gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge
Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften Definitief
Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Stedenbouwkundige voorschriften
Vlaamse Overheid – Departement RWO – Ruimtelijke Planning Phoenix gebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 1210 Brussel
definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge
de ontwerper
Peter David Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge’. de minister-president van de Vlaamse regering
de Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport
Kris Peeters
Philippe Muyters
Grenslijn
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 0. Afbakeningslijn regionaalstedelijk gebied De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het regionaalstedelijk gebied Brugge. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 4
Deelgebied 1: woongebied Arendstraat
Dit gebied behoort tot de bestemingscategorie ‘wonen’.
Artikel 1. Woongebied 1.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 1.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 1.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater.
1.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 1.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 1.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 5
4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 1.5. 1.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 6
Deelgebied 2: woongebied Sint-Jozef
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 2. Woongebied 2.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 2.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 2.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel. 2.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 2.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen.
2.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 7
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 2.5. 2.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 8
Deelgebied 3: woongebied Zuidervaartje
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 3. Woongebied 3.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 3.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 3.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, komberging en het open houden van het waterstelsel. 3.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 3.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 3.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 9
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 3.5. 3.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 10
Deelgebied 4: woongebied Varsenare noord
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 4. Woongebied 4.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 4.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 4.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, infiltratie en het open houden van het waterstelsel. 4.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 4.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 4.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 11
4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 4.5.
4.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 4.8. De bestaande dreefstructuur dient te worden behouden als cultuurhistorisch element en als functionele verbinding voor fietsers en wandelaars en te worden geïntegreerd in het woongebied. De dreef kan niet worden gebruikt voor het autoverkeer als ontsluiting van dit woongebied.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 12
Deelgebied 5: woongebied Sint-Annadreef
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 5. Woongebied 5.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 5.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 5.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie van hemelwater. 5.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 5.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 5.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 13
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 5.5.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 14
Deelgebied 6: woongebied Julien Saelens
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 6.1. Woongebied 6.1.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 6.1.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 6.1.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor komberging en vertraagde afvoer van hemelwater. 6.1.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 6.1.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 6.1.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 15
2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 6.1.5. 6.1.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. 6.2. Recreatiegebied 6.2.1. Het gebied is bestemd voor dag- en verblijfsrecreatie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. De verblfijsrecreatieve functies en andere bebouwing worden maximaal gebundeld, in de omgeving van de hoofdingang. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: 1°
de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden;
2°
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
(symbolische aanduding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Art. 6.2.2. Ontsluiting De ontsluiting van het gebied wordt voorzien via de Nijverheidsstraat. Langs deze zijde wordt tevens de parking voorzien. 6.2.3. Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe infrastructuur wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 16
Deelgebied 7: woongebied Mispelaar
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 7. Woongebied 7.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 7.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 7.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden. 7.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 7.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 7.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 17
2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 7.5. 7.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 18
Deelgebied 8: woongebied Sint-Trudo
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 8. Woongebied 8.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 8.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 8.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden. 8.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 8.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 8.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 19
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 8.5. 8.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 20
Deelgebied 9: woongebied Spermalie 2
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 9. Woongebied 9.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 9.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 9.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater. 9.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 9.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 9.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 21
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 9.5. 9.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 9.8. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 22
Deelgebied 10: woongebied Stakendijke - Zwijnsgat
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 10. Woongebied 10.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 10.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 10.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, infiltratiemogelijkheden en het open houden van het waterstelsel. 10.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 10.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 10.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 23
2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 10.5. 10.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 24
Deelgebied 11: woongebied Leliestraat
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 11. Woongebied 11.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 11.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 11.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden en het open houden van het waterstelsel.
11.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 11.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. 11.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 25
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 11.5. 11.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 11.8. Bij de ontwikkeling van het gebied wordt een strook vanaf de Kerkebeek gevrijwaard van bebouwing, verharding en ophogingen, met uitzondering van recreatieve paden.
Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 26
Deelgebied 12: woongebied Fabiolalaan
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 12. Woongebied 12.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 12.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Bij de realisatie van het woongebied moeten geluidswerende maatregelen genomen worden om lawaaihinder te voorkomen. 12.3. De bestaande dreef dient te worden behouden en als groene ruimte te worden geïntegreerd in het woongebied. 12.4. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater komberging, infiltratie, buffering, vertraagde afvoer en het open houden van het waterstelsel. 12.5. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 12.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 27
12.7. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 12.6. 12.8. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 28
Deelgebied 13: Kleinhandelszone De Rampe
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel 13. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel 13.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel. Het betreft individuele grootschalige winkels en concentraties van grootschalige winkels.
Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten: kantoren ondergeschikt en gekoppeld aan de activiteit van individuele bedrijven, voor zover die activiteit geen loketfunctie heeft en geen autonome activiteit uitmaakt Bestaande vergunde activiteiten die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden. Autonome kantoren kunnen niet uitbreiden. 13.2. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: − groothandel; − autonome kantoren; − horeca; − overdekte recreatieve bedrijven inclusief grootschalige attractieparken of grootschalige dagrecreatie; 13.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. 13.4. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. 13.5. Langs de zuidelijke zijde van het terrein en langs de Floraliënstraat wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing, afstand en beheersing van veiligheidsrisico’s. De bufferstrook wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning op percelen grenzend aan deze aangrenzende zones, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. 13.6. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Bestaande bedrijfswoningen die niet geïntegreerd zijn in het bedrijfsgebouw kunnen worden bestendigd, en ver- en herbouwd volgens de bepalingen die gelden voor geïntegreerde bebouwing.
13.7. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie en hergebruik van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 29
13.8. Bij vergunningsaanvragen voor een nieuw bedrijfsgebouw wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 13.9. Alle handelingen aan bestaande wegenisinfrastructuur zijn mogelijk binnen het gebied. Indien de niieuwe brug over het kanaal niet volledig kan gerealiseerd worden binnen het gebied voor wegenisinfrastructuur, kunnen de nodige handelingen gebeuren binnen deze zone.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 13.10. Enkelvoudige leiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’.
Artikel 13.11. Gebied voor wegeninfrastructuur 13.11.1. Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. 13.11.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. Ze worden ingericht als buffer naar het naastgelegen specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel De Rampe.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 30
Deelgebied 14: Sint-Pieterskaai
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel 14.1. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel en kantoren 14.1.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel en kantoren. Het betreft individuele grootschalige winkels en kantoren, concentraties van grootschalige winkels en kantoren. Kantoren zijn bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten: horeca; Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie; wonen boven winkels. Bestaande vergunde activiteiten die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden. De gebouwen gelegen langs de Havenstraat, op de percelen 318a, 318w, 341x en 338s, dienen te worden behouden in hun kunsthistorische en standslandschappelijke waarde. 14.1.2. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: − groothandel; − overdekte recreatieve bedrijven inclusief grootschalige attractieparken of grootschalige dagrecreatie; − kantoorachtigen, dit zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor maar met een functie en/of hoofdactiviteit die niet gericht is op hoofdzakelijk administratieve en personeelsintensieve dienstverlening; 14.1.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. 14.1.4. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. 14.1.5. Tussen de bedrijven en de aangrenzende woonzone langs de Sint-Pietersgroenestraat wordt een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, afstand, beheersing van veiligheidsrisico’s. De bufferstrook wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning op percelen grenzend aan dit woongebied, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. 14.1.6. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Bestaande bedrijfswoningen die niet geïntegreerd zijn in het bedrijfsgebouw kunnen worden bestendigd, en ver- en herbouwd volgens de bepalingen die gelden voor geïntegreerde bebouwing.
14.1.7. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 31
Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie en hergebruik van hemelwater. 14.1.9. Bij vergunningsaanvragen voor een nieuw bedrijfsgebouw wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’.
Artikel 14.2. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. De bestaande vrachtwagenparking kan behouden blijven op het terrein.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 32
Deelgebied 15: Waggelwater – lus Bevrijdingslaan
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel 15.1. Gemengd regionaal bedrijventerrein 15.1.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen; productie van energie; onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Bestaande activiteiten, met inbegrip van kantoren en kleinhandel, die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden binnen het perceel. Nieuwe autonome kantoren en kleinhandelsactiviteiten zijn niet toegelaten 15.1.2. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: − agrarische productie; − afvalwerking met inbegrip van recyclage; − verwerking en bewerking van mest en slib. 15.1.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. 15.1.4. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein zijn toegelaten. 15.1.5. Bij nieuwbouw op de percelen aan de rand van het bedrijventerrein wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing, afstand, beheersing van veiligheidsrisico’s. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning op deze percelen, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie toegelaten. 15.1.6. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. 15.1.7. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. 15.1.8. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie en hergebruik van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel. 15.1.9. Bij vergunningsaanvragen voor een nieuw bedrijfsgebouw wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 33
een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 15.1.10. Alle handelingen aan bestaande wegenisinfrastructuur zijn mogelijk binnen het gebied.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’.
Artikel 15.2. Gebied voor wegeninfrastructuur 15.2.1. Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. 15.2.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 15.3. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 34
Deelgebied 16: Sint-Pietersplas – De Spie
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel 16.1. Gemengd regionaal bedrijventerrein 16.1.1. Het bedrijventerrein Blauwe Toren is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: productie, opslag en verwerking van goederen; productie van energie; onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Het bedrijventerrein De Spie is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: productie, opslag en verwerking van goederen; productie van energie; onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; afvalverwerking met inbegrip van recyclage; verwerking en bewerking van mest en slib; verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Bestaande activiteiten, met inbegrip van kantoren en kleinhandel, die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen op beide terreinen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden binnen het perceel. Nieuwe autonome kantoren en kleinhandelsactiviteiten zijn niet toegelaten. 16.1.2. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten op het bedrijventerrein Blauwe Toren: − agrarische productie; − afvalverwerking met inbegrip van recyclage; − verwerking en bewerking van mest en slib; De volgende activiteiten zijn niet toegelaten op het bedrijventerrein De Spie: − kleinhandel; − agrarische productie; − autonome kantoren. 16.1.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. 16.1.4. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. 16.1.5. Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. 16.1.6. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. 16.1.7. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 35
bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. 16.1.8. De minimale perceelsoppervlakte voor het bedrijventerrein de Spie bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: − percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone; − percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen; − percelen met bedrijfsverzamelgebouwen; − een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen. − percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn.
16.1.9. Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe bedrijfsgebouwen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 16.1.10. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie, vertraagde afvoer van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel. Voor De Spie wordt de inrichting van een bufferbekken in de zuidelijke tip voorgesteld 16.1.11. De ontsluiting van het bedrijventerrein Blauwe Toren gebeurt volgens de twee bestaande ontsluitingspunten op de Blankenbergsesteenweg. 16.1.12. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. 16.1.13 Op de percelen van het bedrijventerrein De Spie is een recht van voorkoop als bedoeld in artikel 2.4.1. van de Codex van toepassing. Voorkooprecht wordt gegeven aan de West-Vlaamse Intercommunale. Dit voorkooprecht geldt voor een duur van 8 jaar.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 16.1.14. Reservatiegebied voor lijninfrastructuur Het gebied aangeduid in overdruk is bestemd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van wegeninfrastructuur, ondergrondse pijpleidinginfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van die wegeninfrastructuur, ondergrondse pijpleidinginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassingen, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidignen, telecommunicatieinfrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerken en paden voor nietgemotoriseerd verkeer toegelaten. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de vergunningen die afgeleverd worden tijdelijke vergunningen zijn. Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de onderliggende bestemming toegepast worden. Op het ogenblik dat de Vlaamse Regering beslist om de infrastructuur niet te realiseren, vervalt de reservatiezone.
Artikel 16.2. Agrarisch gebied met nabestemming gemengd regionaal bedrijventerrein
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 36
Tot 31 december 2012 is het gebied bestemd als agrarisch gebied, gelden de voorschriften van art. 16.2.1. en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Vanaf 1 januari 2013 geldt de nabestemming als gemengd regionaal bedrijventerrein, gelden de voorschriften van art. 16.2.2. en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. 16.2.1. Agrarisch gebied 16.2.1.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van bijkomende gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegestaan. 16.2.1.2. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. 16.2.2. Gemengd regionaal bedrijventerrein (nabestemming) 16.2.2.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: productie, opslag en verwerking van goederen; productie van energie; onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; afvalverwerking met inbegrip van recyclage; verwerking en bewerking van mest en slib; verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. 16.2.2.2. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: − kleinhandel; − agrarische productie; − autonome kantoren; Bestaande vergunde activiteiten die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid binnen het perceel.
16.2.2.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. De ontwikkeling van het gebied gebeurd gefaseerd. Eerst wordt het noordelijk deel ontwikkeld, pas nadien het zuidelijk deel. 16.2.2.4. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. 16.2.2.5. Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Deze bepaling geldt niet waar het terrein grenst aan het bedrijventerrein Blauwe Toren waar enkel een buffer in functie van visuele afscherming met een beperkte breedte dient gerealiseerd te worden. Ook langs de zijde van de Blankenbergsedijk wordt geen massieve buffer aangelegd, maar dient de buffering te bestaan uit een visuele afscherming die rekening houdt met de Blankenbergsedijk als lanschappelijk element. Aansluitend bij de
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 37
bedrijfsgebouwen langs deze zijde wordt een gesloten groenscherm aangelegd. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie toegelaten. 16.2.2.6. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. 16.2.2.7. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. 16.2.2.8. De minimale perceelsoppervlakte voor het bedrijventerrein bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: − percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone; − percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen; − percelen met bedrijfsverzamelgebouwen; − een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen. − percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn.
16.2.2.9. Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe bedrijfsgebouwen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 16.2.2.10. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie, vertraagde afvoer van hemelwater door het realiseren van buffercapaciteit en het openhouden van het waterstelsel. 16.2.2.11. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. 16.2.2.12 Op de percelen in dit gebied is een recht van voorkoop als bedoeld in artikel 2.4.1. van de Codex van toepassing. Voorkooprecht wordt gegeven aan de West-Vlaamse Intercommunale. Dit voorkooprecht geldt voor een duur van 8 jaar.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’.
Art. 16.3. Gebied voor recreatie 16.3.1. Het gebied is bestemd voor recreatie (dag- en verblijfsrecreatie). Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten... De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid Functies gekoppeld aan de waterrecreatie dienen functioneel maximaal aan te sluiten bij de Sint-Pietersplas, ten westen van de Blankenbergsedijk.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 38
De aanleg van een parking wordt niet toegelaten in het gebied langs westelijke zijde van de Blankenbergsedijk. 16.3.2. De bebouwing van de historische hoeve langs de Oostendse Steenweg (perceel 425E) dient te worden behouden. Eventuele herstellingen en/of verbouwingen dienen volledig in functie te staan van het behoud of het herstel van het authentieke karakter van deze bebouwing.
16.3.3. Tussen het recreatiegebied en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de recreatieactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. 16.3.4. Het gebied wordt ontsloten via de Blankenbergsedijk, als hoofdontsluiting. Bebouwing en andere infrastructuur (waaronder parkeergelegenheid) van de recreatieve functies van deze en aangrenzende zones wordt gebundeld binnen dit gebied, langs de oostelijke zijde van de Blankenbergsedijk. Bijkomende ontsluitingsmogelijkheden, noodzakelijk voor het goed functioneren van het gebied, zoals onder meer via de Blankenbergsesteenweg, zijn mogelijk voor zover de verkeersveiligheid en de ontsluitende functie van de Blankenbergsesteenweg niet wordt gehypothekeerd. Bij de inrichting en ontsluiting van het terrein wordt maximaal rekening gehouden met de landschappelijke en recreatieve functie voor langzaam verkeer van de Blankenbergsedijk. 16.3.5. Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe infrastructuur wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 16.3.6. Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikel 16.3.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikel 16.3.2.. 16.3.7 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 16.3.8. Gebied met overdruk natuurverweving Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de bouw van een beperkt sanitair blok in functie van de kampeerweide en beperkte infrastructuur in functie van het gebruik van het gebied voor golfopslag. Bijkomende infrastructuur is slechts mogelijk voor zover hergebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is. Artikel 16.4. Agrarisch gebied met nabestemming gebied voor recreatie Tot 31 december 2012 is het gebied bestemd als agrarisch gebied, gelden de voorschriften van art. 16.4.1. en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Vanaf 1 januari 2013 geldt de nabestemming gebied voor recreatie, gelden de voorschriften van art. 16.4.2. en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 39
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. 16.4.1. Agrarisch gebied 16.4.1.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van bijkomende gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegestaan. 16.4.1.2. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 16.4.1.3. Gebied met overdruk natuurverweving Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. 16.4.2. Gebied voor recreatie (nabestemming) 16.4.2.1. Het gebied is bestemd voor dagrecreatie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten... De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid De aanleg van een parkeerzone wordt niet toegelaten in het gebied. Bestaande vergunde activiteiten, die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid binnen het perceel. De ontwikkeling van het gebied moet gefaseerd gebeuren. Eerst wordt het zuidelijk deel ontwikkeld, pas nadien het noordelijk deel. 16.4.2.2. Het gebied wordt ontsloten via de Blankenbergsedijk en de Spreeuwenstraat, als hoofdontsluiting. Bij de inrichting en ontsluiting van het terrein wordt maximaal rekening gehouden met de landschappelijke en recreatieve functie voor langzaam verkeer van de Blankenbergsedijk. 16.4.2.3. Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe infrastructuur wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 16.4.2.4 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 40
bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 16.4.2.5. Gebied met overdruk natuurverweving Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de bouw van een beperkt sanitair blok in functie van de kampeerweide en beperkte infrastructuur in functie van het gebruik van het gebied voor golfopslag. Bijkomende infrastructuur is slechts mogelijk voor zover hergebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.
Artikel 16.5. Park 16.5.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.. Het gebied ten noorden van Blauwe Toren Noord kan worden gebruikt als parkbegraafplaats. Verdere uitbouw van deze begraafplaats in mogelijk. Bebouwing en andere infrastructuur in functie van het gebruik en de verdere uitbouw van deze begraafplaats en terreinbenutting in functie van het stedelijk groenonderhoud is toegelaten. Ter hoogte van de kruising met de N31 is dit gebied tevens bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. 16.5.2. In bestaande vergunde gebouwen en constructies kunnen behalve de activiteiten voor het behoud van de bestaande functies en de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook volgende activiteiten toegelaten worden: - nuts- en gemeenschapsvoorzieningen. Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 18.5.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
16.5.3. Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikels 16.5.2. 16.5.4. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor:
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 41
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 16.5.5. Gebied met overdruk natuurverweving Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘natuur en reservaat’.
Artikel 16.6. Natuurgebied 16.6.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten. De bestaande accommodatie in het gebied kan behouden blijven. 16.6.2. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(overdruk) Artikel 16.6.3. Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 16.7. Verbinding voor langzaam verkeer
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 42
Om functionele relaties te leggen werd een verbinding gerealiseerd voor de zachte weggebruiker langs de Blankenbergsedijk en de bestaande wegenis. De pijlen duiden symbolisch aan welke plaatsen een belangrijke functie hebben in functie van langzaam verkeer.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’.
Artikel 16.8. Gebied voor wegeninfrastructuur 16.8.1. Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. 16.8.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. 16.8.3. Binnen het perceel 412c dient de bestaande authentieke bebouwing, alsook de terrein- en groenaanleg qua structuur, karakter en substantie maximaal behouden te blijven.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 16.9. Woongebied 16.9.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. 16.9.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 16.10. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 43
Artikel 16.11. Enkelvoudige leiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige
Artikel 16.12. Gebied voor spoorinfrastructuur Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van spoorinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatiewegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 44
Deelgebied 17: Randstedelijke groenpool Ryckevelde/Malebos en Gemene Weidebeek en woongebied Klein Appelmoes
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’.
Artikel 17.1. Bosgebied 17.1.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Binnen het gebied kunnen de noodzakelijke parkeerplaatsen worden aangelegd in functie van het recreatief medegebruik.
17.1.2. In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande bouwvolume. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 17.1.1., ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
17.1.3. Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikels 17.1.2. 17.1.4. Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten, die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. 17.1.5. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 45
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 17.1.6. Gebied met overdruk natuurverweving 17.1.6.1. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en bosbouw nevengeschikt zijn.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 17.1.7. Overdruk grote eenheid natuur Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.
Artikel 17.2. Agrarisch gebied 17.2.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Daarnaast wordt toegelaten om ter revalorisatie van het gehele domein rond de Engelendalehoeve de Noordersche hofstede op zijn oorspronkelijke grondvesten en in zijn authentieke vorm en volume opnieuw op te richten. 17.2.2. In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande landbouwbedrijfzetels. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers betreft; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
17.2.3. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 46
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
17.2.4. Gebied met overdruk natuurverweving Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels 17.2.1. tot 17.2.3. volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.
Artikel 17.3 Park 17.3.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven. 17.3.2. Het behoud van de bestaande landbouwactiviteiten in het gebied blijft gegarandeerd. Bestaande landbouwbedrijfszetels kunnen verbouwen, herbouwen of uitbreiden, voor de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied behouden blijft. Nieuwe landbouwbedrijfszetels zijn niet toegelaten. Onder de niet toegelaten niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven wordt verstaan agrarische bedrijven die hun landbouwproductie (plantaardig/dierlijk) uitsluitend in bedrijfsgebouwen voortbrengen. Deze bedrijven hebben slechts behoefte aan een bouwplaats voor de oprichting van hun bedrijf. 17.3.3. In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 17.3.1., ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
17.3.4. Indien een gemeente of een provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 47
opgenomen onder de artikels 17.3.2. en 17.3.3.. 17.3.5. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
17.3.6. Gebied met overdruk natuurverweving Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’.
Artikel 17.4. Natuurgebied 17.4.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. 17.4.2 In bestaande vergunde gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de bovenvermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: - nuts- en gemeenschapsvoorziening Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 17.4.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
17.4.3. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 48
Artikel 17.4.4. Overdruk grote eenheid natuur Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN)
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.
Artikel 17.5. Bouwvrij agrarisch gebied 17.5.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven en schuilhokken voor dieren zijn toegelaten met uitzondering van het oprichten van andere gebouwen en gelijkaardige constructies. Schuilhokken voor dieren zijn in verhouding tot de begraasbare oppervlakte.
17.5.2. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.
Artikel 17.6. Woongebied
17.6.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.
17.6.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Er dient voorzien te worden in landschappelijke inpassing en buffering van de woningen ten opzichte van het aangrenzend natuurgebied Gemene Weidebeek.
17.6.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 49
Het waterbergend en waterafvoerend vermogen in het gebied moet behouden blijven en dient afgestemd op de vereisten van de bijkomende bebouwing. Dit kan een beperking van de bouwmogelijkheden inhouden in functie van de nood voor waterbergingscapaciteit. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, infiltratiemogelijkheden en buffering.
17.6.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
17.6.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen.
17.6.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 17.6.5.
17.6.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 50
Deelgebied 18: Randstedelijk groengebied Tillegem
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’.
Artikel 18.1. Natuurgebied 18.1.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. 18.1.2 Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 18.1.3. Overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies én voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.
Artikel 18.2. Gemengd openruimtegebied 18.2.1. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, landbouw en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uizondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel. 18.2.2. Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende werken, handelingen en wijzigingen toegelaten: 1.
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccommodatie;
2.
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw.
18.2.3. Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels 18.2.1 en 18.2.2, dan krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikels 18.2.1 en 18.2.2..
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 51
18.2.4. Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten, die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. 18.2.5. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
18.2.6. Gebied met overdruk natuurverweving 18.2.6.1. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 52
Deelgebied 19: Randstedelijk groengebied Kapellestraat/Gruuthuyse
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’.
Artikel 19. Bosgebied 19.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Binnen dit gebied kan een carpoolparking worden voorzien. De inrichting van het gebied moet zodanig zijn dat de oppervlakte voor het parkeren niet meer inneemt dan 30% van het gebied en dat het geheel een kwaliteitsvolle publieke ruimte vormt.
19.2. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikelen genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
19.3. Gebied met overdruk natuurverweving 19.3.1. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en bosbouw nevengeschikt zijn.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 53
Deelgebied 20: Wachtbekken Kerkebeek
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel 20. Natuurgebied 20.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten. 20.2. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in artikel 20.1 genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 20.3. Overdruk grote eenheid natuur Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 20.4 Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 8m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren en voor de ontsluiting van het gebied voor stedelijke activiteiten. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen,…) toegelaten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 54
Deelgebied 21: N31 Chartreuseweg
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’.
Artikel 21. Gebied voor wegeninfrastructuur 21.1. Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. 21.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 55
Deelgebied 22: Golfterrein Damme
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel 22.1. Gebied voor golfterrein 22.1.1. Het gebied is bestemd voor aanleg en exploitatie van golfterreinen. Gebruik van het gebied voor andere sporten en laagdynamisch recreatief medegebruik is toegelaten voor zover dat de exploitatie van het golfterrein niet in het gedrang brengt. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van golfterreinen en andere ermee verenigbare sporten zijn toegelaten, onverminderd de bepalingen over de zone in overdruk voor specifieke gebouwen en constructies. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: - het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; - het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. De aanleg van bijkomende faciliteiten voor golf gaat gepaard met de realisatie van een langzaam-verkeersverbinding tussen de Brieversweg en de Doornstraat en de realisatie van vrij toegankelijke natuureducatieve poelen met rustplaats. Bij de inrichting van het terrein worden landschapsherstellende maatregelen voorzien. De bestaande houtkanten, (knot)bomenrijen, grachten en beken worden maximaal behouden en waar wenselijk aangevuld met bijkomende lineaire, semitransparante structuren.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 22.1.2. 22.1.2.1. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Behoudens de mogelijkheden voor bestaande woningen, gebouwen of constructies bepaald in bovenstaande artikels is het oprichten van gebouwen gelijkaardige constructies niet toegelaten.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 22.1.3. Gebouwen en verharde parkeerplaatsen Gebouwen, verhardingen en verharde parkeerplaatsen voor de exploitatie van het golfterrein, met inbegrip van aan het golfterrein gerelateerd verblijfsaccommodatie, die een vloeroppervlakte hebben groter dan 25 m², zijn alleen toegelaten in de zones, aangeduid in overdruk. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van die gebouwen en constructies op de omgeving wordt geminimaliseerd. De inplanting van één of meerdere al dan niet gegroepeerde nieuwe gebouwen voor verblijfsaccomodatie in de zone langs de Doornstraat dient geïntegreerd te worden in het geheel van het terrein met specifieke aandacht voor de landschappelijke integratie. De verblijfsaccommodatie is beperkt tot maximaal 30 kamers.
(symbolische aanduiding in overdruk)
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 56
Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel 22.2. Leidingstraat In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 57
Deelgebied 23: Militair domein Zedelgem
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’.
Artikel 23. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen 23.1. Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.
23.2. Tussen het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en de aangrenzende zones wordt een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en landschappelijke inpassing. Aan de noordelijke zijde dient een afscherming te worden voorzien, rekening houdend met de bestaande toestand en het omliggende landschap. De bufferzone wordt voor ten minste 50 % beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de activiteiten in het gebied ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn.
23.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor opvang en hergebruik, infiltratie, vertraagde afvoer van hemelwater door het openhouden van het water- en grachtenstelsel.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 58
Deelgebied 24: Gebied voor stedelijke activiteiten Oostkampse Baan - Chartreuse
SA Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel 24. 1. Gebied voor stedelijke activiteiten Chartreuse 24.1.1. Het gebied is bestemd voor kleinhandel, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen, grootschalige recreatieve voorzieningen en de aanleg en exploitatie van een gesloten multifunctioneel voetbalstadion met een maximale bezoekerscapaciteit van netto 40.000 toeschouwers. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van de toegelaten activiteiten zijn toegelaten. Tegelijk met de realisatie worden geluidswerende maatregelen genomen binnen het gebied voor stedelijke activiteiten en worden geluidsschermen geplaatst langs de E40. In deze zone zijn de bij een multifunctioneel stadion behorende ondersteunende activiteiten toegelaten voor zover ze geïntegreerd worden in het stadiongebouw. Er kunnen maximaal 7.000 parkeerplaatsen voor auto’s (excl. parking voor bussen en fietsers) met de bijbehorende ontsluitingswegen worden gerealiseerd. Het organiseren van evenementen in het stadion is toegelaten. Het bezoekersaantal van niet-voetbalgerelateerde evenementen mag de 10.000 niet overschrijden. In deze zone is het optrekken van gebouwen voor een jeugdvoetbaloefencentrum toegelaten. Kantoren zijn toegelaten voor zover de vloeroppervlakte van 75.000 m² niet wordt overschreden en in functie van volgende activiteiten van regionaal belang: − Onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, − Dienstverlening, − Kantooractiviteiten. Kleinhandelsactiviteiten van regionaal belang zijn toegelaten voor zover de netto vloeroppervlakte van 15.000 m² niet wordt overschreden. Een grotere vloeroppervlakte voor kantoren, respectievelijk kleinhandel kan worden toegelaten indien de vloeroppervlakte voor kleinhandel, respectievelijk kantoren evenredig wordt verminderd, zodanig dat de gezamenlijke mobiliteitsimpact niet groter wordt dan die van 75.000 m² kantoren en 15.000 m² winkels. De marge voor toename van winkels of kantoren bedraagt maximaal 20 procent. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van de toegelaten activiteiten zijn toegelaten. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200m² vloeroppervlakte geïntegreerd in de gebouwen zijn toegelaten. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Volgende activiteiten zijn niet toegelaten: − Productie en verwerking van goederen, − Bezoekersintensieve kantooractiviteiten, − Groothandel, − Agrarische productie, − Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie, − Afvalverwerking met inbegrip van recyclage, − Mestverwerking, slibverwerking, − Verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. − Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. 24.1.2. De ontwikkeling van het hele gebied moet als geheel een architecturaal hoogwaardige uitwerking krijgen en als resultaat hebben dat het gebied als geheel geldt als een landmark in zijn stedelijke omgeving. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de architecturale kwaliteit zowel van het stadiongebouw als van de kantoor- en winkelgebouwen en aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de site als geheel. De niet bebouwde of verharde delen worden ingericht als groene ruimte. Het multifunctioneel stadion wordt gerealiseerd in de vorm van een gesloten stadion. Dit is een constructie die ofwel volledig gesloten is, ofwel enkel open kan zijn ter hoogte van het speelveld.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 59
Het stadion mag een hoogte hebben van maximaal 45m boven maaiveldniveau. Gelijkvloerse en halfondergrondse parkeerplaatsen voor auto’s kunnen enkel toegelaten worden, geïntegreerd met de op te richten gebouwen. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit - een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied - de afwerking van de gebouwen en de architecturale bakenfunctie langs de E40 en N31 - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden in relatie tot de parkeervoorzieningen in het gebied en in relatie tot de parkeermogelijkheden in de nabijheid van het gebied. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - De relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe bedrijfsgebouwen of voor de ontwikkeling van een deel van het gebied met een oppervlakte van minstens 2 ha wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De mobiliteitsvisie en inrichtingsstudie maken deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande mobiliteitsstudie en inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe mobiliteits- en inrichtingsstudie bevatten. 24.1.3. De ontwikkeling van het gebied gebeurt op basis van een globale mobiliteitsstudie. Deze studie omvat een globale mobiliteitsvisie met onder meer de voorgestelde te nemen maatregelen op het vlak van ontsluiting, parkeren en gemeenschappelijk vervoer en de geraamde kosten van deze maatregelen. De mobiliteitsvisie gaat uit van een modal-shift gericht op een verhoogd aandeel openbaar en gemeenschappelijk vervoer en maximaal 7.000 parkeerplaatsen voor auto’s (excl. parking voor bussen en fietsers). Gelijkvloerse parkeerplaatsen voor auto’s kunnen enkel toegelaten worden geïntegreerd met de op te richten gebouwen (stadion, winkels, kantoren, ..). Daarnaast wordt in de globale mobiliteitsvisie ook rekening gehouden met de ruimte nodig voor bus- en fietsparkings. De mobiliteitsstudie geeft aan op welke wijze de exploitatie van stadion, winkels en kantoren op het vlak van parkeren op elkaar worden afgestemd om te komen tot een aanvaardbare mobiliteitsimpact. Binnen een globale mobiliteitsvisie worden hiervoor de concrete modaliteiten bepaald. De mobiliteitsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. 24.1.4. In het gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets en voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming kunnen slechts opgestart worden nadat de nodige waterbeheersingswerken gerealiseerd zijn. Deze werken gaan uit van volgende voorwaarden: - Recuperatie van hemelwater voor de verharde oppervlaktes. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. - Voor aspect infiltratie minstens voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten - Per ha verharde oppervlakte wordt minimaal 250 m³ buffervolume voorzien. - Het lozingsdebiet bedraagt maximaal 20 liter/s/ha verharde oppervlakte. - Realiseren van een bufferbekken binnen de zone voor stedelijke activiteiten om aan de voorwaarden van buffering en lozingsdebiet te voldoen. - Alle recent overstroomde gebieden of mogelijks overstroombare gebieden volgens de watertoets die eventueel zouden opgehoogd worden of niet meer zouden overstromen moeten gecompenseerd worden binnen het gebied voor stedelijke activiteiten. 24.1.5. De realisatie van de toegelaten activiteiten kunnen slechts opgestart worden nadat de maatregelen en inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd die noodzakelijk zijn voor het behoud van de beschermde vleermuizenkolonies die zich in de kerk van Loppem nabij het kasteelpark van Mote en het kasteeldomein van Loppem bevinden. De uitgevoerde maatregelen en inrichtingswerkzaamheden moeten het voortbestaan van de daar voorkomende kolonies verzekeren. De uit te voeren maatregelen en werkzaamheden worden geïntegreerd in een samenhangend inrichtingsvoorstel voor het project en de omgeving en maken aldus deel uit van aanvragen voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor de ontwikkeling van het stadionproject.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 60
Wanneer blijkt dat het voortbestaan van de vleermuizenkolonies niet kan worden gegarandeerd, dan wordt het gebied, vanaf dat ogenblik bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde conform artikel 24.4.. De maatregelen en inrichtingswerkzaamheden in functie van het voortbestaan van de vleermuizenkolonies zijn toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. 24.1.6. In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
horeca;
-
diensten;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socioculturele voorzieningen;
-
kantoren;
-
recreatievoorzieningen.
Alle instandhoudingswerken, ook structurele, zijn aan die gebouwen toegelaten. Daarnaast zijn toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande bouwvolume. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.1.7. Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de E40 en de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 30m breed langs de E40 en minimum 8m langs de Koning Albert I-laan. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen,…) toegelaten. De bestaande boomstructuren kunnen behouden blijven. Ter hoogte van de als woongebied bestemde zone zijn ook bijkomend bos en kleine landschapselementen toegelaten.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.1.8. Ontsluiting voor autoverkeer Ter hoogte van het wegsegment waar een symbolische aanduidingen is aangebracht is de realisatie van een ontsluitingsweg toegelaten. De inritten en/of uitritten geven toegang tot en vanuit van elkaar gescheiden parkeerterreinen zodat op de verschillende parkeerterreinen selectief toegang kan gegeven worden aan verkeer vanuit een bepaalde richting. Het geheel van toegangen, toegangswegen, interne en externe ontsluitingen en kruispunten en parkeerplaatsen moet voldoende capaciteit hebben om geen congestie te veroorzaken op het hoofdwegennet. De wegenis moet bovendien zo worden ontworpen en beheerd dat parkeer- en verkeersoverlast in de omgeving wordt vermeden. Een gelijktijdig gebruik van dezelfde parkeerplaatsen voor voetbalwedstrijden enerzijds en kantoor- en winkelactiviteiten anderzijds is niet toegestaan. Tijdens voetbalwedstrijden zijn de winkels binnen dit deelgebied maar gelegen buiten het stadion gesloten vanaf 2 u voor de start van een voetbalwedstrijd uitgezonderd voor bezoekers met een toegangsbewijs en personen die hen vergezellen.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 61
Er kan worden voorzien in een rechtstreekse inrit van het terrein voor autoverkeer vanaf de E40 naar het gebied voor stedelijke activiteiten. Deze inrit (ontsluiting 1) wordt voorzien tussen de verkeerswisselaar E40/E403 en de verkeerswisselaar Loppem in de rijrichting naar Oostende. Deze inrit kan enkel worden voorzien vanaf de E40 voor verkeer vanuit de rijrichting naar Oostende. Deze inrit wordt niet toegankelijk gemaakt voor verkeer op de afslagstrook van de N31 naar de E40 in de richting van Oostende. Een rechtstreekse uitrit vanaf het terrein naar de E40 niet toegelaten. Er kan voorzien worden in twee gescheiden ontsluitingen vanaf de Koning Albert I-laan. Ontsluiting 2 is een in- en uitrit van en naar de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de Autobaan (Loppem) en van E40 afrit Loppem rijrichting naar Gent. Ontsluiting 3 is een in- en uitrit vanaf de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de E 403 in beide rijrichtingen, Chartreuseweg en vanuit de richting Brugge (Boeveriepoort) en omgeving. Ontsluiting 2 en 3 kunnen gebruikt worden als uitrit om het terrein te verlaten naar de Koning Albert I-laan. Het gebied voor stedelijke activiteiten mag niet toegankelijk gemaakt worden voor autoverkeer via ontsluitingen langs de Steenbrugsestraat, Heidelbergstraat of Oostkampse Baan, Er kan wel worden voorzien in een ontsluiting die bestaat uit een inrit en uitri voor collectief busvervoer, veiligheids-, hulp- en bewakingsdiensten, catering, administratie/exploitatie en onderhoud stadion vanaf de Steenbruggestraat. Deze ontsluiting kan worden ingericht als inrit en uitrit. Voor de autocars die als collectief vervoer bezoekers aanvoeren, wordt de aanvoerweg bepaald via de verkeerswisselaar E40/E403 naar de N31, Chartreuseweg, Heidelbergstraat en een inrit tot dit deelgebied ter hoogte van de Steenbrugsestraat. Deze ontsluiting kan zodanig worden ingericht dat er in scheiding is van autocars voor respectievelijk de bezoekende ploeg en de thuissupporters. Ter hoogte van de inritten 2 en 3 bevinden zich ook de uitritten 2 en 3. Deze kunnen gebruikt worden via het systeem van de ‘tidal flow’ (voor een voetbalwedstrijd of evenement te gebruiken als inrit, erna als uitrit). De personenwagens die binnen rijden via inritten 1, 2 en 3 rijden weg via de uitritten 2 en 3.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.1.9 Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen tussen Brugge, Oostkamp en Loppem worden verschillende verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch de noodzakelijke verbindingen aan. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. 24.1.10. De activiteiten van de regiepost van de diensten bevoegd voor wegenbeleid en –beheer kunnen tijdelijk op het terrein worden behouden. De gebouwen die daarvoor op het ogenblik van de vaststelling van het plan op het terrein aanwezig zijn, kunnen worden behouden en verbouwd binnen het bestaand volume. Uitbreiden is niet toegelaten. Bij vervanging van de gebouwen moet voldaan worden aan de bepalingen onder 24.1.1. tot 24.1.9. en worden de activiteiten geïntegreerd in gebouwen die andere toegelaten activiteiten huisvesten. De bestaande landbouwzetel kan worden behouden zolang dit deel van het gebied waar deze gelegen is, niet wordt ontwikkeld. Verbouwing en uitbreiding ervan zijn niet toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Art. 24.2. Gebied voor dagrecreatie 24.2.1. Het gebied is bestemd voor dagrecreatie, voor de aanleg van voetbalvelden en een jeugdvoetbalcentrum en ter ondersteuning van het wedstrijdstadion op de site Chartreuse. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van de toegelaten activiteiten zijn toegelaten Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. In functie van het gebruik van één of meerdere velden voor wedstrijden wordt de bouw van kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen toegelaten. Kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen worden gegroepeerd op het terrein en aangelegd aansluitend bij het talud van de E40. Tribunes kunnen voorzien worden bij maximaal vier velden. De bebouwbare oppervlakte bedraagt maximaal 2500 m². Het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot maximaal 20 per speelveld. In de tribunes kan een beperkte horecafunctie worden geïntegreerd. Constructies mogen niet boven het niveau van het maaiveld van de E40 uitkomen. Er kan worden voorzien in een ontsluiting vanaf de Steenbruggestraat, die maximaal aansluit bij het talud van de E40. Vanaf de Oostkampse Baan zijn toegangen voor voetgangers en fietsers mogelijk. Een toegang voor autoverkeer vanaf de Oostkampse Baan naar de
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 62
parkeerplaats is niet toegestaan. Constructies mogen niet boven het niveau van de maaiveld van de E40 uitkomen. Verlichting wordt zo opgevat dat de impact op de omgeving buiten de site tot een minimum beperkt wordt en in tijd beperkt kan worden. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: 1°
de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden;
2°
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid
3°
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op de recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m².
Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - De relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; 24.2.2 De realisatie van projecten en de bijbehorende werken kunnen slechts opgestart worden nadat de nodige waterbeheersingswerken gerealiseerd zijn. Deze werken gaan uit van volgende voorwaarden: - De Lijsterbeek moet in open profiel behouden blijven De Lijsterbeek kan heraangelegd worden in een meanderende loop met natuurlijke oevers met zachte helling. De zone ten oosten van de huidige Lijsterbeek dient geprofileerd en/of afgegraven te worden om een natuurlijke overstromingszone te creëren/optimaliseren. - Per ha verharde oppervlakte wordt minimaal 200 m³ buffervolume voorzien. Oefenvelden worden beschouwd als onverharde oppervlakte in functie van de effectieve infiltrerende capaciteit. Het lozingsdebiet bedraagt maximaal 5 liter/s/ha verharde oppervlakte. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. 24.2.3 De inrichting van het gebied gebeurt met het oog op het beperken van de ruimtelijke impact op de omgeving en het natuurlijk milieu, met name op het vlak van ruimte-inname, visuele impact, landschappelijke impact, lichtimpact en impact op de waterbeheersing. 24.2.4. De realisatie van de toegelaten activiteiten kunnen slechts opgestart worden nadat de maatregelen en inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd die noodzakelijk zijn voor het behoud van de beschermde vleermuizenkolonies die zich in de kerk van Loppem nabij het kasteelpark van Mote en het kasteeldomein van Loppem bevinden. De uitgevoerde maatregelen en inrichtingswerkzaamheden moeten het voortbestaan van de daar voorkomende kolonies verzekeren. De uit te voeren maatregelen en werkzaamheden worden geïntegreerd in een samenhangend inrichtingsvoorstel voor het project en de omgeving en maken aldus deel uit van aanvragen voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor de ontwikkeling van het stadionproject. De gegroepeerde inplanting van kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen en de ontsluiting kan gebeuren langs de Steenbruggsestraat of Oostkampsebaan indien dit bijdraagt aan het voortbestaan van de beschermde vleermuizenkolonies. Wanneer blijkt dat het voortbestaan van de vleermuizenkolonies niet kan worden gegarandeerd, dan wordt het gebied, vanaf dat ogenblik bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde conform artikel 24.4. De maatregelen en inrichtingswerkzaamheden in functie van het voortbestaan van de vleermuizenkolonies zijn toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. 24.2.5. Bij vergunningsaanvragen voor de realisatie van de bestemming wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
(aanduiding in overdruk)
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 63
Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de E40. Deze strook is minimum 30m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen,…) toegelaten. De bestaande boomstructuren kunnen behouden blijven. Ter hoogte van de als woongebied bestemde zone zijn ook bijkomend bos en kleine landschapselementen toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’. Artikel. 24.3. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Ons Erf en Groot Magdalenagoed 24.3.1. Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Activiteiten met loketfunctie en algemene publiekstrekkende voorzieningen zijn niet toegelaten. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. 24.3.2. De gebouwen zijn meerlagig indien de activiteit dit toelaat. Bestaande gebouwen die hieraan niet voldoen kunnen behouden blijven. Parkeren wordt gegroepeerd. De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Maximum 5 bouwlagen worden toegelaten. Er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht op minder dan 30 meter van het Groot Magdalenagoed. 24.3.3. Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.3.4 De bestaande ruimtelijke kwaliteit van het Groot Magdalenagoed gevormd door bebouwing, grachten en groenelementen, moet versterkt worden. De verharding van het gebied moet minimaal gehouden worden en de bestaande bebouwde oppervlakte kan maximaal met 25% toenemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.3.5 Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 8m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 64
functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren en voor de ontsluiting van het gebied voor stedelijke activiteiten. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen,…) toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel 24. 4. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde
24.4.1. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel 24.4.1. tot 24.4.5. genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. 24.4.2. In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande bouwvolume. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
24.4.3. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
24.4.4. In voorkomend geval is landbouw een nevengeschikte functie. Werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten. 24.4.4. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in artikel 24.4.1 tot 24.4.5 genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 65
verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.4.6. Gebied met overdruk natuurverweving 24.4.6.1. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en de overige functies in het gebied nevengeschikt zijn. 24.4.6.2. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.4.7.
Het gebied aangeduid in overdruk moet bebost blijven of worden.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.4.8. De bestaande ruimtelijke kwaliteit van de dreefstructuur moet minstens behouden en zo mogelijk versterkt worden. De verharding van het gebied moet minimaal gehouden worden en de bestaande bebouwde oppervlakte kan maximaal met 25% toenemen.
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.4.9. Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 8m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren en voor de ontsluiting van het gebied voor stedelijke activiteiten. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen,…) toegelaten.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 66
Artikel. 24.4.10. Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen tussen Brugge, Oostkamp en Loppem worden verschillende verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch de noodzakelijke verbindingen aan. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.
Artikel 24.5. Agrarisch gebied 26.5.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande landbouwbedrijfzetels. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers betreft; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. 24.5.2. Het wijzigen van de functie van de bestaande agrarische bebouwing kan toegelaten worden, voor zover de nieuwe functie betrekking heeft op: - wonen, met een maximum van één eengezinswoning per gebouwencomplex; - kantoor- of dienstenfunctie die aan het landbouwbedrijf of wonen complementair is, tot een maximum van 100 m², en waarbij de landbouw- of woonfunctie een grotere oppervlakte beslaat dan de complementaire functie; - aan het wonen complementaire toeristisch-recreatieve verblijven tot een maximum van acht verblijfseenheden, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café; - aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten; - de opslag van allerhande materialen of materieel; - een paardenhouderij, manege, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, dierenkliniek, tuinaanlegbedrijf, jeugdlogies, kinderboerderij of instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de landbouw verwante activiteiten uitoefenen; De functiewijzigingen andere dan wonen, kunnen alleen toegelaten worden als aan de volgende voorwaarden is voldaan: - het gaat om hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen die voldoen aan de elementaire eisen van stabiliteit; - het nieuwe gebruik brengt de landbouwkundige bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven in de omgeving niet in het gedrang; - de bestaande erfgoedwaarde van de bebouwing blijft ongeschonden of wordt verhoogd; - Een gebouw of gebouwencomplex is bouwfysisch geschikt voor een nieuwe functie als het aan gebouw of gebouwencomplex uit financieel of bouwtechnisch oogpunt geen ingrijpende werken uitgevoerd hoeven te worden voor de nieuwe functie. Daarmee wordt bedoeld dat de functie gerealiseerd kan worden als de bestaande structuur van het gebouw grotendeels wordt benut en gevaloriseerd, waarbij het gebouw aangepast kan worden aan hedendaagse comfort-, energie- of milieueisen. 24.5.3. Indien een gemeente of een provincie voor delen van dit gebied een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in artikel 24.5.2. tot 24.5.4.. 24.5.4. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen; zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 67
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel. 24.6. Woongebied 24.6.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Het woongebied in Loppem aansluitend bij de Lac wordt gerealiseerd als een project van groepswoningbouw. Bijkomende alleenstaande ééngezinswoningen zijn er niet toegelaten. Elk groepswoningbouwproject moet een dichtheid gerealiseerd worden van minimum 30 woningen per hectare. Bestaande alleenstaande eengezinswoningen kunnen behouden, verbouwd, uitgebreid of herbouwd worden. De ontwikkeling van het woongebied in Loppem aansluitend bij de Lac gebeurt zodanig dat het aanpalende parkgebied toegankelijk wordt voor de zachte weggebruiker vanaf de Autobaan en vanaf het omliggende woongebied (Vijvers/Reigerslaan). Er moet een zichtrelatie bestaan tussen de Autobaan en de waterplas in het aanpalende parkgebied.
(symbolische aanduiding in overdruk ) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.6.2. De bebouwing kan de oevers van de plas overschrijden. Bebouwing volledig in het water wordt niet toegelaten. 24.6.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. 24.6.4. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden. 24.6.5. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 24.6.6. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 68
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel. 24.6.7. Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch aan wat met wat moet verbonden worden. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel. 24.7. Parkgebied met natuurverweving: ‘Lac Loppem’ 24.7.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw en landschapszorg nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Daarnaast is het behoud van de bestaande recreatie- en sportinfrastructuur toegelaten. De vernieuwing van deze infrastructuur is mogelijk voor zover dit geen bijkomende ruimteinname inhoudt en voor zover dit de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied niet vermindert en de sociale functie niet beperkt. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. De waterplas, ‘Lac Loppem’, moet behouden blijven.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. 24.7.2. De bebouwing kan de oevers van de waterplas overschrijden.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel. 24.7.3. Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch aan wat met wat moet verbonden worden. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. 24.7.4. Binnen het gebied is landbouw een ondergeschikte functie. Werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de bestaande landbouwactiviteiten zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies .
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 69
24.7.5. Indien een gemeente of een provincie voor delen van dit gebied een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikel 24.7.4. 24.7.6. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen; zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’. Artikel. 24.8. Gebied voor wegenis 24.8.1. Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. 24.8.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel. 24.8.3. Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch aan wat met wat moet verbonden worden. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overige’. Artikel. 24.9. Gebied voor spoorweg 24.9.1. Dit gebied is bestemd voor spoorwegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van spoorwegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. De aanleg in ophoging of in ondertunneling is toegelaten.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 70
24.9.2. Het gebied dat met een stersymbool is aangeduid en de onmiddellijke omgeving ervan is bestemd voor een treinhalte of station voor openbaar en gemeenschappelijk vervoer. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van een station of halte voor openbaar vervoer en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
(symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel. 24.9.3. Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen tussen Brugge, Oostkamp en Loppem worden verschillende verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch de noodzakelijke verbindingen aan. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten.
Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 “Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge”
Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften 71