingstehuis: andere manieren van zorg thuis. Ook gratis beeldscherm via provincie, via steunpunten (BrabantConnect). Op beeldscherm spreekuur houden;
Draaiboek maken, zodat jaarlijks in elke gemeente activiteiten ingezet kunnen worden;
Voorlichting tijdens evenementen waar ouderen komen (v.b Jacobus, Roosendaal treffen);
Via Move Media (bedrijf voor webontwerp, grafisch ontwerp, media solution).
Internet wordt geen geschikt medium hiervoor gevonden bij ouderen: geen van de ouderen die de ouderenadviseur bezocht had, had internet. De combi voorlichting en bingo werkt niet zo naar de ervaring van de deelnemers. Ouderenbonden raden dit ook af. Ouderen luisteren dan niet. Ze zijn te gefocust op de bingokaarten. Welke factoren zouden nader onderzocht moeten worden door ouderen erover te bevragen? In een subgroepje van deelnemers is deze vraag nader bekeken. De volgende factoren zijn genoemd: leeftijd en geslacht, burgerlijke staat, problemen in het dagelijkse leven (met lopen, blaas, geheugen enz), hoeveelheid die gedronken wordt (kopjes/glazen i.p.v. liters: volume zegt hen niets), drinken bij hitte, denken ze dat ze voldoende drinken, weten wat er met hun gezondheid kan gebeuren als ze te weinig drinken, wat zijn de redenen om niet meer te drinken dan dat ze nu doen, wat zou hen kunnen helpen om meer te gaan drinken en welke manieren van stimuleren om meer te gaan drinken zou bij hen het beste werken. Deze factoren zijn meegenomen bij het opstellen van de vragenlijst.
18
3.2.2. Focusgroepsbijeenkomst met een aantal ouderen Aan de focusgroepsbijeenkomst namen 7 ouderen deel. De bijeenkomst vond plaats op 23 juni 2011 in een seniorencomplex in de gemeente Roosendaal. Het betrof 6 vrouwen en 1 man. De leeftijdsverdeling was als volgt: -
71, 72, 76, 80 en 81 jaar: 1x
-
88 jaar: 2x
Francis Konings, arts Maatschappij en Gezondheid van de GGD West-Brabant was voorzitter van de focusgroepsbijeenkomst. Aan de deelnemers is een aantal vragen voorgelegd. Hieronder worden de resultaten weergegeven. Vochtinnamegedrag Van de 7 ouderen drinken er 4 minder dan 8 kopjes/glazen per dag, dus onder de aanbevolen hoeveelheid. Van de 4 ouderen die te weinig drinken, drinken er 3 bij hitte niet meer dan op een normale dag: dit geeft dus extra risico. Bij kwetsbare ouderen (b.v. met blaasproblemen) wordt zelfs minimaal 9 kopjes/glazen per dag aanbevolen: 6 van de 7 ouderen haalt deze hoeveelheid niet. Kennis over aanbevolen hoeveelheid drinken In totaal geven 6 van de 7 ouderen aan niet te weten dat je minimaal 8 kopjes/glazen per dag zou moeten drinken. Van de 4 ouderen die te weinig drinken weet geen enkele oudere dit. Er lijkt dus bij de deelnemers een gebrek aan kennis te bestaan op dit gebied. Kennis over vochtonttrekkend effect van alcohol Van de 7 ouderen geven er 6 aan niet te weten dat als ze alcohol drinken ze meer vocht verliezen dan dat ze binnenkrijgen. Vochtinnamegedrag bij hitte 4 van de 7 ouderen geven aan op warme dagen hetzelfde als anders te drinken. Ze lijken zich er niet van bewust te zijn dat ze bij hitte meer vocht verliezen. Ook de 4 ouderen die te weinig drinken, drinken bij hitte niet meer. Kennis van gevolgen van te weinig drinken Van de 7 deelnemers geven er 6 aan niet precies te weten wat er met hun gezondheid kan gebeuren als te weinig drinken. Ook hier lijkt dus bij de deelnemers een gebrek aan kennis te bestaan. Redenen om niet meer te drinken De deelnemende ouderen geven als redenen aan om niet meer te drinken dan ze nu doen: vinden nu al voldoende te drinken, vergeten te drinken, geen dorst hebben, geen hulp willen vragen, niet te vaak naar de w.c willen gaan, risico op uitdroging laag inschatten, niet meer drinken opkrijgen en angst voor niet schoon water. Dit zijn ook één of meerdere van de redenen, die door de 4 ouderen zijn aangegeven die te weinig drinken, met uitzondering van niet te vaak naar de w.c. willen: dit gaf een oudere aan die wel voldoende drinkt.
19
Methoden die zouden kunnen helpen om meer te drinken De deelnemende ouderen geven aan dat de volgende methoden hen zouden kunnen helpen om meer te gaan drinken: er aan herinnerd worden, altijd een flesje bij zich hebben, het gratis kunnen krijgen, meer water/drankjes in de buurt, als het gebracht wordt. De 4 ouderen die te weinig drinken geven aan: herinneren en altijd een flesje bij zich hebben. In te zetten voorzieningen Voorzieningen die iets zouden zijn voor de deelnemers: gratis waterbronnen, er aan herinnerd worden door mensen die thuis langs komen, voorlichting in kranten/huis aan huis bladen, voorlichting door de GGD op een bijeenkomst voor ouderen, een sticker met herinnering, mok met een maat erop en het gratis meegeven van een flesje water bij apotheken of maaltijdbezorging. De 4 ouderen die te weinig drinken geven een voorkeur aan: waterbronnen, voorlichting kranten/huis aan huisbladen, een sticker, mok met maat en voorlichting door de GGD op bijeenkomst. Bruikbaarheid concept-vragenlijst Een concept-vragenlijst is uitgetest onder de ouderen van de focusgroep. De factoren die vanuit deze focusgroepsbijeenkomst naar voren zijn gekomen, bleken goed aan te sluiten bij de conceptvragen in de vragenlijst. De concept vragenlijst bleek ook goed in te vullen te zijn door de ouderen. De vragenlijst is vervolgens gebruikt om onderzoek te doen onder een steekproef van 134 ouderen in Bosschenhoofd.
20
3.3. Resultaten vragenlijsten 3.3.1. Achtergrondkenmerken De vragenlijst is in september 2011 opgestuurd naar 134 inwoners van 65 jaar en ouder van de gemeentekern Bosschenhoofd (gemeente Halderberge). De respons was 59%, zonder reminder. Dit is hoog te noemen. Het kan erop wijzen dat het onderwerp leeft onder de ouderen in de gemeente. In totaal hebben 79 personen de vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. Een aantal ouderen heeft niet alle vragen ingevuld. Dit is dan weergegeven bij de tabellen. Aan het getal N is te zien hoeveel respondenten de betreffende vraag hebben ingevuld. Bij de antwoordcategorie “anders’’ zijn alleen de antwoorden beschreven indien deze relevant waren. Tabel 2 geeft de achtergrondkenmerken van de respondenten weer. Tabel 2. Achtergrondkenmerken van de respondenten (%) % van de respondenten Leeftijd (n=76) 65-70 jaar
46
71-75 jaar
29
76-80 jaar
18
81-85 jaar
5
86-90 jaar
0
91-100 jaar
1
Geslacht (n=79) Man
57
Vrouw
43
Woonsituatie (n=79) Gehuwd/samenwonend
75
Alleenwonend
20
Anders
5
Leeftijd De leeftijd van de onderzoeksgroep varieerde van 65 tot 92 jaar. Bijna de helft van de respondenten valt in de jongste leeftijdsgroep van 65-70 jaar. Dit is logisch, omdat er meer inwoners zijn in deze categorie. De leeftijdsverdeling van de onderzoeksgroep komt vrijwel
21
overeen met de leeftijdsverdeling van ouderen in de gehele gemeente Halderberge (CBS 2009), alleen is de leeftijdscategorie 86-90 jaar in de onderzoeksgroep niet vertegenwoordigd (6% in de gemeente Halderberge). Geslacht Er hebben meer mannen dan vrouwen de vragenlijst teruggestuurd. De man/vrouwverdeling van de onderzoeksgroep komt niet overeen met de verdeling in de gemeente Halderberge (Regionaal Kompas 2008): deze is 45% mannen en 55% vrouwen. Uit het steekproefbestand blijkt dat er bij 13 ouderen nog een andere oudere op hetzelfde adres is aangeschreven. Het is mogelijk dat de man van het echtpaar wonend op het adres zich meer geroepen voelde om het in te vullen (hoewel in de begeleidende brief is gevraagd alle vragenlijsten per adres terug te sturen). Het zou verder nog zo kunnen zijn dat het onderwerp meer bij mannen leeft dan bij vrouwen. Enkele onderzoeken (Wotton 2008 e.a.) melden dat vrouwen een iets hoger risico hebben op uitdroging. Andere onderzoeken spreken dit weer tegen (Hodgkinson, systematic review 2003): zij vonden geen verschillen tussen mannen en vrouwen. Het is mogelijk dat vanwege de man/vrouw verhouding in het onderzoek het aantal ouderen met risico op uitdroging in de onderzoeksgroep iets lager ligt dan in de gehele groep ouderen in de gemeente. Woonsituatie Van de ouderen (n=79) gaf drie kwart aan gehuwd/samenwonend te zijn, 1 op de 5 ouderen is alleenwonend. Met andere woonsituatie werd bedoeld: “een lat-relatie” of “met dochter”.
3.3.2. Problematiek in het dagelijkse leven In onderstaande tabel 3 worden de problemen weergegeven die de ouderen hebben in het dagelijkse leven. Hierbij is gevraagd naar problematiek die volgens de literatuur een relatie met uitdroging kunnen hebben (tabel 1). Tabel 3. Problemen in het dagelijkse leven Problemen in dagelijkse leven
Aantal (%)
Ja (=63)
22
(35%)
Nee (n=63)
41
(65%)
slecht kunnen lopen (n=70)
16
(23%)
klachten over het geheugen (n=65)
11
(17%)
weinig kracht in de handen (n=67)
11
(16 %)
klachten nieren/blaas (n=63)
7
(11%)
andere problemen
4
(5%)
22
Bij deze vraag is door 16 ouderen niet bij elke vraag een ja of een nee ingevuld. Daarom kan bij deze groep ouderen niet met zekerheid gezegd worden of ze in het totaal wel/geen klachten hadden. Bij 63 ouderen kon dit wel bekeken worden. Van hen blijkt ongeveer een derde problemen te ervaren in het dagelijkse leven. Dit komt redelijk overeen met het landelijke percentage ouderen met functionele beperkingen (30%, CBS 2008). De door de ouderen meest genoemde problematiek was slecht kunnen lopen (23% van de totale groep die deze vraag heeft ingevuld), gevolgd door klachten over het geheugen (17%), weinig kracht in de handen (16%), klachten van de nieren/blaas (11%) en andere klachten (5%). Als andere problematiek gaf men aan “het alleen zijn”, “ogen”, “onder controle” en “versleten knie”.
3.3.3. Hulpverlening Aan de ouderen is gevraagd of ze hulpverlening kregen en zo ja, wat voor soort hulp. In tabel 4 staan de resultaten vermeld. Tabel 4. Hulpverlening Soort hulp Krijgt hulp
Aantal (%) n=79 14
(18%)
11
(14%)
hulp bij verzorging/dagelijkse dingen
6
(8%)
hulp van familie
6
(8%)
hulp van vrienden/buren/vrijwilligers
3
(4%)
anders
3
(4%)
65
(82%)
hulp in huishouding
Krijgt geen hulp
Bijna 1 op de 5 ouderen blijkt enige vorm van hulp te krijgen. Dit percentage komt redelijk overeen met ander onderzoek (12%, Regionaal Kompas 2008). Sommige ouderen krijgen meerdere vormen van hulp. De meest ontvangen hulp is hierbij hulp in de huishouding (14% van de totale onderzoeksgroep), gevolgd door hulp bij verzorging/dagelijkse dingen en hulp van familie (8%), hulp van vrienden/buren/vrijwilligers en anders (4%).
3.3.4. Vochtinnamegedrag Aantal genuttigde kopjes en soorten drank Het totaal aantal per dag gedronken kopjes/glazen varieert van 5 tot 22. Men drinkt gemiddeld 11 kopjes/glazen per dag. Dit bestaat uit gemiddeld 4 kopjes koffie, 3 glazen water, 3 kopjes thee, 1 glas frisdrank en 1 glas chocolademelk. Bekeken is of de ouderen wel of niet de aanbevolen hoeveelheid vocht drinken.
23
Als maat voor onvoldoende drinken is genomen: minder dan 8 glazen (<1,5 liter) drinken per dag. De ouderen zijn ingedeeld in een groep voldoende en een groep onvoldoende drinkers. De resultaten hiervan staan in tabel 5. Tabel 5. Wel/niet voldoende drinken, n=78 Aantal (%) Ja, ≥ 8 kopjes/glazen
70
Nee, < 8 kopjes/glazen
8
(90%) voldoende drinkers (10%) onvoldoende drinkers
Van de ouderen (n=78) drinkt 1 op de 10 minder dan de aanbevolen hoeveelheid van 8 kopjes/glazen per dag. Dit betrof 5 mannen en 3 vrouwen. Van de ouderen die onvoldoende drinken, vallen er 4 ouderen in de leeftijdsgroep 71-75 jaar, 2 ouderen in de groep 65-70 jaar en 2 ouderen in de groep 81-85 jaar. In de literatuur (Schols 2009) wordt vermeld dat vooral ouderen boven de 85 jaar risico op uitdroging zouden lopen. Bij ouderen die extra risico lopen (bijvoorbeeld door beperkingen) ligt de aanbevolen hoeveelheid vochtinname hoger: bij minimaal 9 kopjes/glazen per dag. Bij de totale groep onderzochte ouderen bleek 22% deze hoeveelheid niet te halen. Ouderen die wel en niet voldoende drinken verschillen niet in leeftijd en geslacht. Vochtinnamegedrag bij hitte Tabel 6 toont de uitkomsten van het vochtinnamegedrag bij hitte. Tabel 6. Vochtinnamegedrag bij hitte, n=76 Drinken
voldoende drinkers
onvoldoende drinkers
totaal (%)
bij hitte meer
53
hetzelfde
15 0
minder
(78%)
8
(100 %)
61
(80%)
(22%)
0
(0%)
19
(20%)
(0%)
0
(0%)
0
(0%)
Geen van de ouderen in de onderzoeksgroep (n=76) geeft aan bij hitte minder te drinken, wat een risico zou betekenen. Van de ouderen geeft 1 op de 5 aan bij hitte dezelfde hoeveelheid te drinken, hoewel aanbevolen wordt bij hitte meer te drinken. Het zou kunnen dat een aantal van deze ouderen al ruim voldoende drinkt, maar de groep die op ‘normale’ dagen al weinig drinkt loopt bij hitte nog eens extra risico. Van de onvoldoende drinkers geven alle 8 aan bij hitte wel meer te drinken (tabel 6). Deze risicogroep lijkt dus wel bij hitte het drinkgedrag aan te passen. Bij de groep voldoende drinkers blijkt 15 % niet meer te drinken bij hitte.
24
3.3.5. Kennis Van de totale groep ouderen (n=76) vindt bijna drie kwart dat ze voldoende drinkt, 11% vindt van niet en 17% weet het niet (tabel 7). De 8 ouderen die zelf aangeven onvoldoende te drinken zijn echter met uitzondering van 2 ouderen niet de ouderen die ook daadwerkelijk te weinig drinken. Tabel 7. Hoeveelheid drinken wel/niet voldoende vinden en drinkgedrag, n=76 voldoende
onvoldoende
drinkers
drinkers
vinden voldoende te drinken
55 (81%)
vinden niet voldoende te drinken
6
het niet weten
7
(9%) (10%)*
totaal (%)
0 (0%) 2 (25%) 6 (75%)
55
(72%)
8
(11%)
13
(17%)
*verschil is significant
In tabel 7 is te zien hoe het bewustzijn hierover ligt bij de groep voldoende en onvoldoende drinkers. Van de 8 onvoldoende drinkers geven 2 aan te vinden dat ze niet voldoende drinken en 6 geven aan het niet te weten. De groep onvoldoende drinkers weet vaker niet of ze voldoende drinken dan de groep voldoende drinkers (Cramers’V=0,582, P=0,000). Tabel 8 laat zien of de ouderen bekend zijn met het feit, dat als ze minder dan 8 kopjes/glazen drinken per dag ze risico lopen om uit te drogen. Tabel 8. Kennis van risico en drinkgedrag, n=77 voldoende drinkers
onvoldoende drinkers
totaal
risico bekend
40
(58%)
1 (13%)
41 (53%)
risico niet bekend
29
(42%)*
7 (88%)
36 (47%)
*verschil is significant
Van de totale onderzoeksgroep (n=77) geeft ruim de helft aan te weten dat men risico loopt als men minder dan 8 kopjes/glazen drinkt. Bij bijna de helft lijkt deze kennis te ontbreken. Onvoldoende drinkers blijken vaker niet op de hoogte te zijn van het risico dan voldoende drinkers (Cramers’V=0,278, P=0,015). In tabel 9 is te zien hoe of de ouderen weten wat er met hun gezondheid kan gebeuren als ze te weinig drinken.
25
Tabel 9. Kennis over effect op gezondheid en drinkgedrag, n=74 voldoende drinkers bewust van effect op
onvoldoende drinkers
totaal
44
(67%)
2
(25%)
46 (62%)
22
(33%)*
6
(75%)
28 (38%)
gezondheid niet bewust van effect op gezondheid *verschil is significant
Van de onderzoeksgroep (n=74) geeft 62% aan te weten wat er met hun gezondheid kan gebeuren als men te weinig drinkt, 38% gaf aan dit niet te weten. Als men kijkt naar de 8 onvoldoende drinkers, dan blijken er 6 zich niet bewust te zijn van het effect op hun gezondheid. De groep onvoldoende drinkers is zich vaker niet bewust van het effect van te weinig drinken op de gezondheid dan de groep voldoende drinkers (Cramers’V=0,267 P=0,022). In de literatuur (Abdallah 2009 e.a.) wordt vermeld dat gebrek aan kennis inderdaad een belangrijke factor is bij uitdroging bij ouderen. Aan de ouderen is gevraagd of ze weten dat als ze alcohol drinken ze meer vocht verliezen dan dat ze binnenkrijgen (zie tabel 10). Tabel 10. Kennis over effect van alcohol en drinkgedrag, n=72 voldoende drinkers
onvoldoende drinkers
32 (49%)
2 (29%)
34 (47%)
33 (51%)
5 (71%)
38 (53%)
bewust van
totaal (%)
effect alcohol niet bewust van effect alcohol Van de onderzoeksgroep (n=72) is iets meer dan de helft zich niet bewust van het feit dat als ze alcohol drinken ze meer vocht verliezen dan dat ze binnenkrijgen. Van de 7 ouderen die onvoldoende drinken geven er 5 aan zich hier niet van bewust te zijn.
3.3.6. Redenen om niet meer te drinken De belangrijkste redenen voor de ouderen om niet meer te drinken dan dat ze nu doen staan in tabel 11 vermeld.
26
Tabel 11. Redenen om niet meer te gaan drinken (%), n=78 Reden
totale
voldoende
onvoldoende
groep
drinkers
drinkers
Nu al voldoende drinken
76
81*
50
Te vaak naar w.c. moeten
24
23
38
Geen dorst hebben
20
16
63
Kans uitdrogen klein
18
19
13
Vergeten te drinken
14
11
38
Hulp nodig
5
6
0
Niet meer drinken opkrijgen
5
6
0
Vanwege medicijnen
5
6
0
Anders
5
6
0
Kan het niet betalen
4
4
0
Angst voor incontinentie
4
4
0
Angst om te vallen
3
3
0
Omgeving doet het ook niet
3
3
0
Gevolgen niet erg vinden
3
3
0
Water niet schoon
1
1
0
*verschil is significant (P<0,05)
Veel ouderen hebben meerdere redenen aangegeven. Bij de totale groep (n=79) was de meest aangegeven reden het vinden nu al voldoende te drinken, gevolgd door te vaak naar de w.c moeten, geen dorst hebben, de kans op uitdrogen klein te vinden en vergeten te drinken. Minder vaak aangegeven redenen waren liever niet om hulp willen vragen, niet meer drinken opkrijgen, vanwege medicijnen, het niet kunnen betalen en angst voor incontinentie. De groep onvoldoende drinkers geeft vaker het vaak/regelmatig geen dorst hebben als reden aan om niet meer te gaan drinken dan de groep voldoende drinkers (Cramers’V=0,352, P=0,02). De groep onvoldoende drinkers geeft ook vaker het vaak/regelmatig vergeten te drinken als reden aan om niet meer te gaan drinken aan dan de groep voldoende drinkers (Cramers’V=0,227, P=0,045). Tenslotte is er nog een verschil gevonden: de groep onvoldoende drinkers geeft minder vaak het nu al voldoende drinken aan als reden om niet meer te drinken (Cramers’V=0,229, P=0,044). Voor de andere aangeven redenen zijn geen significante verbanden gevonden. Vanuit de literatuur (Schols 2007 e.a.) is bekend dat het ontbreken van het dorstgevoel bij ouderen inderdaad een belangrijke rol lijkt te spelen bij het onvoldoende drinken. Ook het vergeten te drinken lijkt belangrijk (Archibald 2006). De risicoperceptie lijkt bij de ouderen ook een rol te spelen: bijna 1 op de 5 ouderen geeft als reden om niet meer te drinken aan dat ze de kans dat ze uitdrogen niet zo groot vinden. Het inschatten dat het risico op uitdroging klein is kan hierbij voor de groep ouderen die voldoende drinken reëel zijn; er is echter ook bij de groep
27
onvoldoende drinkers een aantal ouderen die deze kans klein inschat terwijl ze op grond van hun drinkgedrag wel risico lijken te lopen. Opvallend is dat ook het niet te vaak naar de w.c. te willen gaan en het vallen en incontinentie een rol lijken te spelen. Deze factoren komen ook in de literatuur naar voren (Abdallah 2007 e.a.) Verder is opvallend dat het financiële aspect ook een rol lijkt te spelen onder de onderzoeksgroep. 3.3.7. Wat zou kunnen helpen om meer te gaan drinken In tabel 12 ziet u de resultaten op de vraag wat voor de ouderen zou kunnen helpen om meer te gaan drinken als dat nodig zou zijn (b.v. als het warm is). Hierbij konden meerdere antwoorden worden aangegeven. Tabel 12. Wat zou kunnen helpen om meer te gaan drinken (%), n=79 Hulpmiddel
totale
voldoende
onvoldoende
groep
drinkers
drinkers
Wil/hoef geen hulp
28
29
25
Aan herinnerd worden
20
19
38
Altijd flesje water bij hebben
14
14
13
Drinken bij me gebracht krijgen
11
13
0
Anders
11
11
13
Als het gratis is
8
9
0
Meer water in de buurt
6
7
0
Van de totale groep geeft 28% aan geen ondersteuning nodig te hebben. Aangezien een grote groep ouderen ook voldoende drinkt, lijkt dit voor een grote groep ook reëel te zijn. Echter van de groep onvoldoende drinkers (n=8) geven er 2 aan geen hulp te willen/hoeven. Er aan herinnerd worden lijkt bij veel ouderen te kunnen helpen (20% van de totale groep). Gelet op de aangeven geheugenproblemen (zie paragraaf 3.3.2) lijkt dit zeker bij een aantal ouderen te kunnen helpen. De beschikbaarheid van een (flesje) water wordt ook vaak genoemd, zij het door het zelf mee te nemen (14%) of door dat het bij hen gebracht wordt door iemand (11%). Het ontbreken van de beschikbaarheid van water wordt in de literatuur ook als risicofactor voor uitdroging bij ouderen genoemd (Abdallah 2009). In de literatuur wordt ook vermeld dat het aanbieden van drinken door de familie van ouderen effectief kan zijn in het voorkómen van uitdroging (Mentes 2006). Opvallend is dat ook het gratis vertrekken van drinken wordt genoemd (8% van de totale groep), wat er op kan wijzen dat het financiële aspect ook een rol speelt. Als andere zaken die kunnen helpen worden nog door de ouderen genoemd: -
Mijn dochter zorgt goed voor mij
-
Ik zet altijd een glas op het aanrecht.
28
Tussen de groep voldoende en onvoldoende drinkers is voor deze vraag geen significant verschil gevonden.
3.3.8. Voorzieningen die iets voor de ouderen zouden zijn In grafiek 1 is af te lezen welke voorzieningen om drinken te stimuleren iets voor de ouderen zouden zijn. De antwoorden van de totale groep, de groep voldoende drinkers en onvoldoende drinkers zijn afzonderlijk weergegeven, in verschillende kleuren met bijbehorend percentage.
Grafiek 1. Voorzieningen die zouden kunnen helpen 44 43
kranten/huis aan huisbladen
62
23
26
w aterbronnen
0 23 21
huisarts
38 20 20
regionale t.v/radio
25 15 14
aparaatje m et seintje
25 GGD op bijeenkom st ouderen
11 12 13
herinnering door fam ilie
11 13
0 11 13
flesje w ater apotheek/m aaltijdbezorging
0 10 11
fles/beker/m ok m et m aat erop
0 8
herinnering door mensen die thuis kom en
9 0 5
sticker m et herinnering
6 0 4 4
anders 0 0
10
totaal
20
30
voldoende drinkers
40
50
60
70
onvoldoende drinkers
29
De ouderen hebben meerdere antwoorden aangegeven. Van de totale groep blijkt 44% de voorkeur te geven aan kranten/huis aan huisbladen. Andere veel genoemde antwoorden zijn waterbronnen, huisarts, regionale t.v/radio en een apparaatje dat een seintje geeft als je weer/meer moet drinken. Voorlichting door de GGD op een bijeenkomst voor ouderen, er aan herinnerd worden door familie/vrienden, het (gratis) meegeven van een flesje water b.v bij apotheken of maaltijdbezorging, fles/beker/mok met een maat erop, zodat ze weten hoeveel ze op een dag drinken worden minder vaak genoemd, evenals er aan herinnerd worden door mensen die bij hen thuis komen (zoals thuiszorg, maaltijdbezorgers) en een sticker die ze thuis kunnen ophangen en ze eraan herinnert. Als andere voorziening (4%) wordt o.a. genoemd: “Ik zet altijd een literfles op het aanrecht”. Tussen de groep voldoende en onvoldoende drinkers is geen significant verschil gevonden in de voorkeuren voor voorzieningen.
3.3.9. Algemene door de ouderen aangegeven opmerkingen Tenslotte is in het onderzoek nog aan de ouderen gevraagd of men nog opmerkingen of suggesties had. Hieronder volgen enkele antwoorden. De volledige lijst met opmerkingen staat in bijlage 3. -
Als je een fles van anderhalve liter op de aanrecht zet weet je hoeveel je drinkt;
-
Geen opmerkingen, zinnig onderzoek
-
Ik vind het discriminerend om er van uit te gaan dat je vanaf 65 jaar ineens tot de 'ouderen' gerekend wordt en dan ook per definitie (gezondheids) problemen zal hebben. Zijn er ook vragenlijsten voor dertigers, veertigers of vijftigers?
-
Meer openbare toiletten. vooral in winkelcentra!
-
Voorlichting GGD. Niet persoonlijk maar bij ouderenbonden.
30
4. Conclusies en aanbevelingen
Algemeen De respons op de vragenlijst van het onderzoek was hoog (59%, zonder reminder). Het kan erop wijzen dat het onderwerp leeft onder de ouderen in de gemeente Halderberge. Er hebben meer mannen dan vrouwen de vragenlijst teruggestuurd. Hoewel een literatuurreview geen verschillen vond tussen vrouwen en mannen, vermelden enkele onderzoeken dat vrouwen een iets hoger risico hebben op uitdroging. Het is dus mogelijk dat het aantal ouderen met risico in de onderzoeksgroep iets lager ligt dan in de gehele groep ouderen in de gemeente. Vochtinnamegedrag Van de ouderen drinkt 1 op de 10 ouderen minder dan de aanbevolen hoeveelheid van 8 kopjes/glazen per dag. De respons op de vraag naar vochtinname kan mogelijk beïnvloed zijn doordat in de vragenlijst een vraag is opgenomen of men weet dat men bij minder dan 8 kopjes/glazen risico loopt om uit te drogen (om kennis op dit gebied te kunnen meten). Hierdoor is het mogelijk dat er sociaal-wenselijke antwoorden zijn aangegeven. Dit is echter waarschijnlijk niet het geval, omdat in de vragenlijst eerst los per drank de hoeveelheid is nagevraagd en de kennisvraag pas daarna kwam. Ook in de focusgroep bleek een groot gedeelte (4 van de 7 ouderen) niet de aanbevolen hoeveelheid vocht binnen te krijgen. Bij ouderen die extra risico lopen (bijvoorbeeld door beperkingen) ligt de aanbevolen hoeveelheid nog hoger: bij 9 kopjes/glazen. Bij de totale groep onderzochte ouderen bleek 22 % minder dan deze hoeveelheid te drinken. Dit percentage van 22% komt vrijwel overeen met het percentage dat in het onderzoek van Regelink (20%, 2006) gevonden werd. Andere onderzoeken (m.n. ouderenmonitoren) vermelden hogere percentages (rond 75%): deze onderzoeken gingen ook uit van minimaal 9 kopjes/glazen, maar zij hebben echter niet specifiek het aantal glazen/kopjes per soorten drank uitgevraagd. Mogelijk verklaart dit de verschillen in percentages. Door het specifiek navragen van hoeveelheden per drank zijn mensen zich mogelijk meer bewust van vocht dat ze b.v. ook met de medicatie binnen krijgen. Een andere verklaring voor de verschillen is dat in ons onderzoek meer mannen hebben gereageerd dan vrouwen. Bij de vochtinname is niet gevraagd naar alcoholgebruik i.v.m. het vochtonttrekkend effect daarvan. Alcoholgebruik kan invloed hebben op het wel/niet voldoende drinken. Verder is het wel/niet voldoende drinken ook nog afhankelijk van het gewicht, het metabolisme en de gezondheidtoestand van de oudere. Deze factoren zijn in het onderzoek niet meegenomen. Het percentage ouderen dat onvoldoende drinkt ligt hierdoor in werkelijkheid mogelijk hoger dan de gevonden 10%. Bij hitte blijkt 1 op de 5 ouderen dezelfde hoeveelheid te drinken, hoewel aanbevolen wordt bij hitte meer te drinken. Van de onvoldoende drinkers geven alle
31
8 aan bij hitte wel meer te drinken. Van de focusgroep ouderen bleken er echter 3 van de 4 ouderen die onvoldoende drinken, bij hitte niet meer te drinken. Niet alle ouderen lijken dus bij hitte hun drinkgedrag aan te passen. Ouderen die extra risico lopen Van de ouderen blijkt ongeveer een derde problemen te ervaren in het dagelijkse leven. De meest genoemde problematiek is slecht kunnen lopen, gevolgd door klachten over het geheugen en weinig kracht in de handen. Bijna 1 op de 5 ouderen krijgt enige vorm van hulp. Uit literatuur (Schols 2007) blijkt dat deze ouderen met problemen in het dagelijkse leven samen met de alleenstaanden (1 op de 5 ouderen in het onderzoek) een groep ouderen genoemd kunnen worden, die extra risico loopt op uitdroging. I.v.m. de kleine aantallen was het niet zinvol om deze groep afzonderlijk mee te nemen in de analyses. Het geeft echter een indicatie dat een aantal ouderen op het gebied van risico van uitdroging extra risico lijkt te lopen. Bij de vraag naar de redenen om niet meer te drinken dan men nu doet is verder nagevraagd of deze dagelijkse beperkingen van invloed waren. Ouderen zetten de c.v. vaak te hoog, wat ook meer kans op uitdroging geeft (Schols 2007). Tevens is bekend dat ouderen die minder drinken vaak ook minder eten; wat nog een bijkomend risico geeft voor de ouderen die onvoldoende drinken. Kennis Bijna drie kwart van de ouderen vindt dat ze voldoende drinken, 11% vindt van niet en 17% weet het niet. Bijna de helft van de onderzoeksgroep geeft aan niet te weten dat men risico op uitdroging loopt als men minder dan 8 kopjes/glazen per dag drinkt. Van de ouderen geeft 38% aan niet te weten wat er met hun gezondheid kan gebeuren als men te weinig drinkt. Op alle drie deze kennisgebieden blijkt bij de onvoldoende drinkers vaker kennis te ontbreken dan bij de voldoende drinkers. Ruim de helft van de totale groep ouderen is zich niet bewust van het feit dat als ze alcohol drinken ze meer vocht verliezen dan dat ze binnenkrijgen. Er lijkt dus bij een grote groep ouderen ook op dit gebied kennis te ontbreken. Ook bij de focusgroep met ouderen bleek bij een aantal ouderen de kennis op al deze gebieden te ontbreken. Dit ontbreken van kennis wordt ook door de deskundigen/intermediairen van de focusgroep genoemd en in de literatuur wordt vermeld dat gebrek aan kennis inderdaad een belangrijke factor is bij uitdroging bij ouderen. Redenen om niet meer te drinken Bij de totale groep was de meest aangegeven reden om niet meer te drinken dan ze nu doen het vinden nu al voldoende te drinken, gevolgd door te vaak naar de w.c moeten, geen dorst hebben, de kans op uitdrogen klein vinden en vergeten te drinken. Minder vaak aangegeven redenen waren liever niet om hulp willen vragen, niet meer drinken opkrijgen, vanwege medicijnen, het niet kunnen betalen en angst voor incontinentie. De groep onvoldoende drinkers geeft vaker het vaak/regelmatig geen dorst hebben als reden om niet meer te gaan drinken aan dan de groep voldoende drinkers. De groep onvoldoende drinkers geeft ook vaker het regelmatig/vaak vergeten te drinken als reden om niet meer te gaan drinken aan
32
dan de groep voldoende drinkers. Dit komt ook overeen met de indruk van de deskundigen en ouderen die deelnamen aan de focusgroepsbijeenkomsten en vanuit de literatuur dat bij ouderen deze factoren een rol spelen bij het wel/niet voldoende drinken. Een aantal ouderen gaf ook aan geheugenproblemen te hebben. Dit in combinatie met geen dorst hebben kan een versterkend effect hebben. De risicoperceptie lijkt ook bij de ouderen een rol te spelen; het inschatten dat het risico op uitdroging klein is kan hierbij voor de groep ouderen die voldoende drinken reëel zijn; er is echter ook bij de groep onvoldoende drinkers een aantal ouderen dat deze kans klein inschat terwijl ze op grond van hun drinkgedrag wel risico lijken te lopen. Het vergroten van de risicoperceptie bij deze ouderen zou dus effectief kunnen zijn in het voorkomen van uitdroging. Opvallend is dat ook angsten voor het vallen en incontinentie een (zij het kleine) rol lijken te spelen. Aangezien ook een aantal ouderen aangaven op deze gebieden moeite te hebben lijkt hier een relatie te zijn met het drinken. Dit vindt men ook terug in de literatuur. Verder is opvallend dat bij de onderzoeksgroep het financiële aspect ook een rol lijkt te spelen. De relatie tussen dehydratie en financiële problemen is in de literatuur niet gevonden. Er is in het onderzoek sprake van kleine aantallen. In de literatuur (van Vliet 2011) en vanuit de focusgroepsbijeenkomst met deskundigen wordt echter wel vermeld dat financiële problemen inderdaad bij ouderen vaak een verborgen probleem zijn. Voor de andere aangeven redenen zijn geen significante verbanden gevonden. In de literatuur (Schols 2007) wordt eenzaamheid nog als risicofactor genoemd voor uitdroging bij ouderen; dit is in ons onderzoek niet naar voren gekomen. Welke (gedrags)factoren spelen een rol bij het vochtiname gedrag bij ouderen? Terugkomend op de onderzoeksvraag is te concluderen dat in het onderzoek de volgende factoren naar voren zijn gekomen: Factoren die een rol spelen bij vochtinnamegedrag van de ouderen:
Gebrek aan kennis over (risico’s op en gevolgen van) uitdroging
Geen dorst hebben
Vergeten te drinken
Lage risicoperceptie
Minder vaak naar voren gekomen factoren:
Liever geen hulp willen vragen
Niet meer drinken opkrijgen
Vanwege medicijnen
Het niet kunnen betalen
Angst voor incontinentie
33
Met name de factoren gebrek aan kennis, het vergeten te drinken, de lage risicoperceptie en het niet kunnen betalen lijken door de GGD en de samenwerkingspartners (bijvoorbeeld door voorlichting en hulpmiddelen) te beïnvloeden te zijn. Wat zou de ouderen kunnen helpen om meer te gaan drinken Van de ouderen geeft 28% aan daarbij geen ondersteuning nodig te hebben. Aangezien een grote groep ouderen ook voldoende drinkt lijkt dit voor een grote groep ook reëel te zijn. Echter van de groep onvoldoende drinkers geven er 2 aan geen hulp te willen/hoeven. Er aan herinnerd worden lijkt bij veel ouderen te kunnen helpen (1 op de 5 ouderen geeft dit aan). Gelet op de aangeven geheugenproblemen lijkt dit zeker bij een aantal ouderen te kunnen helpen. De beschikbaarheid van (een flesje) water wordt ook vaak genoemd. Het ontbreken van de beschikbaarheid van water wordt in de literatuur ook als risicofactor voor uitdroging bij ouderen genoemd. In de literatuur wordt ook vermeld dat het aanbieden van drinken door de familie van ouderen effectief kan zijn in het voorkómen van uitdroging. Opvallend is dat ook het gratis verstrekken van drinken wordt genoemd door de ouderen in dit onderzoek, wat erop kan wijzen dat het financiële aspect ook een rol speelt. Welke voorzieningen helpen ouderen meer te drinken Van de ouderen blijkt 44% de voorkeur te geven aan kranten/huis aan huisbladen. Dit komt overeen met de meningen van de focusgroep ouderen en de indrukken van de deskundigen/intermediairen. Andere veel genoemde antwoorden zijn waterbronnen, huisarts, regionale t.v/radio en een apparaatje dat een seintje geeft als je weer/meer moet drinken. Voorlichting door de GGD op een bijeenkomst voor ouderen, er aan herinnerd worden door familie/vrienden, het (gratis) meegeven van een flesje water b.v. bij apotheken of maaltijdbezorging, fles/beker/mok met een maat erop, zodat ze weten hoeveel ze op een dag drinken worden minder vaak genoemd. Opvallend is dat de ouderen ook technische hulpmiddelen aangeven. Aangezien de ouderen ook aangeven hun familie en de verzorgers niet te willen belasten en de thuiszorg soms geen tijd heeft, zou zo’n technisch hulpmiddel een goede oplossing kunnen zijn. Focusgroepsbijeenkomsten als methode Er zijn 2 focusgroepsbijeenkomsten georganiseerd: 1 met deskundigen/intermediairen en 1 met een aantal ouderen. De focusgroepsbijeenkomsten blijken een goede methodiek te zijn om inzichten te verkrijgen in factoren die een rol spelen in bepaalde gezondheidsproblematiek. Via de bijeenkomsten konden risicofactoren verhelderd worden en ook vragen van een vragenlijst gepretest worden. Ook konden al vanuit de focusgroepsbijeenkomsten aanbevelingen geformuleerd worden voor de aanpak van de problematiek.
34
Verder onderzoek Er is door het onderzoek meer inzicht gekregen in factoren die een rol spelen bij preventie van uitdroging bij ouderen. Aangezien de onderzoeksaantallen (m.n. de groep onvoldoende drinkers) klein waren kan niet met grote zekerheid gezegd worden in hoeverre de resultaten te vertalen zijn naar een grotere groep ouderen. De resultaten geven hier echter wel een goede indicatie hiervoor. Vanuit de in het onderzoek naar voren gekomen factoren kan verder onderzoek gedaan worden. Er kan tevens in een groter onderzoek bekeken worden of voor de in het onderzoek naar voren gekomen samenhang tussen een aantal factoren en het niet voldoende drinken een oorzakelijk relatie is aan te tonen. Ook de relatie tussen financiële problemen en uitdroging is zeer interessant om verder te onderzoeken.
Aanbevelingen voor (voorlichtings)strategieën en verder onderzoek In antwoord op de onderzoeksvraag zijn op basis van de resultaten van het onderzoek de volgende aanbevelingen te formuleren:
Voorlichting over uitdroging en risicofactoren Bij een grote groep ouderen blijkt kennis te ontbreken over (risico’s op en gevolgen van) uitdroging. Voorlichting aan ouderen hierover is dus van belang. Het is hierbij aan te bevelen de focus te leggen op gevolgen die ouderen zelf ook belangrijk vinden, zoals het risico op verwardheid en het verminderen van de zelfredzaamheid. Van belang is ook om hierbij aan te geven hoeveel (in kopjes/glazen) ouderen precies moeten drinken, dat men meer moet drinken dan het dorstgevoel aangeeft en wat het effect van alcohol en plastabletten is. Ook dient gewezen te worden op het feit dat de angst om te vaak naar de w.c te moeten kan leiden tot minder plassen en daardoor meer kans op blaasinfecties en dat dit juist meer incontinentie kan veroorzaken. Deze kennis kan verhoogd worden op verschillende manieren:
Voorlichting aan ouderen zelf Voorlichting via de kanalen kranten/huis aan huisbladen, de huisarts, de regionale t.v/radio en voorlichting door de GGD op een bijeenkomst voor ouderen is aan te bevelen omdat de ouderen dit in het onderzoek aangaven. Ook via andere bestaande kanalen zoals ouderenbondenblaadjes en Brabant Connect kan deze voorlichting aangeboden worden. De voorlichting door de GGD zou gecombineerd kunnen worden met de voorlichting over andere gezondheidsthema’s, waar ouderen risico’s voor vertonen, eventueel in samenwerking met ouderenbonden.
Voorlichting aan intermediairen/omgeving van de ouderen Dit kan b.v. door de bovengenoemde voorlichting ook voor familie/vrienden en verdere omgeving van ouderen in de bovengenoemde kanalen te plaatsen. Hen kan gevraagd worden alert te zijn op signalen van uitdroging en vragen te stellen aan de ouderen over de hoeveelheden die ze gedronken hebben.
35
Herhaaldelijk herinneren aan voldoende drinken Omdat uit het onderzoek naar voren kwam dat het vaak vergeten een belangrijke reden is voor ouderen om niet meer drinken dan ze nu al doen, is het sterk aan te bevelen om de ouderen er herhaaldelijk aan te herinneren om genoeg te drinken. Dit is vooral van belang in hitteperioden. Dit kan op de volgende manieren:
Herinnering door voorlichting Het periodiek herhalen van bovengenoemde voorlichting, door de voorlichting in vaste perioden (b.v. bij hitte) of op evenementen voor ouderen (b.v. stands met GGD en Brabant Water samen) jaarlijks uit te voeren. Het ontwikkelen van draaiboeken die jaarlijks voor alle gemeenten in te zetten zijn. Voorlichting door de GGD samen met Brabant Water. Ook kunnen posters met een herinnering aan voldoende drinken opgehangen worden op plekken waar ouderen veel verblijven.
Herinnering door (slimme) technische hulpmiddelen Een aantal ouderen geeft aan dat een apparaatje dat een seintje geeft als je weer/meer moet drinken hun zou kunnen stimuleren om meer te gaan drinken. Ook werd een fles/beker/mok met een maat erop genoemd, zodat ze weten hoeveel ze op een dag drinken. Samen met b.v. Helixer en TU Delft zou deze mogelijkheid verder geëxploreerd kunnen worden. Wat minder vaak werd een sticker genoemd, die ze thuis kunnen ophangen en ze eraan herinnert. Mochten er al dergelijke stickers bestaan (b.v. vanuit watervoorzieningbedrijven) kan het een kleine moeite zijn om deze stickers aan bepaalde groepen (b.v. thuiszorg-en maaltijdbezorgingcliënten) te verstrekken. Ook een simpel hulpmiddel als een flesje water op het aanrecht zetten (eventueel gestimuleerd door de omgeving) kan een effectief middel zijn om ouderen er aan te herinneren.
Herinnering door de omgeving van de ouderen De familie, vrienden en zorgverleners (b.v. thuiszorg, maaltijdbezorgers) die bij ouderen thuis komen kunnen de ouderen er aan herinneren om genoeg te drinken. Ook kunnen ouderenbonden en huisartsen hierbij een rol spelen.
Beschikbaar stellen van vochtbronnen De ouderen geven aan dat de beschikbaarheid van vochtbronnen een rol speelt bij het voldoende drinken. Hierbij zijn de volgende mogelijkheden aan te bevelen:
Actief aanbieden van water (en het evt. dichterbij plaatsen ervan) door familie/vrienden, thuiszorg en anderen die bij de ouderen thuis komen.
Plaatsen van waterbronnen (indien mogelijk gratis) op plekken waar ouderen zich veel begeven, zoals steunpunten, ouderencentra, huisartsenpraktijken,
36
apotheken, ziekenhuizen, bloedpriklocaties en supermarkten. In overleg met de gemeente en Brabant water kan deze mogelijkheid bekeken worden.
(Gratis) meegeven van een flesje water b.v. bij apotheken of maaltijdbezorging
Speciale aandacht is hierbij aan te bevelen voor de ouderen waarbij het financiële aspect een rol lijkt te spelen. Deze ouderen kunnen gewezen worden op de reductieregeling. Samen met de gemeente kan bekeken worden hoe de ouderen in het kader van armoedezorg hierin ondersteund kunnen worden, b.v. via de maaltijdbezorging.
Algemene aanbevelingen Vanuit het onderzoek komen nog de volgende algemene aanbevelingen naar voren:
Omdat de ouderen aangaven dat meerdere redenen bij hen een rol spelen bij het wel/niet voldoende drinken en meerdere methodieken hen zouden kunnen helpen, is het aan te bevelen om meerdere van bovenstaande methodieken in te zetten voor de preventie van uitdroging.
Ouderen die niet genoeg drinken eten vaak ook niet genoeg: let op het gehele voedingsplaatje.
Spreek ouderen aan op hun niveau
Sluit in de voorlichting aan de ouderen aan op hun routines.
Zet bestaande middelen (b.v Toolkit RIVM, materiaal Vilans, Movisie) lokaal in.
Vanuit opmerkingen gemaakt in de vragenlijsten en tijdens de focusgroepsbijeenkomsten blijkt dat ouderen het goed vinden dat zaken over hun gezondheid aan hen zelf worden gevraagd; het geeft hen het gevoel serieus genomen te worden. Het verdient aanbeveling ook in andere onderzoeken onder ouderen ouderen zelf te betrekken.
Verder onderzoek naar factoren die een rol spelen bij uitdroging bij ouderen. In dit onderzoek is een aantal zeer interessante factoren naar voren gekomen die een rol spelen bij uitdroging bij ouderen. Een aantal risicofactoren die in de literatuur worden genoemd, kwam ook in ons onderzoek naar voren, zoals de factoren kennis, geen dorst hebben, vaak vergeten te drinken en lage risicoperceptie. Het is aan te bevelen om in een groter onderzoek (bijvoorbeeld onder ouderen die extra risico lopen) te bekijken of in het onderzoek naar voren gekomen samenhang tussen een aantal factoren en het niet voldoende drinken een oorzakelijk relatie is aan te tonen. Nieuw was dat in ons onderzoek het financiële aspect naar voren kwam als risicofactor. Dit is in de literatuur niet gevonden. Aangezien in ons onderzoek sprake was van kleine aantallen, verdient het aanbeveling om hier verder onderzoek naar te doen. Samen met samenwerkingspartners (o.a. Brabant Water, TU Delft) van de GGD West-Brabant kan verder onderzoek opgepakt worden en mogelijkheden voor subsidiering bekeken worden.
37
Verspreiden resultaten van het onderzoek Het verdient aanbeveling om de resultaten van dit onderzoek te verspreiden onder professionals (b.v. thuiszorg, huisartsen in Halderberge) en intermediairen (b.v. maaltijdbezorgers, vrijwilligers) op het gebied van ouderen en geïnteresseerde gemeenten. Ook kan bekeken worden in hoeverre de resultaten gepubliceerd kunnen worden in relevante tijdschriften en op websites.
Inzetten van focusgroepsbijeenkomsten De focusgroepsbijeenkomsten blijken een goede methodiek te zijn om inzichten te verkrijgen in factoren die een rol spelen in bepaalde gezondheidsproblematiek. Het verdient aanbeveling om deze methodiek vaker in te zetten voor onderzoek.
38
Literatuur
Abdallah L, Remington R, Houde S, e.a. (2009).Dehydration reduction in communitydwelling older adults: perspectives of community health care providers. Research in Gerontology Nursing. januari; 2(1):49-57 Archibald C. (2006). Promoting hydration in patients with dementia in healthcare settings.Nursing Standard. juli 12-18;20(44):49-52 Bryant H. (2007). Dehydration in older people: assessment and management. Emergency Nurse. 2007 juli;15(4):22-6. www.CBS.nl Daalen E van, Riet N van. (2010). Onderzoek naar warmtebeleving bij ouderen. Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGDén Brabant/Zeeland Davidhizar R, Dunn CL e.a. (2004). A review of the literature on how important water is to the world's elderly population. International Nursing Review. september; 51(3):159-66; discussion 134. Faes MC, Olde Rikkert MGM. (2007). Dehydration in Geriatrics. Geriatrics and aging.; 10(9): 590-596. Ferry M. (2005). Stategies for ensuring good hydration in the elderly. Nutrition reviews. 63 (6): 522-29. Hodgkinson B, Evans D e.a. (2003) Maintaining oral hydration in older adults: a systematic review. International Journal of Nursing Practice. Juni;9(3):S19-28. Loor J. de, Zietsen R. (2010) Onderzoek naar uitdroging. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 154, A2651. Mentes J. (2006). Oral hydration in older adults: greater awareness is needed in preventing, recognizing, and treating dehydration. American Journal of Nursing. juni;106(6):40-9. Olde Rikkert MGM , Hoefnagels WHL. (1993). Uitdroging bij geriatrische patiënten. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 137:750-3. Ouderenmonitor 2011. GGD Ysselland. 2011.
39
Ouderenmonitor 2011. GGD Regio Nijmegen. 2011. www.Regionaal Kompas.nl Regelink M. (2006). Ondervoeding bij zelfstandig wonende ouderen. GGD Gelre-Yssel. RIVM. (2007) Handboek binnenmilieu. Bilthoven. Schols JM, Groot CP de, e.a..(2009). Preventing and treating dehydration in the elderly during periods of illness and warm weather. Journal of Nutrition Health and Aging. februari;13(2):150-7. Schols JMGA, Groot CPGM (2007) e.a. Preventie en behandeling van uitdroging bij ouderen. 2007. Actiz. Utrecht. Vivanti A, Harvey K, Ash S e.a. (2008). Clinical assessment of dehydration in older people admitted to hospital: what are the strongest indicators? Archives of Gerontology and Geriatrics. November-december;47(3):340-55. Vliet MJG van. (2009). De kans op afname in mobiliteit en zelfzorg voor thuiswonende ouderen bij ziekenhuisopname. Universiteit van Utrecht. Vliet O van, Goudswaard K. (2011). Pensioenhervormingen, inkomensgelijkheid en armoede onder ouderen. Universiteit Leiden. TPEdigitaal jaargang 5 (2)5-19. www.voedingscentrum.nl Wotton K, Crannitch K, e.a. 92008). Prevalence, risk factors and strategies to prevent dehydration in older adults. Contemporary Nurse. december;31(1):44-56.
40
Bijlage 1
VRAGENLIJST voorkómen van uitdroging bij ouderen We zouden u eerst graag wat algemene vragen willen stellen.
1. Wat is uw leeftijd? (vul 1 cijfer per vakje in) man vrouw
2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw woonsituatie?
jaar
gehuwd/samenwonend alleen wonend anders, namelijk …………………………
4. Heeft u problemen in het dagelijkse leven door: slecht kunnen lopen weinig kracht in uw handen klachten over uw geheugen klachten van uw nieren/blaas
ja ja ja ja
nee nee nee nee
anders, namelijk:…………………………………………………………………………………
5. Heeft u hulp?
ja
nee
a. Zo ja, welke vorm(en) van hulp krijgt u: U kunt meerdere antwoorden aankruisen hulp in de huishouding hulp bij de verzorging/dagelijkse dingen (thuiszorg e.d) hulp van familie hulp van vrienden/buren/vrijwilligers ik krijg geen hulp ik heb geen hulp nodig anders. namelijk: ………………………………………………………………………………………………
41
Nu volgt een aantal vragen over het drinken.
6. Hoeveel kopjes koffie drinkt u normaal gesproken dagelijks? …… kopjes
7. Hoeveel kopjes thee drinkt u normaal gesproken dagelijks? ..…… kopjes
8. Hoeveel glazen water drinkt u normaal gesproken dagelijks (inclusief voor het innemen van medicijnen? ….. glazen
9. Hoeveel glazen frisdrank/sap drinkt u normaal gesproken dagelijks? …… glazen
10. Hoeveel glazen melk/chocolademelk drinkt u normaal gesproken dagelijks? ….. glazen
11. Hoeveel drinkt u bij hitte ten opzichte van een ‘normale’dag? Meer Dezelfde hoeveelheid Minder
12. Wat vindt u van de hoeveelheid die u dagelijks drinkt? ik denk dat ik voldoende drink ik denk dat ik eigenlijk niet voldoende drink ik weet niet of ik voldoende drink
13. Weet u dat als u minder dan 8 kopjes/glazen drinkt per dag u risico loopt om uit te drogen? ja, dat weet ik nee, dat wist ik niet
42
14. Weet u dat als u alcohol drinkt u meer vocht verliest dan dat u binnenkrijgt? ja, dat weet ik nee, dat wist ik niet
15. Weet u wat er met uw gezondheid kan gebeuren als u te weinig drinkt? ja, ik weet wat de gevolgen kunnen zijn van te weinig drinken nee, ik weet eigenlijk niet precies wat de gevolgen kunnen zijn van te weinig drinken
16. Wat zijn voor u redenen om niet meer te drinken dan u nu doet? U kunt meerdere antwoorden aankruisen.
ik vind dat ik nu al voldoende drink ik vergeet regelmatig/vaak om te drinken ik moet dan te vaak naar de w.c ik ben bang dat ik dan incontinent wordt ik moet dan anderen om hulp vragen en dat doe ik liever niet ik heb regelmatig/vaak geen dorst omdat ik dat niet mag in verband met mijn medicijnen ik krijg niet meer op de kans dat ik uitdroog is niet zo groot de gevolgen van te weinig drinken vind ik niet zo erg ik kan extra dranken niet betalen ik ben bang dat ik val als ik iedere keer drinken moet halen mensen in mijn omgeving doen dat ook niet ik ben bang dat het water/drankje niet schoon is anders, namelijk: …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………
17. Wat zou u kunnen helpen om meer te gaan drinken als dat nodig zou zijn (b.v als het warm is)? U kunt meerdere antwoorden aankruisen
als ik er aan herinnerd word als iemand mij het drinken zou komen brengen als er meer water/drankjes in de buurt zouden zijn als ik het gratis kan krijgen als ik altijd een flesje water bij me zou kunnen hebben ik wil/hoef dan geen ondersteuning anders, namelijk: …………………………………………………………………………………………
43
18. Onderstaande voorzieningen zijn mogelijk om drinken te stimuleren. Welke van deze voorzieningen zouden iets voor u zijn? (max. 3 antwoorden geven)
Voorlichting over uitdroging door artikelen in kranten/huis aan huisbladen Voorlichting over uitdroging op de regionale t.v. of radio Er aan herinnerd worden door familie/vrienden Er aan herinnerd worden door mensen die bij mij thuis langs komen, zoals b.v. thuiszorg of maaltijdbezorgers Voorlichting door de GGD op een bijeenkomst voor ouderen Advisering door de huisarts Een apparaatje dat een seintje geeft als je weer/meer moet drinken Een sticker die ik thuis kan ophangen en mij eraan herinnert Een fles/beker/mok met een maat erop, zodat ik weet hoeveel ik op een dag drink Het plaatsen van (gratis) waterbronnen op plaatsen waar ouderen veel verblijven Het (gratis) meegeven van een flesje water b.v bij apotheken of maaltijdbezorging Anders, namelijk: …………………………………………………………………………………
Dit was de laatste vraag.
Heeft u nog opmerkingen of suggesties? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst! U kunt de vragenlijst in de meegestuurde antwoordenveloppe zonder postzegel terugsturen naar de GGD West-Brabant.
44
Bijlage 2 (niet op ware grootte)
45
Bijlage 3.
Algemene door de ouderen aangegeven opmerkingen
-
Als je een fles van anderhalve liter op de aanrecht zet weet je hoeveel je drinkt; dat doe ik altijd.
-
Drink uit glazen en niet uit kopjes.
-
Geef vooral advies water te drinken, dat is voor de hele ouderen het makkelijkst om te drinken, 't komt zo uit de kraan
-
Geen opmerkingen, zinnig onderzoek
-
Goede actie, succes!
-
Ik heb altijd drinken bij. En thuis kan ik alles pakken als het warmer is.
-
Ik vind het discriminerend om er van uit te gaan dat je vanaf 65 jaar ineens tot de 'ouderen' gerekend wordt en dan ook per definitie (gezondheids) problemen zal hebben. Zijn er ook vragenlijsten voor dertigers, veertigers of vijftigers?
-
Ik voel me gezond
-
Als wij met de auto weg gaan hebben wij altijd water bij ons. En ook als wij een rit op de fiets gaan maken.
-
Meer openbare toiletten. vooral in winkelcentra !
-
Meestal staat er een flesje water op de aanrecht van een halve liter.
-
Mijn dochter Ria zet alles voor mij klaar, omdat ze thuis is vanwege haar reuma.
-
Op het bovenstaande. Zolang ik nog redelijk bij de tijd ben, heb ik geen ondersteuning nodig.
-
Voorlichting GGD. Niet persoonlijk maar bij ouderenbonden. Zelf denk ik dat het nog wel lukt.
-
Zeker zijn en anderen/zorgvragenden, die veel extra hulp/aanwijzingen nodig hebben. Voorlichting in Breda is zeer effectief. Teveel verantwoording elders leggen is onnodig.
-
Zelf meegemaakt dat de dokter zei u bent bijna uitgedroogd; u moet meer drinken.
46