Hoogbegaafdheid: Een uitdaging! Clarinda de Jonge en Marjo Oosterbaan
‘Hoogbegaafdheid, pff, dat bestaat niet.’ ‘Hoezo hoogbegaafd, hij moet eerst maar eens een voldoende halen voor de wiskunde repetitie.’ ‘Hoezo hoogbegaafd, hij is gewoon lui.’ ‘Als hij dan zo slim is, waarom zorgt hij er dan niet voor dat hij over gaat?’ ‘Moet ik slimme leerlingen nu ook nog extra aandacht geven?’ Deze workshop gaat over hoogbegaafdheid en uitdagingen. Voor mij is het een uitdaging om de vooroordelen die in bovenstaande uitspraken schuilen bij jullie weg te nemen. Voor jullie is er de uitdaging om hoogbegaafden te gaan herkennen en te erkennen. Ouders en leerkrachten worden uitgedaagd na te denken hoe hoogbegaafden uitgedaagd kunnen worden. En dan is het natuurlijk ook nog voor de hoogbegaafde leerling een hele uitdaging om de school zo goed mogelijk te doorlopen. Ik ga jullie in deze workshop iets vertellen over de definitie , kenmerken en verschillende uitingsvormen van hoogbegaafdheid. Hoe komt het dat sommige hoogbegaafden niet succesvol zijn? Daarna gaan we in groepen aan de slag met het uitdenken van actieplannen rondom hoogbegaafdheid. Hoe zorgen we er voor dat een hoogbegaafde leerling goed in zijn vel komt te zitten? En hoe kunnen we zijn talent het beste tot zijn recht laten komen?
2
Uit ‘Nederlands verrijkt’. SLO en Perdix 2003 3
‘Nederlands verrijkt’. SLO en Perdix 2003
4
5
6
7
Criteria voor opdrachten voor hoogbegaafden volgens de SLO
8
9
Casus 1 Bart zit in een vwo-plus brugklas. In deze brugklas krijgen de kinderen al Latijn. Wanneer de docent het lesmateriaal uitdeelt met hierbij een uitgebreide woordenlijst, steekt Bart zijn vinger op. ‘Latijn?’ vraagt hij. ‘Dat spreekt toch niemand meer? Hoe leer ik dat dan?’ ‘Nou, zoals je ook Engels leert’, lacht de docent. ‘Engels leer ik helemaal niet’, zegt Bart. ‘Kom nou, je haalt daar toch goede cijfers voor?’ ‘Ja, maar dat kan ik gewoon. Dat snap ik omdat ik allerlei Engelse games speel en naar Amerikaanse series kijk.’ ‘Nou ja, dan zoals je aardrijkskunde of geschiedenis leert. ‘Dat leer ik ook niet. Bij geschiedenis onthoud ik wat in de les is verteld. En aardrijkskunde kijk ik een keer over.’ ‘Jij bent zo slim, jij leert het heus wel, ‘zegt de docent en start de les. Als hij de eerste overhoring nakijkt, schrikt hij van het aantal fouten dat Bart gemaakt heeft. Hij heeft bijna niets goed! Zou hij het wel geleerd hebben, vraagt hij zich af? Bart heeft wel even gekeken naar de woorden, maar hij kon daar niks mee. Er viel werkelijk niets aan te begrijpen. Hij had geen flauw idee wat hij ermee moest doen. Toen hij zijn blaadje terug kreeg met een dikke onvoldoende erboven, zag hij dat de docent erbij had geschreven: ‘Beter leren, Bart!’ Geërgerd frommelde hij het blaadje tot een prop en smeet het door de klas. Latijn was een stom vak en zijn docent was ook stom. Thuis zou hij vragen of hij naar de andere brugklas kon gaan, waar ze geen Latijn hadden. Hij kon geen Latijn. Toen de docent de overhoring in de klas ging nabespreken, lag Bart met zijn hoofd op zijn armen languit over de tafel heen. Wat had nabespreken voor zin, als je toch geen idee had wat die Latijnse woorden betekenden? Casus 2 Mark hangt verveeld boven zijn wiskundesommen. Wanneer de docente hem aanspreekt op zijn houding, hijst hij zich een beetje overeind. ‘Mevrouw, hoeveel van die sommen moet ik nog maken?’ De docente komt naar zijn tafel en inspecteert Marks schrift. ‘Nou, ik zie nog een heleboel open plekken en weinig goede antwoorden. Ga dus nog maar even door.’ Mark zakt weer weg onder de tafel. De docente zegt: ‘Vorige keer mocht je aan het volgende hoofdstuk beginnen omdat je dacht dat je het al kon. Bij de toets had je toen een zware onvoldoende. Blijkbaar overschat je jezelf, Mark!’ De klas begint te gniffelen. ‘Bij aardrijkskunde zit hij ook te zeuren, mevrouw,’ zegt Martijn. ‘Eigenlijk zeurt hij bij elk vak’, voegt Marjolein toe. Mark zucht nog maar eens en gaat poppetjes in de kantlijn tekenen.
10