Policy Research Corporation
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
29 april 2011
In opdracht van Provincie Limburg Afdeling Mobiliteit
Policy Research Corporation Copyright 2011 Kantoor België: Jan Moorkensstraat 68 2600 Antwerpen tel : +32 3 286 94 94 fax : +32 3 286 94 96 e-mail :
[email protected] website : www.policyresearch.be
Kantoor Nederland: Parklaan 40 3016 BC Rotterdam tel: +31 10 436 03 64 fax: +31 10 436 14 16 e-mail :
[email protected] website : www.policyresearch.nl
Dit rapport waarop het auteursrecht van toepassing is, is bestemd voor intern gebruik door de geadresseerde. Elke vorm van gebruik door derden van dit rapport, volledig of gedeeltelijk, vergt een voorafgaande schriftelijke toestemming van Provincie Limburg – Afdeling Mobiliteit.
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
I.
INLEIDING .................................................................................................................................... 1 I.1. ACHTERGROND ....................................................................................................................................... 1 I.2. DOEL VAN DE OPDRACHT ........................................................................................................................ 1 I.3. LEESWIJZER ............................................................................................................................................. 2
II. LOGISTIEK IN LIMBURG ......................................................................................................... 3 II.1. SITUATIE ANNO 2011............................................................................................................................... 3 II.1.1. Logistiek ...................................................................................................................................... 3 II.1.2. Logistieke knooppunten en sectoren............................................................................................ 4 II.1.3. Infrastructuur .............................................................................................................................. 5 II.1.4. Goederenvervoer ......................................................................................................................... 6 II.2. BELEIDSINZET TOT 2011.......................................................................................................................... 6 II.2.1. Inhoud ....................................................................................................................................... 6 II.2.2. Evaluatie...................................................................................................................................... 7
III. TOEKOMSTBEELD ..................................................................................................................... 9 III.1. ONTWIKKELINGEN................................................................................................................................... 9 III.1.1. Marktpositie................................................................................................................................. 9 III.1.2. Productieprofiel......................................................................................................................... 11 III.1.3. Internationalisering................................................................................................................... 12 III.1.4. Clusterwerking .......................................................................................................................... 12 III.2. KANSEN EN BEDREIGINGEN ................................................................................................................... 13 III.2.1. Marktpositie............................................................................................................................... 13 III.2.2. Productieprofiel......................................................................................................................... 15 III.2.3. Internationalisering................................................................................................................... 15 III.2.4. Clusterwerking .......................................................................................................................... 17
IV. KRACHTLIJNEN VOOR DE TOEKOMST............................................................................ 19 IV.1. OPTIMAAL ONDERSTEUNEN VAN DE LOGISTIEKE BEHOEFTEN VAN DE BEDRIJVEN IN DE REGIO ............. 20 IV.2. FACILITEREN VAN HET ONTWIKKELINGSPOTENTIEEL VAN LIMBURG OP HET VLAK VAN LOGISTIEK ............................................................................................................................................. 21 IV.2.1. Marktpositie: keuze voor toegevoegde waarde ......................................................................... 21 IV.2.2. Productieprofiel: duurzaam gebruik van infrastructuur, beslag op arbeid en beslag op ruimte ..................................................................................................................................... 22
© Policy Research Corporation
-i-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
IV.2.3. Internationalisering: internationale afstemming....................................................................... 25 IV.2.4. Clusterwerking: benutten van synergie ..................................................................................... 26
V. BLAUWDRUK ............................................................................................................................. 29 V.1. INNOVATIEF GOEDERENVERVOER.......................................................................................................... 30 V.2. INNOVATIEF ORGANISEREND VERMOGEN .............................................................................................. 31 V.3. STRATEGISCHE FOCUS: CLUSTER VAN KRACHT ..................................................................................... 32 V.4. OPERATIONELE FOCUS: ‘LOGISTICS VALLEY’........................................................................................ 37
VI. CONCLUSIES.............................................................................................................................. 41 REFERENTIES ................................................................................................................................... 43 GECONTACTEERDE PERSONEN ................................................................................................. 45
- ii -
© Policy Research Corporation
Lijst van figuren en tabellen
LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN
Figuur V.1 : Blauwdruk ........................................................................................................................ 29 Figuur V.2 : Het logistieke huis met vliegwiel voor waardecreatie...................................................... 31
© Policy Research Corporation
- iii -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
- iv -
© Policy Research Corporation
Samenvatting
SAMENVATTING
Dit rapport geeft een blauwdruk voor de logistieke ontwikkeling in de provincie Limburg. Daarbij worden een aantal hoofdlijnen geschetst waarlangs de logistieke sector in Limburg zich in de toekomst zou moeten zien te ontwikkelen. De inzet daarbij is vooral het vertalen van de weerslag van nieuwe ontwikkelingen zoals de krimp van de (beroeps)bevolking in Limburg alsook het inbrengen van een grensoverschrijdend perspectief en de integratie met andere beleidsvelden. De blauwdruk zet twee sporen centraal De blauwdruk vertrekt vanuit de verwachte ontwikkelingen op logistiek vlak en de kansen en bedreigingen die hieruit voortvloeien. Om die evoluties vanuit beleidsoogpunt af te stemmen op de toekomstige behoeften van industriële en handelsbedrijven is een verscherpte focus nodig op kwaliteit en selectiviteit. Die focus leidt tot doorgedreven innovatie, waarvoor in Limburg talrijke kansen zijn. Het streven naar innovatie uit zich met name in de volgende twee krachtlijnen voor de toekomst: − Optimaal ondersteunen van de logistieke behoeften van de bedrijven in de regio: borgen dat logistiek een motor van kracht is voor de ontwikkeling van de aanwezige industrie in de regio; − Faciliteren van het ontwikkelingspotentieel van Limburg op het vlak van logistiek: borgen dat logistiek niet alleen voorwaardenscheppend is voor de ontwikkeling van de industrie, maar ook resulteert in nieuwe bedrijvigheid en toegevoegde waarde op het vlak van logistiek. Innovatief goederenvervoer als middel Limburg kan zich onderscheiden door versterkt in te zetten op innovatie in hoogwaardige logistieke activiteiten zoals Value Added Logistics (VAL), Fourth Party Logistics (4PL), Cross Chain Control Centers (4C) en regie van knooppunten. Deze activiteiten ondersteunen de zakelijke dienstverlenende sectoren die op hun beurt de logistiek versterken. Provincie Limburg kan die voortrekkersrol om dit logistieke ‘vliegwieleffect’ op gang te brengen op zich nemen. Daartoe dient het nieuwe Goederenvervoerplan gekaderd te worden in een breder perspectief. Gegeven de verwachte stijging in het goederenvervoer is het leggen van de focus op het bouwen van (nieuwe) infrastructuur en het efficiënt(er) benutten ervan via multimodaal transport gerechtvaardigd. Infrastructuur dient ook in de toekomst continue beleidsaandacht te krijgen en wat betreft de
© Policy Research Corporation
-v-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
verknoping van transportmodi is het vooral zaak om ook de stap naar synchromodaal transport voldoende te faciliteren. Daarnaast dient in het nieuwe Goederenvervoerplan veel sterker dan in het verleden ingezet te worden op logistieke organisatie via samenwerking en innovatie. Het beleidsintegrerend karakter van het huidige Goederenvervoerplan ondersteunt dit en dient daartoe te worden bestendigd. Beleidsinzet en vertaling naar de praktijk Het beeld naar de toekomst is er een waarin Limburg als centrale spil tussen de mainports en het achterland de kansen voor innovatief goederenvervoer verzilvert door beleidsmatig in te zetten op logistiek als volwaardige zelfstandige vierde cluster van kracht en dit naar de praktijk toe vertaalt in de vestiging van een ‘logistics valley’ met plaats voor het Dinalog ‘kennisdistributiecentrum’. Ten behoeve van een effectieve krachtenbundeling zullen inhoudelijke en procesmatige keuzes moeten worden gemaakt. De inhoudelijke keuzes betreffen breed gedragen conceptuele keuzes en strategische richtingvorming. De procesmatige keuzes betreffen vergaande samenwerking tussen publieke en private actoren, waarbij bedrijven (alsook kennisinstellingen) optreden als initiator en de overheid optreedt als kaderscheppende facilitator (en mogelijk cofinancier). De belangrijkste inhoudelijke keuzes zijn: − Bedrijven: het ontwikkelen van VAL-activiteiten, ketenregie (4PL- en 4C-activiteiten) en regie van knooppunten; − Kenniscentra: het opzetten van een ‘satellietcampus’ van Dinalog te Breda met focus op operationele excellentie; − Overheid: het creëren van eigen meerwaarde (en zo aantrekkelijk worden voor buurregio’s) en het valoriseren van grensoverschrijdende win-wins (cf. infrastructuur, bedrijventerreinen en arbeid). De belangrijkste procesmatige keuzes zijn: − Bedrijven: het vestigen van innovatieve logistieke dienstverleners en verladers in een ‘logistics valley’; − Kenniscentra: het afstemmen van onderwijs op de logistieke behoeften van bedrijven en het structureel aansluiten op Dinalog voor de vertaling van theoretische logistieke innovaties naar de praktijk; − Overheid: het uitbouwen van een uniform provinciaal beleid op het vlak van infrastructuur, ruimtelijke ordening en arbeid en scholing met een gedifferentieerd bestuur per regio. Door het op deze wijze mee uitzetten van de bakens voor de toekomst en het slagkrachtig bundelen van strategiebepaling en operationele implementatie zal Limburg met logistiek een vierde cluster van kracht kunnen uitbouwen, een cluster met economische meerwaarde en met een vernieuwend imago.
- vi -
© Policy Research Corporation
Inleiding
I. INLEIDING
I.1. ACHTERGROND De provincie Limburg heeft de laatste decennia haar positie als draaischijf voor logistieke activiteiten verder weten uit te bouwen door het valoriseren van de geografische ligging, aanwezige infrastructuur en positieve vestigingsfactoren. De logistieke sector vormt daarmee een wezenlijk onderdeel van de Limburgse economie. Het belang van transport en logistiek zal in de toekomst verder vergroten in lijn met de verwachte stijging in de vervoersvraag. De uitdaging die zich daarbij stelt is het bestendigen van de internationale concurrentiepositie ondanks de minder positieve vooruitzichten voor de Limburgse arbeidsmarkt omwille van een krimpende – eigen – (beroeps)bevolking.
I.2. DOEL VAN DE OPDRACHT Het doel van de opdracht is om een basis te leggen voor een blauwdruk voor de logistieke ontwikkeling in Limburg. Impliciet wordt zo een herijking beoogd van het vigerende Goederenvervoerplan Limburg. De inzet is daarbij vooral het vertalen van de weerslag van nieuwe ontwikkelingen zoals de krimp van de (beroeps)bevolking in Limburg alsook het inbrengen van een meer uitgesproken grensoverschrijdend perspectief en integratie met andere beleidsvelden. De opmaak van een blauwdruk voor de logistieke ontwikkeling in Limburg is in belangrijke mate geschied vanuit een marktverkenning binnen productie-, dienstverlening- en handelsmiddens. Inzicht in de strategische ambities en verwachtingen van de private actoren, die in belangrijke mate bepalen of ontwikkelingen daadwerkelijk plaats zullen vinden, geeft immers een goede opmaat voor het vaststellen van beleidsmatige keuzes.
© Policy Research Corporation
-1-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
I.3. LEESWIJZER In Hoofdstuk II wordt stilgestaan bij de huidige situatie (anno 2011) voor logistiek in Limburg. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het belang van de logistieke sector, de logistieke knooppunten in Limburg alsook de belangrijkste sectoren, infrastructuur en goederenvervoer binnen de knooppunten. Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de beleidsinzet van Provincie Limburg voor wat betreft het goederenvervoer (tot 2011). In Hoofdstuk III wordt een toekomstbeeld geschetst. Daartoe worden logistieke ontwikkelingen in kaart gebracht en de kansen en bedreigingen die hieruit voortvloeien voor de logistieke sector in Limburg geanalyseerd. Voor deze schets wordt gebruik gemaakt van de factoren die bepalend zijn voor de concurrentiepositie: marktpositie, productieprofiel, internationalisering en clusterwerking. Hoofdstuk IV gaat dieper in op de twee krachtlijnen voor de toekomst. Enerzijds dient geborgd te worden dat logistiek een motor van kracht is voor de ontwikkeling van de aanwezige industrie in de regio. Anderzijds dient geborgd te worden dat logistiek niet alleen voorwaardenscheppend is voor de ontwikkeling van de industrie, maar ook resulteert in nieuwe bedrijvigheid en toegevoegde waarde op het vlak van logistiek. In Hoofdstuk V wordt de blauwdruk voor de logistieke ontwikkeling in Limburg uitgewerkt. Dit plan is dynamisch en moet worden gezien als een basis voor continue beleidsinzet op maat en ten behoeve van de toekomstige logistiek in Limburg. Ook is een eerste aanzet gegeven voor de in te zetten keuzes en acties. Hoofdstuk VI, tot slot, concludeert.
-2-
© Policy Research Corporation
Logistiek in Limburg
II.
LOGISTIEK IN LIMBURG
II.1. SITUATIE ANNO 2011
II.1.1. LOGISTIEK De provincie Limburg grenst aan Duitsland, België en binnen Nederland aan de provincies Brabant en Gelderland. Limburg ligt van noord tot zuid (over een lengte van 160 kilometer) langs de Maas, die een directe verbinding vormt met het havengebied van Rotterdam en zo altijd een belangrijke rol heeft gespeeld in de economische geschiedenis van Limburg. Limburg is strategisch gelegen tussen de belangrijkste Nederlandse en Belgische zeehavens en het Duitse achterland. De provincie is centraal gelegen in een afzetmarkt van circa 30 miljoen mensen die binnen een straal van 100 km vanuit Limburg kan worden bevoorraad. Bovendien ligt de provincie midden in de grensoverschrijdende Technologische Top Regio (TTR) die vier Euregio’s omvat en gekenmerkt wordt door een hoge concentratie aan publieke en private kenniscentra die kansen bieden voor (grensoverschrijdende) samenwerking. Limburg is een ‘logistieke draaischijf’ waardoor de logistieke sector van groot belang is voor de regionale economie1. Zo stelde de sector in 2008 met 25 900 werkzame mensen 5.1% van de Limburgse beroepsbevolking te werk2. De logistieke bedrijven zijn van belang in de ondersteuning van de eigen industrie, zoals blijkt uit het relatief hoge percentage (circa 40%) van de vervoerde tonnage via de weg dat binnen de provincie wordt gerealiseerd. Ook verzorgen de logistieke bedrijven de steeds groeiende goederenstromen van en naar de economische centra in Limburg en door de provincie (transitstromen).
1
2
De regio Venlo-Venray is in 2010 door een panel van logistieke experts uitgeroepen tot de belangrijkste logistieke hotspot van Nederland op basis van de criteria aanwezigheid personeel, beschikbaarheid grond en aanwezigheid infrastructuur. Provincie Limburg, 2010, Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg.
© Policy Research Corporation
-3-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
II.1.2. LOGISTIEKE KNOOPPUNTEN EN SECTOREN Noord- en Zuid-Limburg vormen de twee belangrijke logistieke knooppunten van de provincie. Midden-Limburg moet vanuit logistiek oogpunt eerder als tussengebied worden beschouwd. Noord-Limburg en meer specifiek de regio Venlo vervult een strategische brugfunctie op één van de belangrijkste goederenvervoercorridors (A67) van Europa die de Nederlandse en Belgische mainports verbindt met het industriële hart van Europa3. In bijzonder ook Venray vervult een wezenlijke rol bij de ontwikkeling van de regio Venlo tot economisch kerngebied door de uitstekende ligging in de nabijheid van Venlo, aan de A73 en met de binnenhaven van Wanssum in de directe omgeving. De bedrijvigheid in Venray heeft de laatste jaren een sterk logistiek accent gekregen hetgeen blijkt uit de vestiging van grote internationaal opererende bedrijven die goederen via meerdere modaliteiten aanen afvoeren4. Zuid-Limburg is gelegen aan de A2 en de logistieke Oost-Westas A76 die een onderdeel vormt van de goederenvervoercorridor Antwerpen-Genk-Born/Stein-Aken. De havens van Born en Stein vormen hierin multimodale schakels. De logistieke functie van Zuid-Limburg is veeleer gericht op de ondersteuning van de aanwezige (met name chemische en medische) bedrijvigheid5 dan op het internationaal goederenvervoer. De logistieke knooppunten ondersteunen de bedrijvigheid van de volgende kennisintensieve economische clusters met toonaangevende bedrijven: − Noord-Limburg: Agrobusiness (Greenport6 en FloraHolland te Venlo) en metaalelektro (Océ Technologies te Venlo); − Zuid-Limburg: Chemie (DSM en SABIC te Sittard-Geleen, Chemelot Campus te Sittard-Geleen), health care & cure (Academisch Ziekenhuis Maastricht en Medtronic te Heerlen) en automotive (Nedcar te Born). 3
4
5
6
De bedrijventerreinen Venlo Trade Port, Trade Port West, Trade Port Oost en Trade Port Noord in Venlo ontwikkelen zich tot centrale overslagpunten in de internationale goederenstromen. Zo openden de Taiwanese fabrikant van moederborden en grafische kaarten Biostar, de logistieke dienstverlener DSV en het Amerikaans medisch technologiebedrijf Stryker er recentelijk een distributiecentrum. Het merendeel van de logistieke dienstverleners in Nederland heeft één of meerdere vestigingen in de regio Venlo. Verder beschikt Venlo over belangrijke expertise inzake douane en logistiek omwille van haar historische functie als laatste douanekantoor in Nederland. In februari 2011 werd bekend gemaakt dat Hewlett Packard (HP) met de Amerikaanse industrieel logistieke dienstverlener Jabil in zee gaat voor de assemblage en distributie van printers voor de Europese markt. Het bedrijf neemt HP over van Flextronics Logistics in Venray dat al geruime tijd deze activiteiten uitvoerde voor de printerproducent. Jabil is een multinational met 85 000 werknemers in 22 landen en 13.4 miljard dollar omzet in 2010. Het bedrijf besloot de werkzaamheden te blijven verrichten vanuit Venray, waardoor 460 banen behouden blijven. Jabil laat de onderdelen van de printers via containers naar de haven in Wanssum brengen. Het gaat om een kleine tienduizend containers per jaar ofwel een tiende van de totale aanvoer van de haven. In 2011 is MedTec begonnen met de bouw van een distributiecentrum op het Trilandisbedrijvenpark in Heerlen waar ook MedTronic een distributiecentrum heeft. Provincie Limburg heeft in Noord-Limburg Greenport (met het innovatiecentrum Greenport Venlo) duurzaam ontwikkeld. Andere voorbeelden van duurzame ontwikkeling zijn Floriade (met de Innovatoren) en de cultuursprong (met de ambitie voor Maastricht Culturele Hoofdstad). Deze projecten zijn ‘beeldbepalende ontwikkelingen’ voor de periode 2007-2011 die kaderen in de vijf programma’s uit het coalitieakkoord ‘Investeren en verbinden’ van het provinciebestuur en die worden beschouwd als bepalend voor de toekomst van de provincie.
-4-
© Policy Research Corporation
Logistiek in Limburg
De beroepsbevolking in de logistieke knooppunten is verdeeld als volgt: − Noord-Limburg: Handel en reparatie (18.0%), metaalelektro (9.7%), agrobusiness/Greenport (8.3% van de beroepsbevolking in landbouw en visserij en 1.6% in voeding) en logistiek (9.3% van de beroepsbevolking in transport en communicatie); − Zuid-Limburg: Gezondheids- en welzijnszorg (18.1%), chemie (2.8%) en logistiek (7.1% in transport en communicatie).
II.1.3. INFRASTRUCTUUR7 Limburg heeft goede verbindingen met de rest van Nederland en de buurlanden. De Maas en het Julianakanaal maken goederenvervoer over het water mogelijk van en naar Rotterdam en (via het Albertkanaal) van en naar Antwerpen. Via de Zuid-Willemsvaart, die Maastricht verbindt met Den Bosch, heeft ook Weert toegang tot het binnenvaartnet. De binnenhavens in Limburg zijn gelegen te Gennep, Maasbracht, Maastricht, Meerlo-Wanssum, Roermond, Sittard-Geleen, Born, Stein en Venlo en hebben met bijna 25 miljoen ton een belangrijke positie in de (inter)nationale aan- en afvoer van goederen via het water8. Limburg beschikt ook over een uitgebreid snelwegennet. De A2 verbindt Zuid-Limburg met de rest van Nederland en België en de A73 verbindt Noord-Limburg met Nijmegen. Verbindingen met Duitsland zijn er over de A76 vanuit België via Parkstad, over de A67 vanuit Eindhoven via Venlo en over de A77 via Gennep. Verder heeft Limburg goede treinverbindingen met de Randstad en de rest van Nederland. De verbinding met de mainports Rotterdam en Antwerpen is evenwel niet ideaal. De goederenstromen per spoor vanuit Rotterdam verlopen via de (drukke) Brabantroute. Ook de goederenstromen per spoor vanuit Antwerpen verlopen via die route. Tot slot zijn ook de spoorverbindingen met Duitsland momenteel nog suboptimaal. In Zuid-Limburg ligt ook de Euregionale luchthaven Maastricht-Aachen Airport, die een belangrijke schakel vormt in het internationale goederenvervoer. Het goederenvervoer van, naar en door Limburg maakt ook gebruik van een groot aantal internationale luchthavens (Schiphol, Brussel, Düsseldorf en Keulen-Bonn) en regionale luchthavens (Liège Airport, Eindhoven Airport en Airport Weeze), die binnen een relatief korte vluchtafstand liggen.
7
8
In voorliggende blauwdruk wordt infrastructuur in de brede zin beschouwd (transportinfrastructuur, op- en overslaginfrastructuur en bedrijfsterreinen). De binnenhavens omvatten in totaal ongeveer 550 hectare bedrijventerrein en zijn van strategische betekenis voor het vestigen van industriële en logistieke bedrijven in Limburg (bron: Innovatie Value Added Logistics Limburg, februari 2009, Value Added Logistics (VAL)).
© Policy Research Corporation
-5-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
Tot slot worden veel grondstoffen voor de chemische industrie in Zuid-Limburg per pijpleiding aangevoerd vanuit Rotterdam en Antwerpen. Ook is er een pijpleidingverbinding met de industrie in het Ruhrgebied.
II.1.4. GOEDERENVERVOER Van al het goederenvervoer van, naar, binnen en door Limburg gaat het merendeel (75%) via de weg, bijna 19% over water, ruim 5% via pijpleidingen en ongeveer 1% via spoor9. Internationaal transport betreft voornamelijk vervoer van chemische producten en bouwmaterialen (zoals zand, grind, cement en afgewerkte producten zoals dakpannen en stenen). Mainport Rotterdam is de belangrijkste zeehaven voor de regionale draaischijf Venlo. Van de inkomende containers wordt ongeveer 85% via Rotterdam en 15% via Antwerpen naar de regio Venlo vervoerd. Van de uitgaande containers vanuit regio Venlo wordt ongeveer twee derde naar Rotterdam en een derde naar Antwerpen vervoerd.
II.2. BELEIDSINZET TOT 2011
II.2.1. INHOUD Het Goederenvervoerplan (2007) kadert in het coalitieakkoord ‘Investeren en verbinden’ van het provinciebestuur voor de periode 2007-2011. De te halen doelstellingen zijn verwoord in vijf programma’s en zeven verbindingslijnen waarbij het programma ‘Bereikbaar en Duurzaam Limburg’ drie hoofdthema’s volgt10: − Limburg Bereikbaar: de vertaling naar het thema mobiliteit; − Limburg Energiek: de vertaling naar energiebesparing en inzet op duurzame energie; − Schone Leefomgeving: het principe ‘cradle to cradle’ en maatregelen voor een betere lucht- en geluidkwaliteit. Het Goederenvervoerplan voorziet in de uitwerking op middellange termijn van het strategisch beleid uit het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (2007) dat conform de Mobiliteitsladder gebaseerd is op de drie strategieën ‘benutten’, ‘beïnvloeden’ en ‘bouwen’11. Allereerst wordt beoogd de beschikbare mobiliteitsvoorzieningen optimaal te benutten door een betere organisatie van verkeer. Daarnaast wordt door het beïnvloeden van de mobiliteitskeuzes van burgers en bedrijven sturing gegeven aan
9
10
11
Percentages van het totale goederenvervoer uitgedrukt in ton (bron: Provincie Limburg, 2008, Uitvoeringsprogramma goederenvervoer). Het merendeel van de projecten in het Uitvoeringsprogramma (2008) – voortvloeiend uit het Goederenvervoerplan (2007) – valt onder het programma ‘Bereikbaar en Duurzaam Limburg’. De werkzaamheden worden echter uitgevoerd in nauwe samenhang met de programma’s ‘Investeren in Ruimte’ en ‘Innoveren in Limburg’. Het generalistische karakter van deze drie strategieën komt bijvoorbeeld ook tot uiting in het havenbeleid van Rotterdam.
-6-
© Policy Research Corporation
Logistiek in Limburg
het efficiënter gebruiken van het totale vervoerssysteem (alle modaliteiten). Alleen waar benutten en beïnvloeden op langere termijn onvoldoende resultaat opleveren, wordt ingezet op het bouwen van extra infrastructuur of het aanvullen van vervoersvoorzieningen. Het Goederenvervoerplan heeft deze ambitie vertaald naar drie beleidspijlers, op basis waarvan concrete projecten zijn opgestart: − Multimodaal vervoer (benutten): het stimuleren van een modal shift van weg naar water en/of spoor, onder meer door bundeling van lading; − Infrastructuur (bouwen): het optimaliseren van het infrastructuurnetwerk door verbetering en afstemming van (grensoverschrijdende) infrastructuur en ontsluiting van bedrijventerreinen; − Logistieke organisatie (beïnvloeden): het stimuleren van samenwerking in de marktketen. De Gebiedsagenda Limburg (2009) die gezamenlijk door het Rijk en Provincie Limburg werd opgesteld, brengt de uitwerking van de beleidspijlers van het Goederenvervoerplan in kaart. Limburg zet de komende jaren in op het verbeteren van de capaciteit, kwaliteit en bediening van de (bestaande) spoorinfrastructuur binnen de regio en met het buitenland12. Daarnaast wil Provincie Limburg investeren in het verhogen van de capaciteit of het verbeteren van de kwaliteit van een aantal wegverbindingen, en in beperkte mate in de aanleg van nieuwe wegen. In de planstudie Maasbracht-Geleen is gezocht naar oplossingen om zowel de capaciteit als de robuustheid van de A2 te verbeteren13. Bij de vaarwegen zet Provincie Limburg in op het beter benutten van de bestaande capaciteit door het verbeteren van de overslagfaciliteiten in de havens. Alle modaliteiten zijn dienstbaar om de verwachte groei van het goederenvervoer op te vangen, maar alleen daar waar het zinvol en mogelijk is wordt expliciet ingezet op een modal shift van weg naar water, spoor en/of pijpleiding.
II.2.2. EVALUATIE Een evaluatie van het Goederenvervoerplan en het Uitvoeringsprogramma is momenteel nog niet beschikbaar. De Gebiedsagenda maakt echter al een tussentijdse balans op van de vorderingen. Zo heeft Limburg in beginsel goede verbindingen met de rest van Nederland en de omringende landen, maar schieten de kwaliteit en capaciteit van sommige netwerken nog tekort. In de INNVALL-studie
12
13
Met betrekking tot openbaar vervoer gaat het hierbij onder meer om het aanhaken op het hogesnelheidsnet en het verbeteren van de spoorverbindingen tussen de Tripoolsteden Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen. Meer en meer wordt openbaar vervoer, treinvervoer in het bijzonder, gezien als cruciale schakel in het verknopen van elkaars netwerken en het borgen van de kwaliteit van vervoernetwerken. Het grensoverschrijdend karakter maakt het realiseren van aansluiting tot elkaars vervoersnetwerk wel moeilijker (zie Policy Research Corporation, 2009, Grensoverschrijdend openbaar vervoer: Het verleggen van grenzen!). Een robuust wegensysteem garandeert voldoende capaciteit voor de verwerking van structurele drukte. Daarnaast houdt robuustheid in dat er bij onderhoudswerkzaamheden, incidenten en calamiteiten voldoende alternatieve routes beschikbaar zijn.
© Policy Research Corporation
-7-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
‘Goederenstromen van en naar Limburg’ (maart 2010) worden per modaliteit bepaalde knelpunten genoemd14. De Nederlandse binnenvaart kampt voornamelijk met coördinatieproblemen die zorgen voor lange verblijftijden in de havens, een gebrekkige aansluiting met de terminalplanning en relatief onbetrouwbare vaartijden. Daarnaast vormen de te geringe diepgang van diverse routes (zoals de Midden-Limburgse kanalen), het gebrek aan voldoende ruimte voor overslag- en havenactiviteiten (met name in Zuid-Limburg) en de beperkte en lange passagetijd van sluizen (zoals bij Ternaaien) belangrijke infrastructurele problemen. Ook het Nederlandse spoorvervoer kent coördinatieproblemen als gevolg van de liberalisering en de forse toename van het aantal actieve partijen (vervoerders, logistieke dienstverleners, operatoren en terminalexploitanten). Het resultaat daarvan is een suboptimale planning bij de mainportterminals, die resulteert in een onderbenutting van de spoorwegcapaciteit. Met betrekking tot infrastructuur vormt momenteel de Noord-Limburgse spoorverbinding naar het oosten (Duisburg of Keulen) een knelpunt voor de toekomstige verbinding met Oost-Europese draaischijven. Daarnaast is de verbinding met de mainports niet ideaal. Zowel vanuit Rotterdam als Antwerpen verloopt een groot deel van het goederenvervoer per spoor via de (drukke) Brabantroute. Een mogelijke alternatieve efficiënte aansluiting op de Betuweroute15 of het gebruik van de IJzeren Rijn16 zijn (nog) niet voorhanden. Het wegvervoer kampt voornamelijk met congestie in de mainports en met capaciteitsproblemen op de wegen van en naar de mainports, zoals de A2, de A67 en de A76. Daarbij dient kritisch nagedacht te worden over het optimale aantal op- en afritten (bijvoorbeeld in de regio Venlo) en de eventuele aanleg van randwegen.
14
15
16
Daarbij wordt geen verdere aandacht besteed aan luchtvaart. De regionale luchthaven van Weeze (Duitsland) zou in de toekomst wel voor luchtvracht kunnen ingezet worden. De aanleg van de Zuidtak naar Venlo op de Betuweroute is voor onbepaalde tijd uitgesteld ondanks verplichtingen van Nederland ten aanzien van Duitsland tot een verbetering van de grensverbindingen. Daarnaast zal een verbeterde aansluiting van de Betuweroute op het Duitse spoorwegennet pas na 2013 mogelijk zijn. Recentelijk werd duidelijk dat de besluitvorming in Duitsland rond de IJzeren Rijn het eerste decennium niet op de agenda zal staan.
-8-
© Policy Research Corporation
Toekomstbeeld
III. TOEKOMSTBEELD
Het logistieke toekomstbeeld van Limburg wordt bepaald door logistieke ontwikkelingen en de kansen en bedreigingen die hieruit voortvloeien voor de logistieke sector in Limburg. Om deze ontwikkelingen in kaart te brengen wordt gebruik gemaakt van vier aan elkaar gerelateerde factoren die bepalend zijn voor de concurrentiepositie van de logistiek en bij uitbreiding de regio Limburg17: − Marktpositie: Hoe hoger de eisen van klanten, hoe meer bedrijven inzetten op de versterking van hun concurrentiepositie via doorgedreven innovatie en de verbetering van de kwaliteit; − Productieprofiel: Productiefactoren zoals hoger opgeleide werknemers en infrastructuur bieden een concurrentieel voordeel omdat ze niet eenvoudig te kopiëren zijn (in tegenstelling tot lager opgeleid personeel en grondstoffen); − Internationalisering: Concurrentie met andere bedrijven (en regio’s) zet bedrijven (sectoren en regio’s) aan tot productiviteitsverhoging en innovatie; − Clusterwerking: Ruimtelijke nabijheid van bedrijven die hoger of lager in de supply chain staan vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie en vergroot de uitwisseling van ideeën en innovatie.
III.1. ONTWIKKELINGEN
III.1.1. MARKTPOSITIE De logistieke sector is sterk conjunctuurgevoelig. De vraag naar transport is immers een afgeleide van de vraag naar goederen en die hangt af van de economische bedrijvigheid. De langetermijnprognoses van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gaan ondanks de bevolkingskrimp uit van een groei van de goederenstromen in Limburg. Dat is te verklaren doordat een groot deel van de goederenstromen in Limburg transitstromen zijn die niet worden beïnvloed door regionale demografische ontwikkelingen. Zo is de verwachting dat het containervervoer per spoor van en naar Rotterdam via Venlo binnen
17
Deze benadering sluit conceptueel aan bij het model van Porter dat gebruikt wordt voor het inschatten van de concurrentiepositie van landen, regio’s en bedrijvenclusters.
© Policy Research Corporation
-9-
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
twintig jaar substantieel toeneemt18. Deze groei in spoorvervoer via Venlo volgt uit een groei in overslagcapaciteit (tot 30% in 2020) en het feit dat de haven van Rotterdam meer en meer inzet op een modal shift naar binnenvaart en spoor19. Verder wordt de logistieke sector steeds meer internationaal. Een groot deel van de productie verdwijnt richting lageloonlanden (voornamelijk Azië en Midden- en Oost-Europa). Dat betekent dat de werkgelegenheid in de industrie afneemt, terwijl de dienstverlenende sectoren, en vooral de logistieke sector, het verlies aan arbeidsplaatsen goed maken. Zo spelen Noordwest-Europa en in het bijzonder Limburg een steeds belangrijker wordende logistieke rol voor de Europese economie. De logistieke sector wordt ook steeds complexer. In toenemende mate is bij industriële bedrijven een omslag te merken van kostenbesparing naar klanttevredenheid. De eisen van verladers spelen in op de groeiende eisen van consumenten en nemen toe op het vlak van efficiëntie (lagere kosten), flexibiliteit (‘just-in-time’), kwaliteit (versheid en veiligheid) en duurzaamheid (minimale milieueffecten). Daarbij worden transport- en opslagactiviteiten steeds vaker uitbesteed aan logistieke dienstverleners. De groeiende klanteneisen vertalen zich in een toename van het aantal verschillende producten, een sterke verkorting van de productlevenscycli en land- en klantspecifieke assemblage- en/of verpakkingsoperaties die zo dicht mogelijk bij de markt/klant plaatsvinden. Hierdoor stijgt de vraag naar Europese distributiecentra (EDC) die naast het bedienen van lokale markten ook hoogwaardige logistieke activiteiten (Value Added Logistics (VAL)) kunnen uitvoeren. Omwille van de toenemende complexiteit van de distributieketen en de nood aan een efficiënte logistieke organisatie neemt ook de vraag naar ketenregie toe. Ketenregie omvat dienstverlening op het strategische vlak van transport en logistiek en de te kiezen richting met betrekking tot het logistieke ketenproces. Op het vlak van ketenregie zijn twee groeirichtingen waar te nemen. Enerzijds spitsen IT- en technologiebedrijven zich toe op de oorspronkelijke kernactiviteiten van logistieke dienstverleners (neerwaarts). Anderzijds specialiseren ook logistieke dienstverleners zich in technologie en management consulting (opwaarts)20. Vooralsnog zijn er in Nederland en Europa weinig echte Fourth Party Logistics (4PL) bedrijven die de hele logistieke organisatie, besturing en beheersing van een verlader op zich nemen, maar geen (of 18
19
20
Onderzoek van Policy Research Corporation in 2002 wees uit dat de toekomstige groei van het railgoederenvervoer in Nederland vooral zal liggen in een verdere groei van het maritieme en continentale containertransport. Anno 2011 spreekt wethouder Mark Verheijen van Venlo van een toekomstige verviervoudiging van het containervervoer per spoor van en naar Rotterdam via Venlo. De concessies voor de Tweede Maasvlakte in de haven van Rotterdam worden slechts gegund wanneer de bedrijven akkoord gaan met een modal split in 2035 van maximaal 35% via de weg, minimaal 45% via de binnenvaart en minimaal 20% via het spoor. In 2009 was dit nog respectievelijk 56%, 33% en 11% (bron: ABN AMRO / NEA Transportonderzoek en -opleiding, december 2010, Nederland als één logistiek netwerk in 2015 – Samenhang versnelt versterking van onze positie). Het grote belang van ICT voor ketenregie volgt uit de noodzaak om de verschillende vervoersstromen inzichtelijk te maken, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘control tower’.
- 10 -
© Policy Research Corporation
Toekomstbeeld
nauwelijks) fysieke logistieke activiteiten verrichten. De drempel bij de (met name grote) verladers om het beheer van de logistieke activiteiten integraal uit te besteden is hoog21. Toch zijn er bedrijven die via 4PL-dienstverlening hun veeleisende klanten meer grip op de logistieke keten en een beter totaaloverzicht bieden22. Daarvoor doen ze beroep op hoger opgeleide mensen.
III.1.2. PRODUCTIEPROFIEL De provincie Limburg kampt met vergrijzing en ‘dubbele’ ontgroening (zowel een afname van het aantal geboortes als het wegtrekken van een groot deel van de studenten na hun studies omwille van de geringe carrièreperspectieven23). In combinatie met een relatief lage arbeidsparticipatie zorgt deze evolutie voor een afnemend arbeidsaanbod24. Daarnaast wordt de Limburgse beroepsbevolking gekenmerkt door een relatief laag opleidingsniveau (uitgezonderd de regio Maastricht). Limburg zet evenwel in op doorgedreven innovatie. Zo zet de Versnellingsagenda in op een transformatie van een industrieel gerichte provincie naar een dynamische kenniseconomie. In dat verband leiden sociale innovatie en razendsnelle ICT-ontwikkelingen tot een toenemende kennisbasis met potentieel voor innovatie binnen de logistieke sector, bijvoorbeeld op het vlak van automatisering ten behoeve van warehouse management. Daarnaast trekt de goede infrastructuur van Limburg bedrijvigheid aan. Het beleid zet sterk in op het bouwen van infrastructuur, alsook op het stimuleren van een modal shift25 omwille van de congestie op de weg en de trend naar verduurzaming van transportstromen26. Het doel is meer goederenstromen via de binnenvaart en het spoor (en minder via de weg) en een betere benutting van de infrastructuur.
21
22
23
24
25
26
Mogelijke oorzaken zijn de vrees voor kennisverlies (over het eigen logistieke proces), jobverlies (op de eigen logistieke afdeling), het verlies van controle over strategische processen (zoals planning) en een te grote afhankelijkheid van een logistieke dienstverlener (die bijvoorbeeld failliet kan gaan). Daarnaast zetten ook de terughoudendheid om interne (ICT) systemen te veranderen (in lijn met de systemen van de logistieke dienstverlener) en het gebrek aan inzicht in de hoogwaardige logistieke systemen van de logistieke dienstverlener een rem op de bereidheid om ketenregie uit te besteden. Het aantal van dergelijke (eerder kleine) ‘non-asset based’ ketenregisseurs die wereldwijde goederenstromen aansturen neemt toe. ALS (Freight Management Group) te Ittervoort en IDS te Woerden zijn twee voorbeelden in Nederland. Het aantrekken van deze regieactiviteiten heeft een positieve impact op het aantal warehouses en logistieke dienstverleners in Limburg. Ondanks een stijging in het aantal banen voor hoger opgeleiden (van 21% tussen 1997 en 2007) blijft het aandeel banen voor hoger opgeleiden in Limburg (26%) achter op het Nederlandse gemiddelde (30%). Met name in Noord-Limburg blijft het aandeel banen voor hoger opgeleiden relatief laag (21%). Onderzoek van de Universiteit Maastricht toont aan dat jong talent uit de provincie wegtrekt omwille van het gebrek aan voldoende hoger gekwalificeerde banen. Ook de vele studenten afkomstig van buiten de Euregio en graag bereid om in Limburg te werken keren na hun studies terug naar hun geboortestreek omwille van onvoldoende mogelijkheden op de arbeidsmarkt (bron: Provincie Limburg, september 2008, Limburg talentrijke regio – Regionale agenda onderwijs-arbeidsmarkt 2008-2012). Verwacht wordt dat de potentiële beroepsbevolking (tussen 15 en 64 jaar) in Limburg tussen 2007 en 2040 met een derde afneemt van 755 000 mensen tot 491 000 mensen (bron: Provincie Limburg, september 2008, Limburg talentrijke regio – Regionale agenda onderwijs-arbeidsmarkt 2008-2012). Zo werd in 2010 de bouw van een railterminal in Geleen toegezegd ten behoeve van de overslag van goederen van de bedrijven op de Chemelot Campus (in plaats van in Stein zoals nu het geval is). Zie Hoofdstuk II.2.1 voor een beschrijving van het Goederenvervoerplan van Provincie Limburg.
© Policy Research Corporation
- 11 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
III.1.3. INTERNATIONALISERING Door de eenmaking van Europa hebben veel bedrijven hun Europese supply chain structuur gecentraliseerd in EDC’s. Daarnaast ontwikkelden zich door de verschuiving van productie en assemblage richting Midden- en Oost-Europa (MOE-landen), naast de centrale distributie via EDC’s, ook regionale distributiecentra (RDC’s)27. Vooralsnog is er geen signaal dat de EDC’s naar MOE-landen verhuizen, zodat de Europese logistieke sector nu een hybride structuur heeft bestaande uit een centraal EDC en meerdere RDC’s, die een tweede logistieke concentratie in Oost-Europa vormen28. Wel ondervinden de havens in de Hamburg-Le Havre range steeds meer concurrentie van havens zoals Gdansk (Polen), Koper (Slovenië) en Triëst (Italië) die op de Noord-Zuidverbindingen binnen Europa liggen. Die havens halen voordeel uit de uitbreiding of verbetering van de bestaande infrastructuur onder meer in het kader van de Trans-Europese Netwerken29. Zo hebben landen als Duitsland, Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië een uitgebreider spoornetwerk dan Nederland en bijgevolg een relatief hoger aandeel goederenvervoer per spoor in Oost-Europa. De hybride Europese distributiestructuur heeft ruimtelijk twee gevolgen. Ten eerste ontstaan bidirectionele Oost-Westgoederenstromen binnen Europa. Vele grondstoffen worden ingevoerd in West-Europa en naar Oost-Europa getransporteerd voor de productie van goederen die op de WestEuropese markt worden verbruikt. Ten tweede ontstaan netwerken van EDC’s en RDC’s. Die netwerken vergroten de logistieke aantrekkelijkheid van bepaalde regio’s, zodat die zich ontwikkelen tot logistieke draaischijf. De concurrentie tussen deze regio’s in Nederland en de buurlanden neemt steeds toe.
III.1.4. CLUSTERWERKING De vraag naar transport en logistiek is afhankelijk van de economisch industriële activiteit. In Limburg wordt via de Versnellingsagenda (als onderdeel van het beleidsprogramma ‘Innoveren in Limburg’) beleidsmatig sterk ingezet op de ontwikkeling van drie ‘clusters van kracht’. Zo zijn met name Agro & Food, Healthcare en Chematerials & Energy uitgegroeid tot industriële clusters met wereldspelers (zoals Greenport Venlo, Medtronic en DSM), bijhorende (logistieke) dienstverleners
27
28 29
Door de oostwaartse uitbreiding van de Europese Unie en de stijging van de koopkracht in Midden- en Oost-Europa was de Europese markt niet meer alleen vanuit centrale EDC’s in West-Europa te bedienen, zeker gegeven de toegenomen congestie en verduurzaming. Daardoor ontstonden in Oost-Europa RDC’s, vaak dicht bij de productielocaties, van waaruit meerdere Oost-Europese landen worden bediend. Peeters, C., Bouwman, T. en Hendrickx, F., 2009, Wegvervoer en Logistiek. Visie 2015, SDU, Den Haag. Trans-Europese Netwerken zijn netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur die de hele Europese Unie beslaan en waarvoor de Europese Unie subsidies geeft (bron: TNO, 2008, Scenarioberekeningen goederenvervoer per spoor voor de periode 2020-2040).
- 12 -
© Policy Research Corporation
Toekomstbeeld
(zoals Janssen Distribution Services en Seacon Logistics) en kennisontwikkeling (zoals op de Chemelot Campus en de Maastricht Health Campus)30. Deze clusters vormen kansrijke sectoren op basis van investeringen, productontwikkeling en toenemende export. Door deze economische bedrijvigheid en kennis binnen Limburg te bundelen streeft Provincie Limburg ernaar zowel de eigen marktpositie te versterken als kansen te bieden aan andere bedrijven en organisaties, zodat nieuwe bedrijvigheid en kennis worden aangezogen en ontwikkeld. Om de groeimotor aan te zwengelen, investeert Limburg in projecten in deze clusters. Zo ondersteunt LIOF innovatieve ontwikkelingen en clustervorming in bepaalde sectoren, waarbinnen logistiek als belangrijk onderdeel wordt beschouwd. Daarnaast is de vraag naar transport en logistiek ook afhankelijk van de internationale handel. Limburg profiteert op basis van de uitstekende geografische ligging van de toenemende handelsstromen en groeit uit tot ‘extended gateway’ van de havens van Rotterdam en Antwerpen.
III.2. KANSEN EN BEDREIGINGEN
III.2.1. MARKTPOSITIE De inzet van het overheidsbeleid op mainports, brainports en greenports en een aantal ‘valleys’ voor de arbeidsmarkt31 in Nederland biedt kansen om mee te profiteren van versnelde economische groei waar ook ter wereld. De logistieke sector in Nederland en in Limburg krijgt kansen door de internationalisering van de logistiek met name in de MOE-landen. Deze kansen betreffen de mogelijkheid tot uitbouw van bestaande activiteiten in buitenlandse vestigingen alsook de mogelijkheid tot uitbouw van nieuwe activiteiten. Mede door de lage lonen ontstaan in de MOE-landen opportuniteiten voor internationale productiebedrijven, maar die vereisen logistieke dienstverlening met kennis over moderne logistieke praktijken en een hoge graad van expertise. Nederland en Limburg hebben een goede uitgangspositie om deze expertise te leveren, maar moeten tegelijk (voor zover als mogelijk) borgen dat de eigendomsverhoudingen op de thuismarkt niet uit handen worden gegeven en zo de strategische beslissingmacht (en bijhorende regiefunctie) in Nederland behouden blijft. Het toenemende eisenpakket van zowel consumenten als verladers biedt kansen voor VAL-activiteiten en ketenregie. VAL is met name interessant voor artikelen met een hoog voorraadrisico omwille 30
31
De Chemelot Campus in Sittard-Geleen en de Maastricht Health Campus ontvangen een half miljard euro voor versnelde ontwikkeling. Deze investering zou direct 2 100 en indirect nog enkele duizenden arbeidsplaatsen opleveren. Voorbeelden zijn energy valley, health valley, food valley, green valley, shipping valley en maintenance valley.
© Policy Research Corporation
- 13 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
van een korte levenscyclus, hoge waardedichtheid, een lage doorstroomsnelheid en/of een gedifferentieerde of moeilijk voorspelbare vraag. De mogelijkheden liggen vooral op het gebied van hightech, medische apparatuur, farmaceutische producten, retourproducten uit deze sectoren, fashion en in bulk geproduceerde chemische producten die moeten worden omverpakt en gelabeld. Deze kansrijke VALsectoren zijn aanwezig in Limburg en bieden zo kansen voor het bestendigen en faciliteren van VALactiviteiten alsook voor het aantrekken van nieuwe activiteiten. Ketenregie biedt vooral toegevoegde waarde in distributieketens die gekenmerkt worden door hoge complexiteit en grote volumes. Mogelijkheden doen zich voor in industrieën als automotive en hightech (waar just-in-time en klantspecifiek geproduceerd wordt), chemie (waar veiligheid, leverbetrouwbaarheid en klantspecificiteit voor wat betreft specialty chemie (zoals voedingsadditieven, verven en reinigingsmiddelen) vereist zijn) alsook agro & food (waar versheid en flexibiliteit prioritair zijn). Deze veelbelovende ketenregiesectoren zijn aanwezig in Limburg en bieden kansen voor zowel het ontwikkelen en implementeren van hoogwaardige ketenregieactiviteiten als het aantrekken van regiecenters. Bij ketenregie is de ligging van een land minder van belang, waardoor Nederland moet concurreren met meerdere landen zoals Zwitserland32. De hoger opgeleide ketenregisseurs zijn in grote mate footloose zodat zij worden aangetrokken naar waar ketenregie plaatsvindt33. Toch biedt ketenregie de nodige kansen voor een competitief voordeel in Nederland. Vanuit een gedeeld regiecenter (Cross Chain Control Center of 4C) kunnen meerdere ketens (van meerdere verladers) worden aangestuurd. Landen die als eerste een 4C weten neer te zetten, zullen zo een blijvende voorsprong behalen en aantrekkingskracht uitoefenen34. Nederland is goed geplaatst om door middel van de nodige innovatieinspanningen die stap richting 4C te zetten. Door de clusterwerking die optreedt wanneer regiecenters zich in de nabijheid van hoofdkantoren vestigen kan Nederland zorgen voor een stevige wederzijdse verankering en binding van de bedrijven aan Nederland. De Commissie Van Laarhoven mikt op een verdrievoudiging van de toegevoegde waarde in ketenregie- en configuratie in Nederland (van om en nabij €3 miljard in 2007 naar ruim €10 miljard tegen 2020)35.
32
33
34
35
Zwitserland trekt actief bedrijven aan om de supply chain regie in Zwitserland uit te voeren door het aanbieden van een gunstig fiscaal regime. Bedrijven als Unilever, Cargill, eBay, HP, Sun Microsystems, Procter & Gamble en Hugo Boss, hebben daar een centrale supply chain regieafdeling (bron: Visiedocument van de Commissie Van Laarhoven). Logistieke medewerkers die in Nederland zijn opgeleid staan hoog aangeschreven op de internationale markt omwille van hun grote expertise en uitstekende kennis. Zwitserland trekt deze mensen actief aan voor haar ketenregieactiviteiten (bron: Commissie Van Laarhoven, 2008, Logistiek en supply chains: Visie en Ambitie voor Nederland). Een centrum voor ketenregie is in principe niet locatiegebonden (‘footloose’) totdat het regiecentrum eenmaal op een bepaalde locatie gevestigd is. Het investeert namelijk in deze locatie. Processen worden verankerd in de bedrijfssoftware en in de fysieke logistieke processen. Een regiecentrum zal zich dus niet meer snel verplaatsen en verliest haar ‘footloose’ karakteristieken (bron: Innovatieprogramma van de Commissie Van Laarhoven). Commissie Van Laarhoven, 2008, Logistiek en supply chains: Innovatieprogramma.
- 14 -
© Policy Research Corporation
Toekomstbeeld
III.2.2. PRODUCTIEPROFIEL De demografische ontwikkeling van de Limburgse beroepsbevolking vormt een bedreiging voor de gewenste economische ontwikkeling naar kennisintensieve activiteiten met hoge toegevoegde waarde. Wellicht zullen personeelstekorten ontstaan in diverse sectoren, waaronder de logistiek, wat een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van nieuwe activiteiten als VAL en ketenregie. De bevolkingskrimp biedt echter kansen voor sociale innovaties ten behoeve van een grotere (efficiëntere) inzet van de beschikbare beroepsbevolking36. Daarnaast neemt ook de druk op de beschikbare ruimte af en ontstaan er kansen om (nieuwe) bedrijventerreinen aan te leggen. Het imago van de logistiek is eerder operationeel dan innovatief. Bij het brede publiek is logistiek het onbekende economische trekpaard. Logistiek maakt als één van de negen topsectoren echter integraal deel uit van het nieuwe bedrijfslevenbeleid. Innovatie en slimme logistieke concepten als basis voor kennisopbouw vormen – in samenhang met industriële en handelsactiviteiten – de speerpunten in de vormgeving van een unieke, onderscheidende logistieke positie met de nodige toegevoegde waarde creatie. Door te streven naar een versterking van de toegevoegde waarde in ketenregie en -configuratie activiteiten in Nederland biedt het innovatieprogramma van de Commissie Van Laarhoven daartoe verschillende kansen. Het innovatieprogramma zet met name in op de thema’s 4C, service logistiek en regierol van knooppunten. Deze regierol vereist niettemin ‘binding’ met de fysieke goederenstromen. De kans voor Limburg (en Nederland) ligt in het multimodaal ontwikkelen van de logistieke hotspots in combinatie met (keten)regie. Gegeven de toekomstige groei in het wegvervoer en de bijhorende congestie, biedt de beleidsinzet op multimodaal vervoer en bijhorende infrastructuur kansen voor het (logistieke) bedrijfsleven37. Bedrijven zullen niet alleen hun transport efficiënter organiseren, maar ook meer gebruik maken van milieuvriendelijke en energiezuinige transportmiddelen38.
III.2.3. INTERNATIONALISERING De bidirectionele Oost-Westgoederenstromen die binnen Europa ontstaan vanwege de hybride distributiestructuur bieden kansen voor het centraal gelegen Limburg als ‘extended gateway’ voor de
36
37
38
De logistieke sector biedt kansen voor zowel lager geschoolde arbeid (transport en warehousing) als hoger geschoolde arbeid (innovatie en ketenregie). De huidige HBO/WO opleidingen hebben een internationaal karakter en momenteel is er slechts een beperkte binding van deze studenten aan de (grens)regio. De uitdaging is dus om voldoende arbeidsperspectieven te creëren voor hoger opgeleiden, alsook een onderscheidend sociaal klimaat te garanderen (met kwaliteitsvol onderwijs, een aangename woonomgeving en een voldoende uitgebouwd cultureel aanbod). Daarbij mag het belang van snel en betrouwbaar datatransport via breedband (glasvezel) in de toekomst niet worden onderschat. Duurzaamheid wordt steeds belangrijker. Internationale sustainability indices zoals die van de Dow Jones maken bedrijven meer en meer bewust van het belang van duurzaamheid en leiden tot een stijging van de sociale controle. Daardoor staan verladers steeds meer open voor multimodale samenwerking met logistieke dienstverleners die zich ‘lean and green’ profileren.
© Policy Research Corporation
- 15 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
havens van Rotterdam en Antwerpen39. Een belangrijke factor hierbij is de concurrentie tussen de havens aan de Baltische en de Middellandse Zee, en de havens aan de Noordzee. In Duitsland heeft dit tot nu toe geleid tot het versterken van de Noord-Zuidverbindingen ten koste van de Oost-Westverbindingen (en de concurrentiepositie van de zeehavens in Nederland en België). Dit patroon doorbreken of aanhaken op de Noord-Zuidverbindingen vormt een grote uitdaging. Ook de toegenomen concurrentie met de buurlanden door het ontstaan van netwerken van EDC’s en RDC’s vormt een bedreiging voor de logistieke sector. De aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsland staat immers onder druk. Enerzijds nemen congestieproblemen toe en stijgen de kosten voor alsmaar schaarser wordende bedrijventerreinen als gevolg van het eigen succes. Anderzijds hebben de omliggende landen een significante inhaalslag gemaakt op het vlak van onder andere fiscale stimuleringsmaatregelen40 en flexibele arbeid. Toch beschikt Nederland over kansen ten opzichte van andere (opkomende) regio’s door de ligging dicht bij zowel de mainports als de afzetmarkt, de goede bereikbaarheid, het gekwalificeerd personeel en de jarenlange traditie van logistieke bedrijvigheid. Daardoor ontstaan opportuniteiten voor de innovatieve ontplooiing van bestaande logistieke activiteiten en de aantrekking en uitbouw van (hoogwaardige) logistieke activiteiten met betrekking tot producten die dicht bij de bestemmingsmarkt worden geassembleerd41. Daarnaast zijn ook al acties ondernomen om de concurrentie tussen de verschillende regio’s te verminderen. Hierbij kan worden gedacht aan de innovatieve samenwerking binnen de Technologische Topregio42.
39
40
41
42
Zo biedt het centraal gelegen Limburg als ‘extended gateway’ oplossingen voor de strengere regelgeving in verband met rijtijden (invoering van de 48-urige werkweek) die logistiek vanuit de Randstad minder efficiënt maakt. Limburg kan de mainports ontlasten door de afhandeling van goederen in de inlandterminals van waaruit een omvangrijke afzetmarkt binnen een straal van 100 km kan worden bediend. Voorbeelden van fiscale stimuleringsmaatregelen voor vestiging in België zijn het dubbelbelastingverdrag tussen België en Hong Kong (dat bepaalt dat de winsten van Belgische vennootschappen zonder bronheffing kunnen worden uitgekeerd naar Hong Kong en vice versa), de notionele (of fictieve) interestaftrek (waardoor vennootschappen een fictieve rente kunnen aftrekken van hun winst) en een winstcorrectie volgens het ‘arm’s length beginsel’. Volgens dit beginsel kunnen de winsten van ondernemingen behorend tot een internationale groep gelijkgesteld worden met die van Belgische bedrijven die gelijkaardig activiteiten uitvoeren. De winsten worden derhalve losgekoppeld van eventuele schaalvoordelen waarvan de onderneming geniet dankzij haar aanwezigheid in een multinationale groep en leiden zo tot een aanzienlijke daling van de belastbare grondslag voor de onderneming. Door de uitbouw van de aanwezige EDC’s worden ook meer serviceactiviteiten aangetrokken zoals call centers en finance centers, waardoor de activiteiten steeds verder aan de regio verankerd worden. Ook op het vlak van openbaar vervoer is samenwerking in de Euregio aangewezen. In onderzoek van Policy Research Corporation wordt een totaalvisie op openbaar vervoer – een ‘Euregionaal openbaar vervoer plan’ – aanbevolen dat meer is dan alleen maar de som van (individuele) wensen op spoorgebied.
- 16 -
© Policy Research Corporation
Toekomstbeeld
III.2.4. CLUSTERWERKING De beleidsinzet van Provincie Limburg op de drie ‘clusters van kracht’43 en op Limburg als ‘extended gateway’ biedt talrijke kansen. Zo heeft Limburg naast de nodige infrastructuur ook een voldoende breed economisch weefsel met industriële en logistieke expertise in huis om van de logistieke sector een zelfstandige cluster te maken. De sterk aanwezige clusters Agro & Food, Healthcare en Chematerials & Energy zijn immers kennisintensieve innovatieve clusters met complexe supply chains die hoge eisen stellen aan de aanen afvoer van inputs en eindproducten. De logistieke sector kan de innovatieve oriëntatie van deze topspelers afstemmen op de eigen logistieke expertise en benutten in het ontwikkelen van innovatieve VAL- en ketenregieactiviteiten en het opzetten van een vooruitstrevende logistieke organisatie. Limburg kan deze kennisontwikkeling ook nuttig aanwenden in haar functie als extended gateway van de mainports Rotterdam en Antwerpen. De provincie kan haar expertise valoriseren ten behoeve van onder andere VAL-activiteiten voor bedrijven met wereldwijde retourstromen, regie over (lege) containerstromen en aansluiting op de ICT-systemen van de mainports. Via investering in kennis en innovatie binnen de logistieke sector kan de logistieke toppositie van Limburg worden bestendigd en de sector worden uitgebouwd tot een zelfstandige cluster.
43
In de SWOT-analyse van de Technologische topEuregio (2007), uitgevoerd door Policy Research Corporation, in samenwerking met Hochschule Niederrhein en E,til, is sprake van dezelfde clusters, met name High Tech Systems & Materialen, Food & Nutrition en Life Sciences & Medische Technologie, alsook van de logistieke sector in een ondersteunende rol. Ook de eindrapportage van de Adviescommissie Deetman omtrent de bevolkingskrimp in Limburg (2011) benoemt de Chemelot Campus, Healthcare en Greenport Venlo als kansrijke economische speerpunten (naast de financieel-administratieve cluster, de Maasplassen Midden-Limburg en het innovatief midden- en kleinbedrijf).
© Policy Research Corporation
- 17 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
- 18 -
© Policy Research Corporation
Krachtlijnen voor de toekomst
IV. KRACHTLIJNEN VOOR DE TOEKOMST
De krachtlijnen voor de toekomst van de logistieke sector in Limburg bouwen verder op de beleidslijnen die zijn uitgezet in het Goederenvervoerplan en beogen de toekomstige uitdagingen waarmee de provincie en de sector worden geconfronteerd te incorporeren. Daarbij is er een verscherpte focus op kwaliteit en selectiviteit om vanuit beleidsoogpunt toekomstige behoeften van bedrijven af te stemmen op verwachte ontwikkelingen en de bijhorende kansen en bedreigingen. Het belangrijkste middel daartoe is doorgedreven innovatie, waarvoor in Limburg talrijke kansen zijn en kan worden aangehaakt op het Innovatieprogramma van de Commissie Van Laarhoven. Van de drie pijlers in het Goederenvervoerplan vormt het bouwen van infrastructuur een basis die continu aan verbetering onderhevig is (en moet zijn)44. Daarnaast biedt het stimuleren van multimodaliteit en logistieke organisatie een uitgangspunt om via innovatie de logistieke toekomstkansen van Limburg te verzilveren. Ten behoeve van die innovatie is ondersteuning nodig van de overheid als kaderscheppende bondgenoot. Uit het streven naar innovatie volgen twee krachtlijnen voor de toekomst45: − Optimaal ondersteunen van de logistieke behoeften van de bedrijven in de regio: borgen dat logistiek een motor van kracht is voor de ontwikkeling van de aanwezige industrie in de regio; − Faciliteren van het ontwikkelingspotentieel van Limburg op het vlak van logistiek: borgen dat logistiek niet alleen voorwaardenscheppend is voor de ontwikkeling van de industrie, maar ook resulteert in nieuwe bedrijvigheid en toegevoegde waarde op het vlak van logistiek.
44
45
Daarbij dient op provinciaal niveau duidelijke afstemming te zijn met betrokken gemeenten, opdat conflicterende beleidsmaatregelen met betrekking tot de optimale doorstroom van goederen (zoals gemeentelijke belemmeringen in het provinciale Kwaliteitsnet Goederenvervoer) vermeden worden. Deze krachtlijnen sluiten aan bij de ambitie van de Adviescommissie Deetman in verband met de bevolkingkrimp in Limburg: waardevermeerdering vanuit innovatie en het benutten van kansen op basis van de vitale economie die in Limburg aanwezig is met als kansrijke speerpunten de drie ‘clusters van kracht’ aangevuld met een financieel-administratief cluster, recreatie en toerisme (bijvoorbeeld Maasplassen Midden-Limburg) en een innovatief MKB.
© Policy Research Corporation
- 19 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
Deze krachtlijnen beïnvloeden de toekomstige slagkracht van de logistieke sector en bij uitbreiding het hele economische weefsel in Limburg46.
IV.1. OPTIMAAL ONDERSTEUNEN VAN DE LOGISTIEKE BEHOEFTEN VAN DE BEDRIJVEN IN DE REGIO De logistieke behoeften van de bedrijven in de regio volgen uit hun steeds complexer wordende internationale supply chains en betreffen tijdigheid, flexibiliteit en betrouwbaarheid47. Daartoe is nood aan voldoende hoger opgeleid logistiek personeel met kennis van zaken voor de specifieke vereisten binnen die supply chains. Daarnaast sluiten de logistieke behoeften eerder aan bij een keuze voor wegtransport dan voor transport over water en spoor. Wegens congestie en de toenemende maatschappelijke focus op duurzaamheid is er echter een tendens richting meer transport over water en per spoor. Om de veeleisende behoeften van de markt en de evolutie naar andere transportmodaliteiten af te stemmen is niet zozeer behoefte aan het bouwen van (nieuwe) infrastructuur, maar eerder aan het stimuleren van multimodaal transport en logistieke organisatie via innovatieve ontwikkelingen48. De logistieke vernieuwing ten behoeve van het Limburgse bedrijfsleven ligt in het nastreven van efficiëntieverbeteringen zoals multimodaal transport, het bundelen van lading en cradle to cradle. De voordelen van deze vernieuwingen uiten zich op het vlak van zowel duurzaamheid als (financiële) kostenbesparingen49. Hoogwaardige logistieke activiteiten verbeteren zo de aantrekkelijkheid van de regio. Nu reeds wordt in de Versnellingsagenda ingezet op VAL-activiteiten ter ondersteuning van de aanwezige ‘clusters van kracht’. De ontwikkelingskansen van die clusters in Limburg kunnen worden verzilverd via innovatieve ketenregie zoals 4PL, 4C en service logistiek, want dergelijke nieuwe
46
47
48
49
Het onderscheid en verband tussen beide krachtlijnen is goed zichtbaar in de agro & food sector, waarvoor Duitsland de belangrijkste afzetmarkt is. In de periode april-oktober wordt er geproduceerd en wordt de Duitse retail bevoorraad met eigen kweek. Van november tot maart worden groenten en fruit geïmporteerd en gedistribueerd via Greenport Venlo. Industrieën als automotive en hightech produceren klantspecifiek en hebben een veelheid aan leveranciers die hen justin-time beleveren. De chemiesector hecht veel belang aan veiligheid, leverbetrouwbaarheid en klantspecificiteit (voor wat betreft specialty chemie). In de agro & food sector krijgen versheid en flexibiliteit prioriteit. Het Goederenvervoerplan heeft een sterke beleidsinzet op het bouwen van infrastructuur, zowel onder de pijler Infrastructuur als onder de pijler Multimodaal vervoer. De focus ligt op de realisatie van hoogfrequente en betrouwbare multimodale verbindingen tussen de mainports en de knooppunten in het achterland, bijvoorbeeld via de nieuwe spoorterminal in Venlo. Daarbij is het in de toekomst van belang de geïdentificeerde knelpunten in de bestaande infrastructuur te verbeteren (zowel voor goederen- als personenvervoer), zodat het infrastructuurnetwerk optimaal kan worden benut. In de internationale context dient Provincie Limburg in te zetten op een optimale aansluiting op de buitenlandse – met name Duitse – (spoor)infrastructuur. Goede logistieke ondersteuning en bijhorende kostenbesparingen in Nederland worden door bedrijven als een belangrijke vestigings- en bindingsfactor beschouwd en vormen een substantieel tegengewicht bij de beslissing tot delokalisatie naar lageloonlanden. Hierbij verplaatsen bedrijven hun productie-eenheden naar landen met lagere loonkosten en worden afgewerkte producten van daaruit ingevoerd.
- 20 -
© Policy Research Corporation
Krachtlijnen voor de toekomst
logistieke concepten bieden toegevoegde waarde voor met name dat type bedrijven met complexe supply chains50. In de praktijk kunnen de bedrijven en logistieke spelers in Limburg aanhaken op het innovatieprogramma van de Commissie Van Laarhoven51.
IV.2. FACILITEREN
VAN HET ONTWIKKELINGSPOTENTIEEL VAN
LIMBURG
OP HET VLAK
VAN LOGISTIEK
Op basis van de toekomstige logistieke trends en ontwikkelingen in Limburg en met name de te verwachten groei van gecontaineriseerde lading in Rotterdam en Antwerpen ontstaat in NoordwestEuropa de uitdaging om het logistieke ontwikkelingspotentieel in de toekomst voldoende te faciliteren. Voor het toekomstige ontwikkelingspotentieel van Limburg zijn naar verwachting verschillende behoeften van groot belang (in lijn met de eerder onderscheiden factoren): − Marktpositie: De economische behoefte aan hoogwaardige logistieke activiteiten; − Productieprofiel: De maatschappelijke behoefte aan duurzaamheid, de economische behoefte aan voldoende flexibel en hoger opgeleid arbeidspotentieel en de ruimtelijke behoefte aan goed ontsloten (watergebonden) bedrijventerreinen en goede transport- en overslaginfrastructuur; − Internationalisering: De behoefte aan internationale afstemming; − Clusterwerking: De behoefte aan samenwerking voor het benutten van synergie.
IV.2.1. MARKTPOSITIE: KEUZE VOOR TOEGEVOEGDE WAARDE Limburg heeft behoefte aan ondersteuning van de slagkracht van haar economisch productie- en handelsweefsel door de nodige logistieke activiteiten en transport. Als gevolg van de uitbreiding van Europa wordt vanuit Oost-Europa toenemende logistieke concurrentie verwacht. Om deze toenemende internationale concurrentie en economische behoefte aan logistieke activiteiten in Limburg op elkaar af te stemmen dient innovatie gestimuleerd te worden. Deze ambitie impliceert de keuze voor kwaliteit en selectiviteit in de bedrijvigheid. Limburg beschikt over troeven om te focussen op die activiteiten die de grootste toegevoegde waarde creëren, met name
50
51
Zo biedt ‘reverse logistics’ voor de maakindustrie innovatieve groeimogelijkheden die passen in het cradle to cradle gedachtegoed. Het efficiënt hergebruik van producten, onderdelen en materialen van bijvoorbeeld kopieermachines vereist nieuwe logistieke concepten waarvoor momenteel onvoldoende kennis aanwezig is. Naast toegevoegde waarde bieden die concepten ook een bijdrage aan meer duurzaamheid. Greenport, FloraHolland, Océ en de NV Regio Venlo nemen op dit moment reeds deel aan verschillende innovatieprojecten van het Logistiek Topinstituut Dinalog te Breda.
© Policy Research Corporation
- 21 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
VAL-activiteiten, ketenregie en regie van knooppunten52. De sectoren met complexe supply chains waarvoor VAL-activiteiten en ketenregie toegevoegde waarde bieden zijn in Limburg aanwezig. Daarnaast zijn de hoofdkantoren van zowel verladers als logistieke dienstverleners nog steeds in West-Europa (en Limburg) gevestigd (en vooralsnog niet richting Oost-Europa verhuisd) en biedt Limburg gemakkelijk toegang tot logistieke kennis. Via innovatie wordt geborgd dat de aanwezige kwalitatieve toegevoegde waarde activiteiten in Limburg blijven en nieuwe activiteiten naar Limburg gehaald worden. Op basis van innovaties in logistiek wordt Limburg nog aantrekkelijker als vestigingsregio voor handelsactiviteiten, met name van het type waarvoor een (E)DC in Limburg met bijhorende VAL-activiteiten en ketenregie geschikt is en aansluit op het type bedrijvigheid dat nu in Limburg gevestigd is zoals chemie (bijvoorbeeld op de Chemelot Campus) of hightech (bijvoorbeeld een bedrijf als Océ)53. Zo biedt innovatie kansen voor het versterken van de huidige kennis en kunde en draagt innovatie bij aan de clusterwerking en de ambitie om van Limburg een technologische en logistieke (en technologisch-logistieke) topregio te maken. Op basis van die eigen kracht kan Limburg nauwer betrokken worden bij Brainport, in lijn met de richting voorgesteld door de Adviescommissie Deetman54.
IV.2.2. PRODUCTIEPROFIEL: DUURZAAM GEBRUIK VAN INFRASTRUCTUUR, BESLAG OP ARBEID EN BESLAG OP RUIMTE
IV.2.2.1. Duurzaam gebruik van infrastructuur De toekomst van goederenvervoer wordt beïnvloed door de steeds groter wordende maatschappelijke behoefte aan duurzaamheid en aan vervoer dat op efficiënte manier gebruik maakt van de beschikbare infrastructuur en (steeds) minder vervuilt. De wereldwijde groei in goederenstromen zal echter zorgen voor een steeds verder toenemende milieubelasting. Daarbij is de verwachting dat met name het containervervoer in Limburg zal groeien, waarvoor wegtransport momenteel het meest gebruikt wordt.
52
53
54
VAL-activiteiten kunnen extra toegevoegde waarde bieden binnen de logistieke sector. Ketenregie kan uitgebouwd worden als nieuwe bedrijfstak binnen de logistieke sector. Regie van knooppunten kan extra toegevoegde waarde bieden voor internationale handel. Diverse Aziatische bedrijven in technologische onderdelen vestigden hun EDC in Limburg. De Chinese machineonderdelenproducent Yingliu koos voor Born en het Taiwanese Senor Tech bracht de Europese warehouse activiteiten onder bij Janssen Distribution Services in Venlo. Op basis van deze logistieke toppositie kunnen in de toekomst ook industriële productieactiviteiten aangetrokken worden (zoals hightech) waarvoor time-to-market en kennis ten behoeve van R&D van belang zijn. De Adviescommissie Deetman onderschrijft dat verbreding van Brainport 2020 naar het schaalniveau van ZuidoostNederland kansen biedt voor Limburg. Daartoe dient Limburg zich te richten op het verder versterken van de reeds aanwezige economisch sterke punten zoals de logistieke expertise ten behoeve van de aanwezige clusters van kracht. Alleen zo werkt Limburg vanuit de eigen kracht aan haar toekomst als aantrekkelijke partner voor samenwerking in breder verband (win-win).
- 22 -
© Policy Research Corporation
Krachtlijnen voor de toekomst
Een doorgedreven focus op innovatie biedt kansen om deze conflicterende economische vraag naar meer (weg)transport en de maatschappelijke behoefte aan minder (of tenminste schoner) transport op elkaar af te stemmen. Door innovatieve ketenregie wordt de keuze van transportmodaliteit beïnvloed en multimodaal transport (over water en spoor55) gestimuleerd. Daarnaast levert ketenregie via het bundelen van lading voordelen in logistieke organisatie wat resulteert in minder transportstromen. Via innovatieve regie van knooppunten kunnen coördinatieproblemen bij binnenvaart en spoor aangepakt worden ten behoeve van synchromodaal transport56.
IV.2.2.2. Beslag op arbeid Uit de verwachte groei in transportstromen en de ambitie om die via Limburg af te handelen ontstaat een economische behoefte aan arbeidskrachten57 in de logistieke sector die flexibel en hoger opgeleid moeten zijn om de nieuwe hoogwaardige activiteiten (in de toekomst) te kunnen uitvoeren. De demografische ontwikkeling in Limburg (en bij uitbreiding de rest van Nederland) sluit hier niet bij aan. De Limburgse bevolking krimpt door vergrijzing en ontgroening en wordt gekarakteriseerd door een relatief lage arbeidsparticipatie en relatief laag opleidingsniveau (met uitzondering van de regio Maastricht)58. Het afstemmen van de conflicterende demografische verwachting en de economische behoefte aan meer en hoger opgeleide mensen kan ingericht worden via vernieuwende arbeidssystemen en een aan-
55
56
57
58
De ambitie van de haven van Rotterdam is het hoge aandeel van containertransport vanuit de haven over de weg (in 2009 56%) terug te dringen tot 35% in 2035 ten voordele van het containertransport via de binnenvaart (in 2009 33% en in 2035 45%) en het spoor (in 2009 11% en in 2035 20%). Daartoe is het van belang dat concrete invulling wordt gegeven aan het binnenhavenbeleid. In dat verband heeft Provincie Limburg in samenwerking met NEA, Policy Research Corporation en het ministerie van Verkeer en Waterstaat een instrumentenmap voor binnenhavens ontwikkeld met concrete handvaten (stappen en instrumenten per stap) om meer werk te maken van de binnenhavens. In februari 2011 werd de Intentieovereenkomst Havenbeheer Limburg ondertekend. Daarmee geven de Limburgse overheden invulling aan de ambitie om de concurrentiepositie van de Limburgse industriële en logistieke bedrijven te versterken via concrete projecten met de nodige financiële ondersteuning (€ 31.2 miljoen van gemeenten, Provincie en Rijk). Verder werkt ook de elektrificatie van spoortrajecten de duurzaamheid van spoorvervoer (en zo ook de modal shift) in de hand. Het doel van ‘synchromodaal transport' is een betere afstemming over transportvolumes en modaliteiten, zodat ongebruikte capaciteit wordt benut en het transportvolume groeit tegen lagere kosten. De beschikbare capaciteit van vervoermiddelen en infrastructuur bepalen samen met de aard van de lading de keuze voor een bepaalde modaliteit. Bij synchromodaal transport wordt dus niet alleen gebruik gemaakt van verschillende modaliteiten (‘multimodaal transport’), maar wanneer mogelijk en/of noodzakelijk ook actief gewisseld tussen de modaliteiten. Zo kan afhankelijk van de beschikbare tijd voor eenzelfde type lading een andere modaliteit worden gebruikt. Daartoe is het van belang dat de knooppunten (mainports en terminals) naadloos op elkaar aansluiten via het gebruik van innovatieve virtuele goederenstromen die de fysieke goederenstromen vergezellen (‘e-freigth’). Recent werd door het Strategisch Platform Logistiek opgeroepen tot meer aandacht en innovaties voor synchromodaal transport (bron: Logistiek.nl, 27 augustus 2010, Strategisch Platform Logistiek: Investeer in synchromodaal transport) Tussen 2009 en 2014 worden bij een gelijkblijvend beleid in Limburg door uitbreidingsvraag 500 banen in de transport en logistiek gecreëerd en deze schatting is wellicht aan de lage kant gezien alle initiatieven in de sector. Vooral in de MBO Administratie en logistiek en de HBO Vervoer en logistiek leidt de vervangingsvraag tot grote tekorten (160 MBO’ers Administratie en logistiek en 210 HBO’ers Vervoer en logistiek) (bron: Provincie Limburg, 2010, Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg). Vooral logistieke dienstverleners zien zich geconfronteerd met een gebrek aan (voldoende goed opgeleid) personeel. Verladers die de logistieke en transportactiviteiten (deels) hebben uitbesteed ervaren minder problemen met het vinden van gekwalificeerde arbeidskrachten.
© Policy Research Corporation
- 23 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
gepast arbeidsmarkt- en scholingsbeleid. Enerzijds bieden sociale innovaties als dubbel bemand rijden en werken in ploegen de kans om zowel mensen als materieel slimmer en flexibeler in te zetten en zo het transport dynamisch te managen59. Anderzijds dient de koppeling van onderwijs en arbeidsmarkt te zorgen voor praktijkgericht hoger beroeps- (HBO) en wetenschappelijk onderwijs (WO) met als doel de vorming van hoger opgeleide mensen voor de uitvoering van complexe logistieke activiteiten met hoge toegevoegde waarde. Daartoe dient (onder andere) ingezet te worden op de ontwikkeling van kennisinfrastructuur door middel van allianties tussen het onderwijs en het bedrijfsleven en kennisdiffusie richting MKB ten behoeve van verder doorgedreven innovatie60.
IV.2.2.3. Beslag op ruimte Innovatieve ontwikkelingen en het opzetten van nieuwe logistieke activiteiten creëren een verdere ruimtelijke behoefte aan goed ontsloten (watergebonden) bedrijventerreinen en een goede transporten overslaginfrastructuur. In Limburg is die fysieke ruimte schaars en de herstructurering van bestaande terreinen kostenintensief61. De huidige situatie van huishoudensdaling door de bevolkingskrimp en de sanering van woningen en/of voorzieningen die daarmee gepaard gaat, betekent echter het vrijkomen van fysieke ruimte, die in de toekomst deels kan worden ingezet voor de huisvesting van de clusters van kracht. Verder bieden onbenutte delen van bestaande bedrijventerreinen (die als reserve naar de toekomst toe braak liggen) en overschot aan kantoorruimte kansen voor een effectievere ruimtelijke benutting. Om de geboden kansen voor de ruimtelijke behoefte te verzilveren dient verstandig te worden omgegaan met het herbestemmen van nieuwe ruimte vanuit de vraag hoe deze ruimte ingezet kan worden voor het bevorderen van innovatie en het creëren van toegevoegde waarde. Volgens de Adviescommissie Deetman is de creatie van nieuwe fysieke ruimte rondom de Universiteit Maastricht moeilijk, in tegenstelling tot de hogescholen waarrond wel mogelijkheden voor nieuwe bedrijventerreinen zijn62.
59
60
61
62
Er zijn twee hoofdvormen van sociale innovatie te onderscheiden, namelijk vernieuwingen in vervoerssystemen en vernieuwingen in arbeidstijdenmanagement. Sociale innovaties in vervoerssystemen optimaliseren de inrichting van een vervoerstraject, bijvoorbeeld aan de hand van een dubbel bemand, postiljon- of omkoppelsysteem. Vernieuwingen in arbeidstijdenmanagement optimaliseren de inzet van het chauffeursbestand via bijvoorbeeld ploegendiensten, cyclische roosters en individuele roosters. Belangrijke randvoorwaarden voor de doorvoering van sociale innovatie zijn het meer delen van de vrachtwagen en het hebben van voorspelbare en continue vervoerstromen. Zie ook Peeters, C., Bouwman, T. en Hendrickx, F., 2009, Wegvervoer en Logistiek. Visie 2015, SDU, Den Haag. Beide aanbevelingen sluiten aan op het advies van de Adviescommissie Deetman en zijn in overeenstemming met de speerpunten zoals geformuleerd door de Commissie Van Laarhoven. Zuid-Limburg is na de Randstad het sterkst verstedelijkte gebied van Nederland met dicht bij elkaar de drie stedelijke centra Maastricht, Parkstad en Sittard-Geleen (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2009). De Adviescommissie Deetman beschouwt beschikbare fysieke ruimte rondom een universiteit of hogeschool als een cruciale factor voor het realiseren van succesvolle innovatieve ontwikkelingen. Door onderwijs, kennisinstituten en bedrijfsleven, bijvoorbeeld vanuit een campusgedachte, in elkaars nabijheid te laten opereren wordt letterlijk ruimte geboden voor creativiteit en innovatie. Ook het op 4 februari jongstleden voorgestelde nieuwe bedrijfslevenbeleid volgt die koers (met focus op negen topsectoren waaronder agro & food, tuinbouw, hightech, chemie en logistiek).
- 24 -
© Policy Research Corporation
Krachtlijnen voor de toekomst
IV.2.3. INTERNATIONALISERING: INTERNATIONALE AFSTEMMING Om de kansen uit de groei in wereldwijde handel en bijhorend transport van en naar West-Europa te verzilveren is er behoefte aan internationale afstemming tussen de regio’s (waaronder Limburg) die op de Oost-Westverbinding liggen63, opdat de gezamenlijke concurrentiekracht wordt bestendigd. Door deze afstemming worden transitstromen en bijhorende regelgeving64 en investeringen in (grensoverschrijdende) infrastructuur geoptimaliseerd en ontstaat een keten van samenwerkende logistieke knooppunten en productieregio’s, waarbinnen logistieke innovaties kansen bieden voor de betrokken regio’s65. Op die manier profiteren de regio’s van elkaar en kunnen zij als de te verkiezen keten van regio’s in Europa wereldwijd in de markt worden gezet. De praktijk van grensoverschrijdende samenwerking is echter weerbarstig. Internationale (publieke) afstemming dient te geschieden op win-winbasis voor alle betrokken partijen66. De Adviescommissie Deetman stelde echter dat de toegevoegde waarde aan grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden vanuit Limburgse zijde onvoldoende duidelijk is. Daarnaast is de verwachting dat de logistieke concurrentie met de buurlanden zal toenemen. In Duitsland is bijvoorbeeld logistieke groei via de haven van Hamburg kansrijk. In België heeft het Waalse gewest van logistiek een topprioriteit gemaakt en in Vlaanderen wordt ingezet op de logistieke ontwikkeling van regio’s als Lommel en Genk waar industrieterreinen beschikbaar zijn. Door middel van clusterwerking kan een balans gevonden worden tussen de behoefte aan internationale afstemming en concurrentie. Binnen een cluster stimuleert de uitwisseling van ideeën en kennis innovatie en zo de concurrentiepositie van alle betrokken partijen67. Daartoe bestaan kansen vanuit bovenregionale afstemming binnen de Europese Technologische Topregio (‘Kenniseconomie Limburg’) en de Euregio’s68 alsook binnen de Vlaams-Nederlandse ‘Gouden Delta’69. Op basis van 63
64
65
66
67
68
69
Deze grensoverschrijdende afstemming krijgt momenteel vorm in het Euregionaal Logistiek Overleg (ELO), een samenwerkingsverband tussen Euregionale partners in de logistiek (Agit Aachen, ELC Limburg, Industrie und Handelskammer Aachen (IHK), Logistics in Wallonia, Logistiek Platform Limburg (LPL), Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (POM) en Provincie Limburg). Binnen deze samenwerking worden gezamenlijk projecten uitgevoerd en wordt informatie uitgewisseld over logistieke ontwikkelingen in de Euregio. Een efficiënte multimodale planning gebeurt ad hoc en wordt momenteel nog gehinderd doordat bijvoorbeeld aanvragen vanuit het buitenland voor de afhandeling van treinen één week op voorhand moeten worden ingediend. Op basis van internationale afstemming kan snel ingespeeld worden op (nieuwe) opportuniteiten, zoals het benutten van barge- en railterminals in Genk, Aken en Luik en de recente opening van de nabijgelegen spoorterminal in Lanaken. Zo biedt de expertise van Venlo in VAL- en ketenregieactiviteiten en de beschikbaarheid van goede spoorverbindingen in Duisburg kansen voor het aanhaken van Venlo op Duisburg door de virtuele middelen te bieden voor de fysieke infrastructuur daar. In dat opzicht is de Commissie Van Laarhoven duidelijk. Voor de ontwikkeling van nieuwe kennis en concepten in de logistieke sector is het nodig dat meerdere partijen in de keten meewerken. Zowel samenwerking als innovatie zijn noodzakelijk om de hoogwaardige logistieke activiteiten naar Nederland te halen. Zie ook de SWOT-analyse van de Technologische topEuregio (2007), uitgevoerd door Policy Research, Hochschule Niederrhein & E,til. Samenwerking in de Vlaams-Nederlandse ‘Gouden Delta’ (de provincies Antwerpen, Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Zeeland en Zuid-Holland) wordt beschouwd als een katalysator voor meer en duurzamere welvaart in deze regio. Daartoe wordt binnen dit samenwerkingsverband gestreefd naar strategische samenwerking – onder andere voor logistiek – op het vlak van innovatie, duurzaamheid, economische veiligheid en het optimaal gebruik van infrastructuur via publiekprivate samenwerkingsverbanden.
© Policy Research Corporation
- 25 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
synergie met de aanwezige industrieën in de verschillende grensoverschrijdende regio’s resulteert gezamenlijke afstemming binnen een cluster in verder doorgedreven innovatie. Om die kansen te verzilveren dient Limburg eerst de eigen economische vitaliteit te versterken en zo een aantrekkelijke partner te worden voor internationale afstemming70. Daartoe dient actief aansluiting gezocht te worden bij het Logistiek Topinstituut Dinalog te Breda. Ook het aantrekken van buitenlandse arbeidskrachten draagt bij tot internationale afstemming op bedrijfsniveau.
IV.2.4. CLUSTERWERKING: BENUTTEN VAN SYNERGIE De logistieke sector heeft behoefte aan samenwerking tussen zowel industriële als logistieke partijen zodat synergie kan worden benut en informatie, ideeën en innovatieve ontwikkelingen zo optimaal mogelijk kunnen worden uitgewisseld en verzilverd. Momenteel heerst er sterke concurrentie tussen de logistieke partijen en speelt de vrees voor het verlies van strategische voordelen uit innovatieve processen die gemakkelijk kopieerbaar zijn71. Daarnaast staat ook de industrie terughoudend tegenover meer samenwerking tussen de dienstverleners omwille van mogelijke spill-overs van efficiëntieverbeteringen naar de eigen concurrentie. Verder speelt de sterke machtspositie van verladers een belangrijke rol. Zij drukken door een ‘verdeel en heers’ politiek de prijzen en bijhorende marges in de logistieke sector. Om de samenwerking tussen logistieke diensverleners te faciliteren zijn dan ook nieuwe managementconcepten nodig zoals licentieverlening en winstdeling bij innovatie. Zo ontstaat op basis van visionair ondernemerschap en het nemen van (berekende) risico’s meer openheid en onderling vertrouwen en wordt er gezamenlijk toegewerkt naar één einddoel72. De in Limburg aanwezige industriële clusters en logistieke partijen bieden daartoe de nodige kansen via doorgedreven clusterwerking. De Versnellingsagenda, die inzet op investeringen in ‘clusters van kracht’ teneinde innovatie te stimuleren en toegevoegde waarde te creëren, neemt in dit streven naar innovatie een sleutelpositie in. Clustervorming faciliteert immers de randvoorwaarden die nodig zijn om een innovatieve omgeving te creëren waarin kennis omtrent multimodaal transport en logistieke organisatie kan worden opgebouwd, met name omtrent VAL-activiteiten, ketenregie en regie van (multimodale) knooppunten.
70
71
72
De regio Venlo is daarvan een goed voorbeeld. Nu reeds wordt vanuit die regio veel geïnvesteerd in afstemming met de zeehavens van Rotterdam en Antwerpen en de (binnen)haven van Duisburg om praktische invulling te geven aan de clusterwerking ter versterking van de eigen logistieke toppositie. De vraag hier is eerder hoe de directe Duitse buurregio’s mee ingeschakeld kunnen worden of kunnen aanhaken op bijvoorbeeld Greenport. Mede daardoor worden nieuwe concepten in bijvoorbeeld reverse logistics niet als innovatief beschouwd zoals dat in bijvoorbeeld de chemische sector wel het geval is. Samenwerking in de logistiek vereist naast openheid en vertrouwen tussen de logistieke partijen ook een mentaliteitsverandering bij de verladers. De grenzen van de individuele efficiëntieverbeteringen zijn in zicht. Om nog efficiënter te werken moeten verladers samenwerken, bijvoorbeeld in 4C-projecten, samen met logistieke dienstverleners.
- 26 -
© Policy Research Corporation
Krachtlijnen voor de toekomst
Binnen een cluster wordt de uitwisseling van opgebouwde kennis op basis van onderling vertrouwen gefaciliteerd. Zo wordt de bestaande kennisbasis binnen Limburg versterkt en wordt de logistieke toppositie van de regio bestendigd. Verder oefent Limburg op die manier aantrekkingskracht uit op nieuwe (logistieke) bedrijvigheid die de logistieke cluster verstevigt. Daarnaast biedt de opgebouwde expertise kansen voor succesvolle grensoverschrijdende samenwerking, opdat de gezamenlijke concurrentiekracht verbetert. Teneinde deze clusterwerking in de praktijk te brengen wordt aanbevolen logistiek te verheffen tot zelfstandige cluster.
© Policy Research Corporation
- 27 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
- 28 -
© Policy Research Corporation
Blauwdruk
V. BLAUWDRUK
De blauwdruk voor de logistieke ontwikkeling in Limburg moet gezien worden als een dynamisch plan. Voortschrijdend inzicht en veranderende omstandigheden kunnen leiden tot nieuwe agendapunten en andere prioriteiten. In dat opzicht is het een basis voor continue beleidsinzet op maat ten behoeve van de toekomstige logistieke ontwikkeling in Limburg73. In onderstaande Figuur V.1 wordt de blauwdruk voor de logistieke ontwikkeling in Limburg bondig samengevat. Figuur V.1 : Blauwdruk Krachtlijn 1
Krachtlijn 2
Optimaal ondersteunen van de logistieke behoeften van bedrijven
Faciliteren van het ontwikkelingspotentieel van logistiek in Limburg
Innovatief organiserend vermogen
Centraliseren van de ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten
Samenbrengen van spelers binnen de logistieke cluster
Faciliteren van de ontwikkeling van het kennisdistributiecentrum van Dinalog
‘Logistics Valley’ Inspannen om logistieke activiteiten naar Limburg te halen
Cluster van kracht Versterken van contacten met industriële topspelers, mainports en achterland
Operationele focus
Internationaal afstemmen op vlak van infrastructuur, regelgeving en samenwerking
Strategische focus
Beleid integreren van infrastructuur, ruimtelijke ordening, arbeid en scholing
Marktopportuniteiten identificeren en zo optimaal mogelijk benutten
Innovatief goederenvervoer
Bron : Policy Research Corporation 73
Daarmee wordt de Adviescommissie Deetman gevolgd die stelt dat een toekomstperspectief dient te fungeren als een dynamisch instrument. Aldus wordt gefocust op het realiseren van de geformuleerde ambities en wordt richting gegeven aan de gewenste ontwikkelingen die bijdragen aan toegevoegde waardecreatie.
© Policy Research Corporation
- 29 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
In de blauwdruk wordt vanuit de twee krachtlijnen voor de toekomst ingezet op innovatief goederenvervoer, met als doel een vliegwieleffect voor waardecreatie via hoogwaardige logistieke activiteiten. Elementair daarbij is het versterken van het innovatief organiserend vermogen. Daartoe dient de logistiek verheven te worden uit de positie van randvoorwaarde en een volwaardige zelfstandige cluster van kracht te worden. Operationeel is de insteek om logistieke activiteiten naar Limburg aan te trekken via het oprichten van een ‘logistics valley’.
V.1. INNOVATIEF GOEDERENVERVOER Limburg zou versterkt moeten inzetten op innovatief goederenvervoer met focus op synchromodaal transport en (met name) innovatieve logistieke organisatie om zo de concurrentiepositie van de logistieke sector te bestendigen en uit te bouwen. Hierbij wordt aanbevolen in te zetten op kwaliteit en selectiviteit in de behoeften van het economische weefsel in Limburg. De topspelers in zowel industrie als handel vragen logistieke bedrijvigheid met focus op die activiteiten die de hoogste toegevoegde waarde genereren, met name VAL-activiteiten, ketenregie en regie van knooppunten. Deze focus komt overeen met de door de Commissie Van Laarhoven benoemde niveaus drie en vier van het logistieke huis zoals afgebeeld in Figuur V.274. De klemtoon van de blauwdruk ligt in beginsel dan ook niet op (méér) fysiek transport en opslag. Ten aanzien van transport heeft het bouwen van nieuwe infrastructuur om de verwachte groei in goederenvervoer vanuit Rotterdam en Antwerpen op te vangen in de blauwdruk geen prioriteit. Wel is via hoogwaardige logistiek voordeel te halen uit het slim organiseren van het (groeiende) vervoer over de bestaande infrastructuur (althans voor wat betreft de fysieke afhandeling van goederen). Ten aanzien van opslag heeft ook het bouwen van nieuwe warehouses geen prioriteit. De focus van de blauwdruk ligt op het slim gebruik maken van de bestaande opslagcapaciteit (zowel binnen als buiten de regio) door middel van VAL-activiteiten (naast het aanhouden van voorraden) en ketenregie.
74
Niveau 1 ‘transport en overslag’ impliceert respectievelijk vervoer van A naar B en de overslag tussen/binnen modaliteiten. Niveau 2 ‘opslag en warehousing’ gaat over respectievelijk het aanhouden van voorraden en het optimaliseren van de voorraadhoogte. Niveau 3 ‘VAL’ verwijst naar vergaande vormen van logistieke dienstverlening zoals ompakken, labellen, repareren en klantspecifiek assembleren, alsook het leveren van diensten als call center en financiële diensten (ook wel ‘value added services’ (VAS) genoemd). Niveau 4 ‘ketenregie en -configuratie’ is het besturen en beheersen van logistieke netwerken. Niveau 5 ‘supportactiviteiten’ betreft financiële diensten, juridische diensten, douanediensten, ICT, diensten voor goederen- en materiaalbeheer en arbeidsgerelateerde diensten, uitgevoerd door zakelijk dienstverleners.
- 30 -
© Policy Research Corporation
Blauwdruk
Figuur V.2 : Het logistieke huis met vliegwiel voor waardecreatie Sterke verankering VAL en ketenregie en -configuratie bevordert verdere ontwikkeling sector supportactiviteiten 4. Ketenregie en -configuratie 5. Supportactiviteiten
Waardecreatie 3. VAL
Sterke sector van supportactiviteiten in Nederland bevordert de ontwikkeling VAL en ketenregie en -configuratie 2. Opslag en warehousing
1. Transport en overslag
Bron : Commissie Van Laarhoven
Hoogwaardige logistieke activiteiten krijgen prioriteit, maar staan niet op zichzelf. Zij worden versterkt (en versterken op hun beurt) de positie van Limburg in fysieke logistieke activiteiten en logistieke dienstverlening (onder andere op financieel en juridisch vlak). Op die manier bieden hoogwaardige logistieke activiteiten van hoger opgeleiden tegelijk kansen voor lager opgeleiden die ingezet worden bij transport- en opslagactiviteiten. De kennis en kunde om VAL en ketenregie uit te voeren is terug te voeren op de sterke positie in de fysieke logistiek75. Verdere ontwikkeling van ketenregie ondersteunt vervolgens weer de verdere ontwikkeling van de fysieke logistiek en de logistieke dienstverlening. Op die manier ontstaat een ‘vliegwiel’ voor waardecreatie in het bovenste deel van het logistieke huis (zie Figuur V.2). Via het vliegwieleffect wordt uit versterking van de huidige kennis en kunde een bijdrage geleverd aan de clusterwerking om van Limburg een technologische en logistieke (en zo ook technologischlogistieke) topregio te maken.
V.2. INNOVATIEF ORGANISEREND VERMOGEN Om de kansen voor de logistiek als cluster van kracht te verzilveren zou Limburg best aansluiting zoeken bij het nieuwe bedrijfslevenbeleid op Rijksniveau waarin logistiek benoemd is als één van de negen topgebieden. In navolging van het ‘triple-helix’ model dienen overheid, bedrijfsleven en
75
Uiteraard sluit dit niet uit dat opslag en warehousing een rol spelen in het totaal, maar enkel waar zij de hoge toegevoegde waarde in de regio helpen faciliteren.
© Policy Research Corporation
- 31 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
kenniscentra gezamenlijk en proactief vorm te geven aan een uniform beleid voor innovatief goederenvervoer. Aangezien de sociaaleconomische ontwikkelingen in Limburg verschillen per regio, stelt de Adviescommissie Deetman in haar eindrapportage een gedifferentieerde bestuursbenadering voor per regio. De innovatieve logistieke ontwikkeling kan eenvoudig ingepast worden in deze benadering. De regio Noord-Limburg kan op eigen kracht verder. Daartoe dient de regio voort te bouwen op de strategische regiovisie die eerder ontwikkeld is. Verder moet het succes van de regio Venlo als extended gateway met de nodige samenwerking en kennisuitwisseling worden uitgerold naar ZuidLimburg en vertaald naar de behoeften van de in die regio aanwezige maakindustrie. De regio Zuid-Limburg heeft nood aan krachtig bestuur. Dit bestuur krijgt momenteel mee gestalte in de vorm van een Taskforce, bestaande uit de gouverneur, de burgemeesters van Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht en een aantal ‘captains of industry’. Deze Taskforce heeft de verantwoordelijkheid om de uitdagingen voor de regio te vertalen in een transformatieproces naar de toekomst waarbij wordt ingezet op toegevoegde waardecreatie76. De mogelijkheden die nieuwe hoogwaardige logistieke activiteiten bieden voor het economisch weefsel in de regio verdienen daarbinnen een plaats77.
V.3. STRATEGISCHE FOCUS: CLUSTER VAN KRACHT Provincie Limburg kan als (mede)aanjager fungeren om de beweging van het logistieke vliegwiel te versnellen. Concreet zou de logistiek in Limburg gebracht kunnen worden naar het volwaardige strategische niveau van zelfstandige cluster van kracht. Deze clustervorming zal innovatie faciliteren. De inzet daarbij is om de logistiek te verheffen uit de positie van randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de drie gedefinieerde clusters van kracht zoals voorgesteld in de Versnellingsagenda. Dergelijke integratie van logistiek in het Limburgs speerpuntenbeleid sluit aan bij het nieuwe nationale bedrijfslevenbeleid waarin logistiek als één van de negen speerpunten wordt geïdentificeerd. Op die manier kan Limburg aandacht (en middelen) van het Rijk aantrekken voor de uitbouw van
76 77
Daarbij kan aangesloten worden op bestaande initiatieven zoals ‘Maastricht Bereikbaar’. Net als Venlo is de regio Maastricht geschikt voor de vestiging van EDC’s op basis van haar centrale ligging in de Euregio en multimodale ontsluiting. De regio Born-Beek-Maastricht zou de toekomstige logistieke as in Zuid-Limburg kunnen zijn. Ook een verdere koppeling aan de chemiecluster zou voor meer economische ontwikkeling zorgen (VAL). Daartoe is echter beleidsmatige aandacht voor logistieke en economische ontwikkeling noodzakelijk. De concurrentie van de regio Luik (met bijhorende luchthaven) als logistieke hotspot neemt immers steeds toe.
- 32 -
© Policy Research Corporation
Blauwdruk
logistiek als kennisintensieve hoogwaardige cluster met stevige fundamenten in de (bestaande) fysieke goederenstromen van de aanwezige industriële partijen en logistieke dienstverleners78. Net als voor de drie clusters van kracht dient Provincie Limburg (naar analogie met de aanbeveling van de Adviescommissie Deetman) op te treden als kaderscheppende bondgenoot, facilitator en cofinancier met focus op maatschappelijk rendement en toegevoegde waarde. In de Versnellingagenda is duidelijk beschreven hoe de overheid (in de geest van het innovatieprogramma van de Commissie Van Laarhoven) als cofinancier samen met het bedrijfsleven geld ter beschikking stelt voor investeringen voor het ontwikkelen van kennis en innovatie ten behoeve van nieuwe producten, processen en diensten79. Voor logistiek als vierde cluster van kracht (in aanvulling op de bestaande clusters80) is in de eerste plaats de kaderscheppende rol van belang. Het bedrijfsleven is gebaat bij een overheid die een trekkersrol vervult in de strategische ontwikkeling van kennis en kunde, het bevorderen van een innovatieve bewustwording81 en het bijeenbrengen en organiseren van clusters ten behoeve van samenwerking. Daarbij kan worden aangehaakt op bestaande structuren zoals het European Logistics Center Limburg, de NV Regio Venlo en het samenwerkingsverband ‘Maastricht Bereikbaar’82. De overheid dient geen (directe) financiële ondersteuning voor innovatie te leveren, omdat het bedrijfsleven vanuit ondernemerschap zelf investeert in innovatieve ontwikkeling op basis van opportuniteiten in de markt. Daarbij kan ze beroep doen op de toegezegde bijdrage vanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie voor het innovatieprogramma van de Commissie Van Laarhoven83. Het clusterbeleid voor logistiek richt zich eerder op het snel benutten van innovaties. Innovatieve en vooruitstrevende ontwikkelingen dienen waar mogelijk naar Limburg te worden gehaald en uitgebouwd via de volgende beleidsmaatregelen (in lijn met de eerder onderscheiden factoren): − Marktpositie: Het identificeren en zo optimaal mogelijk benutten van bedrijfsgrenzen overschrijdende opportuniteiten;
78
79
80
81
82
83
Zo draagt logistiek als vierde cluster van kracht ook bij tot versterking van de Oost-Westas waarop de twee logistieke knooppunten in Limburg zich bevinden. Wanneer er middelen beschikbaar komen voor een betere afstemming tussen de aangrenzende regio’s (zoals Duisburg) kunnen complementariteiten ten volle worden benut en wint de Oost-Westverbinding aan belang. Ook het nieuwe bedrijfslevenbeleid van het kabinet stelt ondernemers en onderzoekers samen aan het stuur van een sterker Nederland. Hierbij is het van belang om de waarde van logistiek als ondersteunende sector te onderkennen. Logistiek vormt immers een verbindende schakel tussen de drie bestaande clusters van kracht die kennis en innovaties aldus sectoroverschrijdend verspreidt en zo meer toegevoegde waarde realiseert. De logistieke sector heeft behoefte aan conceptualisering: een strategisch perspectief aangevuld met een operationeel ‘visibel’ doel. In deze platformen worden logistieke partijen bij elkaar gebracht voor samenwerking via netwerkbijeenkomsten en innovatieve projectinitiatieven. Ook Provincie Limburg participeert actief, wat resulteert in uiterst korte politieke lijnen. In die gevallen waar een gebrek aan visie en ondernemerschap de noodzakelijke (risicodragende) investeringen belemmert, kan externe financiering voor pilootprojecten (bijvoorbeeld vanuit het LIOF) overwogen worden.
© Policy Research Corporation
- 33 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
− Productieprofiel: o
Infrastructuur: Het eenvoudig en snel ter beschikking stellen van voldoende (grote) bedrijventerreinen en kantoorfaciliteiten84 op basis van de ‘één-loket’ benadering (naar het voorbeeld van het Asian Full Service Center te Venlo)85, zodat bedrijven op basis van innovatie sneller toegevoegde waarde kunnen creëren86;
o
Arbeid: Het bieden van kansen voor hoger opgeleiden (en zo ook kansen voor lager opgeleiden) door een aangepast scholings- en arbeidsmarktbeleid;
− Internationalisering: Het streven naar gezamenlijke internationale afstemming op het vlak van de aanleg van infrastructuur, regelgeving en samenwerking (bijvoorbeeld bij de exploitatie van nieuwe terminals)87; − Clusterwerking: Het versterken van de contacten met industriële topspelers88, de mainports en het achterland (bijvoorbeeld Duisburg of Luik)89. Elk van deze maatregelen wordt hieronder geconcretiseerd. Voor wat betreft marktpositie dient ingezet te worden op: − Het in kaart brengen van goederenstromen ten behoeve van modal shift, bundelingmogelijkheden en het opzetten van dag- en nachtdistributie (via gemeentelijke overslagterreinen)90; − Het inventariseren van bestaande en verwachte logistieke innovaties zodat bedrijven hier beter zicht op hebben en innovatie een belangrijke vestigingsfactor wordt; − Het diversifiëren van de aanwezige industriële activiteiten ten behoeve van een complementaire balans tussen aan- en afvoer en voldoende opportuniteiten voor retourlading91.
84
85
86
87
88
89
90
91
Uiteraard vormt het verbeteren van de knelpunten in infrastructuur (transport, op- en overslag) een randvoorwaarde voor de logistiek als cluster van kracht. Die verbeteringen vragen continue beleidsaandacht (die ze momenteel ook krijgen) op basis van een langetermijnvisie die rekening houdt met toekomstige ontwikkelingen (zoals die op de Chemelot Campus). Het verlagen van administratieve en financiële lasten compenseert de hogere grondprijzen. Zo is grond in Belgisch Limburg tot de helft goedkoper dan in Nederlands Limburg. De Adviescommissie Deetman adviseert om bij opgaven op het terrein van ruimtelijke ordening, bij vrijval van ruimte en bij opgaven van herstructurering expliciet aandacht te besteden aan het bieden van fysieke ruimte voor creativiteit en innovatie rondom kenniscentra (met name hogescholen). Met name binnen de Euregio bestaat hiervoor het nodige draagvlak, kennis en middelen. Die opportuniteiten voor (strategische) allianties met internationale partijen dienen aangewend te worden om onder meer Limburgse projecten als het Kwaliteitsnet Goederenvervoer gezamenlijk uit te voeren in grensoverschrijdend perspectief. Ook het contact tussen industriële spelers dient de nodige aandacht te krijgen, want het efficiënt bundelen van lading en regisseren van meerdere supply chains vereist samenwerking en bijhorend vertrouwen. Dat vertrouwen is het meest precair tussen rechtstreekse concurrenten en dient organisch te groeien over de tijd. NV Regio Venlo ijvert reeds zeer actief voor contacten over provincie- en landsgrenzen heen met als doel voldoende kritische massa te creëren voor logistieke innovatie. Zo werd recent Viaport Venlo opgericht als gezamenlijk initiatief om de internationale profilering van de logistieke regio Venlo te verbeteren. Voor Zuid-Limburg werden de goederenstromen recent in kaart gebracht door een samenwerkingsverband tussen Hogeschool Zuyd, Fontys Hogeschool, Provincie Limburg, Kamer van Koophandel, logistieke dienstverleners en verladers (zoals Sappi en Owens-Illinois Maastricht) in het kader van ‘Maastricht Bereikbaar’. Bulkproducenten met weinig retourstromen via de binnenvaart zouden bijvoorbeeld kunnen worden aangevuld door innovatief transport van agro- & foodproducten in reefercontainers. Dergelijke samenwerking tussen verladers uit verschillende sectoren is strategisch minder gevaarlijk dan tussen rechtstreekse concurrenten.
- 34 -
© Policy Research Corporation
Blauwdruk
Op het vlak van infrastructuur dient aandacht besteed te worden aan: − Het coördineren van de uitgifte van logistieke kavels op provinciaal niveau en de realisatie van nieuwe (gemeentegrenzenoverschrijdende) kavels voor moderne grootschalige logistieke activiteiten92; − Het verplichten van bedrijven om (reserve) oppervlakte van bestaande terreinen te benutten of vrij te geven (‘onteigenen’) op basis van een redelijke prijs; − Het opstellen van transparante criteria en eenvoudige procedures voor (snelle) logistieke vestiging; − Het consolideren van terminals ten behoeve van schaalvoordelen, minder concurrentie, en een betere planning (van bijvoorbeeld aankomsttijden); − Het aanhaken op het spoornetwerk in Duisburg93. Voor wat betreft arbeid dient het scholings- en arbeidsmarktbeleid de nadruk te leggen op: − Het opstellen van een meerjarenprogramma voor de instroom van scholieren94, de doorstroming naar de arbeidsmarkt95 en het behoud van werknemers binnen de sector96 in samenwerking met het Servicepunt Transport en Logistiek; − Het organiseren van samenwerking tussen het bedrijfsleven en opleidingsinstituten voor het aanbieden van stageplaatsen97 en het geven van gastcolleges door bedrijfsleiders; − Het opzetten van samenwerking tussen havenopleidingen en logistieke opleidingen in het hinterland op basis van gelijkaardige logistieke behoeften; − Het vergroten van het aandeel logistieke vakken in algemene handelsopleidingen;
92
93
94
95
96
97
Via deze coördinatie wordt versnippering van industrieterreinen over verschillende gemeenten tegengegaan en wordt vermeden dat bedrijventerreinen die goed ontsloten zijn via water worden ingevuld door bedrijven die van de beschikbare waterwegen geen (of nauwelijks) gebruik maken. In het kader van ruimtelijke ordening is in dat verband een rol weggelegd voor het provinciaal Grondbedrijf en/of de Limburgse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (LHB). Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van de complementariteiten tussen de regio Venlo en Duisburg. De regio Venlo bezit de (virtuele) expertise in VAL- en ketenregieactiviteiten en Duisburg beschikt over goede (fysieke) spoorverbindingen. Het valoriseren van deze complementariteiten biedt ook toegang tot de Oost-Europese markt die veeleer bevoorraad wordt via het spoor. Met name voor het hoger- en middenkader dient voldoende gerekruteerd te worden in Limburg. Daartoe zet de NV Regio Venlo momenteel in op promotie van logistiek als interessant en breed beroep in basis- en middelbare scholen. Lager opgeleide medewerkers kunnen ook worden aangetrokken uit andere regio’s zoals de Duitse grensregio die kampt met relatief hoge werkloosheid en een minder gunstig fiscaal- en pensioenstelsel. Ongeveer 60% van de studenten aan de Fontys Hogeschool Venlo is afkomstig uit Duitsland. Momenteel worden deze studenten onvoldoende aan de regio (en de Limburgse arbeidsmarkt) gebonden wegens het gebrek aan studentenresidenties. Verder wordt het lopen van stage in Nederland gehinderd door de omslachtige procedure om een SOFI nummer te bekomen. Daartoe dient ingezet te worden op de creatie van een aangename leefomgeving waar intelligente en ambitieuze mensen zich goed voelen op basis van een integrale visie op gebiedsontwikkeling (woon-, werk- en recreatiemilieus). Ook branding van de regio via het organiseren van internationaal georiënteerde evenementen (zoals Floriade 2012 en Maastricht Europese Culturele Hoofdstad 2018) kan hiertoe bijdragen. De Adviescommissie Deetman suggereert nog om een internationale school op te richten voor de kinderen van het toenemend aantal internationale arbeidskrachten. De ervaring leert dat stagiairs vaak blijven werken in het bedrijf waar ze stage liepen.
© Policy Research Corporation
- 35 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
− Het bieden van carrièreperspectieven98 (mede door continue bijscholing)99; − Het aansluiten bij Dinalog in Breda voor het vertalen van theoretische innovaties naar de logistieke praktijk in Limburg/Venlo (en later naar supply chains over de hele wereld)100. Voor internationalisering wordt gestreefd naar gezamenlijke internationale afstemming via: − Het versterken van het imago van de logistieke sector in het algemeen en de Limburgse logistieke expertise in het bijzonder als concurrentieel voordeel, via101: o
Het als rolmodel (mee) uitdragen van trendzettende bedrijven uit de logistiek en de drie clusters van kracht, met als doel de logistieke expertise van Limburg voor veeleisende klanten met complexe supply chains te benadrukken, uit te bouwen en zo te verzilveren102;
o
Het ontwikkelen van demoruimtes om succesvolle logistieke innovaties met de nodige trots bij het bredere publiek kenbaar te maken;
o
Het opbouwen van een beeldvorming waarbij de regio Venlo op het vlak van vervoer expert is103;
o
Het aantrekkelijker maken van het uitzicht van de logistiek voor het grote publiek104 en het versterken van het milieubewuste karakter ervan105;
− Het organiseren van handelsmissies naar andere (buitenlandse) regio’s en het naar Limburg uitnodigen van buitenlandse delegaties. Voor wat betreft clusterwerking worden contacten versterkt via: − Het aanhaken op de andere ‘clusters van kracht’ en het vertalen van logistieke innovaties van de ene cluster naar de andere cluster; − Het consolideren van economische activiteiten106;
98
99 100
101
102
103
104 105
106
Daartoe dient nieuwe bedrijvigheid aangetrokken te worden, die kansen biedt voor starters om zich te ontwikkelen en regelmatig van werkgever te veranderen. Daarbij kan gedacht worden aan een ‘Young Potential Program’, waarmee starters de gelegenheid krijgen zich te specialiseren in bijvoorbeeld voorraadbeheer of ICT binnen één of meerdere bedrijven. Daarnaast kan overwogen worden gecombineerde loopbanen aan te bieden in een logistieke pool van verschillende logistieke dienstverleners. Verder dient geijverd te worden voor relatief hogere salarissen in de logistieke sector bijvoorbeeld via koppeling aan de ICT-sector (waar de salarissen traditioneel hoger liggen). Het merendeel van de mensen werkzaam in de logistiek heeft geen (of beperkte) logistieke opleiding genoten. In Breda wordt sterk ingezet op de uitbouw van virtuele logistieke stromen die los kunnen worden gezien van de fysieke goederenstromen in Limburg. Breda en Limburg/Venlo zijn dan ook geen concurrenten maar complementaire knooppunten. Dinalog werkt theoretisch op WO-niveau via langetermijnprojecten (promotie onderzoek van 4 jaar) terwijl er in Limburg/Venlo nood is aan praktisch toepasbare innovaties op HBO-niveau ten behoeve van valorisatie op korte termijn. Hierbij dient aangehaakt te worden op de activiteiten van Nederland Distributieland en Transport en Logistiek Nederland en de inspanningen van grotere logistieke spelers die met eigen middelen hun imago (en zo deels dat van de sector) verbeteren. Nederlandse bedrijven zijn graag bereid deze rol op te nemen en nemen reeds initiatieven in dat verband. Nederlandse vestigingen van buitenlandse ondernemingen hebben minder vrije bestedingen en zijn meer operationeel gericht, en zo minder goed geplaatst voor deze rol. Deze uitstraling van excellentie helpt het imago van logistieke topregio uit te dragen en zal zo ook meer studenten aantrekken om tegemoet te komen aan de stijgende arbeidsvraag. In dat verband kan het helpen de Fontys Hogeschool Venlo opnieuw ‘Vervoersacademie’ (of iets gelijkaardigs) te noemen. Bijvoorbeeld door het aantrekkelijker maken van de buitenkant van warehouses. Een focus op duurzaam bouwen draagt hieraan bij. Het gebruik van de daken van warehouses voor energieopwekking via zonnepanelen kan als voorbeeld dienen voor wat betreft de toepassing van duurzame energiebronnen in de logistiek. Grootschalige innovaties als het gebruik van reefercontainers in de agrologistiek renderen pas bij voldoende grote goederenstromen op basis van regionale clustering van activiteiten.
- 36 -
© Policy Research Corporation
Blauwdruk
− Het meer samen optrekken met de mainports en communiceren naar de markt107; − Het verbeteren van de informatiestromen en de ICT van en naar de mainports108.
V.4. OPERATIONELE FOCUS: ‘LOGISTICS VALLEY’ De randvoorwaarden voor een succesvolle ontwikkeling van hoogwaardige logistieke activiteiten in Limburg zijn in beginsel aanwezig. Limburg beschikt over innovatieve industriële en handelsbedrijven met complexe supply chains en veeleisende logistieke behoeften. Daarnaast kan Limburg – mits een gepast scholings- en arbeidsmarktbeleid – beroep doen op adequaat opgeleide mensen. Verder geeft de huidige bevolkingskrimp aanleiding tot een afname van de druk op fysieke ruimte met opportuniteiten voor de uitbouw van innovatieve en kennisgedreven activiteiten. Ook zet Limburg sterk in op multimodale oplossingen voor de toenemende congestie op de weg. Samen bieden deze randvoorwaarden kansen voor activiteiten als VAL, ketenregie, 4C en regie van knooppunten (veeleer ‘virtuele’ in plaats van ‘fysieke’ logistiek). Om die kansen te verzilveren dient versterkt ingezet te worden op de uitbouw van een fysieke cluster voor VAL-, 4PL- en 4Cactiviteiten, alsook voor specifieke toepassingen van innovaties in verband met 4C en regierol van knooppunten die binnen Dinalog tot stand komen109. Daartoe moeten bedrijven naar Limburg worden aangetrokken om dergelijke activiteiten op te zetten en/of uit te bouwen via het oprichten van een logistiek park of ‘logistics valley’ als ‘satelliet’ van Dinalog110. De regio Venlo lijkt een natuurlijke plaats om dergelijke ‘satellietcampus’ op te richten en organisch uit te bouwen. Zo is de logistiek in deze regio sterk vertegenwoordigd (zowel ter onder107 108
109
110
Intensievere contacten met de mainports kunnen bijdragen tot een verhoogde aantrekking van activiteiten in Limburg. In de mainports wordt gebruik gemaakt van een geïntegreerd informatiesysteem (Portbase in Rotterdam en Portus in Antwerpen) dat zorgt voor een transparante informatievoorziening. Het aansluiten van terminals en logistieke bedrijvigheid op deze ICT-systemen verlengt deze transparantie tot in het achterland. Om de virtuele stromen verder te ondersteunen dient de overheid samenwerking tussen douane en (binnen)havens te stimuleren. Zo kunnen douaneprocedures die supply chains hinderen worden vereenvoudigd en transparante ‘secure lanes’ tussen Rotterdam en Limburg worden opgezet. Deze ‘green lanes’ zorgen ervoor dat lading door de douane in bijvoorbeeld Venlo kan worden gecontroleerd in plaats van bij aankomst in Rotterdam en er een hogere omloopsnelheid in de zeehavens wordt gerealiseerd. Daartoe is innovatie nodig, bijvoorbeeld op het vlak van slimme versluiting van containers waardoor de containers niet onnodig gescand moeten worden. Dinalog heeft hiervoor het ‘Single extended window’ project opgestart. In navolging van de eerste en tweede call voor R&D-projecten aanvaardde Dinalog een vijftal projecten met toekomstpotentieel voor Limburg. Binnen het 4C thema werd het project ‘4C for Distributon’ aanvaard. Binnen het service logistics thema werd een project aanvaard over proactieve service logistiek. Binnen het thema regierol van knooppunten werden projecten aanvaard over de vereenvoudiging van informatiestromen, efficiënte multimodale achterlandnetwerken en efficiënte virtuele agrarische netwerken. Dinalog heeft onder andere de ambitie om toekomstige 4C’s van verladers naar de Supply Chain Campus in Breda te halen. Limburg kan daar met een ‘logistics valley’ op aansluiten met als doel 4C’s te huisvesten voor de aanwezige industriële clusters en Dinalog innovaties te vertalen naar de praktijk (in Limburg). Deze complementariteit biedt opportuniteiten voor verregaande samenwerking via een ‘satellietcampus’ in Limburg, waar contacten worden gelegd en onderling vertrouwen wordt opgebouwd.
© Policy Research Corporation
- 37 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
steuning van de industrie als ten behoeve van (internationale) handel) en creëren de vele initiatieven in deze regio een momentum waarop ook andere regio’s (zoals Zuid-Limburg) kunnen aanhaken. Op die fysieke locatie kunnen (naar analogie met de Chemelot Campus en de Maastricht Health Campus) bedrijventerreinen en/of kantoorgebouwen ter beschikking gesteld worden waar toeleveranciers (ICT), dienstverleners en verladers op natuurlijke wijze met elkaar in contact komen. Mogelijke locaties zijn de ‘Innovatoren’111, het ‘facility service center’ waar de NV Regio Venlo gehuisvest is112, één van de LIOF business centers of een nieuw op te zetten campus aan de Fontys Hogeschool Venlo113. Vervolgens dient deze locatie uitgebouwd te worden via de volgende ondersteuningsmaatregelen (in lijn met de eerder onderscheiden factoren)114: − Marktpositie: Het leveren van inspanningen om logistieke activiteiten, en met name logistieke dienstverleners (3PL en 4PL) en 4C’s voor elk van de aanwezige clusters van kracht (en service logistiek), vanuit andere locaties naar Limburg (en de ‘logistics valley’) te halen115; − Productieprofiel: Het faciliteren van de ontwikkeling van het kennisdistributiecentrum aan de Fontys Hogeschool Venlo als ‘satellietcampus’ van Dinalog116; − Internationalisering: Het samenbrengen van spelers binnen de logistieke cluster117; − Clusterwerking: Het centraliseren van de ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten.
111
112
113
114
115
116
117
De Innovatoren te Venlo wordt gebouwd naar aanleiding van Floriade 2012. Na de Floriade is het architecturaal hoogstaande gebouw bestemd om agrobrede innovatie (inclusief bijhorende logistiek) te faciliteren. Bedrijven die zich momenteel geëngageerd hebben om er zich vestigen zijn grote productiebedrijven. Kleinere start-ups en vooral (innovatieve 4PL) logistieke dienstverleners lijken dus nog welkom. Het ‘facility service center’ te Venlo werd in 2000 specifiek gebouwd als ontmoetingsplaats en vestigingsplaats voor logistieke spelers, maar was zijn tijd te ver vooruit (en vanuit het bedrijfsleven wellicht te weinig op waarde geschat). Van belang is dat snel een keuze wordt gemaakt voor een bepaalde locatie. Het momentum in de regio Venlo is immers nu. Hoewel deze ondersteuningsmaatregelen de uitbouw van de ‘logistics valley’ daadkrachtig faciliteren, dient de locatie in de eerste plaats stapsgewijs op organische wijze te groeien over de tijd. De NV Regio Venlo en het European Logistics Center Limburg kunnen dit onder mandaat van Provincie Limburg faciliteren. In de regio Venlo zijn de plannen van aanpak voor het toetsen en opzetten van een 4C over fresh-, food-, sieren andere agroproducten alsook voor het opzetten van een controletoren voor service- & reverse logistics al in een vergevorderd stadium mede op basis van steun van de aanwezige leader firms (respectievelijk Greenport en FloraHolland, en Océ). Dergelijke koplopers versterken als rolmodel de cluster en trekken projecten aan, waarop andere bedrijven aanhaken. Opportuniteiten dienen echter ook sectoroverschrijdend gezocht te worden, bijvoorbeeld agro & food gekoppeld aan chemie. De innovatieve ontwikkelingen dienen in bestaande innovatieprogramma’s (zoals die van het LIOF) te worden geïntegreerd. Tussen de logistieke afdelingen van zes Nederlandse hogescholen werd een kennisakkoord afgesloten tot het oprichten van ‘kennisdistributiecentra’ gericht op het bedrijfsleven. Deze distributiecentra worden momenteel op basis van het Kennisakkoord 2.0 als lokale campus ingebed in het Dinalog Topinstituut. Hoewel het Dinalog kennisdistributiecentrum voor de regio Limburg primair verbonden is aan de Fontys Hogeschool Venlo, verdient het aanbeveling de expertise vanuit andere opleidingen (Hogeschool Zuyd en Universiteit Maastricht) te bundelen en op maat van de bedrijfsbehoeften aan te bieden. Zo krijgt het kennisdistributiecentrum een breder kennisbereik dan enkel de Fontys Hogeschool Venlo (de vroegere ‘Vervoersacademie’). Daarbij dient gelet te worden op het beperken van het aantal deelnemers en het voldoende concreet maken van de initiatieven.
- 38 -
© Policy Research Corporation
Blauwdruk
Op het vlak van marktpositie worden handelscontacten versterkt door: − Het aanhaken op de inspanningen van organisaties als Nederland Distributieland en Transport en Logistiek Nederland die trendzettende logistieke bedrijven en innovaties uitdragen ter promotie van Limburg als logistieke topregio; − Het aanhaken op (buitenlandse) handelsmissies. Voor wat betreft het productieprofiel dient de nadruk gelegd te worden op het versterken en cultiveren van de complementariteit tussen Dinalog als wetenschappelijke campus en de Limburgse kenniscentra (met name de Fontys Hogeschool) als kennisdistributiecentrum (‘satellietcampus’) van Dinalog waar de praktische vertaalslag plaatsvindt van theoretische concepten zoals 4C’s118. Voor wat betreft internationalisering dient aandacht besteed te worden aan: − Het sponsoren van fora om clusterdeelnemers (met name logistieke dienstverleners) regelmatig samen te brengen voor kennisuitwisseling, zoals119: o
Netwerkevenementen (‘congressen’);
o
Rondetafel bijeenkomsten;
o
Brainstormsessies;
o
Bedrijfsbezoeken;
o
Seminaries en opleidingen120;
− Het voorzien van een formele link naar Dinalog in Breda, via: o
118
119
120
Het op regelmatige basis (bijvoorbeeld één dag per week) in Breda laten werken van medewerkers van bedrijven in de ‘logistics valley’;
Voor de financiering van de vertaling van innovatieve concepten kunnen MKB’s (naast Dinalog) terecht bij het Innovatiefonds van de Provincie Limburg. Dit fonds hanteert de brede definitie van innovatie waarbij niet enkel technologische vernieuwingen als innovatief worden beschouwd, maar ook vernieuwingen in diensten, organisatievormen en (logistieke) processen. Dergelijke fora worden nu ad hoc georganiseerd via diverse private en publieke initiatieven. Zo organiseerde Ewals een seminarie met verladers waar op basis van stellingen werd nagedacht over de logistieke ontwikkelingen en behoeften van de toekomst en organiseerde de Kamer van Koophandel in samenwerking met verladers, dienstverleners, kenniscentra en Provincie Limburg een samenwerkingsverband onder ‘Maastricht Bereikbaar’ dat de goederenstromen in Zuid-Limburg in kaart bracht. Dergelijke initiatieven ondervinden echter hinder van onvoldoende onderling vertrouwen en een gebrek aan opvolging. Binnen het kader van een ‘logistics valley’ met een centraal bestuur dat het nodige commitment krijgt van zowel overheid als bedrijfsleven worden deze initiatieven gestructureerd als concrete invulling van het overheidsbeleid. Zo worden initiatieven op elkaar afgestemd, ervaringen gedeeld, resultaten opgevolgd en innovatieve vooruitgang geborgd. Daarbij komt nog dat de aanwezigheid van een neutrale partij het onderling vertrouwen positief beïnvloedt. Het centrale bestuur zou als ‘satelliet’ van Dinalog een voortzetting kunnen zijn van de NV Regio Venlo, die nu al actief is met bovenregionale afstemming en het gezamenlijk promoten van de logistieke regio in het kader van Viaport Venlo. Het (gedeeltelijk) subsidiëren van seminaries verlaagt de drempel voor bedrijven om in te tekenen en te investeren in opleiding en kennisuitwisseling.
© Policy Research Corporation
- 39 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
o
Het op regelmatige basis opzetten van expertmeetings121;
o
Het gezamenlijk organiseren van stages in Breda122.
Op het vlak van clusterwerking dient ingezet te worden op: − Het onderbrengen van verschillende (start-up) bedrijven in hetzelfde gebouw ten behoeve van synergieactiviteiten123; − Het centraliseren van de ontwikkeling van knooppuntenregie voor de ‘extended gate’ regio Venlo in de ‘logistics valley’, bijvoorbeeld in verband met informatiestromen (Portbase Rotterdam) en douaneactiviteiten (‘green lanes’).
121
122
123
Breda ontwikkelt zich tot het brandpunt van logistieke innovatie en centrale ontmoetingsplaats. Hoger opgeleide ketenregisseurs zullen zich in de praktijk echter niet allemaal in Breda vestigen, maar in de mainports en logistieke hotspots als Limburg/Venlo. Op geregelde tijdstippen ontmoeten zij elkaar in zowel Breda als de eigen regio. Nu reeds organiseert Dinalog wekelijkse ontbijtsessies over de regio’s heen in samenwerking met lokale spelers zoals Fontys Hogeschool Venlo. Young potentials krijgen zo de kans om samen innovatieve ideeën ontwikkelen. Hun stagebedrijven verkrijgen toegang tot meerdere stagiaires van over het hele land. Door samen te lunchen of koffie te drinken ontstaan toevallige ontmoetingen en gesprekken ondanks de concurrentie op bedrijfsniveau. Zo worden logistieke innovaties sneller gedeeld, wordt samenwerking in gespecialiseerde logistiek (zoals agrologistiek) gestimuleerd en ontstaan er spin-offs.
- 40 -
© Policy Research Corporation
Conclusies
VI. CONCLUSIES
Limburg dient de initiërende aanpak inzake goederenvervoer van de afgelopen jaren verder te zetten. Provincie Limburg zou – in samenwerking met de logistieke sector – de intercontinentale logistieke ontwikkelingen in de zeehavens en het achterland blijvend moeten zien te vertalen naar de behoeften van de aanwezige industriële en handelsactiviteiten. Deze behoeften betreffen het voorzien in voldoende hoger opgeleid personeel, een goede multimodale ontsluiting en een efficiënte logistieke organisatie. Op die manier verzilvert Limburg de logistieke kansen in de toekomst en groeit de provincie (samen met de partners) uit tot een cluster van logistiek en transport in Europa. Hét middel om vanuit beleidsoogpunt toekomstige behoeften van bedrijven af te stemmen op de verwachte ontwikkelingen en de bijhorende kansen en bedreigingen is een verscherpte focus op kwaliteit en selectiviteit. Die focus leidt tot doorgedreven innovatie, waarvoor in Limburg talrijke kansen zijn. Het streven naar innovatie uit zich met name in de volgende twee krachtlijnen voor de toekomst: − Optimaal ondersteunen van de logistieke behoeften van de bedrijven in de regio: borgen dat logistiek een motor van kracht is voor de ontwikkeling van de aanwezige industrie in de regio; − Faciliteren van het ontwikkelingspotentieel van Limburg op het vlak van logistiek: borgen dat logistiek niet alleen voorwaardenscheppend is voor de ontwikkeling van de industrie, maar ook resulteert in nieuwe bedrijvigheid en toegevoegde waarde op het vlak van logistiek. Limburg dient in te zetten op innovatie in hoogwaardige logistieke activiteiten zoals VAL, 4PL, 4C en regie van knooppunten. Deze activiteiten versterken de dienstverlenende sectoren in de financiële en juridische sfeer die op hun beurt de logistiek versterken. Provincie Limburg dient een voortrekkersrol te spelen om dit logistieke ‘vliegwieleffect’ op gang te brengen. Daartoe dient het nieuwe Goederenvervoerplan gekaderd te worden in een breder perspectief van innovatief goederenvervoer met focus op synchromodaal transport en (met name) innovatieve logistieke organisatie. Gegeven de verwachte stijging in het goederenvervoer is het leggen van de focus op het bouwen van (nieuwe) infrastructuur en het efficiënt(er) benutten ervan via multimodaal transport gerechtvaardigd. Infrastructuur dient ook in de toekomst continue beleidsaandacht te krijgen en wat betreft de
© Policy Research Corporation
- 41 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
verknoping van transportmodi is het vooral zaak om ook de stap naar synchromodaal transport voldoende te faciliteren. Daarnaast dient in het nieuwe Goederenvervoerplan veel sterker dan in het verleden ingezet te worden op logistieke organisatie via samenwerking en innovatie. Het beleidsintegrerend karakter van het huidige Goederenvervoerplan ondersteunt dit en dient daartoe te worden bestendigd. Policy Research beveelt aan om de logistieke sector te verheffen tot een volwaardige vierde cluster van kracht (met koppeling naar de drie andere clusters) voor de ontwikkeling van kennis en innovatie. Daarbij investeert het bedrijfsleven met eigen middelen (aangevuld met die van innovatieprogramma’s zoals dat van de Commissie Van Laarhoven) in innovatie op basis van marktkansen. Van Provincie Limburg wordt een kaderscheppende rol verwacht die de clustervorming en -werking binnen de logistiek ondersteunt via: − Het identificeren en zo optimaal mogelijk benutten van marktopportuniteiten; − Het ter beschikking stellen van bedrijventerreinen en kantoren en het bieden van een aangepast scholings- en arbeidsmarktbeleid; − Het streven naar internationale afstemming op het vlak van de aanleg van infrastructuur, regelgeving en samenwerking; − Het versterken van de contacten met industriële topspelers, de mainports en het achterland. Operationeel zou volgens Policy Research het best toegewerkt worden naar een ‘logistics valley’ om hoogwaardige logistieke activiteiten aan te trekken en/of uit te bouwen en de clusterwerking concreet vorm te geven. Er dient te worden ingezet op ketenregie ten behoeve van de aanwezige clusters van kracht en regie van knooppunten ten behoeve van de rol van regio Venlo als ‘extended gateway’ van de mainports. Hierbij dient de ontwikkeling van het kennisdistributiecentrum aan de Fontys Hogeschool Venlo als ‘satellietcampus’ van Dinalog te worden gefaciliteerd. Via een geïntegreerde bestuursbenadering zou vanuit Limburg gezamenlijk en proactief moeten worden toegewerkt naar innovatief goederenvervoer dat inspeelt op de kabinetsinzet op mainports, brainports, greenports en een aantal valleys voor de arbeidsmarkt. Zo krijgt Limburg meer aandacht en nationale (en Europese) middelen die het vestigingsklimaat kunnen verbeteren ter versterking van de Limburgse economie124. Daartoe dient de Afdeling Mobiliteit vergaand overleg te voeren met andere beleidsafdelingen en met logistieke organisaties om een geïntegreerd beleid uit te bouwen voor de ontwikkeling van logistiek als volwaardige zelfstandige vierde cluster van kracht. Daarbij verdient ook het onderkennen van grensoverschrijdende opportuniteiten voor win-wins de nodige aandacht.
124
De kansen daartoe volgen uit het feit dat het huidige kabinet logistiek opnieuw op de agenda heeft gezet in het nieuwe bedrijfslevenbeleid en een half miljard euro heeft geoormerkt voor infrastructurele projecten.
- 42 -
© Policy Research Corporation
Referenties
REFERENTIES
ABN AMRO / NEA Transportonderzoek en -opleiding, december 2010, Nederland als één logistiek netwerk in 2015 – Samenhang versnelt versterking van onze positie Adviescommissie Deetman, 18 februari 2011, Ruimte voor waardevermeerdering Benelux newsletter, maart 2011, Maritieme grensregio als baken van welvaart Commissie Van Laarhoven, 2008, Logistiek en Supply Chains: Visie en Ambitie voor Nederland Commissie Van Laarhoven, 2008, Logistiek en Supply Chains: Innovatieprogramma De Pers.nl, 11 januari 2011, Duitsland zorgt voor aansluiting Betuweroute Greenport Nederland, oktober 2008, Excelleren – Visie 2040 Greenport Nederland, juni 2010, Strategische agenda mainport 2010-2013 – Denken en doen! IDC Manufacturing Insights, juli 2010, Beating complexity, achieving operational excellence Innovatie Value Added Logistics Limburg, februari 2009, Intercontinentale goederenstromen via Limburg Innovatie Value Added Logistics Limburg, juli 2009, Desk research naar de opkomst van hoogwaardige bulkstromen Innovatie Value Added Logistics Limburg, maart 2010, Over- en opslagtechnieken op terminals Innovatie Value Added Logistics Limburg, maart 2010, Goederenstromen van en naar Limburg – Limburg de innovatieve logistieke hotspot Innovatie Value Added Logistics Limburg, februari 2009, Value added logistics (VAL) Logistiek.nl, 2 januari 2009, Chinezen vestigen EDC’s in Nederland Logistiek.nl, 11 mei 2010, Logistieke hotspot van Nederland 2010: Venlo-Venray Logistiek.nl, 27 augustus 2010, Strategisch Platform Logistiek: ‘Investeer in synchromodaal transport' Logistiek.nl, 7 februari 2011, Regio Venlo ambieert knooppunt goederenvervoer Logistiek.nl, 23 februari 2011, HP stapt over van Flextronics naar Jabil Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, 4 februari 2011, Beleidsbrief ‘Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid’ Ministerie van Infrastructuur en Milieu, oktober 2009, Gebiedsagenda Limburg
© Policy Research Corporation
- 43 -
Blauwdruk logistieke ontwikkeling in Limburg
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (in samenwerking met Provincie Limburg, NEA en Policy Research Corporation), april 2008, Instrumentenmap Binnenhavens – Concrete handvatten om meer werk van uw binnenhaven te maken Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2010, MIRT projectenboek 2011 – A2 Maasbracht-Geleen Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Kennisinsitituut voor de Mobiliteit), april 2010, Krimp en mobiliteit – Gevolgen van demografische veranderingen voor mobiliteit NV Regio Venlo, juli 2009, Regio Venlo, compleet in innovatieve logistiek – Visie en uitvoeringsagenda van logistieke regio NV Regio Venlo, 2 februari 2011, Regio Venlo wil doorgroeien naar Europees spoorgoederenknooppunt (http://www.nvregiovenlo.nl/go/187) Peeters, C., Bouwman, T. en Hendrickx, F., 2009, Wegvervoer en Logistiek. Visie 2015, SDU, Den Haag Policy Research Corporation, juni 2002, Economische Impact Studie Railgoederenvervoer – Ontwikkeling railgoederenvervoer in een integraal perspectief Policy Research Corporation, Hochschule Niederrhein & E,til, december 2007, SWOT-analyse Technologische topEuregio Policy Research Corporation, 2009, Grensoverschrijdend openbaar vervoer: Het verleggen van grenzen! (op 22 januari 2010 behandeld in Staten Commissie Fysieke Domein Duurzaamheid en Mobiliteit) Porter, M.E., 1990, The Competitive Advantage of Nations Provincie Limburg, 2 juni 2005, Binnenhavens Limburg onmisbare knooppunten Provincie Limburg, 12 oktober 2005, Versnellingsagenda 2005: Limburg op weg naar 2012 Provincie Limburg, maart 2006, Demografische voorsprong – Kwaliteitsslag onderwijs Provincie Limburg, 14 maart 2007, Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Provincie Limburg, 14 maart 2007, Goederenvervoerplan Provincie Limburg Provincie Limburg, 1 juli 2008, Uitvoeringsprogramma Goederenvervoer Provincie Limburg, september 2008, Limburg talentrijke regio – Regionale agenda onderwijsarbeidsmarkt 2008-2012 Provincie Limburg, september 2008, Versnellingsagenda 2008 – 2011: Naar een hogere versnelling Provincie Limburg, 9 december 2009, Investeren en verbinden Provincie Limburg, 2010, Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg Provincie Limburg, januari 2011, Limburg 3.0: SWOT-analyse Provincie Limburg (cluster MOBGP), 18 januari 2011, Arbeidsmarktinfo Provincie Limburg (Koersvast Limburg - Nieuwsbrief nummer 37), 26 januari 2011, Half miljard voor campussen, duizenden extra arbeidsplaatsen Provincie Limburg, 24 februari 2011, Limburg stimuleert beter gebruik binnenhavens TNO, 23 november 2006, Verladerssamenwerking in de sierteelt in Nederland TNO, 2008, Scenarioberekeningen goederenvervoer per spoor voor de periode 2020-2040
- 44 -
© Policy Research Corporation
Gecontacteerde personen
GECONTACTEERDE PERSONEN
Aken van, Eddy Albersmann, Jürgen Baan, Donald Bemelmans, Raf Bens, Wim Boekhold van, Ivo Broek van den, Paul Coeck, Chris Ewals, Pim Feijen, Wibo Geerts, Corné Gehlen, Peter Heugten van, Gérard Hooft ‘t, Dirk Janssen, Leon Kuijken, Kees Kwikkers, Rob Linders, Guido Loozen, Harry Luijten, Veenerick Maelissa, Ben Marechal, Ivo Mikx, Jacques Pennings, Marcel Piette, Bernard Swinkels, Pascal Tenhagen, Joris Verhagen, Jérôme Verstoep, Norman Voermans, Cor Vorstermans, Jan Wouterlood, Klaas
© Policy Research Corporation
OCI Agro Duisburger Hafen Havenbedrijf Rotterdam Sabic Dinalog Rockwool Benelux Roermond Norbert Dentressangle Logistics Netherlands Havenbedrijf Antwerpen Ewals Cargo Care Steel Logistics Europe Seacon Logistics Gehlen-Schols Logistics Rockwool Benelux Roermond Nederland Distributieland DB Schenker Tilburg KLG Europe Fontys Hogeschool Euroveen BV Bas van Buuren Grubbenvorst Océ Sappi Maastricht Danser Groep Groep H. Essers LIOF Océ Logistics in Wallonia European Logistics Center Limburg NV Regio Venlo LIOF Waalhaven Groep O-I Maastricht Fresh Park Venlo DSM
- 45 -