Portretten van EVC-praktijken Marjo Rutjens, Marjo Stalmeier, Desirée Joosten-ten Brinke en Mart van Dinther
1. Inleiding Dit document is een bijlage behorend bij het rapport ‘EVC voor Velen’ dat onder redactie van Marcel van der Klink en Kathleen Schlusmans medio 2006 bij het Ruud de Moor Centrum is uitgegeven. EVC staat voor het Erkennen van Verworven Competenties. In dat rapport treft u een gecomprimeerde versie van de beschrijving van EVC-praktijken aan. In dit document is van iedere EVC-praktijk een uitvoerige beschrijving opgenomen. Voordat de beschrijvingen de revue passeren, wordt eerst kort ingegaan op de wijze waarop de gegevens voor deze inventarisatie zijn verzameld.
2. Opzet en uitvoering Er zijn, onder andere na consultatie van het kenniscentrum EVC, een aantal EVC-praktijken geselecteerd die al echt gestart waren met EVC en waarbij er al studenten- en docentenervaringen op dit gebied waren. De volgende instellingen c.q. opleidingen zijn uitgekozen: 1. Assessment Center Fontys Lerarenopleidingen 2. Saxion Hogescholen: Academie Ruimtelijke Ontwikkeling 3. Fontys Tilburg: Deeltijdopleiding Personeel en Arbeid 4. Christelijke Hogeschool Windesheim: Opleiding Design en Engineering 5. Fontys Venlo: Opleiding Werktuigbouwkunde en Industrieel Product Ontwerpen 6. Hogeschool Arnhem Nijmegen: Faculteit Educatie 7. Fontys Sittard: Lerarenopleiding 8. Fontys: Project Ruim Baan voor Talent 9. Hogeschool van Amsterdam: Deeltijd HEAO-opleidingen
Er is op basis van literatuur over EVC een vragenlijst opgesteld waarin elf thema’s aan de orde komen. Elk thema is uitgewerkt in een aantal concrete vragen. De vragenlijst is voorgelegd aan een expert op het gebied van EVC en aan degenen die de interviews gingen afnemen. Op basis van hun commentaar is de vragenlijst bijgesteld. Op basis van de categorieën uit de vragenlijst is een format voor rapportage ontwikkeld. De interviews zijn afgenomen door vijf personen die vooraf geïnstrueerd werden aan de hand van de vragenlijst. De interviews zijn afgenomen met de EVC-functionaris, dat wil zeggen diegene die op het terrein van EVC binnen de instelling of opleiding de procedures kent, die de kwaliteit bewaakt, die weet hoe de procedures tot stand zijn gekomen maar tegelijkertijd dicht bij de uitvoering van de EVC zit. Daarnaast is ook een aantal documenten over EVC bestudeerd zoals voorlichtingsfolders of
1
instructies. De verslaglegging van de interviews vond plaats aan de hand van een voorgestructureerd format. Alle verslagen zijn ter goedkeuring aan de geïnterviewden voorgelegd.
2
3. Beschrijving van de praktijken 3.1 Assessment Center Fontys Lerarenopleidingen 3.1.1
Achtergronden
Het Assessment Center van de Fontys Lerarenopleidingen is op 1 april 2001 begonnen met het afnemen van geschiktheidsassessments bij zij-instromers. De aanleiding was de inwerkingtreding van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs. Hierin wordt specifiek vermeld dat assessments moeten worden afgenomen en dat er rekening moet worden gehouden met eerder verworven competenties. Het gaat dus om kandidaten zonder onderwijsbevoegdheid maar met een voltooide hbo- of wo-opleiding en maatschappelijke en/of werkervaring. Een school is bereid deze kandidaten te benoemen indien er een geschiktheidsverklaring wordt afgegeven. Het gemiddelde aantal assessments bedraagt ruim honderd per jaar. Dit aantal is al die jaren ongeveer gelijk gebleven. Het slagingspercentage voor de assessments is erg hoog. Dit komt omdat de kandidaten aan dit assessment door een eerste telefonische selectie zijn gekomen. Bovendien hebben ze al een baan in het voortgezet onderwijs. Ze zijn dus al geselecteerd door een sollicitatiecommissie van de school waar ze nu in dienst zijn. Het Assessment Center werkt voor alle tweedegraads lerarenopleidingen van Fontys. De doelgroep zijn tweedegraads leraren in alle vakken. Aanmeldingen komen uit het hele land.
3.1.2
Procedure
Na aanmelding bij het Assessment Center wordt de kandidaat binnen tien werkdagen uitgenodigd voor een instructiebijeenkomst waar de assessmentprocedure wordt uitgelegd. Aan het eind van deze bijeenkomst geeft de kandidaat door middel van het inleveren van zijn gegevens aan door te willen gaan met de procedure. Hierna worden de benodigde stukken naar de kandidaat gestuurd. De betrokken school krijgt dan ook een melding dat de kandidaat gaat starten met de procedure en de school kan eventuele speciale wensen betreffende de kandidaat of het assessment kenbaar maken.
Na de instructiebijeenkomst vullen de kandidaten hun portfolio in. Dit kost ze ongeveer acht uur. Ze moeten informatie opleveren over hun arbeids- en opleidingsverleden. Ook moeten ze aangeven in hoeverre zij beschikken over de SBL-competenties. De informatie moet worden opgeleverd volgens de STAR- methodiek1. Daarna stuurt de kandidaat het portfolio zowel elektronisch als op papier naar de instelling. Het elektronisch portfolio, met eventuele bijlagen zoals een lessencyclus of een artikel, gaat naar de assessoren. Aan het papieren portfolio moeten afdrukken van het bewijsmateriaal (diploma’s)
1
De STAR-methodiek werkt als volgt: S: De kandidaat wordt een herkenbare (probleem)situatie voorgelegd op basis van de eigen ervaring. T: Vervolgens wordt gevraagd welke taak de kandidaat had in die situatie. A: De kandidaat geeft aan welke actie hij/zij heeft ondernomen om de probleemsituatie op te lossen. R: Vervolgens vertelt de kandidaat over de bereikte resultaten
3
worden toegevoegd, plus een lesrooster en een getekende formulier dat de school het assessment zal betalen. Door het opsturen van deze stukken geeft de kandidaat zich daadwerkelijk op voor het assessment.
Zodra het portfolio binnen is, wordt het assessment definitief gepland. Dit moet binnen drie weken plaatsvinden. Het assessment vindt plaats op de school en duurt een hele dag. Het bestaat uit een criteriumgericht interview, een simulatie van een oudergesprek, een lesbezoek waarin de uitvoering door de kandidaat van twee lessen wordt geobserveerd, en een reflectiegesprek. Er wordt met twee assessoren per kandidaat gewerkt. Een veldassessor uit het voortgezet onderwijs, die het vak geeft waarin de kandidaat bekwaam wil worden, en een instellingsassessor. Indien nodig worden er ook nog getrainde assessoren van de lerarenopleiding ingeschakeld om een voorgesprek te houden over de vooropleiding van de kandidaat, om zodoende te achterhalen of de zij-instromer de lerarenopleiding in twee jaar succesvol kan afronden.
3.1.3
Beoordeling en besluiten
De SBL-competenties vormen het beoordelingskader. Deze zijn tot stand gekomen in samenwerking tussen het veld en de opleidingsinstituten, en gesanctioneerd door het ministerie. De beoordeling gebeurt aan de hand van gedragsindicatoren. Op grond van het geschiktheidsassessment besluiten de assessoren of de kandidaat geschikt is om docent te worden en of hij de lerarenopleiding succesvol binnen twee jaar zal kunnen afronden. Als dat het geval is ontvangt de kandidaat een schriftelijke beoordeling en een geschiktheidsverklaring. De schriftelijke uitslag van het assessment volgt binnen drie weken na het assessment. De school ontvangt een afschrift van de geschiktheidsverklaring.
De kandidaat wordt gevraagd zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen vier weken na ontvangst van de geschiktheidsverklaring contact op te nemen met de lerarenopleiding waar hij zijn opleidingstraject wil gaan volgen om de vakdeficiënties te laten vaststellen. Het vaststellen van de vakdefinciënties gebeurt dus niet door het Assessment Center. Bij iedere lerarenopleiding is een getrainde assessor aanwezig die samen met de kandidaat beslist welke vakdeficiënties weggewerkt moeten worden. Volgens de Interimwet zij-instroom is het namelijk essentieel dat een zij-instromer niet ieder onderdeel van het curriculum hoeft te volgen. Elk opleidingstraject is derhalve afgestemd op de individuele student. De student kan aanschuiven bij de deeltijdopleiding maar kan ook zelfstudie verrichten, of zelfstudie aangevuld met enkele individuele besprekingen met de docent, een werkstuk maken etc.
Als de opleiding plaatsvindt bij Fontys Lerarenopleiding Tilburg, ontvangt de school van het Assessment Center niet alleen de uitslag van het assessment maar ook een model voor het door de
4
school op te stellen begeleidingsplan, een overzicht van de vakdefinciënties en een offerte voor het opleidingstraject. Ongeveer twee à drie procent van de kandidaten ontvangt geen geschiktheidsverklaring omdat ze niet geschikt zijn voor het onderwijs, of omdat ze een langer opleidingstraject nodig hebben. De wet geeft niet de mogelijkheid in beroep te gaan tegen besluiten. Wel kunnen kandidaten een nagesprek aanvragen. In dat geval treedt de normale Fontys beroepsprocedure in werking en kunnen er (twee) nieuwe lesbezoeken plaatsvinden.
3.1.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
Het Assessment Center houdt regelmatig enquêtes onder kandidaten en daaruit blijkt dat ze over het algemeen heel positief zijn over de procedure. Ze zijn in staat de juiste bewijzen op te leveren voor de beoordeling maar de reflectie op de competenties kost hen soms veel tijd. Ze ervaren het als positief dat ze via deze procedure hun reeds aanwezige competenties kunnen aantonen en daardoor een opleiding op maat kunnen volgen. Hoewel alle kandidaten een diploma van een opleiding in het hoger onderwijs konden overleggen, heeft het toch heel lang geduurd voordat deze EVC-procedure geaccepteerd was binnen Fontys. Het grootste bezwaar tegen deze procedure was dat lerarenopleiders vonden dat ze geen grip meer hadden op de opleiding. Ze konden moeilijk accepteren dat er ook andere manieren bestaan om competenties te verwerven. Om enigszins aan deze bezwaren tegemoet te komen vraagt het Assessment Center tegenwoordig advies aan de lerarenopleiding als er twijfels zijn of de kandidaat de opleiding binnen twee jaar kan voltooien.
3.1.5
Kwaliteit van EVC
Het Assessment Center beschikt, aldus de respondent, over alle gewenste/nodige tools om het assessment uit te voeren. Oorspronkelijk heeft het Assessment Center gewerkt met video-opnamen van lessen, maar dit is vervallen omdat de onderwijsinspectie en de assessoren vonden dat een schoolbezoek meer informatie oplevert. De assessoren zijn vakdocenten die een training hebben gehad voor hun rol als assessor. Naast deze training komen alle assessoren drie keer per jaar bij elkaar voor een vergadering en training over een bepaald onderwerp. Eens in de anderhalf jaar wordt een opfriscursus voor assessoren georganiseerd De onderwijsinspectie heeft enkele jaren geleden alle assessment centra bezocht die geschiktheidsassessments voor zij-instromers uitvoeren. Naar aanleiding van door de inspectie geuite kritiekpunten heeft het Assessment Center van Fontys aanpassingen gepleegd of argumenten aangedragen waarom niet tot aanpassing werd overgegaan. Anderhalf jaar geleden is er door de coördinatoren van de zes assessment centra van de lerarenopleidingen in Nederland een rapport
5
gepubliceerd over de kwaliteit van de assessment centra, geheten ‘Wij kunnen onszelf de maat nemen’. Deze publicatie beschrijft de procedure voor de kwaliteitsborging. Als vervolg daarop is een systeem van audits opgezet. Ieder Assessment Center wordt eens in de twee jaar bezocht door collega’s. Het Assessment Center moet beschrijven wat er gebeurt en getallen aanleveren. Ook het beroepsveld is betrokken bij de audit.
3.1.6
Ondersteuning van kandidaten
Er is een Fontys website met informatie over toelatingscriteria en procedures. Verder is er een Fontys informatietelefoon waar belangstellenden die vragen hebben over zij-instroom of assessments worden doorgesluisd naar het Assessment Center. Zoals reeds gezegd is er ter voorbereiding op het assessment een instructiebijeenkomst waar de kandidaten worden geïnstrueerd over het opstellen van het portfolio. De kandidaten worden niet geholpen bij het verzamelen van de informatie. Wel kunnen ze altijd met vragen terecht bij het Assessment Center. Uiteindelijk is de kandidaat verantwoordelijk voor het assessment, het Assessment Center is er verantwoordelijk voor dat alles duidelijk is voor de kandidaat.
Het verslag van het assessment bestaat uit twee documenten: een uitslag van de beoordeling van de competenties met indicatoren, plus een document waarin staat op welke gronden de goed- of afkeuring tot stand is gekomen. Bij het verslag zit een advies waarin staat dat kandidaten contact moeten opnemen met de lerarenopleiding van hun keuze en waar ze speciaal aandacht aan moeten besteden. Een overzicht van de vakdeficiënties wordt als aanhangsel in de tripartiete overeenkomst opgenomen. De feedback is schriftelijk. Als kandidaten mondeling feedback willen, kunnen ze dit vragen bij het Assessment Center.
3.1.7
Organisatie EVC
Het Assessment Center is een zelfstandige unit en werkt voor alle tweedegraads lerarenopleidingen van Fontys. EVC is opgenomen in het vrijstellingenbeleid van Fontys. Er zijn instellingsbrede afspraken over EVC. De lerarenopleidingen kunnen ook aansluiten bij de uitkomsten van het assessment en een flexibel studietraject aanbieden.
3.1.8
Kosten en baten
De student heeft anderhalf à twee dagen nodig om het assessment voor te bereiden, het assessment zelf duurt een dag. De kosten voor het assessment worden betaald door de school voor voortgezet onderwijs die daarvoor subsidie krijgt. Het Assessment Center heeft een eigen begroting en valt wat bekostiging betreft onder de Lerarenopleiding Tilburg. Het Assessment Center beschikt over 1 fte voor de coördinator (voor assessments, deelname aan landelijke bijeenkomsten en activiteiten, ontwikkeling) en ruim 1 fte voor
6
het secretariaat. De Fontys-assessoren worden niet apart betaald maar houden een tijdsregistratie bij. De veldassessoren zijn docenten die geen volledige baan hebben en een paar keer per jaar als assessor optreden. Hiervoor worden ze wel betaald. Het geschiktheidsassessment kost tien uur. De beoordeling per kandidaat door twee beoordelaars kost dus twintig uur.
3.1.9
Nadere informatie
Achtergrondinformatie is te vinden op de website Zij-instroom in beroep: http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/tilburg/sitebouwer/default.asp?idsitestructurenode=13702
7
3.2 Academie Ruimtelijke Ontwikkeling en Bouw van Saxion Hogescholen
3.2.1
Achtergronden
Bij de deeltijdopleidingen Milieukunde en Ruimtelijke Ordening en Planologie van Saxion Hogescholen, vestiging Deventer, wordt nu voor het vierde jaar gewerkt met een EVC-procedure. Daarvoor zijn ook al ervaringen opgedaan met een vergelijkbare procedure, maar toen nog niet onder de noemer EVC. Bij het screenen van cv’s ontstond regelmatig het onbevredigende gevoel dat studenten bepaalde onderdelen van de opleiding moesten volgen, terwijl ze al wel over de bijbehorende competenties beschikten. Daarnaast zou een goede EVC-procedure positief kunnen werken voor het aantal studenten dat de opleiding wil gaan volgen: het aantal deelnemers dat in het verkorte traject instroomt is op dit moment vijftien, de opleiding streeft naar twintig deelnemers per jaar. Bij Saxion Hogescholen lopen wel meerdere EVC-projecten, maar er is geen algemeen instellingsbreed beleid op dit punt. Er zijn wel initiatieven in die richting.
3.2.2
Procedure
De kandidaten die in aanmerking willen komen voor de EVC-procedure moeten in het bezit zijn van een relevant mbo-diploma met enkele jaren werkervaring en werkzaam zijn in de praktijk die past bij de opleiding. Indien iemand belangstelling heeft voor het verkorte opleidingstraject moet dat aangegeven worden bij de instroomcoördinator. De procedure om te beoordelen of de kandidaat de opleiding in 2,5 jaar succesvol kan afronden ziet er als volgt uit: 1. De kandidaat stuurt een cv op. 2. Aan de hand van dit cv maakt de instroomcoördinator een quick scan om te beoordelen of deelname aan de EVC-procedure zinvol is. 3. Is de quick scan positief, dan wordt de kandidaat uitgenodigd voor de open dag of een informatieavond. Tijdens deze open dag moet de kandidaat een lezing volgen, waarmee een duidelijk beeld wordt gegeven van de opleiding en van de assessmentprocedure. 4. Heeft de kandidaat na de open dag nog steeds belangstelling voor de opleiding, dan moet de kandidaat zich aanmelden voor deelname aan het intake-assessment. 5. De opleiding stuurt de kandidaat een schriftelijke handleiding intake-assessment toe. In deze handleiding staat aangegeven hoe een portfolio gemaakt moet worden. 6. De kandidaat maakt aan de hand van de handleiding een portfolio en stuurt dit naar de opleiding. Het portfolio bestaat uit de volgende onderdelen: a. Persoonlijke gegevens, motivatie en loopbaanplanning. b. Opleidingen, cursussen, trainingen en dergelijke. c. Werkervaring; betaald en onbetaald. De opleiding accepteert naast werkervaring ook leerervaringen uit verenigingswerk of vrijwilligerswerk.
8
d. Ingevulde werkplekscan. Deze geeft inzicht in de complexiteit van de werkplek en de organisatie. e. Ingevulde competentielijst. De volgende startcompetenties worden beoordeeld: probleemverwerkend gedrag, probleemoplossend gedrag, beheersmatige competenties, interpersoonlijk gedrag, persoonsgebonden gedrag. Daarnaast wordt de basiskennis voor milieukundige of planoloog en de bijbehorende beroepsgerichte vaardigheden beoordeeld. f.
Opdracht: het schrijven van twee notities. Deze notities geven inzicht in de schrijfvaardigheid van de kandidaat en een indruk van de huidige werkzaamheden.
g. Producten. Deze producten zijn bewijsmaterialen voor bepaalde eerder verworven competenties. 7. Er volgt een administratieve controle of het portfolio alle vereiste zaken bevat en daarna gaat het portfolio één week voor het intakegesprek naar de assessoren.
Het kan voorkomen dat het portfolio en het interview onvoldoende informatie opleveren. In dat geval wordt de kandidaat gevraagd om nog een casustoets te maken. In de meeste gevallen is er sprake van een kennisachterstand en wordt de kandidaat toegelaten, mits deze kennis is bijgespijkerd. Als een kandidaat wordt afgewezen dan geeft de instroomcoördinator nog wel adviezen op het gebied van loopbaanplanning. Daarbij valt te denken aan adviezen om veranderingen aan te brengen in het werk dat de kandidaat verricht, of adviezen met betrekking tot bijscholing om kennisdeficiënties weg te werken.
3.2.3
Beoordeling en besluiten
De competenties zijn beschreven in beoordeelbaar gedrag. Twee assessoren beoordelen het portfolio met de bedoeling om inzicht te krijgen in de competenties van de kandidaat en om te beoordelen of de kandidaat in staat is de opleiding in 2,5 jaar af te ronden. De volgende vragen worden daarbij beantwoord: heeft de kandidaat voldoende basiskennis? Heeft de kandidaat voldoende algemene hbocompetenties? Heeft de kandidaat voldoende beroepsspecifieke competenties? Welke vragen roept het portfolio nog op? De assessoren maken daarbij gebruik van de competentiematrix van de opleiding. In een competentiebeoordelingsmatrix geven de assessoren aan waaruit de aanwezigheid van competenties bij de kandidaat blijkt. Als het portfolio voldoet aan alle eisen, wordt de kandidaat uitgenodigd voor een intakegesprek. Dit
gesprek heeft de vorm van een criteriumgericht interview. Het intakegesprek kan leiden tot drie besluiten: 1) toelaten tot de verkorte deeltijdopleiding, 2) toelaten tot de verkorte deeltijdopleiding, mits het kennisdomein bijgewerkt wordt en/of dat er iets verandert in de werkomgeving van de kandidaat en 3) afwijzen. Van dit interview wordt een verslag gemaakt met daarin een advies. Dit advies wordt door de examencommissie overgenomen en schriftelijk aan de kandidaat medegedeeld.
9
3.2.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
De studenten zijn positief. Ze kunnen op een efficiënte manier door de opleiding heen. Het gemaakte portfolio gebruikt men als input voor het te maken loopbaan- en onderwijsplan dat in de eerste onderwijsperiode gemaakt moet worden. Zelfs kandidaten die afgewezen zijn, geven aan dat de procedure een positief effect heeft op hun motivatie. Het geeft een goed beeld van het eigen kennen en kunnen. Ook de opleiding is positief. Studenten gaan efficiënter door de opleiding heen. Studenten hoeven delen van de opleiding waarvan ze de bijbehorende competenties al beheersen niet te doen. In plaats van het vierjarige programma, kunnen ze de opleiding in 2,5 jaar doen. Daarnaast krijgt de opleiding op deze manier een goed beeld van de studenten. Ondanks alle inspanningen komen er toch kandidaten die niet het juiste instapniveau hebben. In sommige gevallen betreft dat zelfs kandidaten met een hbo-diploma. De opleiding heeft de afgelopen jaren de instroom en toelating gedetailleerd bijgehouden. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft van de studenten die een handleiding aanvragen uiteindelijk in de opleiding instroomt. Een klein deel wordt niet toegelaten op basis van het assessment en een ander deel meldt zichzelf af.
3.2.5
Kwaliteit van EVC
De kwaliteit wordt bewaakt door gebruik te maken van twee assessoren, waarbij één assessor een werkvelddeskundige docent bij de opleiding is en één assessor van buiten de opleiding komt. Minimaal één keer per jaar is er een bijeenkomst met de assessoren waar de volgende onderwerpen aan de orde komen: evaluatie van eerdere stappen, de procedure, overeenstemming over invullen van de competentiematrix en van het criteriumgerichte interview.
3.2.6
Ondersteuning van studenten
De studenten krijgen een handleiding intake-assessment toegestuurd nadat ze op de open dag geweest zijn. Op de open dag is er een instructie over het assessment. Deze handleiding is geschreven in de vorm van invulvelden, waarin informatie geplaatst moet worden waaruit blijkt in hoeverre de kandidaat de competenties beheerst. De handleiding geeft precies aan welke informatie de kandidaat moet aanleveren. Als de kandidaat de handleiding stap voor stap volgt, zal alle informatie aanwezig zijn om te kunnen beoordelen of de kandidaat aan het intakegesprek kan deelnemen.
3.2.7
Organisatie EVC
De instroomcoördinator ontvangt de cv’s van de kandidaten en voert een quick scan uit. Hierbij is ondersteuning van een secretaresse voorhanden. Zij zorgt ervoor dat de kandidaten de juiste informatie ontvangen en dat het materiaal dat de studenten insturen nagekeken wordt op volledigheid.
10
Daarnaast voeren standaard twee assessoren het gesprek met de deelnemer. In het hele traject zijn verder geen begeleiders betrokken.
3.2.8
Kosten en baten
De kosten kunnen opgesplitst worden in tijdsinvestering en financiële kosten. Voor de kandidaat is dit ongeveer twintig uur voor het maken van het portfolio, één uur voor een intakegesprek, twintig uur voor eventuele kennistoetsen en ongeveer vier uur per casus in een casustoets. De kandidaten hoeven niet te betalen voor het assessment. Indien ze bepaalde opleidingsonderdelen moeten bijwerken, wordt daar de kostprijs voor berekend.
3.2.9
Nadere informatie
Nadere informatie over deze EVC-praktijk is te vinden op http://www.saxion.nl/rop/deeltijd/deventer/toelating
11
3.3 Deeltijdopleiding Personeel en Arbeid van Fontys Tilburg
3.3.1
Achtergronden
In 2002 stond de Koninklijke Luchtmacht (KLU) voor het probleem dat veel van hun personeels- en opleidingsfunctionarissen niet formeel gekwalificeerd waren. De KLU verzocht de opleiding Personeel en Arbeid van Fontys Tilburg (P&A) om via een EVC-procedure te bepalen of hun werknemers toelaatbaar waren tot de tweejarige deeltijdopleiding P&A op mbo- dan wel op hboniveau. In deze EVC-procedure gaat het alleen om de toelating tot en niet om het verlenen van vrijstellingen binnen de opleidingen. In januari 2003 is gestart met het EVC-traject. Hoewel deelname vrijwillig was, was er toch enige druk vanuit de KLU om medewerkers te bewegen tot deelname. De reacties van medewerkers op dit opleidingsinitiatief varieerden. Er was weerstand, maar er waren ook medewerkers die dit zagen als een kans om zichzelf verder te ontwikkelen. In totaal hebben ongeveer 170 medewerkers aan het EVC-traject deelgenomen, een aantal haakte af voordat het traject goed en wel was begonnen.
3.3.2
De procedure
De procedure bestaat uit een aantal stappen. 1) De kandidaten werden door de KLU geselecteerd en vervolgens globaal geïnformeerd over de EVC-procedure. Daarna vinden informatiebijeenkomsten plaats in groepen van tien tot twaalf kandidaten. In deze bijeenkomsten wordt ingegaan op de opleidingen, de EVC-procedure en er wordt een rondleiding verzorgd. Kandidaten ontvangen gerichte informatie over het samenstellen van het portfolio. 2) Vervolgens stellen de kandidaten individueel een portfolio op om daarmee een beeld te geven van de door hen verworven competenties. In het portfolio moet worden opgenomen: •
Een zelf vormgegeven cv.
•
Formele bewijsmaterialen van opleidingen (zoals diploma’s, certificaten en getuigschriften) en van ervaring.
•
Overige documenten die inzicht geven in de gevolgde loopbaan en functioneren in huidige functie, zoals verslagen van functioneringsgesprekken.
•
Verslag van een opdracht waarin de kandidaat volgens een daartoe uitgereikt stramien een loopbaanadvies voor zichzelf formuleert.
Er worden verder bewust geen eisen geformuleerd waaraan de bewijzen moeten voldoen. Indien de kandidaat vindt dat iets een bewijs is, dan kan dit aan het portfolio worden toegevoegd. Uit de ingeleverde portfolio’s blijkt dat het feitelijk ook niet nodig is om hierover meer gedetailleerde informatie aan kandidaten te verschaffen.
12
De portfolio’s worden op de dag van het assessment door de kandidaat ingeleverd. 3) De kandidaten voeren twee simulatieopdrachten uit die ontleend zijn aan voor de praktijk kritische situaties. De ene opdracht is een groepsopdracht, waarbij twee assessoren betrokken zijn en de andere is een individuele opdracht die door één assessor wordt beoordeeld. 4) In het criteriumgericht interview wordt de kandidaat door een assessor bevraagd waarbij met name wordt gelet op aspecten die in de voorgaande twee stappen onderbelicht zijn gebleven. 5) Er vindt met de kandidaat een afrondend gesprek plaats waaraan ook twee assessoren deelnemen. Het doel van het gesprek is om te bepalen tot welke van de twee opleidingsniveaus de kandidaat toelaatbaar is.
3.3.3
Beoordeling en besluiten
Er is een beoordelingskader beschikbaar dat gebaseerd is op het opleidingsprofiel dat weer is afgeleid van het landelijk beroepsprofiel. De bestaande opleidingen zijn al competentiegericht vormgegeven met per competentie proeven van bekwaamheid en hiervan afgeleide prestatie-indicatoren. Hierdoor wordt het ontwikkelen van datgene wat noodzakelijk is voor de EVC-procedure vanzelfsprekend veel eenvoudiger. Bij de eindbeoordeling zijn telkens de twee beoordelaars betrokken die als assessor optraden bij de eerdere stappen in het EVC-traject. Ieder koppel van assessoren bestaat uit een docent van de hbo- en een docent van de mbo-opleiding. Het besluit tot toelating wordt genomen in een dialoog tussen de beoordelaars en de kandidaat. In nagenoeg alle gevallen is er sprake van instemming door de kandidaat met het eindoordeel. Deze grote mate van instemming heeft te maken met het feit dat kandidaten een heel traject hebben afgelegd voordat het eindoordeel wordt geveld en vaak zelf ook al tot de conclusie zijn gekomen welk opleidingsadvies het meest passend is. Het eindoordeel van de beoordelaars komt daardoor meestal niet als een verrassing. Zoals eerder vermeld wordt het criteriumgericht interview benut om aanvullende informatie te verzamelen en om de beelden/patronen die de beoordelaars zich gevormd hebben op grond van het portfolio en de uitvoering van de opdrachten nader te onderbouwen. Daarbij wordt er naar gestreefd om zo veel als mogelijk aannemelijk te maken wat het beste opleidingsadvies zou zijn. Besluiten die genomen worden door de beoordelaars zijn: -
wel/niet toelating tot opleiding;
-
bij toelating werd dit gespecificeerd tot toelating tot hbo- dan wel mbo-opleidingstraject;
-
aandachtspunten/adviezen voor kandidaten in het opleidingstraject.
Van de 170 kandidaten die deelnamen aan de gehele procedure zijn er uiteindelijk 80 via de EVC toegelaten tot de opleiding. Momenteel zijn er 26 afgestudeerd met een hbo-diploma en ongeveer 50 met een mbo-diploma. Enkele kandidaten zijn nog bezig met de opleiding en zullen naar verwachting eind 2005 hun opleiding afronden.
13
3.3.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
De ervaringen van kandidaten met de EVC-procedure zijn positief. Wat studenten aangeven is dat zij de procedure, en dan met name het gesprek met de twee assessoren, als uitermate leerzaam ervaren. Wel geven studenten aan dat ze moeite hebben om de juiste bewijzen voor hun competenties te verzamelen. Vaak vinden studenten sneller dat zij competent zijn dan hun beoordelaars, maar juist door de gesprekken met de assessoren krijgen zij een beter beeld van de vereiste competenties en vinden ze de oordelen die geveld worden over de toelating acceptabel.
Voor de opleiding hebben de ervaringen met het EVC-traject bijgedragen tot een verdere uitwerking van de proeven van bekwaamheid. Feitelijk is het ontwerpen van een EVC-procedure niet iets totaal nieuws voor de opleiding. Juist omdat de opleidingen al competentiegericht zijn opgezet, is het ontwikkelen van een EVC-procedure relatief eenvoudig. Desondanks vergt het opzetten en uitvoeren van een procedure voor EVC relatief veel geld en tijd. Een dilemma waar de opleiding nu mee worstelt is of je voor het uitvoeren van EVC voor reguliere studenten geld mag vragen. De ervaringen met de werknemers van de Koninklijke Luchtmacht waren zonder meer positief. De opleiding P&A is nu ook gevraagd om voor andere onderdelen van het leger een vergelijkbaar EVCtraject op te stellen en heeft hiervoor van Defensie de status van Prefered Supplier gekregen. Verder fungeert deze EVC-procedure van de opleiding P&A binnen Fontys als voorbeeld voor andere opleidingen. Stafmedewerkers worden gevraagd andere opleidingen te assisteren bij de ontwikkeling van EVC-procedures. Aan het EVC-traject als zodanig wil de opleiding weinig veranderen. De ervaringen zijn positief en er is geen directe aanleiding tot ingrijpende wijzigingen. Wel wil de opleiding meer werk maken van flexibilisering van de opleidingen, zodat in het EVC-traject niet alleen de beslissing over toelating tot hbo- dan wel mbo-opleiding wordt genomen, maar ook beslissingen over vrijstellingen voor studieonderdelen kunnen worden meegenomen.
3.3.5
Kwaliteit van EVC
De beoordeling van kandidaten vindt plaats door assessoren die voor hun taak als assessor zijn geschoold met behulp van een training die door collega’s, medewerkers van de eigen opleiding P&A, is verzorgd. Verder wordt bij de voorbereiding van de assessoren gebruik gemaakt van de kennis van het NOA, een instituut dat verbonden is aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Er heeft een uitgebreide evaluatie plaatsgevonden met de opdrachtgever en de kandidaten door middel van gespreksrondes.
14
3.3.6
Ondersteuning van studenten
De ondersteuning van de kandidaten bestaat uit de bijeenkomst bij aanvang van de procedure. Daar wordt informatie verstrekt over de opleiding, de procedure en met name over het portfolio. De opleiding is bewust terughoudend met het verstrekken van informatie over de inrichting van het portfolio omdat het portfolio zoals een kandidaat dat aanbiedt ook waardevolle informatie kan bevatten over de kandidaat. Verder is de doelgroep, gelet op de organisatie waarvoor ze werken, ook uitermate gevoelig voor richtlijnen en instructies. Een voorbeeld van een goed portfolio wordt al snel door de kandidaten verabsoluteerd.
3.3.7
Organisatie EVC
De EVC-procedure kan beschouwd worden als maatwerk voor de Koninklijke Luchtmacht, maar de opleidingen waarvoor de procedure wordt toegepast, zijn reguliere opleidingen die beschreven zijn in het OER (Onderwijs- en Examenreglement) van Fontys Hogescholen. De examencommissie van de opleidingen benut de ervaringen met het traject voor de Koninklijke Luchtmacht als een leerzame casus voor het vormgeven van de EVC-procedure voor de reguliere opleiding.
3.3.8
Kosten en baten
Voor kandidaten vergt deelname aan de totale EVC-procedure ongeveer veertig uur. De meeste tijd besteden de kandidaten aan het samenstellen van het portfolio. Voor de staf is de investering, per kandidaat, zo’n zestien tot twintig uur. Wat veel tijd vergt is de gehele administratieve en organisatorische kant van de procedure: het uitnodigen van de kandidaten voor het assessment, het zorgen voor de ruimten, de opdrachten en de (beoordelings)formulieren, het administreren van de uitkomsten van de afzonderlijke onderdelen van de EVC-procedure. Dit vergt meer tijd dan vooraf is ingeschat en bovendien is dit werk ook complexer dan vooraf is ingeschat.
15
3.4 Opleiding Design en Engineering van de Christelijke Hogeschool Windesheim
3.4.1 Achtergronden De afdeling Design & Engineering (D&E) van de Christelijke Hogeschool Windesheim (CHW) te Zwolle is medio 2004 begonnen met het ontwikkelen van een EVC-procedure voor werktuigbouwkunde, elektrotechniek, industrieel productontwerp en technische bedrijfskunde in het kader van het Metalektro pilotproject. Het pilotproject is geïnitieerd door de Stichting A+O, het bedrijfstakfonds van de Metalektro voor arbeidsmarkt en opleidingen. Het project heeft als doel dat de verworven competenties die een medewerker heeft vanuit opleiding, vanuit werk en vanuit andere activiteiten worden erkend. Het EVC-traject is met name ontwikkeld voor zij-instromers vanuit het bedrijfsleven met een mboopleiding. Zij krijgen na het doorlopen van het EVC-traject een studieadvies op maat om door te groeien naar hbo-niveau. Aan het eerste traject, dat vorig jaar gestart is, hebben bij de opleiding Design & Engineering 17 personen deelgenomen. Begin 2005 is het eerste assessment geweest. Zes van de deelnemers zijn daarna een vervolgstudie bij de CHW begonnen. Van een aantal andere deelnemers is bekend dat zij op basis van de uitslag elders met aanvullende scholing bezig zijn. Het EVC-traject gaat in de toekomst 'vermarkt' worden als commercieel instrument, waarbij uitgegaan wordt van 25 tot 50 deelnemers per jaar. Omdat er binnen de hogeschool meerdere afdelingen een EVC-procedure hanteren die op onderdelen verschilt van die van het hier besproken Metalektro pilotproject, heeft de inhoud van deze rapportage betrekking op dit EVC-traject, tenzij anders in de tekst is aangegeven.
3.4.2 Procedure De eerste contacten verlopen via het bedrijf. De bedrijven dragen de medewerkers aan die voor een dergelijk traject in aanmerking komen. De medewerkers krijgen voorlichting in een bijeenkomst over het traject en wat er bij deelname van hen verwacht wordt, in welke vorm, de te verwachten inspanning, doorlooptijd etc. Daarna kan de deelnemer zich inschrijven om het traject te volgen. Bij inschrijving ontvangt de deelnemer het portfolio document. Hierin worden gegevens opgenomen over werkervaring, opleiding, cursussen, scholing, trainingen en hobby's en andere activiteiten. Naar verwachting twintig tot veertig uur is de kandidaat bezig met het invullen van wat de kandidaat zoal gedaan heeft, het vergaren van bewijsstukken en het beschrijven van de situatie waarin deze bewijsstukken tot stand zijn gekomen. Het belangrijkste instrument in het EVC-traject wordt gevormd door het portfolio. Hierin zijn naast portfoliodocumenten ook vragenlijsten opgenomen, 360 graden feedback, formulieren voor beschrijving van de kenmerkende werksituaties volgens de STARTTsystematiek (situatie, taak, activiteit, resultaat, terugblik en transfer) etc. Hierbij is ook een voorbeeld gevoegd van waarnaar gekeken wordt bij de verschillende competenties (gebruikte gereedschappen, situaties etc.). Het gehele
16
document is voorzien van een redelijk uitgebreide toelichting. Een voorbeeld portfolio is nog in ontwikkeling. Afhankelijk van de gekozen variant is er beperkte ondersteuning bij het invullen van het portfolio (halverwege een gesprek en snelle beoordeling of een en ander de goede kant op gaat) of een uitgebreide coaching om een zo optimaal mogelijk portfolio op te stellen.
Aan de hand van het portfolio volgt een assessmentgesprek met twee assessoren van anderhalf tot twee uur. Het gesprek heeft de vorm van een criteriumgericht interview, afgestemd op de competenties. Voor het verkrijgen van aanvullende informatie neemt de deelnemer deel aan een capaciteitentest en een motivatietest, waarvoor een standaardtest wordt gebruikt. De resultaten van het portfolio en assessmentgesprek, aangevuld met de testresultaten, worden na enige tijd met de deelnemer besproken. Tijdens dit gesprek krijgt hij het certificaat met de uitkomst van zijn niveauindeling met uitgebreide toelichting en een opleidingsaanbod. Het gehele traject kent vanaf de inschrijving een doorlooptijd van ongeveer 3 maanden. Betrokken bij de EVC-procedure zijn op de eerste plaats de opleiding, de leiding en docenten, en de deelnemers. Tijdens het traject worden de training advies groep (TAG) ingeschakeld, de assessoren, het assessment development centre (ADC) en de opleidings- en examencommissie (GOEC).
3.4.3 Beoordeling en besluiten De beoordeling is gebaseerd op de informatie in het ingeleverde portfolio. Deze informatie wordt ook gebruikt als ingang voor een assessmentgesprek. Op basis van de verkregen informatie en met behulp van een checklist wordt per competentie bepaald wat de deelnemer heeft laten zien c.q. aannemelijk heeft gemaakt en hoe dit gewaardeerd wordt. Er zijn twee assessoren, die beiden zowel ervaren zijn in de beoordelingen in het onderwijs als bekend zijn met het bedrijfsleven. Tenminste één van de assessoren is bekend met het vakgebied van de deelnemer. Uitgangspunt is beoordeling aan de hand van beroepsproducten, maar een uitgebreide case-beschrijving is in een aantal gevallen ook een voldoende ingang voor het assessmentgesprek.
Informeel en non-formeel leren kunnen altijd ingebracht worden: het gebruik van het portfolio maakt dit juist mogelijk. Wanneer het niveau van deze vormen van leren bekend is, is dat handig; anders kan er tijdens het assessment op doorgevraagd worden. Formele leerervaringen worden zeker meegenomen in de beoordeling voor zover ze relevant zijn voor de gewenste opleidingsrichting. Bij de beoordeling wordt het niveau van de vooropleiding in het vakgebied als ondergrens aangehouden. Het beoordelingskader is in ontwikkeling. Dit wordt vastgesteld op basis van expertise van de assessoren. De beoordeling wordt door docenten en assessoren opgesteld, de formele vaststelling vindt plaats door de opleidingscoördinator, de voorzitter GOEC en de directeur van de afdeling.
17
Resultaat van het traject is een besluit over het niveau van de deelnemer op deelcompetenties en het overall niveau. Hieruit volgt een voorstel tot vrijstelling van een bepaalde studiebelasting: een opleidingsaanbod dat gebaseerd is op de bevonden competenties van de deelnemer en de nog te behalen studiepunten voor het hbo-diploma. Indeling vindt plaats volgens enkele globale categorieën: mbo+, mbo++, hbo- en hbo. De assessoren hebben de vrijheid om het competentieniveau te bepalen. Deelnemers kunnen soms vrij hoog op een competentieniveau scoren, zelfs tot en met hbo-niveau, waarbij het opleidingsaanbod vervolgens alleen bestaat uit het afronden van de hbo-opleiding door middel van een afstudeerproject. De assessoren geven een advies over het nog te volgen traject tot het hbo-diploma. Hierin wordt aangegeven welke en hoeveel studiepunten nog behaald moeten worden. Dit advies wordt na bekrachtiging door de GOEC omgezet in een onderwijsaanbod. Na inschrijving als student wordt het aangegeven voorstel (inclusief geïndiceerde vrijstellingen) geëffectueerd. Er wordt dus geen certificaat voor bepaalde vakken verleend, maar de deelnemer ontvangt een uitgebreide motivatie per deelcompetentie. Doordat de competenties zijn geschreven op het werkveld is er geen één op één vertaling naar vakken. Op initiatief van het Kenniscentrum EVC is er een ‘community of practice’ in oprichting met als eerste doelstelling dat de deelnemende onderwijsinstellingen elkaars EVC-beoordelingen overnemen. Binnenkort worden alle opleidingen aan de CHW competentiegericht ingericht. Ook is men bezig met het ontwikkelen van een beoordelingskader op basis van beroepstaken en -situaties. Dit kan gevolgen hebben voor de huidige vorm van het portfolio en de beoordeling in de EVC-procedure. Mogelijkerwijs kan daarmee een directe koppeling tussen vrijstelling en opleidingsaanbod gerealiseerd worden.
3.4.4 Ervaringen van studenten en de opleiding De ervaringen met de procedure zijn positief. Kandidaten geven vooral aan dat ze zich goed in het resultaat van de procedure herkennen. Afhankelijk van de voorgeschiedenis van de deelnemers leveren zij uitgebreide en gedetailleerde beroepsproducten tot alleen maar een aantal ervaringsverslagen. De essentie ligt uiteindelijk toch in de wijze waarop de beroepsproducten gemotiveerd worden middels het verplichte STARTTformulier. Het effect van deze procedure op de zelfwaardering is erg groot. Vooral bij degenen die redelijk hoog scoren is er een groot effect op studiemotivatie om het hbo-diploma te gaan verwerven. Bij de opleidingsafdelingen, die gebruikmaken van deze procedure is de acceptatie groot, bij de overige afdelingen binnen de CHW is de acceptatie nog matig of is men zelfs helemaal onbekend met de procedure. De EVC-procedure kost veel tijd, maar de ervaringen voor zowel de opleiding als de deelnemers zijn zeer positief. Dit geldt ook voor de reacties vanuit de omgeving. Wel is een landelijke afstemming nodig, daar wordt momenteel nog aan gewerkt.
18
Bezwaren tegen EVC zijn niet bekend. Er zijn binnen de verschillende opleidingen echter wel docenten met een zekere scepsis tegenover EVC of het aansluitende verkorte maatwerktraject. Men is er niet in alle gevallen van overtuigd dat er niet te gemakkelijk vrijstellingen /verkorte trajecten worden aangeboden, of dat de beoordeling van vakkennis onvoldoende grondig geschiedt. Binnen de ontwikkeling en uitvoering van het Metalektro EVC-traject heeft men dit proberen te ondervangen door enerzijds een groot aantal docenten bij de ontwikkeling te betrekken en anderzijds door docenten uit alle onderdelen van de afdeling op te leiden als assessor. Verder blijkt bij het nu in uitvoering zijnde verkorte maattraject dat de beoordeling en de prestaties van de deelnemers in balans zijn.
3.4.5 Kwaliteit EVC Binnen de Hogeschool Windesheim worden hogeschool brede kaders ontwikkeld en bewaakt door de ondersteunende dienst OSIS. Op dit moment staat het iedere onderwijskundige unit vrij om van deze diensten gebruik te maken. Praktisch gesproken blijkt dat de dienst OSIS bij ontwikkeling van de meeste EVC-trajecten betrokken is. Intake-assessments op basis van EVC zijn ook al operationeel bij de afdelingen logopedie, verpleegkunde, lerarenopleiding, SPH duaal en P&A afstandsonderwijs. Op juridische vlak is er is een hogeschoolbrede procedure in ontwikkeling waarin de rechten en plichten van de deelnemer en de hogeschool geregeld worden, en waar ook de klachten- en bezwarenprocedure zijn vastgelegd. Werkbare concepten van deze regelingen zijn gehanteerd bij de uitvoering van het Metalektro EVC-traject. De kwaliteitsbewaking van de EVC volgt in essentie dezelfde procedure als het onderwijs, formeel loopt dit via de GOEC en de accreditatie. Het kwaliteitscriterium voor de bewijzen van de deelnemers is authenticiteit. Het aanvullende assessment vangt veel oneffenheden op. Op basis van een eerste pro forma beoordeling blijkt ongeveer zestig procent van de deelnemers hetzelfde te scoren als na het assessment. In de overige veertig procent van de gevallen heeft het assessment een toegevoegde waarde voor de niveaubeoordeling. Ervaring hierbij is dat voor de helft hiervan een bijstelling naar boven plaatsvindt en voor de andere helft een bijstelling naar beneden. Van de assessoren wordt een brede beroepsmatige interesse verwacht met zowel onderwijservaring (als docent en als beoordelaar) als ervaring in het bedrijfsleven. Om als assessor bij EVC ingezet te worden volgen ze een cursus beoordelen en het voeren van een assessmentgesprek. Bij een assessment is verder altijd minimaal één ervaren assessor betrokken. Tijdens de pilot was één van de begeleiders ook assessor. Voor deelnemers die veel begeleiding krijgen gedurende het samenstellen van het portfolio, zal de begeleider in de toekomst niet ook als assessor optreden. De procedure is uitvoerig geëvalueerd in de pilot, ook door de deelnemers in de vorm van vragenlijsten. EVC's zullen in toekomst systematisch geëvalueerd worden.
19
Het assessment development center beschikt over voldoende tools en deskundigheid voor het uitvoeren van de EVC. De bezwaar- en beroepsmogelijkheid ligt in de procedure besloten.
3.4.6 Ondersteuning van studenten De eerste ingang voor het EVC-traject vormen de bedrijven waar EVC-bijeenkomsten en voorlichting wordt georganiseerd. Website, brochure en andere middelen zijn ook in gebruik c.q. nog in ontwikkeling. De deelnemer doorloopt eerst de EVC-procedure en besluit nadat hij een studieaanbod heeft ontvangen of hij zich daadwerkelijk bij de opleiding inschrijft. Een andere opleidinginstelling behoort ook tot de mogelijkheid.
3.4.7 Organisatie EVC Bij de CHW hebben de in EVC geïnteresseerde faculteiten een EVC-procedure ontwikkeld. Centraal voor de hele instelling zijn er richtlijnen en procedures beschreven. Het besluitvormingsproces over een hogeschoolbrede hantering van EVC-kaders is echter nog niet afgerond. De faculteiten kunnen zelf bepalen of EVC wordt opgenomen in het vrijstellingenbeleid. Instellingsbrede afspraken over EVC wordt gestimuleerd. De uitkomsten van de EVC-procedure, dat wil zeggen het aanbod van flexibele opleidingstrajecten, worden ook daadwerkelijk gerealiseerd.
3.4.8 Kosten en baten De tijdsinvestering van de studenten aan de EVC-procedure bedraagt twintig tot veertig uur. De tijdsinvestering van de assessoren per traject kost ongeveer een dag, de totale inzet van de staf per EVC-procedure is ongeveer 20 uur. De begeleiders en assessoren verrichten de werkzaamheden binnen hun reguliere uren. De beloning bestaat uit motivatie en enthousiasme. De meeste kosten komen ten laste van de ontwikkeling van het instrument, die worden betaald door de opleiding. Tijdens de Metalektro-pilot is een gedeelte van de kosten vergoed op basis van kostprijs. Bij commerciële toepassing gaat een EVC-traject € 2.000,00 kosten, met gebruikmaking van coaching € 3.500,00. Dit is rendabel voor kandidaten waar het niveau uitkomt op mbo++-niveau: zij verdienen dit bedrag terug in de vorm van besparing in opleidingstijd waardoor minder collegegeld wordt betaald. In de meeste gevallen worden kosten voor het EVC-traject vergoed door de werkgever van de kandidaat. Wanneer een kandidaat besluit om een onderwijstraject in te gaan, moet hij zich inschrijven als regulier student en betaalt hij collegegeld en bijkomende kosten voor boeken etc. De instelling is gehouden aan de normaal geldende bekostigingsprocedures van het ministerie. Dit houdt in dat onderwijstrajecten korter dan 2 jaar per saldo meer kosten dan opleveren. Wel wordt door EVC indirect ervaring opgebouwd met competentiegericht denken en met onderlinge afstemming van beoordelingen. Verder wordt de zij-instroom bevorderd en kan het onderwijs meer vraaggestuurd gemaakt worden.
20
3.4.9 Nadere informatie Meer informatie over de pilot is te vinden op: http://www2.caometalektro.nl/data/4_EMPLOYABILITY/downloads/Bijlagenrapport%20EVCHBO.def.pdf
21
3.5 Opleiding Werktuigbouwkunde en Industrieel Product Ontwerpen Fontys Venlo
3.5.1
Achtergronden
De toepassing van de huidige vorm van vrijstellingen voor onderdelen van de opleiding onder de naam EVC is eigenlijk een voortzetting van het vroeger bij de hts toegepaste vrijstellingsbeleid voor met name de mbo-instroom. De mbo-instroom heeft de laatste vijfentwintig jaar al vrijstelling gekregen voor de stage. Ook werd er altijd gekeken naar de vakken die moesten worden gevolgd. Er zijn periodes geweest waarin mbo-studenten meer dan een halfjaar vrijstelling kregen, waardoor de hboopleiding in drie jaar afgerond kon worden (jaren 1990-1996). In de loop van de tijd bleek dat de kwalificaties van de instroom veranderden en werden in het mbo deelcertificaten ingevoerd. Als gevolg hiervan waren de doorstroompakketten van mbo naar hbo niet meer zo vanzelfsprekend. Dit maakte dat het niet meer zo voor de hand liggend was om studenten met afgeronde mbo-opleiding een standaard vrijstelling voor een deel van de hbo-opleiding te verlenen. De standaardvrijstelling werd afgebouwd en de eerdere studiewinst van een half jaar voor mbo-ers verdween. Bij studenten met vooropleiding mbo Werktuigbouwkunde wordt de stage als EVC ingebracht bij de hbo-opleiding Werktuigbouwkunde. In tegenstelling tot vroeger moet deze wel met bewijsstukken aangetoond worden: het automatisme van het verlenen van vrijstellingen is daarmee verdwenen. De aantallen zij-instromers wisselen per jaar en per opleiding: in het schooljaar 2005-2006 zijn van de 65 nieuwe inschrijvingen bij de opleidingen Werktuigbouwkunde en Industrieel Product Ontwerpen acht zij-instromers.
3.5.2
Procedure
De opleiding hanteert een aangepast traject voor studenten die zich aanmelden met een andere achtergrond op het gebied van cursussen of vooropleiding. Deze studenten kregen en krijgen een individuele intake. De procedure die daarbij wordt gevolgd, houdt in dat de studenten bewijsstukken moeten overleggen. Deze bewijsstukken bestaan uit certificaten, cijferlijsten, overzichten van de gebruikte leermaterialen en leerboeken en eventueel andere relevante geachte bewijsstukken. Aan de ontwikkeling van een portfolio binnen Fontys Technische Hogeschool Venlo wordt in het kader van de transformatie van het onderwijs naar competentiegericht leren gewerkt. Of het een portfolio in de elektronische leeromgeving of op papier wordt, is nog niet bepaald. De intake wordt uitgevoerd door de opleidingscoördinator, waarbij voor de nadere invulling van de vrijstellingen de vakdocent(en) worden ingeschakeld, bijvoorbeeld bij vakken als lastechnieken kan de zij-instromer zijn kunde in de praktijk demonstreren bij de vakdocent. Op grond van de resultaten wordt de vrijstelling verleend. Bij eventuele twijfels met betrekking tot het kennisniveau wordt de studenten de mogelijkheid geboden een oefentoets c.q. proefwerk te maken. In voorkomende gevallen worden met studenten met een niet toereikend instroomprofiel afspraken gemaakt over aanvullende
22
cursussen die gevolgd moeten worden. Er wordt geen gebruik gemaakt van standaard checklijsten en vragenlijsten. Ook is er geen formele handleiding bij de EVC-procedure.
3.5.3
Beoordeling en besluiten
De wijze van aanlevering van de bewijsstukken gebeurt schriftelijk. De ingeleverde bewijsstukken worden door de opleidingscoördinator besproken met de student. Bij de toekenning van vrijstelling voor de stage wordt in het gesprek met de opleidingscoördinator een toelichting gevraagd waarom de stage in de ogen van de student een geschikte stage is voor de hbo-opleiding. Hierbij wordt gelet op de combinatie van theorie en praktijkaspecten. Studenten die competenties op andere wijze hebben verworven door opgedane relevante werkervaring of andere cursussen, gecombineerd met uitstekende studieresultaten in eerder gevolgde opleidingen, krijgen in voorkomende gevallen meer vrijstellingen. Voor de beoordeling van de te verlenen vrijstellingen in het kader van EVC wordt gebruikt gemaakt van verschillende binnen de opleidingsinstelling aanwezige regelingen. In deze regelingen is geformuleerd hoe onder andere met vrijstellingen dient te worden omgegaan (examenreglement). Er is geen overzicht van vrijstellingen die 'standaard' toegekend worden bij een bepaalde vooropleiding. In voorkomende gevallen wordt bij het verlenen van een individuele vrijstelling het beroepsveld betrokken in adviserende zin. Dit gebeurt in die gevallen als er een student binnenkomt die door werkervaring competenties heeft ontwikkeld. De beoordeling vindt plaats door de opleidingscoördinator in overleg met het docentteam. Bij het verlenen van vrijstellingen voor EVC worden afhankelijk van de situatie een of meerdere assessoren ingeschakeld. Veel van de ingeschakelde docenten die als assessor functioneren beschikken over ruime kennis van het betreffende vakgebied, hebben ervaring met het begeleiden van stagiairs bij bedrijven en een deel is tevens werkzaam in het bedrijfsleven. De besluiten worden genomen door de opleidingscoördinator, na eventueel het inwinnen van advies bij vakdocenten en mentoren. Voor de besluitvorming worden geen speciale wegingsfactoren gebruikt. De beroepsprocedure die geldt bij toekenning van vrijstelling is formeel is vastgelegd in het Examenreglement. De volgende besluiten kunnen worden genomen: 1) het verlenen van vrijstellingen voor bepaalde activiteiten, 2) het volgen van een aangepast programma en 3) geen vrijstellingen verlenen. Het aangepast programma kan bijvoorbeeld voorkomen in het geval dat de student zijn mbo-stage niet in een relevante omgeving heeft gelopen. In zo'n geval wordt er een compromis gesloten, dat bestaat uit het volgen van een aanvullende opleidingsonderdeel in het kader van een bedrijfsgerelateerd project. De vrijstellingen worden vastgelegd in de cijferlijsten, waarbij ook de grond waarop de vrijstelling werd verleend vermeld wordt. Het bijbehorende bewijsmateriaal wordt vastgelegd. Bij vrijstellingen worden geen (deel)certificaten verstrekt. Een certificaat wordt alleen verstrekt bij stage/praktijksemester.
23
3.5.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
De ervaringen van de studenten met EVC worden positief genoemd: er ontstaat zelden discussie over het wel of niet verlenen van vrijstellingen. De inspanningen van de studenten zijn gering. De inspanning bestaat voornamelijk uit het verzamelen van de te overleggen bewijsstukken. Het gesprek dat met de opleidingscoördinator gevoerd wordt, is voor hen een mogelijkheid om van gedachten te wisselen met iemand van de opleiding en het geeft inzicht waar ze in het opleidingstraject staan. Het aanleveren van de juiste bewijzen voor het verkrijgen van vrijstellingen heeft nog nooit tot problemen geleid. Studenten zijn bezig zich die competenties eigen te maken die nog nodig zijn, reeds eerder verworven kennis en vaardigheden hoeven niet nog eens gedaan te worden. De studenten vinden het prettig sneller de studie te kunnen afronden en zijn daardoor goed gemotiveerd. Binnen de opleiding is EVC algemeen geaccepteerd. De individuele aanpak leidt er toe dat studenten worden geprikkeld door de opleiding om hun competenties te ontwikkelen. Het grootste bezwaar is dat er nu mogelijk ten onrechte vrijstellingen worden verleend. Voor de docenten kost het wat extra organisatorische inspanning om te komen tot een maattraject, maar daarnaast vormt het een uitdaging om studenten te begeleiden in het verkorte traject.Vanuit de omgeving, beroepsgroep etc., zijn geen negatieve reacties bekend.
3.5.5
Kwaliteit EVC
Met betrekking tot toekenning van vrijstellingen wordt systematisch geëvalueerd. Bij versnelde trajecten wordt een speciale studieloopbaanbegeleider ingezet, die periodiek met de student een gesprek voert over de studievorderingen. In deze gesprekken wordt gecheckt of de vrijstelling terecht is verleend of dat er toch nog iets moet worden bijgeleerd. Definitieve controle van de kwaliteit van de procedure ligt uiteindelijk bij de eindfase van de opleiding. De student moet altijd de afstudeeropdracht doorlopen: daar komt de kwaliteit integraal naar voren. Bij het afstuderen is een gecommitteerde en de bedrijfsbegeleider betrokken. Indien een student bijvoorbeeld niet beschikt over voldoende verslagvaardigheden wordt dat tijdens het afstuderen gecorrigeerd. De studenten dienen voor zover van toepassing gewaarmerkte kopieën te overleggen van diploma's. Voor het overige zijn geen speciale kwaliteitscriteria voor de bewijzen geformuleerd. Voorlopig zullen docenten gelijktijdig de rol vervullen van assessor en begeleider. Een persoonlijk standpunt van de geïnterviewde vertegenwoordiger van deze opleiding is dat een professional best meerdere rollen kan invullen. Een ervaren docent is hiertoe in staat. Voor EVC worden niet specifiek assessoren opgeleid. Voor het gehele team wordt dit jaar wel een assessmentcursus gegeven. Er zijn geen specifieke assessmenttools ontwikkeld. Indien nodig wordt gebruik gemaakt van praktijktools. Het beroepsveld wordt niet direct betrokken bij de kwaliteitsbewaking. Indirect gebeurt dit wel bij de begeleiding van studenten in de bedrijven bij stages en afstudeeropdrachten.
24
De wijze van werken is wel standaard, maar ligt niet vast in een formele (papieren) EVC-procedure. Voor het verlenen van vrijstellingen wordt gebruik gemaakt van de betreffende onderdelen in het Examenreglement. Dit reglement biedt voldoende houvast om in de EVC-aanvragen en -verzoeken te voorzien. Daarnaast is het flexibel genoeg om in te spelen op wijzigingen in de omstandigheden. De kwaliteit wordt voorts bewaakt vanuit de opleidingsteams: binnen de teams wordt dit onderwerp regelmatig besproken.
3.5.6
Ondersteuning van studenten
Informatie over de mogelijkheid van EVC kunnen de studenten vinden op de website van de opleiding. De te bereiken competenties en leerdoelen zijn voor de studenten beschikbaar en toegankelijk. Er is geen tijdsbeslag voor de EVC-procedure voor de studenten aangegeven. Feedback wordt gegeven tijdens het gesprek met de opleidingscoördinator en verder gedurende het maattraject door de studieloopbaanbegeleider/opleidingscoördinator.
3.5.7
Organisatie EVC
Binnen de gehele Technische Hogeschool Venlo geldt de aanpak zoals hier is beschreven. Het vrijstellingenbeleid op grond van EVC is vastgelegd in het Examenreglement. Binnen de opleidingen wordt zoveel mogelijk flexibiliteit betracht bij de maattrajecten, maar de flexibiliteit kent grenzen: het studietraject moet inpasbaar zijn in het reguliere opleidingsprogramma. Te individuele trajecten zijn onbetaalbaar. Of er in de toekomst gebruik gemaakt gaat worden van een centraal assessment centrum is nog de vraag. Op dit moment worden er vraagtekens gezet of een centrale assessor het hele studietraject kan overzien, of dat het toch de voorkeur verdient de EVC-procedure dicht bij de opleiding te leggen. Voor begeleiders en beoordelaars is geen aparte beloning geregeld. De werkzaamheden worden binnen de functie uitgevoerd.
3.5.8
Kosten en baten
De baten voor de student bestaan uit een verkorting van de studieduur, tegenover een geringe investering in tijd voor het gesprek en verzamelen van de bewijsstukken. De tijdsinvestering van de staf is erg afhankelijk van de studentsituatie. Eenvoudige EVC-trajecten kosten weinig tijd (enkele uren aan gesprekstijd en verdere administratieve afhandeling). Studenten met een maattraject kosten meer investering voor de vrijstelling- vaak meerdere uren per leerjaar- en ontvangen daarnaast ook nog extra begeleidingstijd tijdens de opleiding.
25
3.6 De Faculteit Educatie van de Hogeschool Arnhem Nijmegen
3.6.1
Achtergronden
De Faculteit Educatie omvat het ILS (Instituut voor Leraar en School), twee Pabo’s (Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud Nijmegen), Opleidingskunde, de Master E-learning, Multimedia and Consultancy plus NDO/Movens (o.a. assessment). De aanleiding om te starten met EVC was de ‘Interim-wet zijinstroom leraren primair en voortgezet onderwijs’. Het ILS is in het studiejaar 2001/2002 gestart met de opleiding van zij-instromers. In het eerste jaar waren er veertig deelnemers, in het tweede en derde jaar telkens honderd, en in 2005/2006 twintig. Bij de Pabo’s waren het eerste jaar ongeveer vijftien deelnemers, in 2005/2006 ongeveer vier deelnemers. De opleidingen binnen de Faculteit Educatie voeren elk hun eigen beleid met betrekking tot het beoordelen, EVC en zij-instromers, maar er begint langzamerhand een instellingsbreed beleid te komen met betrekking tot beoordelen in het kader van HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF). Elke faculteit moet een EVC-procedure hebben. Hieronder wordt de EVC-procedure voor zij-instromers van het Instituut voor Leraar en School (ILS) beschreven.
3.6.2
Procedure
Kandidaten kunnen zich op elk moment aanmelden. Kandidaten moeten een afgeronde hbo- of woopleiding en een baan in het onderwijs hebben om te kunnen deelnemen aan het zij-instroomtraject. Kandidaten moeten hun cv, een kopie van hun diploma en bijbehorend vakkenpakket naar het Bureau Extern van het ILS sturen. Als de kandidaat niet de geëiste, maar wel een relevante opleiding op hboof universitair niveau heeft, vindt er een korte screening plaats van vakkennis en/of vakkenpakket door de vakdidacticus van zijn schoolvak. ‘Reparatie’ van de vakinhoud voor eerstegraads kandidaten die meer dan acht studiepunten omvat moet voorafgaand aan het geschiktheidonderzoek plaatsvinden. De ‘reparatie’ van de vakinhoud voor tweedegraads kandidaten wordt opgenomen in het definitieve Scholings- en begeleidingsovereenkomst. Een relatiebeheerder voert een intakegesprek met de kandidaat over de reeds opgedane onderwijservaring, andere (werk)ervaring, de motivatie voor het beroep van docent, de communicatieve kwaliteiten, flexibiliteit en leervermogen. De relatiebeheerder neemt vervolgens contact op met NDO/Movens, waaronder het assessmentbureau van de Faculteit Educatie valt. NDO/Movens stuurt een aanmeldingsformulier voor het geschiktheidsonderzoek naar de school, zodat de school de kandidaat zich kan aanmelden voor dit onderzoek. Als instrumenten voor het geschiktheidsonderzoek worden gebruikt: 1) een portfolio, 2) één of meer simulatieopdrachten, 3) een criteriumgericht interview, 4) één of meerdere lesbezoeken, 5) een beoordelingslijst ingevuld door de kandidaat, collega’s, leidinggevende en leerlingen, 6) co-assessment, en 7) een reflectiegesprek met de
26
assessoren. Deze instrumenten zijn gebaseerd op het instrumentarium ontwikkeld door Stoas, aangevuld met eigen instrumenten van NDO/Movens.
Kandidaten beginnen met het maken van een portfolio.In het portfolio beschrijven ze alle relevante leer- en werkervaringen en de daarmee verworven competenties. De bewijzen zijn diploma’s, werkstukken, beschrijvingen van ervaringen, brieven van de werkgever of gespreksprotocollen. Daarna voeren de kandidaten één of meerdere simulatieopdrachten uit. Vervolgens voeren de assessoren met de kandidaat een criteriumgericht interview over het portfolio en de uitgevoerde simulatieopdrachten. Doel is een zo goed mogelijk beeld te krijgen van (het niveau van) de vakinhoudelijke, vakdidactische en algemene beroepscompetenties. De assessoren bezoeken ook één of meer lessen, waarbij drie fasen worden onderscheiden: lesvoorbereiding, lesuitvoering en zelfreflectie. De kandidaat zelf, de collega’s, de leidinggevende of de leerlingen vullen een beoordelingslijst in. Tijdens een reflectiegesprek met de assessoren wordt de reflectie op de les besproken en vergeleken met de observatie van de assessoren, daarna bespreken de assessoren de beoordeelde onderdelen en komen overeenkomsten en verschillen tussen de beoordelingslijsten aan de orde. Het laatste onderdeel is co-assessment: personen uit de werkomgeving hebben een inschattingslijst over de competenties van de kandidaat ingevuld en deze wordt tijdens een gesprek vergeleken met de inschattingslijst die door de kandidaat zelf werd ingevuld. De assessoren leggen hun bevindingen vast in een schriftelijke rapportage, daarin worden de aangetoonde startcompetenties apart vermeld en wordt het oordeel over de geschiktheid voor het beroep geformuleerd. De uitslag van het assessment wordt schriftelijk gegeven, er wordt een gesprek over gevoerd met de mentor van de opleiding en de vakdidacticus. De kandidaat stelt samen met de mentor een POP op en bespreekt dit ook met zijn coach op school.
Bij de EVC-procedure zijn betrokken de algemeen begeleiders van het instituut NDO/Movens, de vakdocenten van de opleiding, de begeleider op school, de interne coördinator op school en de assessoren (docenten van de opleiding en de school). De Faculteit Educatie volgt de reguliere assessment-procedure voor zij-instromers. Het ILS wijkt hier in zoverre van af dat de beoordeling wordt uitgevoerd in een periode van twee tot drie maanden. Voordeel is dat de kandidaat meer tijd heeft om zich te bewijzen en beter wordt begeleid, nadeel is dat het traject vrij lang duurt. Pas nadat de assessmentprocedure is afgerond, kiest de kandidaat voor de opleiding en schrijft zich in. De EVC-procedure is nog niet opgenomen in de OER, maar in de nieuwe opzet van het HAN Onderwijs Flexibilisering (HOF) wordt daar wel in voorzien. Er wordt een tripartiete contract afgesloten met de kandidaat, de opleiding en de school.
27
3.6.3
Beoordeling en besluiten
Het beoordelingskader wordt gevormd door de SBL-competenties en de gedragsindicatoren die in de assessmentprocedure voor de zij-instromers staan. Beoordeeld wordt de mate waarin een kandidaat beschikt over competenties die nodig zijn voor een startbekwame leraar. Het gaat hierbij om de erkenning van eerder (en elders) verworven competenties. De beoordeling resulteert in één van de twee volgende uitspraken: 1) geschikt: de kandidaat is op basis van een tijdelijke benoeming direct in het onderwijs inzetbaar en wordt in staat geacht om via scholing binnen maximaal twee jaar met goed resultaat een bekwaamheidsonderzoek af te leggen, 2) niet (volledig) geschikt: de kandidaat is niet of niet direct in het onderwijs inzetbaar en dient een opleiding tot docent te volgen.Bij een positieve uitkomst van het assessment volgt een geschiktheidsverklaring inclusief een assessmentrapportage (rapportage over de aanwezige en nog te ontwikkelen competenties). Vrijstellingen worden soms gegeven voor bepaalde vakken maar nooit voor vakdidactiek. Er worden geen certificaten voor bepaalde vakken gegeven. Er is een flexibel studiepad: per kandidaat wordt bekeken aan welke competenties hij moet werken. Dit wordt opgenomen in een Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). De besluiten worden genomen door de assessoren. Per kandidaat zijn er twee assessoren, één afkomstig uit de lerarenopleiding en één uit het voortgezet onderwijs. Omdat de procedure bij het ILS wat langer duurt spelen hier ook andere docenten een rol. De assessoren worden op de assessmentprocedure voorbereid door NDO/Movens door middel van schriftelijk materiaal en een beperkte instructie, ontwikkeld door Stoas. Indien gewenst kan de kandidaat met een van de assessoren een gesprek hebben over de rapportage. Is hij het niet eens met de beoordeling of de procedure dan kan hij via de coördinator van het assessmentcentrum een beroepsprocedure starten. Er zijn nog geen kandidaten in beroep gegaan tegen de uitslag. Het beroepsveld is bij de EVC-procedure betrokken als werkgever en levert ook assessoren.
3.6.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
Er wordt door NDO/Movens regelmatig geëvalueerd wat ervaringen zijn van de kandidaten die deelnamen aan de procedure voor de tweedegraads opleiding. Volgens de betrokken docenten zijn de studenten erg tevreden, zowel over de EVC-procedure als over de opleiding. Wel wordt opgemerkt dat de relatie tussen het geschiktheidsonderzoek, het POP en de rest van de opleiding voor veel studenten en docenten in het begin onduidelijk is geweest. Studenten moeten wennen aan de andere manier van beoordelen en opleiden De kandidaten vinden het maken van een portfolio veel werk, maar het helpt hen wel bij het plannen van de opleiding. Omdat het portfolio ook wordt gebruikt in de begeleiding tijdens hun opleiding vinden ze de geleverde inspanning wel de moeite waard. De EVC-procedure lijkt daarin een positief effect te hebben op de studiemotivatie. Kandidaten moeten nadenken over wat ze al kunnen, maar ook over wat ze gaan doen en waarom ze dat gaan doen. Het zij-instroomtraject is geaccepteerd binnen de instelling. Binnen HOF zal de EVC-procedure
28
worden geïntegreerd in de reguliere beoordelingssystematiek. Bezwaren in het begin waren vooral van praktische aard. Is de beoordeling wel valide? Wordt de kwaliteit goed in de gaten gehouden? Wordt recht gedaan aan de kandidaten? Positief is dat kandidaten en scholen de mogelijkheid van EVC echt waarderen. Ook helpt het om de relatie tussen de lerarenopleiding en de scholen te verbeteren. De zijinstromers zijn in feite al werknemers, dus het belang van de school en de opleiding is groot en de afstemming tussen school en opleiding is van meer belang. Mogelijk dat EVC ook zal helpen het HRD-beleid van scholen verder te ontwikkelen. Momenteel ontberen scholen beleid, instrumenten en deskundigheid op dit terrein. De betrokkenheid van scholen hangt een beetje af van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: als er genoeg leraren zijn is er minder animo om met zij-instromers aan de slag te gaan.
3.6.5
Kwaliteit EVC
De EVC-procedure is opgenomen in het reguliere kwaliteitszorgsysteem, net als andere vormen van beoordeling. Er zijn geen middelen om systematisch onderzoek te doen naar de validiteit van het assessment, maar bij de ontwikkeling van de EVC-procedure zijn wel de nodige kwaliteitseisen gehanteerd.. Er worden overigens wel gegevens verzameld over tevredenheid van kandidaten. Voor de bewijzen in het portfolio gelden de volgende validiteitscriteria: authenticiteit, relevantie, kwantiteit, variatie en actualiteitswaarde. Voor de studenten is dit nog niet concreet en specifiek genoeg. Ook voor de assessoren zijn er geen specifieke richtlijnen, ze moeten afgaan op hun eigen oordeel. Het is vooral een kwestie van interpreteren van de eisen en de bewijzen. Er wordt in principe onderscheid gemaakt tussen begeleiders en beoordelaars. De begeleiders zorgen er voor dat het portfolio wordt opgesteld. De assessoren gaan op lesbezoek, en beoordelen de opdrachten die de kandidaat in de klas uitvoert. Het lukt niet altijd om de rol van beoordelaar en van begeleider door verschillende personen te laten vervullen, bijvoorbeeld als het maar om een gering aantal studenten gaat dan wordt er geen heel team gevormd. Er wordt regelmatig geëvalueerd met de betrokkenen van de opleidingen en de scholen. Er wordt ook geëvalueerd door het Bureau Extern van het ILS. Dit gebeurt in de vorm van evaluatiebijeenkomsten. Hiervan wordt verslag gedaan maar er zit geen kwaliteitscyclus op: er worden geen verbeterpunten geformuleerd en geëvalueerd. De instelling beschikt over de benodigde tools. Met betrekking tot de tools is het een verbetering dat het portfolio nu wordt gedigitaliseerd. Via de evaluatiegesprekken is het beroepsveld betrokken bij de kwaliteitsbewaking van EVC.
3.6.6
Ondersteuning van studenten
De studenten worden geholpen bij het leveren van bewijzen: ze krijgen een handleiding en er zijn begeleidingsgesprekken. Studenten worden ondersteund door het intakegesprek, door schriftelijke informatie en ze worden begeleid tijdens het assessment. De ondersteuning heeft vooral betrekking op
29
het voorbereiden van het maken van het portfolio en het assessment. De studenten krijgen van tevoren de SBL-competenties waarop ze worden beoordeeld. Voor de feedback hanteert NDO/Movens standaardprocedures.
3.6.7
Organisatie EVC
Er is geen aparte organisatorische eenheid voor EVC, er zijn alleen procedures voor zij-instromers. In het kader van HOF heeft elke faculteit wel de opdracht gekregen te voorzien in EVC. EVC is opgenomen in het vrijstellingenbeleid van de opleiding en er zijn instellingsbrede afspraken over gemaakt. De uitkomst van het geschiktheidsonderzoek is bepalend voor de omvang en inhoud van de opleiding die nog gevolgd moet worden (maximaal 2 jaar). Het resultaat van het geschiktheidsonderzoek is echter nog niet zo concreet dat men daarop de opleiding kan afstemmen. De opleiding heeft de verantwoordelijkheid een maatwerk-opleiding te leveren. De tweedegraads lerarenopleiding kan dit grotendeels waarmaken. De pabo heeft echter nog te weinig ervaring met zijinstromers om dit te kunnen realiseren. Met HOF moet dit door grotere flexibiliteit wel gerealiseerd kunnen worden, niet alleen voor zij-instromers maar ook voor reguliere studenten. Voor zover begeleiders/beoordelaars docenten van de HAN zijn, worden ze hiervoor niet apart beloond. Het behoort gewoon tot hun taken. Begeleiders op de scholen krijgen wel tijd van hun school hiervoor, maar ze worden er niet voor betaald door de HAN.
3.6.8
Kosten en baten
Er zijn geen cijfers over de tijdsinvestering door studenten. De contacttijd voor de uitvoering van assessmentactiviteiten bij NDO/Movens (ILS) bedraagt vier uur.De staf investeert ongeveer tien tot twaalf uur per kandidaat voor het totale assessment. Het geschiktheidsonderzoek kost 2000,- euro, inclusief kosten voor voorlichtingsbijeenkomsten, digitaal portfolio en materiaal. Dit bedrag wordt over het algemeen betaald door de school waar de kandidaat wordt aangesteld. Baten van EVC zijn dat de opleiding meer en andere studenten binnenhaalt, er is minder opleidingstijd nodig per diploma, en er worden meer diploma’s afgegeven. Door de EVC-procedure wordt de relatie tussen de arbeidsmarkt (bedrijven, scholen) en de faculteit versterkt. Door EVC kan men het leren buiten de hogeschool veel beter benutten.
3.6.9
Nadere informatie
Meer informatie is te vinden op: http://www.han.nl/restyle/shpo/fac_frameset.xml
30
3.7 Lerarenopleiding Fontys Sittard
3.7.1
Achtergronden
Bij de lerarenopleiding Fontys Sittard is voor deeltijdstudenten altijd al een systeem van vrijstellingen gehanteerd, waarbij geprobeerd werd een zo eerlijk mogelijk beeld te krijgen van de kandidaat. Rond 2000 is daar de term EVC voor in de plaats gekomen. De huidige EVC-procedure is voor reguliere deeltijdstudenten amper veranderd. Bij de Fontys Hogeschool in Sittard worden alleen verkorte trajecten in deeltijd aangeboden: in deeltijd kan dus geen volledig traject met een studietijd van vier jaar worden gevolgd. De laatste jaren bedroeg de instroom in Sittard voor de negen lerarenopleidingen zeventig tot honderd deeltijdstudenten. Bij enkele opleidingen is de instroom van deeltijdstudenten zelfs groter dan de instroom van voltijdstudenten. De korte maatwerktrajecten voor deeltijdstudenten leiden tot veel uitvallers, de opleiding wordt zwaar gevonden en veel studenten slagen er niet alle onderdelen van het traject af te ronden en regelmatig besluiten studenten tijdens het traject dat de keuze om leraar te worden toch niet de juiste was. Vaak gebeurt dit in de stageperiode.
3.7.2
Procedure
Het EVC-traject start met het melden bij de coördinator van de opleiding. In het gesprek met de opleidingscoördinator wordt een zo goed mogelijk overzicht gemaakt van de ervaringen: verkregen door reguliere opleidingen dan wel verworven door cursussen of door werkervaring die gelijk is te stellen met opleiding. Het is aan de opleidingscoördinator te bepalen tot welk studietraject dat leidt, dan wel in 'oude' termen te spreken tot welke vrijstellingen de eerder gevolgde opleidingen en ervaring leiden. Indien de student aangeeft ook over bepaalde pedagogisch-didactische vaardigheden te beschikken dan wordt een onderwijskundige ingeschakeld. In een gesprek met de onderwijskundige worden de verworven competenties op dit vlak bekeken. Voor deelnemers met een pabo-opleiding of voor hen die al jaren lesgeven geldt een algemene regeling. Echter bij deelnemers die bijvoorbeeld veel ervaring hebben met het geven van presentaties of cursussen voor bedrijven levert het waarderen van deze ervaringen meer problemen op. Als juridische basis voor het verlenen van de vrijstellingen geldt het Onderwijs- en Examenreglement. De opleidingscoördinator is bevoegd tot het maken van afspraken over de vrijstellingen. De hierover gemaakte afspraken met de student worden schriftelijk vastgelegd. De opleidingscoördinator is bij elke procedure betrokken en in voorkomende gevallen, indien de deelnemer meent in aanmerking te komen voor vrijstellingen voor pedagogisch-didactische competenties, wordt de onderwijskundige van de betreffende afdeling ingeschakeld.
31
Voor de kandidaat is het een relatief eenvoudige procedure: deze bestaat uit het voeren van een gesprek met de opleidingscoördinator, waarbij de bewijzen van eerdere opleidingen en (bedrijf)cursussen dienen te worden overlegd. De bewijzen bestaan naast eventuele getuigschriften uit studiegidsen, literatuurlijsten en cursusbeschrijvingen. Bij cursussen wordt ook de omvang van de cursus als factor meegenomen. Eventuele werkervaring, die relevant kan worden geacht voor de opleiding, dient te worden onderbouwd met bewijzen en documenten. Uitzondering op deze procedure vormen de taalopleidingen (Duits en Engels) waarvoor vaak native speakers of Nederlanders die jaren in het buitenland hebben gewoond zich aanmelden. Voor hen is een schriftelijke toelatingstoets ontwikkeld waarbij het taalniveau wordt bepaald. In een persoonlijk gesprek wordt daarnaast nog de mondelinge taalvaardigheid vastgesteld. In deze procedure zijn de verworven competenties meetbaar gemaakt en is een en ander geformaliseerd. De deelnemers zijn niet altijd hoog opgeleid maar beschikken wel over een hoog taalniveau. Bij native speakers wordt in een gesprek ook getracht een beeld te krijgen over het Nederlands taalgebruik, waarbij advies kan worden gegeven over de noodzaak tot extra scholing. Zij dienen in ieder geval een NT2-verklaring te overleggen. Buiten de instaptoetsen die gebruikt worden bij de lerarenopleiding talen, worden er geen instrumenten in de EVC-procedure gebruikt.
3.7.3
Beoordeling en besluiten
Bij de beoordeling worden geen externen betrokken: de procedure bestaat uit een gesprek met de opleidingscoördinator en eventueel de onderwijskundige. Aan de hand van de informatie van de student wordt een besluit genomen. Voor studenten voor de taalopleidingen geldt dan eventueel een instaptoets en een gesprek. De hele procedure binnen de Fontys lerarenopleiding in Sittard kenmerkt zich door een relatief geringe formalisatie, resulterend in een maatwerkadvies voor de student, waarbij rekening is gehouden met de eerder opgedane ervaringen en de vooropleiding. De student heeft de vrijheid en het recht om alles in te brengen wat relevant kan worden geacht. De opleidingscoördinator probeert de studenten uit te dagen zoveel mogelijk de ervaringen in het gesprek te beschrijven. Bij de beoordeling is het beroepsveld niet betrokken.
De besluiten die worden genomen hebben betrekking op de trajectonderdelen waar de student vrijstelling voor ontvangt, zodat er maatwerktrajecten ontstaan. De student hoeft alleen die onderdelen voor zijn diploma te doen die nog ontbreken. Dit leidt niet tot het verstrekken van certificaten voor vrijgestelde vakken. Het gebeurt wel eens dat een student die het pedagogische-didactisch traject heeft afgerond, bij het afbreken van de studie vraagt om een certificaat waaruit blijkt dat hij dit traject heeft voltooid. Dit om eventueel in de toekomst in voorkomende gevallen als bewijsstuk te tonen. Dit gebeurt alleen op uitdrukkelijk verzoek van de student.
32
De besluiten voor vrijstelling worden genomen door de opleidingscoördinator. De examencommissie zal deze besluiten bekrachtigen. Dit is een formaliteit. Formeel is er een beroepsprocedure geregeld in het Onderwijs- en examenreglement. Het is echter nog nooit voorgekomen dat een student bezwaar maakte. De deeltijder krijgt een voorstel en gaat daar al dan niet mee akkoord.
3.7.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
In het algemeen geldt dat er in goed overleg met de student een traject wordt vastgesteld, waar de student tevreden mee is. Omdat de opleiding veelal korte trajecten aanbiedt, vinden de studenten de studiebelasting over het algemeen vrij hoog. Over het algemeen lukt het de studenten - vaak na veel zoekwerk - de juiste bewijzen te leveren. Vaak kost het veel moeite de bijbehorende literatuurlijsten en beschrijving en studiegidsinformatie van cursussen en opleidingen te achterhalen. Het effect op de studiemotivatie is door de opleiding moeilijk in te schatten. Uiteraard zijn de studenten gebaat met het kortst mogelijke traject, maar anderzijds kan gesteld worden dat de motivatie bij de studenten er al is. Belangrijker is dat het traject dat aangeboden wordt door deze studenten als reëel wordt ervaren. De meeste studenten die zich melden voor een gesprek schrijven zich ook daadwerkelijk in voor de opleiding, er is maar een gering aantal dat afhaakt. Wel is daarnaast sprake van een grote groep die informatie opvraagt, maar niet tot de doelgroep voor de verkorte deeltijdopleiding behoort. EVC is binnen de opleiding geheel geaccepteerd: het bestaat al jaren en wordt de laatste tijd alleen maar meer toegepast omdat de opleiding enkel nog verkorte opleidingen aanbiedt. De EVC-procedure moet gebruikt worden omdat dit de enige manier is om studenten in de korte trajecten te kunnen plaatsen. Er bestaan tegen de procedure geen bezwaren, maar toch is er soms twijfel of niet te snel vrijstellingen worden verleend. De opleiding wordt wel geconfronteerd met reacties uit de omgeving, dat er te hoge eisen worden gesteld aan docenten: de vraag is of in sommige gevallen wel een 2e graadsbevoegdheid noodzakelijk is. Zo is de kennis nodig voor lesstof op het vmbo beperkt terwijl er toch een 2e graadsbevoegdheid wordt geëist. Dit is de discrepantie tussen de wettelijke eis en de praktijk. Dit is tegenstrijdig aan de tendens die in het onderwijs richting specifieke rollen en functies. De bevoegdhedenstructuur sluit daar niet op aan. Men hoopte dat het omgaan met EVC ook zou leiden tot meer flexibiliteit in het omgaan met bevoegdheden, maar de minister houdt vast aan de bestaande structuren. Verder zijn er veel positieve ervaringen omdat het traject relatief snel tot bevoegdheid leidt en veel studenten daadwerkelijk in het onderwijs terechtkomen.
3.7.5
Kwaliteit EVC
33
Dit is bij de procedure bij de lerarenopleiding gewaarborgd: alles loopt via de onderwijscoördinator, waardoor zoveel mogelijk een gelijke behandeling bij deelnemers met een gelijke achtergrond wordt gerealiseerd.
3.7.6
Ondersteuning van studenten
Er is een informatiebrochure "Brochure maatwerk" voor studenten ontwikkeld over de maatwerktrajecten. Hierin is beschreven hoe deze tot stand komen, wat de acties zijn die ondernomen moeten worden. De brochure vermeldt duidelijk dat de student eerst contact moet opnemen met de opleidingscoördinator, een studieaanbod moet hebben gekregen, voordat hij overgaat tot inschrijving. Een enkele keer glipt er nog wel eens een student door, die zich ingeschreven heeft zonder een gesprek en waarvan blijkt dat hij niet aan de eisen voldoet.
3.7.7
Organisatie EVC
De EVC-procedure is per opleiding geregeld en is feitelijk het vrijstellingenbeleid binnen de Fontys Lerarenopleiding Sittard. Er bestaan geen standaardtrajecten meer, maar alleen flexibele opleidingstrajecten.
3.7.8
Kosten en baten
De tijdsinvestering van de studenten is niet nader gespecificeerd en is mede afhankelijk van de persoonlijke situatie. De tijdsinvestering van de staf is relatief groot. De tijdsinvestering (per student) wordt niet geregistreerd. Verdere kosten zijn er niet. De baten zijn duidelijk: de opleiding heeft nu meer studenten, terwijl de deeltijdopleiding daarvoor bijna ‘doodgebloed’ was. Nu is er weer duidelijk groei in de aantallen waar te nemen. De deeltijdstudenten zijn meer zelfwerkzaam en studeren meer op afstand. De baten zijn evident. Daarnaast is de opleidingstijd per deelnemer korter.
3.7.9
Advies aan andere opleidingen
De huidige procedure kost wel tijd maar is wel een heel eenvoudige procedure. De inspanning die het nu vergt zal waarschijnlijk bij een meer uitgebreide procedure alsnog –voor een deel- geleverd moeten worden, om de vakinhoudelijke aspecten te bekijken. Met andere woorden een soortgelijke procedure zoals nu zal naast een meer geformaliseerd assessment nodig blijven. Voor deeltijdopleidingen is de aanpak met maatwerktrajecten een manier om meer studenten te krijgen.
34
3.8 Project Ruim baan voor talent van Fontys
3.8.1
Achtergronden
Binnen het kader van het OCW beleidsthema ‘Ruim baan voor talent’ en de ‘Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing’ voert Fontys het driejarige project ‘Flexibele toelating Fontys’ (FTF) uit. Het project is in februari 2005 bij Fontys van start gegaan en loopt tot 1 september 2007. Het wordt uitgevoerd door de Afdeling Onderwijs van het Fontys Facilitair Bedrijf in nauwe samenwerking met sleutelpersonen bij Fontys hogescholen en externe organisaties. Kandidaten die voor deelname aan het project in aanmerking komen zijn personen ouder dan 16 en jonger dan 21 jaar die niet aan de wettelijk vereiste vooropleidingseisen voldoen.Vastgesteld dient te worden of deze kandidaten op grond van elders verworven competenties beschikken over een aantoonbaar instroomniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan de wettelijke vooropleidingseisen. In het kader van de Experimentenwet mogen voor het studiejaar 2005-2006 vijftig kandidaten starten met een opleiding, in het studiejaar 2006-2007 zullen dat er 100 zijn en in het studiejaar 2007-2008 mogen dat 150 kandidaten zijn. Kandidaten die worden toegelaten tot een opleiding moeten de reguliere opleiding volgen. Ze krijgen dus geen vrijstellingen of een studietraject op maat. In totaal meldden zich voor 2005-2006 169 kandidaten aan middels het aanmeldingsformulier op de website. Van deze kandidaten werden er 136 toegelaten tot de Fontys Toelatingstest (FTT). De FTT werd afgenomen bij 102 kandidaten waarvan er 66 slaagden. Het daaropvolgende Fontys Toelatings Assessment (FTA) werd afgenomen bij 63 kandidaten waarvan er 48 slaagden. Daarvan zijn er 47 begonnen aan een opleiding bij een van de Fontys Hogescholen. Deelnemers kunnen zich aanmelden voor alle Fontys opleidingen (voltijd, deeltijd en duaal), behalve voor numerus fixus opleidingen (journalistiek / fysiotherapie) en opleidingen met aanvullende eisen (kunsten, sport, logopedie).
3.8.2
Procedure
Studenten die willen deelnemen moeten een aanmeldingsformulier invullen met persoonsgegevens, laatst behaalde diploma en de opleiding die ze willen gaan volgen. Komen ze in aanmerking dan moeten ze eerst de Fontys Toelatings Test (FTT) afleggen en als ze hiervoor slagen het Fontys Toelatings Assessment (FTA) doen. Het aanmeldingsformulier wordt gescreend op formele criteria. De beoordeling gebeurt door de programmanager en een van de deelprojectleiders. Voldoet de kandidaat aan de criteria dan mag hij de FTT afleggen. De FTT wordt afgenomen met behulp van een pc. De test omvat de volgende componenten: 1) Selfassessment op basis van acht algemene hbo-competenties (beginniveau).
35
De competenties zijn uitgewerkt in stellingen die waarneembaar gedrag beschrijven. De kandidaten scoren zichzelf op een vijfpuntsschaal en onderbouwen hun scores met voorbeelden waaruit blijkt hoe ze zich de desbetreffende competentie hebben eigen gemaakt. 2) Capaciteitentest / proeven van bekwaamheid. De kandidaten onderbouwen hun beheersingsniveau van de competenties. 3) Selfassessment leergedrag. Er wordt gekeken naar motivatie en leerstijlen van de kandidaat. 4) Selfassessment studie-interesses. De resultaten van deze testcomponent geven aan in hoeverre de talenten en de ambities van de kandidaat op elkaar zijn afgestemd. Verder dienen ze als indicatie voor de studiekeuze van de kandidaat.
De Fontys Toelatings Assessment (FTA) wordt als volgt georganiseerd. Het toelatingsassessment bestaat uit een aantal onderdelen en wordt per kandidaat steeds uitgevoerd door twee assessoren. Bij de beoordeling van het toelatingsassessment worden de acht hbo-competenties als ‘meetlat’ gehanteerd. Bij de beoordeling wordt verder rekening gehouden met de opleiding waarvoor de kandidaat wil worden toegelaten. Van het assessorenduo is in principe steeds minimaal één assessor bekend met de betreffende opleiding. Voorafgaand aan de assessmentdag moeten de kandidaten een portfolio maken, waarbij via een website instructies zijn te raadplegen. Het portfolio omvat de volgende onderdelen: 1) Zelfbeoordeling waarbij de kandidaat zichzelf beoordeelt op de acht algemene HBO-competenties. Per competentie wordt een korte uitleg gegeven en zijn indicatoren opgenomen, 2) De kandidaat moet voor een aantal competenties bewijzen aanleveren, bijvoorbeeld een kort verslag of brief of mailwisseling in een vreemde taal, een werkstuk of beroepsproduct, 3) Bij een aantal bewijzen moet de kandidaat een formulier invullen waarin hij per bewijsstuk aangeeft waarom hij het een goed bewijs vindt voor een competentie, 4) De kandidaat maakt een casus die past bij de opleiding waarvoor hij wil worden toegelaten, 5) Tot slot voegt hij aan deze stukken een kopie toe van de diploma’s / certificaten en eventuele bewijsstukken van opgedane ervaringen, plus maakt de kandidaat een inhoudsopgave bij het portfolio. Het portfolio wordt in enkelvoud op papier ingeleverd. Vanaf 2006-2007 kan het elektronisch worden aangeleverd. De assessoren bereiden samen het criteriumgerichte interview dat ze met de kandidaat gaan voeren voor. De assessoren maken hierbij gebruik van het Formulier Criteriumgericht Interview. Als input gebruiken de assessoren het portfolio van de kandidaat, het door de assessoren ingevulde beoordelingsformulier portfolio en de brochure met informatie over de opleiding waartoe de kandidaat wil worden toegelaten. De assessoren voeren samen het criteriumgericht interview met de kandidaat en leggen de relevante informatie vast op het Formulier Criteriumgericht Interview. Onderwerpen zijn de resultaten van de FTT, het portfolio en de casussen die de kandidaat thuis en voorafgaand aan het gesprek heeft gemaakt.
36
Tegen het einde van de assessmentdag krijgen de vier kandidaten die de assessoren gedurende die dag hebben beoordeeld een samenwerkingsopdracht om na te gaan hoe de kandidaat functioneert in een groep. Tijdens dit performance assessment observeren en beoordelen de assessoren de vier kandidaten aan de hand van het Formulier Beoordeling Performance Assessment. Aan het einde van de assessmentdag komen de assessoren voor elke kandidaat tot een eindoordeel. Bij het FTA moeten alle onderdelen voldoende zijn en de assessoren moeten tot één mening komen. Dit oordeel wordt genoteerd op het Formulier Eindoordeel Fontys Toelatingsassessment. Dit formulier wordt vervolgens door beide assessoren ondertekend. Tot slot geven de assessoren de kandidaat mondeling feedback. Deze feedback bestaat uit een indicatie van het oordeel en van het advies aan de opleidingsdirecteur die over de toelating beslist. De kandidaat tekent het Eindoordeel Fontys Toelatingsassessment voor gezien en ontvangt vervolgens een kopie van dit formulier. Na het afleggen van het FTA ontvangen de kandidaten uiterlijk binnen twee weken per brief bericht of ze zijn geslaagd of niet. Bij kandidaten die zijn afgewezen wordt gemotiveerd waarom ze zijn afgewezen. Een kandidaat die is afgewezen kan een bezwaarschrift indienen bij het College van beroep voor examens. Tot nu toe maakte één kandidaat gebruik van deze regeling, echter zonder positief eindresultaat. Er komt in 2006 voor de kandidaten de mogelijkheid van een mondelinge toelichting op het (tot nu toe schriftelijk) verstrekte advies.
3.8.3
Beoordeling en besluiten
Het belangrijkste criterium voor toelating is dat de kandidaat ten minste gelijkwaardig moet zijn aan studenten die via de reguliere weg de opleiding instromen. Er worden erkende tests gebruikt zoals de Differentiële Aanleg Test (DAT) en de Fontys Competentiewijzer. Op deze manier zijn er referentiegegevens. Ook wordt gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens over succeskansen in het eerste studiejaar en ervaringskennis van assessoren (docenten die werkzaam zijn in de propedeuse). Bij de FTT moeten bepaalde onderdelen beslist voldoende zijn. De beoordeling gebeurt door de deelprojectleider FTT en de programmamanager. Na de FTT wordt een advies verstrekt. Dit kan een van de volgende uitspraken zijn: -
De kandidaat wordt toegelaten tot de FTA;
-
De kandidaat moet eerst nog enkele tekorten wegwerken voordat hij wordt toegelaten tot de FTA;
-
De kandidaat wordt afgewezen.
Indien de kandidaat wordt toegelaten tot het FTA dan volgt een gericht advies ter voorbereiding op het FTA.
De assessoren beoordelen ieder afzonderlijk het aanmeldingsformulier, de testresultaten en het portfolio van de kandidaat. Gezamenlijk komen ze daarna tot een oordeel of het portfolio inhoudelijk en formeel voldoet aan de gestelde vereisten. Het gezamenlijke oordeel van de assessoren wordt
37
vastgelegd op het Formulier Beoordeling Portfolio. Aan het einde van het assessment worden de formulieren opgenomen in het portfolio van de kandidaat. Voor kandidaten die zijn geslaagd wordt een advies opgesteld aan de instituutsdirecteur. Dit advies wordt ondertekend door de toelatingscommissie. Deze bestaat uit de deelprojectleiders van de twee testprojecten samen met de programmamanager. Tot nu toe zijn alle adviezen overgenomen door de instituutsdirecteuren. De kandidaat ontvangt van Fontys Hogescholen een bewijs van toelating en kan zich inschrijven bij de gekozen opleiding, mits aan alle (andere) inschrijfvoorwaarden is voldaan, zoals deze gelden voor de reguliere studenten bij Fontys Hogescholen. Als de kandidaat wordt toegelaten tot een opleiding worden een samenvatting van de testresultaten en het ingevulde en ondertekende formulier Eindoordeel Fontys Toelatingsassessment overgedragen aan de studiebegeleider van de opleiding, via de directeur van de opleiding. Verder wordt de studiebegeleider geattendeerd op het portfolio dat door de kandidaat is samengesteld. Het originele portfolio wordt teruggestuurd aan de kandidaat. Alle genoemde onderdelen kunnen dienen als startdossier voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan.
3.8.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
Uit evaluaties blijkt dat de kandidaten tevreden zijn met het experiment, de procedure, de informatievoorziening en de tests. De kandidaten hebben de meeste waardering voor het criteriumgerichte interview. Uit de evaluaties blijkt dat bijna alle kandidaten de feedback die zij ontvingen duidelijk, nuttig of waardevol vinden. Bijna alle kandidaten zijn van plan iets met de feedback te gaan doen. Het aanleveren van bewijzen vergt veel tijd, maar het merendeel van de portfolio’s is wel op tijd ingeleverd. De studiemotivatie van de studenten varieert, ook afhankelijk van de reden waarom ze zich hebben aangemeld. Van de veertien kandidaten met een negatief advies vinden vier dit terecht, acht vinden dit onterecht en van twee kandidaten is niet bekend wat hun mening hierover is. De opleidingen zijn vooral bang voor niveauverlaging. Met name de lerarenopleiding had moeite met het experiment, maar alle opleidingen werken wel constructief mee. Ze vinden het positief dat ze meer studenten krijgen, en dat de kandidaten over het algemeen zeer gemotiveerd zijn. Instellingen voor voortgezet onderwijs zijn niet helemaal gelukkig met het experiment omdat ze bang zijn dat indien scholieren vervroegd van school gaan, dit ook gevolgen heeft voor hun bekostiging. Belangrijk inhoudelijk probleem is de doorvertaling van het advies binnen de opleidingen naar de studieloopbaanbegeleiding en flexibilisering van studieroutes. Een punt van zorg is ook de continuïteit: een goede inbedding van het project binnen Fontys en binnen de regio is van belang voor de continuïteit van activiteiten.
3.8.5
Kwaliteit van EVC
De toelatingsprocedure is opgenomen in het OER en erkend binnen Fontys.
38
De vijf assessoren voor de FTT zijn toetsdeskundigen uit de verschillende Fontys-opleidingen. Ze worden niet apart geschoold. Bij de selectie van de tien assessoren voor de FTA zijn de volgende criteria gehanteerd: -
ervaring als assessor of de basistraining voor assessoren binnen Fontys hebben gevolgd;
-
bekendheid met de doelgroep van instromende studenten;
-
assessoren moeten evenredig verdeeld uit alle opleidingssectoren komen.
Alle assessoren hebben deelgenomen aan de interne assessorentraining FTA. Doel van de assessorentraining was met name om af te stemmen en om de wijze waarop met de instrumenten moest worden omgegaan te stroomlijnen. Zeker de helft van de assessoren moet uit de propedeuse komen. De samenstelling van de assessorenkoppels varieerde, teneinde de oordeelsvorming te bevorderen. Er is een monitorings- en valideringsplan dat doel, werkwijzen en instrumenten bevat om te bevorderen, meten en borgen dat het experiment en het instrumentarium aan kwaliteitseisen voldoet. De monitoring moet antwoord geven op de vraag of uit het experiment blijkt dat de toegelaten kandidaten beschikken over een instroomniveau dat gelijkwaardig is aan dat van de wettelijk toelaatbare kandidaten. De validering moet antwoord geven op de vraag of FTT en FTA aan relevante kwaliteitseisen voldoen: ze moeten een selectieve/voorspellende waarde hebben voor studiesucces in de propedeuse.
In het experiment wordt op verschillende manieren informatie ingewonnen over de tevredenheid, het effect, de resultaten en de kwaliteit van het experiment en instrument. Er zijn de test- en studieresultaten van de kandidaten, de referentiegroep van wettelijk wel toelaatbare studenten en, bij het laatste aspect, ook het jaarcohort studenten. Daarnaast zijn er vragenlijsten afgenomen om meningen en ervaringen te verkrijgen. Tot slot zijn er de reacties van experts die in klankbordgroepen participeren. Uit de evaluatie eind 2005 blijkt dat: -
De kwaliteit van de FTT door kandidaten, referentiegroep en assessoren als ruim voldoende tot goed wordt beoordeeld. De validiteit van de FTT is ruim voldoende tot goed.
-
De kwaliteit van de FTA door kandidaten en assessoren als goed wordt beoordeeld. Daarbij wordt het criteriumgericht interview als meest waardevolle onderdeel gezien. De validiteit van de FTA is als ruim voldoende tot goed beoordeeld.
-
De informatievoorziening op de website over de FTT, het portfolio en de FTA door kandidaten en referentiegroep als goed wordt beoordeeld. De assessoren waarderen de handleidingen, instructies en assessorentraining ook als goed.
Verbeteringen die op korte termijn doorgevoerd gaan worden, hebben betrekking op het door de kandidaten aangeleverde bewijsmateriaal dat vanaf studiejaar 2006-2007 nader onderbouwd moet worden, bijvoorbeeld door handtekeningen van werkgevers en gewaarmerkte diploma’s.
39
Voor het studiejaar 2006-2007 zijn ‘validering en redesign’ van het instrumentarium gepland, op basis van eerste rendementsgegevens die in februari/maart 2006 beschikbaar zullen zijn. Pas dan kan de voorspellende waarde van de FTT beoordeeld worden, op basis waarvan de toelatingstest aangepast kan worden. Het beroepsveld van de lerarenopleidingen is via deelname aan een adviesraad betrokken bij de kwaliteitsbewaking. Voor de andere opleidingen is het beroepsveld niet betrokken.
3.8.6
Ondersteuning van studenten
Er is een website met informatie over de procedure. Hierop staat ook een uitgebreide instructie voor het FTA. Deze heeft vooral betrekking op het portfolio. In de instructie zijn ook de hbo-competenties opgenomen. Kandidaten kunnen bij het secretariaat terecht met vragen. Op afroep zijn er voorlichtingsbijeenkomsten voor het voortgezet onderwijs.
3.8.7
Organisatie EVC
Bij het project zijn veel partijen betrokken. In de stuurgroep zitten de hogeschooldirecteuren onder voorzitterschap van een lid van de Raad van bestuur. Verder is er een Raad van Advies, bestaande uit directieleden van instellingen voor vo, mbo en het CWI. Ook zijn er adviseurs op persoonlijke titel: Kenniscentrum EVC, lectoraten en andere. Er zijn vier deelprojecten: FTT, FTA, Monitoring & Validering en Kennisdiffusie & -ontwikkeling. In deze deelprojecten zitten medewerkers van de hogescholen, de afdeling Onderwijs en het Loopbaancentrum. Drie van de deelprojecten hebben een klankbordgroepje met medewerkers van de hogescholen en externe deskundigen die advies geven als er producten gereed zijn.
3.8.8
Kosten en baten
De kandidaat besteedt ongeveer vierentwintig uur aan het traject: zes uur voor de FTT, tien uur voor het samenstellen van het portfolio en acht uur voor het FTA. De FTT kost twee assessorenuren per kandidaat. Het eerste jaar waren er acht assessorenuren per kandidaat voor het FTA. In het studiejaar 2005-2006 werd dit gereduceerd naar zes uur per kandidaat. Gestreefd wordt naar een verder reductie tot vier uur per kandidaat. Docenten vanuit de opleidingen krijgen hun inzet vergoed volgens het voor de hogescholen geëigende tarief. Knelpunten zijn dat het assessment in de vakantieperiode moet worden uitgevoerd en dat de logistiek, administratie en verantwoording veel tijd kost. Het eerste jaar was er zeshonderd uur voor administratieve ondersteuning. In het studiejaar 2006-2007 verwacht men mede door verdere digitalisering de efficiency te kunnen verbeteren.
40
De baten zijn vooral dat Fontys door het project inhoudelijk voorop loopt op het gebied van assessment, de afstemming met interne innovatieprojecten als ‘Biloba’ en de networking naar het CWI, de scholen en externe kennisbronnen. Dat het meer studenten oplevert is van secundair belang. Fontys wil zich verder ontwikkelen op het gebied van EVC maar stuit op de mogelijkheden van de bestaande organisatie wat betreft flexibilisering. Men wil in de toekomst meer maatwerk bieden. Het driejarige project wordt volledig gesubsidieerd door het ministerie.
3.8.9
Advies aan andere opleidingen
Instellingen moeten ook denken aan de logistieke kosten, die zijn vooralsnog hoger dan vooraf veelal gedacht. Verder moeten ze zorgen voor mogelijkheden voor flexibilisering van het onderwijs.
3.8.10 Nadere informatie Er is een website met informatie over toelatingscriteria, procedures en instructie: http://www.fontys.nl/facilitairbedrijf/onderwijs/default.asp?idsitestructurenode=85492
41
3.9 Deeltijd HEAO Opleidingen Hogeschool van Amsterdam
3.9.1
Achtergronden
De Hogeschool van Amsterdam (HvA) is in 2001 begonnen met EVC bij de opleidingen van de Deeltijd HEAO. Op dit moment is EVC beschikbaar voor alle Deeltijd HEAO opleidingen. Inmiddels heeft de HvA een EVC-Centrum. Het is opgericht om alle opleidingen van de HvA te ondersteunen bij de ontwikkeling van EVC-instrumenten, te adviseren bij de implementatie van EVC en het uitvoeren van de procedure. Ook verzorgt het centrum certificeringstrajecten voor assessoren op maat in samenwerking met een onafhankelijk assessment- en developmentbureau. Aanleiding om te beginnen met EVC was dat bij de deeltijdopleidingen de meeste kandidaten al over relevante werkervaring beschikken. Wanneer studenten nu met behulp van hun werkervaring competenties kunnen aantonen, kan dit leiden tot een verkort opleidingsprogramma op maat. De volgende opleidingen bij de HvA zijn actief met EVC: Commerciële Economie, Bedrijfseconomie, Bedrijfskundige Informatica, Management, Economie en Recht en Communicatie (afdeling Deeltijd HEAO); Engineering, Design & Innovation; Technische Bedrijfskunde; Logistiek (Amsterdamse Hogeschool voor Techniek); Human Resource Management; Informatica (Instituut voor Informatica); Pabo (Educatieve Hogeschool van Amsterdam). In deze rapportage wordt het EVC-model beschreven dat is ontwikkeld voor de opleidingen van de Deeltijd HEAO van de Hogeschool van Amsterdam.
3.9.2
Procedure
De EVC-procedure van de Deeltijd HEAO is erop gericht dat vastgesteld wordt wat een kandidaat al kan en wat hij nog moet leren om het bachelordiploma te behalen. Indien een deelnemer de competenties van een bepaald taakgebied kan aantonen, hoeft hij dat taakgebied niet in de opleiding te doen. Per aangetoond taakgebied betekent dat een half jaar opleidingsverkorting. De maximale verkorting is 3,5 jaar. Het afstuderen is niet in de EVC-procedure opgenomen: hiervoor moet altijd een proeve van bekwaamheid worden afgelegd. Op de cijferlijst van de kandidaat staat ‘EVC’ achter de taakgebieden die een student met EVC heeft aangetoond. In de EVC-procedure wordt ook gekeken naar behaalde diploma’s: het betreft dan EVK (Erkennen van Verworven Kwalificaties) ofwel diplomavergelijking.
Wanneer de kandidaat denkt voor EVC in aanmerking te komen dan doorloopt hij de volgende fasen. 1. Aanmelden en intakegesprek. De kandidaat vult een aanmeldingsformulier in en mailt het naar de EVC-beheerder. Na ontvangst wordt een intakegesprek ingepland. Dit gesprek duurt een half uur tot een uur. In het gesprek wordt de procedure uitgelegd en worden de zelfbeoordelingsmodellen met de kandidaat doorgenomen in relatie tot zijn praktijkervaring.
42
2. Samenstellen portfolio. Aan de hand van richtlijnen uit het intakegesprek en met behulp van de zelfbeoordelingsmodellen stelt de kandidaat een portfolio samen, bestaande uit bewijsstukken waarmee hij zijn competenties op een taakgebied wil aantonen. De kandidaat levert het portfolio in bij de EVC-beheerder van de opleiding. 3. Assessmentgesprek. Op basis van het portfolio voert de kandidaat een gesprek met twee gecertificeerde assessoren. Na afloop van het gesprek krijgt hij de voorlopige uitslag. Deze uitslag wordt voorgelegd aan de examencommissie die controleert of alle protocollen aanwezig zijn en of de procedure zorgvuldig is uitgevoerd. Vervolgens bekrachtigt de commissie het oordeel van de assessoren met een schriftelijke bevestiging aan de kandidaat. Indien de kandidaat het niet eens is met de uitslag, is er een procedure van bezwaar. Hierin kan de examencommissie om een second opinion vragen bij een derde (onafhankelijke) assessor. Kandidaten kunnen deelnemen aan de EVC-procedure als zij voldoen aan de algemene toelatingseisen voor de opleiding en ruime relevante werkervaring hebben in een voor de opleiding relevante functie.
In de EVC-procedure wordt een aantal instrumenten gebruikt die steeds aangescherpt en bijgesteld worden. In een handleiding staan instructies voor de kandidaat, met daarin een procedurebeschrijving, instructies bij de zelfbeoordeling en het samenstellen van het portfolio, een beschrijving van het assessmentgesprek, zelfbeoordelingsmodellen (1 per kerntaak). Een zelfbeoordelingsmodel bestaat uit: a. een algemene beschrijving van het taakgebied waarvoor de kandidaat zijn competenties wil aantonen; b. beroepshandelingen die exemplarisch zijn voor het taakgebied. De kandidaat geeft per handeling zijn niveau aan: kennisniveau (K), bijdrage geleverd aan (B), of zelfstandig uitgevoerd (Z). De kandidaat vergelijkt zijn score met de zogenaamde cesuur van het taakgebied; c. maximumaantal en voorbeelden van bewijsstukken die de kandidaat mag bijvoegen om de competenties op het taakgebied aan te tonen. Deze bewijsstukken mogen niet ouder zijn dan drie jaar en moeten voorzien zijn van een toelichting op de context waarin een bewijsstuk tot stand is gekomen (START-formulier, waarbij START staat voor: Situatie, Taak, Activiteiten, Resultaat, Transfer), en de datum van vervaardiging en referenties; d. de beoordelingscriteria: competentiecriteria waarop het taakgebied wordt beoordeeld in het assessment.
In de EVC procedure van de Deeltijd HEAO spelen de volgende betrokkenen een rol: een beheerder EVC, een inhoudsdeskundige, twee assessoren, een examencommissie. De aanmelding voor EVC gebeurt via de beheerder. Hij zorgt ervoor dat een intakegesprek wordt gepland en dat de kandidaat de zelfbeoordelingsmodellen digitaal ontvangt. Een inhoudsdeskundige voert het intakegesprek. Dit duurt
43
ongeveer 0,5 – 1 uur. In de procedure zijn verder twee assessoren per kandidaat beschikbaar om het portfolio te beoordelen en het assessment te uitvoeren.
3.9.3
Beoordeling en besluiten
Elke fase in de procedure (aanmelding, portfolio en assessmentgesprek) kent een beoordeling. Bij twijfel kan om aanvullende informatie gevraagd worden. De procedure eindigt als een tussentijdse beoordeling onvoldoende is. Elk portfolio wordt beoordeeld door twee assessoren: één uit de opleiding en één uit het werkveld. Beiden zijn deskundig in het domein van de opleiding. Het portfolio bestaat hoofdzakelijk uit beroepsproducten, zoals een begroting (opleiding Bedrijfseconomie), of een marketingplan (opleiding Commerciële Economie). Bij een voldoende voor het portfolio voert de kandidaat een assessmentgesprek met de beide assessoren. Na afloop van dit gesprek vormen zij hun oordeel dat zij mondeling aan de kandidaat meedelen.
3.9.4
Ervaringen van studenten en de opleiding
De kandidaten vinden de EVC-procedure rechtvaardig. Ze vinden tevens dat ze een grote inspanning moeten leveren. Door aanpassingen in het EVC-instrumentarium wordt de procedure steeds klantvriendelijker en efficiënter. De gemiddelde investering per taakgebied is 3 tot 4 uur voor een kandidaat. EVC heeft een positief effect op de studiemotivatie, omdat zichtbaar wordt wat kandidaten al kunnen. EVC is volledig geïmplementeerd in het onderwijsconcept van de deeltijd HEAO. In de aanloop naar de huidige vorm van EVC zijn een aantal aanpassingen gedaan. Er is meer structuur aangebracht in het portfolio om de omvang ervan te beperken. Het intakegesprek is toegevoegd in de aanmeldingsfase om kandidaten beter te informeren over de procedure en de inhoud van het assessment. De Deeltijd HEAO ervaart het als positief dat door EVC een andere kijk op het onderwijs is ontstaan: van buiten (praktijk) naar binnen. De opleidingen zijn flexibeler vormgegeven om maatwerk na EVC mogelijk te maken. Door EVC is meer inzicht verkregen in de vormgeving van assessments in de opleiding. Al met al is EVC een katalysator geweest voor onderwijsvernieuwing. Ook de omgeving (arbeidsmarkt) reageert positief.
3.9.5
Kwaliteit EVC
In april 2004 is de EVC-procedure van HES Hogeschool voor Economische Studies afdeling Deeltijd HEAO van de HvA door een onafhankelijke externe instantie beoordeeld en gecertificeerd. De HvA heeft hiermee een primeur omdat ze de eerste onderwijsinstelling is die een dergelijk certificaat voor de EVC-procedure heeft gekregen. Om de kwaliteit van de assessoren te waarborgen volgen de assessoren een driedaags certificeringstraject. Om de kwaliteit van de procedure te waarborgen wordt ook gewerkt met
44
kwaliteitsreviews. Er is een versie voor de kandidaat en een versie voor de assessor. Elke kandidaat wordt gevraagd een review in te vullen na afloop van de EVC-procedure. Assessoren evalueren de EVC-procedure na afloop van het certificeringstraject en daarna steekproefsgewijs als ze assessments hebben uitgevoerd. Op dit moment wordt een richtlijn ontwikkeld voor assessoren ten behoeve van het onderhoud van hun certificering.
3.9.6
Ondersteuning van studenten
De kandidaten hebben toegang tot EVC-informatie via een speciale website, de reguliere website van de Deeltijd HEAO, een brochure en open dagen. Er zijn geen voorlichtingsdagen over EVC. Deze worden alleen georganiseerd als bedrijven daar specifiek om vragen. Een kandidaat hoeft niet bij de instelling ingeschreven te zijn voordat hij kan deelnemen aan de EVCprocedure. De kandidaten die voldoen aan de deelnamecriteria voor de procedure krijgen een intakegesprek, een beschrijving van de procedure en instructies voor het samenstellen van hun portfolio. Het portfolio dat de kandidaten moeten samenstellen is voorgestructureerd.
3.9.7
Organisatie EVC
Het EVC-Centrum van de HvA is beschikbaar voor de gehele hogeschool. Bij de ene opleiding is EVC verder ontwikkeld dan bij de andere. De rol van het centrum is onder andere de kwaliteit bewaken van individuele trajecten en regie voeren met betrekking tot vragen van bedrijven die opleidings- en instituutsoverstijgend zijn. Het beleid van de HvA is dat alle opleidingen EVC gaan aanbieden. Het EVC Centrum bewaakt de kwaliteit van het EVC instrumentarium en de uitvoering van EVC-procedures.
3.9.8
Kosten en baten
Het aantal deelnemers voor de Deeltijd HEAO-opleidingen bedraagt tot nu toe ongeveer 50. De aantallen nemen toe, omdat er steeds meer belangstelling is van bedrijven en omdat de opleidingen nu gericht gaan werven met EVC. Ook zijn er initiatieven die branchegericht worden ondernomen, zoals CAO-afspraken waarbij werknemers recht hebben op EVC. Voor de kandidaten is het rendement positief. Het aantal uren dat een kandidaat nodig heeft voor de EVC-procedure is niet gespecificeerd per fase. De doorlooptijd voor de kandidaat is ongeveer een maand. Door het intakegesprek vooraf kan de kandidaat wel gerichter te werk gaan en dat kost minder tijd. De tijdsinvestering vanuit de opleiding varieert. Per assessor is het ongeveer vier uur. De beheerder heeft ongeveer een half uur per kandidaat De examencommissie heeft een kwartier tijd per kandidaat nodig.
45
De procedure kost € 750. Deze kosten worden in rekening gebracht wanneer de kandidaat zijn portfolio inlevert. De assessoren van buiten krijgen € 300,- per EVC-traject. Voor de interne assessoren maakt EVC deel uit van het takenpakket.
3.9.9
Advies aan andere opleidingen
Het belangrijkste advies aan anderen is: vooral om het te doen! Zie het niet als een los project. Begin klein. Zorg ervoor dat EVC wordt geïmplementeerd in het onderwijsconcept. Vooraf goed nadenken over het waarom en over de doelen waarvoor EVC wordt ingezet. Verder is van belang goed na te denken over het traject dat volgt op de EVC-procedure. De uitslag van EVC bepaalt namelijk. hoe het vervolgtraject voor een kandidaat eruit moet zien.
3.9.10 Nadere informatie Meer informatie over deze EVC-praktijk is te vinden op www.dtheao.hva.nl (verkorte route) en www.werkervaringtelt.nl Verder is er de publicatie van L. te Lintelo, A. van Berkel, en M. Castelijns uit 2002 (titel: Het Erkennen van Verworven Competenties. De ontwikkeling en implementatie van EVC in het hoger beroepsonderwijs: een praktijkvoorbeeld, uitgegeven bij Lemma, Utrecht). Deze publicatie beschrijft de pilot met EVC bij de Deeltijd HEAO van de HvA. De beschrijving klopt niet helemaal meer met de huidige situatie bij deze opleidingen. De huidige procedure is eenvoudiger en klantvriendelijker geworden.
46