PLAN-MER IN KADER VAN OPMAAK GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN ‘HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF AGRISTO TE HARELBEKE’ Definitief MER
COLOFON Opdracht: Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ Definitief MER Opdrachtgever: Agentschap Ondernemen Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel
Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2278153029 Datum:
status / revisie:
Mei 2015 Mei 2015 Mei 2015 December 2015
ontwerp versie 1 ontwerp versie 2 ontwerp versie 3 definitief versie 1
Vrijgave: Jan Parys, directeur Controle: Gert Pauwels, Account Manager Projectmedewerkers: Kirsten Bomans, adviseur Gert Pauwels, MER-deskundige Charlotte Moerkerke, adviseur Yannick Fabbro, adviseur mobiliteit Guy Putzeys, deskundige Geluid Antea Belgium nv 2016 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Team van deskundigen en projectmedewerkers
MER-coördinator: Gert Pauwels
Deskundigen: Gert Pauwels: Bodem en Water
Paul Arts: Mens – Sociaal organisatorische aspecten
Guy Putzeys: Geluid en trillingen
Koen Slabbaert: Mens – mobiliteit
Sofie Claerbout: Fauna en Flora
Cedric Vervaet: Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Dirk Dermaux: Lucht
Projectmedewerkers: Kirsten Bomans, adviseur Charlotte Moerkerke, adviseur Yannick Fabbro, adviseur mobiliteit
INHOUD DEEL 1 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 6 7 8 8.1 8.2 8.3
TEKSTGEDEELTE ....................................................................................... 17
INLEIDING ................................................................................................................ 18 LEESWIJZER ........................................................................................................................ 18 TOETSING AAN DE MER-PLICHT ............................................................................................ 18 OVERZICHT VAN DE PROCEDURE ............................................................................................ 20 INITIATIEFNEMER PLAN-MER................................................................................................ 23 OPDRACHTHOUDER GRUP................................................................................................... 24 OPDRACHTHOUDER MER .................................................................................................... 24 DESKUNDIGEN .................................................................................................................... 24 BESCHRIJVING VAN HET VOORGENOMEN PLAN .................................................................. 26 AANLEIDING VAN HET VOORGENOMEN PLAN, REIKWIJDTE EN DETAILLERINGSGRAAD ...................... 26 VERANTWOORDING VAN HET VOORGENOMEN PLAN ................................................................. 26 BESCHRIJVING VAN HET VOORGENOMEN PLAN ......................................................................... 29 ONDERZOCHTE ALTERNATIEVEN ............................................................................................ 38 JURIDISCH-BELEIDSMATIG KADER................................................................................... 49 OVERZICHT BESTAANDE JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE TOESTAND.............................................. 49 RELATIE VAN HET PLAN MET HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV) ...................... 59 TOELICHTING: GRUP 'HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF 'AGRISTO' TE HARELBEKE’ .......................... 61 TOELICHTING: GEMEENTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN (RUP) ‘LANDELIJK GEBIED ROND BAVIKHOVE EN HULSTE’ ....................................................................................................... 63 VERGUNNINGSTOESTAND ..................................................................................................... 64 ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN ...................................................................... 65 OVERZICHT VAN DE TE ONDERZOEKEN MILIEUDISCIPLINES .......................................................... 65 OPBOUW PER MILIEUDISCIPLINE ............................................................................................ 65 SCOPING RELEVANTE EFFECTGROEPEN .................................................................................... 67 ONTWIKKELINGSSCENARIO’S ................................................................................................. 69 PASSENDE BEOORDELING ..................................................................................................... 70 WATERTOETS ..................................................................................................................... 70 BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE TOESTAND, MILIEUEFFECTEN EN MAATREGELEN .................... 71 BODEM ............................................................................................................................. 71 WATER (GRONDWATER EN OPPERVLAKTEWATER)..................................................................... 78 FAUNA EN FLORA ................................................................................................................ 97 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE .......................................................... 109 MENS - MOBILITEIT ........................................................................................................... 126 DISCIPLINE GELUID............................................................................................................ 143 DISCIPLINE LUCHT ............................................................................................................. 162 MENS - RUIMTELIJKE ASPECTEN, HINDERASPECTEN EN GEZONDHEID .......................................... 186 ELEMENTEN VOOR DE WATERTOETS ............................................................................. 197 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ............................................................................. 198 SYNTHESE, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .................................................................. 199 SYNTHESE VAN MILIEUEFFECTEN EN MILDERENDE MAATREGELEN .............................................. 199 LEEMTEN IN DE KENNIS EN MONITORING ............................................................................... 208 EINDSYNTHESE ................................................................................................................. 208
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 4 van 221
DEEL 2
BIJLAGEN............................................................................................... 213
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 5 van 221
TABELLEN Tabel 2-1
Ruimte-inname huidige site ......................................................................................... 30
Tabel 2-2
Geschatte ruimte-inname na uitbreiding op lange termijn, samengevat .................... 31
Tabel 2-3
Ruimtebehoefte op korte en lange termijn (bron: aanvraag PA, 2011) ....................... 38
Tabel 2-4
Overzicht eerdere analyse locatiealternatieven .......................................................... 44
Tabel 3-1
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ........................................................... 49
Tabel 5-1
Geologische opbouw van het plangebied .................................................................... 73
Tabel 5-2
Vergelijking naar effecten op profielvernieting voor de actuele vs. planologische toestand ....................................................................................................................... 75
Tabel 5-3
Ruimte-inname bestaande en toekomstige toestand .................................................. 76
Tabel 5-4
Hydrogeologische opbouw van het plangebied ........................................................... 82
Tabel 5-5
Vergunde grondwaterwinningen binnen straat 500 m rondom plangebied (bron: dov) ...................................................................................................................................... 83
Tabel 5-6
Milieukwaliteitsdoelstellingen Hazebeek (Kleine Beek) (bron: project-MER Eco-scan bvba) ............................................................................................................................ 87
Tabel 5-7
Maximum concentraties impactbeoordeling – aangevraagde normen (bron: projectMER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’, Eco-scan bvba, 2015) .................... 88
Tabel 5-8
Gemiddelde lozingsconcentraties (periode 02/2012 – 05/2014; bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan bvba 2015) ............................... 88
Tabel 5-9
Gemiddelde concentratie chloriden en kwaliteitsdoelstelling in Leie ......................... 94
Tabel 5-10
Biotoopverdeling binnen het voorgenomen plan en de alternatieven, berekend op basis van de biologische waarderingskaart (in groen worden waardevolle en zeer waardevolle oppervlaktes weergegeven) ..................................................................103
Tabel 5-11
Inventaris Bouwkundig Erfgoed – Relicten binnen een straal van 500 m van het voorgenomen plan .....................................................................................................113
Tabel 5-12
Beoordelingscriteria en significantiekader discipline mens-mobiliteit ......................128
Tabel 5-13
Capaciteit per wegcategorie ......................................................................................129
Tabel 5-14
Praktische en theoretische capaciteit van verschillende kruispuntvormen...............129
Tabel 5-15
Significantiekader verkeersafwikkeling ......................................................................130
Tabel 5-16
Hoogst opgemeten verkeersintensiteit tijdens een werkdag tussen 17 en 18u ........134
Tabel 5-17
Intensiteits – capaciteitsverhouding tijdens avondspits (17 – 18u) ...........................134
Tabel 5-18
Intensiteit – capaciteitsverhouding op kruispunt N36 x Waterstraat tijdens avondspits (17 – 18u) ...................................................................................................................135
Tabel 5-19
Arbeidsrooster Agristo NV .........................................................................................135
Tabel 5-20
Overzicht transporten ................................................................................................136
Tabel 5-21
Inschatting bijkomende tewerkstelling ......................................................................137
Tabel 5-22
Raming bijkomend aantal bewegingen ......................................................................137
Tabel 5-23
Afwikkeling op wegvakniveau in toekomstige situatie tijdens werkdagavondspitsuur (17 - 18u) ....................................................................................................................138
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 6 van 221
Tabel 5-24
Afwikkeling op kruispuntniveau in toekomstige situatie tijdens werkdagavondspitsuur (17 – 18 u) ..................................................................................................................138
Tabel 5-25
Milieukwaliteitsnormen VLAREM II voor geluid in open lucht (dB(A), LA95).............143
Tabel 5-26
Gedifferentieerde referentiewaarden voor weg– en spoorverkeer ..........................144
Tabel 5-27
Beoordelingscriteria en significantiekader discipline geluid op planniveau ..............146
Tabel 5-28
Significantiekader geluid ............................................................................................147
Tabel 5-29
Milieukwaliteitsnormen voor LA95,1h .......................................................................150
Tabel 5-30
Meetresultaten ter hoogte van meetpunten bekomen uit project-MER opgesteld door Eco-scan .............................................................................................................150
Tabel 5-31
Overzicht beoordelingspunten met berekend specifiek geluidsniveau (bron: projectMER Eco-scan bvba, 2015) .........................................................................................151
Tabel 5-32
Immissiegrenswaarden volgens VLAREM II en Europese dochterrichtlijnen .............162
Tabel 5-33
Index interpolatiekaarten geoloket VMM ..................................................................163
Tabel 5-34
Onderverdeling bestemming naar geurgevoeligheid (bron: richtlijnenboek Lucht) ..166
Tabel 5-35
Huidige luchtkwaliteit (geoloket VMM) .....................................................................167
Tabel 5-36
Meetresultaten bij referentie zuurstofgehalte van de emissies met aanduiding van de desbetreffende emissiegrenswaarde (bron: project-MER regularisatie en hervergunning Agristo NV, Eco-scan nv) ....................................................................169
Tabel 5-37
Emissies op jaarbasis ..................................................................................................170
Tabel 5-38
Input IFDM-model (bron: project-MER regularisatie en hervergunning Agristo NV, Eco-scan nv) ...............................................................................................................170
Tabel 5-39
Gemodelleerde bijdrages Agristo NV tot de immissienormen (bron: project-MER regularisatie en hervergunning Agristo NV, Eco-scan nv) ..........................................171
Tabel 5-40
Berekende geuremissies bij snuffelmetingen (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan nv) .......................................................................172
Tabel 5-41
Gehanteerde bronkarakteristieken in IFDM (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan NV) ......................................................................172
Tabel 5-42
Overzicht effectclassificatie – gebieden (bakdampen) (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan nv) ..........................................173
Tabel 5-43
Overzicht effectclassificatie – gebieden (waterzuiverings-/biogasinstallatie) (bron: Eco-scan nv) ...............................................................................................................174
Tabel 5-44
Emissies t.g.v. vrachtverkeer op de site .....................................................................175
Tabel 5-45
Overzicht totale energieverbruik voorbije jaren (bron: project-MER, Eco-scan nv) ..175
Tabel 5-46
Input IFDM-model toekomstige toestand ..................................................................177
Tabel 5-47
Input IFDM-model geur toekomstige toestand ..........................................................180
Tabel 5-48
Overzicht effectclassificatie – gebieden (bakdampen) toekomstige situatie .............180
Tabel 5-49
Overzicht effectclassificatie – gebieden (waterzuiverings-/biogasinstallatie) toekomstige situatie...................................................................................................181
Tabel 8-1
Beoordeling van de effecten van het voorgenomen plan + beoordeling van de resterende effecten na implementatie van maatregelen (zie ook discipline hoofdstukken) (W = Effecten relevant voor watertoets) ...........................................200
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 7 van 221
FIGUREN Figuur 1-1
Schema MER-procedure en GRUP-procedure.............................................................. 22
Figuur 2-1
Situering 3 alternatieven op orthofoto ........................................................................ 47
Figuur 2-2
Alternatieve uitbreidingszones tov de bestaande toestand ........................................ 47
Figuur 3-1
GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf ‘Agristo’ (2007) – Verordenend grafisch plan ........ 63
Figuur 3-2
RUP ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’ (2009) – Verordenend grafisch plan (Agristo in groen omcirkeld) ......................................................................................... 64
Figuur 5-1
Verdichtingsgevoelige bodem (Lep) ............................................................................. 76
Figuur 5-2
Grondwatervergunningen gelegen in het plangebied (rode punten, bron: dov.vlaanderen.be) ...................................................................................................... 83
Figuur 5-3
Grondwaterstromingsgevoeligheid (bron: geopunt.be) .............................................. 84
Figuur 5-4
Afwatering lozing tot aan de Hazebeek (bron: project-MER Eco-scan, 2015) ............. 86
Figuur 5-5
Schematisch overzicht waterstromen en debietsmeters ............................................. 86
Figuur 5-6
Zoneringsplan VMM ..................................................................................................... 90
Figuur 5-7
Situering VMM-meetpunten op Leie en potentieel lozingspunt op Leie (blauw) ........ 94
Figuur 5-8
Kwetsbaarheidskaart verdroging ...............................................................................101
Figuur 5-9
Kwetsbaarheidskaart geluidsverstoring .....................................................................102
Figuur 5-10
Ferrariskaart t.h.v. voorgenomen plan (1771-1778) (bron: geopunt.be) ..................111
Figuur 5-11
Vandermaelenkaart t.h.v. voorgenomen plan (1846-1854) (bron: geopunt.be) .......111
Figuur 5-12
Topografische kaart NGI .............................................................................................112
Figuur 5-13
Geoportaal onroerend erfgoed: aanduiding van vastgestelde bouwkundige relicten in een straal van 500 m t.o.v. het plangebied ................................................................113
Figuur 5-14
Situering archeologisch erfgoed uit Centrale Archeologische Inventaris in nabije omgeving plangebied .................................................................................................114
Figuur 5-15
Overzichtskaart foto’s landschap ...............................................................................115
Figuur 5-16
Zicht op het bedrijf van op de Waterstraat (boven), en de Kwadestraat (onder) (bron: streetview, Google maps – mei en augustus 2009) ...................................................117
Figuur 5-17
Herberg het Landhuis (boven => links van de weg, Agristo rechts van de weg) en de hoeve (onder => links van de weg, Agristo rechts van de weg) .................................118
Figuur 5-18
Visualisaties van de bijkomende bouwvolumes bij uitbreiding van het bedrijf (boven: bestaande toestand, midden: alternatief 1, 2a-b gebaseerd op het voorgestelde plan van Agristo, invulling zuidoostelijke hoek indicatief), onder: alternatief 3 (situering bouwvolumes zijn indicatief). ....................................................................................121
Figuur 5-19
Open zicht dat zal verdwijnen aan de overkant van de Waterstraat, bij alternatieven 1 en 2 (boven) en open zicht dat zal verdwijnen in de bocht van de Waterstraat bij de 3 alternatieven (onder) .................................................................................................121
Figuur 5-20
Indicatieve zichten vanuit het oosten , richting Agristo bij alternatieven 1-2 (boven) en 3 (onder) ................................................................................................................122
Figuur 5-21
Studiegebied discipline mens-mobiliteit ....................................................................126
Figuur 5-22
Situering buurtweg in nabije omgeving plangebied ...................................................130
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 8 van 221
Figuur 5-23
Uittreksel Bovenlokaal functioneel Fietsroutenetwerk (Bron: GIS West) ..................131
Figuur 5-24
Uittreksel Netplan De Lijn (Bron: De Lijn) ..................................................................131
Figuur 5-25
Overzichtskaart foto’s weginfrastructuur ..................................................................132
Figuur 5-26
Uitvoeringsvariant met zuidelijke uitbreiding met eenrichtingslus voor vrachtverkeer ....................................................................................................................................139
Figuur 5-27
Alternatieve uitbreidingszones t.o.v. de bestaande toestand ...................................141
Figuur 5-28
Geluidskaarten wegverkeer Lden (boven) en Lnight (onder) (bron: LNE)..................145
Figuur 5-29
Situering meetpunten discipline geluid......................................................................149
Figuur 5-30
Weergave beoordelingspunten (bron: project-MER Eco-scan bvba, 2015) ...............151
Figuur 5-31
Berekende geluidscontourenkaart van Agristo NV (bron: project-MER, Eco-scan bvba, 2015) ..........................................................................................................................152
Figuur 5-32
Geluidscontourenkaart, simulatie met kengetal 60 dB(A)/m² ...................................153
Figuur 5-33
Geluidscontouren na sanering – indicatieve situatie, met kengetal 56 dB(A)/m² .....154
Figuur 5-34
Geluidscontourenkaart Lden voor verkeer Waterstraat en N36................................155
Figuur 5-35
Geluidscontour toekomstige situatie – alternatief 1 met aanname 56 dB(A)/m² .....157
Figuur 5-36
Geluidscontour toekomstige situatie – alternatief 3 met aanname 56 dB(A)/m² .....158
Figuur 5-37
Toekomstige situatie geluid t.g.v. wegverkeer – alternatief 1 ...................................159
Figuur 5-38
Toekomstige situatie geluid t.g.v. wegverkeer – alternatief 2 ...................................160
Figuur 5-39
Situering lucht- en geuremissiebronnen ....................................................................168
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 9 van 221
BIJLAGEN BIJLAGE 1 KAARTENBUNDEL BIJLAGE 2 KAARTEN AANVRAAG PLANOLOGISCH ATTEST BIJLAGE 3 AANVRAAG PLANOLOGISCH ATTEST BIJLAGE 4 GEKOPPELDE METINGEN VOOR EN NA LOZING BIJLAGE 5 ENHANCED DISPERSION FROM TALL STACKS NEAR MODERN WIND MILLS BIJLAGE 6 RESULTATEN LIS BIJLAGE 7 ALTERNATIEVENONDERZOEK UITBREIDING OP SITE, PRADO-KUURNE, ROESELAREWEST EN BEVEREN-NOORD-OOST BIJLAGE 8 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 10 van 221
VERKLARENDE WOORDENLIJST Abiotisch milieu
De niet-levende materie
Alluviaal
Behorend tot het alluvium, dat ontstaan is door aanslibbing van rivierklei
Ankerplaatsen
De meest landschappelijk waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Ze bestaan uit complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel vormen. Ze zijn binnen de relictzone uitzonderlijk inzake gaafheid of representativiteit, of nemen ruimtelijk een plaats in die belangrijker is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving, of ze zijn uniek.
Antropogeen
Ontstaan door menselijke activiteit
Autonome ontwikkeling
De ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf.
Belgisch Biotische Index
Een systeem om via de bepaling van de aanwezigheid van een aantal groepen macro-invertebraten in een waterloop de biologische waterkwaliteit van deze waterloop te beoordelen
Bodemkaart
De bodemkaart geeft de verspreiding van bodemseries, die elk gekenmerkt worden door hun grondsoort, natuurlijke drainageklasse en horizontenopvolging; ze geeft in een begeleidende tekst ook de blijvende landbouwwaarde van de verschillende bodems aan.
Biochemische zuurstofvraag
De hoeveelheid zuurstof die per volume-eenheid verontreinigd water voor de zuivering ervan door micro-organismen wordt verbruikt bij een bepaalde temperatuur gedurende een bepaalde tijd.
Biologische behandeling
Behandelen van afvalstoffen waarbij verontreinigingen worden omgezet door micro-organismen, in biomassa en elementaire verbindingen die onschadelijk zijn voor de ecosystemen.
Chemische zuurstofvraag
De hoeveelheid zuurstof die per volume-eenheid (verontreinigd) water nodig is om de in het water aanwezig zijnde verbindingen chemisch te oxideren.
dB(A)-waarde
Het A-gewogen geluidsniveau (decibel A). Door deze weging toe te passen worden de lineaire niveaus aangepast aan de gevoeligheid van het menselijk oor.
Debiet
Volume water of lucht dat per tijdseenheid op een bepaald punt voorkomt
Depositie
Afzetting vanuit de lucht naar een ecosysteem
Emissie
Uitstoot (in lucht) of lozing (in water of de bodem) van stoffen
Effluent
Gezuiverd afvalwater
Geleide emissie
Een bron (uitlaat, schoorsteen) waarvoor welbepaalde fysische kenmerken bestaan (ligging, hoogte, diameter) en een in principe meetbare volumestroom
Gemengd rioleringsstelsel
Afval- en regenwater worden in dezelfde leidingen verzameld en
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 11 van 221
naar een RWZI gevoerd Geurdrempel
Concentratie van een gasvormige stof of van een mengsel van gasvormige stoffen die door de helft van een panel waarnemers wordt onderscheiden van geurvrije lucht
Geuremissie
Eenheid se/s; product van geurconcentratie (se/m³) en emissiedebiet (m³/s); dit cijfer geeft als resultaat een immissiegeurconcentratie waarvan de eenheid se/m³ is
Grijs zetmeel
Zetmeel dat in contact is gekomen met de warmte. Door de warmte ontsluit het zetmeel en bezinkt het moeilijker uit
Grondwaterkwetsbaarheid
Aanduiding in welke mate een watervoerende laag beschermd is tegen verontreiniging vanaf het maaiveld
Hinderlijke inrichting
Inrichting (Bedrijf) dat milieuvergunnings- of meldingsplichting is.
Immissie
De wijziging van de aanwezigheid van verontreinigingen in de atmosfeer (geldt ook voor geluid), bodem of water rond één of meer bronnen van verontreiniging ten gevolge van emissie uit deze bron of bronnen, omgevingsmeetwaarden
Influent
De waterstroom die een zuiverings- of behandelingseenheid binnenkomt.
LAeq,T
het A-gewogen continu equivalent geluidsniveau over periode T. Het discontinue geluidsniveau over de meetperiode T wordt omgerekend naar een continu niveau met dezelfde energetische waarde. Het equivalent geluidsniveau wordt in de meeste normen als maat voor de geluidsbelasting gebruikt.
LAi,T
het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende i % van de observatieperiode T wordt overschreden (i = 1, 10, 50, 95, ...).
LA1,T
is een maat voor de veelvuldig optredende pieken in het geluid.
LA10,T
het gemiddeld piekgeluid, vb. bij druk verkeersgeluid.
LA50,T
is representatief voor het gemiddelde niveau.
LA95,T
is representatief voor het achtergrondgeluidsniveau en wordt in VLAREM II bij een evaluatie periode van 1h gebruikt als beoordelingsparameter van het omgevingsgeluid.
Lsp
het specifiek geluid. Het is een component van het omgevingsgeluid die kan worden toegeschreven aan één of meer welbepaalde geluidsbronnen van een inrichting en die akoestisch gezien, kan geïdentificeerd worden.
LAmax,T
het maximaal geluidsdrukniveau geregistreerd in de periode T.
LW, LWA
het geluidsvermogenniveau (lineair of A-gewogen). Het is een maat voor het uitgestraalde geluidsvermogen. Het is een eenduidig cijfer voor een bepaalde bron. Voor een puntbron geldt in het vrije veld volgende relatie tussen geluidsdrukniveau en geluidsvermogenniveau: LWA = LPA + 11 + 20 log r (r = afstand in m).
Landschapsatlas
Verkorte naam voor ‘Atlas van de relicten van traditionele landschappen’. Deze atlas werd opgemaakt voor de vijf provincies.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 12 van 221
Lijnrelicten
Lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een cultuurhistorische betekenis. Het kunnen allerhande wegtracés zijn, dijken, militaire verdedigingslinies en ook natuurlijke verschijnselen wanneer die het bindend element zijn tussen erfgoedwaarden of landschappelijk structurerend zijn.
Lozingspunt
Plaats waar het afvalwater in het oppervlaktewater/riolering terechtkomt
Olfactorisch
Betreft de geur
Omgevingsgeluid
Totaal geluid veroorzaakt door alle geluidsbronnen op een gegeven plaats en op een gegeven ogenblik; oorspronkelijk omgevingsgeluid = omgevingsgeluid dat aanwezig is vóór het exploiteren of veranderen van een inrichting
Ontwikkelingsscenario
Beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie o.i.v. plannen en beleidsopties
Peilbuis
Tot op het grondwater geboorde put, voorzien van een kunststof buis zodat hieruit grondwaterstalen genomen kunnen worden
Quartair
Geologisch tijdvak, vanaf ongeveer 2 miljoen jaar geleden tot nu.
Recupwater, recuperatiewater
Water, ander dan water voor de eerste maak gebruikt, dat vanuit het productieproces wordt gerecupereerd – om na reconditionering terug in het proces te gebruiken. Dit water kan effluent zijn vanuit de waterzuiveringsinstallatie of opgevangen regenwater/vijverwater/oppervlaktewater
RGR-residu
Rookgasreinigingsresidu.
Residueel geluid
Geluid dat bestaat na stopzetting of opheffing van één of meer welbepaalde geluidsbronnen van een inrichting die op significante wijze bijdragen tot het omgevingsgeluid.
Ruimtelijk structuurplan
Een ruimtelijk structuurplan is een beleidsplan waarin de keuzes met betrekking tot de ruimtelijk-structurele ontwikkeling van een bepaald gebied aangegeven worden, de ruimtelijke potenties worden belicht en waarin richtlijnen en organisatieprincipes voor grond- en ruimtegebruik worden aangegeven
Schoon water
Schoon water is niet hetzelfde als drinkwater. Schoonwater is van mindere kwaliteit dan drinkwater. Schoonwater kan toegepast worden in het begin van het productieproces, volgens de richtlijnen van het FAVV dient op het einde van het proces (vanaf het blancheren) drinkwater gebruikt te worden. Op vandaag heeft het schoonwater bij Agristo Harebleke dezelfde kwaliteit als drinkwater, in dit geval zijn beiden stadswater.
Snuffeleenheid
1 snuffeleenheid per m³ komt per definitie overeen met de geurconcentratie in het veld waar de geur van de bron door een snuffelploeg nog net kan waargenomen worden, d.i. bv. ter hoogte van de maximale waarnemingsafstand
Studiegebied
Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 13 van 221
Vuilvracht
Maat voor de vervuilingsgraad van afvalwater. Het is de som van hoeveelheden per tijdseenheid (g/s) aan vervuilende stoffen, verkregen door de concentraties (g/m³) te vermenigvuldigen met het debiet van het geloosde afvalwater (m³/s).
Wit zetmeel
Zetmeel uit de aardappelen die nog niet in contact is gekomen met warmte; dit zetmaal zinkt makkelijker uit, omdat het zich ordent in semikristallijne granules
Zuurequivalent
Eenheid om de verzuringsgraad van een polluent te meten, deze eenheid staat toe om de verschillende verzurende polluenten met elkaar te vergelijken. Eén zuurequivalent komt overeen met 32 gram SO2, 46 gram NO2 en 17 gram NH3.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 14 van 221
LIJST MET AFKORTINGEN BBI
Belgische Biotische Index; een systeem om via de bepaling van de aanwezigheid van een aantal groepen macro-invertebraten in een waterloop de biologische waterkwaliteit van deze waterloop te beoordelen
BBT
Best Beschikbare Technologies)
BPA
Gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg beslaat een gedeelte van het grondgebied van één gemeente. Het is een zeer gedetailleerd plan dat verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, maar uitgebreide voorschriften inhoudt
BS
Belgisch Staatsblad
BSN
bodemsaneringsnorm
BVR
Besluit van de Vlaamse Regering
BWK
Biologische Waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend
BZV
Biochemische zuurstofvraag
Cl-
Chloride
CZV
Chemische zuurstofvraag
DAF
Dissolved air flotation
FAVV
Federaal Agentschap VoedselVeiligheid
GPBV
Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging in het kader van de Europese Richtlijn 96/61/EG inzake GPBV (ook IPPC-richtlijn genoemd)
IFDM
Immissie Frequentie Distributie Model
IPPC
Integrated Pollution Prevention and Control : zie ook GPBV
KjN
Kjeldahl-stikstof
KL
Kritische last
MBR
membraanreactor
m.e.r.
Milieueffectrapportage
MER
Milieueffectrapport
NH4+
Ammonium
NO2-
Nitriet
NO3-
Nitraat
Nt
Totale stikstof
n.v.w.b.
Niet visueel waarneembaar
OBO
Oriënterend bodemonderzoek
Techniek
(ook:
BAT:
Best
Available
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 15 van 221
PA
Planologisch Attest
pH
Zuurtegraad
PIO
Prati-index volgens zuurstof: deze index wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging en geeft een graad van zuiverheid aan het water
PPS
Parallelle Plaat Seperator
Pt
Totale fosfor
RWZI
rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBZ
Speciale Beschermingszone
se
Snuffeleenheid
TLV
Threshold Limit Value (Arbeidsblootstellingsadvieswaarden)
TOC
Totaal Organische Koolstof
UASB
Upflow Anaerobic Sludge Blanket
VEN
Vlaams Ecologisch Netwerk
VHA
Vlaamse Hydrografische Atlas
VMM
Vlaamse MilieuMaatschappij
VMW
Vlaamse maatschappij voor watervoorziening
WHO
World Health Organisation (Wereldgezondheidsorganisatie)
WKK
Warmtekrachtkoppeling
WZI
Waterzuiveringsinstallatie
Zeq
Zuurequivalenten
ZS
Zwevende stoffen
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 16 van 221
DEEL 1
TEKSTGEDEELTE
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 17 van 221
1
Inleiding
1.1
Leeswijzer Dit document is het (definitief) MER voor de milieubeoordeling die zal wordt uitgevoerd in het kader van het voorgenomen gewestelijk RUP “Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke”. Dit voorgenomen plan beoogt de uitbreiding van het bestaande historisch gegroeid bedrijf Agristo. De milieubeoordeling volgens het generieke spoor maakt deel uit van het planningsproces van de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Via het plan-MER wordt onderzocht of er schadelijke effecten voor het milieu kunnen ontstaan door het voorgenomen plan (voorgenomen gewestelijk RUP) en op welke wijze deze kunnen voorkomen of gemilderd worden. Het plan-MER wordt opgedeeld in 7 hoofdstukken
H1: Het eerste inleidend hoofdstuk met algemene beschrijving van de toetsing aan de MERplicht, de doelstellingen van het MER, de initiatiefnemer, opdrachthouders en deskundigen van dit plan.
H2: De planbeschrijving met bijhorende motivatie voor het plan en te onderzoeken alternatieven
H3: Een beschrijving van het juridisch-beleidsmatig kader voor het plangebied
H4: Een toelichting van de gebruikte methodologie en de onderzochte disciplines
H5: De bespreking van bestaande toestand, milieueffecten en maatregelen per discipline
H6: Elementen voor de watertoets
H7: Grensoverschrijdende effecten
H8: Synthese, conclusie en aanbevelingen
In bijlage worden kaartmateriaal, uittreksels uit de eerder aanvraag planologisch attest en de niettechnische samenvatting opgenomen. Indien verwezen wordt naar een bepaalde (thema)kaart, betreft dit een kaart vervat in de kaartenbundel die terug te vinden is in Bijlage 1.
1.2
Toetsing aan de MER-plicht
1.2.1
Plan-MER-plicht De wettelijke eisen van de inhoud van het MER zijn omschreven in het MER – VR decreet van 18 december 2002. Dit decreet is ondertussen gedeeltelijk gewijzigd door het plan-MER-decreet van 27 april 2007 (BS d.d. 20 juni 2007) dat nu van toepassing is. De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het ‘besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's’ goed. Het besluit geeft uitvoering aan het plan-mer-decreet van 27 april 2007 (B.S. 7/11/07). De regelgeving is opgenomen in het DABM (Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid). Het plan-MER-decreet beschrijft de stappen die doorlopen dienen te worden om na te gaan of een bepaald plan plan-MER-plichtig is: 1.
Nagaan of het voorgenomen plan onder de definitie en het toepassingsgebied valt;
2.
Voor plannen die onder het toepassingsgebied vallen: nagaan of het voorgenomen plan “van rechtswege” plan-MER-plichtig is;
3.
Voor plannen die onder het toepassingsgebied vallen én niet “van rechtswege” plan-MERplichtig zijn: nagaan of het voorgenomen plan aanzienlijke milieueffecten kan hebben.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 18 van 221
1.2.2
Toetsing definitie en toepassingsgebied De artikels 4.1.1. en 4.2.2. van het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) bepalen het toepassingsgebied. De definitie van plan of programma bevat drie voorwaarden die tegelijkertijd moeten vervuld worden. Het betreft volgende drie voorwaarden:
decretale of bestuursrechtelijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan of programma wordt opgesteld en/of vastgesteld;
het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau is opgesteld;
het plan of programma moet via een wetgevingsprocedure door het parlement of de regering worden vastgesteld of door een instantie (regionaal, provinciaal of lokaal niveau) worden vastgesteld.
Het voorgenomen plan waarvoor deze Plan-MER opgesteld wordt is een gewestelijk RUP. Dit plan valt onder het toepassingsgebied want het valt niet onder artikel 4.2.2 van het DABM en er is voldaan aan de bovenvermelde voorwaarden:
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor.
De opsteller van het plan is een instantie, i.e. Ruimte Vlaanderen.
Het plan wordt vastgesteld door een instantie, i.e. de Vlaamse Regering.
Het plan valt bovendien niet onder de specifieke uitzonderingsregels. Plannen die binnen het toepassingsgebied van het DABM vallen, dienen onderworpen te worden aan een onderzoek naar het mogelijk voorkomen van aanzienlijke milieueffecten. Het op te maken GRUP vormt, zoals alle RUP’s, het kader voor het toekennen van vergunningen (m.b. stedenbouwkundigeen milieuvergunningen), en valt dus onder het toepassingsgebied van het DABM. In kader hiervan wordt voor voorliggend plan een plan-MER opgemaakt.
1.2.3
Bepaling van plan-MER-plicht “van rechtswege” volgens de Vlaamse regelgeving Volgende plannen en programma’s zijn volgens het DABM “van rechtswege” plan-MER-plichtig:
plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd; o
een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I of II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten (project-MER-plicht);
o
niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden;
o
betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.);
plannen en programma’s of de wijziging ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is (artikel 4.2.1, 2de lid D.A.B.M.), voor zover deze plannen en programma’s niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 19 van 221
Voor het plan kan het volgende gesteld m.b.t. het eerste punt:
Het plan vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlage II van het BVR van 10 december 2004 opgesomde projecten, m.n. in de categorie 7b uit de lijst van bijlage II: ‘Inrichtingen voor het conserveren van dierlijke en/of plantaardige producten met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer’.
Het plan betreft de omzetting van agrarisch gebied naar ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf’. Het plan beoogt een kleine wijziging op het terrein, waarbij significante effecten niet uitsluitbaar zijn en dit aldus verder te onderzoeken is.
Het plan betreft een bestemmingswijziging en speelt dus op het vlak van de ruimtelijke ordening.
Er wordt tegelijkertijd aan de 3 voorwaarden voldaan voor wat het eerste punt betreft, zodat het plan “van rechtswege“ plan-MER plichtig is. Wat betreft het tweede punt wordt niet verwacht dat het plan betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones kan veroorzaken. De dichtstbij gelegen speciale beschermingszone, d.i. ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’, bevindt zich op meer dan 10 km in vogelvlucht van het plangebied. Ervaring met gelijkaardige industriële activiteiten van deze omvang leert dat de de aard en omvang van mogelijke effecten voor de relevante disciplines meestal beperkt zijn tot een 5-tal km. Er is dan ook geen passende beoordeling vereist, gelet op de afstand tot de dichtstbijzijnde speciale beschermingszone.
1.3
Overzicht van de procedure
1.3.1
Plan-M.E.R. procedure volgens generiek spoor Het doel van dit plan-MER is om na te gaan in welke mate het voorgenomen plan (nl. het voorgenomen GRUP, zie hoofdstuk 2 voor verdere toelichting) resulteert in effecten voor het milieu en de leefomgeving. Het voorgenomen GRUP zal een uitbreiding van de bestaande bedrijfssite en – activiteiten mogelijk maken. Het voorgenomen plan betreft de omzetting van agrarisch gebied naar ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf’, waarbij de oppervlakte van het bedrijfsterrein zal toenemen van ca. 5 ha in de huidige situatie naar een vooropgestelde 10,9 ha in de toekomst. Op die manier moet het bedrijf in de toekomst zo goed mogelijk kunnen blijven functioneren. Via dit plan-MER wordt nagegaan welke randvoorwaarden en milderende maatregelen vereist zijn om mogelijke negatieve effecten van het voorgenomen plan en de activiteit te voorkomen of te beperken. Het voorgenomen GRUP zal met andere woorden vastleggen in welke zones en onder welke voorwaarden een uitbreiding mogelijk is, rekening houdend met de randvoorwaarden en milderende maatregelen die uit dit Plan-MER volgen. De opmaak van het MER zal verlopen conform de procedure voor het opstellen van een plan-MER. De opmaak van het plan-MER zal verlopen volgens het generiek spoor wat inhoudt dat de milieueffectrapportage plaats vindt voor de opmaak en voor de vaststelling van het voorgenomen GRUP. De opmaak van een plan-MER o.b.v. het generiek spoor kan opgedeeld worden in verschillende fasen. 1.
Opmaak kennisgevingsnota
Aan de hand van deze nota brengt de initiatiefnemer de Dienst Mer op de hoogte van het voorgenomen plan. Deze nota omvat tenminste:
alle informatie die vereist is volgens artikel 4.2.8, § 1, van het plan-MER-decreet voor de kennisgeving en inhoudsafbakening van het plan-MER, o.m.:
een beschrijving van het voorgenomen plan/de voorgenomen activiteit
relevante gegevens uit vorige rapportages, studies,…
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 20 van 221
de voorgestelde inhoudelijke aanpak van het m.e.r.
een beschrijving en evaluatie van reeds onderzochte alternatieven
de voorstelling van de erkende MER-coördinator en het team van MERdeskundigen.
een beschrijving, verduidelijking en gebiedsafbakening van het voorgenomen GRUP met:
in voorkomend geval: een beschrijving van de redelijke alternatieven voor dat GRUP of voor onderdelen ervan;
de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;
een toelichting van de te volgen besluitvormingsprocedure voor het GRUP en het plan-MER. Daarin wordt aangegeven welke actoren betrokken zijn bij het planningsproces;
de reden voor de opmaak van deze kennisgevingsnota en de mogelijkheid om tijdens de publieke consultatie opmerkingen of suggesties te doen over het voorstel van reikwijdte, detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-MER.
De Dienst Mer neemt binnen de 20 dagen (termijn van orde) een beslissing over de volledigheid van de kennisgevingsnota en betekent ze binnen deze termijn aan de initiatiefnemer. Na de volledigverklaring stuurt de dienst Mer een papieren versie van de kennisgeving onmiddellijk aan zowel de aangewezen instanties als aan de betrokken gemeenten. Zowel de betrokken gemeenten als de dienst Mer organiseerden een terinzagelegging, gedurende 30 dagen. De dienst Mer heeft de kennisgeving (hierna: KG) volledig verklaard op 23 oktober 2014. De volledig verklaarde KG werd door de dienst Mer ter inzage gelegd door publicatie ervan op de webstek (www.mervlaanderen.be) van 29 oktober 2014 tot en met 28 november 2014. De KG was in die periode ook raadpleegbaar ten kantore van de dienst Mer in Brussel. De kennisgeving lag ook ter inzage van het publiek van 29 oktober 2014 tot en met 28 november 2014 bij de initiatiefnemer (Agentschap Ondernemen), op de stad- of gemeentehuizen van Harelbeke, Kuurne en Lendelede. Via een bericht in het Laatste Nieuws ed. Zuid-West-Vlaanderen van 29 oktober 2014 werd gemeld aan het publiek dat de KG ter inzage lag en dat burgers hierop konden reageren. Het publiek diende drie inspraakreacties in op de KG. De kennisgevingsnota en de ontvangen adviezen werden besproken op de richtlijnenvergadering van 2 december 2014, waarbij de Dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig waren. Overheden en instanties die door de dienst Mer geraadpleegd werden, konden eveneens een vertegenwoordiger sturen naar deze vergadering. Op basis van deze vergadering werden de richtlijnen opgesteld die met de relevant geachte (elementen van de) adviezen rekening houden. De dienst Mer maakte binnen de 20 dagen na het einde van de terinzagelegging een verslag op dat de richtlijnen voor het MER bevat. De richtlijnen hebben betrekking op:
de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-MER;
de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het plan-MER;
beslissing over de voorgestelde erkende MER-coördinator en het voorgestelde team van MER-deskundigen.
Het plan-MER dient te worden opgesteld zoals door de initiatiefnemer voorgesteld in de KG, aangevuld/aangepast met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd worden. Waar de KG en de richtlijnen van elkaar afwijken, wordt voorrang gegeven aan de richtlijnen. De richtlijnen werden betekend op 5 januari 2015.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 21 van 221
2.
Uitvoeringsfase
Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van deskundigen het plan-MER op onder leiding van een MER-coördinator. Dit plan-MER wordt opgesteld als een apart document dat in bijlage bij de toelichtingsnota van het GRUP zal toegevoegd worden. 3.
Beoordelingsfase
Kennisgeving Volledigverklaring door dienst MER Publieke consultatie Richtlijnen dienst Mer Plan-MER opmaken
Voorontwerp RUP Bevindingen van het MER opnemen in het Voorontwerp RUP
Goedkeuring door dienst Mer
Plenaire
Uiterlijke goedkeuring plan-MER door dienst Mer Moet gebeuren voor voorlopige vaststelling
Voorlopige vaststelling Ontwerp-RUP Openbaar onderzoek Opmaak definitief RUP Goedkeuring definitief RUP
Figuur 1-1
1.3.2
OPMAAK RUP
OPMAAK PLAN-MER
Na indiening van het plan-MER bij de dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. De dienst Mer beslist binnen de vijftig dagen na ontvangst over de goed- of afkeuring van het plan-MER.
Schema MER-procedure en GRUP-procedure
Verder besluitvormingsproces
1.3.2.1 GRUP-procedure Inleidend Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook "doorwerken in de besluitvorming" nl. "bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen plan en de onderdelen en bij de uitwerking ervan wordt rekening gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht". Het goedgekeurd plan-MER en het goedkeuringsverslag dienen samen in openbaar onderzoek te gaan met het ontwerp van plan nl. ontwerp van gewestelijk GRUP (kortweg GRUP). I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van het GRUP of in specifieke inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen,…). Algemeen RUP’s worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan, met een actiegericht karakter. RUP’s scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (o.a. inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie m.b.t. de ordening van recreatiegebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten enz.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 22 van 221
Inhoud en procedure in een notendop De opmaak van een gewestelijk RUP verloopt in verschillende fasen.
Start opmaak voorontwerp GRUP
Advies opvragen bij Strategische Adviesraad (maximaal 60 dagen na ontvangst adviesraad)
Plenaire vergadering
Opmaak ontwerp-GRUP
Voorlopige vaststelling GRUP
Aankondiging openbaar onderzoek (max. 30 dagen na voorlopige vaststelling)
Openbaar onderzoek GRUP (minimaal 60 dagen, uiterlijk aan te vangen de dertigste dag na aankondiging in het B.S, termijn van orde)
Verwerking resultaten openbaar onderzoek
Principiële definitieve vaststelling GRUP
Advies Raad van State
Definitieve vaststelling GRUP (180 dagen na einde openbaar onderzoek (verlengbaar met 60 dagen op verzoek van het departement, maximaal 30 dagen schorsing van de termijn gedurende behandeling adviesvraag door de R.v.State)
Publicatie (max. 60 dagen na definitieve vaststelling)
Inwerkingtreding GRUP (14 dagen later)
1.3.2.2 Andere procedures Wanneer het bedrijf Agristo effectief de uitbreiding wil realiseren zullen hiervoor vergunningen nodig zijn (stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning). Bij het samenstellen van de vergunningsaanvraag zal geëvalueerd moeten worden, op basis van de concrete gegevens van de uitbreiding, of de voorgenomen uitbreiding project-MER-plichtig is. Mogelijk zal voor het bekomen van de vergunningen voor de uitbreiding dan eerst nog een nieuw project-MER moeten worden gemaakt. Indien de (effecten van de) uitbreiding beperkt zijn, kan de noodzakelijke informatie mogelijk ook via een MER-screening of MER-ontheffing in het vergunningsdossier worden opgenomen. Deze mogelijke toekomstige MER-procedure zal, indien nodig, pas later opgestart worden en staat dus los van voorliggend plan-MER. OPMERKING: Voor de regularisatie en hervergunning van de huidige bedrijfsactiviteiten doorloopt Agristo NV ook een project-MER-procedure met kenmerk PR2057. Deze lopende project-MERprocedure staat los van de plan-MER-procedure voor de uitbreiding van het bedrijventerrein.
1.4
Initiatiefnemer plan-MER De initiatiefnemer voor het plan-MER is het Agentschap Ondernemen. Contactgegevens: Agentschap Ondernemen Koning Albert II-laan 35 bus 12 I 1030 Brussel Contactpersoon: Stefaan Baeteman
[email protected]
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 23 van 221
1.5
Opdrachthouder GRUP Een ruimtelijk uitvoeringsplan zal worden opgemaakt door Ruimte Vlaanderen. Contactgegevens: Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten Jacob Van Maerlantgebouw Koning Albert I-laan 1/2 bus 91 | 8200 Brugge Contactpersoon: Bert Van Severen
[email protected]
1.6
Opdrachthouder MER Antea Group is de opdrachthouder voor de plan-MER Contactgegevens: Antea Group Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen Coördinator voor het milieuonderzoek: Gert Pauwels (erkend MER-deskundige)
[email protected]
1.7
Deskundigen Aan het rapport werken volgende deskundigen mee: Interne deskundigen De interne deskundigen zijn betrokken bij de algemene uitwerking en uitvoering van het hier besproken project en bij de nodige administratieve procedures voor dit project. Specifiek bij dit MER stonden zij in voor de aanlevering van de projectgegevens. Vervolgens werd een controlelezing uitgevoerd van het rapport. De belangrijkste interne deskundigen zijn: Stefaan Baeteman
Agentschap Ondernemen
Bert Van Severen
Ruimte Vlaanderen
Tevens werd beroep gedaan op enkele medewerkers van het bedrijf, om inzicht te verkrijgen in bedrijfstechnische aspecten. Externe deskundigen De externe deskundigen stonden in voor de opmaak van het MER. Hiervoor werd voor een belangrijk deel gesteund op gegevens aangeleverd door de interne deskundigen. Zij werden hiervoor bijgestaan door de verschillende deskundigen. De belangrijkste externe deskundigen zijn in onderstaande tabel aangegeven. De coördinatie gebeurde door Gert Pauwels.
Deskundige
Disciplines
Erkenningsnummer
Geldig tot
Gert Pauwels
Coördinatie Bodem
MB/MER/EDA-650-V2
Onbepaalde duur
Water
MB/MER/EDA-650-B
Onbepaalde duur
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 24 van 221
Deskundige
Disciplines
Erkenningsnummer
Geldig tot
Paul Arts
Mens - sociaal organisatorische aspecten
MB/MER/EDA-664-V1
Onbepaalde duur
Dirk Dermaux
Lucht
MB/MER/EDA-645-V2
Onbepaalde duur
Sofie Claerbout
Fauna en Flora
MB/MER/EDA-804
Onbepaalde duur
Koen Slabbaert
Mens – mobiliteit
MB/MER/EDA-805
Onbepaalde duur
Cedric Vervaet
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
MB/MER/EDA-649
Onbepaalde duur
Guy Putzeys
Geluid en trillingen
MB/MER/EDA-393-V4
Onbepaalde duur
De disciplines Mens - toxicologie en Veiligheid worden in dit MER beschreven door de coördinator. De coördinator kan hierbij verder beroep doen op de bovenvermelde erkende deskundigen. De algemene ondersteuning bij opmaak van het MER werd verleend door Kirsten Bomans en Charlotte Moerkerke (adviseurs ruimte en milieu).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 25 van 221
2
Beschrijving van het voorgenomen plan
2.1
Aanleiding van het detailleringsgraad
voorgenomen
plan,
reikwijdte
en
De firma Agristo NV wenst hun site, waar de hoofdzetel gelokaliseerd is aan de Waterstraat te Harelbeke (deelgemeente Hulste), en de activiteiten op deze site uit te breiden. De geplande uitbreiding bevindt zich in agrarisch gebied volgens het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’. Gezien de onverenigbaarheid van de huidige bestemming met de geplande functies binnen de uitbreiding is de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) vereist. In 2007 is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) goedgekeurd, waarin de bestendiging van de bedrijfsactiviteiten in de gerealiseerde gebouwen mogelijk is gemaakt. De reikwijdte van het voorgenomen plan betreft maatregelen in de ruimtelijke ordening, met name de omzetting van de bestemming van agrarisch gebied naar een ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf’. Het beoordelen van nieuwe uitbreidingsvragen wordt overwogen op gewestelijk niveau binnen de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Daarom wordt een nieuw gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) opgemaakt. Het RUP beoogt met andere woorden de juridisch-planologische vastlegging van de bestemming van het gebied voor bedrijvigheid en de ordening van het plangebied als een samenhangend, ruimtezuinig en ruimtelijk kwalitatief geheel. Enkel de randvoorwaarden die noodzakelijk juridisch vastgelegd moeten worden in het RUP om tot een kwalitatieve ontwikkeling te komen, worden vastgelegd in het RUP. Het betreft minstens de volgende elementen:
Een bestemmingszone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf;
Naar analogie met het reeds vastgestelde RUP zal ook een bufferzone worden voorzien.
Andere specifieke bestemmings- of inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces, in het bijzonder van het actorenoverleg, de milieubeoordeling en het ruimtelijk ontwerp, maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau. Specifieke inrichtings- of beheersmaatregelen die juridisch niet vastgesteld kunnen worden in het RUP, worden beschouwd als aanbevelingen of aandachtspunten naar het vervolgtraject tot realisatie van het gebied (bij bv. vergunningsfase, beheerplannen,…). Het plangebied, dat alle in het plan-MER onderzochte alternatieven voor de uitbreiding omvat, is weergegeven op kaart 01.
2.2
Verantwoording van het voorgenomen plan
2.2.1
Verantwoording van de uitbreidingsvraag vanuit de bedrijfscontext Situering Agristo NV Agristo NV is een Belgische onderneming gespecialiseerd in de productie van diepgevroren en voorgebakken aardappelproducten. De hoofdzetel is gelegen in de Waterstraat 40 te Harelbeke, met bijkomende productievestigingen in Nazareth en Tilburg (Nederland). Er wordt naar meer dan 80 landen geëxporteerd, waarvan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de belangrijkste exportmarkten zijn. Agristo NV produceert ongeveer voor drie kwart van de totale omzet voor private labels. De eigen merken Agristo en Maestro worden ingezet voor het resterend volume.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 26 van 221
De vestiging te Harelbeke is gespecialiseerd in de productie van diverse soorten frieten. Met een jaarlijkse productie van ongeveer 110.000 ton afgewerkt product biedt de vestiging in Harelbeke werk aan 124 mensen, waaronder alle stafmedewerkers van het bedrijf. In totaal produceert het bedrijf ca. 360.000 ton afgewerkt product op jaarbasis, en heeft het 403 mensen in dienst (cijfers uit 2013)1. Historiek van de bedrijfsgroei 2 Agristo NV is begin de jaren ’80 ontstaan vanuit een grondgebonden landbouwbedrijf met hoofdzetel te Roeselare en bijkomende vestiging te Harelbeke. Deze onderneming werd op de hoofdzetel grotendeels onteigend. Daarna werd beslist om op de kleinere vestiging te Hulste (Harelbeke) te investeren in de verwerking van aardappelen en groenten, om via diversificatie van activiteiten het bedrijf rendabel te houden. Bij aanvang werden zowel verschillende soorten groenten en aardappelen verwerkt. Daarna specialiseerde het bedrijf zich verder naar aardappelverwerking. De huidige onderneming is opgericht in 1983 onder de naam AGRIGEL P.V.B.A., wijzigde in 1990 in AGRISTO POTATO PROCESSING N.V. om dan in 1996 de huidige naam AGRISTO N.V. te krijgen. De productie startte in 1985 op de site aan de Waterstraat te Harelbeke. Het bedrijf heeft een integrale productielijn te Hulste, die systematisch werd opgebouwd en uitgebreid sinds midden jaren ’80. Hiermee is het bedrijf geëvolueerd naar een grootschalige productie-eenheid waar rechtstreeks commercialiseerbare en consumeerbare aardappelproducten worden voortgebracht (wat niet als para-agrarisch wordt beschouwd). In 2001 werd een gelijkaardig, bestaand aardappelbedrijf in Tilburg overgenomen. In 2011 werd het bedrijf Willequet in Nazareth overgenomen. De capaciteit van de vestiging in Tilburg bedroeg in 2013 bijna het drievoud van de capaciteit in Hulste. De vestiging in Nazareth heeft een productiecapaciteit van 70.000 ton. In Harelbeke en Tilburg worden frieten geproduceerd, terwijl in Nazareth specialties worden geproduceerd. Niet in elke vestiging wordt dus een mix van producten geproduceerd. Waar vroeger het overgrote deel van de productie bestemd was voor binnenlandse verkoop, gaat nu 99 % richting buitenland. Agristo NV verkoopt zijn producten in een 80-tal landen en staat met deze exportcijfers aan de top binnen de sector. Gedeeltelijk positief planologisch attest (2004) en GRUP (2007) 3 De bestaande bedrijfsinfrastructuur van de vestiging te Hulste werd, na het afleveren van een gedeeltelijk positief planologisch attest (MB 07/12/2004), opgenomen in het GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ 4 (zie §3.3). Het GRUP is definitief vastgesteld op 26 januari 2007. Toekomstperspectief van het bedrijf Agristo NV is sinds de goedkeuring van het eerdere GRUP (2007) verder gegroeid. De onderneming heeft ervoor gekozen om, in functie van een verdere groei, haar bedrijfsprocessen uit te breiden en te optimaliseren ter hoogte van de bestaande site. De ruimtebehoefte is afkomstig van de nood aan bijkomende productie- en opslagcapaciteit, en van de omkaderende activiteiten zoals waterzuivering, technische lokalen en installaties voor milieu en veiligheid. 1
Bron: cijfers aangeleverd door Agristo NV
2
Bron: cijfers aangeleverd door Agristo NV, Advies VLACORO op ontwerp GRUP Historisch gegroeid bedrijf “Agristo” te Harelbeke” en de aanvraag tot het bekomen van een positief planologisch attest (Wiels & Partners, 2011, i.o.v. Agristo NV) 3
Bron: GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf “Agristo” te Harelbeke’, definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 26 januari 2007 4
hierbij dient opgemerkt te worden dat een deel van de bedrijfscontouren van Agristo NV niet vervat zit in het afbakeningsGRUP
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 27 van 221
De beschikbare ruimte binnen de afbakening van het bestaande GRUP werd met maximale efficiëntie ingevuld, rekening houdende met de vastgestelde bebouwingsindex (het maximaal volume van de bebouwing is een beperkende factor). In het bestaande GRUP werd ook nog niet de uitbreiding voorzien, die het bedrijf nu wenst te realiseren. De belangrijkste redenen voor (ruimtelijke) uitbreiding zijn de volgende5:
De internationale markt en productierendement. Agristo NV stelt dat het genoodzaakt is te groeien om zijn economische rendabiliteit in de sector te kunnen behouden. Wil het een competitieve en zelfstandige onderneming blijven, dan moet de strategie van beter renderende productiefaciliteiten worden toegepast. De verhouding van productie ten opzichte van kosten moet dus groter worden. Dit kan in de praktijk door de productiecapaciteit te verhogen en/of de productiekosten te verminderen. o
Productiecapaciteit vergroten betekent een ruimtevraag voor (i) bijkomende productielijn, (ii) waterzuivering, warmtekrachtkoppeling, (iii) uitbreiding van de personeelsruimtes en van de parkings, (iv) palletopslag, (v) waterberging. Eventueel kan er ook ruimte voorzien worden voor vergistingsintallaties en/of windenergieproductie, doch deze zijn niet essentieel in de toekomstplannen van het bedrijf. De productiecapaciteit kan in principe worden vergroot door het bijplaatsen van productielijnen. Op termijn volstaat het beter omkaderen van de bestaande productielijn niet om het rendement van de site hoog genoeg te houden. Agristo NV wenst dan ook een nieuwe productielijn uit te bouwen. Hiervoor is bijkomende bedrijfsoppervlakte nodig.
o
Productiekosten verminderen betekent dat door enkele ingrepen de bestaande productielijn nog kan worden geoptimaliseerd. Deze acties spelen daarbij in op de productiekosten door het verbeteren van de transportefficiëntie, het verminderen van de afvalstromen, energie- en waterverbruik, het automatiseren van bepaalde deelprocessen en het optimaliseren van processen en processturing. Omwille van deze ingrepen is er een ruimtevraag voor (i) vriesopslag, (ii) parkings en circulatieruimte voor vrachtwagens en personeel, (iii) opslag van pallets en verpakkingsmateriaal, (iv) opslag van grote onderdelen, en rollend materieel, (v) technische ruimtes en installaties en personeelsruimtes.
Bijkomend wenst men de visuele impact op de omgeving te minimaliseren en verder uit te werken door bufferzones te voorzien. Ook de technische installaties voor het vermijden of beperken van milieu-impact nemen significante oppervlaktes in. In paragraaf 2.3.2 wordt verder toegelicht welke de specifieke ruimtevraag is voor de gewenste uitbreiding. Onontvankelijk verklaarde aanvraag tot planologisch attest (2011) 6 In juni 2011 diende het bedrijf een aanvraag tot planologisch attest in voor een uitbreiding van de bedrijfssite. De aanvraag werd om juridisch-technische redenen onontvankelijk verklaard. Het planologisch attest is immers bedoeld voor het opvangen van dringende uitbreidingsbehoeften voor bestaande (zonevreemde) bedrijven, waarbij de uitbreiding realiseerbaar moet zijn op percelen die onmiddellijk palen aan de locatie in kwestie. Aangezien de parking en opslag volgens de aanvraag voorzien worden op percelen aan de overzijde van de Waterstraat en deze percelen dus niet onmiddellijk raken aan de bestaande bedrijfssite, werd de aanvraag onontvankelijk verklaard. 5
Bron: Info vanuit Agristo NV en aanvraag tot het bekomen van een positief planologisch attest (Wiels & Partners, 2011, i.o.v. Agristo NV) 6
Bron: Departement Ruimte Vlaanderen. Melding van onontvankelijkheid van het planologisch attest van Agristo NV, 18 oktober 2011.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 28 van 221
Deze beoordeling van de aanvraag planologisch attest belet niet dat er toch een gewestelijk RUP wordt opgemaakt. De dringende vraag voor uitbreiding van het bedrijf, volgens een scenario van uitbreiding aan de overzijde van de Waterstraat, is er immers nog steeds. Op initiatief van de Vlaamse overheid werd daarom, na een locatieonderzoek en ruimtelijk-economische analyse7, bepaald dat het aangewezen is om een bestemmingswijziging te realiseren via de opmaak van een gewestelijk RUP. Het RUP wordt dus opgemaakt zonder voorafgaandelijk planologisch attest. In functie van dit RUP werd de plan-MER-procedure opgestart.
2.3
Beschrijving van het voorgenomen plan Eerst wordt de huidige invulling van het plangebied beschreven, inclusief de huidige bedrijfssite. Vervolgens wordt er ingegaan op de invulling van de gevraagde uitbreiding.
2.3.1
Huidige invulling plangebied
2.3.1.1 Ruimtelijke situering kaart 01 –situering Agristo / kaart 02 - RUP 2007 / kaart 03 - Agristo in de ruimere omgeving Het plangebied is gelegen in het westen van de gemeente Harelbeke, tussen Hulste-centrum en de bebouwde kom van Kuurne te midden van landbouwgebied. Het bedrijf Agristo bevindt zich in het buitengebied ten noorden van het regionaalstedelijk gebied Kortrijk. Het plangebied is gesitueerd net ten oosten van het kruispunt van de N50 (Kortrijk- Brugge) en de N36 (Diksmuide-Roeselare-Ronse). De Waterstraat verbindt de site met de N36 (300 m verderop). De ontsluiting van Agristo NV gebeurt integraal via de N36, die een rechtstreekse verbinding vormt met het hoofdwegennet: de E17, E403. Via de N50 is de R8 (ring rond Kortrijk) rechtstreeks te bereiken. Ten oosten van het plangebied is de Darmbeek gelegen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de Hazebeek. In de onmiddellijke omgeving zijn er verschillende woonconcentraties aanwezig, al dan niet gelegen in een woongebied met landelijk karakter volgens het gewestplan. De omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door een netwerk van lokale wegen. De uitbreidingszones zijn volgens de verschillende alternatieven vandaag in gebruik als landbouwgrond.
2.3.1.2 Huidige invulling terreinen Agristo NV Het huidige terrein van Agristo NV bevindt zich langs de noordoostelijke kant van de Kwadestraat en de Waterstraat. Het terrein heeft een straatzijde van ruwweg 350 m en een diepte van maximaal 160 m. Het bestaande bedrijf neemt een grondoppervlakte van 5 ha in. Het bedrijf kan worden onderverdeeld in 4 zones:
Productie en koelopslag in een groep van 6 gebouwen centraal op het terrein
Waterzuivering (met slibbuffer), warmtekrachtkoppeling (WKK), opslag van biogas en luchtwasser op westelijk deel van de site. Dit deel vormt ook de overgang met de aangrenzende gebieden ten noordwesten (20 % begroend)
Kantoren aan toegang (Waterstraat)
Bufferzone van 20 - 30 m breed langs oostkant
7
Locatieonderzoek uitbreiding historisch gegroeid bedrijf AGRISTO te Harelbeke, Arcadis, 2012. In opdracht van Agentschap Ondernemen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 29 van 221
Door de dimensies van de bebouwing is het bedrijf duidelijk waar te nemen in het landschap. De bestaande vriesruimtes zijn hoger dan de andere gebouwen in de omgeving (hoogste gebouw ca. 12 m). Langs de west-, noord- en oostzijde wordt het bedrijf gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door een groenbuffer. Langsheen de Kwadestraat en de Waterstraat zijn de bedrijfsgebouwen duidelijk zichtbaar. Volgende tabel toont de ruimte-inname voor de huidige site. Tabel 2-1
Ruimte-inname huidige site
Huidige site
Terreinopp.
%
Bebouwd
18.846 m²
37,66 %
Verhard + waterberging
15.560 m²
31,10 %
Groen
15.632 m²
31,24 %
Totaal
50.037 m²
100 %
Inzake bovenstaande tabel dient opgemerkt te worden dat de oppervlaktes van de bebouwing exclusief milieu- en veiligheidsgerelateerde bebouwing 11.141 m² bedraagt; wat minder dan 33 % van de totale oppervlakte van het bedrijf is en aldus voldoet aan de voorschriften van het geldende GRUP 'Historisch gegroeid bedrijf 'Agristo' te Harelbeke.
2.3.2
Beschrijving van het voorgenomen plan – gevraagde uitbreiding
2.3.2.1 Globaal beeld uitbreiding Het bedrijf heeft bij de aanvraag van het planologisch attest een voorstel uitgewerkt voor de uitbreiding. Dit voorstel vormt de basis voor het effectenonderzoek. De oppervlakte voor de door het bedrijf gevraagde uitbreiding bedraagt 5,93 ha. De totale oppervlakte van de bedrijfssite na uitbreiding wordt dan 10,93 ha. Agristo NV wenst via de uitbreiding de volgende projecten te realiseren:
Realisatie van groenstrook rondom het terrein;
Realisatie van een opslagplaats voor rollend materieel en machinerie;
Uitbreiden met een tweede productielijn;
Uitbreiden van de pallettenopslag;
Realisatie van bijkomende vriesopslag;
Uitbreiden van de parking;
Uitbouwen van de waterzuivering en waterberging;
Uitbouwen van mogelijkheden tot valorisatie nevenproducten;
Uitbouwen van groene energieproductie door warmtekrachtkoppeling en mogelijks windenergie.
middel
van
vergisting
met
Onderstaande tabel toont de geschatte ruimte-inname na uitbreiding. De gedetailleerde invulling van deze gevraagde uitbreiding wordt in volgende paragrafen toegelicht. Hierbij dient vermeld te worden dat de beschrijving en indeling in korte en lange termijn, de visie weergeeft zoals deze in 2011, in kader van de aanvraag tot planologisch attest, werd uitgewerkt. In de huidige situatie wordt door het bedrijf aangegeven dat de visie met betrekking tot de toekomstplannen licht gewijzigd is. Volgens de huidige visie wenst men op korte termijn eerst de 2e productielijn en het optrekken van de hoogte van het automatisch magazijn te realiseren. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 30 van 221
Tabel 2-2
Geschatte ruimte-inname na uitbreiding op lange termijn, samengevat
Uitbreiding op LT
2.3.2.2
Terreinopp.
%
Verschil met huidige bedrijfssite
Bebouwd
59.912 m²
54,80 %
+ 41.066 m²
Verhard + waterberging
28.525 m²
26,09 %
+12.965 m²
Groen + braakliggend op KT
20.898 m²
19,11 %
+ 5.266 m²
Totaal
109.335 m²
100 %
+ 59.298 m²
Invulling van de gevraagde uitbreiding – indicatief Zoals eerder beschreven is het te onderzoeken onderwerp van het plan-MER de afbakening van een bestemmingszone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf, met een bufferzone. Andere specifieke bestemmings- of inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces, in het bijzonder van het actorenoverleg, de milieubeoordeling en het ruimtelijk ontwerp, maar behoren niet tot het voorgenomen detailniveau. Om de mogelijke effecten van de afbakening van deze uitbreiding van de zone voor bedrijfsactiviteiten in te schatten, wordt in navolgende paragrafen meer informatie gegeven aangaande de mogelijke invulling van deze uitbreiding. Zoals reeds beschreven in § 2.2.1 werd door het bedrijf in 2011 een aanvraag voor een planologisch attest voor de uitbreiding ingediend. In het kader van deze aanvraag werd door het bedrijf inzicht gegeven in de korte en lange termijnplannen op de site die deze uitbreiding noodzakelijk maken. In onderstaande delen wordt dit verder toegelicht. Er dient hier expliciet bij vermeld te worden dat deze worden meegegeven als indicatie (als grootte-orde te beschouwen) om te verduidelijken hoe de invulling van het plangebied er zou kunnen uitzien. De effectieve wijze waarop door het bedrijf invulling gegeven wordt aan de uitbreiding staat echter nog niet vast en dient later te worden uitgewerkt in verder detailontwerp. Volgende toelichting vormt echter een goede basis om de mogelijke impact van de uitbreiding van de zone voor bedrijfsactiviteiten te kunnen beoordelen. Tevens wordt een beknopt overzicht gegeven van de bedrijfsactiviteiten die op de huidige site plaatsvinden. Ook deze worden meegegeven als een basis voor de impactbeschrijving van de uitbreiding, doch zijn op zich niet het onderwerp van dit plan-MER. Voor een gedetailleerder beschrijving van de huidige activiteiten op de site wordt verwezen naar het project-MER in kader van de hervergunning (Ecoscan, 2015, PR2057). Bedrijfsactiviteiten huidige site Hoofdactiviteit: productieproces Op de site worden aardappelen verwerkt tot diepgevroren en voorgebakken frieten. Het bedrijf is 24u op 24u en 7 dagen op 7 actief en sluit 2 weken per jaar.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 31 van 221
Het productieproces kan worden opgedeeld in verschillende stappen, die hierna kort worden toegelicht. 1.
Aardappelontvangst en schillijn: De aardappelen worden met tractor en kar of per oplegger aangevoerd vanuit tijdelijke opslagplaatsen of rechtstreeks vanaf het veld (vanaf juli tot en met oktober). Bij aankomst worden de aardappelen gesorteerd en ontdaan van stenen, aarde, plantaardige resten, etc. Afhankelijk van het kaliber van de aardappel zijn er diverse eindbestemmingen mogelijk. In een volgende stap worden de aardappelen voorgewassen, geselecteerd over een zoutbad en naar de stoomschiller gevoerd. Na het schillen worden de aardappelen afgeborsteld en nagewassen. Na deze stap gebeurt opnieuw een sortering: hier kunnen aardappelen met onderhuidse gebreken en vreemde voorwerpen zoals houtstukjes, loof, enz. ... verwijderd worden. Na deze controle zijn de aardappelen klaar voor de productiehal.
2.
Snijlijn en baklijn: In de productiehal worden de aardappelen versneden tot frietstaafjes (en andere vormen) door middel van watersnijmessen. Dit gebeurt via krachtige pompen die het opvoerwater en de meegevoerde aardappelen voldoende snelheid geven om doorheen het snijrooster te worden geperst. Bij dit proces komt er wit zetmeel vrij. Na het versnijden worden de frieten gekalibreerd volgens dikte en lengte. Via camera’s worden de frieten ook nog eens gecontroleerd op zwarte plekken. Hierna volgt het blancheren op basis van stoominjectie. Eenmaal geblancheerd, worden de producten door de dipgoot gevoerd voor behandeling met pyrofosfaat en/of dextrose en afgevoerd richting baklijn. De frieten worden gedroogd en daarna gebakken in plantaardige olie (zonnebloem- of palmolie). Na het bakken worden de producten ontvet door te schudden en snel gekoeld om daarna in te vriezen. Na het invriezen volgt er een vlekkencontrole van de afzonderlijke frieten waarna de frieten naar de verpakkingsafdeling gaan.
3.
Verpakking en invriezen: De frieten worden na een lengtesortering volautomatisch in zakken verpakt en in dozen gelegd. Via transportbanden worden de dozen getransporteerd naar de paletizer waar de dozen automatisch op een palet gestapeld worden en omwikkeld worden met een rekfolie. Tussendoor gebeuren nog wegingen, codering van de zakken, lekdetectie van de zakken en metaaldetectie. Na het inpakken worden de producten opgeslagen bij -18 °C in afwachting van expeditie en opslag in externe vrieshuizen.
4.
Reiniging: Voor het reinigen van de productiemachines wordt gebruik gemaakt van schoonwater. Voor het ontdooien van de vriestunnel wordt gebruik gemaakt van opgewarmd schoonwater. Dit water wordt m.b.v. stoom opgewarmd in de warmwatertank. Daarna wordt het vuil in de tunnel weggespoten om daarna ingeschuimd te worden met reinigingsmiddel, gespoeld, gedesinfecteerd en opnieuw nagespoeld te worden. Om de drie weken wordt de productie stilgelegd om gedurende 12u volledig te reinigen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 32 van 221
Nevenactiviteiten op de site 1.
Waterzuivering: Het water wordt gezuiverd in de bedrijfseigen waterzuiveringsinstallatie, alvorens in de Hazebeek geloosd te worden. Een deel wordt ook hergebruikt. De waterzuiveringsactiviteit beslaat een groot gedeelte van de huidige site. Het systeem is opgebouwd uit volgende componenten: i. Frietvang ii. Zandvang iii. Mechanische voorzuivering iv. Egalisatiebekken 1.000 m³ v. Anaërobie 3.000 m³ met biogasproductie en warmtekrachtkoppeling vi. Struvietreactor NURESYS (nutrient recovery system): recente techniek voor het uitkristalliseren van fosfaat onder de vorm van struviet (of magnesiumammonium- fosfaat). Het struviet kan als secundaire grondstof (meststof) worden ingezet. vii. 2 beluchtingsbekkens voor nitrificatie en denitrificatie, samen 4.000 m³ viii. Biomembraanreactor 4.000 m³ ix. Zetmeelverwijdering (al in productiezone) x. Slibopslag xi. Meetgoot xii. Laboratorium voor opvolging en sturing van de waterzuiveringsinstallatie
2.
Biogasvalorisatie: Op het terrein is een warmtekrachtkoppeling geïnstalleerd op de anaerobie. Hierin wordt het vrijgezette biogas eerst doorheen een gaswasser (actief slib) geleid, alvorens te worden verbrand in een gasmotor. Slechts in uitzonderlijke gevallen moet er nog biogas worden afgefakkeld. De jaarproductie elektriciteit bedraagt ongeveer 3.000 MWh.
3.
Kantooractiviteiten: In de gebouwen aan de Waterstraat te Harelbeke is behalve de Belgische productiefaciliteit van de onderneming ook het hoofdkantoor van AGRISTO N.V. gevestigd. Vanuit dit beslissingscentrum wordt aankoop, verkoop, expeditie, marketing, enz. geregeld.
Visie aanvraag planologisch attest (2011) Synthese van ‘Aanvraag tot het bekomen van een planologisch attest Agristo NV, Wiels & partners, 2011’.
A) Korte termijn ruimtebehoefte Zie grondplan toestand korte termijn 1/500 bij de aanvraag van het planologisch attest in Bijlage 2. Op korte termijn wenst AGRISTO N.V. volgende projecten te realiseren op de eigen site: 1. Bouwen van een nieuw vrieshuis: o
Opslag van ca. 24.000 pallets of ruwweg 2 maanden productie bij volle capaciteit (nu worden er al ca. 10.000 stuks extern gestockeerd). Brutovolume in automatisch magazijn is ca. 4 m³/pallet.
o
Overzijde van de Waterstraat, tegenover de bestaande vriesmagazijnen, verbonden met een transportkoker over de weg
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 33 van 221
o
Gebouw met automatisch magazijn, ca. 40 x 80 m grondvlak, hoogte 30 m (technisch niet haalbaar om deel ondergronds te realiseren)
o
Expeditiegebouw ertegenaan aan straatzijde, even breed (40 m), ca. 25 m diep, hoogte 12m
o
Hoogte magazijn optimaliseren voor energie-efficiëntie en nuttig ruimtegebruik, standaard 30 m hoog. Bij beperken van de hoogte tot bv. 15 m moet de oppervlakte minstens verdubbelen (men verliest relatief gezien meer ruimte aan passages), moet een hogere energiekost voor de koeling worden meegerekend door de grotere oppervlakte van het gebouw, een hogere bouwkost door extra funderingen, buitenoppervlakte en interne passages,…
o
Optimaliseren van de afvoer van producten, verbeteren efficiëntie van de handling, verminderen tonkilometers, verminderen huurkosten externe magazijnen
o
Verbonden met sas vooraan de huidige vrieshuizen door koker over Waterstraat, waardoor bedrijfscontinuïteit kan worden gegarandeerd gedurende de aanpassingswerken (ook op lange termijn)
o
Scheiden verkeersstromen: productafvoer en personeel blijft aan de ene kant, grondstofaanvoer gebeurt aan de overkant. Hierdoor wordt de bedrijfsvoering een stuk overzichtelijker en veiliger.
o
Vrijstaand gebouw: beter te beveiligen en beperkter brandrisico,
o
Afstand naar woongebied toe respecteren (bij aansluiten aan bestaande vrieshuis is dit niet haalbaar)
o
Materiaal- en kleurgebruik afstemmen op de omgeving en zo beperken van de visuele impact.
Het is niet de bedoeling om op termijn een nieuwe, aparte entiteit op te starten aan de overzijde van de Waterstraat. Het automatische vriesmagazijn met expeditiegebouw en de parking zullen enkel en alleen in functie van de op vandaag reeds bestaande activiteiten van AGRISTO N.V. worden ingezet: o
Het vrieshuis met expeditiegebouw is bedoeld voor het opslaan en afvoeren van de eigen productie en wordt daarom ook fysiek verbonden met de overzijde door een transportkoker over de Waterstraat.
o
De parking is bestemd voor de vrachtwagens die eigen producten afvoeren vanaf het vrieshuis en voor de personenwagens voor de eigen werknemers.
2. Aanleg parking en inkleding (fase 1): o
Aan overzijde Waterstraat, vooraan het vrieshuis
o
Voldoende ruim om de vrachtwagens die producten komen afhalen van het hart van de eigen site weg te houden en de circulatie vlot te houden op zowel de productiesite als op de openbare weg
o
Ruimte voor de personenwagens van de werknemers
o
Circulatie afgeschermd van woongebied ten oosten door het vrieshuis
o
Omgeven met groen, aan straatzijde wordt dit een lijnbuffer, om onveilige verkeerssituaties te vermijden
o
Veilige aansluiting op de Waterstraat
3. Opslag voor rollend materieel en machinerie: o
Gebouw aanpalend tegen waterzuiveringsgebouw te bouwen, 20 m breed
o
Opruimen van de ruimte op het terrein door voertuigen en machines binnen op te stellen
o
Verbeteren circulatie op en uitzicht van de site
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 34 van 221
o
Duurzaam stallen van machinerie
o
Vrijmaken ruimte binnen productie- en opslagzones
o
Ingebruikname van oppervlakte en volume door een functioneel gebouw, dat uiteindelijk meer ruimte opbrengt door het centraliseren en efficiënt stallen van voertuigen en machines
4. Verschuiven van activiteiten en optimaliseren ruimtegebruik bestaande site: o
Verhogen bebouwingsdichtheid en bouwvolume, om ruimte zo volledig mogelijk te benutten.
o
Voor alles wat niet zuiver productie of opslag van product is: gebouwen en lokalen voor behandelen en opslaan van nevenproducten, productie van energie, lijnen en opslag voor de verpakking, technische lokalen, sociale voorzieningen, veiligheids- en milieuvoorwaarden, comfort werknemers,… 1.
2.
3.
Opslag voor rollend materieel en machinerie: a.
Gebouw aanpalend tegen waterzuiveringsgebouw te bouwen, ca. 20 x 24 m, hoogte 7 m
b.
Verbeteren circulatie op en uitzicht van de site
c.
Duurzaam stallen van machinerie
d.
Vrijmaken ruimte binnen productie- en opslagzones, ingebruikname van oppervlakte en volume door een functioneel gebouw, dat uiteindelijk meer ruimte opbrengt door het centraliseren en efficiënt stallen van voertuigen en machines
Bouwen palletopslag a.
Achter huidige vrieshuizen en verpakkingsafdeling, ca. 20 x 80 m, hoogte 12 m
b.
Opslag van ca. 50.000 pallets (goed voor ruwweg 4 maanden productie)
c.
Verbeteren opslagvoorwaarden van pallets: bevuiling door vogels, aantasting door insecten en ongedierte vermijden; deze voorwaarde wordt opgelegd door sectorregeling betreffende voedselveiligheid en maakt onderdeel uit van diverse kwaliteitslabels
d.
Efficiënter stapelen met automatisch systeem
e.
Brandveiligheid beter controleren
f.
Verbeteren circulatie op het terrein
Personeelsruimte a.
Te voorzien op bestaande bebouwde oppervlakte
b.
Voorkeurslocatie boven laadkaaien naast huidige vriesloodsen
4.
Samenbrengen utilities na verschuiven verpakkingsopslag naar vriesloods
5.
Kantoorruimte en woongelegenheid a.
Voorzien nieuw volume aansluitend op bestaande kantoren, ter hoogte van huidige woning
b.
Functie kantoren met mogelijkheid tot conciërgewoning
c.
Exacte afmetingen in te vullen bij aanvraag stedenbouwkundige vergunning
d.
Architecturaal inpassen in bestaande constructies en omgeving
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 35 van 221
5. Groene omkadering o
Rondom het terrein, behalve aan de kant van de Waterstraat ter hoogte van het bestaande terrein
o
Dichte groenstrook van 20 m diep, hoog- en laagstammig, streekeigen (met minstens deels winterharde soorten). Ter hoogte van de nieuwe parking en ter hoogte van de toekomstige waterzuiveringszone langs resp. Waterstraat en Kwadestraat wordt een lijnbuffer voorzien.
o
Kwalitatieve inkleding, overgang naar het omgevende landschap met schermfunctie vanuit andere richtingen dan voorzijde
o
Bijzondere aandacht voor het zicht vanuit het woongebied ten oosten, de inplanting van de vriesloods is voorzien op een ruime afstand achter de perceelsgrens ten oosten (ca. 80 m). Bij een buffer van minstens 20 m hoogte betekent dit dat voor de dichtstbijzijnde woningen (binnen ca. 200 m) geen rechtstreeks zicht op de vriesloods mogelijk is. De overige bebouwing op de site is een stuk lager en kan ingepast worden binnen een brede bufferstrook.
o
De voetweg komt op korte termijn ten oosten van het bedrijf te liggen, in de bufferstrook verwerkt.8
B) Lange termijn ruimtebehoefte Zie grondplan toestand lange termijn 1/500 bij de aanvraag van het planologisch attest in Bijlage 2.
AGRISTO N.V. wenst op lange termijn de schaalgrootte van de onderneming vergroten om concurrentieel te blijven. Deze ontwikkeling is gekoppeld aan de aanpassingen die ook op korte termijn dienen te gebeuren, zie hierboven. Daarnaast moeten de nodige maatregelen worden getroffen om de omkadering van de activiteiten in de omgeving optimaal te houden. Op lange termijn (tegen 2020) wenst AGRISTO N.V. volgende projecten te realiseren op de eigen bestaande site: 1. Uitbreiden met een tweede productielijn o
Achteraan de huidige terreinen, over de volledige breedte
o
Brede productieruimte voor overzichtelijke productielijnen, met gunstige invloed op hygiëne en voedselveiligheid, duidelijke en afgesloten grenzen naar ‘vuile’ zones zoals input, nevenstromen en utilities
o
Passages tussen diverse productiestappen mogelijk binnen het gebouw, maar buiten de productiezones zelf, voorzien van sassen
o
Volledige logische productieflow vanaf input tot aan verpakking
o
Aansluitend op sas naar het vriesmagazijn
o
Binnen de op korte termijn aangelegde bufferstrook
o
Beduidende investering in productiecapaciteit (150.000 ton/jaar) om concurrentiepositie op lange termijn te verzekeren
o
Economische en sociale significante uitbreiding van productiebedrijf in Harelbeke
8
De voetweg bevindt zich in de praktijk reeds aan de oostkant van het bedrijf, echter is dit nog niet juridisch vastgelegd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 36 van 221
2. Uitbreiden van de pallettenopslag o
Aanpalend aan de bestaande vrieshuizen en de nieuwe productiehal
o
Optimaliseren van de finale flow van de pallets naar de verpakkingszones toe
o
Meevolgen met de uitgebreide productie (opslag van ruwweg 120.000 pallets, goed voor 4 maanden productie)
o
Hygiëne, voedselveiligheid en levensduur verbeteren door binnen opslaan van de pallets
3. Bijkomende vriesopslag o
Opslag van producten afkomstig van nieuwe lijn
o
Aansluitend op magazijn gebouwd op korte termijn, exacte afmetingen zijn later te bepalen
o
Indien noodzakelijk te voorzien van eigen expeditieruimte: optimaliseren van de werking van de opslagruimte
o
Kenmerken gebouw (breedte, diepte, hoogte, materiaal- en kleurgebruik) aansluitend bij vrieshuis korte termijn
o
Binnen de reeds op korte termijn voorziene bufferstroken
o
Afstand naar gemengde wooncluster toe respecteren
4. Uitbreiden van de parking o
Aansluiten op de parking fase 1 (op korte termijn aangelegd) aan de overzijde van de Waterstraat
o
Totale zone heeft oppervlakte van ca. 6.700 m², goed voor minstens 16 vrachtwagens en 56 personenwagens
o
Meevolgen met de werkgelegenheid gekoppeld aan de productievergroting
o
Scheiden van de verkeersstromen werknemers en productenafvoer van aanvoer grondstoffen
o
Veilige aansluiting op de Waterstraat, mobiliteit op de Waterstraat garanderen
o
Groene omkadering en inkleding aan de westzijde van het vrieshuis
5. Uitbouwen van de waterzuivering en waterberging o
Stapsgewijs invullen van de noordwestelijk gelegen zone palend aan de huidige waterzuivering, rekening houdend met de waterberging
o
Meevolgen zuivering met de productiecapaciteit
o
Totale zone heeft oppervlakte van 6.000 m²
o
Optimaliseren van de waterzuivering in combinatie met valorisatie van nevenstromen (cfr. huidige struvietreactor met minerale meststof als output)
o
Aandacht voor een degelijke aankleding van de constructies in deze zone, zodat de inkijk vanuit het zuidwesten op het bedrijfsterrein niet stoort in het landschap. Deze zone heeft een bufferende functie naar de hardere lijnen van de achterliggende productiehallen toe.
o
Uitvoering waterberging afhankelijk van bodemgesteldheid en mogelijkheid tot infiltreren, zeker aanleg van een hemelwaterput voor hergebruik en bluswatervoorraad
o
Hergebruik hemelwater, verhogen brandveiligheid, buffering piekneerslag
6. Groene energie en valorisatie nevenproducten o
Stapsgewijs invullen van de noordelijk gelegen zone tussen waterzuivering en aardappelinput
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 37 van 221
o
Uitbouwen van een groene energieproductie door middel van vergisting warmtekrachtkoppeling en mogelijks windenergie
o
Hierbij worden belangrijke afvalstromen vermeden of minstens beperkt in hoeveelheid, wat naar mobiliteit een positieve impact heeft (bv. aardappelschillen)
o
Aandacht voor een degelijke aankleding van de constructies in deze zone, zodat de inkijk vanuit het zuidwesten op het bedrijfsterrein niet stoort in het landschap. Deze zone heeft een bufferende functie naar de hardere lijnen van de achterliggende productiehallen toe.
Tabel 2-3
2.4
met
Ruimtebehoefte op korte en lange termijn (bron: aanvraag PA, 2011)
Onderzochte alternatieven Het plan-MER heeft als doel om het ruimtelijk programma binnen zijn context te toetsen, het zo nodig te beperken en/of randvoorwaarden op te leggen. Het onderzoek naar redelijke alternatieven of varianten is vereist zowel vanuit het planningsproces als van de plan-m.e.r. De milieubeoordeling van het voorgenomen plan omvat de beoordeling van deze redelijke alternatieven of varianten die op het respectievelijke planniveau van belang zijn. Het betreft alternatieven die realistisch en uitvoerbaar zijn, met name deze die een oplossend vermogen hebben. Het zijn deze alternatieven die rekening houden met het doel en de geografische werkingssfeer, onder meer in functie van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen doelstellingsalternatieven, uitvoeringsalternatieven en locatiealternatieven.
Doelstellingsalternatieven zijn andere manieren om de doelstelling van het basisplan te realiseren.
Locatiealternatieven zijn alternatieven die de realisatie van het basisplan op een andere locatie situeren.
Uitvoeringsalternatieven zijn manieren die een andere technische invulling geven aan het basisproject, bijvoorbeeld de manier waarop de werken worden uitgevoerd, de keuze van het gebruikte materiaal, enz.
Algemeen worden doelstellingsalternatieven en locatie-alternatieven in een plan-MER behandeld. Op niveau van een project-MER worden voornamelijk uitvoeringsalternatieven en soms locatiealternatieven besproken. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 38 van 221
Bij het onderzoek naar mogelijke alternatieven zijn er verschillende voorwaarden en criteria waarmee rekening moet worden gehouden en dewelke dus een beperking op de mogelijke alternatieve scenario’s opleggen.
De voorgestelde alternatieven dienen te beantwoorden aan de doelstellingen van de initiatiefnemer. De alternatieven dienen zowel technisch als ruimtelijk haalbaar te zijn.
Belangrijk te vermelden is het doel van het zoeken en voorstellen van alternatieven en even dieper in te gaan op wat als ‘redelijke alternatieven ‘ beschouwd wordt.
Het voorstellen van alternatieven wordt gedaan vanuit de optiek dat het voorgestelde alternatief op één of meerdere aspecten een wezenlijk voordeel oplevert ten opzichte van het basisplan. Een alternatief moet dus (ten opzichte van het basisplan of andere alternatieven) relevant zijn vanwege mogelijk afwijkende milieugevolgen. Het heeft geen zin om nieuwe, andere alternatieven te ontwikkelen als die niet leiden tot wezenlijk andere milieugevolgen.
Het gaat hier altijd over “Redelijkerwijs te beschouwen alternatieven” dewelke als volgt worden toegelicht: ‘redelijk’: De alternatieven moeten rekening houden met het doel en de geografische werkingssfeer, onder meer in functie van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan. Dit betekent ook dat de alternatieven die voorgesteld of onderzocht dienen te worden zich op hetzelfde niveau als het basisplan bevinden. Concreet gezien is de scope van dit MER een herbestemming van agrarisch gebied naar een zone bestemd voor bedrijvigheid, aansluitend aan de huidige bedrijfssite. Het MER is niet opgevat als een breder onderzoek naar een nieuwe locatie van het bedrijf. Te onderzoeken alternatieven dienen dan ook op dit niveau gesitueerd te worden. Dat betekent ook dat locatie-alternatieven die reeds bestemd zijn als industriegebied strikt gezien niet op het hetzelfde niveau van de scope van dit MER staan. -
2.4.1
‘realistisch’: De alternatieven moeten uitvoerbaar zijn. Ze moeten een oplossend vermogen hebben. Uitvoerbaar dient hier geïnterpreteerd te worden als “technisch haalbaar“. Een technisch haalbaar alternatief wordt in deze beschouwd als een alternatief dat in de praktijk kan worden uitgevoerd, gebruik makend van bestaande technieken. Er wordt hierbij ook rekening gehouden met het risico dat de voorgestelde uitvoering met zich meebrengt, dewelke afgewogen worden tegenover de voordelen op milieu- (of ander) vlak die men wenst te bewerkstelligen met dat welbepaalde alternatief. Op dit plan-niveau betekent dit concreet gezien dat een eventuele alternatieve locatie voldoende groot dient te zijn zodat het bedrijf en de gewenste uitbreiding inpasbaar is en dat de realisatie mogelijk is op dezelfde termijn dan deze zoals vooropgesteld in het basisplan (dus uitvoerbaar op termijn van 2-3 jaar).
Nulalternatief – Uitbreiding op andere sites Bij het alternatievenonderzoek is het belangrijk te onderstrepen dat er eveneens een nulalternatief is. Het nulalternatief betekent dat het voorgenomen plan niet doorgaat of m.a.w. dat de huidige site, de ontsluitingsstructuur e.d. behouden blijven. Agristo NV heeft het plan om op middenlange termijn haar activiteiten te bundelen op sites met een voldoende grote productiecapaciteit (schaalvoordeel). De productiecapaciteit van de site in Harelbeke is te laag om op middenlange termijn voldoende rendabel te blijven. Hierdoor werd het initiatief genomen om de site en de productie uit te breiden, zodat een bestaanszekerheid kan worden geboden op langere termijn.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 39 van 221
De mogelijkheden voor Agristo om dit plan te kunnen realiseren zijn of (1) een uitbreiding van de bestaande site, of (2) een herlokalisatie. Tot op heden werd echter geen alternatieve site (in een ander industrieterrein) gevonden in de ruime regio rond Harelbeke (zie § 2.4.3: Locatiealternatieven). De Agristo-site in Nazareth biedt eveneens geen oplossing, daar deze te klein is en daar de in Nazareth geproduceerde producten sterk verschillen van deze in Harelbeke. Buiten de regio rond Harelbeke, in de nabijheid van de Agristo-site in Tilburg (Nederland) is er eventueel wel ruimte om op korte afstand een tweede site te bouwen met een productiecapaciteit die toelaat de productie van Harelbeke over te nemen en verder uit te breiden. Deze keuze zou een aantal grote veranderingen met zich brengen, zowel voor de bedrijfsvoering als voor het milieu:
Centrale productie op 1 site (Tilburg) vraagt aanvoer van aardappelen vanop grotere afstand (bvb. aanvoer vanuit West-Vlaanderen naar Nederland), wat extra transportemissies en extra transportkosten met zich brengt.
Verplaatsen van werkgelegenheid.
Verplaatsen van alle milieueffecten die gekoppeld zijn aan de exploitatie (mobiliteit, geur, geluid, afvalwater, …).
Achterlaten van een verlaten industriële site in Harelbeke, waarvan de toekomstmogelijkheden (hergebruik door andere bedrijven, afbreken, saneren, …) onduidelijk zijn.
Het nulalternatief (niet uitbreiden van de site en geen herlokalisatie in de regio) houdt dus in dat er ernstig rekening moet worden gehouden met het verdwijnen van de site in Harelbeke op middenlange termijn. Van dit scenario zijn echter op heden geen concrete gegevens beschikbaar. We bakenen het nulalternatief daarom als volgt af:
Verderzetten van de huidige activiteiten van Agristo NV in Harelbeke (zonder uitbreiding) op de huidige site.
Verdwijnen van de activiteiten van Agristo NV in Harelbeke op middenlange termijn.
Het nulalternatief (geen uitbreiding huidige site/voortzetting huidige activiteiten) beantwoordt niet aan de gestelde doelstellingen en is derhalve niet te beschouwen als een apart te onderzoeken alternatief. Het nulalternatief betreft hier het referentiekader om de milieueffecten te beoordelen. De beschrijving van het nulalternatief wordt in elke discipline opgevat als een beschrijving van de referentiesituatie met de gekende eigenschappen en knelpunten.
2.4.2
Doelstellingsalternatieven Het uitbreidingsvolume zoals gevraagd door Agristo NV (zie verantwoording onder §2.2.1 en beschreven bij §2.3.2) wordt als enige doelstellingsalternatief meegenomen in het plan-MER. Het bedrijf geeft immers aan dat een beperktere uitbreiding niet mogelijk is, gezien de uitbreiding in zijn geheel samenhangt met de realisatie van een tweede productielijn.
2.4.3
Locatiealternatieven Het alternatievenonderzoek voor wat de locatie betreft wordt in volgende delen beschreven:
Eerder alternatievenonderzoek o Algemene afweging uitbreiding bestaande site vs. herlokalisatie o Mogelijkheden van een gedeeltelijke herlokalisatie
Alternatievenonderzoek in kader van plan-Mer
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 40 van 221
2.4.3.1 Eerder alternatievenonderzoek Algemene afweging uitbreiding bestaande site vs. herlokalisatie In een studie i.o.v. het Agentschap Ondernemen (2012) 9 werd een onderzoek uitgevoerd voor de volgende 3 alternatieven:
Alternatief 1: een behoud van de bedrijfsactiviteiten op de huidige locatie, met inbegrip van de door het bedrijf gevraagde uitbreidingen;
Alternatief 2: een gedeeltelijke herlokalisatie van de bedrijfsactiviteiten naar een andere locatie, in het bijzonder de gevraagde uitbreidingen;
Alternatief 3: een volledige herlokalisatie van de bedrijfsactiviteiten naar een andere locatie, met inbegrip van de bestaande activiteiten.
Het alternatievenonderzoek baseerde zich op het beleidskader met evaluatiecriteria voor de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen, zoals opgenomen in het PRS West-Vlaanderen (zie §3.1), aangepast aan de vraag of het bedrijf mag uitbreiden dan wel moet herlokaliseren bij schaalvergroting. Voor alternatieven 2 en 3 werden 2 mogelijke locaties naar voren geschoven. Deze locaties waren nog niet bestemd als bedrijventerrein, en kenden een agrarisch grondgebruik. In dit eerdere alternatievenonderzoek werden 21 criteria in beschouwing genomen ter beoordeling van deze alternatieven. Deze criteria waren: -
investeringen
-
productieproces
-
beschikbaarheid gebouwen
-
tewerkstelling
-
omvang
-
mogelijke bestemmingswijziging
-
fysische kenmerken van de locatie
-
aanvoer grondstoffen en afvoer producten
-
ligging t.o.v. werknemers
-
bereikbaarheid met de fiets
-
bereikbaarheid met openbaar vervoer
-
bereikbaarheid gemotoriseerd verkeer
-
ruimtebeslag en schaal t.o.v. de omgeving
-
situering in landschap
-
situering t.o.v. beschermde landschappen, erfgoed…
-
historiek site
-
geluids- en trillingshinder
-
luchtvervuiling en geurhinder
9
Locatieonderzoek uitbreiding historisch gegroeid bedrijf AGRISTO te Harelbeke, Arcadis, 2012, in opdracht van Agentschap Ondernemen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 41 van 221
-
impact waterhuishouding
-
impact energiehuishouding
-
verkeershinder
De meeste van de gebruikte criteria (m.u.v. de bedrijfseconomische criteria) zijn criteria die nagaan of de alternatieven haalbaar en realistisch zijn, en zijn criteria waarbij de mogelijke impact op het milieu en de omgeving worden nagegaan. Er kan dan ook gesteld worden dat dit eerdere alternatievenonderzoek in lijn ligt met wat van een alternatievenonderzoek in kader van een milieueffectenonderzoek verwacht mag worden. Aangezien dit alternatievenonderzoek dateert van 2012 mag ook gesteld worden dat dit nog voldoende actueel is in het kader van deze MER-procedure. Alle evaluatiecriteria in overweging genomen kwam een uitbreiding van het bedrijf op de huidige locatie als gunstigste uit de bus uit het alternatievenonderzoek. Een volledige herlokalisatie kan volgens de studie enkel gunstig zijn indien er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De huidige site wordt gesaneerd: het realiseren van een nieuw bedrijventerrein samen met het behoud van het huidige bedrijventerrein brengt immers geen netto positief effect op de ruimtelijke en milieucriteria met zich mee;
Er wordt zekerheid geboden aan het bedrijf voor wat betreft de nabestemming van de huidige site, en wie welke taken op zich zal nemen m.b.t. de sanering;
Er wordt zekerheid geboden aan het bedrijf voor wat betreft de bestemming en uitrusting van een toekomstige locatie.
Enkel indien aan deze factoren voldaan wordt kan een volledige herlokalisatie een alternatief bieden. Uit de bedrijfseconomische quickscan die ook deel uitmaakte van de studie bleek dat kosten voor het bedrijf bij volledige herlokalisatie hoe dan ook hoger liggen dan de kosten bij uitbreiding op de huidige locatie. Mogelijkheden van een gedeeltelijke herlokalisatie De mogelijkheid tot gedeeltelijke herlokalisatie werd ook meegenomen in het eerder vermelde alternatievenonderzoek, waaruit bleek dat een volledige herlokalisatie naar de geselecteerde locaties steeds gunstiger bleek dan een gedeeltelijke herlokalisatie o.b.v. de evaluatiecriteria 10. Een scenario waarbij de verschillende functies (productie/opslag/randactiviteiten) over meerdere sites worden uitgebouwd leidt tot een lagere bedrijfsefficiëntie. Een opsplitsing zou niet economisch rendabel zijn, omdat het zou leiden tot een toename van transportbewegingen van producten, nevenproducten, afvalstoffen… . Deze toename betekent ook dat kan verwacht worden dat de milieu-impact in dergelijk opsplitsings-scenario in zijn totaliteit groter is dan bij een volledige herlokalisatie. Bijkomend wordt de bedrijfsvoering complexer, zijn extra mensen nodig voor de logistiek, onderhoud, opvolging enz. Hierdoor wordt het voordeel dat ontstaat door een tweede productielijn tenietgedaan.
2.4.3.2 Alternatievenonderzoek in kader van plan-Mer Onafgezien van de conclusie van het eerdere alternatievenonderzoek (uitbreiding op site wordt als gunstigste optie beschouwd) werd toch nagegaan of er in de omgeving van de site (bedrijfs)terreinen in aanmerking zouden komen voor herlokalisatie. Het terrein dient aan deze criteria te voldoen:
Geschiktheid qua omvang: er dient 8 à 10 ha terreinoppervlakte beschikbaar te zijn (vork afhankelijk van perceelsvorm en buffervereisten).
Geschiktheid qua ontwikkelbaarheid: het terrein dient ontwikkelbaar te zijn op korte termijn (binnen 2-3 jaar), wat verondersteld dat het terrein ofwel reeds bestemd is als
10
Zie “Locatieonderzoek uitbreiding historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke, Arcadis 2012, in opdracht van Agentschap Ondernemen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 42 van 221
bedrijventerrein ofwel op korte termijn zal herbestemd worden. Deze voorwaarde volgt uit de doelstelling van het voorgenomen plan, dat ruimte biedt voor een ontwikkeling op korte en op lange termijn. In de eerder gevoerde procedure voor de aanvraag van het planologisch attest (2011) werd deze korte termijn bepaald als einde 2013 en werd voor de lange termijnontwikkeling 2020 vooropgesteld.
Geschiktheid qua ligging: de ligging dient gunstig te zijn voor de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van producten, er dient gekeken te worden naar de woonplaats van de werknemers en naar de bereikbaarheid voor de verschillende verkeers- en vervoersmodi.
De tabel op de volgende pagina’s geeft een overzicht van de mogelijke locatiealternatieven in een straal van 40 km rijafstand van het terrein. Deze alternatieven werden aangebracht door het Agentschap Ondernemen, Leiedal en West-Vlaamse Intercommunale. Deze locaties werden afgetoetst aan de ‘redelijkheid’ en ‘haalbaarheid’ waaraan een alternatief dient te voldoen, met inachtname van de bovenstaande randvoorwaarden. Dat betekent dat terreinen die op de gewenste termijn niet ter beschikking zijn, evenals terreinen die op zich niet voldoende groot zijn, of waarvan de kavels niet voldoende groot zijn, niet in aanmerking komen als redelijke en haalbare alternatieven in de plan-MER-procedure. Volgend uit de richtlijnen wordt hierbij extra aandacht besteed aan de sites Prado Kuurne (Kortrijk Noord), Beveren Noord-Oost en Roeselare-West. In kader van deze plan-MER werd voor deze 3 locaties en de optie uitbreiding op de huidige site van Agristo NV te Harelbeke zelf een bijkomende alternatievenafweging (Antea Group, december 2015) uitgevoerd. Deze is terug te vinden in Bijlage 7. De site Prado-Kuurne (Kortrijk-Noord) is volgens het gewestplan bestemd als een zone voor milieubelastende industrie. De sites Beveren-Noord-Oost en Roeselare-West zijn middels het GRUP Afbakening Regionaalstedelijk Gebied Roeselare bestemd als zone voor gemend regionaal bedrijventerrein. Dit betekent dat deze zones bestemmingsmatig voldoen voor de huisvesting van een bedrijf zoals Agristo. Dat betekent dat hierbij geen nieuw planningsinitiatief nodig is, waardoor kan geoordeeld worden dat deze alternatieven (in principe) niet op hetzelfde niveau staan als de scope van dit plan-MER (namelijk het onderzoek van de milieueffecten van een planningsinitiatief). Tevens kan nog aangehaald worden dat door de West-Vlaamse Intercommunale (WVI, mail 09/01/2015 en officiële brief (bijlage 1 in Bijlage)) gemeld wordt dat een aardappelverwerkend bedrijf van de geplande omvang zich niet op het bedrijventerrein Beveren Noord-Oost kan vestigen. Ook een herlocatie op het bedrijventerrein van Roeselare-West is niet mogelijk, gezien er volgens het inrichtingsplan geen blok van 10 ha beschikbaar is en door de configuratie van het terrein de komst van een bedrijf als Agristo NV niet toelaat. De stedenbouwkundige vergunning voor de infrastructuurwerken voor de realisatie van het bedrijventerrein Roeselare-West volgens dit inrichtingsplan is afgeleverd op 15/03/2015. De aanleg van de infrastructuur is ondertussen gestart. Voor de herlocatie naar Prado Kuurne is de site in de loop van het onderzoek in gebruik genomen door bedrijven, waardoor deze locatie ook niet meer in aanmerking kan komen als alternatief.
Uit de tabel blijkt dat er tot op heden geen locatie-alternatieven te beschouwen zijn die verder in het plan-mer kunnen worden onderzocht. De onderzochte mogelijkheden zijn technisch of praktisch gezien niet mogelijk, en ze zijn reeds bestemd als industriegebied (en dan is herbestemming niet meer nodig). Er zullen bijgevolg geen locatiealternatieven worden meegenomen in het plan-MER.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 43 van 221
Tabel 2-4
Overzicht eerdere analyse locatiealternatieven
Locatie
Beschrijving
Mogelijkheden
Locatiealternatief?
Bedrijventerrein ‘Kortrijk-Noord’
Status: beschikbaar
Nee
Gemeente Kuurne
Ontwikkelaar: Leiedal
Kavels gescheiden door brede laan, m.a.w. ongeschikt voor herlokalisatie Agristo NV
Afstand tot huidige site: 4 km
Opp. beschikbare kavels: 6,5 + 4 ha
Prado-site Noord’)
(bedrijventerrein
‘Kortrijk-
Gemeente Kuurne Afstand tot huidige site: 5 km
Status: in gebruik Eigenaar: Associated Weavers Opp. site: 10 ha Reeds bebouwd (vroegere weverij)
Verdere uitbreiding van dit bedrijventerrein is in studie, maar nog niet concreet. Gebouwen zijn niet geschikt voor bedrijfsactiviteiten Agristo NV (omwille van configuratie, hygiënevereisten, verouderde nutsvoorzieningen, …)
Nee
Hoge saneringskost (wegens beperkte mogelijkheden tot recuperatie bedrijfsgebouwen) maakt herontwikkeling moeilijk voor Agristo NV. Ondertussen (tijdens opmaak MER) in gebruik genomen door bedrijven.
Bedrijventerrein aansluitend aan ‘Gouden Appel’ en ‘Spano’
Nee
Opp. terrein: 12 ha
Terrein verdeeld in een transportzone (noordelijk) en een watergebonden zone (zuidelijk). De watergebonden zone is te klein voor Agristo NV en niet haalbaar (geen watergebonden activiteit).
Bedrijventerrein ‘Losschaert’
Status: in ontwikkeling
Geen loten bouwrijp binnen gewenste termijn
Nee
Gemeente Zwevegem
Ontwikkelaar: Leiedal
Te kleine oppervlakte voor herlokalisatie Agristo NV
Afstand tot huidige site: 11 km
Opp. beschikbare kavel: 7,5 ha
Mogelijk bedrijventerrein ‘Blauwpoort’
Status: vernietigd op 20/02/2015 door RvS
Gemeente Oostrozebeke
Status: in onderzoek Ontwikkelaar: Leiedal
Afstand tot huidige site: 9 km
Stad Waregem Afstand tot huidige site: 13 km
Geen loten bouwrijp binnen gewenste termijn
Nee
De voornaamste reden om Agristo hier niet toe te laten, is het feit dat er sprake is van een activiteit die valt in de categorie verwerking en bewerking van grondstoffen. Reeds in 2008 nam de gemeenteraad een motie aan waarin gesteld werd dat
Nee
Ontwikkelaar: Leiedal Opp. terrein: 40 ha (bruto)
Bedrijventerrein ‘Beveren Noord-Oost’
Status: in studiefase
Stad Roeselare
Ontwikkelaar: WVI
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 44 van 221
Locatie
Beschrijving
Mogelijkheden
Locatiealternatief?
Afstand tot huidige site: 16 km
Opp. terrein: 30 ha (netto)
activiteiten onder de categorie verwerking en bewerking van grondstoffen uitgesloten dienen te worden op de nieuwe bedrijventerreinen in Beveren. Daarnaast is de bedrijfsactiviteit in kwestie, met een dusdanig grote oppervlakte, niet niet meer mogelijk (zie recente brief WVI (Bijlage 1 in Bijlage 7))11.
Bedrijventerrein ‘Roeselare-West’
Status: In ontwikkeling
Nee
Stad Roeselare
Ontwikkelaar: WVI
Configuratie loten niet geschikt en te kleine oppervlakte (binnen de stratenblokken in aanleg) voor herlokalisatie Agristo NV
Afstand tot huidige site: 14 km
Opp. Terrein: 16 ha (netto)
Uitbreiding bedrijventerrein ‘Menen Oost’
Status: beschikbaar
Nee
Stad Menen
Ontwikkelaar: WVI
Configuratie loten niet geschikt en te kleine oppervlakte voor herlokalisatie Agristo NV
Afstand tot huidige site: 18 km
Opp. terrein: 6 ha
Bedrijventerrein ‘Zaubeek’
Status: beschikbaar
Te kleine oppervlakte voor herlokalisatie Agristo NV
Nee
Gemeente Kruishoutem
Opp. beschikbaar terrein: 7,7 ha
Geen loten bouwrijp binnen gewenste termijn
Nee
Configuratie loten niet geschikt en te kleine oppervlakte voor herlokalisatie Agristo NV
Nee
Terrein is hoofdzakelijk bestemd voor watergebonden activiteiten. Beschikbare oppervlakte voor niet-watergebonden
Nee
Afstand tot huidige site: 24 km Uitbreiding bedrijventerrein ‘De Prijkels’
Status: in studiefase
Gemeenten Deize-Nazareth-Kuishoutem
Ontwikkelaar: Veneco
Afstand tot huidige site: 29 km
Opp. uitbreiding: 70 ha (bruto)
Bedrijventerrein ‘Pilkem’
Status: in ontwikkeling
Stad Ieper
Ontwikkelaar: WVI
Afstand tot huidige site: 36 km
Opp. terrein: 9 ha (netto)
Bedrijventerrein ‘Woestijne’
Status: in ontwikkeling
Gemeente Aalter
Ontwikkelaar: Waterwegen & Zeekanaal
11
Bron:
[email protected] (mail 12/01/2015)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 45 van 221
Locatie
Beschrijving
Mogelijkheden
Afstand tot huidige site: 38 km
N.V.
activiteiten is te klein voor Agristo NV
Locatiealternatief?
Opp. terrein: 20 ha (netto) Bedrijventerrein ‘Oude Barriere’
Status: beschikbaar
Stad Diksmuide
Ontwikkelaar: WVI
Afstand tot huidige site: 40 km
Opp. terrein: 6 ha (netto)
Configuratie loten niet geschikt en te kleine oppervlakte voor herlokalisatie Agristo NV
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 46 van 221
Nee
2.4.4
Inrichtingsalternatieven In het plan-MER worden 3 inrichtingsalternatieven voor het plangebied bestudeerd:
Alternatief 1: Zuidelijke uitbreiding aan overzijde Waterstraat. Dit is de uitbreiding die door het bedrijf is voorgesteld. In dit alternatief wordt de gevraagde uitbreiding deels ten zuiden van de Waterstraat voorzien.
Alternatief 2: Zuidelijke uitbreiding met aanpassing van de ontsluiting van de Waterstraat
o
Alternatief 2a: incl. verlegging Waterstraat. Dit alternatief stemt qua invulling grotendeels overeen met alternatief 1, behalve dat de Waterstraat wordt verlegd naar de zuidzijde van het plangebied. Het nieuwe deel van de Waterstraat wordt ook in het plangebied opgenomen.
o
Alternatief 2b: Zuidelijke uitbreiding, waarbij de Waterstraat tussen de bedrijfssite en de wooncluster ten zuidoosten wordt afgesloten.
Alternatief 3: noordelijke uitbreiding. In dit alternatief wordt er geen terrein ten zuiden van de Waterstraat ingenomen. De gevraagde oppervlakte voor uitbreiding wordt in alternatief 3 aan de noordzijde van het bestaande terrein voorzien.
De alternatieven staan weergegeven op onderstaande figuur en op kaart 05 in de kaartenbundel. Het plangebied omvat hierbij alle alternatieven.
Figuur 2-1
Situering 3 alternatieven op orthofoto
Figuur 2-2
Alternatieve uitbreidingszones tov de bestaande toestand
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 47 van 221
Vandaag zijn een aantal risicofactoren van het bedrijf Agristo geïdentificeerd met mogelijke hindereffecten en effecten op menselijke gezondheid. Door het bedrijf worden verschillende maatregelen genomen om de veiligheid en gezondheid van omwonenden, werknemers en klanten te verzekeren. Uit het project-MER van 2015 blijken er negatieve effecten van bvb. bakdampgeuren op de nabije woongebieden. Ook zijn huidige geluidsimissies op nabije woningen niet te onderschatten en kunnen deze leiden tot hinder of gezondheidsklachten (hoewel deze tot nu toe niet gekend zijn). Significante gezondheidseffecten via lucht, bodem en grondwater, en oppervlaktewater worden niet geïdentificeerd. Visuele effecten worden zoveel mogelijk gemilderd via het voorzien van een bufferstrook. Wegens de mogelijk ongewenste effecten van de uitbreiding van het aardappelverwerkend bedrijf op mens en gezondheid (vnl. geurhinder en geluidshinder), wordt een alternatief met uitbreiding tot tegen de zuidoostelijke wooncluster aan de Waterstraat (met de bestemming “woongebied met landelijk karakter”), niet weerhouden. Hierdoor wordt van in het begin gestreefd naar een zo minimaal mogelijke impact van de uitbreiding op de zone met de meest nabije woningen. De behouden alternatieven liggen nog steeds dicht tegen een aantal (zonevreemde) woningen aan. Hier wordt dan ook de nodige aandacht aan besteed in het MER, discipline mens. Bovenstaande alternatieven zijn de alternatieven waarmee het onderzoek van start is gegaan. Andere mogelijke inrichtingsalternatieven die uit de milieubeoordeling kunnen volgen, zijn (nietlimitatief):
Alternatieven mbt de ligging van de buffer- en infiltratievoorzieningen;
Alternatieven voor invulling van de parkeerbehoefte;
Alternatieven voor dimensionering van de groenbuffer rond de site.
Uit de milieubeoordeling kunnen ook benodigde aanpassingen aan de plancontour volgen, die afwijken van de contouren uit bovenstaande alternatieven.
2.4.5
Uitvoeringsalternatieven Uitvoeringsalternatieven hebben betrekking op de wijze waarop het plangebied concreet zal worden ingevuld en kunnen zich in de loop van het ontwerp- en milieubeoordelingsproces nog aandienen. Bij de beoordeling in het MER kunnen varianten onderzocht worden waarbij bijvoorbeeld de bouwhoogte wordt afgewogen tegenover meer ruimte-inname. De noodzakelijke randvoorwaarden / maatregelen die volgen uit het milieueffectenonderzoek kunnen aanleiding geven tot het vastleggen van bestemmingen en zullen als basis dienen voor het opstellen van voorschriften voor de invulling van het gebied.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 48 van 221
3
Juridisch-beleidsmatig kader
3.1
Overzicht bestaande juridische en beleidsmatige toestand In Tabel 3-1 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd die in het kader van gelijkaardige plannen moeten worden nagegaan, samen met hun relevantie voor het voorgenomen plan, een korte bespreking en een verwijzing naar het hoofdstuk in het MER waar de randvoorwaarde van toepassing is. Tabel 3-1
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch
Gewestgrensoverschrijdende effecten
Toelichting
B/J
Verwijzing
Verdrag van Espoo: Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991) Rekening houdend met de ligging van de inrichting kan gesteld worden dat de inrichting geen grensoverschrijdende effecten zal veroorzaken. De kortste afstand tot Nederland bedraagt 45km, tot Wallonië 15km, tot het Brussels hoofdstedelijk gewest 65km, tot Frankrijk 15km.
J
H8
De VCRO geeft o.a. de procedure en inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen aan, evenals de verhouding tussen MER en GRUP
J
MER wordt opgemaakt in functie van een GRUP
RUIMTELIJKE ORDENINGSRECHT Ruimtelijk ordeningsrecht Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO – 18/05/1999)
Tevens is in de VCRO de regeling m.b.t. het stedenbouwkundig vergunningenbeleid opgenomen.
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO – BVR 15/05/2009) Gewestplan
Volgens het gewestplan Kortrijk (K.B. 04/11/1979) ligt de site in agrarisch gebied. (opgeheven door huidige geldende RUP’s)
J
Zie Kaart 06
Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP)
Voor het bedrijf in zijn huidige vorm is de gewestplanbestemming gewijzigd in het GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo’
J
Zie §3.3
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 49 van 221
Zie kaart 02
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS)
Het plangebied bevindt zich in zijn geheel in een gebied waar de Vlaamse regering de agrarische bestemming op de gewestplannen heeft bevestigd: het Landbouwgebied in de driehoek E403 - kanaal Roeselare, Ooigem – Leie.
J
-
Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP)
De gronden voor de door het bedrijf gevraagde uitbreiding zijn opgenomen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’ als agrarisch gebied.
J
Zie §3.4
In de omzendbrief RO/2010/01 van 7 mei 2010 betreffende het ruimtelijk beleid binnen de agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn staat vermeld hoe hiermee om te gaan in het licht van een gewestelijk initiatief. Gelet op de stand van zaken van de uitvoering van het RSV zal bij een planologische aanpassing van het herbevestigd agrarisch gebied waar mogelijk het planologisch evenwicht hersteld worden en een degelijk onderbouwde motivering en verantwoording gehanteerd worden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 50 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
De uitgangshouding in het RSV is het realiseren van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De belangrijkste doelstelling is het tegengaan van de verdere verspreiding van stedelijke functies in en de versnippering van de open ruimte.
B
Zie §3.2
Ruimtelijke structuurplannen Ruimtelijk (RSV)
Structuurplan
Vlaanderen
Goedgekeurd door BVR 23/09/1997 Eerste herziening definitief vastgesteld door VR op 12/12/2003 Tweede herziening definitief vastgesteld door VR op 17/12/2010
Het plangebied bevindt zich op het grondgebied van de stad Harelbeke. Het behoort tot de regio Kortrijk, een stedelijk netwerk op Vlaams niveau. De regio Menen-Kortrijk-Waregem wordt onderkend als onderdeel van het grensoverschrijdend stedelijk netwerk Kortrijk-Rijsel-Roubaix-Tourcoing- Moeskroen. Een deel van de stad Harelbeke is opgenomen in het regionaalstedelijk gebied Kortrijk. De afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied ligt op ca. 500 m afstand van het plangebied. Het terrein situeert zich dus in buitengebied. Eén van de vier basisdoelstellingen uit het RSV betreft het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied. In het RSV wordt gesteld dat, om ook op lange termijn op het vlak van economische activiteiten concurrentieel te blijven, Vlaanderen ruimte en economie beter op elkaar moet afstemmen. De troeven voor het versterken van de economische potenties liggen in de concentratiegebieden voor economische activiteiten, en meer bepaald in de economische knooppunten en in de poorten. Daarnaast maken ook bedrijven met hoge toegevoegde waarde, een aanzienlijke tewerkstelling, internationale uitstraling en imago, in gemeenten buiten de economische knooppunten deel uit van de Vlaamse economische structuur. De ontwikkeling van deze bedrijven dient te worden gegarandeerd. In het RSV zijn er ontwikkelingsperspectieven voor bedrijven en economische activiteiten buiten de bedrijventerreinen geformuleerd (zie §3.2).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 51 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) Goedgekeurd bij MB 06/03/2002 Gedeeltelijke herziening goedgekeurd bij MB 12/02/2014
Toelichting
B/J
Verwijzing
De ruimtelijke visie voor de provincie West-Vlaanderen gaat uit van de ruimtelijke verscheidenheid. Om deze verscheidenheid te realiseren hanteert de provincie een aantal ruimtelijke principes. Deze principes vormen de basis voor het verder uitwerken van de deelstructuren en de deelruimten:
B
-
Fysisch systeem als drager voor de verscheidenheid;
Selectieve ontwikkeling van hoogdynamische activiteiten in gedifferentieerd kernenpatroon;
Gebiedsgericht netwerk van lijninfrastructuur;
Deelruimten als bevestiging van de diversiteit.
In het PRS-WV zijn de volgende beleidsdoelstellingen voor de gewenste ruimtelijke structuur bedrijvigheid opgenomen:
De bestaande ruimtelijk-economische structuur versterken en optimaliseren:
De eigenheid van de streek versterken door endogene ontwikkelingen en clustervorming te ondersteunen;
Geen nieuwe zonevreemde bedrijven creëren.
Het plangebied ligt in Hulste (deelgemeente van Harelbeke), en bevindt zich op de overgang van de deelruimte Middenruimte naar de deelruimte Leieruimte. In de Middenruimte wordt de bedrijvigheid verder ondersteund (dit betekent o.a. de verwevenheid van diverse soorten land- en tuinbouwactiviteiten en de aan de landbouw gerelateerde bedrijvigheid). Dit heeft in het verleden reeds geleid tot een specifiek landschap met verspreide – al dan niet grootschalige – bebouwing. De evolutie van deze activiteiten moet dan ook passen in dit ‘nieuwe landschap’. De Leieruimte wordt gezien als een complementaire en/of ondersteunende schakel tussen de Vlaamse zeehavens en het Rijselse dat in belang toeneemt op het vlak van logistiek en dienstverlening. Hierbij wordt gestreefd naar dynamische economische ontwikkelingen en naar een kwalitatieve leefomgeving. De N36 van kruispunt Krekelmotestraat (Izegem) tot de N43 (Harelbeke) is geselecteerd als secundaire weg I. In het PRS-WV is er een beleidskader met evaluatiecriteria voor de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen uitgewerkt. Dit beleidskader is aanvullend aan de bestaande richtlijnen: de bepalingen in het RSV m.b.t. de ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen en de desbetreffende omzendbrieven.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 52 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Harelbeke
Volgens de elementen in de gewenste economische structuur van het GRS behoort Agristo tot de categorie ‘juridisch correct gelegen bedrijven en zonevreemde bedrijven in het buitengebied (van regionaal niveau en lokaal niveau)’
B
-
Goedgekeurd 26/05/2005
Volgens het GRS Harelbeke behoort het plangebied tot het landelijk gebied rond Hulste en Bavikhove. Deze deelruimte wordt gekenmerkt door een enorme versnippering. In het landschap hebben de meest uiteenlopende zaken zich een plek toegeëigend. Het gebied wordt bestemd als agrarisch gebied in de ruime zin. Deze beleidskeuze geeft de maximale mogelijkheden aan de aanwezige land- en tuinbouw. De belangrijkste optie uit het GRS voor deze deelruimte is het behouden van de bestaande agrarische bestemming van het gebied zonder enige beperking voor de aanwezige land- en tuinbouw. O.a. de beekvallei van de Darmbeek wordt aangeduid als lokale ecologische infrastructuur: deze dient te worden ontwikkeld als groen lint (aanplanten van KLE’s) in het landschap. Ze worden aangeduid als bekenlandschap, waarbinnen naast landbouw, acties kunnen worden ondernomen in functie van natuurherstel en recreatie. Ook een aantal grotere open ruimtes worden gevrijwaard van bebouwing, om op die manier een vergaande opvulling van het gebied te vermijden en een contrastrijk gebied (open/gesloten) te creëren.
B
In het planMER wordt vanuit verschillende disciplines bekeken of de draagkracht van het leefmilieu niet overschreden wordt.
door
Deputatie
op
Eerste herziening goedgekeurd door de Deputatie op 12/07/2012
Het GRS duidt de huidige site aan als ‘ Regionaal agro-industrieel bedrijf met een bovenlokale afweging’
MILEUBELEIDSPLANNING Beleidsnota leefmilieu en natuur 20092014
De beleidsnota wil uitdagingen formuleren voor Vlaanderen op het vlak van Leefmilieu en natuur voor de periode 2010-2014. De beleidsnota omgeving geeft dit weer voor periode 2014-2019.
Beleidsnota omgeving 2014-2019
De basisdoelstelling van het Vlaams leefmilieu- en natuurbeleid is het streven naar een hoog beschermingsniveau voor de huidige en toekomstige generaties. Dit gebeurt via de bescherming van mens en milieu, de duurzame aanwending van de grondstoffen en de natuur, het behoud en de bevordering van biologische en landschappelijke diversiteit en de zorg voor het klimaat.
Provinciaal milieubeleidsplan Vlaanderen (2009-2013)
West-
Het provinciaal milieubeleidsplan synthetiseert het ontwerp van sectorale beleidsnota voor de bevoegdheid Milieu, natuur en landschappen en de sectorale beleidsnota Integraal waterbeleid. Per bevoegdheid wordt er meer duiding gegeven over de vooropgestelde beleidsinitiatieven, wordt er verantwoording voor het gekozen beleid gegeven en worden er prioriteiten legt.
B
Gemeentelijk milieubeleidsplan Harelbeke (2005-2009)
In het Milieubeleidsplan Harelbeke 2005-2009 worden de krijtlijnen van het gemeentelijk milieu- en natuurbeleid vastgelegd. De uitvoering, opvolging en bijsturing van dit plan wordt geregeld via milieujaarprogramma's.
B
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 53 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
Het standstill-principe en de zorgplicht vormen belangrijke elementen in het natuurdecreet. Indien uit de effectbespreking zou blijken dat ten gevolge van de uitvoering van het project natuurelementen in de onmiddellijke omgeving kunnen vernietigd of ernstig beschadigd worden, moeten maatregelen genomen worden om deze vernietiging of beschadiging te voorkomen, te beperken of te herstellen.
J
Discipline fauna en flora
In uitvoering van het natuurdecreet wordt een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend, bestaande uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO).
J
Discipline fauna en flora
J
Discipline fauna en flora
Een aantal wijzigingen van de vegetatie is verboden, vergunnings- of meldingsplichtig. Deze bepalingen zijn algemeen van toepassing.
J
Discipline fauna en flora
Door de Vlaamse Regering worden terreinen die belangrijk zijn voor het behoud en ontwikkeling van het natuurlijk milieu aangewezen of erkend.
J
-
NATUURBEHOUD Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (‘Natuurdecreet’ – 21/10/1997) + uitvoeringsbesluiten Vlaams Ecologisch Netwerk
Het VEN is een selectie van de waardevolste en gevoeligste natuurgebieden in Vlaanderen. Het zijn die gebieden waar natuurbehoud en natuurontwikkeling op de eerste plaats moeten komen om een representatief staal van de Vlaamse natuur duurzaam in stand te kunnen houden. De Vlaamse overheid zal daarom in die gebieden een beleid voeren dat is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu. Het plangebied grenst niet aan een VEN-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied bevindt zich op ca. 2 km afstand (GEN ‘West-Vlaamse Leievallei’, nr. 126). Speciale beschermingszones (SBZ)
Europa wenst een Europees netwerk van gebieden (het zogenaamde Natura2000-netwerk) te realiseren waar de bescherming van de Europees meest kwetsbare dier- en plantensoorten en hun leefgebieden centraal staat. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn vormen de juridische pijlers van Natura 2000. Op grond van de Vogelen Habitatrichtlijn is een samenhangend Europees netwerk van beschermde gebieden aangeduid. De dichtstbij gelegen speciale beschermingszone, d.i. ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’, bevindt zich op meer dan 10 km in vogelvlucht van het plangebied.
Vegetatiebesluit Vlaamse en erkende bosreservaten
natuur-
en
Er bevinden zich geen natuur- of bosreservaten in de wijde omgeving van het plangebied. Beschermde planten en dieren
Een aantal planten- en diersoorten zijn op nationaal niveau beschermd. Het is o.a. verboden deze soorten te bejagen, te vangen alsook hun woon- en schuilplaatsen te beschadigen of met opzet te verstoren.
J
Discipline fauna en flora
Bosdecreet
Het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen wordt geregeld in het bosdecreet evenals de kappingen, vergunningsvoorwaarden en eventuele compensaties.
J
-
Natuurinrichtingsproject
Het projectgebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een natuurinrichtingsproject.
B
-
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 54 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
De Biologische Waarderingskaart (BWK) is een inventarisatie van het biologische milieu en de bodembedekking van Vlaanderen en Brussel. Een inkleuring in groentinten duidt de biologische waarde van het milieu aan: biologisch minder waardevol, biologisch waardevol of biologisch zeer waardevol.
B
Discipline fauna en flora
Vlaams Reglement Milieuvergunning (VLAREM I) (BVR 06/02/1991) + wijzigingen
Vlarem geeft aan voor welke activiteiten en inrichtingen een milieuvergunning noodzakelijk is en volgens welke procedures deze kan bekomen worden.
J
Discipline Lucht, Water, Bodem en Geluid
BVR houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II – 01/06/1995) + wijzigingen
Vlarem II omvat de milieuvoorwaarden waaraan door o.a. bedrijven moet voldaan worden. Er wordt voor hinderlijke inrichtingen een onderscheid gemaakt tussen algemene, sectorale en integrale milieuvoorwaarden:
J
Discipline Lucht, Water, Bodem en Geluid
J
Discipline Water
Biologische Waarderingskaart (BWK)
MILIEUHYGIËNE
De algemene voorwaarden uit Vlarem II (§4) zijn van toepassing op alle ingedeelde inrichtingen. Zo moet een zorgvuldige exploitant de nodige maatregelen treffen om de buurt niet te hinderen door geur, stof, rook, geluid, trillingen en stralingen.
De sectorale voorwaarden uit Vlarem II (§5) gelden als aanvulling op de algemene milieuvoorwaarden en zijn specifiek gelinkt met de rubrieken waarvoor een bedrijf vergund is. Ook de verbods- en afstandsregels zijn sectoraal bepaald.
Voor standaardinrichtingen is alle toepasselijke milieuwetgeving in één pakket samengebracht: de integrale milieuvoorwaarden.
Vlarem II bevat ook milieukwaliteitsnormen voor de diverse milieudisciplines (lucht, water, geluid, …), in belangrijke mate gebaseerd op Europese regelgeving. Functietoekenning kwaliteit
oppervlaktewater
Het immissiebesluit legt de kwaliteitsdoelstellingen voor alle oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net vast. In Vlarem II zijn de kwaliteitsnormen vastgelegd die met deze doelstelling overeenkomen. De Hazebeek, een geklasseerde waterloop van 2de categorie, bevindt zich ten noorden van het plangebied. De Darmbeek, een waterloop van 3de categorie die uitmondt in de Hazebeek, bevindt zich ten oosten van het plangebied. Op de Hazebeek loost het bedrijf gezuiverd afvalwater.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 55 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch
Decreet Integraal (18/07/2003)
Waterbeleid
+ Uitvoeringsbesluit Watertoets (20/06/2006, gewijzigd 01/03/2012)
Toelichting
B/J
Verwijzing
Het decreet IWB creëert het juridisch en organisatorisch kader waarbinnen het waterbeleid in Vlaanderen moet gevoerd worden. Het legt de doelstellingen en de beginselen van integraal waterbeleid vast. Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik.
J
Discipline Water
De watertoets is een instrument waarmee de overheid die beslist over een vergunning, een plan of een programma inschat welke de impact ervan is op het watersysteem. Het resultaat van de watertoets wordt als een waterparagraaf opgenomen in de vergunning of in de goedkeuring van het plan of het programma. Sinds 1 maart 2012 is een aangepast uitvoeringsbesluit watertoets in werking. Grondwaterdecreet (24/01/1984) wijzigingen en uitvoeringsbesluiten
+
Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het grondwater als voor het grondwatergebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden.
J
Discipline Water
Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering van de watergebieden en de beschermingszones (27/03/1985) + wijzigingen
Dit besluit heeft tot doel het grondwater dat gebruikt wordt voor drinkwater te beschermen. De waterwinningsgebieden zijn zones, waar ten aanzien van de uitvoering van handelingen en werken beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen (drinkwater, industriewater, bronwater).
J
-
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie en buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (BVR 01/10/200 – nieuwe verordening definitief goedgekeurd door VR op 05/07/2013)
Dit besluit omvat de minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken en de scheiding van afvalwater en hemelwater.
J
Discipline Water
Decreet betreffende de bodemsanering (27/10/2006)
Het decreet betreffende de bodemsanering moet toelaten in Vlaanderen een efficiënt bodemsaneringsbeleid te voeren, waarbij aan OVAM verregaande bevoegdheden worden toegekend. Het decreet voorziet in het gebruik van normen voor de beoordeling van bodemverontreiniging en voor het vaststellen van saneringsdoelstellingen.
J
Discipline Bodem
J
Discipline Lucht
+ Uitvoeringsbesluit (14/12/2007) + wijzigingen
VLAREBO
Legionellabesluit (BVR 09/02/2007)
Het plangebied is niet gelegen binnen waterwinningsgebied.
Deze stedenbouwkundige verordening gaat dan ook uit van het principe dat hemelwater in eerste instantie hergebruikt moet worden, dan infiltreert in de bodem en als het niet anders kan, vertraagd wordt afgevoerd.
Het uitvoeringsbesluit VLAREBO bevat de bepalingen die van toepassing zijn op grondverzet en het (her)gebruik van uitgegraven bodems. In het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het voorkomen va de veteranenziekte of legionellose op voor het publiek toegankelijke plaatsen, worden de maatregelen opgelegd om besmettingen met de veteranenziekte te voorkomen. Agristo NV beschikt over een Legionallabeheersplan.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 56 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
Het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 werd op 17 oktober 2013 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet gaat vanaf 1 januari 2015 van kracht. Vanaf dan geldt 1 overkoepelende regelgeving voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen en archeologie.
J
Discipline landschap
LANDSCHAP Onroerenderfgoeddecreet (12/07/2013) + uitvoeringsbesluit (goedgekeurd door Vlaamse Regering op 16/05/2014)
Het nieuwe onroerend erfgoeddecreet vervant drie voorgaande decreten (monumentendecreet van 1976, archeologiedecreet van 1993 en landschapsdecreet van 1996) en een wet uit 1931 op het behoud van monumenten en landschappen. Met de definitieve goedkeuring van het nieuw decreet onroerend erfgoed door de Vlaamse Regering is ook de Conventie van Malta (ook wel het Verdrag van Valetta genoemd) in Vlaamse regelgeving omgezet. Om de Conventie van Malta verder te implementeren in de Vlaamse regelgeving is een volledig nieuw archeologisch traject nodig. Daarin spelen erkende archeologen een cruciale rol. Omdat zij de enigen zijn die een opgraving of een vooronderzoek met ingreep in de bodem mogen uitvoeren, kan het hoofdstuk Archeologie van het Onroerenderfgoeddecreet pas in werking treden wanneer er voldoende archeologen erkend zijn. Het is de verwachting dat dit aantal in de loop van 2016 zal bereikt zijn. Tot dan blijft het Archeologiedecreet van 1993 van kracht. In de directe omgeving van het plangebied komen geen beschermde monumenten, landschappen of stads- en dorpsgezichten voor. Het studiegebied valt niet binnen een ankerplaats of relictzone. In de nabije omgeving van het plangebied bevindt zich een puntrelict op 200m ten noorden (hoeve ‘Vrijlegemhof’). Verder bevinden zich geen lijnrelicten in de buurt van het plangebied. In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele elementen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Er zijn geen elementen onmiddellijk naast de site gelegen.
Landinrichting
Het projectgebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een landinrichtingsproject.
B
-
Ruilverkaveling
Het projectgebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een ruilverkavelingsproject.
B
-
Regionaal Landschap
Het Regionaal Landschap wil de kwaliteiten van natuur en landschap in haar werkingsgebied versterken en benadrukken.
B
-
Het plangebied maakt geen deel uit van een regionaal landschap.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 57 van 221
Legende: B: beleidsmatig; J: juridisch Toelichting
B/J
Verwijzing
VVM De Lijn:
Norm basismobiliteit: minimumaanbod aan openbaar vervoer
B
Norm basismobiliteit (BVR 29/11/2002)
Netmanagement : gebieden waar de vraag naar openbaar vervoer het grootst is, komen het eerst aan bod voor invoering van een nieuw openbaar vervoerproject.
Discipline Mens
MOBILITEIT
Netmanagement (BVR 13/12/2002)
In de omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende bushaltes:
Bavikhove Tramhalte op ca. 1,1 km wandelafstand. Deze halte wordt bediend door buslijn 53 KortrijkOoigem-Wakken-Aarsele-Tielt (1x/uur)
Kuurne Stokerij op ca. 1,1 km wandelafstand. Deze halte wordt bediend door buslijn 52 Kortrijk-Tielt (1 à 2x/uur)
Mobiliteitsplan Vlaanderen (in opmaak)
In het Ontwerp Mobiliteitsplan worden er 5 doelen gesteld: bereikbaar, toegankelijk, veilig, leefbaar, en milieu- en natuurvriendelijk. Deze worden vertaald in operationele doelstellingen en uitgewerkt in actiepunten.
B
Discipline Mens
Provincie: Bovenlokaal fietsroutenetwerk (BFF)
De Vlaamse provincies hebben in samenwerking met de Vlaamse overheid op elkaar aansluitende verbindende functionele fietsroutenetwerken op provinciaal niveau uitgetekend. Het BFF bestaat uit hoofdroutes, functionele fietsroutes en alternatieve fietsroutes.
B
Discipline Mens
J
Discipline Mens
B
-
functioneel
De N36 en de N50 Brugsesteenweg zijn door de provincie geselecteerd als functionele fietsroute. Atlas der Buurtwegen
De Atlas Der Buurtwegen werd opgemaakt n.a.v. de wet van 1841. De atlas is een belangrijk juridisch document waarvan besturen, administraties en rechtbanken nog steeds gebruik maken om rechten en plichten van grondeigenaars en weggebruikers vast te stellen De Kwadestraat en Waterstraat zijn als buurtweg (nr. 15 en nr. 6) in de atlas opgenomen. De voetweg met nr. 43 doorkruist het plangebied, maar is op het terrein verlegd langsheen de oostzijde van het bedrijfsterrein. Dit werd juridisch nog niet vastgelegd.
Mobiliteitsplan Harelbeke
In het mobiliteitsplan worden o.a. de lokale wegen, de lokale fietsroutes, lokale ontsluitingswegen voor vrachtverkeer, verblijfsgebieden en voetgangersnetwerken geselecteerd. In de omgeving van het plangebied is er geen selectie gebeurd door het mobiliteitsplan.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 58 van 221
3.2
Relatie van het plan met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Het uitgangspunt van het RSV is het streven naar duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent dat de ruimte beheerd wordt als een duurzaam goed, een lange termijn investering voor de volgende generaties. In het RSV worden vier basisdoelstellingen vooropgesteld voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen:
De selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden, het gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen waaronder de economische activiteiten binnen de stedelijke gebieden; daarbij gaat absolute prioriteit naar een zo goed mogelijk gebruik en beheer van de bestaande stedelijke structuur.
Het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied.
Het concentreren van economische activiteiten in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur van Vlaanderen.
Het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoersgenererende activiteiten op punten die ontsloten worden door openbaar vervoer.
Het plangebied bevindt zich op het grondgebied van de stad Harelbeke. Een deel van de stad Harelbeke is opgenomen in het regionaalstedelijk gebied Kortrijk. Het terrein bevindt zich niet binnen de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied, en situeert zich dus in buitengebied. Het RSV vermeldt de volgende doelstellingen voor het buitengebied:
Het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies;
Het tegengaan van de versnippering van het buitengebied;
Het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied;
Het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen;
Het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied;
Het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem;
Het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied;
Verweving van vrijetijdsfuncties stimuleren aan de hand van een operationele beleidsstrategie.
In het RSV wordt gesteld dat, om ook op lange termijn op het vlak van economische activiteiten concurrentieel te blijven, Vlaanderen ruimte en economie beter op elkaar moet afstemmen. De troeven voor het versterken van de economische potenties liggen in de concentratiegebieden voor economische activiteiten, en meer bepaald in de economische knooppunten en in de poorten. Daarnaast maken ook bedrijven met hoge toegevoegde waarde, een aanzienlijke tewerkstelling, internationale uitstraling en imago, in gemeenten buiten de economische knooppunten deel uit van de Vlaamse economische structuur. De ontwikkeling van deze bedrijven dient te worden gegarandeerd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 59 van 221
Een ‘historisch gegroeid bedrijf’ is volgens het RSV gelegen in een gemeente buiten de economische knooppunten en heeft een ruimtelijk vraagstuk dat best op bovenlokaal niveau wordt afgewogen. Daarnaast is dergelijk bedrijf vaak morfologisch en ruimtelijk verweven met de omgeving of heeft het een specifieke sociaal-economische relatie met die omgeving. Omwille van de verantwoordelijkheid van de gemeente inzake de verlening en/of de advisering van de milieuvergunning, de kennis en inschatting van de plaatselijke toestand en met name de bepaling van de draagkracht van de ruimte, is het aan de gemeente deze problematiek te signaleren en een principieel standpunt in te nemen. De afweging en bestemming in een ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt door het Vlaams gewest, in overleg met de gemeente en de provincie. De ontwikkelingsperspectieven van bedrijven en economische activiteiten buiten de bedrijventerreinen worden volgens het RSV bepaald door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Volgende principes staan voorop bij de beoordeling van de ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen:
Een maximale verweving van economische activiteiten met de activiteiten in haar (bebouwde of onbebouwde) omgeving wordt nagestreefd: goed nabuurschap moet het uitgangspunt vormen. Voor het principe goed nabuurschap kan, net zoals voor het principe ruimtelijke draagkracht, geen algemeen geldende objectieve en meetbare maatstaven voor heel Vlaanderen worden aangereikt. Goed nabuurschap is afhankelijk van de ruimtelijke structuur en van het ruimtelijk functioneren van een gebied. Het is eveneens afhankelijk van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en van de aard en het karakter van het bedrijf en haar activiteit. De gemeente zal goed nabuurschap voor de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen.
Alle mogelijkheden en voorzieningen (op milieuhygiënisch vlak, qua mobiliteitsproblematiek, ...) voor ontwikkeling op de bestaande locatie worden uitputtend aangewend.
De ruimtelijke implicaties bij een herlokalisatie (bijkomende infrastructuur voor nieuwe lokale en regionale bedrijventerreinen, bijkomend ruimtegebruik, versnipperen van onbebouwde ruimte, vermindering van ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur, landbouw en bos...) worden afgewogen tegenover de ruimtelijke implicaties van een ontwikkeling op de bestaande locatie.
De ruimtelijke draagkracht van de omgeving mag niet worden overschreden; de ruimtelijke draagkracht is niet in algemene regels te vatten, deze wordt gebied per gebied bepaald; historische gegroeide situaties en hinder zijn mede bepalend voor de draagkracht.
Er wordt ten aanzien van de ontwikkeling van de economische activiteit een maximale beleidszekerheid en beleidscontinuïteit nagestreefd, zowel in de ruimte als in de tijd; de verwachte ontwikkeling en uitbreiding van het bedrijf moeten goed ingeschat worden, evenals bedrijfseconomische implicaties (efficiëntere organisatie van de bedrijfsgebouwen, verbeterde ontsluiting ...), volgens het BATNEEC-principe12.
Deze principes mogen niet los gezien worden van de vooropgestelde multifunctionele ontwikkelingen en worden gekaderd binnen de uitgangshouding van duurzame ruimtelijke ontwikkeling met aandacht voor kwaliteit en gebaseerd op ruimtelijke draagkracht.
12
BATNEEC: Best Available Technology Not entailing Excessive Economical Costs
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 60 van 221
Door de afgifte van een gedeeltelijk positief planologisch attest in 2004 werd Agristo NV in het GRUP (2007) beschouwd als ‘historisch gegroeid bedrijf’. Het bedrijf Agristo NV is midden jaren ’80 gegroeid uit een grondgebonden landbouwbedrijf waar ook aan conditionering werd gedaan. Het is in de loop der jaren uitgegroeid tot een agro-industrieel bedrijf waar aardappelen worden verwerkt tot voorgebakken en diepgevroren aardappelproducten worden geproduceerd13. In de milieuvergunning van Agristo NV werd eveneens de productie van aardappelvlokken opgenomen, maar gezien de beperkte ruimte kon dit productieproces niet verwezenlijkt worden in Harelbeke. Bij de hervergunning van het bedrijf (waarvoor een project-MER is opgemaakt door Eco-scan bvba (PR2057) wordt de productie van aardappelvlokken geschrapt. Gezien de bovenlokale problematiek wordt de voorgestelde uitbreiding overwogen op gewestelijk niveau binnen de principes van het RSV. De kwalitatieve vereisten zullen worden vastgelegd in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
3.3
Toelichting: GRUP 'Historisch gegroeid bedrijf 'Agristo' te Harelbeke’ De Vlaamse Regering heeft op 26 januari 2007 het GRUP 'Historisch gegroeid bedrijf 'Agristo' te Harelbeke’ definitief vastgesteld. Dit plan werd opgemaakt nadat er in december 2004 een gedeeltelijk positief planologisch attest was afgeleverd. In het GRUP wordt de bestendiging van de bedrijfsactiviteiten in de gerealiseerde gebouwen mogelijk gemaakt. Op die manier moet het bedrijf in de toekomst zo goed als mogelijk blijven functioneren en daardoor zijn concurrentiepositie binnen de sector kunnen behouden. Bij de interne reorganisatie van het bedrijventerrein van het historisch gegroeid bedrijf Agristo NV moet volgens het GRUP gestreefd worden naar een zuinig ruimtegebruik, een maximale ruimtelijke kwaliteit, een optimale functionele organisatie, een optimale aansluiting op het hoger wegennet, een goede integratie in het achterliggend landschap en een kwalitatieve buffering ten opzichte van de omgevende landbouwzone. De volgende ruimtelijke concepten zijn doorvertaald in het GRUP: 1.
Bestaande bedrijfssite optimaliseren (of: efficiënter ruimtegebruik op de bestaande bedrijfssite) - Representatieve zone langs de straatzijde Aan de straatzijde (Waterstraat) is het belangrijk om het beeld van het bedrijventerrein Agristo NV zo goed mogelijk te verzorgen en wordt een representatieve zone ingetekend. Binnen deze strook zijn bestaande activiteiten, zoals personeelsvoorzieningen, kantoren, parking en de bestaande conciërgewoning toegelaten. Productieactiviteiten worden binnen deze zone niet toegelaten. Dergelijke representatieve zone kan bijdragen tot een kwalitatieve afwerking. De representatieve zone dient ingericht te worden als één ruimtelijk geheel waarbij ook aandacht gaat naar een kwalitatieve groenaanleg en dito inpassing in het straatbeeld. Dit zal de uitstraling en de representativiteit van de gehele bedrijfssite ten goede komen.
13
Bron: GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf “Agristo” te Harelbeke”, definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 26 januari 2007
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 61 van 221
- Conform het planologisch attest bestendiging stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen
van
de
bestaande
Een uitbreiding van de stedenbouwkundig vergunde delen van de bedrijfssite conform de aanduiding van het afgeleverde planologisch attest is omwille van ruimtelijke aspecten niet toegelaten. Een reorganisatie van de bedrijfssite kan bijdragen tot een efficiënter ruimtegebruik van de site en een compactere bebouwing. De bestendiging van de conform het afgeleverde planologisch attest feitelijk bestaande én stedenbouwkundig vergunde bebouwingstoestand moet een optimalisatie van de site toelaten. De ruimtelijke optimalisatie van de bedrijfssite heeft niet tot doel om een grotere productiecapaciteit toe te laten. Slechts de huidige omvang van productieactiviteiten kan conform het planologisch attest worden bestendigd. - Ontsluiting langs bestaande wegeninfrastructuur De ontsluiting van het bedrijfsterrein blijft gericht op de huidige wegeninfrastructuur en dit alleen via de bestaande hoofdontsluiting voor gemotoriseerd verkeer naar de Waterstraat zo dicht en verkeersveilig mogelijk bij de kruising tussen de Waterstraat en de Darmstraat. Via de aantakking op de N36 kan vervolgens vlot aangesloten worden op de hoofdverkeerswegen. Bijkomende ontsluitingen van de bedrijfssite zijn niet mogelijk. Gelet op de bestendiging van de huidige omvang van productieactiviteiten in het planologisch attest, is eveneens het huidige mobiliteitsprofiel te beschouwen als een maximum. 2.
Toegestane functies bij stopzetten van de huidige aardappelverwerkende activiteiten Bij stopzetting van de huidige bedrijfsactiviteiten kunnen de terreinen worden hergebruikt als reservegebied voor economische activiteiten. Op dat ogenblik zal op basis van een uitgewerkte visie worden beslist over de mogelijke nieuwe activiteiten en de inrichting van dit reservegebied.
3.
Buffering en landschappelijke inkleding ten opzichte van het omliggende landbouwgebied en woningen Vanuit een goed nabuurschap met de omliggende verspreide woningen, woonlinten en landbouwbedrijven dient aan de randen van het bedrijventerrein een voldoende brede bufferzone te worden ingericht langs de oost- en noordzijde van de bedrijvensite. Het is voornamelijk langs de oost- en noordzijde dat een nieuwe bufferzone wenselijk wordt geacht, ten dele als buffer naar de woningen en ten dele als landschappelijke inkleding van het bedrijventerrein. Daarmee wordt tevens een uiterste grens gesteld voor elke toekomstige ontwikkeling. Deze bufferzone zal in totaal 30 meter breed zijn. In de bufferzone kan een beperkte brandweg worden aangelegd. In de buffer aan de oostzijde dient de aanleg van een publiek toegankelijke voetweg mogelijk te zijn op een dusdanige wijze dat zo weinig mogelijk ruimte in de buffer door wegenis wordt ingenomen en een zo maximaal mogelijke breedte van het groen in de buffer gerealiseerd wordt. Dit kan door aan de oostelijke zijde de brandweg en de publiek toegankelijke voetweg als één wegenis te concipiëren. Het meest westelijk deel, de zone voor afvalwaterzuivering, wordt bestendigd en zodanig ingericht dat deze zone door inplanting van 20% hoogstammig groen als buffer kan functioneren en het geheel van installaties en bedrijfsbebouwing ingepast worden in het landschap.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 62 van 221
De figuur toont het verordenend grafisch plan bij het GRUP. De volgende artikels hebben een grafische weergave:
Art. 1 Zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf
Art. 1.3. Overdruk: zone voor niet-hinderlijke bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf
Art. 1.4. Overdruk: zone voor buffer
Art. 1.5. Overdruk: zone voor waterbeheerswerken en afvalwaterzuivering
Figuur 3-1
GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf ‘Agristo’ (2007) – Verordenend grafisch plan
De huidige invulling van de terreinen van Agristo NV, gelegen binnen de contour van het GRUP van 2007 zijn niet 100% conform de voorschriften. De bufferstrook werd niet volledig ontwikkeld conform de voorschriften (nl. niet voldoende breed, zie kaart 02 in kaartenbundel (Bijlage 1) en noordoostelijk buiten de contour van het RUP). Verder bevindt de bedrijfscontour zich niet volledig binnen de afgebakende zone van het GRUP.
3.4
Toelichting: gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’ Dit RUP werd op 19/03/2009 door de Deputatie goedgekeurd. De bestemming van het gebied dat rond het plangebied van het GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo’ ligt, is in dit RUP vastgelegd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 63 van 221
Figuur 3-2 RUP ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’ (2009) – Verordenend grafisch plan (Agristo in groen omcirkeld)
De aanpalende gronden zijn ingekleurd als agrarisch gebied (bevestiging van het gewestplan). Het agrarisch gebied dat ten noordoosten paalt aan de bedrijfssite kreeg de overdruk ‘bouwvrij gebied’.
3.5
Vergunningstoestand De huidige bebouwing, constructies, bijhorende verharding en de functies op de site zijn vergund middels stedenbouwkundige en milieuvergunningen. De huidige en gewenste vergunningstoestand m.b.t. de huidige bedrijfsactiviteiten wordt gedetailleerd opgenomen in het project-MER ‘regularisatie en hervergunning van het aardappelverwerkend bedrijf Agristo nv’, opgemaakt in 2015 door Ecoscan (p. 23 e.v; PR2057). Via dit project-MER wordt een uitbreiding , wijziging en schrapping van enkele rubrieken aangevraagd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 64 van 221
4
Algemene methodologische aspecten
4.1
Overzicht van de te onderzoeken milieudisciplines Hieronder worden de verschillende delen die in de effectenstudie (in hoofdstuk 6) aan bod zullen komen, gedefinieerd. M.b.t. de te volgen procedure voor de opmaak van een MER is het decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003)14 van toepassing. Volgende aspecten zullen in het MER beschreven worden:
Bodem
Water
Fauna en Flora
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Mens-mobiliteit
Geluid en trillingen;
Lucht;
Mens (ruimtelijke aspecten, hinderaspecten en gezondheid)
De aspecten “klimatologische factoren”, “atmosfeer”, “licht”, “warmte”, “straling” en “energie- en grondstoffenvoorraden” worden niet afzonderlijk besproken in dit MER aangezien er geen significante effecten verwacht worden.
4.2
Opbouw per milieudiscipline Afbakening van het studiegebied In principe wordt voor iedere discipline een aparte afbakening van het studiegebied gemaakt. Maar voor heel wat (deel)disciplines beperkt het studiegebied zich tot het voorgenomen plan zelf en haar directe omgeving. Het studiegebied kan aldus grosso modo bepaald worden tot op ca. 200 m van de grens van het voorgenomen plan. Voor de discipline geluid komt deze afstand tot de terreingrens overeen met de wettelijk vastgelegde beoordelingsafstand uit Vlarem. Voor het aspect mens – verkeer, en voor de daarvan afgeleide effecten qua geluid en lucht, is het studiegebied zeker ruimer. Het omvat alle wegen waar significante wijzigingen in verkeersintensiteit (kunnen) optreden ten gevolge van de bijkomende verkeersattractie van en/of de gewijzigde verkeerscirculatie in en rond het voorgenomen plan. Ook voor de effectgroepen perceptieve kenmerken (discipline landschap) en beeld- en belevingswaarde (discipline mens) is de invloedssfeer van het voorgenomen plan ruimer: het omvat het hele gebied waarbinnen een visuele impact verwacht kan worden van de geplande ontwikkelingen. Bestaande toestand Dit is de toestand van het plangebied waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectbeoordeling. In het MER zal de bestaande toestand als referentie genomen worden voor de toetsing van de effecten. Indien geen recente gegevens beschikbaar zijn voor bepaalde disciplines, zal de deskundige de beschikbare gegevens actualiseren (door bijkomende metingen, door veldwerk of door extrapolatie) indien hij dit nodig acht omwille van mogelijke significante wijzigingen in de tijd. De bestaande toestand vormt samen met de ontwikkelingsscenario’s (zie hieronder) in principe het nulalternatief ten opzichte waarvan de uitvoering en de aanwezigheid van het voorgenomen plan 14
Decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003) tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 65 van 221
vergeleken wordt. In het MER en in de eindsynthese worden de voor- en nadelen van het voorgenomen plan besproken onder de vorm van een beschrijving en een cijfermatige beoordeling. De beschrijving van de bestaande toestand gebeurt telkens bij de bespreking van de discipline. Voor dit MER is de bestaande toestand te beschouwen als de huidige bestemming van het plangebied, de welke grotendeels ingevuld wordt door de huidige feitelijke toestand op het terrein. Waar de huidige reële situatie niet volledig overeenkomt met de planologische situatie en/of met de vergunde toestand, wordt dit specifiek vermeld bij de disciplines waarvoor relevant. Effecten worden dan beschreven ten opzichte van de reële en ten opzichte van de theoretische toestand. Voor de beschrijving van de bestaande toestand wordt, waar mogelijk, gebruik gemaakt van het project-MER i.k.v. de regularisatie en hervergunning van de huidige bedrijfsactiviteiten van Agristo NV (kenmerk PR2057). Deze lopende project-MER-procedure staat los van de plan-MER-procedure voor de uitbreiding van het bedrijfsterrein. Ontwikkelingsscenario’s De geplande projecten en plannen in de omgeving van het voorgenomen plan worden (indien aanwezig en relevant voor de besproken discipline) in de milieubeoordeling meegenomen als ontwikkelingsscenario’s. De focus ligt daarbij op hun cumulatieve effecten met de effecten van het voorgenomen plan zelf. Geplande situatie en beoordeling effecten De geplande situatie is de toestand van het studiegebied na uitvoering van het voorgenomen plan, en dit zonder rekening te houden met eventuele milderende maatregelen. De beoordeling van de effecten gebeurt o.b.v. expert judgement en is – waar mogelijk – gebaseerd op cijfermatige gegevens. Onder ‘Geplande toestand-Methodologie’ wordt voor elke discipline aangegeven op basis van welke criteria en op welke wijze de beoordeling van de effecten gebeurt. Om een overzicht te krijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effect volgende indelingswijze/scoretoekenning15 gehanteerd:
sterk negatief (-3)
sterk positief (+3)
matig negatief (-2)
matig positief (+2)
beperkt negatief (-1)
beperkt positief (+1) geen significant effect/verwaarloosbaar (0)
Toetsings- en beoordelingskaders worden geput uit milieuhygiënische wetgeving, uit beleidsdocumenten of uit Best Practices (bvb MER-richtlijnenboeken). In de methodiek per milieudiscipline (§5) worden toetsings- en beoordelingskaders per discipline toegelicht. Toetsingen aan normen worden doorgaans toegepast binnen technische en/of abiotische disciplines. Beoordelingen ten aanzien van waarden of doelen worden doorgaans toegepast binnen integrerende of receptordisciplines. De beoordeling gebeurt op semi-kwantitatieve manier, dit afhankelijk van de beschikbare informatie. 15
Er wordt in dit MER getracht de voorgestelde terminologie op consequente wijze te gebruiken, doch het kan voorkomen dat in bepaalde disciplines niet steeds dezelfde terminologie bij gelijke scores wordt gebruikt. In de verschillende disciplinespecifieke richtlijnenboeken wordt ook verschillende terminologie gebruikt. In dit MER is daarom gekozen voor de termen beperkt, matig en sterk. Daar waar in dit MER de termen “zwak”, “gering” of “licht” gebruikt wordt, komt dit dus overeen met een “beperkt significant effect”.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 66 van 221
Hierbij dient benadrukt te worden dat de kwantitatieve berekeningen o.b.v. de huidige uitbreidingsontwerpen, plannen, getallen… worden uitgevoerd en de resultaten aldus indicatief van aard zijn, waarbij deze als grootteorde te beschouwen zijn. Deze indicatieve resultaten beogen het effectenonderzoek een richting te geven, waarbij dus steeds in het oog gehouden moet worden dat de effectieve scope van het plan-MER de omzetting van bestemmingszones is. Hierbij is het niet het doel om een project-MER op te stellen. Milderende Maatregelen Na de bespreking en evaluatie van de effecten worden – waar nuttig en mogelijk – maatregelen voorgesteld ter eliminatie, beperking of compensatie van de effecten. Aan de hand van de grootte van de toegekende scores zal kunnen afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijk vinden, in hoeverre een maatregel vereist geacht wordt, en welke de impact is van deze maatregel (resterend effect). Het resterend effect wordt op gelijkaardige wijze beoordeeld als het oorspronkelijk effect. Milderende maatregelen staan in verhouding tot de te verwachte effecten. Maatregelen worden geformuleerd naar haalbaarheid, aanvaardbaarheid, verantwoordelijke uitvoerder, beoogde effecten. Te verwachten neveneffecten blijken uit de beschrijving van de maatregel. Bestaande regelgeving wordt niet opgenomen als milderende maatregel. Kennisleemten, monitoring en evaluatie In het kader van de milieubeoordeling zal voldoende aandacht besteed worden aan de mogelijke of noodzakelijke maatregelen voor monitoring en evaluatie van de milieueffecten. Hierbij wordt de realisatie van het voorgenomen plan en haar doelstellingen opgevolgd en geëvalueerd. Daarnaast moet blijken bij een monitoring en evaluatie welke milieueffecten het voorgenomen plan met zich meebrengt, welke acties desgevallend noodzakelijk zijn om negatieve effecten te milderen en welke maatregelen aanleiding kunnen vormen tot een bijstelling van het voorgenomen plan. De analyse van milieueffecten zal grotendeels kunnen gebeuren op basis van de generieke werking en onderzoeken die voor diverse aspecten reeds werden uitgevoerd binnen de Vlaamse overheid of bij andere partners: luchtmetingen, verkeerstellingen, geluidsmetingen, leefbaarheidsonderzoek… Indien noodzakelijk of wenselijk kunnen aanbevelingen worden aangereikt over de methodiek en frequentie waarmee analyses en impactbeschrijvingen tot stand komen. Waar mogelijk en relevant zal in de milieubeoordeling een aanzet gegeven worden wat betreft de wijze van monitoring en manier waarop aan de hand van monitoringsresultaten het plan al dan niet kan bijgesteld worden. Samenvatting en besluit Na de analyse i.f.v. de verschillende milieuaspecten worden in een samenvatting en een eindbespreking de belangrijkste elementen van de studie tabelmatig weergegeven en besproken, samen met een globale evaluatie van het voorgenomen plan.
4.3
Scoping relevante effectgroepen De milieueffecten die bestudeerd moeten worden, zijn deze die bijdragen tot de uiteindelijke besluitvorming over het plan, i.e. die toelaten een keuze te maken. Het zijn dus ruimtelijke effectgroepen die bijdragen aan deze keuze: geluidsverstoring, versnippering, direct ruimteverlies, verontreiniging lokale luchtkwaliteit, gegenereerd verkeer… Hierbij is het van belang de methodiek en diepgang van de milieubeoordeling af te stemmen op de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan (zie §2.1).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 67 van 221
Vermits het een planniveau betreft waarvoor een gebiedsgerichte milieubeoordeling dient te gebeuren en het bovendien een uitbreiding van een bestaande site betreft met vergelijkbare activiteiten, zijn de in project-m.e.r. gebruikelijke technieken bruikbaar, voor zover relevant en projectinformatie ter beschikking is. Aangezien het hier om een plan-MER en niet om een projectMER gaat, zullen tijdelijke milieueffecten in de aanlegfase (bv. effecten van werfverkeer) niet in detail besproken worden in het MER. Effecten die via eenvoudige maatregelen te beperken zijn, worden niet diepgaand onderzocht en zijn niet sturend voor de verdere planvorming of –ontwikkeling. Effecten die zich enkel tijdelijk tijdens de aanlegfase (aanleg infrastructuur, bouwfase gebouwen, …) voordoen wegen in veel mindere mate op het planningsniveau (en worden beschouwd als nietsturend voor verdere planvorming) dan permanente effecten tijdens exploitatie of door aanwezigheid. De effecten die worden bestudeerd, moeten voldoende lokaal zijn opdat ze ruimtelijk onderscheidend kunnen zijn, dit wil zeggen voldoende differentiërend om bij te dragen aan de besluitvorming en mogelijke optimalisatie van het plan (lees doorwerking in het ruimtelijk uitvoeringsplan). In de milieubeoordeling van voorliggend plan wordt vermeden om zinloze en overtollige beschrijvingen te voorzien teneinde te leiden tot een sneller en overzichtelijker onderzoek16. Op basis van de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan en rekening houdend met de huidige functie en kwaliteit van het plangebied, werd een selectie gemaakt van de disciplines waarvoor mogelijk relevante effecten kunnen voorkomen. Hieronder worden verschillende sleutelaspecten aangegeven die als potentieel te onderzoeken deelaspecten worden opgevat. Hierbij wordt aangegeven of deze sleutelaspecten sturend of nietsturend zijn voor het verder onderzoek, de verdere planvorming of optimalisatie van het voorgenomen plan. Dit heeft te maken met in welke mate deze onderzoekselementen impact hebben op verschillende ontwikkelings-/inrichtingsconcepten, fasering, ontwikkelbare oppervlakte, enz. De te onderzoeken deelaspecten worden in volgende paragraaf verder geduid aan de hand van onderzoeksvragen. Sleutelaspecten die beschouwd worden als sturend voor de planvorming en -ontwikkeling (en in welke mate) zijn: Water (grondwater en oppervlaktewater):
draagkracht voor lozingen e.d. (sturend voor planvorming en –ontwikkeling)
toename verharde oppervlakte sturend voor noodzakelijke infiltratievoorzieningen en dus ook voor inrichting van het plangebied
Mobiliteit:
mobiliteitsprofiel van bedrijf is sturend voor eventuele aanpassingen aan bestaande ontsluitingsinfrastructuur
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie:
impact op open ruimte is sturend voor de inrichting en configuratie van het plangebied
Geluid:
de mogelijke geluidshinder is sturend voor de inrichting en configuratie van het plangebied
16
Een m.e.r. is een middel, geen doel op zich. Het MER is de weerslag van het denkproces dat uitgevoerd wordt om het plan bij te sturen en aan te passen om het enerzijds realiseerbaar te maken en anderzijds om dit te optimaliseren in functie van milieueffecten. Het m.e.r. onderzoek kan ook aanleiding geven tot een wenselijke of noodzakelijke bijkomende afstemming en/of verfijning van reeds bestaande voorstudies. In voorliggend geval is het m.e.r. duidelijk een middel (en doel), wat onder andere naar voor komt uit het gebruik van evaluerend ontwerpen en de daarbij horende situatie dat de exacte uitwerking van het plan bijgestuurd kan worden in functie van de te verwachten milieueffecten.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 68 van 221
Fauna en flora:
het vrijwaren van waardevolle natuurelementen kan sturend zijn voor de inrichting en configuratie van het plangebied
Mens – Ruimtelijke aspecten, hinderaspecten en gezondheid
ruimtebehoefte gewenste functies is sturend voor de configuratie van het plangebied
impact op beeld vanuit omgeving en nodige buffermaatregelen zijn sturend voor configuratie en inrichting plangebied
noodzakelijke waterinfiltratie- en buffervoorzieningen zijn sturend voor inrichting
draagkracht voor bijkomende emissies (geur, rookgassen) e.d. (sturend voor planvorming en – ontwikkeling)
Lucht en geur
wijzigingen in luchtemissies zijn sturend voor de planvorming
wijzigingen in geuremissis zijn sturend voor de planvorming
Sleutelaspecten die bestudeerd worden in het plan-MER maar niet sturend zullen zijn in de planvorming en -ontwikkeling :
4.4
-
Effecten tijdens aanleg, voor alle milieudisciplines
-
Bodem: grondbalans, profielverstoring, ruimtebeslag
-
Klimaat: broeikasgasemissies
-
Landschap: verstoring archeologie
Ontwikkelingsscenario’s
4.4.1 Autonome ontwikkeling Onder autonome ontwikkeling wordt verstaan: de ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken waarbij geen juridische en beleidsmatige belangrijke randvoorwaarden meespelen en waarbij het gebied dus enkel gebonden is aan het normale sociaal-economisch gedrag van de mens. Autonome ontwikkelingen in de toekomst zijn nauw afhankelijk van de juridische toestand van het gebied, zoals weergegeven in de bestemmingsplannen en van lopende planontwikkelingen.
4.4.2 Gestuurde ontwikkeling Bij de beschrijving van de plannen/projecten in de regio die mogelijk een cumulatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling, wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen/projecten die in de onmiddellijke omgeving liggen en rechtstreeks invloed kunnen ondervinden of onder invloed staan en de andere die eveneens verder kunnen gelegen zijn en waar de invloed mogelijk cumulatief is op het vlak van mobiliteit. Cumulatieve effecten worden per discipline besproken. In dit MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt. Het plan heeft een invloed op de ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk RUP “landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste (2009)” dat als perspectief voor de omgeving van de site van Agristo een behoud van de bestaande toestand aangeeft, alsook het bouwvrij houden van de zone ten noorden van de bedrijfssite als specifieke visie opneemt (momenteel opgenomen in het plangebied van alternatief 3).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 69 van 221
4.5
Passende beoordeling De dichtstbij gelegen speciale beschermingszone, d.i. ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’, bevindt zich op ca. 10 km in vogelvlucht van het plangebied. Ervaring met gelijkaardige industriële activiteiten van deze omvang leert dat de de aard en omvang van mogelijke effecten voor de relevante disciplines meestal beperkt zijn tot een 5-tal km. Er is dus geen passende beoordeling vereist volgens artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gelet op de afstand tot de dichtstbijzijnde speciale beschermingszone.
4.6
Watertoets Het plan-MER levert de elementen ten behoeve van de opmaak van een watertoets. De scope van de discipline water is afgestemd op de noodzakelijke input voor de watertoets. Als instrument dat de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen van het decreet integraal waterbeheer mede moet mogelijk maken, voorziet het decreet de watertoets of waterparagraaf. De wijze waarop deze watertoets dient uitgevoerd te worden is bepaald in het BVR van 20/07/2006 (BS 31/10/2006). In uitvoering van het decreet werd een Gewestelijke stedenbouwkundige verordening Hemelwater goedgekeurd die nadere regels vastlegt m.b.t. de opvang en (vertraagde) afvoer van hemelwater. Bepalingen uit de verordening vormen mee de basis in de effectbeoordeling voor de discipline water en het voorstellen van milderende maatregelen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 70 van 221
5
Beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en maatregelen
5.1
Bodem
5.1.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline bodem bestaat uit het onderzoeksgebied, met aandacht voor die zones waar grondwerken kunnen plaatsvinden of waar tijdens de exploitatie nog een invloed op de bodem te verwachten valt. De geologische situatie wordt beschreven tot op een realistische aanname van de maximale diepte van een eventuele bouwput.
5.1.2
Juridische en beleidsmatige context De juridische en beleidsmatige randvoorwoorden zijn vooral van belang voor het vervolgtraject, nl. bij de effectieve realisatie van het voorgenomen plan, maar worden hier volledigheidshalve vermeld. Bij uitgravingen zoals bedoeld in het Vlarebo (hoofdstuk X) (funderingen, ondergrondse constructies, parking,…) dient er een technisch verslag en een bodembeheerrapport opgesteld te worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een verdachte grond of als de totale uitgraving op een nietverdachte grond meer dan 250 m³ bedraagt. Dit dient om te bewijzen dat de grond voldoet aan de voorwaarden voor het beoogde gebruik. Het technisch verslag wordt opgesteld door een erkende bodemsaneringsdeskundige en het bodembeheerrapport wordt afgeleverd door een erkende bodembeheerorganisatie. Op basis van het technisch verslag en een vergelijking van de bodemkwaliteit met de verschillende normen van het Vlarebo wordt bepaald of de bodem mag hergebruikt worden binnen de ’kadastrale werkzone’ en/of naar welke bodembestemmingstypes hij (buiten de kadastrale werkzone) al dan niet mag afgevoerd worden. Het bodembeheerrapport geeft de volledige transportketen weer van de bodem (oorsprong, transport, bestemming, vervoerder…). Indien binnen het voorgenomen plan bedrijfsactiviteiten zouden vergund worden die potentieel bodemverontreinigende activiteiten uitvoeren, dienen zij conform het Vlarebo te voldoen aan de periodieke onderzoeksplicht.
5.1.3
Methodologie
5.1.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. Voor het onderzoek naar de bodemgesteldheid, bodemkwaliteit en de geologie in het studiegebied wordt in het MER gebruik gemaakt van o.a.:
geologische kaart van België;
bodemkaart van Vlaanderen voor de beschrijving van de bodemtypes;
website van de Databank Ondergrond Vlaanderen (http://dov.vlaanderen.be) met informatie omtrent boringen, peilputten, waardevolle bodems en/of grondwaterwinningen;
eventuele beschikbare boringen, sonderingsverslagen;
watertoetskaarten;
reliëfkaarten;
OVAM-databank met locatie van uitgevoerde bodemonderzoeken.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 71 van 221
5.1.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Te onderzoeken effectgroepen: Het plan heeft, op hoofdlijnen, op volgende wijze een invloed op de toekomstige situatie :
direct ruimtebeslag: wijzigingen (historisch) bodemgebruik worden gekwantificeerd op basis van GIS-analyse
bodemverstoring (als input naar andere disciplines/effectgroepen): oppervlakte bodems die verstoord kunnen worden wordt gekwantificeerd op basis van GIS-analyse gecombineerd met interpretatie van de bodemkaart
wijziging bodemkwaliteit (als input naar andere disciplines/effectgroepen): kwalitatieve beoordeling van het effect na bespreking van de mogelijke oorzaken (calamiteiten) van bodemverontreiniging
Effecten vanuit de discipline bodem worden enkel in die mate aangereikt en besproken in zoverre een relevante kennisoverdracht is vereist naar andere effectgroepen of disciplines: verstoring van het hydrologische en/of hydrografische systeem (bodemgebruik, bodemvocht, grondwater), landschap (bodemkundig erfgoed), fauna & flora (bodemgeschiktheid) en mens (bodemgebruik, verstoring/verontreiniging). Te beantwoorden onderzoeksvragen
Leiden het plan of bepaalde planonderdelen tot een wijziging in topografie, geomorfologie, bodemprofiel, bodemtextuur en –structuur, bodemkwaliteit met mogelijke significante impact naar andere disciplines (bijv. water, erfgoed, natuur)?
Zijn er wijzigingen in het historisch en bestaand bodemgebruik?
Wat is de aard en omvang van eventuele bodem- (en grondwater-) verontreiniging t.h.v. de bestaande site?
Toetsings- en beoordelingskader Het plan heeft, op hoofdlijnen, op volgende wijze een invloed op de toekomstige situatie : Decreet betreffende bodemsanering en bodembescherming en uitvoeringsbesluit VLAREBO
5.1.4
Het decreet betreffende de bodemsanering voorziet in het gebruik van normen voor de beoordeling van bodemverontreiniging en voor het vaststellen van saneringsdoelstellingen. Het uitvoeringsbesluit VLAREBO bevat de bepalingen die van toepassing zijn op grondverzet en het (her)gebruik van uitgegraven bodems.
Bestaande toestand Kaart 07: Bodemkaart Kaart 08: Bodemonderzoeken Kaart 16: Tertiair
5.1.4.1 Geologie Volgende tabel geeft een overzicht van de geologische opbouw ter hoogte van het plangebied (obv boring kb29d83w-B531 (bron: dov.vlaanderen.be)).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 72 van 221
Tabel 5-1
Geologische opbouw van het plangebied
Diepte
Formatie
Lithologie
Tussen 0 en 24,5 m-mv
fijn zand, donkerbruin aan oppervlak tot grof grijs zand
Quartaire afzetting
Tussen 24,5 en 88 m-mv
blauwe en bruine klei
Formatie van Kortrijk
Tussen 88 en 105 m-mv
landeniaan zand
Groep van Landen
Tussen 105 en 127,5 m-mv
kleisteenlagen
Groep van Landen
Tussen 127,5 en 154 m-mv
bleke grijze steen (tamelijk zacht en krijtlaagjes)
Krijt
Tussen 154 en 252 m-mv
porfier grijsgroen tot donkergroen
Primair
Er zijn voor dit plan geen ingrepen in de diepe ondergrond gepland. De ondergrens van de geologische opbouw die relevant is voor het MER is de klei van de Formatie van Kortrijk die fungeert als een ruim 60 m dikke afsluitende laag. Ter hoogte van het onderzoeksterrein komt deze kleilaag voor op een diepte van ca. 24,5 m. Hierop rust een zandpakket (Quartaire zanden). Volgens de Tertiair geologische kaart wordt ter hoogte van het voorgenomen plan het Lid van Moen (Heterogene siltige tot zandige afzetting) aangetroffen. Op korte afstand ten noorden van het voorgenomen plan is het Lid van Aalbeke (donkergrijze tot blauwe klei, glimmers - in vogelvlucht op 1600 m) en de Formatie van Tielt (grijsgroen zeer fijn zand tot silt, kleihoudend - in vogelvlucht op 2000 m) gelegen.
5.1.4.2 Bodemgesteldheid en –karakteristieken Het bedrijf is gelegen in de zandleemstreek. Het bedrijf is gevestigd in een traditioneel groententeeltgebied. De bodem is geschikt voor intensieve groententeelt en glastuinbouw. Ook de akkerbouw neemt een belangrijke ruimte in. Volgens de bodemkaart (2001) bevinden de gebouwen van het terrein zich voornamelijk op matig droge lichte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Pcc). Ook de geplande potentiële uitbreidingszones bevinden zich op hetzelfde bodemtype. Ter hoogte van het bosje ten oosten van het plangebied is de bodem nat zandleem (Lep). Op basis van de bodemkaart, meer bepaald de informatie m.b.t. de drainageklasse, kan een interpretatie gegeven worden van de mate van verdichtingsgevoeligheid van de bodem en kunnen verdichtingsgevoeligheidskaarten opgesteld worden. De verdichtingsgevoeligheidskaarten zijn gebaseerd op onderstaande ‘verdichtingsmatrix’, die steunt op de Belgische bodemclassificatie, die werd gehanteerd voor het samenstellen van de Bodemkaart van België. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit Pcc, en deels uit Pdp en Lep. Bijgevolg is de bodem weinig gevoelig (Pcc en Pdp) tot gevoelig (Lep) voor verdichting. De bodem grenzend aan het plangebied (Pdc) is ook weinig gevoelig voor verdichting. Op basis van de bodemkaart van België kan aan de hand van de profielontwikkelingsklasse een uitspraak gedaan worden omtrent de gevoeligheid voor profielvernietiging. De classificering van de gevoeligheid voor profielverstoring is gebaseerd op een van de eigenschappen van de bodemserie, namelijk horizontenopeenvolging (= profielontwikkeling). Het grootste deel van het plangebied 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 73 van 221
(profielontwikkeling c) is matig gevoelig voor profielvernietiging. De zones met profielontwikkeling p zijn niet gevoelig voor profielvernietiging. De gronden in het voorgenomen plan zijn aangeduid als weinig erosiegevoelig op de potentiële bodemerosiekaart 2014 (bron: DOV). In de omgeving zijn evenmin gronden gelegen die als (sterk) erosiegevoelig worden aangeduid. Er zijn ook geen erosiemaatregelen in het plangebied of omgeving (bron: DOV) Er zijn geen bodems aangeduid als waardevolle bodem in of in de nabije omgeving van het plangebied.
5.1.4.3 Bodemkwaliteit In kader van het project-MER werd een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de onderzoeksplichtige percelen, met name percelen 25D, 25C, 26D en 26E. In het onderzoek werden in de bodem enkele overschrijdingen van de streefwaarde vastgesteld en dit voor de parameters Cd, Cr3+, Pb, Zn, fenanthreen, fluorantheen, pyreen, benzo(a)anthraceen, chryseen, dibenzo(ah)antraceen en benzo(ghi)peryleen. Voor de parameters benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen en indeno(123-cd)pyreen wordt de richtwaarde overschreden. Voor de parameter benzo(a)pyreen wordt ter hoogte van één peilbuis de bodemsaneringsnorm overschreden. De hoge waarden van de PAK’s worden gelinkt aan het puin aanwezig op de site en niet rechtstreeks aan de bedrijfsactiviteiten. De verhoogde concentraties van PAK’s worden voornamelijk ter hoogte van de bakdampcondensor en de huidige opslagtank voor NaOH en MgCl 2 aangetroffen. In de huidige situatie geldt volgens het project-MER maximaal een beperkt negatief effect, en dit voor benzo(a)pyreen. Uit het oriënterend onderzoek blijkt echter dat deze vervuiling niet onmiddellijk gelinkt kan worden aan de bedrijfsactiviteiten, waardoor er van uitgegaan kan worden dat deze overschrijdingen ook aanwezig zouden zijn indien het bedrijf volledig volgens de huidig vergunde situatie uitgebaat werd. Voor verschillende andere stoffen geldt een verhoging ten opzichte van de achtergrondwaarde. Er is echter geen overschrijding van 80 % van de bodemsaneringsnorm, waardoor dit aanzien wordt als een verwaarloosbaar effect. Het bedrijfsterrein is volledig verhard. Alle bovenstaande activiteiten vinden plaats op een verharde ondergrond. De opslagtanks worden periodiek gecontroleerd en voldoen aan de wettelijke vereisten. Het risico naar bodemverontreiniging is dan ook zeer klein. Er wordt bijgevolg geen bijkomende verontreiniging verwacht bij verdere uitbating van de huidige situatie. Uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er geen duidelijke aanwijzing is dat de verhoogde concentraties een ernstige bodemverontreiniging vormen voor mens of milieu. Er wordt in het recente project-MER dan ook gesteld dat er een beperkt negatief effect is op de bodemkwaliteit in de huidige situatie.
5.1.5
Bodemgebruik De ruimte-inname voor de huidige bedrijfssite staat grotendeels beschreven onder §2.3.1. Het plangebied wordt verder ook ingenomen door landbouwgronden, voornamelijk akker. Een deel van de Waterstraat is binnen het plangebied gelegen. In het noordoosten overlapt het plangebied met een bebost perceel.
5.1.6
Geplande toestand Gezien de uitbreidingszones volgens de drie alternatieven vandaag in gebruik zijn als landbouwgrond (onverhard) en uit dezelfde bodemtypes bestaan, is er geen verschil in beoordeling tussen de alternatieven. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen reële en vergunde toestand, gezien volgens het projectMER zowel in de vergunde als de actuele situatie een beperkt negatief effect bestaat op bodemkwaliteit en er geen overige effecten op bodem zijn i.f.v. regularisatie.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 74 van 221
In vergelijking met de huidige planologische toestand (GRUP Historisch gegroeid bedrijf Agristo, 2007), wordt in de actuele situatie eigenlijk ongeveer 0,5 ha in agrarisch gebied ingenomen door de huidige bedrijfssite (buffer).
5.1.6.1 Direct ruimtebeslag Er wordt hiervoor verwezen naar de discipline Mens.
5.1.6.2 Bodemverstoring Bij de bespreking van de effecten wordt een onderscheid gemaakt tussen de uitbreidingszone en de bestaande bedrijfszone. In de bestaande bedrijfszone zijn vandaag reeds bedrijfsgebouwen gerealiseerd en is de bodem reeds verstoord. In de uitbreidingszone zullen in de toekomst, in tegenstelling tot de huidige agrarische functie, gebouwen en verhardingen i.f.v. bedrijvigheid gerealiseerd kunnen worden. T.h.v. het voorgenomen plan kan vergraving optreden (door bouw nieuwe bedrijfsgebouwen). Door vergraving kan het bodemprofiel verstoord worden. o
T.h.v. de bestaande bedrijfszone is het plangebied momenteel grotendeel verhard (± 2/3 e van de huidige bedrijfssite is bebouwd of verhard) en bovendien slechts matig gevoelig voor profielvernietiging. De effecten op profielontwikkeling worden daar als verwaarloosbaar ingeschat (score 0).
o
T.h.v. de uitbreidingszone is de bodem ook matig of niet gevoelig voor profielvernietiging, maar is het plangebied niet verhard (vnl. in gebruik als landbouwgrond). Het effect op de profielontwikkeling is groter doch niet aanzienlijk (score -1).
Tabel 5-2 toestand
Vergelijking naar effecten op profielvernieting voor de actuele vs. planologische Actuele toestand
Planologische toestand
Actuele oppervlakte bedrijfssite
± 5 ha
± 4,5 ha
Totale uitbreiding bedrijfssite
± 6 ha
± 6,5 ha
Uitbreiding op bodems, matig gevoelig voor profielvernietiging
± 5,5 ha
± 6 ha
Uitbreiding op bodems, niet gevoelig voor profielvernietiging
± 0,5 ha
± 0,5 ha
Met uitzondering van bodem t.h.v. het bosperceel in het oosten (± 0,46 ha), is de bodem t.h.v. het plangebied weinig gevoelig voor verdichting. Bij de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen is de kans op verdichting dan ook zeer beperkt (score 0/-1). Het bosperceel zal in de geplande toestand grotendeels deel uitmaken van de bufferzone, maar een beperkt deel van dit perceel wenst men op de lange termijn in te richten als zone voor verpakken. Hierbij is het risico op verdichting een aandachtspunt (score -1).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 75 van 221
Figuur 5-1
Verdichtingsgevoelige bodem (Lep)
Een groot deel van het plangebied bestaat vandaag uit open ruimte (voornamelijk akkers) die in de toekomst verhard en/of bebouwd zullen worden. De uitbreidingszone is nu voor 100 % onverhard (met uitzondering van de tussenliggende wegenis). In de toekomst zal ongeveer 17 % van de nieuw ingenomen ruimte (= landbouwgrond) bijkomend verhard worden, 71 % bijkomend bebouwd (zie Tabel 5-3). Het totale terrein zal uiteindelijk voor 88 % verhard of bebouwd zijn, ten opzichte van 32 % in de bestaande situatie van het plangebied (incl. landbouwgrond en wegenis). Indien de landbouwgrond en wegenis (1.580 m²) niet wordt meegerekend, dan is momenteel 67% van de bedrijfssite verhard of bebouwd. Tabel 5-3
Ruimte-inname bestaande en toekomstige toestand
bestaand lange termijn Bijkomend t.o.v. bestaand* m² % m² % m² % bebouwd 18846 17% 59912 55% 41066 71% verhard 16140 15% 25681 23% 9541 17% Onverhard - landbouwgrond 57717 53% 0 0% / / waterberging 1000 1% 2844 3% 1844 3% groen 15632 14% 20898 19% 5266 9% Totaal 109335 100% 109335 100% 57717 100% * Bijkomende oppervlakte is verlies aan landbouwgrond
De verharding t.g.v. de windmolens en vergistingsinstallatie is in bovenstaande tabel tevens ingenomen.
5.1.6.3 Wijziging bodemkwaliteit Uit het project-MER blijkt vandaag een beperkt negatief effect op de bodemkwaliteit op basis van de huidige situatie. Er wordt verwacht dat dit effect, ook bij uitbreiding als maximum beperkt negatief zal zijn bij het nemen van de nodige bodembeschermingsmaatregelen. Er wordt hierbij vanuit gegaan dat het bedrijf ook voor de uitgebreide activiteiten voldoet aan de periodieke verplichtingen inzake bodemonderzoek en controle van de opslagtanks. Er wordt van uitgegaan dat bij grotere werken waarbij het grondverzet meer dan 250 m³ bedraagt een onderzoek naar de kwaliteit van de uit te graven bodem zal uitgevoerd worden. In het bodembeheerrapport staan indien nodig maatregelen vermeld om de bodem te beschermen (bijvoorbeeld voor het tijdelijk stapelen van verontreinigde gronden) en welke strikt dienen te worden nageleefd. Theoretisch dient er dan ook te worden verondersteld dat het grondverzet geen invloed uitoefent op de bodemkwaliteit elders. Ook de eventuele aanvoer van grond dient gevrijwaard te zijn van verontreiniging. Volgens de geldende regelgeving dient de aangevoerde grond voorzien te zijn van een certificaat van een erkende bodembeheerorganisatie, waarin de herkomst, kwaliteit en gebruiksvormen vermeld staan.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 76 van 221
De potentiële vergistingsinstallatie zal voorzien zijn van een vloeistofdichte vloer, waardoor geen impact inzake bodemkwaliteit verwacht wordt.
5.1.7 Conclusies Volgende conclusies kunnen gesteld worden m.b.t. de eerder gestelde onderzoeksvragen:
Leiden het plan of bepaalde planonderdelen tot een wijziging in topografie, geomorfologie, bodemprofiel, bodemtextuur en –structuur, bodemkwaliteit met mogelijke significante impact naar andere disciplines (bijv. water, erfgoed, natuur)? o
Er kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van het RUP extra verharding en bebouwing met zich zal meebrengen. Echter, gezien de huidige situatie op het terrein en de beperkte mogelijke beïnvloeding zal de uitvoering van het GRUP grotendeels slechts verwaarloosbare tot beperkt negatieve effecten doch geen aanzienlijk negatieve effecten veroorzaken ten aanzien van de discipline bodem.
o
Het plangebied zal wel significant bijkomend verhard worden. Dit zal effecten hebben op de waterhuishouding (vermindering infiltratiemogelijkheden. Dit wordt verder opgenomen in de discipline water.
o
Het bosperceel ten oosten is gevoelig voor verdichting. Tevens heeft dit perceel een hoge biologische waarde en er wordt dan aanbevolen om dit perceel uit de verharde zone te houden en maximaal volledig te integreren in de bufferzone (zie §5.3)
o
Indien er vergraving zal plaatsvinden, zal deze zich beperken tot de voorkomende quartaire lagen. Grootschalige ondergrondse constructies worden immers niet voorzien.
Zijn er wijzigingen in het historisch en bestaand bodemgebruik? o
Hiervoor wordt verwezen naar de discipline landschap
Wat is de aard en omvang van eventuele bodem- (en grondwater-) verontreiniging t.h.v. de bestaande site? o
Er kan geconcludeerd worden dat er vandaag een beperkt negatief effect is en dat dit ook verwacht kan worden voor de geplande toestand.
Er zijn voor de discipline bodem geen wezenlijke verschillen qua impact voor de verschillende alternatieven. Een invulling waarbij er minder ruimte-inname is ten gevolge van een hogere of compacter bouwwijze zal geen significant verschil opleveren met voorgaande conclusie voor de discipline bodem, aangezien er geen aanzienlijke effecten worden vastgesteld.
5.1.8 Milderende maatregelen Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld in de discipline bodem, aangezien er geen aanzienlijke effecten worden vastgesteld.
5.1.9 Aanbevelingen om het plan milieuvriendelijker te maken. Er worden enkele aanbevelingen gedaan, die in overweging genomen kunnen worden bij opmaak van het GRUP, teneinde dit milieuvriendelijker te maken. o
het bosje in het noordoosten van het plangebied, kan maximaal opgenomen worden in bufferzone die voorzien zal worden in het plan.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 77 van 221
5.2
Water (grondwater en oppervlaktewater) Kaart 09: Vlaamse Hydrografische Atlas en grondwaterkwetsbaarheid Kaart 10: Overstromingsgevoeligheid
5.2.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline water bestaat uit minimaal het voorgenomen plan. Bijkomend zal het studiegebied worden opengetrokken buiten de begrenzing en dit afhankelijk van afvoer van afvalwater en hemelwater, beïnvloeding van waterlopen, grondwaterlagen (zeer lokaal, wellicht enkel binnen het voorgenomen plan en mogelijks enkele tientallen meters aan de randen) en de relatie tot het deelbekken.
5.2.2
Juridische en beleidsmatige context Binnen Vlaanderen worden in uitvoering van het Decreet Integraal Waterbeleid 11 rivierbekkens onderscheiden. Voor elk bekken werd een bekkenbeheerplan opgesteld, dat omvat: situatieanalyse, beschrijving van knelpunten en potenties, visievorming, acties en maatregelen, functiebestemming (overstromingszones, oeverzones, waterzuiveringszones). Vervolgens werd binnen elk bekken deelbekkenbeheerplannen opgemaakt voor de verschillende deelbekkens, waarin de acties en maatregelen uit het bekkenbeheerplan verder geconcretiseerd worden op deelbekkenniveau. Eén van de belangrijkste elementen uit het Decreet Integraal Waterbeleid (18/07/2003) is het uitvoeren van een ‘watertoets’. De watertoets houdt in dat voor elk plan, programma of vergunningsplichtig project dient te worden nagegaan of dit schadelijk effecten heeft op het watersysteem. Indien dit het geval is, dient te worden gezocht naar milderende of compenserende maatregelen. Eventueel kan op basis van een negatieve watertoets een plan, programma of project worden geweigerd of bijgestuurd. De relevante elementen voor de watertoets worden opgenomen in een aparte paragraaf in het MER. Vlarem II bepaalt in art. 4.2.1.3. en art. 6.2.1.2. dat het verboden is het hemelwater te lozen in de openbare riolering wanneer het technisch mogelijk of noodzakelijk is dit niet-verontreinigd hemelwater gescheiden van het afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Nieuwe rioleringsstelsels en uitbreidingen van bestaande stelsels moeten overeenkomstig deze bepalingen, indien technisch mogelijk, uitgevoerd worden als een (verbeterde) gescheiden riolering. Bestaande gemengde rioolstelsels kunnen niet altijd tot een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel omgebouwd worden, tenzij tegen een zeer hoge kostprijs. Wel moet men altijd maximaal de verharde oppervlakte afkoppelen. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening (van 5 juli 2013) inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater vormt een cruciaal kader voor het waterbeheer. De verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zo veel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 78 van 221
Het besluit is van toepassing op:
het bouwen, herbouwen of uitbreiden van overdekte constructies waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 m²;
het aanleggen, heraanleggen of uitbreiden van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 m²;
het aanleggen van een afwatering voor de constructie of verhardingen vermeld onder bovenstaande punten, waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde;
verkavelingaanvragen zoals vermeld in art. 4.2.15, §1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening waarbij voorzien wordt in de aanleg van nieuwe wegenis.
Vrijstelling:
delen van overdekte constructies waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem infiltreert;
delen van de verharding waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze naast of door de verharding op eigen terrein in de bodem infiltreert;
delen van de verharding waarvan het hemelwater dat erop valt door contact met de verharding zo vervuild wordt dat het overeenkomstig artikel 1.1.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne als afvalwater wordt beschouwd;
delen van de verharding die tot het openbaar wegdomein behoren op het ogenblik van de aanvraag of de uitvoering van de handelingen.
De verordening stelt volgende zaken verplicht wat betreft hemelwaterput, infiltratievoorziening en vertraagde afvoer: Hemelwaterput
Bij nieuwbouw of herbouw van eengezinswoningen is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten met een totale minimale inhoud van 5.000 liter verplicht.
Bij nieuwbouw of herbouw van gebouwen groter dan 100 m², andere dan eengezinswoningen, is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten verplicht. Het volume van de hemelwaterput bedraagt minimaal 50 liter per m² horizontale dakoppervlakte, afgerond naar het hogere duizendtal, met een maximale inhoud van 10.000 liter, tenzij gemotiveerd aangetoond kan worden dat een groter nuttig hergebruik mogelijk is of zal zijn.
Infiltratievoorziening
Vanaf daken van minstens 250 m², is een infiltratievoorziening nodig. In principe dient het niet herbruikt water te worden geïnfiltreerd als de terreincondities dit toelaten.
De infiltratieoppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 4 m² per 100 m² afwaterende oppervlakte. Het buffervolume van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 25 l per m² afwaterende oppervlakte.
Vertraagde afvoer
Indien het hemelwater van de verharde oppervlakte niet wordt geïnfiltreerd, dient volgens de geldende beleidsvisies het hemelwater van de verharde oppervlakte gebufferd te worden in combinatie met vertraagde afvoer.
Indien het goed gelegen is in een beschermingszone type I of II van een drinkwaterwingebied, bedraagt het buffervolume van de buffervoorziening minimaal 25 l
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 79 van 221
per m² afwaterende oppervlakte. Als de afwaterende oppervlakte groter is dan 2.500 m², wordt de buffervoorziening uitgerust met een vertraagde afvoer met een maximaal ledigingsdebiet van 20 l per seconde en per aangesloten hectare.
5.2.3
Methodologie
5.2.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie Voor de beschrijven van de referentiesituatie wordt gebruik gemaakt van de basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld (desktop informatie). De effecten worden beoordeeld op planMER niveau; er worden m.a.w. geen veldanalyses, detailinventarisaties en veldwerkzaamheden (op het vlak van grond/oppervlaktewaterstanden, -stroming, -kwaliteit, e.d.) uitgevoerd. Voor het onderzoek naar de grond- en oppervlaktewaterkwantiteit en -huishouding in het studiegebied wordt in het MER gebruik gemaakt van o.a.:
GIS-kaarten i.v.m. grondwaterkwetsbaarheid en grondwaterstromingsgevoeligheid.
Geologie in relatie tot grondwaterhuishouding, meer bepaald grondwaterstanden en mogelijk aanwezige watervoerende of afsluitende lagen: o.a. geologisch kaartmateriaal en sonderingen op Databank Ondergrond Vlaanderen (dov);
Watertoetskaarten – met name watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden;
(Deel)bekkenbeheerplan;
eventuele beschikbare boringen, sonderingsverslagen;
informatie over grondwaterstanden (o.b.v drainageklasse bodemkaart, eventuele beschikbare bodemonderzoeken, sonderingsverslagen…)
Infiltratiemogelijkheden: de infiltratiemogelijkheden van het hemelwater naar het grondwater toe worden beschreven, op basis enerzijds het optekenen van verharde zones waar infiltratie in principe wordt tegengehouden en anderzijds het in kaart brengen van de onverharde zones waar infiltratie wel mogelijk is: topografische kaart en orthofotoplan;
Waterzuiveringsbeleid en infrastructuur: zoneringsplan, informatie bij VMM en bij Aquafin.
5.2.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Te onderzoeken effectgroepen Het plan heeft, op hoofdlijnen, op volgende wijze een invloed op de toekomstige situatie:
Wijziging grondwatertafel: de realisatie van het plan impliceert een toename van het verharde oppervlak met een beperking van de voeding van de grondwatertafel door infiltratie als gevolg. De in het plan voorziene maatregelen om water te hergebruiken en/of infiltratie te bevorderen worden geëvalueerd cfr. de regelgeving. Er wordt m.a.w. geen grondwatermodellering voorzien maar het effect van wijziging van de grondwatertafel wordt via een expertenoordeel geëvalueerd.
Wijziging grondwaterkwaliteit: gerelateerd aan de effectgroep wijziging bodemkwaliteit uit de discipline bodem.
Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit: door de toename van het verharde oppervlak kan, rekening houdend met eventueel hergebruik en infiltratie, de hoeveelheid afstromend hemelwater toenemen en daardoor eventueel het risico op overstroming. De dimensionering van bufferbekkens wordt getoetst aan de geldende regelgeving.
Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit: de realisatie van het plan gaat mogelijk gepaard met lozing van extra industrieel en/of huishoudelijk afvalwater in ontvangende waterlopen, na waterzuivering.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 80 van 221
Te beantwoorden onderzoeksvragen
Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de hydrografische kenmerken van oppervlakteen grondwater, de hydrogeologische kenmerken van oppervlakte- en grondwater, de hoeveelheid en kwaliteit van neerslag-, afval- en leidingwater?
Welke mogelijkheden voor buffering en infiltratie zijn mogelijk en gewenst?
Toetsings- en beoordelingskader Decreet integraal waterbeheer, gewijzigd door decreet van 19/07/2013 BVR betreffende de watertoets 20/07/2006
Heeft tot doel een goede toestand van grond- en oppervlaktewater te bereiken, zowel op kwalitatief als kwantitatief vlak. De bepalingen zijn algemeen van toepassing. Als instrument dat de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen mede moet mogelijk maken, voorziet het decreet de watertoets of waterparagraaf. De wijze waarop deze watertoets dient uitgevoerd te worden is bepaald in het BVR van 20/07/2006 (BS 31/10/2006). In uitvoering van het decreet werd een Gewestelijke stedenbouwkundige verordening goedgekeurd die nadere regels vastlegt m.b.t. de opvang en (vertraagde) afvoer van hemelwater. Elementen ten behoeve van de watertoets worden bij de milieubeoordeling opgenomen. Bepalingen uit de verordening vormen mee de basis in de effectbeoordeling en het voorstellen van milderende maatregelen.
Functietoekenning oppervlaktewaterkwaliteit
Het immissiebesluit legt de kwaliteitsdoelstellingen voor alle oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net vast. In Vlarem II zijn de kwaliteitsnormen vastgelegd die met deze doelstelling overeenkomen.
Beoordelingskader ‘verstoring flora en fauna’
De ernst van de effecten wordt beoordeeld rekening houdende met onder meer volgende aspecten: kwetsbaarheid van de ontvangende oppervlaktewateren (ecologische functie en kwaliteitsdoelstelling)…
Beoordelingskader ‘verstoring mens’
De ernst van de effecten wordt beoordeeld rekening houdende met onder meer volgende aspecten: toegelaten grondwaterstandswijziging voor grondwaterwinningen, gewenste grondwaterstand vanuit landbouwkundig oogpunt, ligging van grondwaterbeschermingsgebieden, grondwaterkwetsbaarheidskaart voor vervuiling, realiseerbaarheid code van goede praktijk. De mogelijke effecten van risico’s op overstromingen worden beoordeeld. De mate waarin de menselijke functies die binnen de invloedszone gelegen zijn hinder zullen ondervinden, wordt door een expertenbeoordeling bepaald.
5.2.4
Bestaande toestand
5.2.4.1 Grondwater Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. Eerst wordt de hydrogeologische context van de 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 81 van 221
ondergrond in kaart gebracht op basis van de bestaande gegevens (opbouw en samenstelling ondergrond tot de voor het bedrijf relevante diepte - cfr. discipline bodem), aangeven van watervoerende en slecht doorlatende lagen, hydraulische geleidbaarheden, grondwaterstromingen, grondwaterkwetsbaarheid enz. De referentiesituatie voor grondwater bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. Hydrogeologie Hydrogeologisch kan het voorkomende quartair zandpakket als één dik watervoerend pakket worden beschouwd dat onderaan wordt afgesloten door de zeer slecht doorlatende klei van de Formatie van Kortrijk. De doorlatendheid van het zandpakket varieert met de diepte. Onderstaande tabel geeft de hydrogeologie ter hoogte van het plangebied schematisch weer. Tabel 5-4
Hydrogeologische opbouw van het plangebied
Diepte
Formatie
Watervoerend/Niet watervoerend
Doorlatendheid
Tussen 0 en 24,5 m-mv
Quartair
Watervoerend
Goed
Tussen 24,5 en 88 m-mv
Formatie van Kortrijk
Niet watervoerend
Zeer slecht
Grondwaterstand Er zijn geen gegevens bekend over de grondwaterstand ter hoogte van het voorgenomen plan. Volgens het oriënterend bodemonderzoek (Profex, 2015) bevindt de grondwatertafel zich op een diepte van 1 m-mv. Op de bodemkaart wordt aan de hand van de draineringsklassen per grondsoort weergegeven op welke diepte er gleyverschijnselen voorkomen. Deze diepte geeft onrechtstreeks aan tot welke hoogte het grondwater kan voorkomen. Er dient opgemerkt te worden dat er met deze grondwaterstand niet hetzelfde bedoeld wordt als de permanente grondwaterstand weergegeven door de reductiehorizont. Binnen het voorgenomen plangebied zijn volgende drainageklassen gelegen:
(Pcc) => c: matig droog, gley-verschijnselen (roest) tussen 60 en 90cm diepte
(Pdp) => d: matig nat, gley-verschijnselen (roest) tussen 40 en 60cm diepte
(Lep) => e: natte gronden, sterk gleyig met reductiehorizont, gleyverschijnselen (roest) tussen 30-50 cm diepte, reductiehorizont > 80 cm
Volgens de watertoetskaart infiltratiegevoelige gebieden ligt het huidige bedrijfsterrein volledig in infiltratiegevoelig gebied alsook de mogelijke zones voor uitbreiding. Grondwaterkwetsbaarheid Kaart 09: VHA en grondwaterkwetsbaarheid Het plangebied situeert zich in een gebied dat als matig/zeer kwetsbaar wordt beoordeeld (type Ca1/Cb), vanwege een zandige bodem zonder deklaag (dov.vlaanderen.be). Grondwaterwinningen Het bedrijf beschikt over 2 grondwatervergunningen (2 vergunde putten). De vergunningen hebben een einddatum van 19-12-2022. In praktijk wordt er echter geen grondwater meer aangewend op de site. De ondiepe grondwaterwinningsput , gelegen op een diepte van 25m, heeft een vergund dagdebiet van 72 m³ en een vergund jaardebiet van 10.000 m³. Deze winning werd echter nooit gerealiseerd. Deze vergunning is dus van rechtswege vervallen (werd niet uitgevoerd binnen 3 jaar na verlenen van vergunning).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 82 van 221
De diepe grondwaterwinning pompt water van op een diepte van 252 m uit het Sokkelsysteem (HCOV 1340). Deze winning is vergund voor het oppompen van 30.000 m³/jaar en 328 m³/dag. In het project-MER werd de invloedsstraal van deze grondwaterwinning berekend aan de hand van de Formule van Theis. De straal waar de grondwatertafel, t.g.v. de grondwaterwinning, met meer dan 50 cm zal dalen zijn betreft 89,7 m. Binnen deze straal zijn geen andere grondwaterwinningen gelegen. De vergunde situatie zorgt aldus niet voor een significant effect. In de actuele situatie wordt geen grondwater meer opgepompt. Bij deze situatie wordt dan ook geen impact verwacht.
Figuur 5-2 Grondwatervergunningen gelegen in het plangebied (rode punten, bron: dov.vlaanderen.be) Er zijn geen peilputten aanwezig op de site. Dit is ook niet verplicht gezien het vergunde debiet niet meer dan 30.000 m³/jaar bedraagt. Binnen een straal van 500 m rondom het plangebied bevinden zich volgende (bedrijfsvreemde) vergunde grondwaterwinningen: Tabel 5-5 dov)
Vergunde grondwaterwinningen binnen straat 500 m rondom plangebied (bron:
Situering t.o.v. plangebied
Diepte winning (m)
Aantal putten
Aquifercode
Vergund dagdebiet (m³/d)
Vergund jaardebiet (m³/j)
330 m ten NW
13
1
0100
1,37
500
170 m ten N-NW
20
1
0100
1
300
450 m ten NO
20
20
0100
19,11
6.978
450 m ten O-ZO
18
1
0100
7
1.600
420 m ten Z
19
1
0100
1,30
450
480 m ten Z
11
1
0100
40
2.000
Het voorgenomen plan is niet gelegen in een beschermingszone voor grondwaterwinning, noch bevindt er zich een beschermingszone voor grondwaterwinning in de ruime omgeving van het voorgenomen plan (dichtstbijzijnde op > 15 km). Het plangebied is ook niet gelegen in oppervlaktewaterwingebied. Grondwaterkwaliteit Op het bedrijf zijn er verschillende bodemonderzoeksplichtige activiteiten aanwezig (zie discipline bodem). Er werd een OBO uitgevoerd eind 2014. Bij een toetsing van de opgemeten parameters aan de streefwaarde, bodemsaneringsnorm (BSN), 80 % van BSN en 6 x BSN bleek dat voor nikkel ter hoogte van vier peilbuizen de streefwaarde overschreden wordt. Voor tolueen werd er ter hoogte van alle peilbuizen een overschrijding van de streefwaarde vastgesteld. In 5 peilbuizen werd de 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 83 van 221
streefwaarde voor xyleen overschreden en ter hoogte van één peilbuis de streefwaarde voor trichloormethaan. Voor arseen werd ter hoogte van 2 peilbuizen en overschrijding van 80 % van BSN waargenomen, deze overschrijding is terug te vinden t.h.v. de waterzuiveringsinstallatie en de sorteer- en opslagloods. De verhoogde waarden voor arseen zijn van natuurlijke aard, gelet op de aanwezigheid van alluviale afzetting (glauconiet). Deze wordt dan ook niet als een verontreiniging beschouwd (bron: OBO, 2014). Voor de parameters ammonium, chloride, nitraat, nitriet, kjedahl-N en sulfaat worden in de Vlarebowetgeving geen normen voorgesteld. Voor deze parameters wordt in het OBO getoetst aan de maximale toelaatbare concentratie (MTC) voor oppervlaktewater en grondwater en de richtlijn voor drinkwater voor de wereld gezondheidsorganisatie (WHO). Er worden geen overschrijdingen voor deze parameters waargenomen. Bij toetsing aan het beoordelingskader vermeld in het project-MER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’ (Eco-scan, 2015), geldt een verwaarloosbaar effect voor alle parameters. De verhoogde concentraties aan arseen worden beschouwd als natuurlijk van aard en worden dus niet als een verontreiniging aanzien. Voor de parameters nikkel, zink, tolueen, xyleen en trichloormethaan geldt eveneens een verwaarloosbaar effect, gezien de streefwaarde wordt overschreden, waarbij 80 % van BSN nog niet wordt overschreden. De verhoogde concentraties worden vooral waargenomen ter hoogte van de waterzuiveringsinstallatie, en ten noorden van de site. De verhoogde concentraties aan arseen worden aanzien als natuurlijk van aard en worden dus niet gecatalogeerd als een verontreiniging. Deze verhoogde waarden hebben geen invloed op de omliggende winningen. Grondwaterstroming De grondwaterstromingsgevoeligheid betreft de gevoeligheid van ondiepe grondwaters voor wijzigingen in stroming en peilen. Hoe fijner het bodemmateriaal, des te minder doorlatend en daardoor grondwaterstromingsgevoeliger. Volgens de watertoetskaart grondwaterstromingsgevoeligheid is het voorgenomen plangebied en directe omgeving gelegen in een zone die matig tot zeer gevoelig is voor verstoring. Het regenwater kan voor een deel van het voorgenomen plangebied goed in de bodem infiltreren. In zeer regenrijke periodes kan, gezien de nabijheid van 2 beken (Hazebeek ten noorden en Darmbeek ten oosten) op vrij korte afstand de infiltratie vertragen door een verhoogde grondwaterstand. Uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat, op basis van de topografie, de lokale grondwaterstroming in noordelijke richting gesitueerd is.
Figuur 5-3
Grondwaterstromingsgevoeligheid (bron: geopunt.be)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 84 van 221
Bodemgebruik i.f.v verhardingsgraad Het bodemgebruik wordt ingedeeld in verharde en niet-verharde bodemgebruiken. Het voorgenomen plangebied is momenteel voor ca. 68 % onverhard (14 % groen, 1 % waterberging (hemelwatervijvers) en 53 % landbouwgrond, zie Tabel 5-3). Het voorgenomen plangebied is inclusief de landbouwgrond en wegenis die momenteel (in werkelijkheid) niet behoren tot de bedrijfssite. Indien enkel de bedrijfssite (excl. uitbreidingsgronden) in beschouwing wordt genomen, is 33 % van de site onverhard (31 % groen en 2 % waterberging (hemelwatervijvers)).
5.2.4.2 Oppervlaktewater Water is een belangrijke hulpbron in het bedrijfsproces van Agristo NV en heeft een aantal functies:
transport van aardappelen en/of halffabricaten tussen de verschillende onderdelen van het productieproces
stoomvoorziening in het schilproces
spoelen van producten
reiniging
energiemedium voor koeltorens
Tijdens het verwerkingsproces komt er dan ook een beduidende hoeveelheid proceswater vrij dat dient gezuiverd te worden. Op de site is een waterzuiveringsinstallatie voorzien. Het gezuiverde water wordt vervolgens hergebruikt, waarbij de overmaat aan gezuiverd water wordt geloosd. De afvalwaterzuiveringsinstallatie gebruikt in grote mate de BBT-technieken en gaat op sommige vlakken zelfs verder. Voor een oplijsting ervan verwijzen we naar het project-MER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’ (Eco-scan bvba, 2015; PR2057). In grote lijnen bestaat de afvalwaterzuiveringinstallatie chronologisch uit vijf grote zuiveringsstappen, nl. de voorzuivering (d.m.v. parallelle plaat separator), de anaerobie (d.m.v. UASB-reactor – Upflow Anaerobic Sludge Blanket met DAF-unit (Dissolved Air Flotation)), de struvietreactor, de aerobe zuivering (met membraanbioreactor (MBR)) en een zandfilter als tertiaire zuivering. Voor meer detailinformatie over de toegepaste technieken van afvalwaterzuivering wordt verwezen naar het project-MER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’ (Eco-scan bvba, 2015). In de waterzuiveringsinstallatie wordt productiewater, spui van waswater en vervuild hemelwater behandeld/gezuiverd. De UASB-reactor zet 80-90 % van de organische vuilvracht om in biogas. Het gevormde biogas gaat via een tussentijdse gasbuffer naar de WKK. Het overschot aan slib wordt opgeslagen in een lagune, waar deze verder indikt. Het bovenstaande water wordt op regelmatige tijdstippen opnieuw in de MBR gepompt. Hydrografie Kaart 09: VHA en grondwaterkwetsbaarheid Het voorgenomen plan is gesitueerd binnen het Leiebekken en meer bepaald in het deelbekken Gaverbeek. Er zijn geen specifieke acties opgenomen die betrekking hebben op de omgeving van het voorgenomen plan. De Darmbeek, een geklasseerde waterloop van 2e categorie, bevindt zich juist ten oosten van het voorgenomen plan. De Darmbeek mondt uit in de Hazebeek (geklasseerd, 2e categorie), die gelegen is ten oosten van het plangebied. Het gezuiverde proces-/afvalwater van Agristo NV wordt, via een grachtenstelsel (over een afstand van ca. 150 m) geloosd op de Hazebeek (zie onderstaande figuur). De Hazebeek mondt enkele kilometers verder uit in de Leie (bevaarbare waterloop).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 85 van 221
Figuur 5-4
Afwatering lozing tot aan de Hazebeek (bron: project-MER Eco-scan, 2015)
Waterverbruik en waterbalans Qua waterverbruik wordt gebruik gemaakt van recupwater van de afvalwaterzuiveringsinstallatie en leidingwater. Aangezien een hoge kwaliteit van het eindproduct vereist is en om voedselveiligheidsredenen, dient het water voor bepaalde toepassingen te voldoen aan bepaalde minimale kwaliteitseisen. Dit heeft uiteraard z’n invloed op de waterhuishouding, gezien bv. voldoende verversing van proceswater noodzakelijk is om smaak- en geurafwijkingen te voorkomen. Waar mogelijk wordt recupwater gebruikt. Voor de processen met hogere kwalitatieve eisen wordt leidingwater gehanteerd. In onderstaande figuur wordt een overzicht van de waterstromen weergegeven. Voor een gedetailleerde beschrijving van de waterstromen wordt verwezen naar het project-MER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’ (Eco-scan bvba, 2015; PR2057).
Figuur 5-5
Schematisch overzicht waterstromen en debietsmeters
Het regenwater dat op potentieel vervuilde verharde oppervlakken valt, wordt afgeleid naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Regenwater dat op de daken terechtkomt, wordt afgevoerd naar een regenvijver. Deze is voorzien van een overloop naar de gracht die verbonden is met de Darmbeek. Voor de waterbalans verwijzen we naar het project-MER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’ (Eco-scan bvba, 2015).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 86 van 221
Het gemiddeld lozingsdebiet over de periode 17/12/2013 t.e.m. 02/11/2014 lag op 719 m³/dag met een piekwaarde tot 1.088 m³/dag en een 90%-percentiel van 925 m³/dag. In de navolgende impactberekeningen wordt een (realistisch) lozingsdebiet van 1.000 m³/dag genomen. Dit debiet zal ook worden aangevraagd in kader van de hervergunning/regularisatie van de huidige situatie. Oppervlaktewaterkwaliteit Agristo NV heeft een vergunning voor het lozen van bedrijfsafvalwater met een debiet van 35 m³/h, 400 m³/dag en 80.000 m³/jaar. Dit bedrijfsafvalwater wordt geloosd in de Hazebeek. Jaarlijks worden door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) metingen uitgevoerd ter bepaling van de kwaliteit van de waterlopen in het Vlaamse Gewest. Op de Hazebeek bevinden zich in de onmiddellijke omgeving volgende VMM-meetpunten:
VMM-meetpunt 646800, stroomopwaarts gelegen van Agristo NV, gesitueerd in Kwadestraat-aardeweg te Hulste op 10 m van de brug
VMM-meetpunt 646700, stroomafwaarts gelegen van Agristo NV, gesitueerd in de Vrijlegemstraat te Hulste
In de project-MER werden verschillende impactscenario’s berekend. Een eerste toetsing gebeurt versus de geldende kwaliteitsnormen (Tabel 5-6) en de aan te vragen normen (Tabel 5-7). Deze beoordeling wordt gehanteerd als basis voor de beoordeling van de milieueffecten. Een tweede toetsing gebeurt versus de huidige lozing (Tabel 5-8) t.o.v. de milieukwaliteitsdoelstellingen (Tabel 5-6) van de Hazebeek. Voor andere impactscenario’s (toetsing aangevraagde normen vs. huidige kwaliteit Hazebeek en statistische vergelijking reële huidige lozing stroomopwaarts en stroomafwaarts lozingspunt in Hazebeek) wordt verwezen naar de project-MER hervergunning en regularisatie van Agristo NV. Wordt afgetoetst ten opzichte van de kwaliteitsdoelstellingen, dan geldt er voor de aangevraagde normen bij de gemiddelde toestand voor alle onderzochte parameters een beoordeling van “-3 belangrijke bijdrage” met uitzondering voor nitraat (beperkte bijdrage). In de worst-case toestand geldt voor alle parameters een belangrijke bijdrage (-3). Bij aftoetsing van de huidige lozing t.o.v. de kwaliteitsdoelstellingen van de Hazebeek, geldt in de gemiddelde toestand een beperkte bijdrage voor nitraat (-1), een relevante bijdrage voor totale stikstof, ammonium en zwevende stoffen (-2) en een belangrijke bijdrage voor Kjeldahl-stikstof, fosfaat, fotale fosfor, CZV, BZV en chloriden (-3). In het worst-case scenario geldt voor alle parameters een belangrijke bijdrage (-3). Tabel 5-6 scan bvba)
Milieukwaliteitsdoelstellingen Hazebeek (Kleine Beek) (bron: project-MER Eco-
Parameter
Kleine Beek
Basis
BZV
6
90%
CZV
30
90%
ZS
50
90%
Cl
120
90%
SO4
90
Gemiddeld
P tot
0,14
Zomerhalfjaar
PO4-P
0,1
Gemiddeld
KjN
6
90%
NO3-N
10
90%
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 87 van 221
Parameter
Kleine Beek
Basis
N tot
4
Zomerhalfjaar
In onderstaande tabel worden de voorgestelde regularisatieaanvraag (van de project-MER) weergegeven.
normen
i.k.v.
hervergunning-
en
Tabel 5-7 Maximum concentraties impactbeoordeling – aangevraagde normen (bron: project-MER ‘hervergunning en regularisatie Agristo NV’, Eco-scan bvba, 2015) Parameter
Gemiddelde lozingsconcentratie (mg/L)
ZS
35
BZV
15
CZV
100
NH4-N
5
KjN
5
NO3-N
10
Nt
15
PO4-P
1
Pt
2
Cl-
2400
Naast de impact van de voorgestelde waarden (bovenstaande tabel) werd ook de impact berekend van de effectieve actuele gemiddelde lozingsconcentraties. Het gemiddelde werd genomen van de lozingswaarden over de periode 02/2012 tot 05/2014. Deze gemiddelde lozingsconcentraties zijn in onderstaande tabel weergegeven: Tabel 5-8 Gemiddelde lozingsconcentraties (periode 02/2012 – 05/2014; bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan bvba 2015) Parameter
Gemiddelde lozingsconcentratie (mg/L)
ZS
11,8
BZV5
4,1
CZV1
47,9
NH4+
2,0
KjN
4,3
NO2-
0,6
NO3-
1,7
N+N17
2,3
17
N + N = Nitraat (NO3-) + nitriet (NO2-)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 88 van 221
Parameter
Gemiddelde lozingsconcentratie (mg/L)
Nt
5,5
oPO4
1,3
Pt
2,4
Cl-
2079,1
Met betrekking tot bijkomende lozingsvoorwaarden loopt een maandelijkse opvolging om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden. Uit een overzicht van de metingen blijkt dat enkel voor de parameter Se (seleen) een aantal te hoge waarden zijn opgemeten (deze zijn echter beperkt in frequentie, 15% van de metingen). In de project-MER wordt voorgesteld om, moest dit aan de orde blijven, een eerste te ondernemen actie het bepalen van de fractie totaal en opgeloste Se moet zijn. Beschikbare metingen van gevaarlijke stoffen categorie zware metalen (Bijlage 2.3.1. Basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater) geven aan dat er enkel voor arseen een overschrijding is van de doelstelling stroomafwaarts voor opgelost arseen. Anderzijds geven de metingen 2013 en 2014 aan dat arseen steeds onder de detectielimiet zat. Uit de Prati-index blijkt dat er gedurende de meetperiode van 1999 tot 2012 een verbetering in waterkwaliteit optreedt in de Hazebeek, stroomopwaarts van het lozingspunt (van verontreinigd naar matig verontreinigd, meetpunt 646800). Wat betreft de BBI is er in de periode van 1999 tot 2006 tevens een verbetering waar te nemen (van uiterst slechte kwaliteit naar slechte kwaliteit). Stroomafwaarts van het lozingspunt zijn minder gegevens beschikbaar (1990 – 2006), maar is een zelfde trend waar te nemen. Overstromingsregime Kaart 10: overstromingsgevoeligheid Volgens de watertoetskaart is het plangebied vrijwel volledig in niet overstromingsgevoelig gebied gelegen. Enkel het elzenbosje in het noordoosten van het gebied ligt in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. De beekvallei van de Darmbeek en Hazebeek zijn eveneens aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Zonering Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) is het bedrijf gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Agristo NV beschikt over een afvalwaterzuiveringsinstallatie vooraleer het afvalwater op het oppervlaktewater wordt geloosd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 89 van 221
Figuur 5-6
5.2.5
Zoneringsplan VMM
Geplande toestand
5.2.5.1 Wijziging aspecten grondwater Zoals reeds aangegeven is het plangebied in de huidige situatie gedeeltelijk verhard (15% van voorgenomen plangebied verhard en 17% bebouwd – in totaal zijnde 34.986 m² van het totale plangebied; zie Tabel 5-3). In het voorgenomen plangebied wordt eveneens het landbouwgebied en wegenis inbegrepen, die momenteel geen deel uitmaken van de bedrijfssite. Indien enkel de bedrijfssite (excl. uitbreidingsgronden) (in totaal 50.038 m²) in beschouwing wordt genomen, dan is de site voor 38 % bebouwd en voor 32 % verhard. Door uitvoering van het voorgenomen plan is extra verharding mogelijk binnen het plangebied. Uit Tabel 5-3 blijkt dat de verharding en bebouwing kan toenemen tot 85.593 m², wat overeenkomt met 23 % verharding en 55 % bebouwing van het voorgenomen plangebied. Door de toename van verharde oppervlakken wordt de infiltratie van hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt, waardoor er een kans op verdroging bestaat, gezien er minder voeding van de grondwatertafel door infiltratie kan gebeuren. Met betrekking tot de mogelijke bouwwerken in het volledig plangebied geldt (ongeacht de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP) hieromtrent de vigerende stedenbouwkundige verordening:
het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, in werking sinds 1 januari 2014.
Gezien het plangebied gelegen is t.h.v. infiltratiegevoelig gebied zal de bijkomende verharding een belangrijke impact hebben op de grondwatervoeding. Anderzijds betekent dit ook dat er infiltratievoorzieningen kunnen aangelegd worden om deze impact te beperken. Minimaal dient hierbij rekening te worden gehouden met bovenvermeld besluit van de Vlaamse Regering. Voor een inschatting van het nodige buffervolume en oppervlakte van de infiltratievoorzieningen (o.b.v. de ingeschatte bijkomende verharding) wordt verwezen naar § 5.2.5.2. Aangezien er kan vanuit gegaan worden dat er voldaan wordt aan de geldende wetgeving en de opgelegde voorwaarden inzake infiltratie van de verharde / bebouwde oppervlakten, kan aangenomen worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn door uitvoering van het voorgenomen plan.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 90 van 221
Daarnaast wordt reeds in de bestaande toestand geen grondwater meer opgepompt. Ook in de toekomst zal geen grondwater meer gewonnen worden. Dit zal dan ook geen impact hebben op de grondwaterkwantiteit en op omliggende grondwaterwinningen. Ten opzichte van de huidige vergunningstoestand zal dit echter een verbetering opleveren, gezien Agristo NV vergund is voor het winnen van grondwater (cf. supra). Door bemaling die tijdens de toegelaten werken (bv. aanleg funderingen, eventuele ondergrondse constructies) kan plaatsvinden, kan er een tijdelijke wijziging van het grondwaterstromingspatroon ontstaan. Dit effect is echter slechts plaatselijk en beperkt. Wel dient er op gelet te worden dat mogelijke verontreinigingen in het plangebied niet aangezogen worden. Dit zijn echter aandachtspunten voor op projectniveau. Door het bedrijf worden geen grootschalige ondergrondse constructies voorzien, waardoor geen noemenswaardige wijziging van het grondwaterstromingspatroon wordt verwacht. Inzake grondwaterkwaliteit blijkt uit het project-MER vandaag een aanrijking voor de parameter arseen. Deze worden echter aanzien van natuurlijk van aard en worden niet gecatalogeerd als een verontreiniging. Voor de parameters nikkel, zink, tolueen, xyleen en trichloormethaan geldt in de huidige toestand een beperkt effect, gezien de streefwaarde wordt overschreden, waarbij 80 % van BSN nog niet wordt overschreden. Bij het nemen van de nodige bodembeschermingsmaatregelen en indien het bedrijf ook voor de uitgebreide activiteiten voldoet aan de periodieke verplichtingen inzake bodemonderzoek en controle van opslagtanks, wordt niet verwacht dat de uitbreiding zal zorgen voor bijkomende grondwaterverontreiniging. Het effect blijft beperkt negatief. Aangezien de verhoogde waarden geen invloed hebben op de omliggende winningen in de huidige situatie, zal dit ook niet het geval zijn in de toekomstige situatie. De vergistingsinstallatie zal voorzien worden op een vloeistofdichte vloer, waardoor het grondwater niet kan verontreinigd worden t.g.v. het vergistingsproces.
5.2.5.2 Wijziging aspecten oppervlaktewater Oppervlaktewaterkwantiteit Door uitvoering van het voorgenomen plan is bijkomende verharding mogelijk waardoor het hemelwater versneld kan afwateren naar de ontvangende waterloop. De bedrijfsuitbreidingen die het voorgenomen RUP mogelijk maakt, dienen steeds te beantwoorden aan het nieuwe hemelwaterbesluit, in voege sinds 1 januari 2014, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Verder zal dient Agristo NV art. 6.2.2.1.2 §4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater en doelstelling 6°a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’, dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en het bekkenbeheerplan te volgen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. Er moet in eerste instantie voorzien worden in maximaal hergebruik en vervolgens in maximale infiltratie. Het is belangrijk om het water zoveel mogelijk ter plaatse te houden, om wateroverlast stroomafwaarts te vermijden. Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Op de bedrijfsite van Agristo NV wordt het hemelwater afkomstig van de bedrijfsgebouwen opgevangen in een achtergelegen reservoir voor opvang van hemelwater. Het regenwater dat op potentieel vervuilde verharde oppervlakten valt, wordt afgeleid naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie, voor zuivering en gedeeltelijk hergebruik in het productieproces. Regenwater dat op de daken terechtkomt, wordt afgevoerd naar een regenvijver. Deze is voorzien van een overloop naar de gracht die verbonden is met de Darmbeek.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 91 van 221
In de toekomst zal de bebouwde oppervlakte ca. 59.912 m² bedragen. De verharde oppervlakte zal ca. 25.681 m² bedragen. De gewestelijke verordening impliceert de realisatie van een open bufferend vermogen met een infiltratieoppervlakte van 3.423 m² en een volume van 2.139 m³ voor de volledige verharding en dakoppervlakte in de toekomstige toestand. De huidige (ingebruikzijnde) waterbuffer heeft een oppervlakte van 1.000 m². Deze zal uitgebreid dienen te worden om te voldoen aan de voorwaarden inzake buffering en infiltratie. Er is, volgens de aanvraag van het planologisch attest, in het voorgenomen plangebied voldoende ruimte om dergelijke buffer te realiseren, er kan aldus voldoende buffering voorzien worden bij uitvoering van het plan. Volgens de gewestelijke verordening kan echter van deze afmetingen afgeweken worden om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik en omwille van terreinkenmerken. In de eerdere aanvraag van het planologisch attest staat vermeld dat de nodige capaciteit zal worden voorzien voor opvang en buffering van hemelwater. Deze kan dienen als:
bluswatervoorraad,
hemelwaterput voor hergebruik in o.a. sanitaire toepassingen
buffer voor opvang van neerslag bij piekbuien
systeem met infiltratie en/of vertraagde lozing.
waarbij deze zone kan aangesloten worden op de bufferstroken, die op hun beurt palen aan het bekenlandschap langs de Darmbeek. Momenteel wordt een klein aandeel hemelwater hergebruikt. Naar de toekomst toe zal er meer hemelwater aangewend worden, wat als beperkt positief kan aanzien worden. Agristo NV zal namelijk hemelwater gebruiken voor de verdampingscondensors, wat nu reeds wordt toegepast in het vestiging in Nazareth. Het hemelwater wordt hierbij continu verbruikt. Regenwater dat terechtkomt op potentieel vervuilde verharde oppervlakken, wordt afgeleid naar de afvalwaterzuiveringinstallatie. Bij uitbreiding zal aldus meer hemelwater naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie geleid worden. Op projectniveau dient nagegaan te worden of de waterzuiveringsinstallatie deze bijkomende capaciteit aankan. Indien dit niet haalbaar is, dient de waterzuiveringsinstallatie uitgebreid te worden. In het RUP dient voldoende ruimte voorzien te worden om een uitbreiding van de waterzuiveringsinstallatie mogelijk te maken. Inzake overstromingsgevoeligheid wordt de beekvallei van de Hazebeek en Darmbeek aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. Het bedrijf loost bovendien gezuiverd afvalwater op de Hazebeek. Bij uitbreiding zal meer (gezuiverd) afvalwater op de Hazebeek geloosd worden, wat een verhoging van het debiet in de waterlopen met zich mee kan brengen. Indien er wordt uitgegaan van dezelfde zuiveringsrendementen en een extrapolatie van de huidige waterzuiveringsinstallatie, kan verwacht worden dat het lozingsdebiet ca. 2.200 m³/dag zal bedragen. Het huidige debiet van de Hazebeek bedraagt gemiddeld ca. 4.500 m³/dag (zie project-MER), waardoor het debiet met ongeveer 50 % zou toenemen ten opzichte van het gemiddelde debiet van de Hazebeek. Aangezien de Hazebeek wordt aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig, wordt de toename van het debiet van de (gezuiverde) afvalwaterlozing als significant matig tot sterk negatief beoordeeld (cfr. Richtlijnenboek Oppervlaktewater). Op projectniveau is verder onderzoek vereist. Een mogelijkheid om dit op te vangen is, om via een leiding, te lozen op de Leie. De Leie is een grote rivier die dit debiet zeker nog kan ontvangen zonder dat er zich problemen inzake overstromingen zullen voordoen. Momenteel is een studie lopende inzake de realisatie van een leiding naar de Leie, om de haalbaarheid van deze optie na te gaan, waarbij concreet overleg dient te gebeuren met WenZ (beheerder van de Leie) en VMM. Een principeakkoord voor deze leiding is reeds overeengekomen,. Voor de toetsing van de lozing op de waterkwaliteit van de Leie wordt verwezen naar onderstaande paragraaf ‘waterkwaliteit’. Verder is te aan raden om voldoende ruimtelijke opties open te houden om wateroverlast te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan een wachtbekken om tijdelijk afvalwater te bufferen (evt. ondergrondse buffer), het opsplitsen van de afvalwaterstromen, voorzieningen voor een hogere inzet van recuperatiewater in kader van een slibbehandelingsinstallatie, … 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 92 van 221
Ook het elzenbosje in het noordoosten van het gebied is mogelijk overstromingsgevoelig. Ter hoogte van deze zone dient zo weinig mogelijk bebouwing en verharding voorzien te worden. Bij voorkeur wordt dit elzenbosje integraal opgenomen in de groenbuffer, zodanig dat hier geen verharding voorzien wordt en wateroverlast voorkomen wordt. De (eventuele) vergistingsinstallatie kan tevens afvalwater (percolaatwater, verontreinigd hemelwater, …) produceren. Dit afvalwater zal gezuiverd worden via de waterzuiveringsinstallatie. Waterkwaliteit Inzake de structuurkwaliteit worden de waterlopen niet aangetast, waardoor hierop geen effecten verwacht worden. De huidige waterzuiveringsinstallatie is niet voldoende groot om de bijkomende capaciteit te kunnen verwerken, waardoor de waterzuiveringsinstallatie uitgebreid zal worden. In het aangevraagde planologisch attest wordt een zone voor uitbreiding van de waterzuiveringsinstallatie voorzien. De voorschriften in het GRUP dienen dit eveneens mogelijk te maken. In het plan-MER wordt er verondersteld dat eenzelfde zuiveringsrendement zal gehaald worden. Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat de huidige lozingsnormen dezelfde blijven. Deze aannames leveren eenzelfde concentratie als in de huidige situatie op, gezien verwacht wordt dat zowel de vuilvrachten als het lozingsdebiet sterk zullen verhoging (x 2 – 2,5). Indien getoetst wordt aan het significantiekader blijft het effect op de waterkwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater (sterk) negatief (- 3). De lozing blijft aldus een belangrijke bijdrage tot de kwaliteitsdoelstellingen en immissiekwaliteit van de Hazebeek hebben. Zoals reeds vermeld, zal de tweede productielijn een hogere hoeveelheid afvalwater dan in de bestaande situatie met zich meebrengen. Dit zal leiden tot meer afvalwater dat dient gezuiverd te worden in de waterzuiveringsinstallatie en tot hogere lozingsdebieten. Een bijkomend debiet zal in de praktijk zorgen voor een grotere verdunning van het oppervlaktewater in de Hazebeek. Dit zal aldus stroomafwaarts voor een verbetering van de waterkwaliteit voor enkele parameters van de Hazebeek zorgen. Bij de beoordeling van het aspect oppervlaktewaterkwantiteit werd aangegeven dat verwacht wordt dat het bijkomende lozingsdebiet voor overstromingsproblemen zou kunnen zorgen. De optie om te lozen op een grotere waterloop, in dit geval de Leie, werd hierbij voorgesteld, gezien deze de bijkomende lozingsdebieten aankan. Hierbij dient eveneens nagegaan worden wat de impact van de lozing van het (gezuiverde) afvalwater van Agristo NV op de waterkwaliteit van de Leie zal zijn. Voor de huidige waterkwaliteit in de Leie wordt gebruik gemaakt van 2 VMM-meetpunten die zowel stroomop- als –afwaarts van het potentiële lozingspunt (t.h.v. kruising Leie met N36) zouden gelegen zijn, nl.: -
VMM-meetpunt 579000: gelegen in de Vlasstraat t.h.v. de Brug naar Kuurne in Kortrijk. Dit VMM-meetpunt is stroomopwaarts het lozingspunt gesitueerd
-
VMM-meetpunt 578500: gelegen t.h.v. Beveren-Leie, m.n. Beveren Trakel in Waregem. Dit VMM-meetpunt is stroomafwaarts het lozingspunt gesitueerd.
Het VMM-meetpunt TR 577000,3, t.h.v. de Afspanningsstraat te Harelbeke levert geen recente metingen voor de relevante parameters op. Een situering van bovenvermelde VMM-meetpunten en mogelijk lozingspunt van (gezuiverd) afvalwater op de Leie is terug te vinden in onderstaande figuur.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 93 van 221
578500
TR577000,3
57900 0 Figuur 5-7
Situering VMM-meetpunten op Leie en potentieel lozingspunt op Leie (blauw)
Gezien verondersteld wordt dat de lozingsconcentraties dezelfde zullen zijn zoals in de bestaande toestand (zowel vuilvrachten als lozingsdebiet worden verdubbeld (x 2 – 2,5)) kan nagegaan worden of er mogelijke problemen inzake waterkwaliteit bij lozing in de Leie zouden kunnen zijn. Verhoogde waarden voor chloriden zijn in het afvalwater aanwezig. De huidige waterkwaliteit inzake chloriden, samen met de kwaliteitsdoelstelling, in de Leie wordt in onderstaande tabel weergegeven. De Leie betreft een grote rivier. Tabel 5-9
Gemiddelde concentratie chloriden en kwaliteitsdoelstelling in Leie
VMM-meetpunt
Gemiddelde concentratie (mg/l)
90-percentiel concentratie (mg/l)
Kwaliteitsdoelstelling (mg/l)
579000 (dd. 2010)
94,85
111
200 (90-percentiel)
578500 (dd. 2013)
87,4
106,6
200 (90-percentiel)
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de kwaliteitsdoelstellingen voor chloriden in de Leie gehaald worden, waarbij de kwaliteit inzake chloriden zelfs als zeer goed kan bestempeld worden. Bijkomende lozing van het (gezuiverde) afvalwater zal aldus inzake chloriden niet voor enige problemen zorgen, gezien er nog voldoende marge is. De probleemparameters in de Leie betreffen stikstof totaal, fosfor totaal en orthofosfaat, waarvoor alle parameters overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstellingen vertonen. Op projectniveau dient nagegaan te worden wat de impact van de lozing van het (gezuiverde) afvalwater van Agristo NV op deze parameters zal zijn. Het is moeilijk om op planniveau hierover uitspraken te doen, gezien er te veel aannames dienen gemaakt te worden. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 94 van 221
Gezien het afvalwater afkomstig van de vergistingsinstallatie zal gezuiverd worden via de waterzuiveringinstallatie, kan hierdoor geen bijkomende impact verwacht worden.
5.2.6
Conclusies Er zijn geen onderscheidende effecten tussen de verschillende inrichtingsalternatieven te verwachten. Volgende conclusies kunnen gesteld worden m.b.t. de eerder gestelde onderzoeksvragen en gelden voor alle inrichtingsalternatieven: Er kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van het plan extra verharding en bebouwing met zich kan meebrengen. Dit leidt tot een wijziging in waterhuishouding en infiltratie van hemelwater. Inzake grondwaterkwaliteit- en kwantiteit worden, bij het respecteren van de geldende regelgeving (o.m. ‘gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater’) geen significante effecten verwacht. Inzake oppervlaktewaterkwantiteit kan de uitbreiding van Agristo NV zorgen voor hoger debiet in de Hazebeek, gezien Agristo NV hun gezuiverd afvalwater loost in de Hazebeek. Er wordt hierbij een toename van 50 % van het debiet van de Hazebeek verwacht. Gezien de Hazebeek wordt aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig, wordt verwacht dat de bijkomende lozing voor een significante matig tot sterk negatieve impact zal zorgen met potentiële wateroverlast tot gevolg. Andere pistes inzake lozing van het (gezuiverde) afvalwater dienen overwogen te worden. Hierbij wordt voorgesteld om, via een leiding, te lozen op een grotere waterloop, nl. de Leie, die het lozingsdebiet van Agristo NV wel aankan. De zone t.h.v. het elzenbosje is mogelijk overstromingsgevoelig. Hierbij is het aan te raden dat zo weinig mogelijk bebouwing en verharding in deze zone voorzien wordt. Bij voorkeur wordt deze zone opgenomen in de groenbuffer, teneinde de onverharde zone te vrijwaren. De lozing van het (gezuiverd) afvalwater zal, net zoals in de bestaande toestand, leiden tot een sterk negatief effect (- 3). Een uitbreiding van de afvalwaterzuiveringsinstallatie dringt zich op, teneinde de impact van lozing op de Hazebeek te verminderen. Op projectniveau dient nagegaan te worden wat de impact van het lozen op de Leie zal zijn. Inzake chloriden worden geen problemen verwacht. Er dienen gedetailleerde berekeningen uitgevoerd te worden inzake de ‘probleemparameters’ stikstof totaal, fosfor totaal en orthofosfaat bij lozing in de Leie, gezien de kwaliteitsnormen nu reeds overschreden worden.
5.2.7
Milderende maatregelen De voorschriften dienen volgende zaken toe te laten:
5.2.8
-
voldoende ruimte inzake buffering van hemelwater
-
voldoende ruimte voor uitbreiding waterzuiveringsinstallatie
-
de aanvrager moet aantonen bij de vergunningsaanvraag dat de lozing van gezuiverd afvalwater niet leidt tot wateroverlast vanuit de ontvangende waterloop en dat de impact op de waterkwaliteit van de ontvangende waterloop beperkt blijft (mogelijkheid dient opengelaten te worden om afvalwater via een leiding op de Leie te lozen, via aanvaardbaar lozingsdebiet op Hazebeek lozen, om een wachtbekken te voorzien om tijdelijk afvalwater te bufferen, de afvalwaterstromen te kunnen splitsen, voorzieningen voor een hogere inzet van recuperatiewater in kader van een slibbehandelingsinstallatie, …)
Suggesties om het voorgenomen plan milieuvriendelijker te maken Er wordt aanbevolen om het elzenbos(je) op te nemen in de groenbuffer, teneinde geen verharding en bebouwing te kunnen voorzien in zone die mogelijk overstromingsgevoelig is, waardoor wateroverlast voorkomen wordt.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 95 van 221
Op projectniveau dient erop toegezien te worden dat waterzuiveringsinstallatie het huidige zuiveringsrendement aankan.
de
uitbreiding
van
de
Op projectniveau dient verder onderzocht te worden wat de impact van de lozing van het (gezuiverde) afvalwater op de waterkwaliteit van de Leie zal betekenen, indien de piste van een persleiding naar de Leie gevolgd wordt. Hierbij dient contact opgenomen te worden met WenZ en VMM.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 96 van 221
5.3
Fauna en flora
5.3.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline fauna en flora valt samen met het algemeen studiegebied: het voorgenomen plan zelf en een zone van ca. 200 m daarrond. Een verruiming van het studiegebied is mogelijk in functie van mogelijke ecologische relaties of barrières van het voorgenomen plan met andere gebieden, rustverstoring (valt binnen de 200 m), wijzigingen in oppervlaktewaterkwaliteit en –kwantiteit.
5.3.2
Juridische en beleidsmatige context De algemene principes zoals de zorgplicht (natuurbehoudsdecreet art.14) zijn van belang, evenals de principes m.b.t. de bescherming van habitats en kleine landschapselementen (o.a. bescherming van historisch permanent grasland en van moerassen). Tevens is het soortendecreet van toepassing, de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten dient onderzocht te worden. Verder moet er indien relevant rekening gehouden worden met de aanwezigheid van speciale beschermingszones (habitat- of vogelrichtlijngebieden), VEN-gebieden en/of natuur- of bosreservaten (niet relevant binnen deze plan-MER). Sinds 1 september 2009 is het Besluit van de Vlaamse Regering m.b.t. soortenbescherming en soortenbeheer (het Soortenbesluit) van kracht. Het is een allesomvattend besluit geworden dat de bescherming van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, ongewervelde dieren, planten, korstmossen en zwammen regelt. Het besluit inzake wijziging van vegetaties en kleine landschapselementen verwijst naar art. 9 van het Natuurbehoudsdecreet. Er wordt een onderverdeling gemaakt in een meldingsplicht, vergunningsplicht en verbod voor het wijzigen van vegetaties en kleine landschapselementen. De verbodsbepalingen slaan hier op het wijzigen van types van kleine landschapselementen die niet onmiddellijk worden aangetroffen of dus relevant zijn voor dit voorgenomen plan.
5.3.3
Methodologie
5.3.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie Voor de beschrijving van de huidige situatie zal beroep gedaan worden op bestaande gegevens (o.a. BWK, versie 2014). Bestaande inventarisatiegegevens worden gebruikt voor zover deze vrij / publiek ter beschikking zijn. De bestaande toestand op het vlak van rustverstoring en het voorkomen van barrières tussen natuurelementen wordt besproken. Er worden, waar relevant, interdisciplinaire links gelegd tussen de beschrijving van de hydrologie, hydrografie, bodem, geluid en landschap. Verder zal ook nagegaan worden in hoeverre de te herbestemmen zones actueel of potentieel een functie (kunnen) vervullen in het ecologisch netwerk (verbindingsgebied).
5.3.3.2 Methodiek effectvoorspelling en -beoordeling Te onderzoeken effectgroepen Binnen de effectgroep direct ruimtebeslag worden besproken:
De impact op de vegetatie: op basis van een GIS-analyse zal het direct ruimtebeslag kwantitatief bepaald en besproken worden voor wat betreft de vegetatie o
op basis van de biologische waarderingskaart (BWK): oppervlakte aan (zeer) waardevolle en minder waardevolle vegetaties, oppervlakte per BWK-code, oppervlakte van verboden te wijzigen vegetaties en bosvegetaties (die een boscompensatie zullen vereisen);
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 97 van 221
o
op basis van de Habitatkaart versie 5.2: oppervlakte aan Europees beschermde habitats en Regionaal Belangrijke Biotopen.
Binnen de effectgroep netwerkeffecten worden besproken:
Barrièrewerking: de effecten die ontstaan doordat het plan een barrière opwerpt.
Versnippering: de effecten die ontstaan als de constructies gepland in het plangebied ecologische verbindingen doorsnijden.
Binnen de effectgroep verstoring worden besproken:
Verstoring door impact op waterhuishouding: de ecohydrologische effecten van de nieuwe terreinverhardingen steunen op de effecten gerapporteerd in de discipline water. Bepalend bij de effectbeoordeling zijn de eventuele nabijheid van waardevolle natte natuurfuncties, de eventuele kwetsbaarheid voor verdroging van ecotopen (met bijzondere aandacht voor de Europese habitattypes) volgens kwetsbaarheidskaart voor verdroging…
Verstoring door oppervlaktewaterverontreiniging: effecten op fauna en flora door aanwezigheid van eventuele oppervlaktewaterverontreiniging door lozing van afvalwater in oppervlaktewater; zowel naar aquatische organismen als naar flora toe.
Verstoring door geluidshinder: effecten op fauna door afname van voortplantingssucces, afname van oppervlakte geschikt leefgebied (vrij van verstoring) en negatieve energiebalans. Focus zal op avifauna liggen.
Verstoring door lichthinder: zowel de verlichting van de gebouwen als de verlichting van voertuigen (bewegende lichtbron!) kunnen negatieve effecten veroorzaken voor de fauna in de omgeving, vooral vleermuizen en (in mindere mate) avifauna zijn kwetsbare soortengroepen voor lichthinder.
Verstoring door verzuring/vermesting: de beoordeling van de effecten op vegetaties ten gevolge van de bijdrage aan de verzurende/vermestende depositie gebeurt, indien er vanuit de discipline ‘lucht’ een significante wijziging wordt verwacht, op een semi-kwantitatieve manier, met name op basis van een inschatting van de verwachte depositie en een vergelijking met de kritische lasten voor verzuring/vermesting voor de aanwezige relevante Europese habitattypes.
Te beantwoorden onderzoeksvragen
Leidt het plan tot een aanzienlijke aantasting van of wijziging van specifieke flora en fauna?
Worden ecosystemen aanzienlijk gewijzigd?
Zal de natuurlijke omgeving van het plangebied verstoord worden door indirecte effecten van geluidshinder, lichthinder, impact op waterhuishouding, verzuring/vermesting?
Is het wenselijk bestaande groenelementen in de bufferstrook rondom het plangebied te integreren?
Leidt het plan tot versnippering of barrièrewerking?
Leidt het voornemen tot het mogelijks voorzien van windenergieproductie tot verstoring van specifieke fauna ?
Toetsings- en beoordelingskader Decreet betreffende het natuurbehoud (natuurbehoudsdecreet)
In kader van de effectbeoordeling wordt nagegaan in welke mate natuurelementen in het plangebied of onmiddellijke omgeving worden vernietigd of ernstig beschadigd met het oog op noodzakelijke maatregelen om deze beschadiging of vernietiging te voorkomen, beperken of herstellen. Dit slaat in de eerste plaats op regionaal belangrijke natuurwaarden, VEN/IVON gebieden, Habitaten Vogelrichtlijngebieden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 98 van 221
Vegetatiewijzigingsbesluit
Een aantal vegetatiewijzigingen zijn ofwel verboden, natuurvergunnings- of meldingsplichtig. Er wordt nagegaan welke vegetaties in het plangebied mogelijks verdwijnen en in hoeverre de modaliteiten van het besluit van toepassing zijn.
Besluiten inzake soortbescherming
Er wordt beschreven of eventueel flora en fauna die onder het soortbeschermingsregime vallen binnen het plangebied aanwezig zijn. Er zal worden nagegaan in hoeverre eventueel aanwezige beschermde soorten worden verstoord.
Bosdecreet
Er wordt beschreven welke bosvegetaties verdwijnen bij realisatie van het plan. Van de bostypering en de oppervlakte kan de noodzakelijke compensatie in uitvoering van art. 90bis van het Bosdecreet worden afgeleid.
Beoordelingskader direct ruimtebeslag
De beoordeling van de effecten voor ecotopen betreft een complexe afweging. Er wordt rekening gehouden met volgende factoren:
De absolute verliezen (in ha) van de ecotopen;
De kwetsbaarheid en herstelbaarheid van de ecotopen;
De zeldzaamheid van de ecotopen (regionaal belangrijke ecotopen, biologische waardering, Europees habitattype, enz.);
De ontwikkelingsgraad van de ecotopen die door het project bedreigd zouden worden;
De mate waarin zones zouden verdwijnen die vanuit de abiotische potenties het potentieel voorkomen van zeldzame ecotopen zou hypothekeren, o.a. zones met potenties voor de ontwikkeling van Europese habitattypes of met potenties als (deel)leefgebieden voor vleermuizen.
Beoordelingskader netwerkeffecten
De beoordeling van de netwerkeffecten is een expertenoordeel gebaseerd op de beschrijving van de globale ecologische structuur en de rol van het plangebied hierin
Beoordelingskader geluidsverstoring
De beoordeling van de geluidseffecten gebeurt door de geplande situatie te vergelijken met de referentiesituatie. Enkel op deze manier wordt het effect bekomen ten gevolge van het plan. Bij de beschrijving en beoordeling van de effecten op fauna, wordt vooral de totale oppervlakte (potentieel geschikt) leefgebied voor avifauna dat wordt verstoord beoordeeld (gebied gelegen binnen de 45 dB(A) en 50 dB(A) contour. Daarbij houden we rekening met de kwetsbaarheid van de impactzone (volgens de kwetsbaarheidskaart voor rustverstoring) en, voor zover bekend, het voorkomen van kwetsbare soorten (en habitats) voor rustverstoring.
Beoordeling verstoring door verzuring en vermesting
De beoordeling van de effecten ten gevolge van de bijdrage aan de verzurende/vermestende depositie gebeurt (indien relevant) op een semi-kwantitatieve manier, op basis van:
Verzurende/vermestende depositie ter hoogte van het
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 99 van 221
plangebied in de referentiesituatie vergelijken met de geplande situatie;
5.3.4
Kwetsbaarheid van de aanwezige Europese habitats op basis van de kwetsbaarheidskaart voor verzuring/vermesting;
Kritische lasten voor verzuring/vermesting voor de Europese habitattypes.
Bestaande toestand Kaart 11: Natura2000 gebieden, VEN-gebieden Kaart 12: Biologische waarderingskaart
5.3.4.1 Algemene beschrijving van het plangebied en de omgeving Het voorgenomen plan is gelegen in agrarisch gebied, in een versnipperd open ruimte gebied tussen twee gewestwegen en palend aan de woonkernen van Hulste en Bavikhove en uitlopers van Kuurne. Het omliggend landbouwgebied wordt gekenmerkt door een verspreide bebouwing van enerzijds woningen en anderzijds (para-)agrarische of zonevreemde bedrijven. Er zijn nauwelijks KLE’s of kleine bosjes aanwezig tussen de percelen. Op de oostelijke grens en overlappend met het plangebied komt een biologisch waardevol bosperceel voor.
5.3.4.2 Biologische waarderingskaart habitatkaart en faunistisch belangrijke gebieden Het voorgenomen plangebied bestaat grotendeels uit biologisch minder waardevol gebied. Een bosperceel in de oostelijke hoek van het voorgenomen plangebied is aangeduid als zeer waardevol (z). Het betreft hier nitrofiel alluviaal elzenbos (vn). Ditzelfde perceel is op de habitatkaart ook aangeduid als habitattype 91E0 ‘Bossen op alluviale grond met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)’. Dit type wordt aangeduid als ‘prioritair te beschermen habitat’. De waterpartij die in het voorgenomen plangebied en deels in de uitbreidingszone ligt, is aangeduid als biologisch waardevol (w). Het betreft een recente, eutrofe plas (aer) en een bomenrij (kb). Deze zone is gelegen aan de rand van het bedrijfsterrein dat vandaag in gebruik is als waterbuffer. Dit is aldus geen natuurlijke vijver. Gezien de staat van de oevers (steil en kunstmatig), het voorkomen van verharde oppervlakte rond een deel van de vijver, de ondiepe vijver, maar toch de aanwezigheid van KLE’s in de buurt van de vijver, zijn de potenties voor amfibieën eerder beperkt. Er zijn geen gebieden in de omgeving aangeduid als gebied met belangrijke faunistische waarde (dichtstbijzijnde op ± 4 km van het plangebied).
5.3.4.3 Speciale beschermingszones en VEN-gebieden Er is geen habitatrichtlijngebied (SBZ-H) noch vogelrichtlijngebied (SBZ-V) aanwezig in de ruime omgeving van het voorgenomen plan. Het meest nabijgelegen gebied ligt op ca. 11 km afstand. Het voorgenomen plan maakt geen deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Het dichtstbijzijnde VEN-gebied is op een afstand van ongeveer 2 km ten oosten van het voorgenomen plan gelegen (GEN-gebied ‘West-Vlaamse Leievallei’, nr.126). Gezien de aard van de activiteiten die zal toegelaten worden door uitvoering van het voorgenomen plan worden geen significante effecten verwacht op deze beschermde gebieden. De opmaak van een passende beoordeling en verscherpte natuurtoets wordt bijgevolg ook niet nodig geacht.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 100 van 221
5.3.4.4 Natuurreservaten Er bevinden zich geen erkende natuurreservaten in de wijde omgeving van het voorgenomen plan. Het meest nabijgelegen gebied ligt op ca. 9,5 km. Er zijn ook geen bosreservaten aanwezig in de omgeving van het plan.
5.3.4.5 Verstoringsgevoeligheid van het plangebied Het plangebied is grotendeels gelegen in gebied dat kwetsbaar is voor verdroging. Centraal in het plangebied bevindt zich een zone die kwetsbaar is voor verdroging. In het noorden van het plangebied situeert zich een kwetsbare zone voor verdroging met zeer kwetsbare elementen. In het oosten van het plangebied grenst een zone die zeer kwetsbaar is voor verdroging.
Figuur 5-8
Kwetsbaarheidskaart verdroging
Naar geluidsverstoring toe wordt het plangebied in het westelijk deel aangeduid als kwetsbaar voor geluidsverstoring en in het oostelijk deel als zeer kwetsbaar.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 101 van 221
Figuur 5-9
5.3.5
Kwetsbaarheidskaart geluidsverstoring
Geplande toestand Gezien de reële toestand, de vergunde toestand en de planologische situatie geen verschillen inhouden m.b.t. biologische waarde / waarde voor fauna en flora (noordoostelijke buffer is niet gelegen conform het RUP), wordt in de bespreking van de effecten hierin geen onderscheid gemaakt en wordt een vergelijking gemaakt met de reële toestand. Waar het relevant is (met name direct ruimtebeslag) wordt een onderscheid gemaakt in effecten tussen de alternatieven.
5.3.5.1 Direct ruimtebeslag Hierna volgt een overzicht van de voorkomende vegetatietypes en gerelateerde waardering in het voorgenomen plangebied. De oppervlakten in onderstaande tabellen geven een idee van de vegetatie die maximaal hypothetisch binnen het voorgenomen plan zou kunnen worden ingenomen. In realiteit zal deze oppervlakte met al dan niet noemenswaardige vegetatie uiteraard niet volledig verdwijnen. Een gedeelte zal bijvoorbeeld in buffer/groenzone komen te liggen of wordt niet aangesneden. Er wordt voor het plangebied weergeven wat de biotoopverdeling is volgens de bestaande toestand op basis van de biologische waarderingskaart. Voor de drie alternatieven geldt dat een biologisch zeer waardevolle zone (elzenbosje) en biologisch waardevolle zone (recente eutrofe plas = regenvijver) binnen de plancontour vallen. Wat betreft de eutrofe vijver dient opgemerkt te worden dat de oppervlakte ervan beperkter is dan aangegeven is op de BWK. Dit geldt ook in beperktere mate voor het alluviaal elzenbosje in het oosten.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 102 van 221
Tabel 5-10 Biotoopverdeling binnen het voorgenomen plan en de alternatieven, berekend op basis van de biologische waarderingskaart (in groen worden waardevolle en zeer waardevolle oppervlaktes weergegeven) Alternatief 1 eenheid
omschrijving
Waardering
Opp. In plangebied (m²)
aer
Eutroof water
Waardevol
2625
bl
Akker
Minder waardevol
41641
hp
Soortenarm permanent cultuurgrasland
Minder waardevol
27218
hx
Zeer soortenarm, vaak tijdelijk grasland
Minder waardevol
1597
ur
Bebouwing
Minder waardevol
33444
vn
Nitrofiel alluviaal elzenbos
Zeer waardevol
1853
Tevens habitat Alternatief 2 eenheid
omschrijving
Waardering
Opp. In plangebied (m²)
aer
Eutroof water
Waardevol
2625
bl
Akker
Minder waardevol
42105
hp
Soortenarm permanent cultuurgrasland
Minder waardevol
28002
hx
Zeer soortenarm, vaak tijdelijk grasland
Minder waardevol
1597
ur
Bebouwing
Minder waardevol
34438
vn
Nitrofiel alluviaal elzenbos
Zeer waardevol
1853
Tevens habitat Alternatief 3 eenheid
omschrijving
Waardering
Opp. In plangebied (m²)
aer
Eutroof water
Waardevol
2625
bl
Akker
Minder waardevol
44934
hp
Soortenarm permanent cultuurgrasland
Minder waardevol
16152
hx
Zeer soortenarm, vaak tijdelijk grasland
Minder waardevol
10679
ur
Bebouwing
Minder waardevol
33420
vn
Nitrofiel alluviaal elzenbos
Zeer waardevol
1789
Tevens habitat
Het elzenbosje op de oostelijke grens valt grotendeels, maar niet voor 100 % binnen de bufferzone, volgens het voorgenomen plan en de alternatieven. Bij voorkeur wordt dit perceel volledig in de bufferzone voorzien of uit de plancontour gehouden. Dit perceel komt ook naar boven als kwetsbaar binnen de disciplines water en bodem. Er wordt aanbevolen dat het deel van het Elzenbosje dat niet in de bufferzone zou komen en zou verwijderd worden, gecompenseerd dient te worden door in de bufferzone gelijkaardige omstandigheden (bodem en water) en gelijkaardige beplanting te voorzien, zodat uiteindelijk dezelfde oppervlakte van dezelfde habitat (91E0) wordt bekomen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 103 van 221
De biologisch waardevolle recente eutrofe waterplas (buffervijver) met bijhorende opgaande vegetatie zal verdwijnen. Dit wordt aanzien als een matig negatief effect. Er wordt in het westen van het voorgenomen plangebied een zone voorzien voor de nieuwe (grotere) waterberging, waardoor het matig negatieve effect kan genuanceerd worden tot een beperkt negatief effect. Hierbij is het aanbevolen om de waterberging gelijkaardig (biologisch waardevol potentieel) als de huidige regenvijver in te richten, waardoor er (gezien de grotere oppervlakte van de toekomstige vijver ten opzichte van de huidige vijver) zelfs beperkt positieve effecten kunnen zijn. De inrichting van de waterberging dient verder op projectniveau bestudeerd te worden. Ten gevolge van het voorgenomen plan ontstaat een groene bufferzone die een oppervlakte inneemt van ongeveer 2 ha. Dit betekent een toename van ongeveer 0,5 ha ten opzichte van de bestaande situatie (volgens de gegevens van de aanvraag van het planologisch attest, 2011). Om een mogelijke meerwaarde te bieden voor fauna en flora in de omgeving, wordt voor de aanplant van deze bufferzone bij voorkeur gekozen voor autochtone streekeigen soorten.
5.3.5.2 Netwerkeffecten Het voorgenomen plan vormt, gezien de beperkte biologische waarden in de omgeving van het voorgenomen plan, nauwelijks een barrière in het landschap voor migrerende fauna en flora. De uitvoering van het voorgenomen plan zorgt dan ook niet voor significante barrière-effecten. Dit geldt voor alle beschouwde planalternatieven. Daarnaast geldt ook dat de nieuw aan te leggen bufferstroken wellicht niet voor een (nieuwe) migratieroute zullen zorgen, gezien ze niet in verbinding staan met andere waardevolle geleidende elementen in de omgeving. Wel grenst de buffer in het westen aan een weiland, aangeduid als ‘complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen’ (eenheid hp) en een eutroof water, aangeduid als ‘zeer waardevol’ (eenheid ae).
5.3.5.3 Verstoring Verstoring fauna algemeen Er kan vanuit gegaan worden dat enkel de meest algemene diersoorten momenteel voorkomen in en in de omgeving van het plangebied en het plangebied en zijn omgeving niet als een (belangrijke) migratieroute gebruikt wordt. Een bijkomende inname van enkele biologisch minder waardevolle percelen en (een deel van) de opgaande vegetatie binnen het plangebied zal bijgevolg geen aanzienlijke invloed hebben op het migratie-, foerageer- en/of broedgebied van de voorkomende soorten. Dit geldt voor alle beschouwde planalternatieven. Het verdwijnen van de eutrofe poel kan een verminderd leefgebied betekenen voor amfibieën, indien de poel door amfibieën wordt gebruikt. Gezien de beperkte potenties van de vijver op het voorkomen van amfibieën, kunnen mogelijke effecten op amfibieën ook als beperkt (tot verwaarloosbaar) beoordeeld worden. Er wordt niet verwacht dat het alluviale bosje in het oosten momenteel een volwaardig leefgebied vormt voor belangrijke of zeldzame soorten, omwille van de beperkte omvang ervan en de geïsoleerde ligging ten opzichte van andere bospercelen. Het bosje zal eerder gebruikt worden als stapsteen in het landschap. Het deel van het bosje dat binnen het plangebied valt zal grotendeels opgenomen worden binnen de bufferzone. Verder zal een nieuwe bufferzone van 20 m breed aangelegd worden op de oostelijke en noordelijke grens van het plangebied. Hieruit kan besloten worden dat de stapsteenfunctie na uitvoering van het voorgenomen plan kan blijven bestaan. Aangezien er kan van uitgegaan worden dat de relevante luchtcomponenten (geur, NH 3, CH4, …) die veroorzaakt worden door de vergistingsinstallatie in het biogas terecht komen, die als brandstof dient voor de WKK en/of verbrander, kan er van uitgegaan worden dat deze geen impact zullen hebben op fauna en flora, gezien deze componenten in de WKK en/of verbrander worden verbrand.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 104 van 221
Verstoring door impact op waterhuishouding Er worden geen grootschalige ondergrondse constructies voorzien binnen het plangebied. Ten gevolge van het plan worden dan ook geen significante effecten verwacht t.o.v. de bestaande toestand. Tijdelijke verdroging kan zich eventueel voordoen bij een bemaling in de aanlegfase. In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn verdrogingsgevoelige vegetaties aanwezig, waardoor tijdelijk een effect op de fauna en flora kan ontstaan. Door maatregelen tijdens de aanlegfase (bv. retourbemaling) kan dit effect echter worden vermeden. In en in de omgeving van alternatief 3 wordt een beperkte bijkomende oppervlakte kwetsbaar gebied voor verdroging opgenomen in het plangebied ten opzichte van de andere alternatieven, waardoor vanuit de effectgroep verdroging een lichte voorkeur bestaat voor alternatief 1 en 2. Echter, indien voldoende maatregelen genomen worden tijdens de aanlegfase bij alternatief 3, kunnen alle alternatieven als gelijkwaardig beschouwd worden. Het oppompen van aanvullend water tijdens de exploitatiefase zal verminderen in hoeveelheid t.a.v. de huidige vergunde situatie (zie § 5.2.4.1) waardoor een beperkt positief effect ontstaat inzake verdroging. Ten opzichte van de bestaande situatie wijzigt niets inzake verdroging, gezien nu reeds geen grondwater meer wordt opgepompt. Verstoring door verontreiniging oppervlaktewater Wordt de discipline water in beschouwing genomen, dan blijkt dat vooral voor sulfaat en chloriden een significante verhoging in concentratie geldt door de lozing van afvalwater in de Hazebeek. Zowel chloriden als sulfaten zijn essentieel voor de plantengroei. Een verhoging aan sulfaten en chloriden heeft namelijk een invloed op het zoutgehalte van het oppervlaktewater, wat kan leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op aquatische organismen. Daarnaast kan een sterke wijziging van de geleidbaarheid leiden tot problemen of zelfs tot sterfte van waterorganismen (Callebout et al., 2007). Dit wordt aanzien als een matig negatief effect. Verder dient opgemerkt te worden dat door de grootte van het debiet en de verdunning die dit met zich meebrengt voor het oppervlaktewater van de Hazebeek, een verlaging in concentratie van Kjeldahl-N en NH4-N zal optreden. Hierdoor kunnen de effecten inzake verstoring door oppervlaktewaterverontreiniging globaal voor deze parameters (Kjeldahl-N en NH4-N) als verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld worden. Verstoring door geluid Hoge geluidsbelasting kan effecten hebben op dieren. Onderzoek hiernaar is vooral in Nederland gedaan naar broedvogels (Reijnen, 1995). Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen bos- en weidevogels en werd er gekeken naar het voorkomen van broedvogels (niet naar het broedresultaat). De belangrijkste conclusies daarbij zijn dat het voorkomen van broedparen bij het merendeel van de vogelsoorten een correlatie vertoont met de geluidsbelasting, waarbij weidevogels vanaf ca. 45 dB(A) en bosvogels vanaf ca. 42 dB(A) minder vaak voorkomen dan bij lagere geluidsbelastingen (Nijland & Dassen, 2002). Het plangebied, en de omgeving ervan, wordt op de ecosysteemkwetsbaarheidskaarten als kwetsbaar tot zeer kwetsbaar voor geluidsverstoring aangeduid. Uit de geluidsmodelleringen blijkt dat aan de rand van de contour van het plangebied, zowel in de huidige als toekomstige situatie er geluidsniveaus 50-55 dB(A) zijn. In de nabije omgeving worden geluidsniveaus van 45-50 dB(A) waargenomen. Verder van het plangebied daalt, logischerwijs, het geluidsniveau stelselmatig. Ten opzichte van de bestaande situatie, is de contour 45-50 en 50-55 dB(A) in de toekomstige situatie in kleine mate meer uitgestrekt. Gezien de beperkte wijzigingen qua geluidsniveaus naar de toekomst toe en gezien het beperkte belang van het plangebied en zijn omgeving als broedgebied, wordt verwacht dat de realisatie van het planvoornemen geen significante geluidshinder, t.o.v. de bestaande situatie, zal veroorzaken voor de voorkomende fauna. Dit mede door de plaatsing van de (nieuwe) gebouwen. Momenteel is er reeds rustverstoring aanwezig. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 105 van 221
In en in de omgeving van alternatief 3 wordt een grotere kwetsbare zone ingenomen ten opzichte van de overige alternatieven, waardoor een lichte voorkeur bestaat voor alternatief 1 en 2. Verstoring door lichthinder Op de site zijn enkel de noodzakelijke lichtpunten voorzien om veilig te kunnen werken. Verder zijn er geen andere stralingsbronnen aanwezig. Bij de uitbreiding zullen er meer lichtpunten vereist zijn. Door het voorzien van een dicht groenscherm, zal de hinder naar de omgeving toe beperkt blijven. Momenteel is eveneens reeds lichthinder te verwachten ter hoogte van de zuidwestelijke rand van het plangebied, afkomstig van de N36. Daarom wordt door uitvoering van het voorgenomen plan volgens alternatief 1 en 2 slechts verwaarloosbare lichthinder verwacht voor de voorkomende fauna. Bij uitvoering van het voorgenomen plan volgens alternatief 3 wordt een uitbreiding voorzien naar het noordoostelijk meer open gebied. Om negatieve effecten door dit alternatief zoveel mogelijk te beperken, wordt voorgesteld om het gebruik van lichtbronnen zo veel als mogelijk te beperken, de lichtbronnen neerwaarts te richten en te doven tijdens de nachtperiode, indien mogelijk. Verstoring door eventuele windturbine Sinds 2011 is de ‘risicoatlas vogels-windturbines’ beschikbaar. Hierin wordt Vlaanderen ingedeeld in gebieden met risicoklassen 0 tot 3. De risicoatlas toont aan waar bepaalde gebieden een risico vormen voor vogels bij het plaatsen van windturbines. Er dient opgemerkt dat geen risicoklasse van de risicoatlas automatisch uitsluiting geeft voor de inplanting voor windturbines. De risicoatlas geeft louter weer waar en waarom bepaalde gebieden een risico vormen voor vogels bij het plaatsen van windturbines en geeft aan waarmee rekening dient te worden gehouden als er windturbines worden gepland. Op basis van gedetailleerd onderzoek en na toepassing van milderende maatregelen kunnen er alsnog (beperkt) windturbines geplaatst worden in bepaalde (rand)zones binnen de risicoklassen. De eventueel geplande windturbine is gelegen binnen risicoklasse 1 – mogelijk risico. De risicoklasse in de omgeving van de geplande windturbine werd bepaald omwille van de ligging binnen een 1-km bufferzone rond seizoenstrek en binnen een 5-km bufferzone rond slaapplaatsen In de (ruime) omgeving van het projectgebied komen de volgende gebieden voor:
De broedplaats en pleistergebied ‘De Gavers te Harelbeke’, op 4,2 km ten zuidoosten
Het pleistergebied ‘Kortrijk – Ooigem Leie’, op 2,3 km ten oosten-zuidoosten
het pleistergebied ‘Ooigem Sas’, op 4,7 km ten noodoosten
De dichtstbijzijnde vogeltrek bevindt zich op ca. 1 km ten zuidoosten, nl. een seizoenstrek van meer dan 100.000 vogels per jaar. Deze seizoenstrek is noordwesten – zuidoosten gericht. Hieruit blijkt dat de voornaamste pleister- en broedgebieden zich ten zuiden van de Leie en zuidoosten van het plangebied (en de eventuele geplande turbine) bevinden. De seizoenstrek vindt in hoofdzaak plaats ten zuidoosten, vnl. ter hoogte van de Leie. De impact van de mogelijke windturbine ten aanzien van vogels wordt dan ook minimaal ingeschat. Ten opzichte van de dominante vogeltrek in de omgeving van de mogelijk geplande turbine (met name noordwest-zuidoost gerichte trek), vormt de geplande turbine geen extra barrière. Specifieke veldwaarnemingen van vleermuizen ter hoogte van de geplande windturbine ontbreken. Een inschatting inzake het mogelijk voorkomen van vleermuissoorten kan gebeuren op basis van de landschapsecologische kenmerken van de omgeving van de geplande windturbine. Gezien de voorkomende biotoop, met name een vrij open agrarisch cultuurlandschap, wordt slechts een beperkte vleermuisactiviteit verwacht. Ten oosten van de geplande windturbine (op ca. 145 m) is een (elzen)bosje gelegen. In het plangebied bevindt zich daarnaast een bomenrij. Deze bomenrij staat niet in verbinding met andere bomenrijen of boscomplexen, waardoor het minder waarschijnlijk is dat deze gebruikt wordt als vliegroute voor vleermuizen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 106 van 221
Op basis van de landschapsecologische kenmerken kan verondersteld worden dat er wellicht geen zeldzame soorten zullen voorkomen er hoogte van het plangebied welke gebruik maken van landschapsecologische elementen tijdens hun verplaatsingen. Echter, het voorkomen van de meer algemene vleermuissoorten in de omgeving van het plangebied kan niet uitgesloten worden. M.b.t. vleermuizen kunnen we stellen dat er alvast geen habitat ingenomen wordt door de geplande turbine, noch dat er risico is op inname of verstoring van koloniebomen. Tevens is er op korte afstand (straal van ca 150 m rond de turbines) geen volwaardig geschikt biotoop aanwezig voor vleermuizen. De mogelijks geplande turbine behoudt namelijk een ruime afstand tot boszones of belangrijke houtkanten/holle wegen. De impact zal, gelet op de open omgeving en de vrij grote afstand t.o.v. interessante opgaande structuren (minimaal 150 m) of bossen dan ook zeer beperkt zijn. Verzurende en vermestende depositie Uit de modelleringen van NOx blijkt dat de bijdrage van de verzurende en vermestende depositie tot de kritische lasten (respectievelijk 2.712 Zeq/ha/j en 26 kg N/ha/j) ter hoogte van het habitattype 91E0 (t.h.v. elzenbos(je)), gelegen ten O naast het bedrijf, respectievelijk maximaal resp. 4,4 % en 6,2 % zullen bedragen. Er geldt bijgevolg een verwaarloosbaar effect inzake verzuring en een matig negatief effect voor vermesting voor de toekomstige toestand. Echter, gezien verwacht wordt dat dit elzenbosje, omwille van de beperkte omvang ervan en de geïsoleerde ligging ten opzichte van andere bospercelen niet als volwaardig leefgebied dient voor belangrijke en zeldzame soorten dient, worden de mogelijke verzurende effecten als beperkt negatief beoordeeld. Algemene opmerking: Vanuit de discipline fauna en flora (en discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie) volgt dat een groenbuffer met een breedte van 20 m (incl. voetweg en brandweerweg) voor voldoende buffering zal zorgen. Uit de discipline geluid en trillingen (cf. infra) volgt dat een buffer met een breedte van 25 m dient voorzien te worden bij de realisatie van een volledige gronddam indien de voorgestelde maatregelen aan de bron niet voor de vereiste sanering zorgen. Indien een halve gronddam met keermuur wordt voorzien, volstaat een bufferbreedte van 20 m.
5.3.6
Conclusies Hieronder worden de antwoorden op vooropgestelde onderzoeksvragen samengevat en worden waar nodig milderende maatregelen voorgesteld:
Leidt het plan tot een aanzienlijke aantasting van of wijziging van specifieke flora en fauna? o
Het innemen van de niet-bebouwde percelen zal een beperkt negatief effect hebben wat betreft biotoopverlies. Inzake versnippering, barrièrewerking, verstoring en verdroging en de impact op fauna worden slechts verwaarloosbare tot matig negatieve effecten verwacht. Het plangebied is immers gelegen in landbouwgebied waarbij biologisch en ecologisch waardevolle elementen ook nu reeds grotendeels ontbreken.
Wel dient op een aantal vlakken rekening te worden gehouden met biologische waarden die wel aanwezig zijn. Het is aanbevolen om het bestaande biologisch zeer waardevolle elzenbos(je) in de bufferstrook rondom het plangebied te integreren en niet te verharden of te bebouwen.
Worden ecosystemen aanzienlijk gewijzigd? o
Nee
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 107 van 221
Zal de natuurlijke omgeving van het plangebied verstoord worden door indirecte effecten van geluidshinder, lichthinder, impact op waterhuishouding, verzuring/vermesting? o
Is het wenselijk bestaande groenelementen in de bufferstrook rondom het plangebied te integreren? o
Het is wenselijk om het biologisch zeer waardevolle elzenbos(je) integraal op te nemen in de groenbuffer, teneinde het behoud ervan te kunnen garanderen.
Leidt het plan tot versnippering of barrièrewerking? o
Enkel het lozen van het (gezuiverd) afvalwater in de Hazebeek kan zorgen voor een impact op de aquatische fauna en flora (matig negatief effect). Het bijkomend lozingsdebiet zal daarentegen zorgen voor een verdunning van Kjeldahl-N en NH4-N, waardoor het globaal effect voor deze parameters als verwaarloosbaar tot beperkt negatief wordt beoordeeld. Overigens worden geen (andere) aanzienlijke indirecte effecten verwacht.
Nee
Leidt het voornemen tot het mogelijks voorzien van windenergieproductie tot verstoring van specifieke fauna? o
Op basis van de huidige gekende info wordt een beperkte impact verwacht van de inplaning van een eventuele windturbine. Hierbij dient echter vermeld te worden dat sterk afhankelijk is van het type om hierover een verdere uitspraak te doen.
5.3.7 Milderende maatregelen Er worden geen specifieke milderende maatregelen voorgesteld vanuit de discipline Fauna en Flora.
5.3.8 Suggesties om het plan milieuvriendelijker te maken Er worden enkele suggesties gedaan om de biologische waarden binnen het plangebied verder te verhogen:
In de voorschriften opnemen dat er bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van autochtone, streekeigen en inheemse soorten voor de aanplant van de groenbuffers.
Voorzien van een voldoende brede bufferzone. De breedte zoals voorzien volgens de eerdere aanvraag planologisch attest (20 m) is voldoende.
Retourbemaling tijdens aanlegfase indien bemaling genoodzaakt is (projectniveau)
behoud van elzenbos(je) door integraal op te nemen in de groenbuffer. Indien het niet mogelijk omwille van de ruimtebehoefte van het bedrijf om dit geheel te integreren, dient te worden nagegaan of een gedeeltelijke integratie mogelijk is, met hierbij een compensatie hiervan, onmiddellijk aansluitend aan de bestaande boszone, maar buiten de bedrijfsuitbreiding. Er wordt aanbevolen dat het deel van het Elzenbosje dat niet in de bufferzone zou komen en zou verwijderd worden, gecompenseerd dient te worden door in de bufferzone gelijkaardige omstandigheden (bodem en water) en gelijkaardige beplanting te voorzien, zodat uiteindelijk dezelfde oppervlakte van dezelfde habitat (91E0) wordt bekomen.
Er wordt aanbevolen om, gezien de potentie van de buffervijver voor amfibieën, in de waterbuffering amfibievriendelijke poelen te voorzien (poelen met zwakke taluds en het voorzien van KLE’s (bv. knotwilgen) in de buurt van de poelen. Bij uitvoering van het voorgenomen plan volgens alternatief 3 dient het gebruik van lichtbronnen zo veel als mogelijk te beperkt te worden en dienen de lichtbronnen neerwaarts gericht te zijn en gedoofd te worden tijdens de nachtperiode, indien mogelijk.
De aanvrager moet aantonen bij de vergunningsaanvraag dat de lozing van gezuiverd afvalwater niet leidt tot wateroverlast vanuit de ontvangende waterloop en dat de impact op de waterkwaliteit van de ontvangende waterloop beperkt blijft
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 108 van 221
5.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied omvat minimaal het voorgenomen plan. De gebieden waar landschappelijke structuren, elementen en componenten gewijzigd worden, maken deel uit van het studiegebied, evenals de gebieden waar er invloed is op de landschappelijke en/of archeologische erfgoedwaarde. De omvang van het studiegebied kan verruimd worden in functie van de visuele impact van de geplande ontwikkelingen.
5.4.2
Juridische en beleidsmatige context Van belang zijn het Landschapsdecreet en het decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten. Gezien door uitvoering van het RUP vergraving mogelijk wordt, zijn ook het decreet op het archeologisch patrimonium en de Europese Conventie van Malta relevant. Vanaf 1 januari 2015 geldt het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet dat bovenstaande decreten bundelt in één nieuwe regelgeving.
5.4.3
Methodologie
5.4.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich in eerste instantie op volgende bronnen:
Landschapsatlas, met aanduiding/afbakening van traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones, lijn- en puntrelicten;
Historische kaarten, i.f.v. de beschrijving van de cultuurhistorische ontwikkeling van het gebied;
Databank van beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten;
Inventaris Bouwkundig Erfgoed;
Centrale Archeologische Inventaris (CAI).
5.4.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Te onderzoeken effectgroepen Binnen de effectgroep direct ruimtebeslag worden besproken:
verdwijnen/wijziging landschappelijke kenmerken
Binnen de effectgroep verstoring worden besproken:
Visuele verstoring: de perceptieve kenmerken van het gebied kunnen veranderen doordat beeldbepalende elementen van het bestaande landschap verdwijnen (bv. open ruimte zichten) en anderen verschijnen. Hierbij wordt rekening gehouden met de bouwhoogte van de nieuwe bouwvolumes.
Binnen de effectgroep netwerkeffecten worden besproken:
wijziging landschappelijke connectiviteit en open ruimte corridors: Binnen het plangebied zijn geen open ruimteverbindingen gelegen, vermeld in beleidsdocumenten (bijv. structuurplannen). De landschappelijk netwerkeffecten beperken zich dan ook tot de versterking of aantasting van structuurbepalende landschapselementen.
De bespreking van de effecten wordt op basis van een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 109 van 221
Te beantwoorden onderzoeksvragen
Leidt het plan tot een aantasting van of wijziging in het landschappelijk waardevol erfgoed (o.a. archeologica)?
Worden landschapsstructuren doorsneden of versnipperd?
Wordt de visuele belevingskwaliteit van het landschap in de nabije omgeving van het plangebied gewijzigd? Blijven bestaande zichtrelaties behouden?
Is er sprake van een landschappelijke inpassing van de geplande ontwikkelingen in de omgeving? Welke aanbevelingen of randvoorwaarden kunnen hiertoe worden aangereikt?
Toetsings- en beoordelingskader Beoordeling receptor landschap
5.4.4
Onder de term “landschap” wordt zowel het landschap, het bouwkundig erfgoed, archeologisch erfgoed als het geologisch en pedologisch erfgoed verstaan. De integrale beoordeling op basis van een expertenbeoordeling drukt uit in welke mate de kwaliteit van het landschap beïnvloed wordt. Voor de waardering van de landschappen wordt rekening gehouden met
de intrinsieke waarde
de (cultuur)historische waarde
de zeldzaamheid
de gaafheid
de samenhang met andere elementen en het landschap (contextwaarden)
Bestaande toestand Kaart 13: Landschapsatlas en erfgoed Kaart 14: Landschapskenmerkenkaart
5.4.4.1 Landschappelijke structuur en erfgoedwaarde Volgens de Landschapsatlas behoort het plangebied tot het traditioneel landschap ‘Land van Roeselare – Kortrijk’. De structuurdragende matrix van het landschap bestaat uit een golvende topografie, vallei en sterk verstedelijkt weefsel. De zichtbare open ruimten van het traditioneel landschap worden gekenmerkt door sterk versnipperde en onregelmatige open ruimten begrensd door bebouwing en infrastructuur. De bebouwing vormt in feite de matrix waarin open ruimterelicten voorkomen. De beperkt aanwezige kleine landschapselementen zijn sterk geïsoleerd. De wenselijkheden voor dit traditioneel landschap voor de toekomstige ontwikkeling hierbij zijn:
vrijwaren van relicten in open ruimten; afremmen volledig dichtslibben; actieve landschapsbouw
versnippering door infrastructuur en verspreiding van (bio)industriële vestigingen tegengaan
versterken van de samenhang en buffering van de visuele verstedelijking door selectieve groenaanplanting
In het studiegebied worden volgens de landschapskenmerkenkaart de weginfrastructuur, de verstedelijkte gebieden (NO en ZW) en de Hazebeek aangeduid als structurele elementen. Bijkomend zorgen open ruimtes (bouwvrije zones, voornamelijk akkers en weiland) en het bekenlandschap voor een landschappelijke connectiviteit van open ruimte in het gebied. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 110 van 221
Korte Historiek Het voorgenomen plan is ten tijde van de Ferraris (1777) nog landbouwgebied. De site was op dat moment wel reeds bebouwd. Ter hoogte van het toegangsgebouw tot het bedrijf bevond zich een boerderij. Ook toen was er reeds een verspreid patroon van bebouwing en ook de wegenstructuur is herkenbaar op de Ferrariskaart (Waterstraat – Damstraat – Kwadestraat – Vrijlegemstraat). Ook het huidige elzenbosje in het oosten van het plangebied, herberg het Landhuis en de hoeve Vrijleghemhof ten noorden zijn zichtbaar op de Ferrariskaart.
Figuur 5-10
Ferrariskaart t.h.v. voorgenomen plan (1771-1778) (bron: geopunt.be)
Op de Vandermaelenkaart is eenzelfde ruimtelijk patroon te zien, met bijkomend een wandelpad (“sentier”) doorheen de huidige bedrijfssite. Dit is de voetweg 43 die ook op de atlas de buurtwegen te zien is.
Figuur 5-11
Vandermaelenkaart t.h.v. voorgenomen plan (1846-1854) (bron: geopunt.be)
Onderstaande topografische kaart (NGI) toont de invulling van het gebied vooraleer het bedrijf ontwikkeld werd (jaren ’70 van vorige eeuw). De N36 was toen nog niet volledig aangelegd. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 111 van 221
Figuur 5-12
Topografische kaart NGI
Landschapsatlas en relicten Binnen de landschapsatlas worden ankerplaatsen, relictzones, lijnrelicten en puntrelicten aangeduid. In de ruime omgeving van het voorgenomen plan is er geen erfgoedlandschap aanwezig. Er bevinden zich geen ankerplaatsen, noch relictzones of lijnrelicten in de ruime omgeving van het voorgenomen plan. Op ongeveer 1 km ten oosten van het plangebied bevindt zich de relictzone ‘Leievallei’. De hoeve Vrijleghemhof ten noorden van het plangebied is aangeduid als puntrelict in de landschapsatlas. Deze hoeve is omringd door groen en water. Beschermingen en bouwkundig erfgoed Waardevol erfgoed kan op basis van het decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten of het landschapsdecreet beschermd worden. Er zijn geen beschermde archeologische sites, beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde landschappen, beschermde monumenten, ankerplaatsen, landschapsbeheersplannen en elementen van de UNESCO-lijst aanwezig in een straal van 500 m rondom het plangebied. Wel is er bouwkundig erfgoed aanwezig nabij het plangebied (zie onderstaande figuur). In het plangebied zelf bevindt zich geen bouwkundig erfgoed.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 112 van 221
Figuur 5-13 Geoportaal onroerend erfgoed: aanduiding van vastgestelde bouwkundige relicten in een straal van 500 m t.o.v. het plangebied De volgende relicten, gelegen binnen een straal van 500 m van het voorgenomen plan, zijn opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Tabel 5-11 Inventaris Bouwkundig Erfgoed – Relicten binnen een straal van 500 m van het voorgenomen plan ID
Naam
Adres
205485
Hoeve Vrijlegemhof of Goed te Vrijleghem
Vrijlegemstraat 2
205367
Woning met aanpalende vlasschuur
Waterstraat 7
205368
Cichorei-ast
Waterstraat 38
205330
Herberg Het Landhuis
Kwadestraat 1
205304
Hoeve met losse bestanddelen
Darmstraat 23
205406
Hoeve met losse bestanddelen
Brugsestraat 147
205407
Vlasschuur
Brugsestraat
89727
Eenheidsbebouwing van drie lage dubbelhuisjes gelegen in het gehucht "Schijthoek"
Brugsesteenweg 557
89727
Eenheidsbebouwing van drie lage dubbelhuisjes gelegen in het gehucht "Schijthoek"
Brugsesteenweg 561
205412
Hoeve met losse bestanddelen
Distelbosstraat 28
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 113 van 221
Archeologie Het archeologisch patrimonium bevindt zich onder het maaiveld (of water) en is daardoor niet bepalend voor de zichtbare ruimtelijke structuur van het landschap. Toch is het belangrijk om dit cultureel erfgoed te bewaren. Daarom wordt het in de ruimtelijke planning betrokken waardoor het wel een structurerende betekenis kan hebben. Het belang van dit niet zichtbaar patrimonium is daarom niet enkel historisch maar ook actueel en toekomstgericht. Om een overzicht te krijgen van de reeds gekende archeologische sites kan de Centrale Archeologische Inventaris (CAI)18 geraadpleegd worden. Het spreekt voor zich dat deze databank enkel de reeds gekende erfgoedwaarden omvat, die slechts een zeer kleine fractie van ons bodemarchief vertegenwoordigen. Op basis van deze inventaris kan geen uitspraak gedaan worden over aan- of afwezigheid van andere archeologische relicten. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan enkel met verder onderzoek vastgesteld worden. Vergravingen, verbouwingen, t.o.v. de historische bebouwing kunnen leiden tot archeologische vondsten. De CAI geeft geen melding van gekend archeologisch erfgoed in het plangebied. Alle aanduidingen in de CAI in de omgeving van het plangebied (zie figuur 5-14) zijn opgenomen o.w.v. cartografische indicaties (Popp-kaarten). Aangrenzend aan het plangebied behelzen deze:
ID 74646, grenst ten noordwesten aan het plangebied en betreft een site met walgracht uit Volle Middeleeuwen
ID 73863, grenst ten zuiden aan het plangebied en betreft een site met walgracht uit Late Middeleeuwen
Figuur 5-14 Situering archeologisch erfgoed uit Centrale Archeologische Inventaris in nabije omgeving plangebied 18
De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met verder onderzoek vastgesteld te worden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 114 van 221
5.4.4.2 Perceptieve kenmerken en belevingswaarde Op de onderstaande foto’s wordt een beeld gegeven van het plangebied en de huidige bedrijfssite. Door de dimensies van de bebouwing is het bedrijf duidelijk waar te nemen in het landschap. De bestaande vriesruimtes zijn hoger dan de andere gebouwen in de omgeving (hoogste gebouw ca. 12 m). Vanaf de wegen ten noorden en oosten van het plangebied (Vrijlegemstraat) heeft men een goed zicht op het huidige bedrijventerrein (foto’s 1, 7, 8, 9). De rond de bedrijfsgebouwen aanwezige begroeiing zorgt niet voor een volledige afscherming van de bedrijfsgebouwen. Ook vanaf de N36 is het bedrijf duidelijk zichtbaar – er is geen groenscherm aanwezig langs de zuidzijde. Foto 2 toont de interactie tussen de Waterstraat en de manoeuvreerruimte voor vrachtwagens op het terrein. Foto 3 toont de trage weg die ten oosten van de bedrijfssite loopt.
Figuur 5-15
Foto 1
Overzichtskaart foto’s landschap
Foto 2
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 115 van 221
Foto 4 Foto 3
Foto 5
Foto 6
Foto 7
Foto 8
Foto 9 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 116 van 221
Figuur 5-16 Zicht op het bedrijf van op de Waterstraat (boven), en de Kwadestraat (onder) (bron: streetview, Google maps – mei en augustus 2009)
5.4.4.3 Vergelijking met planologische situatie Er is geen apart stedenbouwkundig voorschrift voor een zuidelijke en westelijke bufferzone in het geldend RUP opgenomen, maar dit zit wel vervat in de voorschriften van de overdrukken. De zuidelijke zone kent de overdruk “Zone voor niet-hinderlijke bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf” met ondermeer volgende bepaling: “De inrichting moet ingepast worden in het straatbeeld van de Waterstraat, met bijzondere aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit en de groenaanleg”. De westelijke zone kent de overdruk “Zone voor waterbeheerswerken en afvalwaterzuivering” met ondermeer volgende bepaling: “Deze zone moet voor ten minste 20 % beplant worden met streekeigen hoogstammige bomen en struiken als landschappelijke inpassing van de afvalwaterzuiverings- en biogasvalorisatie installaties en bedrijfsgebouwen en ter buffering tussen de bedrijfssite en de agrarische functies.” In de huidige situatie is er in deze zone reeds een aanzet tot een groenscherm aanwezig, met uitzondering van de zone tussen het kantoorgebouw en oostelijke grens van de site. Voor de noordelijke en oostelijke zijde is in het in het geldend RUP wel een voorschrift opgenomen ‘zone voor buffer’. Deze dient in totaal 28 m breed te zijn. In de huidige situatie is er een buffer aanwezig in deze zone, maar is deze niet conform de voorschriften uitgevoerd. De verplaatsing van de voetweg is nog niet juridisch vastgelegd. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 117 van 221
5.4.5
Geplande toestand
5.4.5.1 Direct ruimtebeslag en erfgoedwaarden Effecten op de cultuurhistorische waarde van het aanwezige bouwkundig erfgoed worden nagenoeg niet verwacht en dit geldt voor de 3 alternatieven en voor zowel de reële als de planologische en vergunde toestand. De beschermde elementen bevinden zich op een redelijke afstand van het plangebied. De context waarbinnen deze elementen zich bevinden, wijzigt niet bij uitvoering van het plan. Twee gebouwen uit de inventaris van bouwkundig erfgoed grenzen wel aan het plangebied. Het gaat om (1) de hoeve ten noorden en (2) de herberg ten zuidwesten. De herberg, die nu ook reeds tegenover de bestaande bedrijfssite ligt (m.n. aan de waterzuivering), zal tegenover de toekomstige geplande site voor vergisting, alternatieve energie, waterberging komen te liggen voor de drie alternatieven. De hoeve komt tegenover de uitbreidingszone te liggen in alternatief 3 en vlakbij de uitbreidingszone in de andere alternatieven. Beide erfgoedelementen worden niet aangetast bij uitvoering van het plan. De ruimtelijke context zal echter wel wijzigen. Aangezien de ruimtelijke context van de herberg nu ook reeds de bedrijfssite (waterzuivering) omvat, zal de uitbreiding van Agristo NV een verwaarloosbare invloed hebben op dit bouwkundig erfgoed. Inzake de ruimtelijke context van de hoeve wordt de impact als beperkt beschouwd, gezien verwacht wordt dat het plangebied voldoende gebufferd wordt (groenbuffer wordt rondom plangebied met een breedte van min. 20 m voorzien) en er in de huidige situatie weinig kwalitatieve buffering tussen het bedrijf en de hoeve aanwezig is (cf. infra).
Figuur 5-17 Herberg het Landhuis (boven => links van de weg, Agristo rechts van de weg) en de hoeve (onder => links van de weg, Agristo rechts van de weg) De impact op het traditioneel landschap wordt behandeld onder § 5.4.5.3.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 118 van 221
De ondergrond binnen het plangebied kan beschouwd worden als bodemarchief, waar voorzichtig mee moet omgesprongen worden in functie van de potentieel archeologische waarden. De aanleg van nieuwe gebouwen brengt vergravingen met zich mee. Hierdoor bestaat een potentiële kans op het verstoren van archeologische waarden. Dit mede door de indicatie van archeologische relicten in de buurt. De kans op het verstoren van archeologische relicten is nooit vooraf uit te sluiten zonder bijkomend archeologisch onderzoek. Indien archeologische relicten beschadigd worden betekent dit steeds een aanzienlijk negatief effect. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan dus enkel met verder onderzoek worden vastgesteld. Uiteraard dienen de wettelijke handelingen bij het aantreffen van archeologische relicten zoals voorgeschreven door het Decreet op het Archeologisch Patrimonium opgevolgd te worden. Dit houdt in dat, wanneer tijdens de werken een goed wordt aangetroffen, waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat het een archeologisch relict betreft, hiervan binnen de drie dagen aangifte dient gedaan te worden aan het Agentschap Onroerend Erfgoed. De gevonden archeologische relicten moeten tot de 10de dag na de melding in onveranderde toestand bewaard blijven, beschermd worden tegen beschadiging of vernieling en toegankelijk gesteld worden voor onderzoek door het Agentschap Onroerend Erfgoed, zonder recht op schadevergoeding. Er dient desgevallend voldoende tijd te worden voorzien voor prospectie tussen afgraving en uitvoering. Deze zaken worden buiten een RUP geregeld. Vanaf 1 januari 2015 treedt het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet in werking. Hierbinnen zullen besluiten worden uitgewerkt voor nader onderzoek inzake archeologie (zoals de archeologienota). Uitgaande van de voorwaarden die zullen gelden tot opmaak van een verplicht archeologisch vooronderzoek in kader van vergunningsaanvragen, valt de uitbreiding van het bedrijf Agristo NV onder de verplichting van een voorafgaand archeologisch vooronderzoek (Onroerend Erfgoeddecreet art. 5.4.1): “aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de ingreep in de bodem 1000 m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3.000 m² of meer bedraagt”. De mogelijke inplanting van een windturbine op de site wordt niet verwacht een wezenlijke invloed uit te oefenen op de erfgoedwaarde van de site en de omgeving, aangezien er in de nabijheid van de site geen erfgoedwaarden (relictzones, beschermde monumenten, beschermde landschappen, … ) aanwezig zijn.
5.4.5.2 Perceptieve kenmerken en belevingswaarde In de huidige situatie is er weinig kwalitatieve buffering tussen het bedrijf en het landhuis of de hoeve (puntrelict en/of bouwkundig erfgoed). Ten zuiden van de site, aan de Kwadestraat, ter hoogte van de waterzuiveringsinstallatie en parking is er een aanzet tot groenscherm aanwezig. Dit groenscherm is echter onvolledig, waardoor de huidige buffering als onvoldoende beschouwd kan worden. Tussen de waterzuiveringsinstallatie en het landhuis is niet overal een kwalitatieve buffering aanwezig. De bedrijfssite zal in oppervlakte verdubbelen ten opzichte van de bestaande toestand en in bouwvolume meer dan verdubbelen (grootte-orde gebouw voor vriesopslag 40 m, hoogte overige gebouwen 12 - 13m). Dit betekent dat de dimensionering van het bedrijf in het landschap ook sterk vergroot. Zowel in vergelijking met de reële toestand als in vergelijking met de planologische toestand, is een bijkomende kwalitatieve buffering noodzakelijk. Deze wordt ook voorzien in het plan. Langs de toekomstige uitbreiding wordt een brede bufferzone (met een breedte van min. 20 m) voorzien. Op termijn zullen deze buffers het bedrijf voldoende landschappelijk moeten integreren.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 119 van 221
De uitbreiding van het bedrijf zal leiden tot het verlies van enkele open ruimte zichten in de 3 alternatieven, in het bijzonder bij alternatieven 1 en 2 (namelijk de zone ten zuiden van de Waterstraat), zie onderstaande foto’s. In alternatief 3 wordt een deel van het open ruimte zicht in noordelijke richting ingenomen. Ook bij alternatief 3 is een impact op belevingswaarde te verwachten. De uitbreidingszone in noordelijke richting kreeg de overdruk “bouwvrij agrarisch gebied” volgens het RUP ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’ (2009). De aaneenschakeling van bekenlandschap en open ruimte in dit RUP wenst hiermee het “contrast tussen open en gesloten ruimtes” zoals opgenomen in het GRS te realiseren. Een onderzoek naar zichten maakte hier deel van uit om tot de afbakening van dit bouwvrij gebied te komen. Het visuele effect op de noordelijke zijde, bij uitbreiding volgens alternatief 3, wordt gelijkwaardig ingeschat als het effect van de andere alternatieven. In de verschillende alternatieven komt een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing van grote omvang bij. In onderstaande figuren worden enkele visualisaties weergegeven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit enkel indicatieve voorstellingen zijn, om ter informatie en als hulpmiddel bij de analyse zich een beeld te kunnen vormen van de mogelijke invulling. Deze zijn gebaseerd op de informatie zoals opgenomen in de aanvraag Planologisch Attest van 2011. De werkelijke uitvoering van de mogelijke uitbreiding kan hiervan afwijken en zal in kader van eventuele vergunningsaanvragen nader in detail uitgewerkt dienen te worden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 120 van 221
Figuur 5-18 Visualisaties van de bijkomende bouwvolumes bij uitbreiding van het bedrijf (boven: bestaande toestand, midden: alternatief 1, 2a-b gebaseerd op het voorgestelde plan van Agristo, invulling zuidoostelijke hoek indicatief), onder: alternatief 3 (situering bouwvolumes zijn indicatief). Indien de bufferzone tussen de woningen van de Waterstraat breed wordt zoals voorzien in het plan (min. 20 m breed), wordt het visueel effect ten aanzien van de woonzone positief ingeschat. Open zichten vanuit deze zone zullen wel deels verdwijnen bij alternatieven 1 en 2.
Figuur 5-19 Open zicht dat zal verdwijnen aan de overkant van de Waterstraat, bij alternatieven 1 en 2 (boven) en open zicht dat zal verdwijnen in de bocht van de Waterstraat bij de 3 alternatieven (onder)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 121 van 221
Figuur 5-20 Indicatieve zichten vanuit het oosten , richting Agristo bij alternatieven 1-2 (boven) en 3 (onder) De hoogte van de gebouwen die voorzien worden in de geplande uitbreiding (grootte-orde hoogte gebouw vriesopslag bedraagt 40 m, hoogte overige gebouwen 12-13 m) zal ook de impact op het landschapsbeeld bepalen. Bij een compactere invulling van de site, maar met hogere gebouwen, is er meer ruimte voor een kwalitatieve landschapsbuffer. Bij een invulling met lagere, maar bredere gebouwen, is de ruimte die beschikbaar is voor een landschapsbuffer beperkter. Er kan gesteld worden dat er geen onderscheidend verschil is in impact tussen beide opties, als de buffer minstens 20 m breed voorzien wordt. Ook voor de hoogte van de gebouwen geldt deze conclusie, aangezien de nieuwe bouwvolumes sowieso reeds een impact zullen hebben op het landschapsbeeld en de perceptieve kenmerken, ongeacht of deze 30 of 40 m hoog zullen zijn. Gelet op voorgaande analyse wordt de impact op landschapsbeeld en perceptieve kenmerken beoordeeld als matig negatief (-2). Met inbegrip van de buffer wordt deze impact gemilderd tot een beperkt tot matig negatief effect (-1/-2). Bij alternatief 1 wordt een transportkoker over de Waterstraat voorzien. Aangezien langs beide zijden van de Waterstraat industriële gebouwen aanwezig zijn die zullen verbonden worden met de transportkoker, wordt niet verwacht dat deze transportkoker een aanzienlijke impact zal veroorzaken op het landschapsbeeld an sich (-1). De transportkoker zal namelijk een geheel vormen met de bedrijfsgebouwen. Het geheel van de uitbreiding (gebouwen + transportkoker) vormt hierbij nog steeds een matig negatief effect (-2). De mogelijke inplanting van een windturbine op de site kan wel een invloed hebben op het landschapsbeeld. De effectieve impact hiervan op het landschapsbeeld is afhankelijk van de grootte van de windturbine. Er kan echter wel gesteld worden dat de plaatsing van een windturbine, gezien op korte en middellange afstand, relatief weinig bijkomende impact zal hebben op het landschapsbeeld en de perceptieven kenmerken, ten opzichte van de geplande uitbreidingsvolumes en hoogtes en gelet op het feit dat de huidige bedrijfsinfrastructuur ook reeds sterk zichtbaar is vanuit de omgeving. Het plangebied bevindt zich niet in een zoekzone opgenomen in het Provinciaal beleidskader (grootschalige) windturbines van provincie West-Vlaanderen. Dit betekent dat de inplanting van een grootschalige windturbine19 hier minder geschikt blijkt, maar dat een kleine of middelgrote windturbines (met elekriciteitsproductie voor het bedrijf zelf) wel aanvaardbaar is.
19
Kleine windturbines hebben een maximale ashoogte van 15 m, gemeten vanaf de voet van de windturbine. Middelgrote windturbines hebben een ashoogte groter dan 15 meter en een maximaal vermogen van 300 kW. Is het vermogen groter dan 300 kW, dan spreken we over grootschalige windturbines. Deze turbines kunnen een betekenisvolle bijdrage leveren aan de elektriciteitsproductie en kunnen een oplossing bieden waar grootschalige windturbines niet tot de mogelijkheden behoren.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 122 van 221
5.4.5.3 Netwerkeffecten: Landschappelijke structuur en relaties Bij het definiëren van belangrijke elementen voor de landschapsecologische structuur, zijn vooral eventueel voorkomende opgaande begroeiing, kleine landschapselementen en waterlopen en grachten aandachtspunten. De effecten op de structuurkwaliteit van waterlopen zijn besproken onder discipline water. De effecten van het verdwijnen van KLE en opgaande begroeiing zijn beoordeeld onder discipline fauna en flora. De landschapswaarde van de huidige bedrijfssite is eerder beperkt. De landschapswaarde van de uitbreidingszone is hoger aangezien deze nog deel uitmaakt van het open landbouwgebied. Door uitvoering van het plan wenst men in de uitbreidingszone gebouwen met een hoogte van 12 - 13m (in de noordelijke zone) en grootteorde 40 m (de vriesloods in de zuidelijke zone) te realiseren. De landschapswaarde van dit deel van het plangebied zal dalen. Anderzijds is er door de versnipperde toestand van het landschap en de bestaande bebouwing reeds een zekere verstoring van het landschap, zal de uitbreiding onmiddellijk aansluiten bij de reeds bestaande bebouwing en wordt het geheel ingebufferd (breedte van min. 20 m) zodat het effect beperkt negatief wordt ingeschat. De impact op het traditioneel landschap wordt bepaald aan de hand van de wenselijkheden in de toekomst. Door de uitbreiding nabij de huidige bebouwing te voorzien wordt versnippering door infrastructuur bekomen en wordt de samenhang van het bedrijf behouden. De relicten in open ruimte worden bij uitvoering van het plan behouden. Door de uitbreiding zal evenwel open ruimte verdwijnen. Voor de impact hiervan verwijzen we naar § 5.4.5.2. Er wordt een groenbuffer rondom het plangebied voorzien, waardoor voldaan wordt aan de laatste wenselijkheid van het traditioneel landschap. Algemene opmerking: Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (en discipline fauna en flora) volgt dat een groenbuffer met een breedte van 20 m (incl. voetweg en brandweerweg) voor voldoende buffering zal zorgen. Uit de discipline geluid en trillingen (cf. infra) volgt dat een buffer met een breedte van 25 m dient voorzien te worden bij de realisatie van een volledige gronddam indien de voorgestelde maatregelen aan de bron niet voor de vereiste sanering zorgen. Indien een halve gronddam met keermuur wordt voorzien, volstaat een bufferbreedte van 20 m.
5.4.6
Conclusies Hieronder worden de antwoorden op vooropgestelde onderzoeksvragen samengevat en worden waar nodig milderende maatregelen voorgesteld:
Leidt het plan tot een aantasting van of wijziging in het landschappelijk waardevol erfgoed (o.a. archeologie)? o
Er is geen effect op beschermde erfgoedelementen. Wel dient het aanwezige bouwkundig erfgoed voldoende kwalitatief gebufferd te worden.
o
Door uitvoering van het plan kan plaatselijk het bodemprofiel vergraven/vernietigd worden. Daarbij bestaat een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten indien deze aanwezig zouden zijn. De wettelijke handelingen bij het aantreffen van archeologische relicten zoals voorgeschreven door het (huidige) Decreet op het Archeologisch Patrimonium en het (toekomstige Onroerend Erfgoeddecreet) dienen opgevolgd te worden. Op basis van het nieuwe onroerend erfgoeddecreet zal voorafgaand aan de vergunningsaanvraag een archeologisch vooronderzoek moeten worden uitgevoerd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 123 van 221
Worden landschapsstructuren doorsneden of versnipperd? o
Wordt de visuele belevingskwaliteit van het landschap in de nabije omgeving van het plangebied gewijzigd? Blijven bestaande zichtrelaties behouden? o
5.4.7
Er treedt geen versnippering van het landschap op. De bijkomende bedrijfsruimte sluit aan op de bestaande. Globaal wordt de rechtstreekse invloed op de landschappelijke structuur beperkt negatief ingeschat, doch niet aanzienlijk negatief. Er is geen impact op de globale landschapsstructuur in de ruime omgeving.
Algemeen blijven de effecten op landschapsstructuur lokaal, maar gezien de toename van de bouwvolumes is het effect wel significant (-2). Alternatieven 1 en 2 hebben een groter effect op open ruimte zichten en doorbreken de open ruimte structuur sterker ten opzichte van de bestaande toestand dan alternatief 3. Ook bij alternatief 3 is een impact op belevingswaarde te verwachten. Alternatief 3 maakt deel uit van een gebied dat in het gemeentelijk RUP werd aangeduid als bouwvrij. Er blijft bij dit laatste alternatief nog steeds een verbinding met de aansluitende open ruimte. Het effect op de visuele belevingswaarde wordt voor de 3 alternatieven gelijkwaardig ingeschat. De drie alternatieven sluiten dicht aan tegen het puntrelict van de hoeve.
Is er sprake van een landschappelijke inpassing van de geplande ontwikkelingen in de omgeving? Welke aanbevelingen of randvoorwaarden kunnen hiertoe worden aangereikt? o
Een goede inpassing van het bedrijf in de bufferzone is noodzakelijk en wordt voorzien in het plan (20 m groenbuffer, gebruik van streekeigen soorten). Naast de bufferruimte die voorzien is in het plan, is een meer kwalitatieve buffering ter hoogte van het landhuis en aan de Waterstraat noodzakelijk. Dit ontbreekt ook in de huidige toestand. Als milderende maatregel wordt voorgesteld om, net zoals dit voor het huidige bedrijf wordt voorzien in het project-MER, ook voor het uitgebreide bedrijf het voorgestelde integratieplan te volgen en door te trekken naar de (nieuwe) grenzen van het bedrijfsterrein.
o
De zone in de westelijke hoek, waar het plan voorziet in ruimte voor energievalorisatie en extra waterbuffering dient eveneens voldoende gebufferd en geïntegreerd te worden. Op basis van de huidige gegevens (bv. m.b.t. de windmolen) kan de impact onvoldoende worden ingeschat.
Milderende maatregelen Gelet op de impct die verwacht kan worden op de belevingswaarde en de perceptieven kenmerkingen door de invulling van het plangebied met nieuwe gebouwenvolumes wordt als milderende maatregel de noodzaak tot buffering van de zone vermeld. Het is noodzakelijk om in het GRUP een voorschrift inzake landschappelijke buffering op te nemen, waarbij een breedte van min. 20 m vereist is.
5.4.8
Suggesties om het plan milieuvriendelijker te maken Als aanbeveling wordt nog meegegeven dat bij het verdere ontwerp van de uitbreiding van de site zeker aandacht dient besteed te worden aan een doordacht kleur- en materiaalgebruik, teneinde een goede landschappelijke inpassing in de omgeving te bekomen. Dit wordt trouwens reeds door het huidige geldende RUP opgelegd en dient verder op projectniveau nagegaan/beoordeeld te worden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 124 van 221
Inzake de groenbuffer worden een aantal suggesties (voor op projectniveau) gegeven inzake de inrichting ervan: -
groenbuffer dient voorzien te zijn van streekeigen groen
-
er wordt aangeraden om een deel groenblijvende soorten te voorzien
-
inzake plantenkeuze dienen hoogstammen en heestermassieven voorzien te worden voor een goede buffering.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 125 van 221
5.5
Mens - mobiliteit
5.5.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied voor de discipline mens-mobiliteit omvat het voorgenomen plan en de belangrijkste ontsluitingswegen waar in overeenstemming met de logica van de wegencategorisering, effecten op verkeer te verwachten zijn. Met betrekking tot de afwikkeling wordt het kruispunt N36 x Waterstraat bekeken.
Figuur 5-21
5.5.2
Studiegebied discipline mens-mobiliteit
Juridische en beleidsmatige context Voor de uitwerking van de discipline mobiliteit zijn volgende (delen van) beleidsdocumenten van belang:
de relevante bepalingen uit de ruimtelijke structuurplannen op de 3 bestuursniveaus met o.a. de categorisering van wegen met het bijhorende beleid,
de visie op de mobiliteitsafwikkeling zoals deze blijkt uit mobiliteitsplannen voor Harelbeke en Kuurne
het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk, de beleidsplannen voor openbaar vervoer.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 126 van 221
5.5.3
Methodologie
5.5.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie De huidige bereikbaarheid van het plangebied wordt besproken per vervoerwijze: fietsers en voetgangers, openbaar vervoer en gemotoriseerd verkeer. Naast de positionering in het betrokken netwerk wordt ook de fysieke status van de aanwezige voorzieningen besproken. Om het druktebeeld weer te geven wordt teruggevallen op bestaande tellingen van AWV uit 2013 en een telling die in 2014 door Eco-scan bvba werd uitgevoerd in functie van het project-MER (PR2057). Voor de bespreking van het huidig mobiliteitsprofiel van Agristo, wordt gebruik gemaakt van gegevens aangeleverd door het bedrijf (bv. verdeling werknemers volgens werktijdregeling, vervoerswijze van de werknemers, aantal vrachtwagenbewegingen).
5.5.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Te onderzoeken effectgroepen Achtereenvolgens worden volgende stappen doorlopen :
Beschrijving van het mobiliteitsprofiel door : o
Inschatting van de verkeersgeneratie van de site op basis van het ruimtelijk programma met bepaling van de maatgevende periode(s) of periodes waarin de grootste hoeveelheid verkeer wordt gegenereerd;
o
Inschatting van de parkeerbehoefte voor vrachtwagens en personenauto’s;
Bespreking mobiliteitseffecten door confrontatie bereikbaarheidsprofiel (toegelicht in de beschrijving van de referentiesituatie mobiliteit) en mobiliteitsprofiel;
Conclusies effectbeoordeling en aanbevelingen (milderende maatregelen).
Voor het inschatten/bepalen van het mobiliteitsprofiel, wordt gebruik gemaakt van gegevens aangeleverd door de het bedrijf betreffende huidige activiteiten, het gewenst ruimtelijk programma (o.m. op basis van maximale toekomstige productiecapaciteit) en verwachte (type)verplaatsingen (bv. aantal verplaatsingen en vervoerswijze van de werknemers, aantal bezoekers per dag, aantal vrachtwagenbewegingen…). Te beantwoorden onderzoeksvragen
Welke zijn de te verwachten verkeersintensiteiten op het omliggend verkeerswegennet?
Heeft het plan invloed op de verkeersleefbaarheid? In welke mate wordt de verkeersveiligheid gewijzigd?
Welke mogelijkheden inzake mobiliteit en verkeersafwikkeling kunnen voorgesteld worden ter optimalisatie van het plan?
Voldoet het plan aan de parkeerbehoefte voor vrachtwagens, personenauto’s en fietsers?
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 127 van 221
Toetsings- en beoordelingskader Beoordelingskader ‘mobiliteit’
De ontwikkelingen en verkeersgeneratie van het project worden afgewogen ten opzichte van de capaciteit en de mogelijkheden van de omgeving. Dit gebeurt o.b.v. expertbeoordelingen voor modal shift, beoordelingen van leesbaarheid, veiligheid of leefbaarheid, doorstroming openbaar vervoer, bereikbaarheid, enz. ; de onderlinge weging van deze aspecten is daarbij locatieafhankelijk, afhankelijk van de beschouwde modus… De toekomstige situatie wordt ook afgetoetst aan het verkeersplanologisch kader. Dit omvat o.a.:
de relevante bepalingen uit de ruimtelijke structuurplannen op de 3 bestuursniveaus met o.a. de categorisering van wegen met het bijhorende beleid,
de visie op de mobiliteitsafwikkeling zoals deze blijkt uit mobiliteitsplannen voor Harelbeke en Kuurne,
het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk,
de beleidsplannen voor openbaar vervoer.
Onderstaande tabel geeft aan op welke wijze op bovenvermelde vragen wordt ingespeeld. Tabel 5-12
Beoordelingscriteria en significantiekader discipline mens-mobiliteit
Effecten
Criterium
Methodiek
Significantiekader
Verkeerstoename en verminderde verkeersafwikkeling (gemotoriseerd verkeer)
Wijziging verhouding Intensiteit/capaciteit
Prognose van de gegenereerde piekuurintensiteiten in de geplande situatie en de impact ervan op de wegvak- en kruispuntcapaciteit
Zie uitdieping in onderstaande tabel
Wijziging (verkeers)leefbaarheid voor de betrokken woonconcentraties
Oversteekbaarheid (gemiddelde wachttijd)
Semi-kwantitatieve beoordeling
Risico op afwenteling parkeerdruk op woonstraten
Kwantitatieve beoordeling
Significant negatieve effecten indien gemiddelde wachttijd toeneemt tot meer dan 15 s Effecten zijn significant negatief indien de eigen parkeerbehoefte (per modus) niet gedekt wordt door het voorziene aanbod
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 128 van 221
Effectgroep verkeersafwikkeling De impact inzake verkeersafwikkeling zal beoordeeld worden op basis van de toename van de verzadigingsgraad (verhouding intensiteit/capaciteit) op de beschouwde wegvakken en kruispunten. Tabel 5-13
Capaciteit per wegcategorie
Op kruispuntniveau gebeurt de evaluatie op niveau van de totale kruispuntbelasting. In onderstaande tabel staat de capaciteit van een bepaalde kruispuntvorm weergegeven. Tabel 5-14
Praktische en theoretische capaciteit van verschillende kruispuntvormen
Met betrekking tot de beoordeling van de verzadigingsgraad van wegvakken en kruispunten wordt volgend significantiekader gehanteerd, dat tegelijkertijd rekening houdt met de verwachte evolutie ten opzichte van de bestaande toestand en met de eindsituatie in de geplande toestand. Om van een verbetering en/of verslechtering te spreken moet er wel een significant verschil merkbaar zijn. Om van een significant effect te spreken moet de stijging of daling in verzadigingsgraad ten opzichte van de referentiesituatie meer dan 5 %20 bedragen. Bij een verzadigingsgraad die lager ligt dan 80 % kan gesteld worden dat men mag spreken van een (relatief) vlotte doorstroming. Een verzadiging tussen 80 % en 90 % gaat gepaard met een lichte tot matige filevorming; tussen 90 % en 100 % is er sprake van ernstige filevorming. Indien er sprake is van een verzadigingsgraad die hoger ligt dan 100 % spreekt men van oververzadiging.
20
5 % stemt overeen met de gemiddelde dagelijkse fluctuatie van de verkeersintensiteit ten opzichte van het jaargemiddelde.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 129 van 221
Tabel 5-15
Significantiekader verkeersafwikkeling
Evolutie t.o.v. huidige toestand
Toename verzadigingsgraad met maximum 5%
Toename verzadigingsgraad met meer dan 5%
< 80%
0
-1
80-90%
-1
-2
90-100%
-2
-3
> 100%
-3
-3
Toekomstige verzadigingsgraad:
Effectgroep (verkeers)leefbaarheid De verkeersleefbaarheid heeft in eerste instantie betrekking op de hinder die omwonenden en zachte weggebruikers ervaren ten gevolge van het passerende en parkerende verkeer in de betrokken straat. Die hinder kan zowel een beperking inhouden van de mobiliteit, maar kan ook visuele hinder zijn of hinder op vlak luchtkwaliteit, geluidshinder of trillingen. Binnen de discipline mobiliteit wordt enkel gefocust op de aspecten die direct gelinkt zijn aan de beperking van de mobiliteit. Goede indicatoren hiervoor zijn de oversteekbaarheid van de weg voor voetgangers en fietsers enerzijds en de mate waarin bewoners hinder ervaren door toename van de parkeerdruk op het openbaar domein.
5.5.4
Bestaande toestand
5.5.4.1 Ontsluiting plangebied Kaart 04 – ontsluiting plangebied Buurtwegen Volgens de atlas der buurtwegen loopt er een publiek toegankelijke voetweg (nr. 43) over het terrein. De voetweg is conform het GRUP 'Historisch gegroeid bedrijf 'Agristo' verlegd tot in de rand van de bufferzone (paarse lijnen duiden op wijzigingen in de atlas der buurtwegen). De voetweg verbindt hierbij echter geen belangrijke locaties (scholen, woningen, …).
Figuur 5-22
Situering buurtweg in nabije omgeving plangebied
Fiets De N36 is geselecteerd als bovenlokale functionele fietsroute. De weg is uitgerust met een vrijliggend dubbelrichtingsfietspad langs de zuidzijde.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 130 van 221
plangebied
Figuur 5-23
Uittreksel Bovenlokaal functioneel Fietsroutenetwerk (Bron: GIS West)
Openbaar vervoer In de omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende bushaltes:
Bavikhove Tramhalte op ca. 1,1 km wandelafstand. Deze halte wordt bediend door buslijn 53 Kortrijk-Ooigem-Wakken-Aarsele-Tielt met een ritfrequentie van 1 bus/uur op weekdagen;
Kuurne Stokerij op ca. 1,1 km wandelafstand. Deze halte wordt bediend door buslijn 52 Kortrijk-Tielt met een ritfrequentie van 1 bus/uur op weekdagen (2 bussen tijdens spitsuren).
plangebied
Figuur 5-24
Uittreksel Netplan De Lijn (Bron: De Lijn)
Gemotoriseerd verkeer Het terrein is via de Waterstraat naar de N36 ontsloten (afstand tot N36 = 300 m). 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 131 van 221
De N36 is geselecteerd als secundaire weg I, en ontsluit het gebied naar de E17 (Deerlijk) en de A17E403 (Izegem). De N36 heeft 2x1 rijstroken en een vrijliggend dubbelrichtingsfietspad aan de zuidzijde. Het snelheidsregime bedraagt 70 km/u. Er zijn geen aparte voetpaden aanwezig. Het deel van de Waterstraat tussen het bedrijf en de N36 (Foto 3) heeft een wegbreedte van ca. 4 meter, en sluit aan op de N36 met een voorrangsgeregeld kruispunt (voorrang voor N36) (Foto 2). In de richting naar de N36 geldt een snelheidsbeperking van 30 km per uur. In de richting naar Agristo geldt deze snelheidsbeperking niet en geldt er dus in principe een snelheidslimiet van 90 km per uur. De Waterstraat wordt gecategoriseerd als lokale weg type III. De Waterstraat t.h.v. het bedrijf is ca. 5 m breed, en sluit ter hoogte van het bedrijf aan op de parking en de manoeuvreerruimte voor vrachtwagens (Foto 5). Op het kruispunt met de Kwadestraat geldt voorrang van rechts (Foto 4). De Waterstraat tussen Agristo en de Kuurnestraat is tevens een smalle asfaltbaan zonder afgescheiden fiets- of voetpaden. Er geldt een snelheidsbeperking van 30 km per uur (tussen Agristo en de Vrijlegemstraat) en een verbod voor zwaar verkeer (+ 7,5 ton). De Kwadestraat (Foto 7) en de Vrijlegemstraat (Foto 8) zijn wegen i.f.v. lokaal (landbouw)verkeer, er geldt een tonnagebeperking (tot 7,5 t). De Kwadestraat bestaat uit een relatief smalle asfaltbaan zonder afgescheiden fiets- of voetpaden. De weg wordt gecategoriseerd als lokale weg type III.
Figuur 5-25
Overzichtskaart foto’s weginfrastructuur
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 132 van 221
Foto 1
Foto 2
Foto 3
Foto 4
Foto 5
Foto 6
Foto 7
Foto 8
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 133 van 221
5.5.4.2 Druktebeeld De verkeersintensiteit wordt besproken langsheen de transportroute van het vrachtverkeer, namelijk de Waterstraat (tussen het bedrijf en de N36) en de N36. De transporten van het vrachtverkeer gebeuren verspreid over de dag. De werknemers zijn gebonden aan hun werktijdregeling. Er werd ter hoogte van de Waterstraat door Eco-scan bvba een verkeerstelling uitgevoerd tussen 16u30 en 17u15 (avondspits) op donderdag 23/10/2014. Deze cijfers werden omgerekend naar een volledige uurwaarde. Voor wat betreft de N36 wordt gewerkt met de telgegevens beschikbaar bij AWV van 2013 (tussen kilometerpunt 25,6 en 27,1). In onderstaande tabel wordt de hoogste opgemeten verkeersintensiteit weergeven op een werkdag. Deze komt voor tussen 17u en 18u. Tabel 5-16
Hoogst opgemeten verkeersintensiteit tijdens een werkdag tussen 17 en 18u
Weg
Rijrichting
Verkeersintensiteit (pae/u/rijstrook)
Waterstraat
N36
37
Waterstraat
Agristo
32
N36
E17
589
N36
Roeselare
583
Afwikkeling Voor zowel de analyse op wegvakniveau als op kruispuntniveau kan worden uitgegaan van volgende onderverdeling: o
Verzadigingsgraad per rijrichting < 80 %: geen afwikkelingsproblemen
o
Verzadigingsgraad per rijrichting tussen 80 % en 90 %: lichte tot matige wachtrijvorming
o
Verzadigingsgraad per rijrichting tussen 90 % en 100 %: ernstige wachtrijvorming met een kritische afwikkelingscapaciteit tot gevolg.
o
Verzadigingsgraad per rijrichting > 100 %: oververzadiging met ernstige capaciteitsproblemen tot gevolg.
Afwikkeling wegvakniveau Voor de Waterstraat wordt er met de capaciteit van een woonstraat gerekend (600 pae/u/richting). Voor de N36 wordt een capaciteit van 1800 pae/u/richting gehanteerd. Dit levert onderstaande intensiteits-capaciteitsverhouding op binnen het drukste avondspitsuur 17u00-18u00. Tabel 5-17
Intensiteits – capaciteitsverhouding tijdens avondspits (17 – 18u) Intensiteit beide richtingen (pae/u)
Capaciteit beide richtingen (pae/u)
Verzadiging
Waterstraat
69
1200
6%
N36
1172
3600
33%
Afwikkeling kruispuntniveau Omdat de hoeveelheid verkeer van/naar de Waterstraat slechts een fractie bedraagt van de intensiteit op de N36 kan voor dit kruispunt gerekend worden met een capaciteit van 1800 pae/u. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 134 van 221
De getelde verhouding in/uit in de Waterstraat is ongeveer 50/50, ook op de N36 is de verhouding verkeer richting E17 versus verkeer richting Roeselare 50/50. Er is geen informatie bekend over de exacte kruispuntbewegingen op het kruispunt N36xWaterstraat. We nemen aan dat de verdeling N36 van/naar E17 versus N36 van/naar Roeselare ook ca. 50/50 is. Tabel 5-18 Intensiteit – capaciteitsverhouding op kruispunt N36 x Waterstraat tijdens avondspits (17 – 18u)
N36 x Waterstraat
5.5.5
Intensiteit beide richtingen (pae/u)
Capaciteit beide richtingen (pae/u)
Verzadiging
1172
1800
65%
Mobiliteitsprofiel bestaande activiteit Personeel Op de site zijn 114 werknemers voltijds tewerkgesteld door Agristo NV. Daarnaast worden op de site nog zo’n 15 personen tewerkgesteld door Imsto. Er wordt gewerkt in verschillende werkregimes. De kantoormedewerkers, technische dienst en poetsdienst werken enkel overdag en komen ’s morgens tussen 8 u en 9 u toe en vertrekken ’s avonds tussen 17 u en 18 u. Bij de productielijn wordt gewerkt met een ploegensysteem met tijdens de week drie ploegen (5 u – 13 u, 13 u – 21 u en 21 u – 5 u). Hierbij bestaat de vroege en late ploeg telkens uit een 15-tal werknemers en de vaste nacht uit 11 werknemers. In het weekend en op feestdagen wordt gewerkt met twee overbruggingsploegen (van 5 u tot 17 u en van 17 u tot 5 u). De weekendploegen bestaan telkens uit 12 werknemers. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het arbeidsrooster. Tabel 5-19
Arbeidsrooster Agristo NV
Tijdsschijf
Aantal werknemers
Werkweek 5u – 13u
15
13u – 21u
15
21u – 5u
11
8 à 9 u – 17 à 18 u
64 (waarvan 37 bedienden)
Weekend en feestdagen 5u – 17u
12
17u – 5u
12
Volgens een mobiliteitsenquête afgenomen bij de werknemers (i.k.v. MER “Regularisatie en hervergunning van het aardappelverwerkend bedrijf Agristo NV”, Eco-scan bvba, 2015) blijkt dat 94 % van de werknemers met de wagen naar het werk komt. Hiervan carpoolt slechts een klein aandeel (ongeveer 2%). Het aandeel autobestuurders in de modal split van de werknemers wordt dus ingeschat op 92 %. Verder komt ongeveer 5 % van de werknemers met de fiets naar het werk. Nog geen twee procent van de werknemers maakt gebruik van de bromfiets of moto voor de woon-werkverplaatsingen. Er wordt geen gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. De huidige parking telt 101 parkeerplaatsen en 12 stalplaatsen voor fietsen. Er zijn, rekening houdend met de werktijdregeling en modal split, maximum 87 auto’s en 5 fietsen van personeel aanwezig (tijdens shiftwissel 13 u). Het huidige parkeeraanbod volstaat aldus. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 135 van 221
Leveringen Met betrekking tot de aan- en afvoer van goederen, gebeuren alle transporten per vrachtwagen of tractor (aardappelen kunnen ook per tractor worden aangeleverd, vooral tijdens het oogstseizoen). In de onmiddellijke omgeving van de site zijn namelijk geen bevaarbare waterwegen of spoorwegen aanwezig, waardoor transport per schip of per trein geen optie is. Een overzicht van de transporten wordt weergegeven in onderstaande tabel. In de werkweek zijn er dagelijks ongeveer 55 transporten, waarvan het merendeel tussen 6 u en 18 u plaatsvindt. In het weekend is er enkel aanvoer van aardappelen om de continue werking te verzekeren, gezien er op het terrein zelf geen aardappelen opgeslagen worden. Tabel 5-20
Overzicht transporten Maandag tot vrijdag
Zaterdag
Zondag
Totaal # transporten per week
6:00 - 18:00
18:00 - 6:00
# transporten /dag
# transporten /dag
# transporten /dag
# transporten /dag
afgewerkt product
22
3
0
0
125
karton
2
0
0
0
10
folie
0,8
0
0
0
4
paletten
0,8
0
0
0
4
SAPP, dextrose, antischuim
0,03
0
0
0
0,16
chemicaliën zuivering
0,16
0
0
0
0,79
pekel
0,4
0
0
0
2
kleine aardappelen (naar Nazareth)
3
0
3
3
20
aardappelen
20
2
22
18
150
TOTAAL
49,19
5
25
21
316
Synthese Samengevat zijn er momenteel gemiddeld volgende bewegingen per werkdag:
5.5.6
+/- 192 personenautobewegingen per werkdag
+/- 110 vrachtbewegingen per werkdag
Effecten geplande toestand
5.5.6.1 Bijkomende verkeersgeneratie Voor het bepalen van de bijkomende verkeersgeneratie wordt gebruik gemaakt van het toekomstig maximaal productievolume en de gegevens aangeleverd door de opdrachtgever. Met de voorgestelde uitbreiding op lange termijn beoogt het bedrijf een maximaal productievolume van 300.000 ton per jaar met de ingebruikname van de 2 de grote productielijn. Hierdoor kan het aantal transporten verdrievoudigen van 55 per dag naar 165 per dag, waarvan 150 tussen 6 u en 18 u. Dit betekent dat de voorgestelde uitbreiding op lange termijn een toename van +/- 200 vrachtbewegingen zal genereren (aantal extra transporten x 2 bewegingen) tussen 6 u en 18 u.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 136 van 221
Na de uitbreiding zal volgens schatting van Agristo NV het aantal werknemers met +/- 100 werknemers toenemen. We nemen aan dat dit, gelet het type bedrijfsuitbreiding (verhoging productiecapaciteit), quasi uitsluitend arbeiders zullen zijn en dat de werktijdverdeling en modal split van deze bijkomende arbeiders gelijkaardig is aan de huidige situatie. Vervolgens betekent dit dat de bijkomende werknemers aan de verschillende shiften voor arbeiders worden toebedeeld, waardoor het effect op de reguliere spitsuren eerder beperkt is. Per shift geeft dat volgende extra tewerkstelling: Tabel 5-21
Inschatting bijkomende tewerkstelling
Tijdsschijf
Bijkomend aantal werknemers
Werkweek 5u – 13u 13u – 21u 21u – 5u 8 à 9 u – 17 à 18 u
16 16 12 29
Weekend en feestdagen 5u – 17u 17u – 5u
13 13
Het aantal woon-werkbewegingen zal toenemen met 184 bijkomende bewegingen per dag (stijging personeel met 100 nieuwe werknemers x 92 % autogebruik). Met betrekking tot de verkeersgeneratie wordt er op basis van de gegevens aangeleverd door Agristo NV een aandeel binnen het drukste avondspitsuur geraamd. Onderstaande tabel geeft een bijkomend aantal bewegingen gegenereerd door de uitbreiding van het bedrijf. Tabel 5-22
Raming bijkomend aantal bewegingen
Type bewegingen
Bijkomende bewegingen in het drukste avondspitsuur 17u00-18u00 (in pae)
Bron/Aanname
Voertuigbewegingen
27 pae (uitgaand)
Worst case aanname dat alle werknemers met werktijdenregeling 8 à 9 u – 17 à 18 u zich verplaatsen in drukste avondspitsuur
Vrachtbewegingen
16 vrachtwagenbewegingen = 38 pae (in + uit)
O.b.v. 200 bijkomende vrachtbewegingen op werkdag tussen 06 u – 18 u (x 2,3 pae/vrachtwagen)
Uitgaande van bovenstaande raming wordt een bijkomende verkeersgeneratie verwacht van 65 pae (personenauto-equivalenten) in het drukste avondspitsuur 17u - 18u.
5.5.6.2 Impact verkeersafwikkeling De impact op de verkeersafwikkeling wordt zowel op wegvakniveau als op kruispuntniveau berekend. Deze impact is niet afhankelijk van de mogelijke uitvoeringsalternatieven. Gekozen referentiemoment is het werkdagavondspitsuur, omdat dit zowel in de referentiesituatie als in de toekomstige situatie maatgevend is. Ervan uitgaand dat 50 % van de voertuigen herkomst/bestemming heeft richting de E17 en 50 % richting Roeselare worden onderstaande intensiteiten bekomen in het drukste avondspitsuur 17 u18 u.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 137 van 221
Tabel 5-23 Afwikkeling op werkdagavondspitsuur (17 - 18u)
wegvakniveau
in
toekomstige
Intensiteit beide richtingen (pae/u)
Capaciteit beide richtingen (pae/u)
Waterstraat
104
1200
9%
+3%
N36
1205
3600
33,5%
+0,5%
Tabel 5-24 Afwikkeling op werkdagavondspitsuur (17 – 18 u)
kruispuntniveau
Intensiteit beide richtingen (pae/u) N36 x Waterstraat
1237
Capaciteit beide richtingen (pae/u) 1800
in
Verzadiging
situatie
toekomstige Verzadiging
69%
tijdens
Stijging t.o.v. referentiesituatie
situatie
tijdens
Stijging t.o.v. referentiesituatie +4%
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de verzadiging zowel op wegvakniveau als op kruispuntniveau maximum 4 % stijgt ten opzichte van de referentiesituatie en dat de verzadiging telkens ook ver onder 80 % blijft. Conform het significantiekader stemt dit overeen met een beoordelingsscore “0”, zijnde geen effect. Opmerking: Het huidige gabariet van de Waterstraat is slechts 4 m. Voor twee personenwagens volstaat dit om aan maximaal 30 km/u te kruisen. Voor de kruising van een personenwagen met een vrachtwagen of van twee vrachtwagens is dit te krap. Kruisen kan dan enkel door een stuk over de bermen te rijden of beurtelingse passage. De huidige vrachtwagenintensiteiten zijn dermate laag (4 transporten per uur of gemiddeld 1 elke kwartier) dat deze situatie zich zelden voordoet en geen significante impact heeft op de verkeersafwikkeling. In de toekomst stijgt de frequentie naar gemiddeld 1 transport om de 5 minuten. De rit tussen Agristo NV en de N36 duurt ca. 30 seconden. De kans dat 2 vrachtwagens moeten kruisen blijft dus klein. Naar afwikkeling zal dit geen significant verschil maken. Er dringt zich bijgevolg ook geen verbreding van de Waterstraat op. Wel kan overwogen om de passeersituatie te optimaliseren:
ofwel door ongeveer halfweg tussen de N36 en Agristo NV (t.h.v. zuidelijke uitbreiding) een passeerhaven in te richten
ofwel door te kiezen voor een uitvoeringsvariant met zuidelijke uitbreiding, waarbij een eenrichtingslus voor vrachtverkeer wordt ingericht (met inrit in het zuiden en de uitrit via het bestaande tracé van de Waterstraat).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 138 van 221
Figuur 5-26 vrachtverkeer
Uitvoeringsvariant met zuidelijke uitbreiding met eenrichtingslus voor
5.5.6.3 Impact op verkeersleefbaarheid - oversteekbaarheid De verkeersleefbaarheid heeft in eerste instantie betrekking op de hinder die omwonenden ervaren. Doordat de ontsluitingsroute rechtstreeks via de Waterstraat naar de N36 doorheen onbebouwd gebied loopt heeft een uitbreiding van de bestaande activiteiten van Agristo NV weinig tot geen effect op vlak van verkeersleefbaarheid. Ter hoogte van het kruispunt N36 x Waterstraat is er wel een fietsoversteek gesitueerd, waarbij de oversteekbeweging van de Waterstraat naar het dubbelrichtingsfietspad aan de zuidzijde van de N36 (en omgekeerd) kan gemaakt worden. Uitgaande van de toekomstige intensiteiten ter hoogte van het kruispunt wordt, net als in de huidige situatie, een gemiddelde wachttijd van 0 tot 5 seconden geraamd voor overstekende fietsers wat als een goede oversteekbaarheid wordt gekwalificeerd. Het extra verkeer heeft dus geen significante impact.
5.5.6.4 Impact op verkeersleefbaarheid - parkeerbalans Parkeercapaciteit Volgens de plannen zoals opgemaakt in kader van de eerdere aanvraag van het planologisch attest (2011) worden er in totaal 110 parkeerplaatsen voorzien:
64 parkeerplaatsen tussen de waterzuivering en de burelen
56 parkeerplaatsen ten westen van de nieuw in te richten vriesloods.
De bestaande parkeerplaatsen ter hoogte van de bestaande vriesloods verdwijnen. Voor vrachtwagens worden volgens deze eerdere plannen er 16 parkeerplaatsen voorzien. Daarnaast zijn er 12 loskades voor vrachtwagens voorzien in de plannen. Hiervoor verwijzen we naar de inrichtingsplannen op lange termijn (Bijlage 2). Op de site is een overdekte fietsstalling aanwezig. Hierin kunnen zo’n 12-tal fietsen geplaatst worden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 139 van 221
Toetsing aan de parkeerbehoefte Vrachtwagens Met betrekking tot de stalbehoefte van vrachtwagens is de productiewijze van die aard dat goederentransport niet gestationeerd moet blijven en steeds direct kan laden en lossen. Enkel bij piekmomenten is het mogelijk dat er gewacht moet worden tot het vorige transport is afgeladen. Om wachtend transport op het openbaar terrein te vermijden is er een parkeercapaciteit van 16 parkeerplaatsen voorzien voor vrachtwagens. Deze capaciteit wordt als voldoende beschouwd. Bijgevolg worden er geen effecten verwacht inzake parkeerdruk ten gevolge van wachtende vrachtwagens. Personeel Door de uitbreiding wordt een uitbreiding van het personeelsbestand verwacht van ca. 100 personen. Op basis van de werktijdregeling en de modal split geeft dit een bijkomende parkeervraag van ca. 56 plaatsen voor auto’s en 3 stalplaatsen voor fietsen. Samen met de bestaande behoefte komt dit neer op een totale behoefte van 143 parkeerplaatsen voor auto’s en 8 stalplaatsen voor fietsen. Deze parkeerbehoefte kan niet opgevangen worden door de eerder voorziene parkeercapaciteit van 110 parkeerplaatsen. De omliggende straten kunnen met hun beperkt gabariet van 4 m onmogelijk deze extra parkeerdruk van 33 wagens aan zonder dat de bewoners en passanten hier hinder van ondervinden. Om dit te vermijden dient in het RUP opgenomen worden dat de aanvrager aan de effectieve parkeerbehoefte van de totale ontwikkeling dient te voldoen, zoniet is er een grote kans op aanzienlijke negatieve effecten op de omgeving. Dit omdat de omgeving van het projectgebied geen draagkracht heeft om bijkomende parkeerbehoefte op het openbaar domein op te vangen.
5.5.6.5 Impact op voetweg 43 Het effect op voetweg 43 is afhankelijk van het uitbreidingsscenario (zie 5.5.7 Vergelijking mobiliteitseffecten van de uitvoeringsalternatieven). Ongeacht het uitbreidingsscenario wordt geen aanzienlijk negatief effect verwacht op het gebruik van de buurtweg. Zoals reeds gemeld verbindt deze voetweg namelijk geen belangrijke locaties (woningen, scholen, …) en biedt hierbij tevens geen grote potenties op dit vlak.
5.5.7
Vergelijking mobiliteitseffecten van de uitvoeringsalternatieven In het plan-MER worden 3 uitvoeringsalternatieven bestudeerd:
Alternatief 1: Zuidelijke uitbreiding aan overzijde Waterstraat.
Alternatief 2: Zuidelijke uitbreiding met aanpassing van de ontsluiting van de Waterstraat
o
Alternatief 2a: de Waterstraat wordt verlegd naar de zuidzijde van het plangebied.
o
Alternatief 2b: de Waterstraat wordt afgesloten tussen de bedrijfssite en de wooncluster.
Alternatief 3: noordelijke uitbreiding.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 140 van 221
Figuur 5-27
Alternatieve uitbreidingszones t.o.v. de bestaande toestand
Op vlak van de beschouwde effectgroepen werkt geen van deze alternatieven onderscheidend. Wel is er een verschil inzake:
Passeersituatie Waterstraat Zoals hoger vermeld geniet een zuidelijke uitbreiding de voorkeur omdat inkomend en uitgaand vrachtverkeer dan sneller gescheiden kunnen worden; dit verkleint de kans dat (vracht)auto’s elkaar doorheen de bermen van de Waterstraat moeten kruisen
Bereikbaarheid wooncluster Waterstraat Alternatief 2a geniet hier de voorkeur omdat dit het minst interferentie geeft tussen verkeer van/naar Agristo NV en verkeer van/naar de wooncluster; zonder (zoals in alternatief 2b) de bewoners van de Waterstraat 1,3 km rond te moeten sturen.
Verkeersveiligheid Inzake verkeersveiligheid geniet alternatief 2b de voorkeur, gezien minder zwaar verkeer langs het woonlint van de Waterstraat kan/zal passeren. Dit ook voor de gebruikers van de voetweg nr. 43.
Voetweg nr. 43 Een noordelijke uitbreiding doorsnijdt voetweg nr. 43. Deze voetweg wordt in dergelijk scenario best omheen de nieuwe site gelegd (heeft geen wezenlijke impact op lengte voetweg). In een zuidelijk uitbreidingsscenario moet de voetweg (feitelijk) niet verlegd worden.
5.5.8
Conclusies Gezien de beperkte verhoging van het aantal bijkomende verkeersbewegingen is er geen significante invloed op de verkeersdoorstroming en verkeersleefbaarheid (aspect oversteekbaarheid) te verwachten. Wel is er een significant negatieve impact op vlak van parkeerdruk te verwachten. Volgens de prognoses dreigt immers een tekort van ca. 43 parkeerplaatsen (op basis van de eerdere visie m.b.t. tot de invulling van de uitbreiding). De omgeving kan dit tekort niet opvangen.
5.5.9
Milderende maatregelen Als milderende maatregel (voor het GRUP) dient daarom:
voldoende parkeercapaciteit op eigen terrein voorzien te worden om de eigen behoefte te kunnen dekken. Indien de eigen behoefte gedekt wordt, is het effect neutraal.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 141 van 221
5.5.10 Suggesties om het plan milieuvriendelijker te maken Aanvullend worden volgende aanbevelingen tot optimalisatie gedaan:
Verankerbaar in het GRUP: o
kiezen voor een scenario met zuidelijke uitbreiding waarbij in- en uitrijdend vrachtverkeer maximaal gescheiden wordt; bij voorkeur scenario 2a waarbij de bewoners van de Waterstraat omheen de site worden geleid i.p.v. erdoor; of kans heeft om te kruisen (verbreding Waterstraat/uitwijkstrook langs zuidelijke uitbreiding).
o
Indien toch voor een noordelijke uitbreiding wordt gekozen:
Voetweg nr. 43 omleggen rondom de site i.p.v. door te knippen.
Flankerend o
Agristo kan de parkeerbehoefte en gegenereerde verkeersintensiteit een stukje verkleinen door extra aanmoediging van carpooling en van de fiets i.f.v. woonwerkverkeer (bvb. fietsvergoeding, bedrijfsfietsen…). Vandaag komt ongeveer 5 % van de werknemers met de fiets naar het werk en 2 % met de bromfiets of moto. Het huidig Vlaams gemiddelde voor woon-werkverkeer ligt op ongeveer 12 % fietsgebruik (bron: Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen). Het plangebied ligt op maximum een half uur fietsen van Kuurne, Harelbeke, Izegem, Ingelmunster… Mits stimulering is er wellicht nog een zekere groeimarge voor fietsverkeer. Voor een shift naar openbaar vervoer wordt geen opportuniteit gezien. De meest nabije buslijnen passeren op ruim 1 km van het plangebied. Dit is geen acceptabele afstand meer.
o
In de Waterstraat een passeerhaven voor vrachtverkeer voorzien halfweg Agristo en de N36.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 142 van 221
5.6
Discipline Geluid
5.6.1
Afbakening van het studiegebied Het studiegebied wordt bepaald door de zone rondom het voorgenomen plan waarvoor een relevante geluids- en/of trillingsimpact van de werkzaamheden naar de geluidsgevoelige receptoren te verwachten is. Impact kan afkomstig zijn van bestaande/nieuwe geluidsbronnen of activiteiten van het bedrijf binnen het plangebied en ook van verkeer van en naar het bedrijf Agristo binnen het plangebied. Het effect van het realiseren van het plan zal minstens onderzocht tot op 200 m van het plangebied. Daarnaast zal ook het effect van het verkeer op de N36 en Waterstraat geëvalueerd worden.
5.6.2
Juridische en beleidsmatige context Het wettelijk toetsingskader met betrekking tot geluid wordt geregeld in titel II van het VLAREM. Voor bestaande inrichtingen gelden de richtwaarden, voor nieuwe inrichtingen worden grenswaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan en het huidige omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van VLAREM II ‘Bijlage 2.2.1. milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht’ gelden volgende richtwaarden (RW) voor het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Tabel 5-25
Milieukwaliteitsnormen VLAREM II voor geluid in open lucht (dB(A), LA95) Gebied
overdag
1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie 2. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen 3. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning 4. Woongebieden 5. Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsvoorzieningen tijdens ontginning 5. BIS Agrarische gebieden 6. Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie 7. Alle andere gebieden, uitgezonderd : bufferzones, militaire domeinen en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld 8. Bufferzones 9. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van hoogste richtwaarde van toepassing. Dag: van 07.00 tot 19.00 uur Avond: van 19.00 tot 22.00 uur Nacht: van 22.00 tot 07.00 uur
‘s avonds
’s nachts
40 50
35 45
30 45
50
45
40
45 60
40 55
35 55
45 50
40 45
35 40
45
40
35
55 55
50 50
50 45
de tabel dan is in dat gebied de
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 143 van 221
Door uitvoering van het RUP zal de bedrijfssite bestendigd en uitgebreid worden. Het agrarisch gebied zal volledig herbestemd worden naar een zone voor bedrijvigheid waardoor er na uitvoering minder strenge normen zullen gelden t.h.v. deze zone. Besluit van de Vlaamse regering van 22/7/05 inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (dit besluit is o.a de omzetting van de Europese richtlijn). Via dit besluit is voor grote wegen, belangrijke spoorwegen en luchthavens de geluidsimpact in kaart gebracht. In dit besluit worden de geluidsbelastingindicatoren Lden en Lnight naar voor geschoven, maar er werden voor beide indicatoren nog geen normen vastgelegd. De relevante geluidsbronnen door uitvoering van het RUP zijn het verkeersgeluid dat gegenereerd wordt door de activiteiten in het voorgenomen plan en het geproduceerde geluid dat gepaard gaat met de bedrijfsactiviteiten zelf. Momenteel zijn er nog geen officiële normen voor Lden en Lnight vastgelegd in het kader van dit besluit van de Vlaamse Regering. In afwachting van een officieel toetsingskader werden door de Vlaamse Overheid echter “gedifferentieerde referentiewaarden” naar voor geschoven voor wegverkeer en spoorverkeer (discussienota, 19/09/2008). Er is in die nota ook een opsplitsing voor primaire– en secundaire wegen gemaakt. Deze referentiewaarden inclusief deze opsplitsing kan gebruikt worden als afwegingskader voor nieuwe woonontwikkelingen. Door de overheid, in het bijzonder AWV worden echter pas milderende maatregelen aan de weg (bv. schermen) voorgesteld indien deze referentiewaarden (voor bestaande of nieuwe wegen) overschreden worden. Onderstaande referentiewaarden voor de dimensionering van maatregelen worden gehanteerd voor alle wegen. Tabel 5-26
Gedifferentieerde referentiewaarden voor weg– en spoorverkeer
Type infrastructuur en classificatie
Situatie
Lden
Lnight
Voor wegverkeer
Nieuwe woonontwikkeling
55 dB(A)
45 dB(A)
Nieuwe wegen langs bestaande bewoning
60 dB(A)
50 dB(A)
Bestaande wegen langs bestaande bewoning
70 dB(A)
60 dB(A)
Nieuwe woonontwikkeling
62 dB(A)
52 dB(A)
bestaande
67 dB(A)
57 dB(A)
bestaande
73 dB(A)
63 dB(A)
Voor spoorverkeer
Nieuwe spoorwegen bewoning Bestaande bewoning
spoorwegen
langs langs
Van belang is ook de richtlijn 2002/49/EG van het Europese Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van 18.07.2002) heeft tot doel een gemeenschappelijke Europese aanpak in te voeren om de blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen, te beperken en te verminderen. Deze aanpak is gebaseerd op het volgende: -
-
Het opmaken van geluidsbelastingskaarten volgens gemeenschappelijke methoden (voor geluidsindicator en berekening), Het aannemen van actieprogramma’s, uitgaande van limieten die door de lidstaten worden bepaald, teneinde het omgevingslawaai zo nodig te voorkomen, te beperken en te handhaven waar zij goed is, Voorlichting van het publiek.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 144 van 221
De geluidskaarten voor de belangrijkste wegen, spoorwegen en luchthavens zijn terug te vinden op volgende website: http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/beleid/eu-richtlijn/goedgekeurdegeluidskaarten Specifiek voor dit plangebied werden volgende geluidskaarten terug gevonden voor L den en Lnight voor het wegverkeer op de N36 :
Figuur 5-28
5.6.3
Geluidskaarten wegverkeer Lden (boven) en Lnight (onder) (bron: LNE)
Methodologie Algemeen De geluidsimpact t.g.v. de uitbreiding van het bedrijventerrein wordt bepaald door een vergelijking te maken van de geplande toestand met de bestaande toestand (het nulalternatief). De bestaande toestand wordt beschreven op basis van de beschikbare omgevingsmetingen uit het project-MER voor de regularisatie/hervergunning van Agristo NV (4 meetpunten).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 145 van 221
Naast een beschrijving van het huidig omgevingsgeluid worden de specifieke geluidsemissie en – immissie van de site van Agristo NV inzichtelijk gemaakt. Hiertoe wordt, zoals bij het omgevingsgeluid, gebruik gemaakt van de gegevens uit het project-MER voor de regularisatie/hervergunning van Agristo NV. De specifieke geluidsemissie wordt besproken door een vergelijking te maken met de geluidsnormen van Vlarem. De effecten van de uitbreiding van het industrieterrein worden beschreven voor de drie inrichtingsalternatieven. Voor elk inrichtingsalternatief wordt de verandering nagegaan in het industriegeluid (geluid afkomstig van de industriële activiteiten) en het verkeersgeluid (geluid afkomstig van het vrachtwagenverkeer). Industriegeluid Voor de geluidsemissie t.g.v. de industriële activiteiten worden de gegevens gebruikt van het project-MER voor de regularisatie/hervergunning van Agristo NV. Voor elk inrichtingsalternatief wordt het te verwachten industriegeluid besproken. Het is echter onmogelijk om de specifieke bijdrage in het kader van deze plan-MER te bepalen vermits de geluidsbronnen voor de toekomstige situatie niet gekend zijn. Wel zal er een inschatting gemaakt worden. De effecten op het industriegeluid worden bepaald door het industriegeluid na uitbreiding van het industrieterrein te vergelijken met het industriegeluid in de bestaande situatie. Verkeersgeluid Voor de beschrijving van de effecten t.g.v. het vrachtwagenverkeer worden de intensiteiten na uitbreiding vergeleken met de huidige intensiteiten en vertaald naar een akoestisch effect (bijvoorbeeld een verdubbeling van de intensiteit komt overeen met een stijging van 3 dB(A)).
Tabel 5-27
Beoordelingscriteria en significantiekader discipline geluid op planniveau
Effecten
Criterium
Methodiek
Significantiekader
Verandering in de verkeerssituatie
Geluidsniveaus ten gevolge van verkeer
overname en interpretatie resultaten uit de discipline mensverkeer;
Stijging of daling geluidsdrukniveau
kwalitatieve inschatting Geplande activiteiten binnen het voorgenomen plan na uitvoering van het RUP
Geluidsemissies door geplande activiteiten binnen het onderzoeksgebied
Respecteren van de VLAREM grenswaarden voor hinderlijke inrichtingen
Grenswaarden opleggen aan eventuele hinderlijke activiteiten
Te beantwoorden onderzoeksvragen
Leidt het plan tot wijzigingen van het bestaand omgevingsgeluid (normale achtergrondgeluid en specifiek geluid van relevante bronnen?
Komen er kwetsbare receptoren voor binnen het invloedsgebied?
Leiden de extra activiteiten en verkeersstromen tot hogere geluidsniveaus in kwetsbare functies/zones?
Welke geluidsreducerende maatregelen kunnen of moeten worden getroffen?
De beoordeling van verstoring van de receptoren wordt besproken bij de disciplines mens en flora en fauna (indien relevant). 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 146 van 221
Toetsings- en beoordelingskader Het effect wordt beschreven aan de hand van het significantiekader dat opgenomen werd in het richtlijnenboek voor geluid en trillingen en dat hierna wordt weergegeven : Tabel 5-28
Significantiekader geluid
Invloed op omgeving
Eindscore na correctie Voldoet aan het Vlarem ?
Lna-Lvoor*
tussenscore
Nieuw of verandering
Bestaand
ΔLAX,T
(effectscore)
Lsp≤GW
Lsp>GW
Lsp≤RW
RW
Lsp>RW+10
ΔLAX,T>+6
-3
-1
-3
-1
-2
-3
+3<ΔLAX,T≤+6 -2
-1
-3
-1
-2
-3
+1<ΔLAX,T≤+3 -1
-1
-3
-1
-1
-3
-1≤ΔLAX,T≤+1
0
0
-1/-2 **
0
-1
-3
-3≤ΔLAX,T<-1
+1
+1
-
+1
+1
-
-6≤ΔLAX,T<-3
+2
+2
-
+2
+2
-
ΔLAX,T<-6
+3
+3
-
+3
+3
-
ΔLAX,T : verschil in omgevingsgeluid in dB(A) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd Met T = duur in seconden Met X: “N” parameter van statistische analyse (LAN,T), in Vlarem wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm ofwel “eq” voor het equivalente geluidsdrukniveau (LAeq,T), van het omgevingsgeluid GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema 4.5.6.1 van Vlarem II RW : richtwaarde Lsp : specifiek geluid *bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie).
Voor wat betreft de lege vakjes kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen zich in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige zal hier zelf een score aangeven die vergezeld gaat van een degelijke motivatie. Voor geluidsbronnen die niet onder het Vlarem vallen – waaronder verkeersgeluid – is de gecorrigeerde eindscore niet van toepassing. De uiteindelijke negatieve scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen. Deze maatregelen kunnen zijn een zonering binnen het gebied, geluidsschermen of geluidsbermen, gebouwenconfiguraties. De zones die in aanmerking komen worden aangeduid.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 147 van 221
Besluit van de Vlaamse Regering van 22/7/05
Besluit inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (dit besluit is o.a de omzetting van de Europese richtlijn). Via dit besluit is voor grote wegen, belangrijke spoorwegen en luchthavens de geluidsimpact in kaart gebracht. In dit besluit worden de geluidsbelastingindicatoren Lden en Lnight naar voor geschoven, maar er werden voor beide indicatoren nog geen normen vastgelegd.
VLAREM II
In Vlarem II, Bijlage 2.2.1. zijn milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht opgenomen. Het geluidsniveau wordt hierbij uitgedrukt in LA95,1h.
Beoordelingskader ‘geluidsverstoring fauna’
Indien relevant binnen de discipline fauna en flora, gebeurt de beoordeling van de verstoring door de geluidscontour van 45 dB(A) rondom het plangebied als drempelwaarde voor geluidsverstoring, te confronteren met de bespreking van het (potentieel) voorkomen van broedvogels in het studiegebied.
Beoordelingskader ‘geluidsverstoring mens’
Voor de beoordeling van de ernst of significantie van de effecten wordt een significantiekader gehanteerd. Voor het industriegeluid wordt het significantiekader gehanteerd zoals beschreven in het MER-richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen (hoofdstuk 3.2.1). Voor het verkeersgeluid bestaat er nog geen definitief significantiekader. Hiervoor wordt onderstaand significantiekader voorgesteld dat in andere MER’s al gebruikt is en door de dienst MER wordt goedgekeurd. De beoordeling van de verstoring gebeurt door het aantal omwonenden in te schatten voor de bestaande en de toekomstige situatie(s) die worden blootgesteld aan volgende situaties :
Zeer significant positief effect : verlaging omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer
Significant positief effect : verlaging omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A)
Matig positief effect : verlaging omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A)
Matig negatief effect : verhoging omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A)
Significant negatief effect : verhoging omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A)
Zeer significant negatief effect : verhoging omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer
Daarnaast wordt de hinder, in voorkomend geval, ook beoordeeld rekening houdend met drempelwaarden voor Lden uit de literatuur voor slaaphinder, psychosomatische hinder, gezondheidsschade.
De milderende maatregelen worden gedefinieerd naargelang de significantie van de geluidsimpact. De milderende maatregelen worden via onderstaande tabel gekoppeld aan de hierboven beschreven significantiekaders voor het industrie- en verkeersgeluid.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 148 van 221
5.6.4
Bestaande toestand De huidige situatie van het omgevingsgeluid wordt hierna beschreven op basis van de discipline geluid uitgewerkt voor in het project-MER opgesteld door Eco-scan bvba (PR2057). We verwijzen daarom vooral naar deze MER en zullen hier de voornaamste elementen opnemen. Er werd continu gemeten op 4 meetpunten en met name :
Meetpunt 1 (Mtp Boerderij) : Ter hoogte van Vrijlegemstraat 2
Meetpunt 2 (Mtp Paarden) : ter hoogte van de Waterstraat 38
Meetpunt 3 (Mtp Boomgaard) : Kruispunt van de Vrijlegemstraat met de Kapelstraat
Meetpunt 4 (Mtp Bloemenwinkel) : ter hoogte van de Waterstraat 1
Mtp 1
Mtp 3
Mtp 2
Mtp 4
Figuur 5-29
Situering meetpunten discipline geluid
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 149 van 221
Al deze meetpunten zijn gelegen in een agrarisch gebied dat hierna wordt weergegeven. Vermits het bedrijf zelf in een GRUP is gelegen dat als een industriezone aanschouwd wordt, gelden de milieukwaliteitsnormen voor categorie 2 volgens bijlage 2.2.1. van VLAREM II. Tabel 5-29
Milieukwaliteitsnormen voor LA95,1h
2. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
50
45
45
Volgens het project-MER van de hervergunning en regularisatie van het bedrijf, zijn de activiteiten van Agristo als nieuw te beschouwen21 zodat het specifiek geluid van het bedrijf moet voldoen aan grenswaarde van 45 dB(A) overdag en 40 dB(A) ’s avonds.
Er werd 24 u gemeten op de meetpunten 1, 2 en 3, wat voor een plan-MER voldoende is. Op meetpunt 4 werd er gemeten van 22/10/14 tot en met 24/10/14. Er werden geen bijkomende metingen meer uitgevoerd in het kader van deze plan-MER vermits deze metingen voor het planMER voldoende zijn en conform de richtlijnen volgens het richtlijnenboek geluid en trillingen zijn uitgevoerd. We geven hierna de gemiddelde meetresultaten weer die door de MER-deskundige van Eco-scan werden opgemeten. Tabel 5-30 door Eco-scan
Meetresultaten ter hoogte van meetpunten bekomen uit project-MER opgesteld
De milieukwaliteitsnorm van 50 dB(A) wordt overdag op meetpunt 1 en 4 overschreden. Terwijl op meetpunten 2 en 3 het LA95,1h overdag nog onder de 50 dB(A) ligt. Voor de nachtperiode is er ook een overschrijding voor meetpunt 1 en 4, terwijl voor meetpunt 2 en 3 het L A95,1h lager ligt dan 40 dB(A). We stellen wel vast dat het LA95,1h voor meetpunten 2 en 3 met een tegenwind werd gemeten
21
Merendeel van de installaties is nieuw, waardoor de ganse site als ‘nieuw’ te beoordelen is
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 150 van 221
Deze meetpunten liggen in de buurt van de woningen, maar niet ter hoogte van de gevel. Er werd in het kader van het project-MER bijkomend de beoordelingspunten conform VLAREM II toegevoegd. Er werd voor de huidige situatie tevens een geluidsmodel opgesteld volgens ISO 9613. De beoordelingspunten zijn op volgende figuur weergegeven:
Figuur 5-30
Weergave beoordelingspunten (bron: project-MER Eco-scan bvba, 2015)
Een overzicht is in onderstaande tabel opgenomen met per beoordelingspunt het berekend specifieke geluidsniveau : Tabel 5-31 Overzicht beoordelingspunten met berekend specifiek geluidsniveau (bron: project-MER Eco-scan bvba, 2015) Beoordelingspunt
Adres
Gemeten LA95,1h op naburig meetpunt voor nacht
Berekend Lsp volgens geluidsmodel (MER)
Cst 1
Vrijlegemstraat 2 (Mtp1)
46 dB(A)
44 dB(A)
Cst 2
Waterstraat 38 (Mtp2)
37 dB(A)
39 dB(A)
Cst 3
Waterstraat 1 (Mtp 4)
46 dB(A)
41 dB(A)
200 m Noord
gelegen op 200 m van perceelsgrens
46 dB(A) (Mtp 1)
42 dB(A)
200 m Oost
gelegen op perceelsgrens
200
m
van
37 dB(A)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 151 van 221
Beoordelingspunt
Adres
200 m Zuid
gelegen op perceelsgrens
200
m
van
200 m West
gelegen op perceelsgrens
200
m
van
Gemeten LA95,1h op naburig meetpunt voor nacht
Berekend Lsp volgens geluidsmodel (MER)
46 dB(A) (Mtp 4)
41 dB(A) 38 dB(A)
Hierna geven we de berekende geluidscontourenkaart van het bedrijf weer :
Figuur 5-31 bvba, 2015)
Berekende geluidscontourenkaart van Agristo NV (bron: project-MER, Eco-scan
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 152 van 221
Uit deze berekeningen is gebleken dat er voor de woning in de Vrijlegemstraat 2 (Cst 1), voor de woning in de Waterstraat 1 (Cst 3), en voor de beoordelingspunten op 200 m ten zuiden en ten noorden er een overschrijding voorkomt voor de grenswaarden van 40 dB(A) voor de avond- en nachtperiode. We hebben het geluidsmodel van Eco-scan bvba niet ter beschikking maar we kunnen dit ondervangen door met een kengetal per m2 te werken en dit af te stemmen op het berekende geluidsniveau bekomen door Eco-scan bvba. Indien we een geluidsemissie hanteren van 60 dB(A)/m² voor de zones met installaties en ook rekening houden met de afschermende werking van de gebouwen bekomen we volgende geluidscontouren kaart aan de hand van deze methode:
Figuur 5-32
Geluidscontourenkaart, simulatie met kengetal 60 dB(A)/m²
Dit komt voor Mpt 1 en Mpt 4 goed overeen met de berekende geluidsniveaus van Eco-scan bvba. Vermits het bedrijf in 2015 ook hervergund moet worden, wordt in het project-MER van Eco-scan (2015) de specifieke bijdrage ook vergeleken met het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Indien het bedrijf niet in werking is (oorspronkelijk omgevingsgeluid), zal het omgevingsgeluid hierbij vooral ‘s nachts zeker lager liggen. Vermits het bedrijf echter als een nieuw bedrijf moet beschouwd worden 22 en tevens het omgevingsgeluid verhoogt, concludeert men in het project-MER het effect van de werkzaamheden van het bedrijf op het omgevingsgeluid als -3. Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen en dit te koppelen aan de korte termijn. Uit het geluidsmodel van Eco-scan bvba blijkt dat de uitlaat van de drogers, de blowers van de waterzuiveringsinstallatie en de ventilatoren van de drogers de grootste bijdrage leveren naar de omgeving. Er worden echter geen milderende maatregelen voorzien in het project-MER, maar wordt doorgeschoven naar een nog op te maken saneringsplan. Dit saneringsplan is momenteel in opmaak. Op dit moment is dit saneringsplan nog niet voorhanden, maar de geluidsdeskundige geeft aan dat de geluidsnormen kunnen gerealiseerd worden. In het kader van deze plan-MER is het niet mogelijk om deze maatregelen te implementeren. We gaan er vanuit dat op alle beoordelingspunten bijgevolg het specifiek geluid van de vergunde situatie zal voldoen aan de grenswaarde van 40 dB(A). 22
Merendeel van de installaties is nieuw, waardoor het ganse bedrijf als ‘nieuw’ te beschouwen is
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 153 van 221
Dit betekent dat de geluidsemissie van het gehele bedrijf naar beneden moet en hanteren we een kengetal van 56 dB(A)/m². Hoe dit moet gerealiseerd worden, zal in een saneringsstudie moeten worden opgenomen. Hierna geven we de geluidscontouren weer (mogelijke situatie) die indicatief de situatie na sanering weergeeft en dit voor de nachtperiode:
Figuur 5-33
Geluidscontouren na sanering – indicatieve situatie, met kengetal 56 dB(A)/m²
Om de effecten van verkeer in de geplande situatie te kunnen vergelijken wordt voor de N36 en de Waterstraat ook een geluidsmodel opgemaakt. Op basis van de gegevens uit mens – mobiliteit bekomen we volgende geluidscontourenkaart voor Lden:
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 154 van 221
Figuur 5-34
Geluidscontourenkaart Lden voor verkeer Waterstraat en N36
De geluidscontouren langs de N36 komen overeen met de L den geluidscontouren volgens de strategische geluidsbelastingskaarten. Voor meetpunt 4, Waterstraat 1, is het duidelijk dat het wegverkeersgeluid van de N36 uiteraard ook meebepalend is voor het omgevingsgeluid. Voor de woningen verder in de Waterstraat is de Waterstraat niet meer bepalend maar wel de N36.
5.6.5
Geplande toestand In de geplande situatie gaan we er dus vanuit dat de huidige situatie gesaneerd zal worden. Hierna zullen de 3 inrichtingsalternatieven voor het plangebied bestudeerd worden. De effecten van de uitbreiding van de installaties en gebouwen zullen in beeld gebracht worden op basis van de kengetallen die we afgeleid hebben op basis van de gegevens uit de bestaande metingen/modellering. We vermelden hierbij nogmaals de diverse inrichtingsalternatieven: Alternatief 1: Zuidelijke uitbreiding aan overzijde Waterstraat. Dit is de uitbreiding die door het bedrijf is voorgesteld. In dit alternatief wordt de gevraagde uitbreiding deels ten zuiden van de Waterstraat voorzien. In deze zone wordt dan vooral parking voorzien en de diepvriesexpeditie. Voor dit alternatief komen we dicht tegen meetpunt 4. Alternatief 2: Zuidelijke uitbreiding met aanpassing van de ontsluiting van de Waterstraat o
Alternatief 2a: incl. verlegging Waterstraat. Dit alternatief stemt qua invulling grotendeels overeen met alternatief 1, behalve dat de Waterstraat wordt verlegd naar de zuidzijde van het plangebied. Het nieuwe deel van de Waterstraat wordt ook in het plangebied opgenomen. De weg komt dan dicht tegen de woningen in de Waterstraat (Meetpunt 2)
o
Alternatief 2b: Zuidelijke uitbreiding, waarbij de Waterstraat tussen de bedrijfssite en de wooncluster ten zuidoosten wordt afgesloten.
Alternatief 3: noordelijke uitbreiding. In dit alternatief wordt er geen terrein ten zuiden van de Waterstraat ingenomen. De gevraagde oppervlakte voor uitbreiding wordt in alternatief 3 aan de noordzijde van het bestaande terrein voorzien. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 155 van 221
Belangrijk is nu al te vermelden dat het specifiek geluid van het gehele bedrijf, vermits als nieuw te beschouwen23, overdag moet voldoen aan 45 dB(A) en ’ s avonds en ’s nachts aan 40 dB(A).
Hierna bespreken we de effecten van de invulling van het terrein voor de verschillende alternatieven. Daarna wordt het aspect verkeer behandeld.
5.6.5.1 Effect van de invulling van het terrein voor de diverse alternatieven Alternatief 1 Vermits we op dit moment niet weten welke geluidsbronnen er waar bij komen en zeker ook niet welke geluidsemissies deze bronnen zullen hebben, hanteren we voor de extra oppervlakte nu hetzelfde kengetal. Dit betekent dat we voor de geluidsemissie van het gehele bedrijf een kengetal van 56 dB(A)/m2 hanteren en dit ook voor de uitbreiding. Hoe dit moet gerealiseerd worden, zal in een geluidsstudie in het kader van de vergunning (op projectniveau) moeten worden opgenomen. In Kaart 6 van Bijlage 2 (kaarten aanvraag planologisch attest) wordt de inplanting van de gebouwen op lange termijn weergegeven. Hieruit blijkt dat in het noordoostelijk deel gebouwen worden voorzien op een hoogte van 12 m en ook in zuidwestelijk deel er gebouwen voorzien worden van 12 m hoog. Deze gebouwen steken dus boven de bestaande gebouwen inclusief bestaande bronnen uit en zullen dus zeker voor afscherming zorgen naar de woningen in de omgeving (Waterstraat, Vrijlegemstraat…). Het effect van de uitbreiding en van de afschermende woningen wordt hierna weergegeven. Het blijft uiteraard een inschatting, maar het geeft zeker al een mogelijk beeld van het effect. Als er gebouwen voorzien worden die hoger zijn (bvb tot 13,5 m), is het afschermende effect nog iets groter, doch op dit planMER-niveau wordt dit niet als onderscheidend beschouwd. Daarnaast zijn er de activiteiten op de parking die op het zuidelijkste deel van de uitbreiding wordt voorzien. We zien dat voor de woning in de Waterstraat 1 (Mpt 4) en in de Vrijlegemstraat 2 (Mpt 1) er mogelijk een overschrijding door de uitbreiding kan optreden ondanks de aanname van 56 dB(A)/ m2. Vermits er bijgevolg een verhoging van het omgevingsgeluid van meer dan 1 dB(A) kan optreden evenals een overschrijding van de grenswaarde door de uitbreiding moeten we het effect beoordelen als ‘- 3’ en dringen milderende maatregelen zich op. Dit wordt verder besproken. Hierna geven we de geluidscontour weer voor een verdere invulling van de 56 dB(A) /m2 met de afschermende werking van de gebouwen maar zonder bijkomende afschermende objecten.
23
Merendeel van de installaties is nieuw, waardoor het ganse bedrijf als ‘nieuw’ te beschouwen is
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 156 van 221
Figuur 5-35
Geluidscontour toekomstige situatie – alternatief 1 met aanname 56 dB(A)/m²
Alternatief 2 Qua invulling van het terrein is er geen onderscheid met alternatief 1 zodat de zelfde effecten kunnen verwacht worden. De toegangsweg wordt wel verlegd met een andere aansluiting naar het bedrijf. Dit effect bekijken we apart samen met de effecten van het verkeer op het omgevingsgeluid. Alternatief 3 Voor alternatief 3 schuift het plangebied op naar het noordoosten, maar we gaan er vanuit dat de configuratie qua opbouw van de gebouwen niet wijzigt. De gebouwen blijven ook in alternatief 3 een afschermende werking hebben. Voor deze configuratie met de afschermende objecten op de rand van het plangebied en met een invulling als kengetal 56 dB(A)/m2 bekomen we volgende geluidscontour:
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 157 van 221
Figuur 5-36
Geluidscontour toekomstige situatie – alternatief 3 met aanname 56 dB(A)/m²
Voor deze invulling verwachten we ook een overschrijding ter hoogte van de Waterstraat 1 (Mtp 4) met 3 dB(A). Voor de andere woningen in de Waterstraat en in de Vrijlegemstraat zijn er geen overschrijdingen te verwachten. Voor Waterstraat 1 kan er bijgevolg een overschrijding verwacht worden en tevens zal het omgevingsgeluid hier stijgen zodat we als effect ‘-3’ moeten beoordelen. Milderende maatregelen dringen zich op. De vergistingsinstallatie zorgt niet voor enige significante bijkomende geluidsimpact.
5.6.5.2 Effect van het wegverkeer tengevolge de invulling van het plan Op basis van de gegevens uit mobiliteit kunnen we een uitspraak doen over de effecten van het verkeer. Op dit moment zijn er zo’n 210 voertuigbewegingen per dag waaronder 110 vrachtbewegingen per werkdag. Deze voertuigen kunnen toekomen tussen 6 u en 18 u zodat we op een gemiddelde van 17 voertuigen per uur kunnen hanteren waaronder 9 vrachtwagenbewegingen. In de geplande toestand verwacht men in totaal 25 vrachtwagenbewegingen per uur en zo’n 23 personenwagenbewegingen per uur door de stijging van het aantal personeelsleden. Dit bedraagt een gemiddelde verdeling van het totaal aantal bewegingen per uur tussen 6 u en 18 u. Alternatief 1 In Alternatief 1 blijft de Waterstraat de openbare toegangsweg naar het bedrijf. De toename van het verkeer in de Waterstraat heeft volgende geluidscontour tot gevolg:
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 158 van 221
Figuur 5-37
Toekomstige situatie geluid t.g.v. wegverkeer – alternatief 1
Op meetpunt 4 wordt een verhoging van maximaal 3 dB(A) vastgesteld, maar de L den blijft onder de gedifferentieerde referentiewaarde van 70 dB(A). Voor alternatief 1 wordt ter hoogte van de woning in de Waterstraat 1 (Mtp 4) nu 63,7 dB(A) berekend terwijl dit in de huidige situatie 61 dB(A) is. Voor de andere woningen langs de N36 of in de Waterstraat zullen er geen verhogingen van het wegverkeersgeluid optreden. Enkel ter hoogte van de woning Waterstraat 1 verwachten we door de verdubbeling van het verkeer in de Waterstraat een verhoging van maximaal 3 dB(A) zodat het effect hier als ‘-1’ kan beoordeeld worden ter hoogte van de woning Waterstraat 1. De L den blijft wel onder de drempel van 70 dB(A) zodat geen milderende maatregelen nodig zijn. Voor de andere woningen is het effect 0. Alternatief 2 Voor alternatief 2a is de bezetting/uitbreiding dezelfde als voor alternatief 1, maar wordt de toegangsweg verlegd. De Waterstraat zal dan een hoek maken rondom de uitbreiding. Dit betekent dat de toegangsweg dichter tot de woningen in de Waterstraat (Mpt 2) komt. De Lden zal hierdoor in de woningen in een deel van de Waterstraat (o.a. Mtp 2) stijgen met maximaal 2 dB(A) en ter hoogte van de woning Waterstraat 1 (Mtp 4) blijft de stijging maximaal 3 dB(A) tengevolge de verhoogde passage voor de woning (Bloemenwinkel). Met andere woorden, er is een stijging maar dit blijft door de lage trafiek eerder beperkt en tevens ligt de Lden door de nieuwe ontsluiting onder de 60 dB(A) wat gedifferentieerde referentiewaarde is voor een nieuwe weg. We beoordelen het effect als ‘-1’ voor de woningen in de Waterstraat. De geluidscontourenkaart voor deze situatie is hierna weergegeven:
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 159 van 221
Figuur 5-38
Toekomstige situatie geluid t.g.v. wegverkeer – alternatief 2
Alternatief 2b Voor alternatief 2b gelden dezelfde conclusies als voor alternatief 1, aangezien er geen verschil is met alternatief 1, wat betreft de hoeveelheid en locatie van de verkeersgeneratie. Alternatief 3 Voor dit alternatief 3 is er geen verschil met alternatief 1. De effectbespreking komt overeen met alternatief 1.
5.6.6
Conclusies Op basis van de metingen en berekening uitgevoerd door Eco-scan bvba in het kader van de projectMER hervergunning en regularisatie van Agristo NV blijkt dat er momenteel een overschrijding optreedt aan 2 woningen en op 200 m van de perceelsgrens. Vermits het bedrijf Agristo een nieuwe inrichting is, moet er een saneringsplan worden opgesteld. Een dergelijk saneringsplan is op dit moment nog niet beschikbaar (saneringsplan in opmaak), maar we gaan er vanuit dat de grenswaarde van 40 dB(A) zal gerealiseerd worden. Vermits er geen bruikbaar geluidsmodel beschikbaar is wat de situatie na de saneringen zal zijn, wordt uitgegaan van een kengetal van 56 dB(A)/m2. Indien we gelijkmatig dit over het huidige bebouwd gebied verspreiden komen we aan de meest nabijgelegen woningen een maximaal specifiek geluidsniveau van 40 dB(A). Voor de toekomstige situatie werden 3 invullingen van het plangebied geëvalueerd. Voor alternatief 1, 2 en 3 kan er bij een uitbreiding volgens het plangebied en bij een kengetal van 56 dB(A)/m2 een overschrijding optreden aan de meest nabijgelegen woning in de Waterstraat 1. Het effect wordt hier dan ook als ‘- 3’ beoordeeld. Milderende maatregelen dringen zich op. Het is ook logisch dat als de huidige situatie aan 40 dB(A) moet voldaan worden, dat de met de uitbreiding erbij ook de huidige installaties nog strenger moeten worden aangepakt. Hierdoor zou een kengetal van 53 dB(A)/m2 moeten gerealiseerd worden. Dit kan door maatregelen aan de bron te nemen of een afschermende gronddammen te voorzien op de perceelgrens. Het is dus van belang dat in het GRUP wordt opgenomen dat in de groene buffer de mogelijkheid bestaat om een gronddam aan te leggen van minstens 6 m hoog. Hiervoor is een breedte nodig van 25 m. De afscherming kan ook bestaan uit gebouwen zoals reeds voorzien zijn op langere termijn en ook meegenomen werd in het plan zoals 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 160 van 221
de inplanting het voorziet. Kortom, een geluidsstudie van de huidige situatie met daarna de uitbreiding is absoluut nodig om aan te tonen dat er kan voldaan worden aan de grenswaarde van 40 dB(A) . Door de afschermende werking van de gebouwen zoals voorzien op het plan op lange termijn zal het specifiek geluid dalen naar de Waterstraat (Mpt 2) en Vrijlegemstraat (Mpt 1). We kunnen dit effect naar deze woningen dan ook als ‘+ 1’ beoordelen omdat het specifiek geluid door het bedrijf er zal dalen. In de geplande situatie wordt er een toename van het verkeer van en naar het bedrijf verwacht. Vooral het vrachtverkeer zal toenemen. Voor alle alternatieven zal er een stijging van maximaal 3 dB(A) optreden ter hoogte van de woning in de Waterstraat 1, maar is er geen overschrijding van de gedifferentieerde referentiewaarde voor Lden. Het effect wordt dan als ‘- 1’ beoordeeld voor deze woningen. Enkel voor alternatief 2a waarbij er een verschuiving van de Waterstraat optreedt zal er ook voor de andere woningen in de Waterstraat (ter hoogte van Mpt 2) een verhoging van het wegverkeersgeluid optreden. Deze verhoging bedraagt niet meer dan 3 dB(A) zodat ook hier een effect van ‘- 1’ kan optreden. Vermits de gedifferentieerde referentiewaarde L den niet overschreden wordt, is het niet noodzakelijk om maatregelen te nemen. Alternatief 1 , 2b en 3 dragen een lichte voorkeur uit zodat het wegverkeersgeluid ter hoogte van de woningen in de Waterstraat (zuidoostelijke deel) niet stijgt.
5.6.7 Milderende maatregelen In het GRUP moet doorvertaald worden dat (in de groene buffers) de mogelijkheid bestaat om, indien nodig, een gronddam24 van minstens 6 m hoogte te kunnen aanleggen. Eerst moet gekeken worden of alle maatregelen aan de bron kunnen genomen worden, maar als noodgreep moet eventueel een gronddam kunnen voorzien worden en dit vooral naar de woning in de Waterstraat 1 toe. Dit betekent dat bij een volledige gronddam de buffer een breedte van 25 m moet hebben. Indien een halve gronddam met keermuur wordt voorzien, volstaat een bufferbreedte van 20 m. Verder dient de aanvrager bij de vergunningsvraag aan te kunnen tonen dat er geen onaanvaardbare geluidshinder zal optreden t.a.v. de omwonenden.
5.6.8 Suggesties om het plan milieuvriendelijker te maken n.v.t.
24
Kan ofwel een volledige gronddam of een halve gronddam met keermuur zijn
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 161 van 221
5.7
Discipline Lucht
5.7.1 Afbakening van het studiegebied Het studiegebied wordt afgebakend op basis van de mogelijke emissies van de installaties van Agristo NV. Uit het project-MER blijkt dat de invloedszone van het bedrijf afgebakend wordt tot de bedrijfsterreinen van Agristo NV en een gebied van ca. 2,5 km rondom het plangebied (raster van 5 x 5 km voor IFDM-model). Bijkomend worden de wegsegmenten van de belangrijkste wegen van en naar het plangebied, waar relevante wijzigingen te verwachten zijn, mee opgenomen in het studiegebied. Indien uit het milieueffectenonderzoek blijkt dat de impact verder reikt dan het vooropgestelde studiegebied, dan zal de grootte van het studiegebied worden aangepast. De te verwachten luchtemissies zijn afkomstig van de installaties (o.m. NOx, CO, SO 2, fijn stof, CxHy), diffuse emissies, geuremissies en emissies ten gevolge van het gegenereerde verkeer. Voor het aspect geur wordt een zone rond het plangebied beschouwd tot zover geurhinder mogelijk kan zijn.
5.7.2 Juridische en beleidsmatige context De milieukwaliteitsnormen voor lucht worden beschreven in VLAREM II. Hieronder worden de normen gegeven voor de meest relevante stoffen SO 2, NO2, CO, PM10 en PM2,5 (VLAREM-bijlage 2.5.3.11). Er worden immissiegrenswaarden gegeven enerzijds (behalve bij CO) voor jaargemiddelden en anderzijds (behalve bij PM2,5) voor dag- of uurgemiddelden (aantal toegelaten overschrijdingen per jaar). Tabel 5-32
Immissiegrenswaarden volgens VLAREM II en Europese dochterrichtlijnen
Polluent
Middelingstijd
Grenswaarde µg/m³
# toegelaten overschrijdingen
SO2
1 uur
350
Max. 24 keer per jaar
24 uur
125
Max. 3 keer per jaar
kalenderjaar
20
-
1 uur
200
Max. 18 keer per jaar
Kalenderjaar
40
-
CO
8 uur
10
-
Fijn Stof (PM10)
24 uur
50
Max. 35 keer per jaar
Kalenderjaar
40
-
Kalenderjaar
25 (20 in 2020)
-
NO2
Fijn Stof (PM2,5)
Met betrekking tot geur bestaan er geen specifieke normen. De beoordeling van de mogelijke geurhinder gebeurt op basis van het Richtlijnenboek Lucht van de Dienst Mer.
5.7.3 Methodologie 5.7.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie Luchtkwaliteit In eerste instantie wordt de huidige luchtkwaliteit in de omgeving van Agristo NV (achtergrondwaarde) besproken. Hiervoor wordt beroep gedaan op het geoloket ‘lucht’ van de VMM (http://geoloket.vmm.be). De kaarten van het geoloket zijn interpolatiekaarten en kwamen tot stand door gebruik te maken van de RIO-corine interpolatietechniek. Deze techniek maakt gebruik van satelliet-landgebruikgegevens (CORINE data set). Zo kan men de polluenten inschatten op plaatsen 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 162 van 221
waar geen metingen gebeuren. Via deze methode kan er voor elke roostercel (4x4 km) in Vlaanderen een concentratie (jaargemiddelde) of het aantal overschrijdingen van de norm (daggemiddelde) berekend worden. De berekeningsmethode kan evenwel een over- of een onderschatting geven op bepaalde plaatsen. Deze kaart geeft slechts een benaderend beeld van de verspreiding van de polluenten. Er wordt gewerkt met een gemiddelde luchtkwaliteit over een periode van 3 jaren voor PM10concentratie (2010-2012), aangezien de PM10-concentratie sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden en van jaar tot jaar sterk kan variëren. Om over die schommelingen heen een betrouwbaar beeld te geven, wordt een gemiddelde luchtkwaliteit voer een periode van 3 jaren getoond. Voor PM10 werd het aantal overschrijdingen van het PM10-daggemiddelde en het jaargemiddelde berekend. De NO2-concentratie is minder afhankelijk van weersomstandigheden, waardoor het niet nodig is om met een gemiddelde van 3 jaren te werken. Voor de NO2-concentratie wordt aldus een gemiddelde van het jaar 2012 in het geoloket weergegeven. De vierde laag geeft de totale index weer. Deze kaart geeft een samenvatting van de drie vorige interpolatiekaarten voor PM10 en NO2. Ook deze kaart is opgedeeld in roostercellen van 4x4 km. Elke roostercel geeft de hoogste index van dezelfde roostercel op de drie andere kaarten weer. De legende van deze vier kaarten is opgedeeld van 1 tot en met 10 (zie Tabel 5-33). De index is zo opgedeeld dat wanneer een rode kleur getoond wordt, de norm overschreden wordt. Tabel 5-33
Index interpolatiekaarten geoloket VMM
Aantal overschrijdingen van het PM10 daggemiddelde
Jaargemiddelde PM10 en NO2 jaargemiddelden laatste 3 jaren per roostercel + gemiddelde
Totale index Deze kaart geeft een samenvatting van de 3 vorige interpolatiekaarten voor PM10 en NO2. Ook deze kaart is opgedeeld in roostercellen van 4x4 km. Elke roostercel geeft de hoogste index van dezelfde roostercel op de 3 andere kaarten weer.
Gezien het dichtstbij gelegen VMM-meetpunt (40OB01; Hulstestraat, Oostrozebeke) zich op min. 4,85 km ten noord-noordoosten van het plangebied bevindt, is het gezien de afstand niet relevant om dit meetpunt op te nemen in de bespreking van de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Voor de evaluatie van de huidige emissies en hun impact van het bedrijf Agristo NV zelf zal gebruik worden gemaakt van de resultaten en evaluatie die vermeld worden in het project-MER voor de activiteiten van Agristo NV (hervergunning en regularisatie), en dit voor de relevante parameters. In het kader van het project-MER werd een sensorisch omgevingsonderzoek (d.i. snuffelmeetcampagne) uitgevoerd (door OLFASCAN nv) in de periode oktober-december 2014. Deze resultaten zullen voor het aspect ‘geur’ eveneens behandeld worden. Voor de methodiek van het sensorisch omgevingsonderzoek wordt verwezen naar de discipline lucht van het project-MER ‘Regularisatie en hervergunning van het aardappelverwerkend bedrijf Agristo NV’ (PR2057). Energie Voor het aspect energie wordt eveneens gebruik gemaakt van de gegevens die vermeld worden in het project-MER voor de hervergunning en regularisatie van Agristo NV. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 163 van 221
5.7.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Te onderzoeken effectgroepen Het voorgenomen plan heeft, op hoofdlijnen, een mogelijke invloed op de toekomstige luchtkwaliteit:
via de proces- en rookgasemissies van de industriële activiteiten
via geuremissies
via de emissies van het gegenereerde wegverkeer
Voor de evaluatie van de huidige emissies en hun impact wordt gebruik gemaakt van de evaluatie die wordt uitgevoerd in het project-MER voor de activiteiten van Agristo NV (hervergunning en regularisatie). De polluenten die beschouwd worden, betreffen alle componenten die relevant zijn in kader van het aardappelverwerkend bedrijf. De evaluatie van de proces- en rookgasemissies en impact na uitbreiding van het bedrijfsterrein en van de activiteiten, wordt op een gelijkaardige manier uitgevoerd als bij de bestaande toestand. Er zal met name gemodelleerd worden met het IFDM-model. In deze planfase is er namelijk nog geen concreet ontwerp- en inrichtingsplan ter beschikking, noch zijn er detailgegevens over het type installatie die er zal komen, of een nieuwe stookinstallatie of WKK zal geplaatst worden die beide productielijnen zal bedienen of indien een bijkomende stookinstallatie en/of WKK zal voorzien worden, de hoogte van de emissiepunten, de locatie van de schouw, enz. Voor een inschatting van de toekomstige toestand zal gebruik gemaakt worden van de huidige emissieresultaten, waarbij deze zullen geëxtrapoleerd worden en waarbij de inschatting zal gebeuren op basis van een aantal aannames. Voor de aannames verwijzen we naar de bespreking van de geplande toestand (§ 5.7.5.1). Qua beoordeling wordt dezelfde methodiek gehanteerd als deze van in het project-MER, nl. beoordeling bijdrage aan luchtkwaliteitsdoelstellingen van maximale concentratie en beoordeling bijdrage aan luchtkwaliteitsdoelstellingen van maximale concentratie ter hoogte van woongebied en woongebied met landelijk karakter. Inzake geuremissies wordt dezelfde aanpak als deze voor de proces- en rookgasemissies van de industriële activiteiten gehanteerd. De bekomen gegevens worden gerelateerd t.o.v. aanvaardbare concentratie/kwaliteitsdoelstellingen, waarbij de Vlarem-bepalingen en Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen als juridisch toetsingskader beschouwd worden (cf. infra). Bijzondere aandacht wordt besteed ten aanzien van de luchtkwaliteit nabij de bewoning in het studiegebied. Voor de verkeersemissies worden de verkeersaantallen gehanteerd uit de discipline mens-mobiliteit. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de verlegging van de Waterstraat in inrichtingsalternatief 2. Er worden geen modelleringen uitgevoerd m.b.v. het model CAR-Vlaanderen 2.0. Als laatste wordt het energieverbruik en groene energieproductie behandeld. Voor de groene energieproductie d.m.v. vergisting met warmtekrachtkoppeling gebeurt een extrapolatie van de huidige installatie. Verder wordt ook de impact van de mogelijke inplanting van windmolens behandeld. Indien blijkt dat de geëvalueerde impact voor bepaalde aspecten (proces- en rookgasemissies, geuremissies en/of verkeersemissies) tot overschrijdingen van luchtkwaliteitsdoelstellingen leidt of op een andere wijze tot een overschrijding van de draagkracht van de omgeving, dan zal dit aspect verder worden uitgewerkt. Daarbij is het de bedoeling aan te geven binnen welke randvoorwaarden (milderende maatregelen…) het plan aanvaardbaar is. Dit is echter afhankelijk van de beschikbare gegevens, die, gezien het planniveau, slechts een beperkte mate van detaillering hebben.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 164 van 221
Te beantwoorden onderzoeksvragen
Leidt het plan tot wijzigingen in de kwaliteit van de omgevingslucht via emissies?
Hoe belangrijk is de verwachte wijziging van de bijdrage tot de luchtverontreiniging?
Worden de huidige en toekomstige luchtkwaliteitsnormen nageleefd?
Wat is het meest gunstige inrichtingsalternatief en/of zijn milderende maatregelen noodzakelijk?
Toetsings- en beoordelingskader Voor de beoordeling van de gemiddelde effecten geldt volgend referentiekader volgens de richtlijnen van de dienst Mer (Richtlijnenboek Lucht): (X = immissiebijdrage t.o.v. de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde van de polluent) o
X < 1 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = verwaarloosbaar
o
1 % < X < 3 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = beperkt negatief (beperkte bijdrage)
o
3 % < X < 10 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = significant negatief (belangrijke bijdrage)
o
X > 10 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = zeer significant negatief (zeer belangrijke bijdrage)
Voor de beoordeling van hoge percentielen geldt volgend toetsingskader: (X = immissiebijdrage t.o.v. de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde van de polluent) o
X < 1 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = verwaarloosbaar
o
1 % < X < 5 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = beperkt negatief (beperkte bijdrage)
o
5 % < X < 20 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = significant negatief (belangrijke bijdrage)
o
X > 20 % van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde = zeer significant negatief (zeer belangrijke bijdrage)
De resultaten van deze toetsing worden gekoppeld aan milderende maatregelen als volgt: Bijdrage
Milderende maatregel
Verwaarloosbaar
Geen milderende maatregelen noodzakelijk
Beperkt
Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend
Belangrijk
Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden
Zeer belangrijk
Milderende maatregelen zijn essentieel
Voor het aspect geur wordt eveneens het toetsingskader uit het Richtlijnenboek Lucht gehanteerd. Dit toetsingskader is op basis van de geurgevoeligheid van de bestemmingen en de aangenaamheid van de geur. In eerste instantie wordt de omgeving volgens geurgevoeligheid opgedeeld, en dit op basis van de geldende bestemming (volgens gewestplan, BPA, RUP). In onderstaande tabel wordt de onderverdeling van de bestemmingen volgens de geurgevoeligheid weergegeven: 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 165 van 221
Tabel 5-34
Onderverdeling bestemming naar geurgevoeligheid (bron: richtlijnenboek Lucht)
Type bestemming
Bestemming volgens gewestplan
Bestemming volgens RUP
Hoog geurgevoelige bestemmingen
woongebieden, woonuitbreidingsgebieden, woongebieden met landelijk karakter (ingeval van toetsing aan nietlandbouweigen geuren), woonparken, dienstverleningsgebieden, gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven, recreatiegebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen...
Woongebied, gebied voor wonen en landbouw (ingeval van toetsing aan nietlandbouweigen geuren), recreatiegebied…
Matig geurgevoelige bestemmingen
woongebieden met landelijk karakter (ingeval van toetsing aan landbouweigen geuren), agrarische gebieden (ingeval van toetsing aan niet-landbouweigen geuren), gebieden voor ambachtelijke bedrijven en voor KMO’s, parkgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, gemengde woon- en industriegebieden...
Gebied voor wonen en landbouw (ingeval van toetsing aan landbouweigen geuren), specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren, agrarisch gebied, parkgebied, specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel…
Laag geurgevoelige bestemmingen
Industriegebieden, gebieden voor milieubelastende industrieën, gebieden voor ambachtelijke bedrijven en voor KMO’s, agrarische gebieden (ingeval van toetsing aan landbouweigen geuren), bosgebieden, groengebieden, natuurgebieden, bufferzones, waterwegen, luchtvaartterreinen...
Gemengd regionaal bedrijventerrein, agrarische bedrijvenzone, bosgebied, natuurgebied, verkeer- of vervoersinfrastructuur, buffer voor bedrijventerreinen, specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage, specifiek regionaal bedrijventerrein voor agroindustrie, gebied voor zeehavenen watergebonden bedrijven…
Een bakgeur wordt beschouwd als een niet-landbouweigen geur; een waterzuivering kan wel eerder als een landbouweigen geur beschouwd worden. In de bestaande situatie wordt het plangebied (bestemming volgens RUP ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’) gekenmerkt door agrarisch gebied en (bestemming volgens RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf ‘Agristo’’) zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf. Voor emissies van de bakgeur wordt het plangebied aldus ter hoogte van agrarisch gebied beschouwd als matig geurgevoelig gebied en ter hoogte van zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf als laag geurgevoelige bestemming. Voor de emissies van de waterzuivering wordt het agrarisch gebied beschouwd als een laag geurgevoelige bestemming en de zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf als een laag geurgevoelige bestemming. In de ruimere omgeving van het plangebied bevinden zich woongebied en woongebieden met landelijk karakter volgens het gewestplan en ‘gemengde woonclusters’ (ingedeeld als gebied voor 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 166 van 221
wonen en landbouw) volgens het RUP ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’, die aldus, afhankelijk van het soort geur, als hoog of matig geurgevoelig worden bestempeld. Afhankelijk van de geurbron, kan de aangenaamheid van de geur variëren. De geuremissies afkomstig van de waterzuivering (anaerobie) kunnen eerder als onaangenaam beschouwd worden. De geuremissies afkomstig van het bakproces kunnen als neutraal/aangenaam/onaangenaam bestempeld worden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit zeer persoonsgebonden is. Het toetsingskader voor geuren is afhankelijk van de aangenaamheid van de geur en de geurgevoeligheid van de omgeving. De toetsingskaders voor onaangename en neutrale/aangename geuren zijn terug te vinden in het Richtlijnenboek Lucht.
5.7.4 Bestaande toestand 5.7.4.1 Actuele luchtkwaliteit in het studiegebied De beschrijving van de luchtkwaliteit in de omgeving gebeurt aan de hand van de beschikbare meetgegevens van de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM). Deze zijn beschikbaar via het geoloket ‘VMM Advisering RUP – thema lucht’. Hierbij wordt gefocust op de concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) omdat het naleven van de Europese grenswaarden voor deze polluenten het meest kritiek is in Vlaanderen. Volgende vaststellingen kunnen ter hoogte van het plangebied gedaan worden op basis de advieskaart lucht van de VMM: Tabel 5-35
Huidige luchtkwaliteit (geoloket VMM) PM10
PM10
NO2
2010 - 2012
2010 - 2012
2012
(jaargemiddelde)
(aantal dagen > 50 µg/m³)
(jaargemiddelde)
40 µg/m³
35 dagen
40 µg/m³
Plangebied
26 – 30 µg/m³
21 – 25 dagen
16 – 20 µg/m³
Omgeving tot op 3 km
21 – 30 µg/m³
21 – 25 dagen
16 – 25 µg/m³
Grenswaarde
Uit de tabel blijkt dat de luchtkwaliteit in en rond het plangebied voldoet aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen (grenswaarden). Het studiegebied krijgt de totale index 5, wat een gewone luchtkwaliteit betekent.
5.7.4.2 Bedrijfsemissies en -immissies Voor de beschrijving van de bedrijfsemissies en –immissies wordt beroep gedaan op de gegevens en resultaten uit het project-MER i.k.v. de hervergunning en regularisatie van Agristo NV. Er zijn geen extra metingen uitgevoerd in het kader van dit MER. Als referentiesituatie wordt de huidige bestaande situatie beschouwd. Volgende bronnen inzake luchtemissies zijn in het plangebied te situeren: -
Branders op aardgas (4 branders met elk een nominaal vermogen van 0,8 MW) in de drooginstallatie
-
Stookinstallatie (op aardgas; nominaal thermisch vermogen 16,4 MW)
-
WKK-motor: biogas wordt in de WKK-motor (nominaal (thermisch) vermogen 1.350 kW) omgezet naar elektriciteit en warmte. De gevormde rookgassen worden geëmitteerd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 167 van 221
De situering van deze bronnen is op onderstaande figuur weergegeven:
Figuur 5-39
Situering lucht- en geuremissiebronnen
De belangrijkste componenten die bij deze bronnen worden geëmitteerd betreffen (fijn) stof, CO, SO2 en NOx. Er worden ook vluchtige organische stoffen geëmitteerd. Deze zijn voornamelijk in de geuremissies terug te vinden. Daarom worden deze niet verder meegenomen bij de modellering van de bedrijfsimmissies. Verder zijn er, naast de geleide emissies, eveneens diffuse emissies. Deze zijn voornamelijk waarneembaar als geuremissies t.g.v. de waterzuiveringsinstallatie (zie § 5.7.4.3). Toetsing t.o.v. de emissiegrenswaarden Er zijn voor de stookinstallatie, de branders bij de drooginstallatie en de WKK-motor emissiemetingen uitgevoerd. De resultaten van deze metingen zijn in onderstaande tabel weergegeven, waarbij getoetst wordt aan de desbetreffende emissiegrenswaarden (Vlarem). De WKK-installatie wordt hierbij 2 maal vermeld, gezien aan een verschillende norm wordt getoetst, waarbij de waarden bij 15 % O2 volgens de nieuwe voorwaarden is.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 168 van 221
Tabel 5-36 Meetresultaten bij referentie zuurstofgehalte van de emissies met aanduiding van de desbetreffende emissiegrenswaarde (bron: project-MER regularisatie en hervergunning Agristo NV, Eco-scan nv) Parameter
Concentratie
Emissiegrenswaarde Vlarem
(mg/Nm³)*
Waarde (mg/Nm³)
Vlarem II-rubriek
Referentiezuurstofgehalte (% O2)
Stookinstallatie CO
<1
100
Art. 5.43.2.10
3
NOx (als NO2)
80
80
Art. 5.43.2.10
3
SOx
<1
35
Art. 5.43.2.10
3
stof
<1
5
Art. 5.43.2.10
3
CO
4
100
Bijlage 4.4.2
18
NOx (als NO2)
16
500
Bijlage 4.4.2
18
SOx
<4
500
Bijlage 4.4.2
18
stof
< 2,8
150
Bijlage 4.4.2
18
CO
746**
1.300
Art. 5.31.1.2
5
NOx (als NO2)
652**
500
Art. 5.31.1.2
5
SOx
< 19**
/
Art. 5.31.1.2
5
TOC-CH4
3**
150
Art. 5.31.1.2
5
CO
280**
250
Art. 5.43.2.13
15
NOx (als NO2)
245**
190
Art. 5.43.2.13
15
SOx
< 7,1**
/
Art. 5.43.2.13
15
TOC-CH4
1,1**
60
Art. 5.43.2.13
15
Brander droger
WKK-installatie
WKK-installatie
* effectief gemeten waarde zonder rekening te houden met de meetfout ** deze resultaten zijn overgenomen uit een meetrapport van mei 2013. De emissiegrenswaarden zoals opgenomen in art. 5.31.1.2 zijn op 10 september 2013 echter vervangen door de sectorale voorwaarden uit art. 5.43. Daarom wordt de omrekening gemaakt van 5 naar 15 % O2.
Alle parameters voldoen aan de Vlarem-emissiegrenswaarden, met uitzondering van de CO- en NOxemissies van de WKK-installatie. Indien echter rekening wordt gehouden met de door de Vlarem II toegelaten en verrekenbare meetfout van 30 %, dan bedraagt de NOx-concentratie 172 mg/Nm³ (bij 15 % O2) en de CO-concentratie 196 mg/Nm³ (bij 15 % O2). Hierbij wordt wel voldaan aan de emissiegrenswaarde.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 169 van 221
Emissies op jaarbasis De emissies op jaarbasis (per installatie) worden in onderstaande tabel weergegeven: Tabel 5-37
Emissies op jaarbasis
Parameter
Stookinstallatie
Brander droger
WKK-motor
CO (kg/j)*
< 80**
332
3.713
NO2 (kg/j)*
5.104
1.195
3.245
SOx (kg/j)**
< 80
< 629
< 171
Stof (kg/j)**
< 80
< 440
/
TOC-CH4 (kg/j)**
/
/
26
* omrekening m.b.v. vrachten vermeld in project-MER hervergunning en regularisatie (Tabel 5-38) ** omrekening m.b.v. gemeten concentraties vermeld in project-MER hervergunning en regularisatie (Tabel 5-37) Toetsing t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstellingen In het project-MER werd de bestaande toestand, met behulp van IFDM, gemodelleerd. Hierbij werden de SO2- en stofemissies niet verder in beschouwing genomen, gezien bleek uit de metingen dat deze minder belangrijk zijn (door het gebruik van aardgas). Met behulp van IFDM werd de impact van de CO- en NOx-emissies gemodelleerd. De input van de parameters voor de stookinstallaties, de branders van de drooginstallatie en de WKK-motor zijn: Tabel 5-38 Eco-scan nv)
Input IFDM-model (bron: project-MER regularisatie en hervergunning Agristo NV,
Parameter
Stookinstallatie
Brander droger*
WKK-motor
Hoogte (m)
8
8
10
Diameter (m)
0,95
0,8
0,25
Temperatuur (°C)
70
70
165
Bedrijfsdebiet (Nm³/u)
9.087
17.939
2.750
CO-vracht (g/h)
/
18,5
1.350
NOx-vracht (g/h)
561,7
66,63
1.180
werkingsregime
continu
continu
continu
* Er zijn vier branders aanwezig. De metingen zijn echter uitgevoerd op één brander. De emissiepunten liggen echter dicht bij elkaar, zodanig dat voor de vier branders in het model als 1 bron wordt ingegeven, waarbij een viervoudige emissie wordt gehanteerd.
In onderstaande tabel worden zowel de maximale bijdrages van Agristo NV als de maximale bijdrages ter hoogte van gevoelig gebied 25 van Agristo NV getoetst aan de desbetreffende luchtkwaliteitsdoelstellingen:
25
gemengde woonclusters volgens GRUP ‘Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste’
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 170 van 221
Tabel 5-39 Gemodelleerde bijdrages Agristo NV tot de immissienormen (bron: project-MER regularisatie en hervergunning Agristo NV, Eco-scan nv) Parameter
Luchtkwaliteitsdoelstelling - immissienorm
Maximale concentratie (µg/Nm³)
Maximale concentratie ter hoogte van gevoelig gebied (µg/Nm³)
CO
8-uurgemiddelde: 10.000 µg/Nm³
144 – beperkte bijdrage
82 – verwaarloosbare bijdrage
NOx (NO2 = factor 0,6)
P99,79 uurgrenswaarde: µg/Nm³
104 – zeer belangrijke bijdrage
51,5 – zeer belangrijke bijdrage
8,12 – zeer belangrijke bijdrage
0,80 – beperkte bijdrage
Jaargrenswaarde: µg/Nm³
200 40
Met betrekking tot de CO-immissies zijn in de bestaande toestand geen belangrijke effecten te verwachten, waarbij het niet noodzakelijk is om bijkomende milderende maatregelen te treffen. Met betrekking tot de NOx- en NO2-immissies treden belangrijke bijdragen (ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten van Agristo NV) aan de immissienormen. In het project-MER wordt gesteld dat er op korte termijn geen bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn, gezien er een beperkte bijdrage t.g.v. Agristo NV ter hoogte van gemengde woonclusters is en gezien de milieukwaliteitsnorm nog niet voor 80 % is bereikt. Wel wordt voorgesteld om bij toekomstige vervanging van de branders (van stookinstallatie en droger) gebruik te maken van low NOx-branders.
5.7.4.3 Geuremissies en -immissies Inzake de geuremissies in de bestaande toestand wordt eveneens gebruik gemaakt van de gegevens die beschikbaar zijn in het project-MER van Agristo NV (hervergunning en regularisatie; Eco-scan nv, 2015; PR2057). Gezien de overheersende geur van bakdampen, werden geen andere geurbronnen t.g.v. het productieproces waargenomen. Andere mogelijke geurbronnen tijdens het productieproces betreffen de stoomschiller en droger. Het is mogelijk dat deze geuren wel aanwezig zijn, maar gemaskeerd worden door de overheersende bakgeur. Uit de uitgevoerde sensorische meetcampagne blijkt namelijk dat de bakdampen (afkomstig van de condensor en in mindere mate van de triller/halafzuiging) de belangrijkste geurbron is. Dit wordt ook bevestigd door metingen bij bedrijven met gelijkaardige productieactiviteiten. Naast de typische bakgeur in de omgeving van het plangebied, is de aanwezige waterzuiveringsinstallatie eveneens een relevante geurbron. In de anaerobie van de waterzuiverings/biogasinstallatie wordt onder andere geur (H2S, organische componenten…) gevormd. Deze wordt omschreven als een soort “mest”geur. De geuremissies van de waterzuiveringsinstallatie betreffen diffuse emissies. De situering van deze twee belangrijkste geurbronnen wordt weergegeven in Figuur 5-39. Er werden een aantal klachten inzake geur ingediend (2 in 2008 en 1 in 2012). Daarnaast wordt bij de gemeente Hulste regelmatig melding gemaakt van klachten inzake het waarnemen van een frietgeur, maar deze worden niet als klacht geregistreerd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 171 van 221
In het kader van het project-MER voor hervergunning en regularisatie van Agristo NV werden snuffelmetingen uitgevoerd. Deze meetcampagne vond plaats tussen september en december 2014. Per snuffelmeting werd de geuremissie bepaald met behulp van een bi-gaussische formule aan de hand van de maximale geurwaarnemingsafstand en de meteogegevens op het moment van de snuffelmetingen. Deze bepaling gebeurt afzonderlijk voor zowel de bakgeur en geur afkomstig van de waterzuiverings-/biogasinstallatie. De bakgeur wordt, zoals reeds gemeld, voornamelijk gelinkt aan de bakdampcondensor, maar ook de dampkap boven de triller zal een bijdrage leveren (weliswaar in mindere mate). Het is echter niet mogelijk om een effectieve bijdrage van beide bronnen in te schatten, waardoor in de verdere verwerking een ingeschatte verhouding van 80 (condensor) / 20 (dampkap) wordt gehanteerd (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV; Eco-scan bvba, 2015). De berekende geuremissies betreffen: Tabel 5-40 Berekende geuremissies bij snuffelmetingen (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan nv) Geurbron
Gemiddelde geuremissie (se 26/s)
Bakdampcondensor*
186.279
Dampkap boven triller*
46.570
Waterzuiverings-/biogasinstallatie
29.632
* worden in Figuur 5-39 aangeduid als bakdampcondensor
De bronkarakteristieken die gebruikt worden als inputparameters bij de IFDM-modellering zijn de volgende: Tabel 5-41 Gehanteerde bronkarakteristieken in IFDM (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan NV) Gegevens
Bakdampcondensor
Dampkap boven triller (met eveneens afzuiging productiehal)
Waterzuivering/biogas
Bronhoogte (m)
10
10
2
Debiet (Nm³/h)
4.890*
15.000*
360
Temperatuur (°C)
90**
30
35**
Werkingsregime
continu
continu
continu
* op basis van aangeleverde gegevens vanuit Agristo NV ** op basis van bedrijfsgegevens
26
se = snuffeleenheden
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 172 van 221
De resultaten uit IFDM voor de bakdampen en waterzuiverings-/biogasinstallatie zijn: Tabel 5-42 Overzicht effectclassificatie – gebieden (bakdampen) (bron: project-MER hervergunning en regularisatie Agristo NV, Eco-scan nv) Geurgevoeligheid
Hindereffectclassificatie
Geurconcentratie
Omschrijving gebied
hoog geurgevoelig gebied
sterk negatieve effecten
> 3 se/m³
deel van woongebied Hulste (ten NO) en Kuurne (ten ZW), woongebied met landelijk karakter ten N en gemengde woonclusters (gebied voor wonen en landbouw) ZO van het bedrijf
matig negatieve effecten
1,5 – 3 se/m³
resterend deel van woongebied Hulste, deel van woongebied Kuurne (ten ZW) en Bavikhove (ten O), diverse woongebieden met landelijk karakter in de omgeving van het bedrijf
sterk negatieve effecten
> 5 se/m³
agrarisch gebied in de omgeving van het bedrijf
matig negatieve effecten
3 – 5 se/m³
agrarisch gebied in de omgeving van het bedrijf
sterk negatieve effecten
> 10 se/m³
Bedrijfsterreinen
matig negatieve effecten
5 – 10 se/m³
niet van toepassing
matig geurgevoelig gebied
laag geurgevoelig gebied
In het project-MER worden, gezien de sterk negatieve effecten, milderende maatregelen voorgesteld, ook al heeft het bedrijf reeds een (milderende) maatregel getroffen. De installatie van Agristo NV beschikt namelijk al reeds over een bakdampcondensor. De bakdampcondensor levert energieterugwinning, waarbij ook een deel van de organische geurcomponenten verwijderd worden. Deze techniek is eveneens een BBT om geurhinder te voorkomen. Deze maatregel werd in de finale draftversie van de herziene BBT voor de groenten- en fruitverwerkende nijverheid (april 2015) echter niet meer verder opgenomen. Op basis van de sensorische meetcampagne blijkt dat deze maatregel onvoldoende is om negatieve effecten te voorkomen. In de (herziene) BBT-studie worden een aantal andere maatregelen opgelijst ter voorkoming van geurhinder die eveneens als milderende maatregelen worden voorgesteld in het project-MER, nl. een naverbranding van de bakdampen, het condenseren van de stoompluim van stoomschillers,en het zuiveren met behulp van een biofilter/biowasser.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 173 van 221
Tabel 5-43 Eco-scan nv)
Overzicht effectclassificatie – gebieden (waterzuiverings-/biogasinstallatie) (bron:
Geurgevoeligheid
Hindereffectclassificatie
Geurconcentratie
Omschrijving gebied
hoog geurgevoelig gebied
sterk negatieve effecten
> 2 se/m³
niet van toepassing
matig negatieve effecten
1 – 2 se/m³
deel van woongebied Hulste (ten NO) en woongebied Kuurne (ten ZW)
sterk negatieve effecten
> 5 se/m³
niet van toepassing
matig negatieve effecten
2 – 5 se/m³
niet van toepassing
sterk negatieve effecten
> 10 se/m³
bedrijfsterreinen en onmiddellijke omgeving bedrijf (agrarisch gebied)
matig negatieve effecten
3 – 10 se/m³
omliggend agrarisch gebied
matig geurgevoelig gebied
laag geurgevoelig gebied
Gezien er matig negatieve effecten in de bestaande situatie optreden, dienen milderende maatregelen op langere termijn gezocht te worden. In het project-MER werd opgenomen dat bij aanpassingen aan de installatie met het geuraspect dient rekening gehouden te worden.
5.7.4.4 Verkeersemissies Aan- en afvoer van producten gebeurt volledig door middel van vrachtwagens. In de bestaande situatie wordt met max. 108 vrachtwagenbewegingen (of 54 vrachtwagens) per werkdag en 50 vrachtwagenbewegingen op zaterdag en 42 vrachtwagenbewegingen op zondag gerekend (zie discipline mens – mobiliteit). Gezien de omvang van het terrein, kan gesteld worden dat iedere vrachtwagen (maximaal) ca. 340 m op het terrein rijdt (heen en terug). De impact van deze transportbewegingen op het terrein wordt berekend aan de hand van emissiefactoren (zie onderstaande tabel). Er werd geopteerd voor de emissiefactoren van zware vrachtwagens volgens CAR Vlaanderen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 174 van 221
Tabel 5-44
Emissies t.g.v. vrachtverkeer op de site
Gegevens Vrachtwagens (aantal per week)
316
Gereden aantal kilometer op terrein
0,34
Emissiefactoren vrachtwagen (g/km voertuig)* Stof (PM10)
0,103
NOx
4,017
SO2
0,0056
Berekeningen Emissies (kg/jaar) Stof (PM10)
0,58
NOx
22,44
SO2
0,031
* Zie Richtlijnenboek Lucht
Hieruit volgt dat, in vergelijking met de huidige jaarlijkse emissies t.g.v. de bedrijfsactiviteiten, de emissies verwaarloosbaar (0) zijn. Ook als men aanneemt dat de volledige (stof)uitstoot van de vrachtwagens uit PM 2,5 bestaat, blijft de emissie verwaarloosbaar t.o.v. de PM2,5-emissie door de productieactiviteiten. Ten opzichte van de verkeerssituatie in de omgeving, is het uitgesloten dat het verkeer van en naar Agristo NV op de N36 een significant aandeel zal uitmaken (gezien het druk verkeer op de N36 – zie discipline mens-mobiliteit) en een impact kan hebben op de luchtkwaliteit in de omgeving. De N36 is, via de Waterstraat, de enige transportroute. Het wordt dan ook niet nodig geacht om de bestaande situatie verder in detail te behandelen in het MER.
5.7.4.5 Energie In onderstaande tabel wordt het totale energieverbruik van de voorbije jaren weergegeven: Tabel 5-45
Overzicht totale energieverbruik voorbije jaren (bron: project-MER, Eco-scan nv) 2011
2012
2013
Elektriciteitsverbruik (MWh/j)
19.411
20.070
19.922
Aardgasverbruik (MWh/j)
72.383
69.558
60.370
Rode diesel (GJ/j)
436
436
436
Totaal primair energieverbruik (PJ/j)*
0,44
0,43
0,40
* hierbij wordt rekening gehouden met een overgangsfactor van 2,5 naar primaire energie bij elektriciteit
De bakoven wordt hierbij aangeduid als de grootste thermische energieverbruiker en de koelinstallatie als de grootste elektrische energieverbruiker. Andere grote energieverbruikers zijn transportsystemen, pompen, blancheurs, conditioneren, het stoomschillen, de stoomketel en de droger. Inzake energierecuperatie wordt de warmte van de condensor op de bakoven gerecupereerd. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 175 van 221
Overigens is er op de site een WKK (nominaal (thermisch) vermogen 1.350 kW) aanwezig waarin het biogas (geproduceerd in de anaerobie van de waterzuiveringsinstallatie) omgezet wordt naar elektriciteit en warmte. Er wordt ca. 3.000 MWh elektrisch geproduceerd, wat overeenkomt met ongeveer 15 % van het totale elektriciteitsverbruik.
5.7.5 Geplande toestand Het plan zal voor een uitbreiding van de verwerkingscapaciteit zorgen, wat zal resulteren in bijkomende verkeersgeneratie, een bijkomende productielijn en verhoging van capaciteit van andere installaties. Hierbij wordt geraamd op een verdriedubbeling van de huidige toestand (bron: Agristo NV). Dit zal bijkomende luchtemissies met zich meebrengen. Hierbij worden dezelfde soort emissies als bij de bestaande toestand verwacht. Gezien de tweede productielijn volgens de drie alternatieven op dezelfde locatie zal worden voorzien, is er geen verschil in beoordeling tussen de alternatieven. Ook de WKK-motor, stookinstallatie en waterzuiviering/biogasinstallatie worden in de drie alternatieven op dezelfde locatie voorzien. Ook al schuiven de bronnen een 10-tal meter op, dit zal geen verschil maken in de IFDM-output gezien de roostergrootte van het model. Als referentiesituatie wordt de huidige bestaande situatie beschouwd. Hierbij dient nogmaals benadrukt te worden dat de geplande toestand een inschatting betreft, op basis van een aantal aannames. Op projectniveau, wanneer meer concrete gegevens gekend zijn, dient dit verder bestudeerd te worden.
5.7.5.1 Luchtemissies Basisdata en uitgangspunten Bij uitbreiding van de capaciteit wordt verwacht dat de type emissiebronnen in de toekomstige situatie dezelfde zullen zijn als deze in de bestaande toestand. In deze planfase is er nog geen concreet ontwerp- en inrichtingsplan ter beschikking. Ook al zijn de IFDM-inputparameters grotendeels ongekend, is het echter wel mogelijk om een goede aanname te maken van de toekomstige situatie, mits een aantal beschouwingen in acht te nemen. Voor een begroting van de emissies/immissies baseren we ons op de emissiemeetresultaten van de bestaande installatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het IFDM-model om een indicatieve berekening uit te voeren van de te verwachten bijdrage van de volledige invulling van het plangebied. De resultaten zijn, zoals gezegd, indicatief, gezien het type installatie/ constructie en dergelijke, zoals hierboven gemeld, nog onzeker is. De aannames die doorgevoerd worden zijn: -
dezelfde inputparameters als vermeld in Tabel 5-38 zullen voor de tweede productielijn gehanteerd worden, behalve een schouwhoogte van 12 m i.p.v. 8 m (cf. eerdere aanvraag planologisch attest)
-
de tweede productielijn zal zich naast de bestaande productielijn (cf. eerdere aanvraag planologisch attest) bevinden – Veel inrichtingsalternatieven kunnen aldus niet overwogen worden (cf. infra). Wel zal nagegaan worden wat de impact is van de locatie van de schouw t.h.v. de unit ‘blancheren, bakken en vriezen’ in de eerdere aanvraag planologisch attest
-
als vracht van de tweede productielijn (met name de brander van de droger) wordt een dubbele vracht t.o.v. de bestaande emissies per bron genomen, gezien Agristo NV wenst te verdriedubbelen naar de toekomst toe.
-
de bestaande productielijn wijzigt niet
-
voor de stookinstallatie en WKK-motor wordt ervan uitgegaan dat bij uitbreiding, dezelfde installatie zal gehanteerd worden als bij de bestaande installatie. Voor de toekomstige
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 176 van 221
installatie wordt hierbij met een (input)parameters blijven dezelfde.
driedubbele
vracht
gerekend.
De
overige
Door gebruik te maken van de huidige installatie als referentie, emissies van de stookinstallatie en de WKK-motor te verdriedubbelen en de hoogte van de bestaande schouw op 8 m te behouden wordt gerekend met een worst case scenario. In onderstaande tabel worden de inputparameters in het IFDM-model, gebaseerd op een aantal aannames en extrapolatie van de huidige toestand, voor de toekomstige toestand weergegeven. Tabel 5-46
Input IFDM-model toekomstige toestand
Parameter
Bestaande productielijn – Branders droger
Tweede productielijn – Branders droger
Stookinstallatie
WKK-motor
Hoogte (m)
8
13,5
8
10
Diameter (m)
0,8
0,8
0,95
0,25
Temperatuur (°C)
70
70
70
165
Bedrijfsdebiet (Nm³/u)
17.939
17.939
9.087
2.750
CO-vracht (g/h)
74
148
/
4.050
NOx-vracht (g/h)
226,52
533,04
1.685,1
3.540
werkingsregime
continu
continu
continu
continu
De SO2- en fijn stof-vrachten worden, net zoals bij de bestaande situatie, niet meegerekend, gezien deze een verwaarloosbare bijdrage zullen leveren. Bij gebruik van aardgas zijn deze emissies namelijk van ondergeschikt belang. Ook diffuse emissies worden verwaarloosbaar geacht t.a.v. de geleide emissies en worden verder niet meegenomen. Resultaten immissies en beoordeling Er wordt gemodelleerd met het IFDM-model op basis van een aantal aannames om een beeld te krijgen hoe de immissies er (naar grote waarschijnlijkheid) zouden kunnen uitzien. Aangezien dit slechts een inschatting is, worden de concentraties niet in detail besproken, maar wordt wel algemeen weergegeven wat kan verwacht worden in de toekomstige situatie, d.i. of impact van de uitbreiding (zonder het voorzien van milderende maatregelen) aanvaardbaar is voor de omgeving. Inzake CO-immissies wordt er in de toekomstige situatie een belangrijke bijdrage verwacht (huidige situatie is een beperkte bijdrage). De maximale CO-concentratie blijft lager dan 10 % van de COluchtkwaliteitsdoelstelling (d.i. 10.000 µg/m³). De maximale CO-concentratie t.g.v. de bedrijfsactiviteiten van Agristo NV t.h.v. woongebied en woongebied met landelijk karakter verhoogt, maar blijft nog steeds een verwaarloosbare bijdrage (d.i. geen aantoonbaar effect). Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning (d.i. woning gelegen op ca. 50 m ten noordwesten van het plangebied, gelegen in agrarisch gebied) wijzigt de bijdrage van een verwaarloosbare bijdrage (huidige situatie) naar een beperkte bijdrage. Aangezien de maximale CO-concentratie een belangrijke bijdrage in de toekomstige situatie zal zijn, is het noodzakelijk om bijkomende milderende maatregelen te treffen. Inzake de NO2-immissies blijft een zeer belangrijke bijdrage aan de kwaliteitsdoelstellingen uitgedrukt in jaargrenswaarde (dus gemiddelde waarden) gelden voor de maximale immissieconcentraties t.g.v. de bedrijfsactiviteiten van Agristo NV. Hierbij neemt de bijdrage echter toe. Ter hoogte van woongebied en woongebied met landelijk karakter stijgt de bijdrage van beperkt 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 177 van 221
naar zeer belangrijk. Ter hoogte van de dichtstbij gelegen woning wordt zowel in de huidige als toekomstige situatie een zeer belangrijke bijdrage verwacht. Als voor NO2 getoetst wordt aan de kwaliteitsdoelstellingen uitgedrukt in percentielwaarden, blijft een zeer belangrijke bijdrage t.g.v. het bedrijf gelden zowel voor de maximale immissieconcentratie, de maximale immissieconcentratie ter hoogte van woongebied en woongebied met landelijk karakter en de immissieconcentratie ter hoogte van de dichtstbij gelegen woning. Hierbij nemen de immissieconcentraties nog toe in de toekomstige situatie.
Milderende maatregelen dwingen zich aldus op, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie voor NO2. Hierbij dient benadrukt te worden dat een uitbreiding slechts mogelijk is als de bijdrage van het bedrijf in de huidige situatie reeds aanvaardbaar is. Maatregelen dienen aldus in eerste instantie op de bestaande installatie te gebeuren. In het project-MER wordt hierbij als bijkomende maatregel voorgesteld om bij de toekomstige vervanging van de branders te opteren om gebruik te maken van low NOx-branders. De WKK-installatie zorgt voor het grootste aandeel inzake CO- en NO2vracht. Optimalisaties doorvoeren op deze installatie is dan ook aan te bevelen, waarbij dient voldaan te worden aan de Vlarem-emissienormen. Ook een hogere schouw geeft betere immissiewaarden. Bij modellering met de Vlarem-normen voor de WKK-installatie met een hogere schouw (hoogte = 15 m), blijkt dat voor de CO-immissies in deze situatie een beperkte bijdrage verwacht wordt voor de maximale immissieconcentraties t.g.v. de bedrijfsactiviteiten van Agristo NV. Inzake de NO2-immissies blijft een zeer belangrijke bijdrage aan de kwalitetisdoelstellingen, zowel uitgedrukt in jaargrenswaarden als in percentielwaarden, voor de maximale immissieconcentraties t.g.v. de bedrijfsactiviteiten van Agristo NV. De immissies dalen evenwel. Indien ook de schouwhoogte van de stookinstallatie wordt opgetrokken naar 15 m, dan wordt voor de NO 2immissies een belangrijke bijdrage aan de kwaliteitsdoelstelling voor jaargrenswaarden voor de maximale immissieconcentraties t.g.v. de bedrijfsactiviteiten van Agristo NV bekomen en een zeer belangrijke bijdrage aan de kwaliteitsdoelstelling voor percentielwaarden. Het verhogen van de schouwhoogtes voor WKK-installatie en stookinstallatie geven aldus betere resultaten, maar blijven onvoldoende. Verder dient voor de uitbreiding (nieuwe productielijn) een performantere installatie (d.i. installatie met lagere emissiewaarden) voorzien te worden. Ook het voorzien van een hogere schouw zorgt voor lagere immissieconcentraties (zorgt voor verdunning in de lucht). Dit is opgenomen als BBTmaatregel (uit draft-BBT27).
Gezien de nabije ligging van woonzones in alle richtingen van het plangebied en de nabije ligging van woongebied Hulste in de overheersende windrichting (noordoosten), zal een wijziging in inplanting van de tweede productielijn en WKK geen significant verschil maken. Milderende maatregelen op de installatie zelf dwingen zich aldus op (cf. supra). Hierbij dient nogmaals opgemerkt te worden dat de IFDM-modellering werd uitgevoerd om een beeld te kunnen scheppen van de toekomstige impact van Agristo NV na uitbreiding. De toekomstige situatie werd gemodelleerd op basis van een extrapolatie en een aantal aannames. Op projectniveau dient, wanneer bovenvermelde parameters en de uitbreiding (soort installatie, emissiepunten…) beter gekend zijn, deze modellering opnieuw te gebeuren. Dit zal een correcter beeld geven dan huidige modellering. Gezien bij de modellering van de toekomstige situatie rekening werd gehouden met de huidige niet gesaneerde situatie, deze geëxtrapoleerd werd naar de nieuwe productielijn (d.i. aldus zonder optimalisaties) en er reeds technologische vooruitgang is t.o.v. de huidige situatie, is de huidige modellering als worst case te beschouwen. Verder werd in de huidige modellering geen rekening 27
Best Beschikbare Technieken (BBT) voor aardappel-, groente- en fruitverwerkende nijverheid (AGF), Van den Abeele et al. (2014) - draft
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 178 van 221
gehouden met de configuratie van de gebouwen. Het tweede productiegebouw zal voor een afscherming zorgen van de luchtemissies (WKK, stookinstallatie, schouw eerste productielijn), wat een verdunning zal opleveren, waardoor de immissies lager zullen zijn. Verder geeft het bedrijf Agristo NV aan dat het contract met Aspiravi voor de WKK-installatie in 2017 afloopt, waarbij de kans na afloop van het contract niet bijzonder groot wordt geacht dat de WKK nog zal draaien. Indien de WKK toch zou overgenomen worden door Agristo NV (na afloop van het contract met Aspiravi), is de kans tevens klein dat de WKK zal uitbreiden. Het extra biogas (dat momenteel de WKK voedt) zou in de toekomst gebruikt worden als brandstof voor de naverbrander (om bakdampen te verbranden) (zie onderstaande paragrafen). Dit zal lagere immissies met zich meebrengen en werd niet bij de worst-case in rekening gebracht. Eventuele biogasinstallatie Bij vergisting is CH4 het hoofdbestanddeel (50 tot 70 %) van het gevormde biogas. Bij de verbranding van het biogas wordt CH4 grotendeels omgezet in CO2 o.v.v. emissies. Dit CO2 wordt samen met het CO2 dat reeds voor verbranding in het biogas aanwezig was, in de omgeving geëmitteerd. Onder optimale omstandigheden is het verlies aan CH 4 in een vergistingsinstallatie dus miniem. Door onvolledige verbranding van het biogas en/of door lekken in de biogasinstallatie, kan een gedeelte van het CH4 onverbrand in de atmosfeer terecht komen. De grootte van de CH4-emissies bij vergisting is vermoedelijk sterk afhankelijk van de aard van de procesvoering. Dit dient verder op projectniveau onderzocht te worden. De overige componenten die bij vergisting ‘vrij’ komen worden in de WKK en/of naverbrander verbrand.
5.7.5.2 Geuremissies en -immissies Basisdata en uitgangspunten Ook voor de geuremissies wordt een gelijkaardige aanpak zoals bij de luchtemissies gevolgd. De huidige geuremissies worden hierbij namelijk eveneens geëxtrapoleerd, waarbij er een aantal aannames volgen. In deze planfase is er nog geen concreet ontwerp- en inrichtingsplan ter beschikking. Ook al zijn deze parameters grotendeels ongekend, is het echter wel mogelijk om een goede aanname te maken van de toekomstige situatie, mits een aantal beschouwingen in acht te nemen. Voor een begroting van de geuremissies baseren we ons op de uitgevoerde snuffelmetingen (uitgevoerd i.k.v. de hervergunning en regularisatie bij het project-MER) op de bestaande installatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het IFDM-model om een indicatieve berekening uit te voeren van de te verwachten bijdrage van de volledige invulling van het plangebied. De aannames die doorgevoerd worden zijn: -
dezelfde inputparameters als vermeld in Tabel 5-41 zullen voor de bakdampcondensor en dampkap boven triller gehanteerd worden
-
de bakdampcondensor en dampkap boven triller zullen zich naast de bestaande productielijn (cf. ontwerp-planologisch attest) bevinden – Veel inrichtingsalternatieven kunnen aldus niet overwogen worden (cf. infra).
-
als emissie van de bakdampcondensor en dampkap boven triller wordt een dubbele emissie t.o.v. de bestaande emissies per bron genomen, gezien Agristo NV wenst te verdriedubbelen naar de toekomst toe.
-
de bestaande productielijn wijzigt niet
-
voor de waterzuiveringsinstallatie/biogasinstallatie wordt ervan uitgegaan dat bij uitbreiding, dezelfde installatie zal gehanteerd worden als bij de bestaande installatie. Voor de toekomstige installatie wordt hierbij met een driedubbele emissie gerekend. De overige (input)parameters blijven dezelfde.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 179 van 221
Door gebruik te maken van de huidige installatie als referentie wordt gerekend met een worst case scenario. In onderstaande tabel worden de inputparameters in het IFDM-model, gebaseerd op een aantal aannames en extrapolatie van de huidige toestand, voor de toekomstige toestand weergegeven. Opgelet, dit zijn enkel aannames om een inschatting te kunnen maken van de impact van de uitbreiding. Ook de diffuse emissies (van de waterzuiveringsinstallatie) worden hierbij in rekening gebracht. Op projectniveau dient de oefening/berekening opnieuw uitgevoerd te worden, maar dan met gedetailleerde (gekende) parameters. Tabel 5-47 Parameter
Input IFDM-model geur toekomstige toestand Bestaande Bakdampcondensor
Bestaande dampkap boven triller
Tweede productielijn Bakdampcondensor
Tweede productielijn – dampkap boven triller
Waterzuiverings/ biogasinstallatie
Hoogte (m)
10
10
13,5
13,5
2
Temperatuur (°C)
90
30
90
30
35
Bedrijfsdebiet (Nm³/u)
4.890
15.000
4.890
15.000
360
Geuremissie (se/m³)
188.279
46.570
376.558
93.140
88.896
werkingsregime
continu
continu
continu
continu
–
Via bovenstaande aannames wordt een vrij realistisch scenario bekomen voor wat betreft de emissies/immissies bij volledige invulling van het terrein. Resultaten immissies en beoordeling Er wordt gemodelleerd met het IFDM-model op basis van een aantal aannames om een beeld te krijgen hoe de geuremissies er (worst case) zouden kunnen uitzien. Aangezien dit slechts een inschatting is, worden de concentraties niet in detail besproken, maar wordt wel algemeen weergegeven wat kan verwacht worden in de toekomstige situatie, d.i. of impact van de uitbreiding (zonder het voorzien van milderende maatregelen) aanvaardbaar is voor de omgeving. In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de effectclassificatie in functie van de geurgevoeligheid van de bestemmingen (conform hoe dit in het project-MER werd uitgevoerd): Tabel 5-48
Overzicht effectclassificatie – gebieden (bakdampen) toekomstige situatie
Geurgevoeligheid
Hindereffectclassificatie
Geurconcentratie
Omschrijving gebied
hoog geurgevoelig gebied
sterk negatieve effecten
> 3 se/m³
Gans woongebied Hulste, groter deel van woongebied Kuurne, deel woongebied Bavikhove en diverse woongebieden met landelijk karakter in de omgeving van het bedrijf (waaronder een aantal die voorheen een matig negatief effect ondervonden)
matig negatieve effecten
1,5 – 3 se/m³
Resterend deel van Kuurne, resterend deel van Bavikhove, deel van Ooigem (ten NO van plangebied) en diverse woongebieden met landelijk karakter
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 180 van 221
Geurgevoeligheid
Hindereffectclassificatie
Geurconcentratie
Omschrijving gebied (waaronder bepaalde die voorheen een verwaarloosbaar effect ondervonden)
matig geurgevoelig gebied
laag geurgevoelig gebied
sterk negatieve effecten
> 5 se/m³
agrarisch gebied in de omgeving van het bedrijf (groter deel t.o.v. bestaande situatie)
matig negatieve effecten
3 – 5 se/m³
agrarisch gebied in de omgeving van het bedrijf (groter deel t.o.v. bestaande situatie)
sterk negatieve effecten
> 10 se/m³
bedrijfsterreinen
matig negatieve effecten
5 – 10 se/m³
niet van toepassing
Sterk negatieve effecten zullen aldus optreden t.h.v. meer zones en aldus meer woningen (grootteorde honderdtal) t.o.v. de bestaande situatie. Milderende maatregelen dwingen zich op. De situatie inzake geur dient echter in de bestaande toestand (op de bestaande installatie) in eerste instantie aangepakt te worden. Milderende maatregelen worden in het project-MER aangereikt. In de BBT-studie worden een aantal maatregelen opgelijst ter voorkoming van geurhinder die eveneens als milderende maatregelen worden voorgesteld in het project-MER, nl. een naverbranding van de bakdampen, het zuiveren via gaswassing, het zuiveren door ozonisatie en het zuiveren met behulp van een biofilter (BBT daterend van 1999). Overigens kan (volgens draft-BBT, 2014) het condenseren van de stoompluim van stoomschillers met een warmtewisselaar op de afblaasstroom van de stoomschiller of een gesloten koeltunnel met indirecte koeling ter geurreductie voorzien worden op de bestaande installatie. Indien deze aanpassingen getroffen worden, zal dit eveneens een impact hebben op de geuremissies in de toekomstige toestand. Daarnaast is het ten stelligste aan te raden om een hoger performante installatie inzake geuremissies op de nieuwe productielijn te voorzien. Ook een hogere schouw voorzien zal voor lagere emissies zorgen. De emissies kunnen namelijk meer verdund worden, waardoor de immissies op grondniveau lager zullen zijn dan bij uitstoot met een lagere schouw. Tabel 5-49 Overzicht effectclassificatie – gebieden (waterzuiverings-/biogasinstallatie) toekomstige situatie Geurgevoeligheid
Hindereffectclassificatie
Geurconcentratie
Omschrijving gebied
hoog geurgevoelig gebied
sterk negatieve effecten
> 2 se/m³
deel van woongebied Hulste (ten noordoosten) en woongebied Kuurne (ten zuidwesten)
matig negatieve effecten
1 – 2 se/m³
deel van woongebied Hulste (ten noordoosten) en woongebied Kuurne (ten zuidwesten)
sterk negatieve effecten
> 5 se/m³
niet van toepassing
matig negatieve effecten
2 – 5 se/m³
Delen van woongebied met landelijk karakter ten noorden en noordwesten van het plangebied en gemengde
matig geurgevoelig gebied
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 181 van 221
Geurgevoeligheid
Hindereffectclassificatie
Geurconcentratie
Omschrijving gebied wooncluster ten zuidoosten
laag geurgevoelig gebied
sterk negatieve effecten
> 10 se/m³
bedrijfsterreinen en onmiddellijke omgeving bedrijf (agrarisch gebied; grotere zone dan deze in de bestaande situatie)
matig negatieve effecten
3 – 10 se/m³
omliggend agrarisch gebied (grotere zone dan deze in de bestaande situatie)
Sterk negatieve effecten zullen aldus optreden in de toekomstige situatie. Inzake de waterzuiveringinstallatie en biogasinstallatie dienen aldus milderende maatregelen gezocht te worden. Gezien in de bestaande situatie er matig negatieve effecten optreden, dienen er nog geen maatregelen op korte termijn op de bestaande installatie doorgevoerd te worden. Bij uitvoering van het plan dient de waterzuiveringsinstallatie zodanig gedimensioneerd te worden dat de geur zo maximaal mogelijk kan gereduceerd worden. Verder is het aanbevolen om het organisch materiaal t.h.v. de zeefinstallatie (van waterzuiveringsinstallatie) regelmatig af te voeren (BBT-maatregel).
Gezien de nabije ligging van woonzones in alle richtingen van het plangebied en de nabije ligging van woongebied Hulste in de overheersende windrichting (noordoosten), zal een wijziging in inplanting van de tweede productielijn en waterzuiveringsinstallatie/biogasinstallatie geen significant verschil maken. Milderende maatregelen op de installatie zelf dwingen zich aldus op (cf. supra). Hierbij dient nogmaals opgemerkt te worden dat de IFDM-modellering werd uitgevoerd om een beeld te kunnen scheppen van de toekomstige geurimpact van Agristo NV na uitbreiding. De toekomstige situatie werd gemodelleerd op basis van een extrapolatie en een aantal aannames. Op projectniveau dient, wanneer bovenvermelde parameters en de uitbreiding (soort installatie, emissiepunten…) beter gekend zijn, deze modellering opnieuw te gebeuren. Dit zal een correcter beeld geven dan huidige modellering. In de huidige modellering werd namelijk geen rekening gehouden met de configuratie van de gebouwen. Het tweede productiegebouw zal voor een afscherming zorgen voor de geuremissies van de waterzuiveringsinstallatie en van de bakdampen, wat een verdunning zal opleveren, waardoor de geurimmissies lager zullen zijn. Verder heeft het bedrijf Agristo NV aangegeven dat bij investeringen de naverbranding van bakdampen zal uitgevoerd worden, wat een belangrijke recutie zou opleveren. In de vestiging van Agristo in Tilburg maakt men namelijk reeds gebruik van een naverbrander die een rendement heeft van zo goed als 100 %, wat er op wijst dat deze techniek effectief werkt (mededeling Agristo). Dergelijke naverbrander wordt in de nabije toekomst ook in de vestiging te Nazareth geplaatst. Eventuele biogasinstallatie Gezien de geurcomponenten in het biogas terecht komen (die naar de WKK of naverbrander wordt gestuurd), wordt deze lucht verbrand, waardoor quasi geen geurcomponenten door de WKK worden uitgestoten. De impact is dan ook verwaarloosbaar (0).
5.7.5.3 Verkeersemissies De bedrijfsactiviteiten, en aldus tevens de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten, gaan gepaard met transportbewegingen (vnl. aan- en afvoer producten, woon-werkverkeer werknemers). Er wordt echter verwacht dat de emissies van het gegenereerde verkeer slechts een kleine bijdrage zullen leveren aan de achtergrondconcentraties in vergelijking met de verkeersemissies op de nabij gelegen N36. Het aandeel verkeersbewegingen van Agristo NV zal verwaarloosbaar zijn t.a.v. het huidige verkeer op de N36. In het deel van de Waterstraat tussen N36 en Agristo NV is één woning gelegen. Het wordt dan ook niet nodig geacht om de bijkomende verkeersemissies te modelleren via CARVlaanderen. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 182 van 221
Ook de verlegging van de Waterstraat in alternatief 2a en afsluiting van de Waterstraat ter hoogte van Agristo in alternatief 2b zal niet voor een significante impact zorgen inzake verkeersemissies, gezien de nabije ligging van de N36.
5.7.5.4 Legionella Er zijn op de site van Agristo NV koeltorens aanwezig. Een legionellabeheersplan werd opgemaakt en wordt gevolgd. Het legionellabeheersplan zal worden verder gezet naar de toekomst toe, waarbij een aanpassing m.b.t. de uitbreiding zal toegevoegd worden. Inzake Legionella worden dan ook geen significante effecten verwacht.
5.7.5.5 Energie Inzake energieverbruik kan verhoudingsgewijs verwacht worden dat deze verdrievoudigd zal worden na realisatie van de uitbreiding, gezien de productiecapaciteit zal verdrievoudigen. Om het energieverbruik te verminderen, wordt aangeraden om performantere installaties in de tweede productielijn te voorzien, waarbij de meeste aandacht dient gegaan te worden naar de grotere energieverbruikers (bakoven en koelinstallatie). Inzake energierecuperatie wordt eveneens verhoudingsgewijs een verdriedubbeling verwacht. Dit levert ca. 9.0000 MWhe, wat blijft overeenkomen met 15 % van het totale elektriciteitsverbruik. In de eerdere aanvraag planologisch attest dat werd ingediend staat vermeld dat Agristo NV een aantal optimalisaties wenst door te voeren teneinde het energieverbruik te verminderen. Hierbij wenst Agristo NV op korte termijn de energie-efficiëntie in de vriesopslag te optimaliseren. Hierbij opteert Agristo NV om eventueel een vriesopslag met een hoogte van 40 m te realiseren. Hierbij zijn minder gangen nodig en zullen de energieverliezen via wanden en dak beperkter zijn, waardoor de energie-efficiëntie beter kan zijn. Op lange termijn wenst Agristo NV de optie open te houden voor windenergieproductie. Op de eerdere aanvraag van het planologisch attest is hiervoor een zone voorzien. Vergistingsinstallatie met WKK Bij vergistingsinstallaties wordt uit het behandelde materiaal biogas geproduceerd. De biogasopbrengst bedraagt typisch 100 tot 150 m³ per ton vergiste biomassa (VDI, 2003), en de verbrandingswaarde van het gas is 18-22 MJ/Nm³. De biogasproductie dekt ruim de eigen energiebehoefte voor het vergistingsproces, zodat er sprake is van een netto energieproductie. Het geproduceerde biogas kan voor volgende doeleinden worden gebruikt: –
eigen energievoorziening van de installatie (verwarming van de vergistingsreactor, verwarming van de bedrijfsruimten, indamping afvalwaterstromen);
–
opwekking van (groene) elektriciteit, meestal in combinatie met productie van bruikbare warmte (WKK);
–
opwerking tot aardgaskwaliteit, dat in het aardgasnet kan worden gebracht;
–
als voeding voor naverbrander bij bakdampverbranding.
Dit dient verder op projectniveau onderzocht te worden. Windmolens Windmolens kunnen de dispersie van de polluenten (die door schouwen worden geëmitteerd) in bepaalde mate beïnvloeden. Deze beïnvloeding is afhankelijk van de afstand van de windmolen t.o.v. de schouw(en) en het respectievelijke hoogte(verschil) van de windmolen en de schouw.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 183 van 221
De kans dat immissieconcentraties worden beïnvloed door de nabijheid van de schouw en de windmolen(s) wordt behandeld in de literatuur28. Een prognose van de minimum afstand die noodzakelijk is om effecten te vermijden, kan hieruit echter niet worden afgeleid. De literatuurbronnen spreken over een minimum afstand variërend van 200 m tot 1.300 m. Gezien er te weinig onderzoek hiernaar is gebeurd, kan de invloed van de implementatie van windmolens niet gekwantificeerd worden. Het plaatsen van windmolen(s) op het plangebied zal een invloed hebben op de immissiebijdrage van Agristo NV, dit op sommige plaatsen en/of op sommige tijdstippen zowel positief als negatief. Een windmolen kan voor meer turbulentie zorgen, wat verdunning kan opleveren (positief). Echter, een windmolen kan eveneens ervoor zorgen dat immissies sneller neerwaarts vallen, wat een negatief effect betreft. Dit is dan ook een leemte in de kennis. Wel kan aangeraden worden om de windmolens zo ver mogelijk van de bronnen (d.i. waterzuiveringsinstallatie, WKK-installatie en schouwen in productiegebouwen) in te plannen. Ook de windturbines inplanten zodanig dat de rookpluim in de windschaduw van de windturbines gelegen is, verleent de voorkeur boven de situatie waarbij de windturbines in de (heersende) (wind)richting van de rookpluim worden geplaatst.
5.7.6 Conclusies en milderende maatregelen 5.7.6.1 Conclusie Voor de discipline lucht worden zowel voor de luchtemissies als geuremissies sterk negatieve effecten (-3) verwacht. Reeds in de bestaande situatie worden significante effecten waargenomen, waardoor het ten stelligste aan te raden is om, naast de reeds getroffen maatregelen (bakdampcondensor), maatregelen te treffen op de bestaande installatie, teneinde een mogelijke uitbreiding mogelijk te maken waarbij de impact voor de omgeving aanvaardbaar is. De impact van de activiteiten van Agristo NV na uitbreiding zal niet wijzigen i.f.v. de verschillende inplantingsalternatieven. Gezien de nabije ligging van woonzones in alle richtingen van het plangebied en de nabije ligging van woongebied Hulste in de overheersende windrichting (noordoosten), zal een wijziging in inplanting van de tweede productielijn geen significant verschil maken. Milderende maatregelen inzake de installatie zelf dwingen zich aldus op. Inzake verkeersemissies wordt geen significante impact verwacht bij uitbreiding van Agristo NV. Inzake energie wordt een verdriedubbeling van energieverbruik verwacht.
5.7.6.2 Milderende maatregelen -
De milderende maatregelen die werden voorgesteld in het project-MER dienen uitgevoerd en gerespecteerd te worden. In eerste instantie dient ingezet te worden op een lagere impact van Agristo NV inzake luchtemissies van de bestaande installatie om de mogelijkheid te krijgen om te kunnen uitbreiden, zodanig dat de impact op de omgeving aanvaardbaar is. Voor milderende maatregelen op de bestaande installatie wordt verwezen naar het projectMER.
-
De plaatsing van de tweede productielijn in het noorden van het plangebied, zoals werd voorzien in de aanvraag van het planologisch attest, zal zorgen voor een verdunning van de immissies.
-
Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat het project inzake lucht- en geurimmissies aanvaardbaar is t.o.v. de omgeving.
28
Meer info in: Enhanced dispersion from tall stacks near modern wind mills (Ebrink et al.) en ‘Invloed van windturbines op rookgasverspreiding door AVR en verspreiding van geuremissies door AVR en RWZI te Duiven (KEMA-consulting, 2007) (Bijlage 5)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 184 van 221
-
Het is aan te raden om een hoge schouw (min. 15 m) op de tweede (nieuwe) productielijn te voorzien, teneinde de emissies te verdunnen, waardoor de immissieconcentraties lager zullen zijn. Deze maatregel geldt eveneens voor de geuremissies. De voorschriften van het GRUP dienen een dergelijke hoogte van schouwen mogelijk te maken.
5.7.6.3 Aanbevelingen tot optimalisatie Maatregelen – niveau project en vergunningsaanvraag Op projectniveau kunnen ook bijkomende maatregelen genomen worden. In functie van het streven naar emissiebeperkingen kunnen enkele maatregelen vooropgesteld worden. -
Om de luchtemissies op te volgen en onder controle te houden, wordt aangeraden dat een meetcampagne voor de WKK-installatie wordt uitgevoerd.
-
Inzake de waterzuiveringsinstallatie en biogasinstallatie dienen de dimensies van beide installaties goed begroot te worden, teneinde een maximale reductie van geuremissies mogelijk te maken.
-
Inzake de bakdampen wordt in de BBT voorgesteld om de stoompluim van stoomschillers met een warmtewisselaar op de afblaasstroom van de stoomschiller te condenseren (op bestaande lijn aanwezig), om de geuremissies verder te reduceren of om een gesloten koeltunnel met inderecte koeling te voorzien. Andere technieken zijn: naverbranding, biofiltratie/biowasser en hoge schouw (zie milderende maatregel).
-
De nieuwe (tweede) productielijn dient voorzien te worden van performantere installaties, waardoor minder emissies worden uitgestoten en minder energie wordt verbruikt. Deze maatregel geldt eveneens voor de geuremissies. Ook low NOx-naverbranders voorzien, zal de emissies reduceren.
-
Windmolens zo ver mogelijk van de luchtemissiebronnen en zodanig plaatsen dat de rookpluim(en) in de windschaduw van de windturbines gelegen zijn
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 185 van 221
5.8
Mens - ruimtelijke aspecten, hinderaspecten en gezondheid
5.8.1
Afbakening van het studiegebied Inzake ruimtelijke en functionele aspecten beperkt het studiegebied zich tot het voorgenomen plan en de directe omgeving. Wat betreft hinderaspecten wordt het studiegebied uitgebreid tot de nog relevante zone waar zich effecten voor de mens kunnen voordoen (bv. door geluidshinder, significante invloed op luchtkwaliteit, visuele beïnvloeding…). Deze uitbreiding van het studiegebied zal dus deels het gevolg zijn van de resultaten van de effectbepalingen voor de andere disciplines.
5.8.2
Juridische en beleidsmatige context Voor de discipline Mens – ruimtelijke aspecten, hinder en gezondheid is als beleidsmatige context, naast de bestemmingsplannen en het GRUP-voornemen zelf, tevens het RSV van belang. De herbevestiging van de agrarische gebieden (HAG) is eveneens een randvoorwaarde. Voor het onderdeel toxicologie wordt rekening gehouden met volgende regelgeving:
5.8.3
Milieukwaliteitsnormen zijn opgenomen in Vlarem (zie hoofdstukken met de gerelateerde disciplines ‘geluid’ en ‘lucht’)
naast bovenvermelde milieukwaliteitsnormen worden de bekomen immissiewaarden vergeleken met Europese of buitenlandse normen indien deze bestaan en met wetenschappelijke advieswaarden voor externe blootstelling (WHO-advieswaarden) voor blootstelling of inname of TLV-waarden29 voor arbeiders, met gebruik van veiligheidsfactoren of specifieke advieswaarden uit wetenschappelijke literatuur.
Methodologie
5.8.3.1 Methodiek beschrijving bestaande situatie In deze discipline worden m.b.t. de bestaande toestand volgende aspecten beschouwd:
bestemming: compatibiliteit van de bestaande functies met de geldende juridische bestemmingen en de beleidsvisie(s);
gebruikswaarde: aanwezige economische functies; het functioneren van de activiteiten in en rond het voorgenomen plan;
leefbaarheid en woonkwaliteit: bewoning; tewerkstelling en voorzieningen; actuele omgevingskwaliteit (geluidskwaliteit, luchtkwaliteit, visuele verblijfskwaliteit, veiligheid voor overstromen), deels af te leiden uit de hoofdstukken geluid, lucht en water.
gezondheidsaspecten: toetsing gegevens discipline lucht aan specifieke toxicologische richtwaarden.
Alle aspecten die rechtstreeks met het verkeer te maken hebben (bereikbaarheid, verkeersveiligheid, doorstroming) komen aan bod bij de discipline Mens-mobiliteit. Geluidshinder en luchthinder komt aan bod in de respectievelijke disciplines. De beeld- en belevingswaarde (perceptieve kenmerken) wordt behandeld in de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Onder mens worden de relevante hinderaspecten samengevat en getoetst aan normen waar mogelijk.
29
TLV = Treshold Limit Values (arbeidsblootstellingsadvieswaarden van ACGIH (American Conference of Governmental Industrial Hygienists))
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 186 van 221
5.8.3.2 Methodiek effectvoorspelling en –beoordeling Te onderzoeken effectgroepen Binnen de effectgroep direct ruimtebeslag worden besproken:
verdwijnen/wijziging van functies: landbouw, wegen en paden
ruimtebehoefte gewenste functies
ruimtebehoefte buffermaatregelen
ruimtebehoefte noodzakelijke waterinfiltratie- en buffervoorzieningen
Binnen de effectgroepen verstoring en gezondheid worden de effecten uit andere disciplines samengevat en beoordeeld m.b.t.:
Geluidsverstoring;
Geurhinder;
Gezondheidseffecten via lucht of water;
Visuele verstoring;
Schaduwwerking;
Veiligheid ;
Wijziging verkeersleefbaarheid;
Leidt het voornemen tot het voorzien van windenergieproductie tot verstoringseffecten?
Voor de effectgroep netwerkeffecten wordt enerzijds verwezen naar de discipline mens-mobiliteit. Bijkomend wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke versnippering van functies. Ook de verlegging van de weg en/of het pad is een onderzoekaspect.
Te beantwoorden onderzoeksvragen
Welke functies verdwijnen bij realisatie van het plan?
Zijn er veranderingen in interne processen en structuren van de functionele systemen (wonen/werken/recreëren, communicatie), met als specifiek aandachtspunt landbouw.
Wordt de kwaliteit van de omgeving van het plangebied gewijzigd?
Hoe kunnen de weg en/of het pad worden verlegd zodat ze verkeersveilig kunnen blijven functioneren?
Toetsings- en beoordelingskader Integraal beoordelingskader receptor mens
In tegenstelling tot de andere receptoren is voor de receptor mens geen relatief eenvoudige en 100 % objectieve integratie van de verschillende effectgroepen uit te werken omdat:
Effecten op mens afhangen van welke doelgroep je als receptor beschouwt en afhankelijk hiervan zowel positief als negatief kunnen zijn en dit op verschillende schaalniveaus. Er zijn duidelijke positieve effecten voor de mens ten gevolge van de realisatie van het bijkomende bedrijventerrein. Deze voordelen worden echter gespreid over een groter gebied, over een ruim transportnetwerk en komen niet alleen aan de bevolking binnen het studiegebied ten goede. Langs bepaalde ontsluitingswegen is het mogelijk dat de voordelen nauwelijks of niet merkbaar zijn
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 187 van 221
voor de omwonenden, of dat er daarentegen belangrijke nadelen optreden (verkeer, geluid…).
5.8.4
De beoordeling per functie (wonen, werken, recreatie, landbouw, wegen en paden…) is in zeer grote mate een expertbeoordeling.
Bestaande toestand
5.8.4.1 Bestemmingen, gebruikswaarde en functies Zie Bijlage 2 voor een kaart van de juridische bestaande toestand binnen het voorgenomen plan. Een beschrijving is weergegeven in § 2.3. De bestaande functie binnen de uitbreidingszone is voor al de alternatieven vandaag in gebruik als landbouwgrond. Alternatief 2b heeft een impact op het gebruik van de Waterstraat i.f.v. mobiliteit (zie discipline mobiliteit). In de onmiddellijke omgeving van het voorgenomen plan komen een tuinbouwbedrijf, hoeve en herberg voor. Wonen Er bevinden zich woningen in de directe omgeving van het plangebied. Langsheen de Waterstraat, ten oosten van het plangebied, bevindt er zich een wooncluster (gemengde wooncluster – RUP Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste), waarvan het eerste huis op ongeveer 50 m van het plangebied ligt. Op de bedrijfssite is een bedrijfswoning aanwezig. Woningen aansluitend bij de kern van Hulste bevinden zich op ca. 500 m ten noordoosten van het plangebied. Ook de grens van de kern Sint-Pieter binnen de gemeente Kuurne bevindt zich op een afstand van ca. 500 m van het plangebied. Gevoelige locaties Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf zijn geen gevoelige locaties gelegen. Op 1,5km ten ZW (te Kuurne) van het bedrijf is de Pienterschool gelegen. Dit is een kleuter- en lagere school. Verder zijn in het woongebied van Hulste twee kleuter- en basisscholen gelegen op ongeveer 1,6 km ten NO van het bedrijf. Binnen het woongebied van Hulste, Bavikhove en Kuurne zijn verschillende opvangmogelijkheden voor kinderen aanwezig. Landbouw Kaart 15: Landbouwgebruikspercelen De delen van het voorgenomen plan die in de huidige situatie niet zijn ingenomen door bedrijfsactiviteiten kennen een landbouwgebruik. Het plangebied wordt ook hoofdzakelijk omgeven door landbouwgebruikspercelen en landbouwbestemming. Op de kaart van de verschillende gewasgroepen van de landbouwgebruikspercelen is af te leiden dat we ons in een streek bevinden van akkerbouw, grasland, groenten en sierplanten. Het bedrijf ondersteunt met zijn activiteiten de algemene landbouwstructuur en meer specifiek de aardappelproductie. Bedrijven / handel / horeca Het bedrijf zelf is gelegen in bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf. Ter hoogte van het kruispunt van de Waterstraat met de N36 bevindt zich het bloemen- en tuincentrum Deo Dora. Langs de Kwadestraat, net ten zuiden van de bedrijfssite, bevindt zich café ‘Het Landhuis’ (zie ook Inventaris Bouwkundig Erfgoed).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 188 van 221
5.8.4.2 Belevingswaarde Zie discipline landschap (§5.4).
5.8.4.3 Verstoring en gezondheid Voor een beschrijving van de huidige situatie van het geluidsklimaat en de huidige luchtkwaliteit/geur wordt verwezen naar de respectievelijke disciplines. Op de site van het bedrijf is een verdampingscondensor aanwezig. Er werd een Legionellabeheersplan opgesteld en op geregelde tijdstippen worden (wettelijk verplichte) stalen genomen. In deze stalen werd de laatste jaren geen Legionella vastgesteld. Binnen de 2 km rondom het plangebied bevinden zich geen Seveso-bedrijven. Het dichtstbijzijnde Seveso-bedrijf bevindt zich op ± 3 km in vogelvlucht. Klachtenhistoriek Tot ongeveer 2007-2008 werden regelmatig klachten geuit tegen het bedrijf. Deze klachten hadden vooral betrekking op mobiliteit. Door de aanleg van de rechtstreekse verbinding naar de N36, kwamen deze klachten grotendeels te vervallen. Stad Harelbeke meldde in kader van de opmaak van het project-MER dat tegenwoordig melding wordt gemaakt van geurwaarneming in de omgeving van het bedrijf. Gezien het aantal klachten beperkt blijft, is geen meldpunt voorzien voor klachten. Bij de gemeente zou het aantal klachten gericht aan Agristo beperkt zijn tot drie. Twee ervan dateren van 2008 en hebben betrekking op geurhinder. In één van de klachten werd tevens melding gemaakt van een vervuilde gracht. In 2012 werd opnieuw een klacht geregistreerd m.b.t. geurhinder. Er zijn geen gegevens gekend omtrent gezondheidsklachten bij omwonenden die gelinkt kunnen worden aan geurhinder of geluidshinder van het bedrijf Agristo nv. Inzake communicatie naar de omwonenden zijn er vanuit Agristo NV een aantal inspanningen geleverd. Hierbij zijn de werknemers van Agristo NV bij de buurtbewoners langsgeweest en is er een meldpunt voor klachten aanwezig onder de vorm van contactgegevens en een uitnodiging om rechtstreeks met Agristo NV te communiceren. Gezondheidsaspecten In deze paragraaf worden de immissies (uit discipline lucht) getoetst aan de normen opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisaties (WHO-normen), gezien deze opgesteld zijn ter bescherming van de gezondheid van de mens. Hierbij wordt gesteld dat het PM 10-jaargemiddelde van 20 μg/m³ en PM10-daggemiddelde van 50 μg/m³ niet overschreden mag worden. Wat PM 2,5 betreft, worden deze normen vastgelegd op respectievelijk 10 μg/m³ en 25 μg/m³. Hierbij kan echter opgemerkt worden dat in Vlaanderen de vooropgestelde jaargemiddelden reeds overal door de achtergrondconcentraties van PM2,5 en PM10 overschreden worden. Voor beide parameters werd in 2012 ook in elk meetstation een overschrijding opgemeten van de daggemiddelde norm, en dit op meer dan 3 dagen per jaar (VMM, 2013) (bron: project-MER; Ecoscan, 2015; PR2057). Wordt de emissie van het bedrijf zelf in beschouwing genomen, dan blijkt uit de discipline lucht dat de emissies van fijn stof door het bedrijf zelf beperkt zullen zijn. Er zijn geen geleide bronnen van fijn stof aanwezig op het bedrijf, enkel diffuse bronnen. De emissie van deze bronnen zijn niet meetbaar. De bijdrage tot de totale fijn stofconcentratie in Harelbeke wordt als verwaarloosbaar beschouwd. Er zullen dan ook geen gezondheidseffecten optreden door de fijn stofemissie van het bedrijf zelf (bron: project-MER; Eco-scan, 2015).
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 189 van 221
Uit de discipline lucht blijkt dat de maximale jaargemiddelde concentratie inzake NO2 8,12 μg/Nm³ bedraagt. Ter hoogte van woongebied of woongebied met landelijk karakter bedraagt de concentratie maximaal 0,80 μg/Nm³. De jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens van 40 μg NO2/Nm³ wordt dus nergens overschreden. Wordt gekeken naar de uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens (200 μg/Nm³ NO 2), dan kan vastgesteld worden uit de discipline lucht dat deze evenmin overschreden wordt. Er worden dan ook geen significant negatieve effecten verwacht naar gezondheid van de mens. Ook wat betreft COimmissies wordt de grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens niet overschreden (bron: project-MER; Eco-scan, 2015). Inzake ozon en SO2 worden geen relevante emissies van het bedrijf verwacht. Er worden dan ook geen gezondheidseffecten verwacht door deze stoffen (bron: project-MER; Eco-scan, 2015).
5.8.5
Geplande toestand
5.8.5.1 Direct ruimtebeslag: effect op bestemmingen, gebruikswaarde en functies Door uitvoering van het plan krijgt het plangebied de bestemming “bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf”. Ter hoogte van de huidige bedrijfssite, betekent dit in principe geen wijziging in functie. Wel valt het noordelijk deel van het perceel ook vandaag deels buiten de bestemming “bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf”. De bestemmingswijziging ten opzichte van de planologische toestand zal bijgevolg groter zijn (± 0,5 ha) dan ten opzichte van de reële situatie. Het noordelijk deel van het voorgenomen plangebied valt volgens het RUP Landelijk gebied van Bavikhove en Hulste in agrarisch gebied. De noordelijke zone werd bovendien aangeduid als bouwvrij gebied. Het bebouwen van deze zone volgens alternatief 3 spreekt dus dit RUP tegen, meer dan in de andere alternatieven waarbij er een beperktere inname is van het agrarisch gebied met overdruk bouwvrij gebied. Wonen Door de uitbreiding op korte termijn zullen hoeve (alternatief 3) en tuinbouwbedrijf (alternatief 1 en 2) tegenover het bedrijf komen te liggen waar deze voorheen tegenover open landbouwgrond was gelegen. De herberg ligt nu reeds tegenover de bedrijfssite en dit zal zo blijven in al de alternatieven. Landbouw Bijlage 6: resultaten LIS Voor deze zone betreft de uitvoering van het plan een wijziging in functie over een oppervlakte van ongeveer 6 ha. De bestaande akkers (voor bloembollen, aardappelen, maïs, grasland) zullen voor de 3 alternatieven uit landbouwgebruik genomen worden door uitvoering van het plan (en deze inname is ongeveer 0,5 ha groter voor de geplande situatie in vergelijking met de planologische toestand). Dit wordt negatief beoordeeld. Het bedrijf staat anderzijds met zijn activiteiten ten dienste van de landbouw (nl. verwerking van aardappelen), wat dan weer een positief effect heeft. Het effect op de landbouwsector als geheel wordt dan ook beperkt negatief (-1) beschouwd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 190 van 221
Afhankelijk van het alternatief zijn er volgens de landbouwimpactstudie (Departement Landbouw en Visserij, februari 2015) effecten op de aanwezige landbouwbedrijven 30 die eerder beperkt van aard zijn: o
Alternatief 1 en 2: o
Het gebied betreft akkerbouwpercelen en wei- of hooiland met grotendeels een matige tot lage gebruikswaarde voor wat betreft de landbouwpercelen die grenzen aan Agristo. De zeer hoge impact betreft de bedrijfszetel en huiskavel van Agristo zelf en diens invloedssfeer naar het zuidelijk perceel (niet in eigendom van Agristo).
o
De mogelijke schaduwwerking31 (in de voormiddag) naar de percelen met hoge gebruikswaarde ten zuidwesten is beperkt, gezien tussen de bebouwing en de landbouwgrond een brede parking wordt voorzien. De nieuwe gebouwen in het noorden hebben als gevolg dat er meer schaduwwerking zal zijn op de noordelijke akkerbouwpercelen (die een matige waardering krijgen vanuit de LIS).
o
Op het tuinbedrijf ten zuiden van het plangebied bevindt zich een loods dewelke voorzien is van zonnepanelen. De hoge vriesruimte wordt ten noorden (noordnoordoosten) hiervan voorzien, met de buffer als tussenruimte. Gelet op de afstand en postionering ten opzichte van elkaar, kan verwacht worden dat de zonne-inval op de zonnepanelen gedurende het grootste deel van de dag niet beïnvloedt zal worden. In de eerste zonne-ochtenduren, met een laagstaande zon in het noordoosten (in de lenteperiode), wordt er wel schaduwwerking verwacht op deze zonnepanelen. Er wordt dan ook aanbevolen, om bij verder detailontwerp van de uitbreiding, een schaduwsimulatie uit te voeren, waarbij een configuratie met een hoog, maar smaller gebouw en met een minder hoog, maar breder gebouw wordt geanalyseerd.
o
Alternatief 3: o
Het gebied betreft akkerbouwpercelen en wei- of hooiland met een lage tot zeer lage gebruikswaarde voor wat betreft de landbouwpercelen die grenzen aan Agristo. Er wordt een matige impact ingeschat voor het perceel ten noordoosten en ten oosten (perceel niet in eigendom van Agristo NV). De zeer hoge impact betreft de bedrijfszetel en huiskavel van Agristo zelf en de invloedssfeer van de boerderij aan de overkant van de straat in het noordwesten
Bij elke uitbreiding van het bestaande terrein wordt landbouwgrond ingenomen. Afgezien van het (beperkte) verschil in oppervlakte dat wordt ingenomen, zijn er geen onderscheidende elementen om vanuit landbouw bepaalde alternatieven verschillend te scoren. In alle alternatieven wordt een perceel getroffen die niet in eigendom is van Agristo NV (telkens gaat het hierbij om 1 landbouwbedrijf). Doordat een LIS-aanvraag gebeurde met uitgebreide contour, is ook duidelijk dat een uitbreiding van Agristo naar westelijke, zuidwestelijke richting of verder zuidwaarts tot een hoge tot zeer hoge impact zou leiden.
30
Gezien een deel van de percelen binnen het plangebied bestaat uit in 2012 nieuw geregistreerde percelen, gebeurde hiervoor nog geen impactberekening omdat niet alle gegevens voorhanden zijn en de gebruiker nog niet voldoende geverifieerd werd. De impact op landbouw die hier wordt aangegeven is bijgevolg niet 100 % gebiedsdekkend, maar wel gebaseerd op de best beschikbare informatie. 31
Voor de berekeningen van de schaduwwerking werd met een hoogte van 40 m voor het vriesopslaggebouw en 12 m voor de overige gebouwen gerekend
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 191 van 221
Verzuring heeft weinig invloed op landbouwgewassen en kan, bv. door bekalking, voorkomen worden. NOx kan echter wel zorgen voor beschadiging van landbouwgewassen. Het gaat hier echter om slechts beperkte concentraties ter hoogte van landbouwgebied, nl. maximaal 301 Zeq/ha/j op 50 m ten noorden van Agristo NV. Inzake de grootte van deposities dat landbouwgewassen kunnen verdragen is nog weinig onderzoek naar uitgevoerd. Indien vergeleken wordt met de totale verzurende deposities in Harelbeke, 2.598 Zeq/ha/j (VMM, 2012), zal de bijdrage van Agristo NV eerder beperkt zijn. Er wordt dan ook geen significante invloed van Agristo NV op de landbouwgewassen in de omgeving verwacht. Bedrijven/handel/horeca Door uitvoering van het RUP en invulling van de ruimtebehoefte van het bedrijf, kan het historisch gegroeid bedrijf zijn doelstellingen realiseren op de huidige locatie, wat positief beoordeeld wordt voor de functie bedrijvigheid. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat landbouwareaal verloren gaat, wat voor de functie landbouw een verlies betekent (cf. vorige paragraaf). Ruimte voor buffermaatregelen De buffermaatregelen, voorzien in het plan, nemen een aanzienlijke oppervlakte in, maar zorgen voor een groene omkadering en hebben hierdoor een positief effect. De integratie in de omgeving kan door het plan verbeteren in vergelijking met de bestaande toestand, voor de verschillende alternatieven, indien rekening gehouden wordt met de aandachtspunten en milderende maatregelen, zoals beschreven in de discipline landschap. In deze buffer wordt de voetweg (in het oosten van het plangebied) en een brandweerweg toegelaten. Er wordt in het plan voorzien dat de zone voor waterzuivering en waterberging ook een bufferende functie heeft naar de achterliggende productiehallen. Ruimte voor waterbeheermaatregelen Aansluitend op de bestaande waterzuivering, wenst men een zone uit te bouwen voor waterzuivering, -infiltratie en waterberging, om de toenemende productie mee te volgen. De zones voorzien voor valorisatie van nevenproducten en het uitbouwen van een groene energieproductie (vergisting, WKK en mogelijk windenergie) zorgen voor een verhoogde duurzaamheid van de bedrijfsvoering en hebben een positief effect.
5.8.5.2 Verstoring en gezondheid Gezien effecten van verstoring en gezondheid spelen op een ruime perimeter t.o.v. het huidige bedrijf, worden verschillen in effecten tussen de alternatieven en de afweging ten opzichte van de reële, vergunde of planologische toestand als verwaarloosbaar ingeschat. Enkel het verwachte effect van visuele verstoring verschilt tussen de alternatieven en dit wordt behandeld onder discipline landschap (§5.4). Geluid Voor de beschrijving van de geplande situatie van het geluidsklimaat wordt verwezen naar de discipline geluid (§5.6). Indien getoetst wordt aan de WHO-normen van 40 dB(A), blijkt dat, voor de bedrijfsactiviteiten, het aantal gehinderde woningen inzake geluid voor zowel de bestaande als toekomstige scenario’s dezelfde zijn. Voor wat betreft het wegverkeer, hebben alternatief 1, 2b en 3 een lichte voorkeur gezien hier het wegverkeersgeluid ter hoogte van de woningen in de Waterstraat (ten zuidoosten van het bedrijf) niet stijgt, in het scenario waar de Waterstraat verlegd wordt (scenario 2a), wel.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 192 van 221
In het GRUP moet doorvertaald worden dat in de groene buffers de mogelijkheid bestaat om, indien nodig, een gronddam van minstens 6 m hoog te kunnen aanleggen. Eerst moet gekeken worden of alle maatregelen aan de bron kunnen genomen worden, maar als noodgreep moet eventueel een gronddam kunnen voorzien worden en dit vooral naar de woning in de Waterstraat 1 toe. Geurhinder Voor de beschrijving van de geplande situatie van de luchtkwaliteit wordt verwezen naar de discipline lucht (§5.7). Uit de discipline lucht blijken (al dan niet sterk) negatieve effecten op te treden ter hoogte van Hulste, Kuurne, Bavikhove en Ooigem door zowel de bakdampgeuren als de waterzuiveringsinstallatie en biogasinstallatie. Geurhinder kan ter hoogte van deze gebieden aldus optreden. Binnen deze gebieden zijn een aantal kwetsbare groepen gelegen, nl. scholen en kinderopvanvoorzieningen. In de discipline lucht worden milderende maatregelen voorgesteld om de geuremissie van de bakdampen en waterzuiveringsinstallatie in te perken. Indien dergelijke maatregelen worden toegepast, wordt verwacht dat de mogelijk hinder naar de omgeving ingeperkt zal worden. Gezondheidseffecten via lucht In de discipline lucht (§ 5.7) werd een IFDM-modellering uitgevoerd voor de geplande situatie. Echter, deze modellering gebeurde op basis van een aantal aannames om een beeld te kunnen vormen van de impact bij uitbreiding van Agristo NV. De bekomen resultaten zijn aldus indicatieve gegevens die een correct beeld in het algemeen geven, maar die niet mogen gebruikt worden voor verdere toetsingen. Op projectniveau dient deze modellering opnieuw uitgevoerd te worden om een exacter beeld te kunnen creëren, wanneer de installaties en parameters e.d.m. gekend zijn. Het zou dan ook onverantwoord zijn om deze bekomen resultaten uit de discipline lucht voor deze discipline te hanteren bij de toetsing aan de WHO-normen. Onderstaande benadering dient dan ook als indicatief beschouwd te worden, maar wordt wel opgenomen om enig inzicht te verschaffen in mogelijke effecten. De gezondheidseffecten zullen dan ook op een kwalitatieve manier behandeld worden. Inzake fijn stof (PM10 en PM2,5) worden in Vlaanderen, zoals aangehaald bij de beschrijving van de bestaande toestand, de vooropgestelde jaargemiddelden (WHO-normen) reeds overal overschreden door de achtergrondconcentraties. Voor beide parameters werd in 2012 ook in elk meetstation een overschrijding opgemeten van de daggemiddelde norm, en dit op meer dan 3 dagen per jaar (VMM, 2013). Wat betreft de emissies t.g.v. het bedrijf, dan blijkt dat de fijn stofemissies verwaarloosbaar zullen zijn, gezien er geen geleide bronnen van fijn stof op Agristo NV aanwezig zijn (enkel diffuse bronnen). De bijdrage tot de totale fijn stofconcentratie in Harelbeke wordt dan ook als verwaarloosbaar beschouwd. Er wordt niet verwacht dat er gezondheidseffecten optreden door de fijn stofemissie van het bedrijf zelf. Inzake NO2 wordt verwacht dat de jaarlijks gemiddelde concentratie lager zal zijn dan 40 μg NO2/Nm³, wat de jaarlijkse grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens bedraagt. De doorgevoerde IFDM-modellering in de geplande toestand werd namelijk gebaseerd op een aantal aannames met extrapolatie van de bestaande installatie. Dit is een worst case, gezien een nieuwe installatie in principe performanter is dan een bestaande (oudere) installatie. Bij modellering werden nergens overschrijdingen van deze WHO-norm waargenomen. Wordt gekeken naar de uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens (200 μg/Nm³ NO2), dan kan vastgesteld worden uit de discipline lucht dat deze evenmin overschreden wordt. Er wordt dan ook een verwaarloosbare impact naar gezondheid van de mens verwacht inzake NO 2. Ook wat betreft CO-immissies wordt niet verwacht dat de grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens zal overschreden worden, gezien bij de worst case modellering geen overschrijding waargenomen werd.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 193 van 221
De SO2-emissies werden bij de discipline lucht als verwaarloosbaar beschouwd door het gebruik van aardgas en werden niet verder meegenomen in de modellering. Er wordt dan ook, gezien de verwaarloosbaarheid, geen overschrijding van WHO-normen verwacht. Hetzelfde geld voor ozon. Concluderend worden aldus geen significante gezondheidseffecten t.g.v. de activiteiten van Agristo NV verwacht. Gezondheidseffecten via water Voor de beschrijving van de geplande situatie van de waterkwaliteit wordt verwezen naar de discipline water (§5.2). Uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat verhoogde concentraties van bepaalde stoffen aanwezig zijn op de site, maar dat deze geen gevaar inhouden naar mens en/of milieu. Er worden dan ook geen gezondheidseffecten vanuit bodem en grondwater verwacht voor de omwonenden. Gezien het water uit de Hazebeek niet voor drinkwaterproductie aangewend wordt en het bedrijf niet zorgt voor verhoogde concentraties aan schadelijke stoffen die bv. in landbouwgewassen opgenomen worden, wordt uitgegaan van een verwaarloosbaar effect. Visuele verstoring Hiervoor wordt verwezen naar § 5.4.5.2. Veiligheid Er worden geen Seveso-inrichtingen gepland binnen het RUP. Gezien de ruime afstand van het plangebied ten opzichte van bestaande Seveso-inrichtingen zijn er in eerste instantie geen gevolgen voor externe veiligheid te verwachten.Het aspect externe veiligheid wordt geadviseerd door de dienst hinder van de Vlaamse overheid binnen het MER- en het RUP-proces. Bij het aardappelverwerkend bedrijf worden verschillende maatregelen genomen om de veiligheid van de omwonenden, klanten en werknemers te verzekeren. Deze dienen te worden doorgetrokken voor de geplande activiteiten. Bij plaatsing van een nieuwe verdampingscondensor bij de tweede productielijn, wordt een bijkomend risico m.b.t. Legionella verwacht. Een Legionellabeheerplan dient in dit geval opgemaakt en (op)gevolgd te worden. Echter, in deze fase van het plan werd nog geen beslissing genomen welke installaties zullen voorzien worden. Het huidige Legionellabeheerplan dient sowieso in de toekomst blijvend te worden toegepast voor het bedrijf. Wijziging verkeersleefbaarheid Voor de beschrijving van de geplande situatie en invloed op mobiliteit, wordt verwezen naar de discipline mens-mobiliteit (§5.5). Samengevat kan gesteld worden dat, doordat de ontsluitingsroute via de Waterstraat naar de N36 doorheen grotendeels onbebouwd gebied loopt, een uitbreiding van de bestaande activiteiten van Agristo weinig tot geen effect heeft op vlak van verkeersleefbaarheid. Verstoringseffecten windturbines Het plangebied bevindt zich niet in een zoekzone opgenomen in het Provinciaal beleidskader (grootschalige) windturbines van provincie West-Vlaanderen. Een windturbine kan een impact hebben op de omgeving inzake geluidshinder, visuele hinder, slagschaduw, lichtbebakening, e.d.m. De grootte van de impact is hierbij afhankelijk van de eigenschappen (grootte, vermogen…) van de windturbine. In deze fase van het plan is dit echter nog niet gekend. Om een zo minimale mogelijke impact te hebben bij het plaatsen van een windturbine wordt aangeraden dat deze aansluitend is bij infrastructuur van dezelfde schaal. De nabijheid van de expressweg en het bedrijf Agristo NV zelf zorgt ervoor dat de open ruimte reeds verstoord is.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 194 van 221
De plaatsing van een windturbine heeft geen invloed op omliggende landbouwpercelen inzake gewas en vee. Op projectniveau dient dit aldus verder onderzocht te worden d.m.v. een lokatiestudie, slagschaduwstudie, e.d.m. om de impact van de windturbine te kunnen bepalen.
5.8.5.3 Netwerkeffecten Het plan leidt (voor al de alternatieven) niet tot een versnippering van functies. De uitbreiding van de site gebeurt in aansluiting op de bestaande site. Er wordt geen negatief effect verwacht op het gebruik van de buurtweg, indien deze wordt geïntegreerd in de groenbuffer.
5.8.6
Conclusies Hieronder vatten we de antwoorden op de eerder gestelde onderzoeksvragen samen: Welke functies verdwijnen bij realisatie van het plan? o De geplande uitbreiding heeft vooral een impact op de functie landbouw en dit geldt voor al de alternatieven. De agrarische bestemming is vandaag ook in gebruik als landbouwgrond en zal binnen de uitbreidingszone van Agristo nv volledig verdwijnen. Het verlies aan landbouwareaal wordt beperkt negatief beoordeeld, doch niet aanzienlijk negatief beoordeeld op basis van de resultaten van de landbouwimpactstudie en rekening houdend met het feit dat de uitbreiding van Agristo een positief effect kan hebben op de aardappelsector in de regio. Zijn er veranderingen in interne processen en structuren van de functionele systemen (wonen/werken/recreëren, communicatie), met als specifiek aandachtspunt landbouw? o Er is geen effect te verwachten op interne processen en structuren van de functionele systemen (deze blijven dus ongewijzigd), met uitzondering van landbouw (lokaal). Een aantal landbouwers zal een deel van hun grond verliezen ten gevolge van het plan. Volgens de landbouwimpactstudie is dit effect matig voor de verschillende alternatieven. o Door uitvoering van het plan krijgt het volledige plangebied de bestemming “bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf”. Door uitvoering van het RUP kan het historisch gegroeid bedrijf zijn doelstellingen realiseren op de huidige locatie, wat positief beoordeeld wordt. Wordt de kwaliteit van de omgeving van het plangebied gewijzigd? o Met betrekking tot verkeersleefbaarheid zijn effecten verwaarloosbaar. o Milderende maatregelen dienen genomen te worden in functie van geluidsbuffering, gezien de verwachte toename van de geluidsimpact ten gevolge van het plan. o Met betrekking tot gezondheidseffecten t.g.v. de luchtemissies worden geen significante effecten verwacht. Inzake geur kunnen bijkomende woningen en kwetsbare inrichtingen (scholen, kinderdagverblijven…) gehinderd worden. In de discipline lucht (§ 5.7) worden milderende maatregelen inzake geur voorgesteld. Bij uitvoering van (een of meerdere van) deze maatregelen wordt er van uitgegaan dat er geen significant negatieve effecten zullen optreden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 195 van 221
Hoe kunnen de weg en/of het pad worden verlegd zodat ze verkeersveilig kunnen blijven functioneren? o Vanuit het oogpunt verkeersveiligheid, wordt scenario 2b naar voor geschoven. o De buurtweg dient zijn functionaliteit als buurtweg te behouden en mag geïntegreerd te worden in de groenbuffer.
5.8.7
Milderende maatregelen Er worden geen specifieke milderende maatregelen voorgesteld vanuit de discipline mens – ruimtelijke aspecten, hinderaspecten en gezondheid. Wel worden er specifieke minderende maatregelen in de disciplines geluid, lucht, … voorgesteld om effecten van deze respectievelijke milieu-aspecten te beperken. Hiervoor wordt verwezen naar de behandeling van deze respectievelijke hoofdstukken.
5.8.8
Suggesties om het plan milieuvriendelijker te maken Er wordt aanbevolen om bij verdere detailuitwerking van de uitbreidingsplannen een schaduwsimulatie uit te voeren, waarbij de invloed van de hogere diepvriesruimten op de omliggende gebouwen (met name loods met zonnepanelen), op projectniveau geanalyseerd kan worden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 196 van 221
6
Elementen voor de watertoets Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets. Dit MER levert de informatie aan die het de overheid mogelijk maakt om de watertoets uit te voeren. Het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid (IWB) voorziet via de “watertoets” dat waterbelangen inhoudelijk en procedureel een expliciete plaats wordt gegeven in de totstandkoming van plannen, programma’s en vergunningsbesluiten. Via de watertoets wordt aldus uitvoering gegeven aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de planvorming en vergunningverlening die plaats vindt in het kader van andere beleidsdomeinen. Het decreet IWB voorziet dat alle genoodzaakte elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets in geval van MER-plichtige plannen/projecten in het MER dienen gesynthetiseerd te zijn. Dit MER moet met andere woorden alle gegevens vermelden die de watertoets mogelijk maken. De watertoets op zich is een beoordeling die gebeurt door de vergunningverlenende overheid en niet door de MER-deskundige water of in het kader van de m.e.r.-procedure. Hierna zullen de “elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoets” worden geïntegreerd en volgt er een synthese van de belangrijkste effecten die in het kader van het onderzoek op het watersysteem naar voren komen. Het uitvoeringsbesluit watertoets (1.03.2012) geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. De bijlagen bij het besluit bevatten inhoudelijke richtlijnen voor vergunningverleners en bijhorende 'watertoetskaarten'. De effecten waarnaar wordt gerefereerd in het kader van de watertoets hebben betrekking op: -
Grondwater (waterhuishouding, stroming, kwaliteit)
-
Oppervlaktewater (huishouding, kwaliteit, structuur, waterberging- en buffering)
-
Vegetatie en fauna – waterhuishouding
-
Mens (veiligheid)
In de tabel in navolgend synthesehoofdstuk zijn alle effecten en maatregelen m.b.t. water en de impact op verschillende disciplines opgenomen. In de kolom ‘aard van de effecten’ wordt waar relevant als watertoetsaspect de benaming (watertoets) toegevoegd. In de kolom ‘maatregelen’ staan indien nodig de milderende maatregelen of suggesties die hiermee verband houden.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 197 van 221
7
Grensoverschrijdende effecten Rekening houdend met de ligging van de inrichting kan gesteld worden dat de inrichting geen grensoverschrijdende effecten zal veroorzaken. De kortste afstand tot Nederland bedraagt 45 km, tot Wallonië 15 km, tot het Brussels hoofdstedelijk gewest 65 km, tot Frankrijk 15 km.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 198 van 221
8
Synthese, conclusies en aanbevelingen
8.1
Synthese van milieueffecten en milderende maatregelen In Tabel 8-1 worden de verschillende effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevat. De beoordeling van de effecten en van de resterende effecten voor elk van de aspecten gebeurt a.d.h.v. volgende indeling: -3 : sterk negatief
+3 : sterk positief
-2 : matig negatief
+2 : matig positief
-1 : beperkt negatief
+1 : beperkt positief 0:
geen significant effect/verwaarloosbaar effect
Er wordt de aandacht op gevestigd dat in de beschrijving van milderende maatregelen binnen de verschillende disciplines (zie eerder), er een onderscheid is gemaakt tussen het niveau van doorwerking van de maatregel (suggestie naar GRUP – vergunningenniveau of andere instrumenten). De maatregelen die doorwerken in het RUP vallen qua uitvoering onder de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van het GRUP (zijnde Ruimte Vlaanderen). Maatregelen onder andere niveaus zoals vergunningen of andere instrumenten zijn niet door te vertalen in het RUP. Maatregelen zijn bovendien niet altijd even dwingend of noodzakelijk om tot een voor het milieu haalbaar plan te kunnen komen. In de kolom ‘beoordeling effect’ wordt verduidelijkt hoe zwaar het effect en bijgevolg de maatregel kan doorwegen (sommige maatregelen worden eerder als aandachtspunten meegegeven). Hierbij wordt rekening gehouden met volgende elementen:
Bij impactscore -1 is onderzoek naar milderende maatregelen minder dwingend maar indien de onderzoekssturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan worden voorstellen van milderende maatregelen uitgewerkt. Bij impactscore -1 komt het vaak voor dat er aanbevelingen worden geformuleerd om het plan/project te verbeteren maar die niet strikt noodzakelijk worden geacht om het plan/project als haalbaar te omschrijven. De maatregelen met impactscore -1 of maatregelen die het resterend effect niet voldoende verkleinen kunnen soms beter als ‘aanbeveling’ worden opgenomen dan wel als ‘maatregel’ (geval per geval te beoordelen).
Bij impactscore -2 wordt noodzakelijkerwijs gezocht naar milderende maatregelen, eventueel gekoppeld aan langere termijn;
Bij impactscore -3 wordt noodzakelijkerwijs gezocht naar milderende maatregelen, waarbij aangegeven wordt hoe deze bij de uitvoering van het plan/project zullen ingepast worden.
De effecten en maatregelen in de tabel dienen voor details steeds samen te worden gelezen met de effecten en maatregelen zoals geschreven in de betreffende disciplines. Dit hoofdstuk betreft immers een samenvatting waarin niet alles letterlijk kan worden overgenomen.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 199 van 221
Tabel 8-1 Beoordeling van de effecten van het voorgenomen plan + beoordeling van de resterende effecten na implementatie van maatregelen (zie ook discipline - hoofdstukken) (W = Effecten relevant voor watertoets) Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
Doorwerking
0 / -1
RUP
Bodem T.h.v. de bestaande bedrijfszone is het plangebied momenteel grotendeel verhard 0 / - 1 en bovendien slechts matig gevoelig voor profielvernietiging. De effecten op profielontwikkeling worden daar als verwaarloosbaar ingeschat.
Bodemprofiel
T.h.v. de uitbreidingszone is de bodem ook matig of niet gevoelig voor profielvernietiging, maar is het plangebied niet verhard (vnl. in gebruik als landbouwgrond). Het effect op de profielontwikkeling is groter doch niet significant. Verdichting (W)
Met uitzondering van bodem t.h.v. het bosperceel in het noordoosten, is de bodem t.h.v. het plangebied weinig gevoelig voor verdichting. De kans op verdichting is dan ook zeer beperkt (score 0/-1).
0 / -1
Kwaliteit
Een strikte opvolging van de regelgeving terzake (bodemonderzoek, grondverzet, …) herleidt het risico op bodemverontreiniging tot een minimum
0 / -1
Er worden geen grootschalige ondergrondse constructies voorzien waardoor er geen effecten te verwachten zijn op het grondwater.
0 / -1
Suggestie: opnemen van boszone in buffer
Water Grondwaterbeïnvloeding (W)
Er wordt geen significante verdroging verwacht in en rondom het plangebied gevolge van de bijkomende verharding indien voldaan wordt aan de opgelegde voorwaarden en de wettelijke bepalingen Oppervlaktewaterbeïnvloeding kwantiteit ((W)
Agristo NV hun loost gezuiverd afvalwater in de Hazebeek. Er wordt hierbij een -2 / -3 toename van 50 % van het debiet van de Hazebeek verwacht. Gezien de Hazebeek wordt aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig, wordt verwacht dat de bijkomende lozing voor een significante matig tot sterk negatieve impact zal zorgen met potentiële wateroverlast tot gevolg.
Maatregelen: -1 / -2 de aanvrager moet aantonen bij de vergunningsaanvraag dat de lozing van gezuiverd afvalwater niet leidt tot wateroverlast vanuit de ontvangende waterloop (mogelijkheid dient opengelaten te worden om afvalwater via een leiding op de Leie te lozen, via aanvaardbaar lozingsdebiet op Hazebeek lozen, om een wachtbekken te voorzien om tijdelijk afvalwater te bufferen, de afvalwaterstromen te kunnen splitsen, voorzieningen voor een hogere inzet van recuperatiewater in kader van een slibbehandelingsinstallatie, …)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 200 van 221
Vergunningen / RUP
Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
Doorwerking
0 / -1
Vergunningen/RUP
De voorschriften moeten volgende zaken toelaten: voldoende ruimte inzake buffering van hemelwater De zone t.h.v. het elzenbosje is mogelijk overstromingsgevoelig en kan (deels) worden ingenomen door de uitbreiding.
Oppervlaktewaterbeïnvloeding kwaliteit ((W)
Bij uitbreiding van het bedrijf, na uitvoering van het plan, kunnen er, zonder het nemen van maatregelen, negatieve effecten verwacht worden op de waterkwaliteit van de ontvangende waterloop (Hazebeek). Er wordt vanuit gegaan dat de waterzuivering de bedrijfsuitbreiding volgt.
-1
-3
voldoende ruimte waterzuiveringsinstallatie
voor
uitbreiding
Suggestie: zo weinig mogelijk bebouwing en verharding in deze zone voorzien wordt. Bij voorkeur wordt deze zone opgenomen in de groenbuffer, teneinde de onverharde zone te vrijwaren.
Maatregelen -2 De voorschriften moeten volgende zaken toelaten: voldoende ruimte inzake buffering van hemelwater -
voldoende ruimte waterzuiveringsinstallatie
-
de aanvrager moet aantonen bij de vergunningsaanvraag dat de impact op de waterkwaliteit van de ontvangende waterloop beperkt blijft (mogelijkheid dient opengelaten te worden om afvalwater via een leiding op de Leie te lozen, via aanvaardbaar lozingsdebiet op Hazebeek lozen, om een wachtbekken te voorzien om tijdelijk afvalwater te bufferen, de afvalwaterstromen te kunnen splitsen, voorzieningen voor een hogere inzet van recuperatiewater in kader van een slibbehandelingsinstallatie, …)
voor
uitbreiding
Suggesties Op projectniveau dient erop toegezien te worden dat de uitbreiding van de waterzuiveringsinstallatie het huidige zuiveringsrendement aankan. Op projectniveau dient verder onderzocht te worden wat de impact van de lozing van het (gezuiverde)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
RUP
pagina 201 van 221
Vergunningen
Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
Doorwerking
0 / -1
RUP
afvalwater op de waterkwaliteit van de Leie zal betekenen, indien de piste van een persleiding naar de Leie gevolgd wordt. Fauna en Flora Ecotoopbiotoopverlies/-winst
Het innemen van de niet-bebouwde percelen zal beperkt negatief effect hebben wat betreft biotoopverlies. Het plangebied is immers gelegen in een open landbouwgebied waarbij biologisch en ecologisch waardevolle elementen grotendeels ontbreken. In het noordoosten van de huidige site bevindt zich wel een elzenbosje dat als waardevol wordt beschouwd. Er wordt aanbevolen om dit bosje in de bufferzone van het plan te integreren.
-1
Suggestie: -
opnemen van elzenbosje in bufferzone
-
In de voorschriften opnemen dat er bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van autochtone, streekeigen en inheemse soorten voor de aanplant van de groenbuffers.
-
Er wordt aanbevolen om, gezien de potentie van de buffervijver voor amfibieën, in de waterbuffering amfibievriendelijke poelen te voorzien (poelen met zwakke taluds en het voorzien van KLE’s (bv. knotwilgen) in de buurt van de poelen.
Suggestie:
Vergunningen
Barrièrewerking / versnippering
Het voorgenomen plan vormt, gezien de beperkte biologische waarden in de omgeving van het voorgenomen plan, nauwelijks een barrière in het landschap voor migrerende fauna en flora. De uitvoering van het voorgenomen plan zorgt dan ook niet voor significante barrière-effecten.
0
Rustverstoring
Er wordt niet verwacht dat de realisatie van het voorgenomen plan een aanzienlijke rustverstoring met zich meebrengt
0 / -1
Suggestie: 0 / -1 Bij uitvoering van het voorgenomen plan volgens alternatief 3 dient het gebruik van lichtbronnen zo veel als mogelijk te beperkt te worden en dienen de lichtbronnen neerwaarts gericht te zijn en gedoofd te worden tijdens de nachtperiode, indien mogelijk.
Vergunningen
Vernatting/verdroging
Er wordt niet verwacht dat de realisatie van het voorgenomen plan een aanzienlijk effect met betrekking tot het aspect vernatting/verdroging.
0 / -1
Suggestie: Retourbemaling tijdens aanlegfase bemaling genoodzaakt is (projectniveau)
Vergunningen
-
-
0
RUP
Voorzien van een voldoende brede bufferzone. De breedte zoals voorzien volgens de eerdere aanvraag planologisch attest (20 m) is voldoende.
0 / -1 indien
de aanvrager moet aantonen bij de vergunningsaanvraag dat de lozing van gezuiverd afvalwater niet leidt tot wateroverlast vanuit de
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 202 van 221
Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
Doorwerking
ontvangende waterloop (= milderende maatregel bij discipline oppervlaktewater) Impact op fauna
De lozing van het afvalwater, kan gelet op de hoge concentraties aan chloriden, een negatieve impact hebben op aquatische organismen. Een bijkomende inname van enkele biologisch minder waardevolle percelen en (een deel van) de opgaande vegetatie binnen het plangebied zal geen aanzienlijke invloed hebben op het migratie-, foerageer- en/of broedgebied van de voorkomende soorten. De impact van een eventuele windturbine wordt als beperkt ingeschat.
0 / -1 (Kj-N en NH4-N) -2 (Chloriden en sulfaten)
Landschapsstructuur
De impact van het voorgenomen plan op structuur van het landschap bestaat uit de toevoeging van gebouwen. Aangezien deze direct aansluitende op bestaande bebouwing worden voorzien, wordt het effect hiervan als beperkt ingeschat.
-1
Erfgoed
-1 Aangezien er zich geen waardevolle erfgoedelementen in of nabij het plangbied bevinden wordt de impact van het voorgenomen plan (incl. windturbines) op erfgoed als beperkt ingeschat. Het voorgenomen plan maakt vergraving mogelijk in onverstoord gebied, waardoor er een potentiële kans is op het verstoren van relicten.
Belevingswaarde
Door de uitvoering van het voorgenomen plan worden er open ruimte zichten beinvloedt. Dit wordt als een negatief effect bechouwd. Inzake de windturbines wordt een relatief weinig bijkomende impact t.o.v. de geplande uitbreidingsvolumes en hoogtes verwacht en gelet op de reeds huidige zichtbaarheid van de bedrijfsinfrastructuur.
Landschap
-2
- 1 / -2 Milderende maatregel: voorzien van een kwalitatieve landschappelijke bufferzone in het plan Inzake de groenbuffer worden een aantal suggesties (voor op projectniveau) gegeven inzake de inrichting ervan: -
groenbuffer dient streekeigen groen
-
er wordt aangeraden om groenblijvende soorten te voorzien
-
inzake plantenkeuze dienen hoogstammen en heestermassieven voorzien te worden voor een goede buffering.
voorzien
te
zijn een
van deel
Suggestie: doordacht kleur- en materiaalgebruik toepassen, teneinde een goede landschappelijke inpasing in de omgeving te bekomen
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 203 van 221
Vergunningen/RUP
Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
Doorwerking
Mens-mobiliteit Verkeersafwikkeling en -doorstroming
-1 Het plangebied ontsluit via de Waterstraat op de N36. Door uitvoering van het voorgenomen plan wordt een toename aan verkeer verwacht, met hierin een groot aandeel zwaar verkeer. Deze toename is echter van geringe omvang, waardoor er geen aanzienlijk effect verwacht wordt op de verkeersafwikkeling en – doorstroming.
De beperkte toename van het verkeer zal geen aanzienlijke invloed hebben op de verkeersleefbaarheid en oversteekbaarheid van de aanwezige wegen. Er wordt geen impact verwacht op het gebruik van de buurtweg, aangezien deze nu al rond de site is omgeleid. De toename van het zwaar verkeer betekent dat er meer kruisingen verwacht worden van vrachtwagens in de Waterstraat, dewelke lokaal smal is.
-1
Er is geen parkeercapaciteit in de omgeving van het plangebied, bijgevolg dient er in het plangebied zelf voldoenden ruimte voor parkeerplaats voozien te worden. Op de beschikbare plannen dewelke indicaties geven van een mogelijke invulling, werd de voorziene parkeercapaciteit als ontoereikend beschouwd.
-3
Geluidsimpact verkeersgeneratie
Vanwege de verwachte toename van het (vracht)verkeer van en naar het bedrijf wordt een stijging van maximaal 3 dB(A) ter hoogte van de woning in de Waterstraat 1 verwacht. Er is geen overschrijding van de gedifferentieerde referentiewaarde voor Lden. Het effect wordt dan als ‘- 1’ beoordeeld voor deze woningen. Bij alternatief 2a waarbij er een verschuiving van de Waterstraat optreedt zal er ook voor de andere woningen in de Waterstraat een verhoging van het wegverkeersgeluid optreden. Deze verhoging bedraagt niet meer dan 3 dB(A) zodat ook hier een effect van ‘- 1’ kan optreden.
-1
Geluid afkomstig van
Ten gevolge van de uitvoering van het vorgenomen plan wordt er een -3
Verkeersleefbaarheid, veiligheid en langzame netwerken
Parkeercapaciteit
Suggestie: kiezen voor een scenario met zuidelijke uitbreiding waarbij in- en uitrijdend vrachtverkeer maximaal gescheiden wordt; bij voorkeur scenario 2a waarbij de bewoners van de Waterstraat omheen de site worden geleid i.p.v. erdoor; of kans heeft om te kruisen (verbreding Waterstraat/uitwijkstrook langs zuidelijke uitbreiding).
Vergunningen/RUP
Suggestie (flankerend): extra aanmoedigen carpooling en gebruik fiets i.f.v. woon-werkverkeer Suggestie (flankerend): In de Waterstraat een passeerhaven voor vrachtverkeer voorzien halfweg Agristo en de N36.
Flankerend beleid
0 / -1 Suggestie: uitbreidingsplannen op dergelijke manier uitwerken dat een éénrichtingslus voor zwaar verkeer kan voorzien worden op de site om de kruisingen in de Waterstraat te beperken. Sugestie: Indien voor een noordelijke uitbreiding wordt gekozen: voetweg nr. 43 omleggen rondom de site i.p.v. door te knippen.
Vergunningen
Flankerend beleid
Milderende Maatregel: voorzien van voldoende ruimte voor parkeerplaats in het plan. Suggestie (flankerend): extra aanmoedigen carpooling en gebruik fiets i.f.v. woon-werkverkeer
0
Milderende maatregel:
-1 / -2
Vergunningen/RUP
RUP Flankerend beleid
Geluid
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 204 van 221
RUP
Aspect
Aard van de effecten
bedrijfsactiviteiten
overschrijding van de geluidsnormen verwacht aan de meest nabijgelegen woning in de Waterstraat 1. Het effect wordt hier dan ook als ‘- 3’ beoordeeld. Milderende maatregelen dringen zich op. Door de afschermende werking van de gebouwen zoals voorzien op het plan op lange termijn zal het specifiek geluid dalen naar de andere woningen in de Waterstraat (Mpt 2) en Vrijlegemstraat (Mpt 1). We kunnen dit effect naar deze woningen dan ook als ‘+ 1’ beoordelen omdat het specifiek geluid door het bedrijf er zal dalen.
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
-
de aanvrager moet aantonen bij de vergunningsaanvraag dat er geen onaanvraadbare geluidshinder zal optreden t.a.v. de omwonenden
-
Eerst dient gekeken te worden of alle maatregelen aan de bron kunnen genomen worden, maar als noodgreep moet eventueel een gronddam kunnen voorzien worden.
-
Het is van belang dat in het GRUP wordt opgenomen dat in de groene buffer de mogelijkheid bestaat om een gronddam aan te leggen van minstens 6 m hoog. Hiervoor is een breedte nodig van 25 m bij een volledige gronddam en 20 m bij een halve gronddam met keermuur.
Doorwerking
Lucht Impact op luchtkwaliteit door extra verkeer
Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht ten ten gevolge van de beperkte toename in verkeer en hiermee samengaande emissies.
Impact op luchtkwaliteit door bedrijfsactiviteiten
Ten gevolge van de uitvoering van het plan worden voor de luchtemissies als -3 geuremissies sterk negatieve effecten (-3) verwacht. Inzake windturbines is het onmogelijk een kwantitatieve impact te bepalen. Wel worden een aantal suggesties gegeven.
Milderende maatregelen -2 De milderende maatregelen die werden voorgesteld in het project-MER dienen uitgevoerd en gerespecteerd te worden. -
Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat het project inzake lucht- en geurimmissies aanvaardbaar is t.o.v. de omgeving.
-
De plaatsing van de tweede productielijn in het noorden van het plangebied, zoals werd voorzien in de aanvraag van het planologisch attest, zal zorgen voor een verdunning van de immissies.
-
Het is aan te raden om een hoge schouw (min. 15 m) op de tweede (nieuwe) productielijn te voorzien, teneinde de emissies te verdunnen. Deze maatregel geldt eveneens voor de geuremissies. De voorschriften van het GRUP
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 205 van 221
Vergunningen / RUP
Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Resteffect
Doorwerking
Suggestie: uitvoering van een schaduwstudie na verdere uitdetaillering van de planinvulling.
-1
Vergunningen
Milderende maatregel (vanuit discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie): voorzien van een kwalitatieve landschappelijke bufferzone in het plan
- 1 / -2
Vergunningen
dienen een dergelijke hoogte van schouwen mogelijk te maken. Aanbevelingen op projectniveau: meetcampagne voor de uitvoeren
WKK-installatie
-
goede dimensionering waterzuiveringsinstallatie en biogasinstallatie, teneinde een maximale reductie van geuremissies mogelijk te maken.
-
Inzake de bakdampen wordt in de BBT voorgesteld om de stoompluim van stoomschillers met een warmtewisselaar op de afblaasstroom van de stoomschiller te condenseren (op bestaande lijn aanwezig), om de geuremissies verder te reduceren of om een gesloten koeltunnel met inderecte koeling te voorzien. Andere technieken zijn: naverbranding, biofiltratie/biowasser en hoge schouw (zie milderende maatregel).
-
Performantere installaties op nieuwe productielijn voorzien. Ook low NOxnaverbranders voorzien, zal de emissies reduceren.
-
Windmolens zo ver mogelijk van de luchtemissiebronnen en zodanig plaatsen dat de rookpluim(en) in de windschaduw van de windturbines gelegen zijn
Mens – ruimtelijke aspecten, hinder Gebruikswaarde en functies
Door de realisatie van het voorgenomen plan wordt landbouwgebied ingenomen. -1 De impact hiervan wordt als beperkt negatief beschouwd. Er wordt een beperkte schaduwwerking verwacht indien de planinvulling gerealiseerd wordt met hoge (30 – 40 m) gebouwen.
Belevingswaarde
Door de uitvoering van het voorgenomen plan worden er open ruimte zichten beinvloedt. Dit wordt als een matig negatief effect bechouwd.
-2
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 206 van 221
Aspect
Aard van de effecten
Effect GRUP Maatregelen en suggesties
Leefbaarheid (hinder) en gezondheid
Door uitvoering van het plan worden effecten inzake geluid en lucht (geur) verwacht. Hiervoor worden in de respectievelijke disciplines milderende maatregelen voorgesteld. De windturbines kunnen hinder (geluid, visueel, …) veroorzaken, fhankelijk van de grootte van de windturbine(s) (nog niet gekend in deze fase van het plan). Een minimaal mogelijk impact hieromtrent is door de windturbines te doen aansluiten bij infrastructuur van dezelfde schaal. Er worden vanuit de verwachte emissies naar lucht, water, .. . geen aanzienlijke gezondheidseffecten verwacht naar de omwonenden.
- 2 / -3
0 / -1
Resteffect
Suggesties op projectniveau: -1 / -2 lokatie- en slagschaduwstudie uitvoeren op projectniveau Milderende maatregel (uit discipline geluid): Het is van belang dat in het GRUP wordt opgenomen dat in de groene buffer de mogelijkheid bestaat om een gronddam aan te leggen van minstens 6 m hoog. Hiervoor is een breedte nodig van 25 m. Milderende maatregelen discipline lucht: De milderende maatregelen die werden voorgesteld in het project-MER dienen uitgevoerd en gerespecteerd te worden. -
Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat het project inzake lucht- en geurimmissies aanvaardbaar is t.o.v. de omgeving.
-
De plaatsing van de tweede productielijn in het noorden van het plangebied, zoals werd voorzien in de aanvraag van het planologisch attest, zal zorgen voor een verdunning van de immissies.
-
Het is aan te raden om een hoge schouw (min. 15 m) op de tweede (nieuwe) productielijn te voorzien, teneinde de emissies te verdunnen. Deze maatregel geldt eveneens voor de geuremissies. De voorschriften van het GRUP dienen een dergelijke hoogte van schouwen mogelijk te maken.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER
pagina 207 van 221
Doorwerking Vergunningen/RUP
8.2
Leemten in de kennis en monitoring Algemeen: Aangezien het hier een plan-MER betreft, heeft dit tot gevolg dat het niet mogelijk is (ook niet opportuun binnen een plan-MER) om alle milieueffecten in detail te beoordelen. Het ontbreekt immers aan specifieke kwantitatieve gegevens en er dient te worden uitgegaan van ‘aannames’, o.m. oppervlakte verharding, dimensionering ingrepen hemelwateropvang, uitvoering tweede productielijn…. Discipline geluid: De modelbenadering voor de discipline geluid werd uitgevoerd op basis van de gegevens uit eerder uitgevoerde rapporten en de uitgevoerde project-MER ‘hervergunning en regularisatie van aardappelverwerkend bedrijf Agristo NV’ (Eco-scan bvba, 2015). De modelbenadering voor de geplande toestand werd gebaseerd op een groot aantal aannames. Discipline lucht: De modelbenadering voor de discipline lucht werd uitgevoerd op basis van gegevens uit eerder uitgevoerde rapporten en de uitgevoerde project-MER ‘hervergunning en regularisatie van aardappelverwerkend bedrijf Agristo NV’ (Eco-scan bvba, 2015). Het debiet van de WKK werd hierbij echter niet gemeten, hiervoor werd een inschatting gemaakt. Inzake geur zijn effectieve geurmetingen om de bronsterkte van de verschillende potentiële geuremissiebronnen te bepalen niet voorhanden. Doordat geen meetcijfers beschikbaar zijn, worden een aantal bronkarakteristieken in het project-MER ingeschat. De modelbenadering voor de geplande toestand werd gebaseerd op een groot aantal aannames. Naast de twee weerhouden geurbronnen (waterzuivering/biogas en bakdampen) zullen waarschijnlijk ook een aantal deelbronnen eveneens bijdrage leveren tot de geurimpact van Agristo NV. Aangezien deze echter niet onderscheiden konden worden, werden deze niet mee in het model opgenomen. Het nemen van maatregelen om de hoofdgeurbronnen te remediëren, kan ervoor zorgen dat de niet-weerhouden geurbronnen belangrijker worden in de algemene geurwaarneming van Agristo NV. Dit kan momenteel echter niet ingeschat worden. De invloed van de (eventuele) toekomstige windmolens op de omgeving kan niet gekwantificeerd worden, aangezien hieromtrent weinig onderzoek is gebeurd. Daarnaast is het IFDM-model eveneens niet geschikt om deze invloed te kwantificeren. Discipline fauna en flora Voor de discipline fauna en flora zijn geen gegevens beschikbaar m.b.t. de kritische last voor landbouwgewassen. Discipline mens: Inzake discipline mens werd i.k.v. dit MER geen toxicologisch of epidemiologisch onderzoek uitgevoerd.
Deze leemten vormen echter geen beletsel voor een adequate milieueffectenbeoordeling.
8.3
Eindsynthese Het voorgenomen plan voor het GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo’ te Harelbeke wordt opgemaakt in kader van de uitbreidingsplannen van het bedrijf. Om deze uitbreiding mogelijk te maken wordt voorzien in de bestemmingswijziging van agrarisch gebied met een oppervlakte van ongeveer 5 ha, naar een bestemming als bedrijfssite, waarbij een buffering voorzien wordt. In het plan-MER worden de mogelijke effecten van deze bestemmingswijziging onderzocht, waarbij ook enkele mogelijke alternatieven worden behandeld. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 208 van 221
Een overzicht van de mogelijke effecten en maatregelen is opgenomen in voorgaande tabel. Uit het milieueffectenonderzoek komen de volgende conclusies met betrekking tot de impact van het RUP: Discipline bodem: Er kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van het RUP extra verharding en bebouwing met zich kan meebrengen. Echter, gezien de bodems in de zone voor de uitbreiding niet als kwetsbaar worden aangeduid, wordt er slechts een beperkte impact verwacht. Ten noordoosten van de huidige site bevindt zich een zone met een bosje, wel gekenmerkt door een natte en verdichtingsgevoelige bodem. Hier wordt aanbevolen om deze zone maximaal in de bufferzone te integreren. Er wordt geen bijkomende aanzienlijke impact op bodemkwaliteit verwacht ten gevolge van de uitvoering van het plan. Er is voor de discipline bodem geen onderscheid tussen de verschillende alternatieven.
Discipline Water Er kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van het plan extra verharding en bebouwing met zich kan meebrengen. Dit leidt tot een wijziging in waterhuishouding en infiltratie van hemelwater. Inzake grondwaterkwaliteit- en kwantiteit worden, bij het respecteren van de geldende regelgeving geen significante effecten verwacht. Inzake oppervlaktewaterkwantiteit kan de uitbreiding van Agristo NV zorgen voor hoger debiet in de Hazebeek, gezien Agristo NV hun gezuiverd afvalwater loost in de Hazebeek. Er wordt hierbij een toename van 50 % van het debiet van de Hazebeek verwacht. Gezien de Hazebeek wordt aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig, wordt verwacht dat de bijkomende lozing voor een significante matig tot sterk negatieve impact zal zorgen met potentiële wateroverlast tot gevolg. Andere pistes inzake lozing van het (gezuiverde) afvalwater dienen overwogen te worden. Hierbij wordt voorgesteld om, via een persleiding, te lozen op een grotere waterloop, nl. de Leie, die het lozingsdebiet van Agristo NV wel aankan. De zone t.h.v. het elzenbosje is mogelijk overstromingsgevoelig. Hierbij is het aan te raden dat zo weinig mogelijk bebouwing en verharding in deze zone voorzien wordt. Bij voorkeur wordt deze zone opgenomen in de groenbuffer, teneinde de onverharde zone te vrijwaren. De lozing van het (gezuiverd) afvalwater zal, net zoals in de bestaande toestand, leiden tot een sterk negatief effect (- 3). Milderende maatregelen worden hierbij voorgesteld. Een uitbreiding van de afvalwaterzuiveringsinstallatie dringt zich op, teneinde de impact van lozing op de Hazebeek te verminderen. Op projectniveau dient nagegaan te worden wat de impact van het lozen op de Leie zal zijn. Inzake chloriden worden geen problemen verwacht. Er dienen gedetailleerde berekeningen uitgevoerd te worden inzake de ‘probleemparameters’ stikstof totaal, fosfor totaal en orthofosfaat bij lozing in de Leie, gezien de kwaliteitsnormen (in de Leie) nu reeds overschreden worden.
Discipline Fauna en Flora Het innemen van de niet-bebouwde percelen zal beperkt negatief effect hebben wat betreft biotoopverlies. Het plangebied is immers gelegen in een open landbouwgebied waarbij biologisch en ecologisch waardevolle elementen grotendeels ontbreken. In het noordoosten van de huidige site bevindt zich wel een elzenbosje dat als waardevol wordt beschouwd. Er wordt aanbevolen om dit bosje in de bufferzone van het plan te integreren. Inzake versnippering, barrièrewerking, verstoring en verdroging en de impact op fauna worden verwaarloosbare tot matig negatieve effecten verwacht.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 209 van 221
Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Er wordt, gelet op de kenmerken van de omgeving en het plangebied, geen effect verwacht op beschermde erfgoedelementen. Door uitvoering van het plan kan de bodem vergraven/vernietigd worden. Daarbij bestaat een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten indien deze aanwezig zouden zijn. De wettelijke handelingen bij het aantreffen van archeologische relicten zoals voorgeschreven door het (huidige) Decreet op het Archeologisch Patrimonium en het (toekomstige Onroerend Erfgoeddecreet) dienen opgevolgd te worden. Er treedt geen versnippering van het landschap op. De bijkomende bedrijfsruimte sluit aan op de bestaande. Globaal wordt de rechtstreekse invloed op de landschappelijke structuur beperkt negatief ingeschat, doch niet aanzienlijk negatief. Er is geen impact op de globale landschapsstructuur in de ruime omgeving. Het effect op de landschapsbeleving en de perceptieve kenmerken bij uitvoering van het plan worden wel als significant beschouwd (-2), gezien de mogelijke toename van bouwvolumes. Alternatieven 1 en 2 hebben een groter effect op open ruimte zichten en doorbreken de open ruimte structuur sterker ten opzichte van de bestaande toestand dan alternatief 3. Echter is ook bij alternatief 3 een impact op belevingswaarde te verwachten. Alternatief 3 maakt deel uit van een gebied dat in het gemeentelijk RUP werd aangeduid als bouwvrij. Er blijft bij dit laatste alternatief nog steeds een verbinding met de aansluitende open ruimte. Het effect op de visuele belevingswaarde wordt voor de 3 alternatieven gelijkwaardig ingeschat. De drie alternatieven sluiten dicht aan tegen het puntrelict van de hoeve. Een goede inpassing van het bedrijf in de bufferzone is dan ook noodzakelijk en dient te worden voorzien in het plan (min. 20 m groenbuffer, gebruik van streekeigen soorten). Naast de bufferruimte die voorzien is in het plan, is een meer kwalitatieve buffering ter hoogte van het landhuis en aan de Waterstraat noodzakelijk. Discipline Mens-Mobiliteit Gezien de beperkte verhoging van het aantal bijkomende verkeersbewegingen is er geen significante invloed op de verkeersdoorstroming en verkeersleefbaarheid (aspect oversteekbaarheid) te verwachten. Wel dient in het plan opgenomen te worden dat er voldoende ruimte voorzien dient te worden voldoende parkeercapaciteit op eigen terrein te voorzien om de eigen behoefte te kunnen dekken. Ten aanzien van de kruisend vrachtverkeer in de Waterstraat wordt wel de suggestie gedaan om te kiezen voor uitbreiding waarbij in- en uitrijdend vrachtverkeer maximaal gescheiden wordt. Bij alternatief 2a kan dit gerealiseerd worden en worden de bewoners van de Waterstraat omheen de site geleid i.p.v. erdoor.
Discipline Geluid In de huidige situatie blijkt dat er momenteel een overschrijding optreedt aan enkele nabije woningen en op 200 m van de perceelsgrens. Op basis van deze vaststeling, wordt in het projectMER opgelegd dat er een saneringsplan moet worden opgesteld. Voor de toekomstige situatie werden 3 invullingen van het plangebied geëvalueerd, waarbij verondersteld wordt dat het saneringsplan voor de huidige situatie ter dege wordt uitgevoerd. Bij de uitvoering van het plan kan er ook een overschrijding van de geluidsnormen optreden aan de meest nabijgelegen woning in de Waterstraat 1. Het effect wordt hier dan ook als ‘- 3’ beoordeeld, waarbij milderende maatregelen noodzakelijk zijn. Milderende maatregelen dringen zich op. Dit kan door maatregelen aan de bron te nemen of een afschermende gronddam te. Het is dus van belang dat in het GRUP wordt opgenomen dat in de groene buffer de mogelijkheid bestaat om een gronddam aan te leggen van minstens 6 m hoog. Hiervoor is een breedte nodig van 25 m bij een volledige gronddam en een breedte van 20 m bij een halve gronddam met keermuur. De afscherming kan ook bestaan uit de gebouwen zoals reeds voorzien zijn op langere termijn. Door de 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 210 van 221
afschermende werking van de gebouwen zal het specifiek geluid dalen naar de Waterstraat en Vrijlegemstraat. We kunnen dit effect naar deze woningen dan ook als ‘+ 1’ beoordelen omdat het specifiek geluid door het bedrijf er zal dalen. In de geplande situatie wordt er een toename van het verkeer van en naar het bedrijf verwacht. Vooral het vrachtverkeer zal toenemen. Voor alle alternatieven zal er een stijging van maximaal 3 dB(A) optreden ter hoogte van de woning in de Waterstraat 1, maar is er geen overschrijding van de gedifferentieerde referentiewaarde voor Lden. Het effect wordt dan als ‘- 1’ beoordeeld voor deze woningen. Enkel voor alternatief 2b waarbij er een verschuiving van de Waterstraat optreedt zal er ook voor de andere woningen in de Waterstraat (ter hoogte van Mpt 2) een verhoging van het wegverkeersgeluid optreden. Deze verhoging bedraagt niet meer dan 3 dB(A) zodat ook hier een effect van ‘- 1’ kan optreden. Het is hiervoor niet noodzakelijk om maatregelen te nemen.
Discipline Lucht/geur Voor de discipline lucht worden zowel voor de luchtemissies als geuremissies sterk negatieve effecten (-3) verwacht. Reeds in de bestaande situatie worden significante effecten waargenomen, waardoor het ten stelligste aan te raden is om, naast de reeds getroffen maatregel (bakdampcondensor), maatregelen te treffen op de bestaande installatie, teneinde een mogelijke uitbreiding mogelijk te maken waarbij de impact voor de omgeving aanvaardbaar is. De impact van de activiteiten van Agristo NV na uitbreiding zal niet wijzigen i.f.v. de verschillende inplantingsalternatieven. Gezien de nabije ligging van woonzones in alle richtingen van het plangebied en de nabije ligging van woongebied Hulste in de overheersende windrichting (noordoosten), zal een wijziging in inplanting van de tweede productielijn geen significant verschil maken. Milderende maatregelen inzake de installatie zelf dwingen zich aldus op. Inzake verkeersemissies wordt geen significante impact verwacht bij uitbreiding van Agristo NV. Inzake energie wordt een verdriedubbeling van energieverbruik verwacht.
Discipline mens – ruimtelijke aspecten, hinderaspecten en gezondheid. Het voorgenomen plan voorziet de omzetting van een agrarische bestemming naar een zone voor bedrijven. De agrarische bestemming is vandaag ook in gebruik als landbouwgrond en zal binnen de uitbreidingszone volledig verdwijnen. Het verlies aan landbouwareaal wordt beperkt negatief beoordeeld, doch niet aanzienlijk negatief beoordeeld op basis van de resultaten van de landbouwimpactstudie en rekening houdend met het feit dat de uitbreiding van Agristo een positief effect kan hebben op de aardappelsector in de regio. De verschillende alternatieven werken hierin niet onderscheidend. Er kan een beperkte schaduwwerking verwacht ten gevolge van de uitvoering van het voorgenomen plan. Er worden ten gevolge van de uitvoering van het voorgenomen plan geen aanzienlijke impact verwacht op de verkeersleefbaarheid. Door de uitbreiding volgens het voorgenomen plan kunnen er zich wel effecten voordoen naar geluid en lucht (geur) toe. Vanuit deze disciplines worden er dan ook milderende maatregelen vooropgesteld om de hinder hieromtrent te beperken. Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht met betrekking tot het aspect gezondheid.
Inzake de breedte van de groenbuffer volgt uit de disciplines landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora dat een groenbuffer met een breedte van 20 m (incl. voetweg en brandweerweg) voor voldoende buffering zal zorgen. Uit de discipline geluid en trillingen volgt dat een buffer met een breedte van 25 m dient voorzien te worden bij de realisatie van een volledige gronddam indien de voorgestelde maatregelen aan de bron niet voor de vereiste sanering zorgen. Indien een halve gronddam met keermuur wordt voorzien, volstaat een bufferbreedte van 20 m. 2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 211 van 221
Algemeen kan geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan, zonder de uitvoering van milderende maatregelen, voor enkele disciplines een impact heeft op het leefmilieu. Hierbij zijn vooral de mogelijke impact naar water, geluid en lucht van belang. Er worden hiervoor dan ook milderende maatregelen voorgesteld, teneinde de impact van het voorgenomen plan te beperken. Met betrekking tot de alternatieven dient gesteld te worden dat er geen globale duidelijke voorkeur is voor één van de alternatieven, aangezien de verschillen in mogelijke impact weinig onderscheidend werken.
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 212 van 221
DEEL 2
BIJLAGEN
BIJLAGE 1
KAARTENBUNDEL
BIJLAGE 2
KAARTEN AANVRAAG PLANOLOGISCH ATTEST
BIJLAGE 3
AANVRAAG PLANOLOGISCH ATTEST
BIJLAGE 4
GEKOPPELDE METINGEN VOOR EN NA LOZING
BIJLAGE 5
ENHANCED DISPERSION FROM TALL STACKS NEAR MODERN WIND MILLS
BIJLAGE 6
RESULTATEN LIS
BIJLAGE 7
ALTERNATIEVENONDERZOEK UITBREIDING OP SITE, PRADO-KUURNE, ROESELARE-WEST EN BEVEREN-NOORD-OOST
BIJLAGE 8
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER pagina 213 van 221
Bijlage 1
Kaartenbundel
Kaart 1: Situering Agristo Kaart 2: RUP Historisch gegroeid bedrijf ‘Agristo’ 2007 Kaart 3: Agristo in de ruime omgeving Kaart 4: Ontsluiting Kaart 5: Alternatieven Kaart 6: Gewestplan en RUP Landelijk gebied rond Bavikhove en Hulste Kaart 7: Bodemkaart Kaart 8: Bodemonderzoeken Kaart 9: Grondwaterkwetsbaarheid Kaart 10: Overstromingsgevoeligheid Kaart 11: Natura2000 en VEN-gebieden Kaart 12: Biologische waarderingskaart Kaart 13: Landschapsatlas en erfgoed Kaart 14: Landschapskenmerkenkaart Kaart 15: Landbouwgebruikspercelen Kaart 16: Tertiair
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 1
Bijlage 2
Kaarten aanvraag planologisch attest
Kaart 2: Bestaande toestand Kaart 6: Lange termijn
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 2
Bijlage 3
Aanvraag Planologisch attest
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 3
Bijlage 4
Gekoppelde metingen voor en na lozing
bron: project-MER ‘hervergunning en regularisatie aardappelverwerkend bedrijf Agristo NV’ (Ecoscan bvba, 2015; PR2057)
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 4
Bijlage 5
Enhanced dispersion from tall stacks near modern wind mills
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 5
Bijlage 6
Resultaten LIS
Bron: Departement Landbouw en Visserij
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 6
Bijlage 7
Alternatievenonderzoek uitbreiding op site, PradoKuurne, Roeselare-West en Beveren-Noord-Oost
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 7
Bijlage 8
Niet-technische samenvatting
2278153029 - Plan-MER in kader van opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Historisch gegroeid bedrijf Agristo te Harelbeke’ – Definitief MER Bijlage 8