Whitepaper
De kantoorstoel: een uitdaging voor ontwerpers en inkopers Inleiding Zitten veroorzaakt geen rugklachten. Maar om het comfort te vergroten en de kans op nek- en schouderklachten te beperken zouden stoelen het volgende mogelijk moeten maken: achterover zittend lezen met de rug gesteund, variëren in houding, voldoen aan de NPR 1813, meerdere taken comfortabel uitvoeren, zonder afschuifkrachten op de benen zitten, eenvoudig variëren in stand (eventueel met behulp van elektronica) en een ‘wow’-ervaring krijgen. Rugklachten en zitten Het inkopen en ontwerpen van de juiste kantoorstoel is niet eenvoudig. Enkele jaren geleden werd gesteld dat met een kantoorstoel rugklachten kunnen worden voorkomen. Inmiddels tonen diverse epidemiologische studies aan dat zitten alleen geen risicofactor is voor de rug (bijvoorbeeld Nordin 2004). Zelfs ‘het zitten met de rug rechtop als ideale zithouding’ staat ter discussie. Zenk (2008) heeft recent aangetoond dat de houding met de minste discomfort een houding is waarbij men met de rug achterover zit. Onvoldoende steun onder de dijen met name aan de voorzijde van de zitting gaf in dit experiment ook een toename van discomfort te zien (Zenk 2008). En Hamberg (2008) heeft aangetoond dat minder discomfort de kans op klachten aan rug en nek/schouder vermindert.
Figuur 1 De druk op de tussenwervelschijf tussen L4 en L5 in MPa volgens Wilke e.a. (1999). Een hogere druk zou meer belasting betekenen en een grotere kans op klachten geven
www.FACTO.nl
Whitepaper Het is dus van belang discomfort te beperken, niet alleen vanuit het oogpunt van luxe. De vondst van de achterover zittende houding is niet geheel nieuw, want Wilke heeft in 1999 al aangetoond dat de belasting op de tussenwervelschijven zeer laag is tijdens zitten in een houding waarbij de rug op een achterover gekantelde rugleuning steunt (zie zitten 2 in figuur 1). Daarnaast wint de opvatting terrein dat een stoel niet de ideale houding moet ondersteunen, maar eerder afwisseling moet stimuleren. Deze stelling wordt ondersteund door een wetenschappelijk experiment (Dieën e.a. 2001) en door epidemiologische studies, waarin zitten in een ‘restricted posture’ wel de kans op rugklachten vergroot (Nordin 2004). In het wetenschappelijke experiment van Dieën e.a. (2001) neemt de ruglengte meer toe na het zitten op dynamische stoelen dan op statische stoelen. In 2007 is ook aangetoond dat meer dan de helft van de kantoorstoelgebruikers hun stoel niet instelt (Vink e.a. 2007), enerzijds omdat de instelmechanismen complex zijn en anderzijds omdat gebruikers de noodzaak er niet van inzien. Deze nieuwe inzichten maken het voor de ontwerper moeilijker om een goede kantoorstoel te ontwerpen en voor de inkoper om een goede stoel te kiezen. Zonder voorkennis over zitten, gezondheid en gebruik van de kantoorstoel is eigenlijk niet meer te ontwerpen of in te kopen.
Normen en zitten Naast het feit van rugklachten en comfort is het ook van belang dat een stoel moet passen. Gelukkig zijn daar normen voor. Die normen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op antropometrie (afmetingen van de mens). In juni 2004 is de richtlijn NPR 1813 gepresenteerd, waardoor veel fabrikanten hun assortiment hebben aangepast. De NPR 1813 (2004) is een richtlijn voor de Nederlandse werkstoel die maten bevat waaraan de stoel moet voldoen wil 95% van de Nederlanders er goed op kunnen zitten. Ten opzichte van voorgaande richtlijnen blijkt, dat de spreiding in lengte van Nederlanders groter is geworden. Wanneer een organisatie een stoel voor alle lengtes wil aanschaffen, worden behoorlijke eisen aan het verstelbereik gesteld. Overigens is de moeilijkheid hierbij ook dat het voor fabrikanten onduidelijk is of nu de NPR 1813 of de Europese norm (NEN-EN 1335) gevolgd moet worden. Kantoorstoelen moeten qua afmetingen en uitvoering voldoen aan de Europese norm NEN-EN 1335. Dat is een duidelijke eis, maar je kunt je afvragen wat de NPR 1813 dan nog te betekenen heeft. Volgens artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet dient een werkgever ervoor te zorgen dat de inrichting van de arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemers zijn aangepast. De NEN-EN 1335 is geldig voor heel Europa. Maar omdat Nederlanders langer zijn, zou slechts 50% van de Nederlanders goed zitten op een stoel die aan de NEN-EN 1335 voldoet. Wanneer een stoel voor groepen wordt aangeschaft, waarvan de lengte niet bekend is, is het beter om aan de ‘strengere’ NPR 1813 te voldoen. Daarmee kunnen medewerkers, die tussen het 5e percentiel voor vrouwen en het 95e percentiel voor mannen zitten, hun stoel optimaal instellen.
www.FACTO.nl
Whitepaper De arbeidsinspectie toetst hierop. Daarbij wordt primair gekeken of er doelmatig wordt gezeten. Daarbij mag er afgeweken worden van de NPR 1813, wanneer aangetoond kan worden, dat op andere wijze doelmatig wordt gezeten. Wanneer er afgeweken wordt van de norm is het handig te weten dat er een overzicht van maten van de mens is te vinden op www.dined.nl.
Zitten en afschuifkrachten Een aspect waar sommige stoelen niet aan voldoen is het voorkomen van de afschuifkracht. Door een leuning naar achteren te kantelen en de stoelzitting horizontaal te houden, kun je als het ware uit je stoel glijden. De dijbenen willen naar voren schuiven. Dat kan discomfort opleveren en er zijn indicaties dat dit zelfs tot ribbeldijen kan leiden (Goossens 2001). Maar daar is veel discussie over. Deze afschuifkrachten zijn te voorkomen door de rugleuning niet te ver naar achteren te kantelen of door de zitting te laten kantelen met de voorzijde omhoog. In figuur 2 staat op basis van een berekening en een meting hoe de zittinghoek moet worden aangepast om de afschuifkrachten te voorkomen.
Figuur 2 Zitting (seat) en rugleuningshoek (backrest) die geen afschuifkrachten veroorzaken. De lijn is voorspeld met behulp van een biomechanisch model. De cirkels zijn de gemeten waarden bij gezonde proefpersonen (Goossens e.a. 1995)
Taken en zitten Een afwisseling in zithouding kan door de kantoorstoel worden bewerkstelligd, maar uit een onderzoek dat door BGIA uit Duitsland en TNO is uitgevoerd (Ellegast e a. 2008, zie ook hoofdstuk 8) blijkt dat de effecten van de taak groter zijn op de afwisseling in de houding dan het effect van een stoel. Bij kantoormedewerkers zijn
www.FACTO.nl
Whitepaper spierspanning met Electromyografie (EMG), lichaamshouding, lichaamsbeweging, stoelbeweging, comfort, emotionele beleving, persoonlijke voorkeur, beoordeling stoelonderdelen en subjectief eindoordeel van vijf kantoorstoelen gemeten. Tien proefpersonen zaten ieder twee uur op iedere stoel en voerden voorgeschreven activiteiten uit als tekst corrigeren, archiveren, telefoneren en computerwerk met voornamelijk muisgebruik. Daarnaast hebben veertig medewerkers tijdens werk vijf weken de vijf stoelen in hun gewone taken getest. Zowel in het lab als in de veldmetingen waren de effecten van wisselende taken groter op de houdingsafwisseling en EMG dan de effecten van de verschillende stoelen. De beoogde meerwaarde van gezondheidsstoelen was in veel metingen niet waar te nemen. Dus een standaardstoel voldoet dan. Veruit het grootste effect op beweging en afwisseling van houding is waargenomen bij de afwisseling in taken. Het is daarom van belang om de ondersteuning van de stoel bij diverse taken verder te onderzoeken en te testen bij aanschaf.
Comfort en zitten Naast preventie van rug- en nekklachten, passend bij de antropometrie, en het stimuleren van variatie in houding, speelt nog de comfortbeleving van de eindgebruiker. In de wetenschappelijke literatuur wordt comfort soms gezien als een gevoel van ontspannenheid, stimulering of plezier. Ook wordt comfort beschouwd als een gevoel van welzijn als reactie op de omgeving. Er zijn veel zienswijzen in de literatuur, maar op één punt is er overeenstemming. Comfort wordt door de meeste wetenschappers beschouwd als een subjectief fenomeen. Een product kan op zichzelf dus nooit comfortabel zijn. Dat wordt het pas in zijn gebruik. De gebruiker bepaalt of hij zich comfortabel voelt. Dat maakt het begrip comfort moeilijk, want het is onbekend hoe elk individu een product ervaart. Anderzijds is het erg belangrijk rekening te houden met de individuele beleving (zie figuur 3). Dat betekent dat er naast een aantal basisregels – zoals dat de stoel een goede drukverdeling moet hebben, fysiek passend en eenvoudig instelbaar moet zijn en een goede eerste indruk moet maken – experimenten met proefmodellen en eindgebruikers nodig zijn. Hierdoor kan de ontwerper zijn ideeën toetsen. Overigens is een dergelijk experiment ook niet eenvoudig, omdat het gewoon vragen ‘is het comfortabel?’ geen informatie oplevert over verbetermogelijkheden, en ook geen vergelijk met andere stoelen geeft. Bovendien is het van belang na te gaan of de stoel ook past bij de taakuitvoering. In een experiment bij de taak ‘lezen’ is gevonden dat een rugleuning voldoende naar achteren moet kunnen bewegen, omdat een behoorlijke groep medewerkers in die stand leest (Groenesteijn e.a. 2009). Idealiter worden de stoelen getest in de situatie waar zij ook worden gebruikt tijdens het werk. Dan wordt echt duidelijk of de stoel voldoet. Comfort en ‘wow’ Bij comfort speelt verwachting ook een rol. Veel werknemers zijn gewend aan een bepaald type comfort en verwachten zoiets weer van een nieuwe stoel. Ook hierbij kan een testfase gunstig zijn, omdat werknemers hun voorkeur kunnen uitspreken. In
www.FACTO.nl
Whitepaper feite moet een nieuwe stoel een beleving geven die mensen nog niet gewend zijn, wil het als meer comfortabel worden ervaren. Dat betekent dat ook kennis nodig is van datgene waaraan gebruikers nu gewend zijn, zodat een stap voorwaarts gezet kan worden ten opzichte van deze producten.
Figuur 3 Een concept kantoorstoel die aangepast kan worden aan de individuele behoefte (ontwerp Cheung)
Zitten en elektronica Zoals hiervoor reeds is beschreven worden kantoorstoelen vaak niet goed ingesteld. Bij autostoelen speelt hetzelfde. Daarom is bij de autofabrikant BMW een project gestart waarbij eerst bij veertig mensen de ideale drukverdeling is vastgesteld tijdens tweeënhalf uur lang autorijden (Zenk 2008). Op basis daarvan is het ideale drukprofiel vastgesteld. Per regio in de stoel is er een bepaalde druk die niet overschreden mag worden. Door nu sensoren in de stoel te plaatsen wordt de druk geregistreerd en stelt de stoel zichzelf zo in dat de drukverdeling ideaal is. Met deze ideaal ingestelde stoel zijn weer veertig proefpersonen lang (tweeënhalf uur) gaan rijden en het bleek dat er op lange termijn significant minder discomfort was dan in de stoel die men zelf in mocht stellen. Ook bij TNO zijn inmiddels experimenten uitgevoerd met kantoorstoelen met elektronica (Kuijt-Evers e.a. 2007). Er zijn speciale kantoorstoelen gemaakt met druksensoren en een vergelijkbaar principe kan ook op kantoor worden toegepast. Er is wel een belangrijk verschil. Op kantoor kan de houding meer afgewisseld worden en de stoel kan dus ook gebruikt worden om te waarschuwen tegen te lang in één houding zitten.
De toekomst voor ontwerpen en inkopen In feite zijn er nu geen kantoorstoelen die volledig aan deze nieuwe eisen voldoen. Er is geen stoel die met sensoren is uitgerust, comfortabel is, bewegen stimuleert, achterover zitten mogelijk maakt, een ‘wow’-beleving geeft, voldoet aan de normen en eenvoudig instelbaar is. Dat is eigenlijk vreemd, want er zijn ongelooflijk veel
www.FACTO.nl
Whitepaper kantoorstoelen ontworpen de laatste jaren. Blijkbaar wordt daarbij geen of beperkt aandacht besteed aan wat er in wetenschappelijk onderzoek gevonden is. Er ligt dus een geweldige uitdaging voor ontwerpers en fabrikanten van kantoorstoelen om die stap wel te gaan maken. Voor inkopers is het van belang een eerste selectie te maken op basis van de hiervoor genoemde criteria en de stoelen uit te proberen tijdens echte werkzaamheden. Bij het uitproberen moet de volgorde van stoelen variëren en de vragen zo gesteld worden, dat de stoelen onderling vergeleken kunnen worden. Volgens de nieuwe eisen moet het met de kantoorstoel mogelijk zijn om: achterover zittend lezen te lezen met de rug gesteund; te variëren in houding; te voldoen aan de NPR 1813; meerdere taken comfortabel uit te kunnen voeren (testen!!); zonder afschuifkrachten op de benen te zitten; deze eenvoudig in te stellen (eventueel met behulp van elektronica); een ‘wow’ ervaring te hebben. Referenties Dieën, J.H. van, M.P. de Looze en V. Hermans, ‘Effects of Dynamic Office Chairs on the Low Back’, Ergonomics, vol. 44 (2001), p. 739-750. Ellegast, R., K. Keller, R. Hamburger, H. Berger, F. Krause, L. Groenesteijn, M. Blok en P. Vink, Ergonomische Untersuchung besonderer Büroarbeitsstühle, Sankt Augustin: BGIA 2008. Goossens, R.H.M. en C.J. Snijders, ‘Design Criteria for the Reduction of Shear Forces in Beds and Seats’, Journal of Biomechanics, vol. 28 (1995), p. 225-230. Goossens, R.H.M., ‘Lipoatrophia Semicircularis, een hypothese’, in: Lipoatrophia Semicircularis, Informatiebrochure samengesteld naar aanleiding van het wetenschappelijk symposium ‘Ribbeldijen en de relatie tot beeldschermwerk’, Brussel: 2001, p. 14-15. Groenesteijn, L., P. Vink, M.P. de Looze en F. Krause, ‘Effects of Differences in Office Chair Controls, Seat and Backrest Angle Design in Relation to Tasks’, Applied Ergonomics, vol. 40 (2009), p. 362–370. Hamberg-van Reenen, H.H., A.J. van der Beek, B.M. Blatter, M.P van der Grinten, W. van Mechelen en P.M. Bongers, ‘Does Musculoskeletal Discomfort at Work Predict Future Musculoskeletal Pain?’, Ergonomics, vol. 51, nr. 5 (2008), p. 637648. Kuijt-Evers, L.F.M., D.A.C.M. Commissaris, A.M. de Jong en M.P. de Looze, ‘Workshop: Smart Design for Human Performance’, in: Proceedings of the 39 th Nordic Ergonomics Society Conference, Oct 1-3 2007, Lysekil, Sweden (cdrom). Nordin, M., ‘Zusammenhang zwischen Sitzen und arbeitsbedingten Rückenschmerzen’, in: H.J. Wilke (red.), Ergomechanics, Aachen: Shaker Verlag 2004, p. 10-35.
www.FACTO.nl
Whitepaper
NPR 1813. Nederlandse praktijkrichtlijn, Ergonomie – Ergonomische uitgangspunten voor meubelen voor administratieve werkzaamheden en aanwijzingen voor het gebruik – Toelichting bij NEN-EN 335, NEN-EN 527, NEN 2441 en NEN 2449. Delft: NNI 2004. Reijneveld, K. en P. Vink, ‘Worstelen met de kantoorstoel’, Facility Management, vol. 17, nr. 126 (2004), p. 87-91. Vink, P., R. Porcar-Seder, A. Page de Poso en F. Krause, ‘Office Chairs are Often Not Adjusted by End-Users’, in: Proceedings of the Human Factors and Ergonomics Society (HFES) 51st Annual Meeting, Baltimore, October 1-5, 2007 (cd-rom). Vink, P. (red.), Comfort and Design, Boca Raton: CRC Press 2005. Wilke, H.J., P. Neef, M. Caimi, T. Hoogland en L.E. Claes L.E, ‘New In Vivo Measurements of Pressures in the Intervertrebal Disc in Daily Life’, Spine, vol. 24,nr. 8 (1999), p. 755-762. Zenk, R., Objektivierung des Sitzkomforts und seine automatische Anpassung(diss. München TU), 2008.
Auteurs P. Vink en L. Groenesteijn, TNO/TU Delft Meer informatie over dit onderwerp is te vinden in ‘Aangetoonde effecten van het kantoorinterieur’. ISBN: 9789013068405
www.FACTO.nl