Plan van Aanpak “Hortus Populus” versie 3 dd 24112015
1.
Inleiding
In de Duurzaamheidsvisie 2013-2023 heeft de gemeente Bodegraven-Reeuwijk de volgende tekst opgenomen: “Lokaal voedsel is een thema dat de laatste tijd sterk in de aandacht staat. Het kan bijdragen aan gezondheid van inwoners, versterkt de lokale economie, bespaart voedselkilometers, legt verbinding tussen de dorpen en het omliggende platteland, behoudt het cultuurlandschap én bevordert sociale cohesie. Samen met de ‘Werkgroep Lokaal Voedsel’ van de Stichting Duurzaam Bodegraven- Reeuwijk zal dit aspect verder worden uitgewerkt. Eén van de ideeën van de Stichting Duurzaam Bodegraven-Reeuwijk is het benutten van gemeentelijke grond die als gevolg van vertraging in de woningbouw braak ligt voor de productie van lokaal voedsel. “ In overleg tussen de gemeente en de werkgroep is dit voornemen opgepakt. De gemeente heeft verkend wat geschikte braakliggende terreinen voor tijdelijke benutting voor onder meer voedselproductie zouden kunnen zijn. Daar is een perceel van .. ha grond uitgekomen, gelegen aan de zuid-oostkant van de in ontwikkeling zijnde wijk Weideveld. De grond is nog in gebruik als weiland en de verwachting is dat het perceel nog tenminste een periode van x jaar niet voor woningbouwdoeleinden zal worden benut. Het College van B&W heeft een principebesluit genomen om dit perceel aan de Stichting DBR ter beschikking te stellen om er een multifunctionele tuin in te richten
Het perceel grond ligt dicht bij het Limespark. Daarom is er voor gekozen om “De Limes” als dragend thema voor de tuin te kiezen. Als eerste komt dit tot uitdrukking in de naam “Hortus Populus”, ofwel tuin voor en van de bewoners. Hiermee wordt een verbinding gelegd met het Limespark en met andere projecten in de gemeente en de regio, die ook op een of andere manier aan de Limes gerelateerd zijn. 1
De werkgroep heeft mogelijke functies van de tuin geïnventariseerd, die zoveel mogelijk bijdragen aan de maatschappelijke doelen van de Stichting en een schets gemaakt van een eerste invulling van het gebied. Ook zijn mogelijkheden verkend om die invulling daadwerkelijk te realiseren. Hieruit blijkt dat nog veel aspecten nader onderzocht en uitgewerkt moeten worden, alvorens daadwerkelijk met de uitvoering van het project gestart kan worden. Dit plan van aanpak heeft tot doel het toekomstbeeld van de tuin te schetsen en aan te geven wat, door wie en wanneer moet gebeuren om de Hortus Populus te realiseren. Het plan heeft een algemeen deel, waarin we zaken als doel, invulling van het gebied, draagvlak, organisatie en financiën in het kort schetsen en een operationeel deel, waarin we de deelonderwerpen verder uitwerken in termen van middelen en planning.
2.
Het project op hoofdlijnen
2.a. Idee en doel Lokaal voedsel is een van de thema’s van de Stichting Duurzaam Bodegraven Reeuwijk. Ook de gemeente geeft in haar Duurzaamheidsvisie aan werk van lokaal voedsel te willen maken. Lokaal voedsel is een thema waar het bij uitstek mogelijk is win-winsituaties te creëren: we besparen voedselkilometers, we versterken de lokale economie, we creëren zinvol werk voor mensen die op de arbeidsmarkt slecht uit de voeten kunnen, we kweken gezonde producten, we stimuleren mensen om in beweging te komen, het is educatief voor kinderen, en we versterken de sociale cohesie. Alles bij elkaar heeft het een positieve uitstraling voor de gemeente en wordt meerwaarde gecreëerd door een stuk grond dat nu tijdelijk wordt gebruikt als een schapenweide een veelzijdige maatschappelijke functie te geven. Stadslandbouw en eten uit de buurt staat in veel stedelijke gemeenten hoog op de agenda en ook in onze gemeente is er belangstelling voor, zo blijkt onder andere uit het Buurtmoestuinproject bij Rijngaarde. Voor de Hortus Populus staat ons op hoofdlijnen het volgende beeld voor ogen: een gebied dat door en voor bewoners van onze gemeente wordt ingericht; waar gelegenheid is om groente te kweken, te kopen en te proeven, maar ook om te vertoeven, te spelen en contact te leggen; waar producten worden geteeld, die aansluiten bij de behoefte van bewoners en ondernemers in onze gemeente; waar mensen die daar in de reguliere maatschappij geen kans voor krijgen, gelegenheid hebben zinvol bezig kunnen zijn; dat een educatieve functie heeft voor jong en oud; waar “De Limes” als dragend thema de verbinding legt met het nabijgelegen Limespark en met andere projecten in de gemeenten en de regio.
2.b. Eerste beeld van de invulling van het gebied Brainstormenderwijs heeft de werkgroep een aantal functies op een rij gezet die in het gebied gerealiseerd zouden kunnen worden. Daarbij is een eerste inschatting gemaakt van voor en nadelen en van fysieke en organisatorische realiseerbaarheid. Zie het schema in bijlage I. Op basis van deze verkenning komen de volgende bestemmingen als het meest kansrijk uit de bus rollen. Vlindertuin Pluktuin voor bloemen en zelf te oogsten groenten Hopkwekerij voor de lokale bierbrouwers Mosterdteelt voor lokale mosterdproductie Kruidenkwekerij voor lokale restaurants Mini-volkstuintjes (kleine stukjes, groter dan m2-bak maar kleiner dan bestaande volkstuinen) 2
Permacultuurtuin Paddenpoel in combinatie met een natuurlijk ingericht gedeelte 2.c. De Limes als dragend thema We denken bij de verder invulling van dit thema de volgende aspecten mee te nemen: Voor de inrichting van de tuin willen we ons laten inspireren door de manier waarop in de Romeinse tijd tuinen voor de productie van kruiden en groenten er uit zagen. Daarbij willen we met name kijken hoe we met beperkte middelen toch een impressie van hoe de Romeinen dat deden kunnen geven. Een optie in dit verband is om het hoofdontsluitingspad door de tuin in de vorm van een Romeinse weg aan te leggen. We willen ons daarbij met name richten op de manier waarop de Romeinen invulling gaven aan hun voedselproductie in onze regio, waarbij ze vermoedelijk de maner waarop ze dat in het Middelandsezeegebied gewend waren, hebben aangepast aan de omstandigheden van een ander klimaat. We gaan dus op zoek naar materiaal over hoe dat in onze regio werd toegepast. We willen bij de keuze van de gewassen onderzoeken wat in de Romeinse tijd gegeten werd en kijken hoe dat aansluit bij hedendaagse behoeften, zoals kruidenteelt ten behoeve van de lokale horeca en het telen van hop voor onze lokale bierbrouwers, die de verbinding met de Limes dan kunnen laten doorwerken in hun menu, cq. andere producten. Aansluitend op het thema willen we op de tuin activiteiten organiseren, waarbij gezamenlijk wordt gekookt en gegeten. We willen kijken hoe het Romeinse gebruik van de thermopolia daarbij te realiseren is. We willen via dit thema vrijwilligers voor de activiteiten op onze tuin organiseren. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan leden van de Historische Vereniging, gymnasium leerlingen en leraren, leerlingen en leraren van nabijgelegen agrarisch onderwijs, mensen die op andere wijze in de cultuur van het Middelandsezeegebied zijn geïnteresseerd. We willen aansluiten bij en leren van vergelijkbare initiatieven in de regio, zoals het Archeon, het Romeinse castellum bij Zwammerdam en een soortgelijke tuin in Leiden en daarbij ook kijken of het mogelijk is om deze initiatieven te verbinden via een fietsroute. We willen onderzoeken of kunstenaar uit de regio er in geïnteresseerd zijn om op de tuin beelden te plaatsen. We willen een verbinding leggen met het recent door de gemeente aangelegde Limespark, met als thema “De tijd die was en de tijd die komt”. 2.d. Ontwerp De verscheidenheid aan gebruiksdoelen in combinatie met het thema “De Limes” daagt uit om er een aantrekkelijk ontwerp van de maken. Uitgangspunten voor het ontwerp zijn de vorm van de kavel, de ontsluitingsmogelijkheden, de verbinding met het Limespark, de gebruiksdoelen en de noodzaak van een gefaseerde aanpak. Ervaring met dergelijke projecten leert dat de belangstelling sterk toeneemt wanneer er een daadwerkelijk begin is gemaakt. Daarom willen we met de thans beschikbare vrijwilligersgroep per voorjaar 2016 een eerste stuk in gebruik nemen en van daaruit elk volgend jaar bekijken wat de volgende fase zal kunnen zijn en zo de ingebruikname van het terrein stap voor stap in noordelijke richting vormgeven. Eerste fase De eerste fase betreft de beide kleine eilandjes aan de zuidzijde van het terrein, direct grenzend aan het LIMES-park. Gelegen aan de fiets- en wandelroute naar het Limespark is de toegang tot de tuin. Direct bij de ingang willen we het zogenaamde AGORA (Latijns voor verzamelplaats) creëren. Dit was de plek waar het sociale leven zich afspeelde. Deze plek had verschillende functies: een politieke, een sociale en een commerciële. De agora was in eerste instantie een ontmoetings- en vergaderplaats voor de vrije burgers. Daarnaast werd de agora gebruikt als marktplaats en als plek waar men zich kon ontspannen. Op deze 3
functie willen we aansluiten door hier de algemene basisvoorzieningen te lokaliseren, te weten een plein met daaraan gelegen een verblijfsruimte waar voorzieningen zijn voor stroom, water en riolering. Deze ruimte is een ontmoetingspunt, een pauzeplek, een verkooppunt, een ruimte voor educatieve doelen en een plek voor het opbergen van tuingereedschap en ander materiaal. In eerste instantie, om een zo kostenneutraal mogelijke start van het plan te realiseren, wordt onderzocht of deze basisvoorzieningen in het nabij gelegen gebouw van de voormalige brandweerkazerne zou kunnen. Wanneer de start is gemaakt kunnen we het AGORA vorm gaan geven. Rondom langs de oeverranden komt bloemrijk akkerrand beplanting, dit is een natuurbeplanting zoals het Nieuwe Europese Landbouwbeleid voorstelt als vergroeningsmaatregel om zo de diversiteit van het landschap te vergroten. Naast nuttige natuur ook een educatieve functie. Het landje aangrenzend aan het AGORA wordt de PLUKTUIN gerealiseerd. Bloemen, kruiden en/of groenten worden gekweekt om voor een klein bedrag op een vast tijdstip te oogsten voor iedereen. Dit is een landje met direct resultaat, groente hebben een jaarverloop, bloemen worden in eerste instantie als een of tweejarige gezaaid en hetzelfde geldt voor de kruiden. De meerjarige bloemen en kruiden krijgen ook en plek, met uitbereiding in de tweede fase.
Tweede en volgende fasen In overleg met de huidige gebruiker van het terrein gaan we gefaseerd gebruik maken van het lange stuk ten noorden van de AGORA. De basis is een centrale as door het terrein, deze sluit aan op de huidige bestaande infrastructuur t.b.v. overpad naar het buurtterrein aan oostzijde. Deze centrale zichtas verbind de AGORA met het LIMES-park, een idee is om aan het einde van de zichtlijn een zitbank te plaatsen. Er wordt zo optimaal gebruik gemaakt van zichtlijnen in de omgeving en dat deden de Romeinen ook om het gevoel van ruimte te vergroten. Zo krijgt de tuin een orthogonale opbouw met rechtstanden, dit is een typische Romeinse manier van ordenen. Voordeel is ook dat de tuin zo makkelijk en efficiënt bewerkt en onderhouden kan worden met kleine machines. 4
2.d. Draagvlak Op basis van soortgelijke projecten in andere gemeenten mag een breed draagvlak worden verwacht, maar er moet nog het nodige worden gedaan om dat op te bouwen. De ervaring met het project Buurtmoestuinen is dat het belangrijk is dat er enkele maatschappelijke partijen zijn die het project mede dragen (in dit geval de scholen en Rijngaarde) en dat het draagvlak in de buurt en daarmee ook de inzet van vrijwilligers pas komt, wanneer de plannen een meer tastbare vorm hebben gekregen. Als eerste actie heeft een studiegroep van de Universiteit Wageningen een verkenning gedaan naar de realiseerbaarheid van het project en de belangstelling van lokale stakeholders1. Deze was over het algemeen positief. Een ander aanknopingspunt is het plan van de gemeente om mensen die in een schuldsaneringstraject zitten in het project in te zetten. De werkgroep is verder van plan om verschillende acties te ondernemen om het draagvlak te gaan opbouwen, zoals het leggen van een verbinding met het wijkgericht werken (wijkteam Zuid), het zoeken van contact met de scholen in Broekvelden, het maken van afspraken met horeca en andere ondernemers in de gemeente die mogelijk producten zouden kunnen afnemen. Wat dit laatste betreft willen we de mogelijkheid onderzoeken om hop te telen voor de Bodegraafse bierbrouwers, Molenbier en Kraanwater. Verder willen we de mogelijkheid om mosterd te maken onderzoeken, omdat dit ook aansluit bij kaas en er ook belangstelling voor mag worden verwacht bij de plaatselijke horeca. Datzelfde geldt ook voor het kweken van keukenkruiden en verse munt voor muntthee. Belangrijk hierbij is dat het project bijdraagt aan de versterking van de identiteit van de gemeente/regio. Ook willen we met de producten aansluiten bij aansprekende Bodegraafse ondernemers Een belangrijk punt voor de interesse en het draagvlak zal ook zijn de mogelijkheid om relatief kleine groentetuintjes te maken, voor die categorie tuiniers waarvoor een volkstuin veel te groot en aan te veel 1
The use of wasteland Weideveld to promote local food. Wageningen University, april 2015
5
randvoorwaarden gebonden is. 2.e. Beheer en financiën De Stichting DBR streeft er naar dat de Hortus Populus een zelfdragend project wordt. De werkgroep Lokaal voedsel van de stichting neemt het op zich om de voorbereidingsfase voor haar rekening te nemen. Cruciaal daarbij is dat er een persoon, dan wel een klein team, gevonden wordt die verantwoordelijk is voor het beheer van de tuin, de productie van de gewassen en het organiseren van de diverse activiteiten. Belangrijk is dat met deze activiteiten een (part-time) inkomen kan worden verworven. Om zo iemand te vinden is contact gelegd met de gezamenlijke agrarische natuurverenigingen. Er zijn meerdere voorbeelden van verdienmodellen voor boeren in de relatie tussen de dorpen en het platteland. Zulke boeren beheren de tuin en verkopen de groenten via abonnementen. De beheerslast voor het hele terrein varieert sterk per functie. Voor de vlindertuin en de speelwildernis is die laag, maar daar staan ook weinig opbrengsten tegenover. Naarmate de opbrengsten potentieel hoger zijn, wordt ook de beheerslast groter. Naast het verdienmodel t.b.v. het gedeelte waar groenten en bloemen e.d. geteeld worden willen we meer financiële ondersteuning genereren door instellingen, bedrijven, scholen, etc stukken van het gebied te laten adopteren. Verder willen we onderzoeken of voor de teelten met een commercieel karakter, naast de professionele beheerder/organisator, inzet mogelijk is van mensen van Fermwerk, of van andere instellingen, waar mensen, die moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt aan verbonden zijn, van mensen die een tegenprestatie moeten leveren omdat ze in een schuldsaneringstraject zitten en van mensen die beschikken over een persoonsgebonden budget, dat ingezet kan worden voor een zinvolle tijdsbesteding . Een belangrijk punt bij het beheer is het voorkomen van vandalisme en diefstal. De ervaring bij andere tuinenprojecten leert dat dit wel meevalt, omdat er vaak sprake is van een goede sociale controle. Bekeken moet worden of er in dit gebied vanwege de toch wat geïsoleerde ligging extra aandacht voor dit punt nodig is, bijvoorbeeld het plaatsen van hekken. Er is maar 1 toegang tot het terrein en deze is af te sluiten met een bestaand hek. Wat de financiën betreft is hiervoor de noodzaak aangegeven dat het een zelfdragend project is. In de opstartfase zal dit nog niet realiseerbaar zijn en zijn dus middelen nodig voor de initiële investeringen. Ervan uitgaande dat de tuin in het 3e jaar zichzelf kan bedruipen zijn ook middelen nodig voor het afdekken van het exploitatietekort in de eerste 2 jaren. Voor de initiële investering en het exploitatietekort in de eerste jaren zal een beroep worden gedaan op beschikbare subsidieregelingen en fondsen, zoals de Erfgoedsubsidie van de provincie Zuid-Holland (reeds toegezegd), de Groene Motor vouchers, het RABO-dichtbijfonds, en op sponsoring door het lokale bedrijfsleven. In de zelfdragende fase zullen de inkomsten gegenereerd worden door de verkoop van producten uit de tuin en uit de pgb’s van werkzame personen. Voor dit geheel zal een verder uitgewerkte financiele onderbouwing worden gemaakt, waarin ook een nadere raming van de investerings- en beheerskosten wordt opgenomen. 2.f. Communicatie De ontwikkeling en het functioneren van de tuin moet gedragen worden door een zo groot mogelijke groep mensen. Dan komen de doelen van de tuin het beste tot hun recht. Daarvoor is het nodig intensief over de tuin en de activiteiten daarop te communiceren. We denken daarbij aan sociale media, zoals Facebook en Twitter, maar ook aan een nieuwsbrief en aan gerichte communicatie over de activiteiten. Jeugd vormt een speciale doelgroep die we willen bereiken met educatieve activiteiten via de scholen. Hiervoor kunnen we ervaringen en lespakketten benutten die zijn gebruikt voor de Buurtmoestuin.
6