Voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Domein Zangersheide te Lanaken
Milieubeoordeling volgens integratiespoor nota voor publieke consultatie februari 2008
Colofon
Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 1210 Brussel
Inhoudstabel 1 2 3 4 5
Inleiding...........................................................................................................................4 Algemene inlichtingen ...................................................................................................6 Verantwoording en doelstelling van het gewestelijk RUP “Domein Zangersheide” 8 Milieubeoordeling volgens integratiespoor ................................................................22 Studiegebied en potentieel te onderzoeken effecten ...............................................24 5.1 Studiegebied .......................................................................................................24 5.2 Potentieel te onderzoeken effecten ..................................................................25 6 Gewestgrens- en grensoverschrijdende milieueffecten ...........................................28 7 Algemene methodologische aspecten en te verwachten milieueffecten................29 7.1 Plaatsing van het GRUP “Domein Zangersheide” in de evolutie naar een gewenste planologische toestand ................................................................................29 7.2 Voorstel tot inhoudelijke aanpak van de analyse in de milieubeoordeling volgens integratiespoor .................................................................................................29 7.2.1 Historische schade.........................................................................................30 7.2.2 Drie toestanden..............................................................................................31 7.2.3 Inhoudelijke aanpak effect-analyse ................................................................31 7.2.4 Kwantificering van de effectbeoordeling .......................................................32 7.2.5 Alternatieven en scenarios .............................................................................33 7.2.6 Milderende en compenserende maatregelen...................................................34 8 Methodiek per discipline..............................................................................................35 8.1 Bodem .................................................................................................................36 8.2 Water ...................................................................................................................37 8.3 Biotische elementen...........................................................................................38 8.4 Monumenten, landschappen en andere cultuuraspecten ..............................38 8.5 Ruimtelijk-functionele aspecten ........................................................................39 8.6 Geluid ..................................................................................................................39 8.7 Lucht (geurhinder en stofhinder).......................................................................40
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
Bijlage: Toetsingskader voor juridische en beleidsmatige randvoorwaarden………………...41
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
3
1 Inleiding Waarom deze kennisgeving Dit document is een kennisgeving voor de milieubeoordeling volgens integratiespoor die zal worden opgemaakt voor het voorgenomen gewestelijk RUP "Domein Zangersheide" te Lanaken. De milieubeoordeling volgens integratiespoor maakt integraal deel uit van het proces van het gewestelijk RUP in opmaak, naar aanleiding van het gedeeltelijk positief planologisch attest voor de Stoeterij Zangersheide. In de milieubeoordeling worden de milieu-effecten van het voorgenomen plan naar waarde ingeschat. Waarom dergelijke milieubeoordeling volgens integratiespoor noodzakelijk is en hoe dit past binnen het proces van de opmaak van een gewestelijk RUP, wordt uitgebreid verder in deze nota uitgelegd. Het indienen van een consultatienota is in ieder geval een belangrijke procedurele stap in de voorbereiding van het RUP voor het Domein Zangersheide te Lanaken. De principiële keuze om binnen dit gebied een paardenfokkerij toe te laten is reeds genomen bij de goedkeuring van het gewestplan nr 20 Limburgs Maasland in 1980. Omwille van deze specifieke situatie worden geen lokatie-alternatieven bekeken. Op basis van deze consultatienota krijgen het publiek, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken instanties de mogelijkheid om kennis te nemen van de doelstelling, reikwijdte en detailniveau van het voorgenomen plan en om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van de milieubeoordeling volgens integratiespoor, en in het bijzonder over: 1. de belangrijke milieu-effecten die ermee samen hangen, en die dus zeker moeten bestudeerd worden; 2. de manier waarop deze effecten bestudeerd worden. Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van de milieubeoordeling volgens integratiespoor. Leeswijzer Na een eerste hoofdstuk met algemene inlichtingen rond de totstandkoming van deze milieubeoordeling volgens integratiespoor, worden het voorgenomen plan gezet tegen een achtergrond van de relevante regelgevingen. Hoofdstuk 3 omvat een toelichting bij het doel en de situering van deze nota en de milieubeoordeling volgens integratiespoor in het planningsproces ter voorbereiding van het gewestelijk RUP "Domein Zangersheide" te Lanaken. Na een globale beschouwing rond algemene methodologische aspecten in hoofdstukken 4, 5 en 6 (situering studiegebied, overzicht potentieel te onderzoeken effecten en weergave autonome ontwikkelingen) wordt de scoping voor de milieubeoordeling volgens integratiespoor omschreven. In hoofdstuk 5 wordt de methodiek voor de milieubeoordeling omschreven per discipline. Mogelijkheid tot inspraak Deze kennisgeving wordt gepubliceerd op de website van het beleidsdomein RWO (www.ruimtelijkeordening.be) en het beleidsdomein LNE (www.lne.be), op de website van de dienst MER (www.mervlaanderen.be) en op de website van de gemeente Lanaken (www.lanaken.be). Gedurende een periode van 20 dagen kunnen opmerkingen en Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
4
aanvullingen ingediend worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het inspraakformulier dat op de website www.mervlaanderen.be kan gedownload worden. Op basis van dit document worden alle betrokkenen uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de milieubeoordeling te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijk middenveld en alle andere betrokken instanties, krijgen de officiële en wettelijk opgelegde mogelijkheid om aanvullingen te geven over de benodigde inhoud van de milieubeoordeling en in het bijzonder over noodzakelijk te onderzoeken effecten. Opmerkingen en/of suggesties kunnen via e-mail of schriftelijk via de post rechtstreeks aan het Vlaams Gewest worden bezorgd op onderstaand adres: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Dienst MER Tav Domein Zangersheide Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel
[email protected]
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
5
2 Algemene inlichtingen De initiatiefnemer is de instantie die het plan vaststelt. Voor het Gewestelijk RUP “Domein Zangersheide” is dit het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door het departement RWO ruimtelijke planning. Adresgegevens: Departement RWO - ruimtelijke planning Koning Albert II-laan 19 bus 11 1210 Brussel Contactpersonen: Christine Daniels –
[email protected] - 02/553.83.79 Jan Zaman –
[email protected] - 02/553.83.79 Volgens het Vlaams decreet op de milieueffectrapportage moeten de onderzoeken die nodig zijn om een milieueffectrapportage op te stellen, uitgevoerd worden door een erkende MERdeskundige. Deze erkenning wordt verleend door de minister van Leefmilieu op basis van de ervaring en kennis van personen of organisaties in de opmaak van MER's en de uitvoering van specifieke deelonderzoeken. Omwille van het algemeen karakter van dit onderzoek wordt dit onderzoek gevalideerd door Francis Vansina (Technum N.V.) als MER-coördinator. In functie van specifieke problematieken wordt daarbij teruggevallen op een ruimer team van erkende MER-deskundigen binnen Technum N.V. Het gaat om de personen in onderstaande tabel. Discipline
Deskundige
Bodem
Francis Vansina
Water
Francis Vansina
Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie Francis Vansina en Nele Aerts Fauna en Flora
Nele Aerts
Mens sociaal-organisatorische aspecten: r.o. en mobiliteit
Marc Jossa
Landbouw/grondgebruik
Francis Vansina (als coördinator)
Geluid
Francis Vansina (als coördinator)
Lucht (stofhinder en geurhinder)
Francis Vansina (als coördinator)
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
6
Dit zijn de disciplines die in de milieubeoordeling volgens integratiespoor zullen worden behandeld. Voor de andere disciplines wordt verderop in de nota toegelicht waarom ze niet relevant zijn in het kader van deze milieubeoordeling volgens integratiespoor.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
7
3 Verantwoording en doelstelling van het gewestelijk RUP “Domein Zangersheide” Verantwoording voor opname van het domein in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan vervangt de bepalingen van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift ‘Bijzonder groengebied’ uit het gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland. Het stedenbouwkundig voorschrift van deze gewestplanbestemming luidt als volgt: ‘Het gebied dat in het gewestplan als “bijzonder groengebied” is aangegeven, is bestemd voor groenvoorziening en de exploitatie van een paardenfokkerij. In dit gebied zijn slechts werken en handelingen toegelaten die nodig zijn voor de efficiënte exploitatie of gerechtvaardigde uitbreiding van de bestaande paardenfokkerij, en die in het landschap kunnen worden geïntegreerd. Voor die werken wordt bij voorkeur hout als bouwmateriaal gebruikt. Bij de uitvoering van de in het tweede lid bedoelde werken en handelingen dient de bestaande beplanting maximaal te worden behouden. De ordening van het gebied wordt nader bepaald door een door Ons goedgekeurd Bijzonder Plan van Aanleg. Zolang dit Bijzonder Plan van Aanleg door Ons niet is goedgekeurd mogen in het betrokken gebied slechts werken en handelingen worden uitgevoerd die overeenstemmen met de bestemming van natuurgebied. Na de stopzetting van de paardenfokkerij verkrijgt het gebied de bestemming “natuurgebied”.’ Het gewestplan van 1980 heeft een uitspraak gedaan over de bestendiging van de ter plaatse gesitueerde stoeterij, maar heeft de concrete inrichting, weliswaar binnen een aantal randvoorwaarden, aan de gemeente overgelaten. Dit sluit aan bij het op dat moment geldende planningssysteem, waar het vastleggen van de algemene bestemming op het centrale niveau gebeurde en de verdere detaillering op lokaal niveau. Op het kaartje in Figuur 1 worden een aantal elementen gesitueerd op het gewestplan: het plangebied, de eigendomsgrens en de verder in de nota vermelde historische ingrepen. In Figuur 2 en Figuur 3 wordt het gebied gesitueerd in de ruimere omgeving en op de stratenatlas. Met het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening is evenwel een ander planningsproces in werking getreden. Eén van de essentiële principes van dit systeem is het subsidiariteitsprincipe, dat stelt dat op elk niveau de geëigende uitspraken worden gedaan en dus dat beslissingen genomen moeten worden op het meest geschikte niveau, met de daarbij gewenste graad van detail. Met betrekking tot het domein Zangersheide, spelen volgende aspecten een aanzienlijke rol: de perimeter van het plangebied grens ten noordwesten aan het VEN 1e fase en in de zuidwestelijke hoek is er zelfs een beperkte overlapping met het VEN-gebied; De noordwestelijk gelegen boszone is tegelijk ook een onderdeel van de Grote Eenheid Natuur “Park Hoge Kempen”; het centrale en westelijk deel van het plangebied vervult een belangrijke corridorfunctie tussen het Kempisch plateau en de Maasvallei en tot slot grenst de westelijke hoek van het domein aan het habitatrichtlijngebied “Mechelse Heide en vallei van de Ziepbeek” (Figuur 4) de omvang van het domein dat momenteel geëxploiteerd wordt, bedraagt een 78 hectare (het plangebied ongeveer 83ha); de huidige activiteiten op de site overstijgen het lokale niveau: de stoeterij functioneert op internationaal niveau;
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
8
de afweging van de impact van de activiteiten op de hierboven omschreven omgeving.
Op basis van deze elementen en met de huidige exploitatie als uitgangspunt werd naar aanleiding van de aanvraag tot planologisch attest beslist dat het Vlaams Gewest de bevoegde overheid is. Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
9
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
10
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
11
!"
#
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
12
Historische ingrepen en Stoeterij Zangersheide Gezien de historiek van het domein Stoeterij Zangersheide wordt een overzicht gegeven van de werken die in het verleden (vanaf 1968) zijn doorgevoerd, tegelijk wordt aangegeven wat de vergunningstoestand is van de verschillende ingrepen: De volgende ingrepen werden uitgevoerd: 1. 1968 - Nieuwbouw landbouwbedrijf In 1968 werden vergunde gebouwen (KB 23 oktober 1968, ‘gunstig landbouwbedrijf’ 1968/51271) opgetrokken op het kadastrale percelen 247G, 247T en 247G. Het betreft hier een woning en stallingen. 2. 1973 - Nieuwbouw portierswoning, garage en hondenkennel In 1973 werd de vergunning voor het bouwen van een portierswoning, garage en hondenkennel op de percelen 245X3, 245W en 246S geweigerd (1975/97-1911) en in 1975/9 werd het PV opgemaakt voor het bouwen hiervan. 3. 1975 - Ontbossing en ophoging relief voor aanleggen weilanden In 1975 werd een aanvraag tot vergunning van ontbossing, uitdunning en aanleggen van weilanden geweigerd (1975/111-2170). Een PV werd opgesteld wegens de ontbossing in 1976 (1976/7) en een overtreding tav het gewestplan op zangersheide te Lanaken werd vastgesteld (1981/1). Er werd aldus een overgroot deel van het naaldbos en struweel ten zuiden en noorden van de Molenbeekloop gekapt (Percelen 199d, 224b, 224c2, 224y, 224z, 224a2, 225k, 228p, 228/02A2, 228V, 228W, 228/02B, 228x, 229a2, 229b2, 229e2, 229g2230d, 230e, 230/02, 232v, 232w, 229d2, 229f2, 228r, 235b 231c, 232b2, 232a2, 232y, 232d2, 232s, 232t, 233c, 233d, 233e, 234a, 234r 236k, 236g, 238h, 238e, 238l, 238n, 238p 239d, 240h, 240k, 245X3, 245p4, 245n4, 245l4, 245m4, 245y3, 246s , 245/02c, 245b4, 245a4, 245z3 en 246t). De ondiepe grindputten werden gedicht (percelen 228k, 228t, 224y en 224c2) en het relief langs de oevers werd opgehoogd met leemgrond. De beekloop werd tevens enkele tientallen meters zuidwaarts gelegd en rechtgetrokken. Op de oorspronkelijke beekloop werden het gebouwencomplex ingeplant. 4. 1976 - Nieuwbouw opslagloods, paardenboxen en een woning Deze nieuwbouwen op de percelen 230D, 230E, 230/02,232V,232W, 245/02C, 245B4, 245A4 en 245Z3 werden aangevraagd en onvergund (1976/7-2181) opgetrokken en een pv (1977/8) werd opgemaakt. 5. 1978 - Nieuwbouw stroloods en provisorium De vergunning voor de bouw van loodsen op percelen 228/02A2, 228V, 228W, 228/02B, 224Z en 224A2 werd in 1978 geweigerd (1978/168-2713) en een PV werd opgemaakt voor de oprichting van een stroloods en provisorium (1978/8). 6. 1978 - Nieuwbouw van een gebouw voor land en tuinbouw en voor veeteelt Deze gebouwen op de percelen232X, 245C4, 245/03A,245E4 en 245D4 werden onvergund (1978/80-2627) opgetrokken. Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
13
7. 1978 - Intunneling van de Molenbeek Door de aanleg van de grindputten was de Molenbeek droog gevallen en kregen de vijvers stroomafwaarts van het domein geen water meer. Eerst werd overeengekomen tussen provincie, gemeente en belanghebbenden de beekloop te herstellen (november 1976). In oktober 1977 werd dit bekrachtigd in de gemeenteraad van Lanaken. Tegen die tijd stonden er al gebouwen ter hoogte van de oude (drooggevallen) loop en werd de Molenbeek verlegd en over een afstand van ongeveer 100m ingetunneld te beginnen vanaf de dreef die de perceelsovergang vormt van perceel 224n met 245V4. Momenteel is de intunneling 210m. 8. Verspreid in de tijd - Verhardingen in asfalt Doorheen het domein Zangersheide werden ondoorlatende verhardingen met asfalt aangebracht (totale oppervlakte 4 ha). Het betreft hier de verhardingen omheen en tussen het gebouwencomplex in het midden van het domein (percelen 224B en 228X). Een deel hiervan (perceel 224Y) doet dienst als mestopslaglocatie. De toegangs- en verbindingswegen werden aangelegd met berggrind verharding. Wanneer de verschillende verhardingen werden aangebracht is niet meteen duidelijk, maar ook niet erg relevant, de verhardingen werden gaande weg uitgebreid in functie van de gebouwuitbreidingen. 9. Verspreid in de tijd - Aankoppeling afvalwater op Molenbeekloop De gebouwensite in het midden van het domein zangersheide en de villa (cfr. ‘landbouwwoning’), hierboven vermeld, is niet aangesloten op de gemeentelijke rioleringinfrastructuur maar loost na passage van septische tanks rechtstreeks op de Molenbeek. Zie kaartbijlage met de ‘plannen van aanleg’ voor de inplanting van de septische putten en de overstorten. De precieze datum van aansluiting is eveneens niet gekend, maar globaal wordt aangenomen dat een gebouw wordt aangesloten op het moment dat het wordt gebouwd. Al deze ingrepen hebben geleid tot wat de stoeterij Zangersheide vandaag is. Een inrichtingsplan wordt gegeven in figuur 5 met daarop de situering van de bovenvermelde ingrepen. De nummers van de ingrepen werden ook al aangegeven op figuur 1. Onderstaand worden een aantal kencijfers opgelijst: Het Domein Zangersheide (78 ha) omvat: ·
Weiland - 52,3ha
·
Naaldbos - 6,8 ha
·
Verharding (incl. wegen) - 4,9 ha (waarvan 1,8 ha gebouwen)
·
Paddock (grote zandbak geschikt voor paarden) - 4,9 ha
·
Laanbeplanting (eik, Es), struweel en houtkanten - 4,6 ha
·
Aangedrukte onbegroeide bodem - 2,9 ha
·
Hoogstamboomgaard - 1,2 ha
·
Loofbos - 0,9 ha
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
14
Op het Domein zijn meestal rond de 300 paarden aanwezig, waarvan • Aantal fokmerries: 50-tal • Aantal sportpaarden: 30-tal • Aantal hengsten ter dekking: 30-tal • Aantal paarden opfok: 40-tal • Aantal veulens per jaar: 33 –tal (grootste deel daarvan wordt verkocht) • Aantal gastenmerries: 350-tal (in totaal per jaar zoveel merries, niet tegelijk) Er wordt 1 maal per jaar een ‘evenement’ georganiseerd. Dit betekent dat er gedurende een 5-tal dagen wedstrijden en demonstraties worden gehouden met een tijdelijke verhoging van het aantal paarden op het domein en heel wat toeschouwers: Aantal deelnemende paarden: 550 Aantal ruiters: 230 Aantal standhouders en bedrijven: 170 Aantal werknemers wordt tijdelijk uitgebreid zodat er in totaal ongeveer 100 zijn Aantal bezoekers: ongeveer 35.000 à 40.000 (gespreid over 5 dagen)
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
15
$ % Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
16
& '
(
)
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
* 17
+ '
(
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
* 18
Aanvraag planologisch attest De stoeterij, waarvoor de laatste gebouwen in 1979 werden opgericht, is aan renovatie en aanpassing toe en dit in functie van de huidige ontwikkelingen en recente regelgevingen inzake het fokken van springpaarden. Gelet op het internationaal en economisch belang van de bestaande paardenfokkerij wenste men dan ook de toekomstmogelijkheden van de fokkerij Zangersheide te garanderen via het indienen van een planologisch attest. Op 15 januari 2007 werd het dossier ingediend en ontvankelijk verklaard op 1 februari 2007. In de procedure is inspraak voorzien onder de vorm van een openbaar onderzoek. Het indienen van het planologisch attest vormt de formele start van het GRUP. Op 27 juli 2007 werd een gedeeltelijk positief planologisch attest afgeleverd door Vlaams minister van Ruimtelijke ordening, Financiën en Begroting Dirk van Mechelen. De gewenste uitbreidingen zijn voorzien in 2 fasen. Figuur 6 toont de gewenste toestand in fase 1: korte termijn (2009 indien mogelijk), en figuur 7 toont de gewenste toestand in fase 2: lange termijn. De gewenste maatregelen op korte termijn zijn: •
Uitbreiding van de stallen
Bijbouw aan de stalling ter hoogte van het perceel 234G teneinde een vergroting van de paardenboxen en een verzorgingsruimte voor paarden te voorzien. Op de eerste verdieping komt een refter en op de tweede verdieping een personeelsruimte (1820m²). •
Uitbreiding van de loods
Het uitbouwen van de hooischuur (1650m²) op perceel 234G. •
Herstel van de historische oost-west as
Afbraak van het gebouw (personeelsverblijf op percelen 230D, 230/02, 230E) gelegen op de oost-west as (dreef met oude eiken) en herinrichting en -aanplant van de hierdoor onderbroken dreef. De gewenste maatregelen op lange termijn zijn: •
Renovatie en upgrading van de bestaande gebouwen
De gebouwen van het gebouwencomplex in het midden van het domein Zangersheide zijn aan renovatie en herinrichting van de binneninfrastructuur toe teneinde aan de nieuwe Europese voorschriften voor de huisvesting van paarden te voldoen. •
Oprichten van openluchtvoorzieningen
Op de weiden aansluitend bij de bebouwde kern, worden openluchtvoorzieningen ingericht voor de springopleiding van paarden. Details omtrent deze voorzieningen zijn nog niet vrijgegeven. •
Inrichting van een reeds bestaande aardeweg voor gemotoriseerd verkeer aan de noordoostelijke zijde van het domein (uitgang naar de Romeinendreef).
Deze weg zal dienst doen als uitgang voor het verkeer tijdens de evenementendagen die één maal per jaar gedurende vijf dagen plaatsvinden (perceel 240L). Hiervoor is geen bijkomende bosontginning verreist omdat er reeds voldoende ruimte bestaat op de bestaande aardeweg. •
Bijkomende toegang vanaf de Neerharenweg
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
19
Ter hoogte van de Sijsjesstraat wordt een bijkomende toegangsweg (4 meter * 110 meter) tot het domein (247L2, 247K2), begeleid door laanbomen, ingericht vanaf de Neerharenweg. De beide toegangswegen worden verhard met berggrind. •
Uitbreiding van de stalling.
De zuidelijk gelegen stalling op de percelen 224Z, 228/02A en 228V wordt uitgebreid (1200m²) teneinde de binneninfrastructuur (paardenboxen) te kunnen vergroten. Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan Doelstelling van het plan is de principiële keuze om in dit gebied een paardenfokkerij toe te laten te vertalen in een verordenend plan. De randvoorwaarden zoals geformuleerd in het aanvullend voorschrift ‘bijzonder groengebied’ van het gewestplan, aangevuld met aandachtspunten vanuit de veranderde maatschappelijke context en de nieuwe wet- en regelgeving, worden opnieuw bekeken en vormen de basis voor het op te maken gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. In Figuur 8 wordt het proces weergegeven. Het voorgenomen plan strekt zich uit tot het gebied dat in het gewestplan Limburgs Maasland is voorzien, tenzij er uit het actorenoverleg, het ruimtelijk ontwerp of de milieubeoordeling bij het programma goede redenen worden aangebracht om dit uit te breiden of te beperken. Het detailniveau zou zich in theorie kunnen beperken tot het aanduiden van het gehele gebied in één bestemmingsvoorschrift. Het actorenoverleg (met inbegrip van het afgeleverd planologisch attest), de milieubeoordeling en het ruimtelijk ontwerp kunnen aanleiding zijn om verdere detaillering aan te brengen in het verordenend deel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Verdere detaillering kan bijvoorbeeld betekenen dat een buffer wordt ingetekend op het grafisch plan, dat een zone voor verhardingen en gebouwen wordt aangeduid of dat een onderscheid wordt gemaakt tussen gebieden met een agrarische functie of met eerder een recreatieve functie. Een eventuele verdere opdeling kan dus het gevolg zijn van deze milieubeoordeling, maar er zijn buiten de milieubeoordeling ook nog andere elementen die mee in overweging worden genomen om te komen tot een voorstel van ruimtelijk uitvoeringsplan (zie Figuur 8). Het opleggen van zeer specifieke bouwvoorschriften, bouwwijzen of beplantingsvoorschriften zal geen deel uitmaken van het voorgenomen verordenend plan. Bij wijze van voorbeeld van een maximaal mogelijke detaileringsgraad kan worden verwezen naar het GRUP ‘Parkbos’ te Gent. Daarin wordt de gebruikelijke planningspraktijk op zijn maximum uitgewerkt, meer dan dergelijke detailering is niet gewenst. Indien dit later wenselijk blijkt kan de lokale overheid dit verder verfijnen in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of kunnen bepaalde voorwaarden worden opgelegd in het kader van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
20
doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan
actorenoverleg
programma m.i.v.
communicatie
milieubeoordeling
afwegen conflicten
ruimtelijk ontwerp
Indien nodig doelstelling bijstellen
cumulatieve effecten beoordelen1
Indien nodig doelstelling bijstellen
voorstel van ruimtelijk uitvoeringsplan
Indien nodig doelstelling bijstellen
1
,: integratie milieubeoordeling in planningsproces ruimtelijk uitvoeringsplan
1
Cumulatieve effecten zijn effecten die zich voordoen wanneer meerdere plannen, projecten, … voor eenzelfde gebied worden uitgewerkt en uitgevoerd. Elk plan of project heeft mogelijk zijn effecten, maar door de ruimtelijke groepering kan het zijn dat deze effecten cumuleren, zich opstapelen en dat het gezamelijke effect groter kan worden dan de afzonderlijke effecten. Cumulatieve effecten worden hier niet verwacht, omdat het voorgenomen plan geen cumulatief effect zal hebben met enig ander plan dat van toepassing is voor het domein Zangersheide.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
21
4 Milieubeoordeling volgens integratiespoor
de essentiële kenmerken van een milieueffectrapportage... Het gewestelijk RUP "Domein Zangersheide” te Lanaken dient te voldoen aan de essentiele kenmerken van een milieueffectrapportage. De Europese richtlijn 2001/42/EG inzake milieubeoordeling van bepaalde plannen en programma's is in Vlaanderen omgezet naar het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. In artikel 4.1.1 § 2 van dit decreet staat dat een milieubeoordeling als essentiele kenmerken dient te hebben: 1. de systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten, of in het geval van zware ongevallen mogelijke, gevolgen voor mens en milieu, van een voorgenomen actie en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven voor de actie of onderdelen ervan, en de beschrijving en evaluatie van de mogelijke maatregelen om de gevolgen van de voorgenomen actie op een samenhangende wijze te vermijden, te beperken, te verhelpen of te compenseren; 2. de kwaliteitsbeoordeling van de verzamelde informatie; 3. de actieve openbaarheid van de rapportage en de besluitvorming over de voorgenomen actie.
vertalen naar de opmaak van een milieubeoordeling volgens integratiespoor in het kader van een GRUP Milieueffectrapportages worden op verschillende niveaus en voor verschillende soorten plannen en projecten opgesteld. Daarom is het noodzakelijk om per geval kritisch na te gaan op welke wijze een plan of project kan voldoen aan bovengenoemde vereisten. milieubeoordeling van het voorgenomen plan Het voorgenomen plan vertrekt van de principiële keuze uit 1980 waaruit blijkt dat een paardenfokkerij op deze lokatie mogelijk was, mits er aan enkele randvoorwaarden werd voldaan. De principiële keuze in het gewestplan moet gevolgd worden. De voorgenomen bestemmingswijzigingen maken het voorwerp uit van deze milieubeoordeling. De verplaatsing van de stoeterij naar een andere locatie is redelijkerwijs niet aan de orde, omdat het bedrijf dermate is uitgegroeid op de plaats waar het in oorsprong werd toegelaten. De vergunning tot de oprichting van een landbouwbedrijf werd afgeleverd. Bijgevolg zullen er geen locatie-alternatieven worden bestudeerd. De milieubeoordeling vertrekt van de toestand zonder de aanwezigheid van de stoeterij. Vanuit de omliggende functies, de aanwezige fauna, flora en abiotische kenmerken, en de potenties voor de inrichting van een paardenfokkerij, worden grensstellende randvoorwaarden, milderende maatregelen en aandachtspunten gegenereerd voor de inrichting van de paardenfokkerij. Deze elementen worden enerzijds geplaatst tegenover de behoorlijk stedenbouwkundig vergunde (of vergund geachte) werken en handelingen, en anderzijds tegenover de niet-vergunde werken en handelingen. In een derde stap zal de milieubeoordeling ingaan op de effecten van een verdere uitbreiding van de paardenstoeterij.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
22
actieve openbaarheid en betrokkenheid van actoren Een belangrijk aandachtspunt bij de milieueffectrapportage is actieve openbaarheid en betrokkenheid van actoren bij de besluitvorming. Dit aspect wordt in de aanloop naar de decretaal bepaalde RUP-procedure (waarin eveneens een actieve openbaarheid wordt voorzien via het openbaar onderzoek) ingevuld via de ruime openbaarheidsfase naar aanleiding van de scoping (huidige kennisgevingsnota) naar provincieraad, gemeenteraden, milieuraden en commissies ruimtelijke ordening.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
23
5 Studiegebied en potentieel te onderzoeken effecten Deze kennisgeving omvat tegelijkertijd een scoping voor de milieubeoordeling van het voorgenomen plan “Domein Zangersheide”. Bij een scoping wordt bepaald welke effecten moeten bestudeerd worden en welke methodiek hiervoor wordt toegepast. De te onderzoeken milieu-effecten zullen mee helpen het plan ( en dus ook haar detailleringsniveau) vorm te geven. Hierbij moet bewaakt worden dat de effecten voldoende ruim worden onderzocht, maar de relevantie voor het planningsproces mag niet uit het oog worden verloren. Het detailniveau/abstractieniveau van de milieubeoordeling moet met andere woorden in eerste instantie voldoende ruim worden opgevat, maar moet wel gefinaliseerd worden in overeenstemming met het detailniveau/abstractieniveau van het plan. In dit hoofdstuk wordt voor voorgenomen plan nagegaan op welke effecten deze wijzigingen dienen getoetst te worden. Het gebied waarbinnen de exploitatie van de stoeterij zich kan bevinden ligt vast, en de beschrijving en toetsing van de effecten kan toegespitst worden op dit domein en op eventuele zones in de onmiddellijke omgeving van het domein Zangersheide.
5.1 Studiegebied Het plangebied is het gebied waarbinnen de nieuwe bestemmingen allemaal zullen gelegen zijn. Het studiegebied voor de effecten van het voorgenomen plan is het gebied waarbinnen mogelijke effecten zullen worden onderzocht. In dit geval omvat het studiegebied het plangebied, en mogelijk zal voor een aantal disciplines een ruimer studiegebied worden afgebakend in functie van de vastgestelde effecten. Bodem: studiegebied = plangebied Water: studiegebied = plangebied wordt hier uitgebreid met de beekloop tot het habitatrichtlijngebied Fauna en flora: studiegebied = plangebied, uitgebreid met de omliggende natuurgebieden en SBZ-zones. Een passende beoordeling wordt opgemaakt voor het nabij gelegen habitatrichtlijngebieden. Monumenten, Landschappen en andere cultuuraspecten: studiegebied = plangebied, uitgebreid met de structurerende elementen in het landschap, het aanliggende Pietersheimbos en de rand van de woonzone, van waaruit het landschap van het domein in eerste lijn wordt waargenomen. Mens sociaal-organisatorische aspecten: studiegebied = de voornaamste impact van deze discipline zal liggen in de omliggende wijken. Het studiegebied zal zover rijken als de invloed van bijvoorbeeld het parkeren tijdens de evenementen of de verkeerstoename zich uitbreidt in de omgeving. Geluid: studiegebied = plangebied uitgebreid met de omliggende zones waarbinnen de eventuele effecten van geluid merkbaar kunnen zijn: in de wijken, maar ook eventueel in de aanliggende bos- en natuurzones.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
24
Lucht (stof- en geurhinder) = ook hier wordt het plangebied indien nodig uitgebreid naar de omliggende woonzones indien blijkt dat negatieve effecten zich voordoen.
5.2 Potentieel te onderzoeken effecten Bijlage I bij de Europese richtlijn 2001/42/EG geeft aan welke informatie in een milieurapport verstrekt dient te worden. Bij wijze van voorbeeld worden enkele mogelijke aanzienlijke milieueffecten opgesomd die kunnen beoordeeld worden. Het gaat om biodiversiteit, bevolking, gezondheid van de mens, fauna, flora, bodem, water, lucht, klimaatfactoren, materiële goederen, cultureel erfgoed, met inbegrip van architectonisch en archeologisch erfgoed, landschap en de wisselwerking tussen bovengenoemde effecten. Deze lijst (die evenwel niet uitputtend is) werd in het decreet op het algemeen aangevuld met de volgende aspecten: veiligheid van de mens, ruimtelijke ontwikkeling, energieen grondstoffenvoorraad, atmosfeer, geluid en mobiliteit. Onderstaande lijst geeft een overzicht van potentieel te onderzoeken indicatoren. Niet elk van deze indicatoren zal in deze milieubeoordeling volgens integratiespoor worden onderzocht, omdat een aantal indicatoren voor dit RUP niet relevant zijn. Elke indicator wordt verder gespecificeerd aan de hand van onderzoeksvragen. De aspecten die in deze onderzoeksvragen aan bod komen, zijn zeer ruim opgevat.
Basisindicatoren
Onderzoeksvragen
Bodem
Leiden de doelstellingen tot een wijziging in topografie, geomorfologie, bodemprofiel, bodemtextuur en -structuur, chemische en minerale samenstelling en biologische kenmerken? Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de geologische structuur en lithologische samenstelling? Zijn er wijzigingen in het historisch bodemgebruik?
Oppervlakte- en grondwater
Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de hydrografische kenmerken van oppervlakte- en grondwater, de hydrogeologische kenmerken van oppervlakteen grondwater, de hoeveelheid en kwaliteit van neerslag-, afval- en leidingwater? Zijn er wijzigingen in de processen die de kringloop van het water sluiten?
Lucht
Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de kwaliteit van het omgevingslucht via emissies? Zijn er wijzigingen in kleinschalige en grootschalige transporten van polluenten in de lucht? Is er invloed van verontreiniging op de chemische samenstelling van de deposities (zowel droge als natte)?
Geluid en trillingen
Leiden de doelstellingen tot wijzigingen van het bestaand omgevingsgeluid (normale achtergrondgeluid en specifiek geluid van relevante bronnen)? Zijn er wijzigingen in specifiek geluid ten gevolge van onderdelen in het plan?
Straling en warmte
Leiden de doelstellingen tot gewijzigde emissies van stralingen, licht en warmte? Zijn er veranderingen in de beschikbare lichthoeveelheid en beschikbare warmte op plant en dier (incl. mens)?
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
25
Klimaat
Leiden de doelstellingen tot een wijziging van het globaal klimaat (broeikaseffect en afbraak van de ozonlaag)? Zijn er veranderingen in het regionaal klimaat (grootschalige vegetatiewijziging, lintvormige elementen in het landschap, grote wateroppervlakken)? Zijn er wijzigingen in het microklimaat (licht, warmestralingen, stofdeeltjes, ruimtebeslag van een infrastructuur, hydrologische ingrepen)?
Energie- en grondstoffenvoorraad Biotische elementen
Leiden de doelstellingen tot een wijziging in de energie- of grondstoffenvoorraad? Leiden de doelstellingen tot een aantasting van of wijziging van specifieke flora en fauna? Wordt de biodiversiteit gewijzigd? Worden ecosystemen gewijzigd?
Monumenten, landschap en andere cultuuraspecten
Leiden de doelstellingen tot een aantasting van of wijziging in het cultureel erfgoed, architecturaal erfgoed of archeologisch erfgoed? Wordt de erfgoedwaarde van het landschap gewijzigd? Ondergaat het landschap als dynamisch relatiestelsel een wijziging? Wordt de belevingskwaliteit van het landschap als zintuiglijk en hoofdzakelijk visueel waarneembaar verschijnsel gewijzigd?
Ruimtelijk-functionele
Zijn er veranderingen in interne processen en structuren van de functionele
aspecten (mens)
systemen (woven/werken/recreeren, communicatie incl. mobiliteit)? Wordt de bereikbaarheid van deze functionele systemen gewijzigd? Wordt de kwaliteit van de leefruimte gewijzigd?
Gezondheid van de mens
Hebben de doelstellingen impact naar de volksgezondheid en -hygiene t.g..v. geluidshinder, inhalatie ten gevolge van atmosferische emissies, orale opname via voeding of drinkwater, dermale opname via lucht/oppervlaktewater?
Veiligheid van de mens
Hebben de doelstellingen impact naar verkeersveiligheid (ongevallen), veiligheid t.a.v.Seveso-bedrijven en andere calamiteiten?
Onderstaande indicatoren zullen echter niet in deze milieubeoordeling volgens integratiespoor in beschouwing worden genomen, in de tabel wordt kort toegelicht waarom ze niet relevant zijn voor dit Gewestelijk RUP. Basisindicatoren
Reden voor niet relevantie binnen het project.
Lucht
De activiteiten die worden ingepland door het voorgenomen plan zijn niet van die aard of omvang dat er veranderingen in de kwaliteit van de omgevingslucht te verwachten zijn
Straling en warmte
De activiteiten die worden ingepland door het voorgenomen plan zijn niet van die aard dat er veranderingen op het niveau van straling en warmte te verwachten zijn.
Klimaat
De activiteiten die worden ingepland door het voorgenomen plan zijn niet van die omvang dat er veranderingen op het niveau van het klimaat te verwachten zijn.
Energie- en
De activiteiten doen slechts in zeer beperkte mate beroep op energie en grondstoffen.
grondstoffenvoorraad Gezondheid van de
De activiteiten die worden ingepland door het voorgenomen plan zijn niet van die aard dat er veranderingen voor de gezondheid van de mens te verwachten
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
26
mens Veiligheid van de mens
De activiteiten die worden ingepland door het voorgenomen plan zijn niet van die aard en/of omvang dat er veranderingen op het niveau van veiligheid te verwachten zijn.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
27
6 Gewestgrens- en grensoverschrijdende milieueffecten Er worden geen gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht door de grote afstand tot de gewestgrens. Er worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht. Het domein is weliswaar gelegen in de gemeente Lanaken, tegen de Nederlandse grens gelegen, maar het domein zelf is op 1.8 km van de grens gelegen, en de activiteiten uit het voorgenomen plan zijn niet van die aard dat er over een dergelijke afstand effecten te verwachten zijn.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
28
7 Algemene methodologische aspecten en te verwachten milieueffecten In eerste instantie wordt het voorgenomen plan gepositioneerd in de procedures om de bestaande gewestplan bestemming te wijzigen met als doel de bestendiging van de Stoeterij Zangersheide in zijn bestaande en geplande toestand. In het ingediende planologisch attest werd een geplande toestand voorgesteld. Met de uitbouw van de Stoeterij zijn in het verleden heel wat milieu-effecten opgetreden en ook aan de geplande bestemmingswijzigingen zijn een heel aantal milieu-effecten gekoppeld. Deze effecten moeten worden beschreven in de milieubeoordeling volgens integratiespoor. In dit tweede deel worden een aantal toestanden afgebakend die toelaten de ‘historische schade’ in te schatten en overzichtelijk te beschrijven in de milieubeoordeling volgens integratiespoor. Daarnaast zullen de effecten worden beschreven, opgedeeld volgens de geplande planologische bestemmingen. Dit alles wordt in een overzichtsschema geplaatst dat terug te vinden is in Figuur 8.
7.1 Plaatsing van het GRUP “Domein Zangersheide” in de evolutie naar een gewenste planologische toestand Het grootste deel van het domein is momenteel afgebakend als bijzonder groengebied en het meest westelijk gelegen deel is natuurgebied op het Gewestplan. Voor het bijzonder groengebied was, zoals eerder beschreven, een getrapte besluitvorming voorzien maar die is er op heden nog steeds niet. Voor de bestendiging van het domein is een GRUP nodig dat de bestaande bestemmingen kan wijzigen met nieuwe voorschriften voor de verschillende zones. In het kader van dit GRUP moet een milieubeoordeling volgens integratiespoor worden opgemaakt volgens integratiespoor, om de milieueffecten van de bestemmingswijzigingen op planMER niveau in te schatten en te integreren in het voorschriften van het GRUP. In Figuur 8 wordt het GRUP gepositioneerd in de evolutie naar een gewenste planologische toestand.
7.2 Voorstel tot inhoudelijke aanpak van de analyse in de milieubeoordeling volgens integratiespoor Uit Figuur 8 is de rol van het GRUP duidelijk. Voor integratie in het GRUP is dus een milieubeoordeling volgens integratiespoor nodig die de effecten van de geplande veranderingen inschat en die milderende maatregelen kan voorstellen om deze effecten tot een minimum te beperken.
Figuur 9 toont de voorgestelde benadering voor de milieubeoordeling volgens
integratiespoor. Deze benadering wordt onderstaand verder uitgewerkt en stelt de afbakening van 3 toestanden voor die het mogelijk maken de effecten van de ‘historische schade’ samen met de effecten van de geplande toestand te omvatten en te beschrijven in de milieubeoordeling volgens integratiespoor. Deze effecten zullen worden beschreven op planMER-niveau.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
29
Referentietoestand 1968
Effectevaluatie A)
Opmaak Milieubeoordeling met milderende maatregelen
Effectevaluatie C)
Huidige toestand
Formulering van richtlijnen die de effecten van het voorgenomen plan compenseren en beperken
Effectevaluatie B)
voorgenomen plan
-
7.2.1
.
.
Historische schade
Dit is één van de voornaamste redenen voor de recente negatieve adviezen van verschillende overheden: de ‘historische ingrepen’ moeten mee genomen worden en de effecten hiervan moeten worden beschreven. Dit negatieve ‘negatieve’ gewicht wil men mee in de weegschaal leggen om een heel aantal maatregelen bindend te kunnen maken om de historische schade ten dele weg te werken door compensaties en/of milderende maatregelen. Om deze analyse grondig te kunnen maken, wordt onderstaande aanpak voorgesteld.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
30
7.2.2
Drie toestanden
Gezien de complexe historiek en de problematiek van het domein ‘Stoeterij Zangersheide’, onder andere beschreven in de aanvraag tot planologisch attest en in de adviezen hieromtrent van de betrokken adviesverlenende overheden, wordt een definiëring voorgesteld in drie toestanden. De verschillende ingrepen doorheen de tijd en de veranderingen van de bedrijfsinfrastructuur worden hierbij mee op de tijdsas geplaatst en mee opgenomen in de overgang van de ene toestand naar de andere. In deze context worden aldus drie toestanden geschetst: •
Referentietoestand
De referentietoestand is de toestand zoals die was in 1968, op het moment dat de zaakvoerder van Stoeterij Zangerheide de vergunning verleend werd tot de bouw van ‘een woonhuis en boerderij voor paarden’. Op het moment dat deze vergunning werd verleend, waren er dus nog geen ingrepen gebeurd. •
Huidige toestand
De huidige toestand van het domein van waaruit vertrokken wordt om de infrastructuur uit te breiden en te renoveren. Dit is tevens de toestand van waaruit vertrokken werd bij de aanvraag van het planologisch attest. • Voorgenomen plan Dit is de toestand na de invulling volgens het voorgenomen plan. Deze opsplitsing heeft als doel in de milieubeoordeling volgens integratiespoor een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de milieu-effecten die opgetreden zijn en zullen optreden in de tijd.
7.2.3
Inhoudelijke aanpak effect-analyse
De aflijning van de drie toestanden schetst een kader waarbinnen de effecten kunnen worden beschreven, een achtergrond waarvan wordt vastgelegd wat de toestand is. Dit is nodig om het overzicht niet te verliezen en alle effecten te kunnen meenemen in de beoordeling. Elke ingreep gebeurt/gebeurde dus in een gekende toestand. Van daar uit kan dan een beschrijving volgen van de effecten op de disciplines Flora & Fauna, Landschap, Bodem, Water, Geluid en Mens- r.o. & mobiliteit en hun deeldisciplines. Voor de opbouw van de milieubeoordeling volgens integratiespoor wordt volgende methodiek voorgesteld: om te komen tot een evaluatie van de milieu-effecten van alle ingrepen tussen de referentietoestand en het voorgenomen plan (geplande toestand) wordt eerst een stapsgewijze evaluatie uitgevoerd van de verschillende overgangen van de ene toestand naar de volgende: o
A) Een evaluatie van de effecten bij de overgang van de referentietoestand naar de huidige toestand.
o
B) Een evaluatie van de effecten bij de overgang van de huidige toestand naar het voorgenomen plan;
o
Formulering van richtlijnen die de effecten van het voorgenomen plan compenseren en beperken
De ‘optelling’ van deze drie zou ons dan moeten leiden tot: Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
31
o
C) Een evaluatie van de effecten bij de evolutie van de referentietoestand naar de toestand van het voorgenomen plan (geplande toestand), waarbij de richtlijnen, die worden geformuleerd om de effecten van het voorgenomen plan te milderen en te compenseren mee in rekening werden gebracht van de milieubeoordeling.
Deze opbouw van de effectbeschrijving wordt ook in Figuur 9 weergegeven. Tussen de referentietoestand en huidige toestand werden een heel aantal ingrepen gedaan, waar niet zomaar aan voorbij kan gegaan worden (=‘historische schade’). Deze opbouw in verschillende stappen laat toe om al de effecten in beschouwing te nemen, zodat op niveau van de milieubeoordeling volgens integratiespoor een inschatting kan worden gemaakt van het gecombineerde effect van de historische schade en de impact van het voorgenomen plan.
7.2.4
Kwantificering van de effectbeoordeling
De effecten die zich hebben voorgedaan of te verwachten zijn, worden hiertoe, naast een woordelijke omschrijving, weergegeven in tabelvorm met een quoteringsscore op basis van de significantie. Er worden 3 criteria gehanteerd: • Ruimtelijke schaal • Intensiteit of ernst • Duur Deze 3 criteria worden eerst apart beoordeeld voor elk effect/ingreep. De significantie van een effect wordt bepaald aan de hand van een sommatie van de beoordeling voor deze 3 criteria. (O) Omvang of ruimtelijke schaal: •
Groot: de invloed op het compartiment is sterk. Score -3
•
Gemiddeld: het compartiment wordt eerder lokaal, met beperkte invloedsfeer verstoord. Score -2
•
Laag: de bodem wordt enkel op de locatie van de ingreep verstoord. Score -1
(I) Intensiteit of ernst •
Groot: verstoring en/of vernietiging van het compartiment met hoge behoudswaarde, de schade is onomkeerbaar en heeft een belangrijke impact andere compartimenten. Score -3
•
Gemiddeld: verstoring van een compartiment beschermingswaarde, duidelijke maar omkeerbare compartimentseigenschappen. Score -2
•
Laag: verstoring van gedegradeerde, reeds eerder verstoorde compartimenten met een lage behoudswaarde, geen belangrijke of meetbare schade aan het systeem. Score -1
met een wijzigingen
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
potentiële van de
32
(D) Duur van de impact •
Groot: permanent. Score -3
•
Gemiddeld: omkeerbaar in de tijd. Score -2
•
Laag: snel omkeerbaar, tijdelijk effect tijdens aanleg, korter dan de projectduur. Score -1
Positieve effecten worden op een vergelijkbare wijze beoordeeld. De bepaling van de uiteindelijke significantiescore per ingreep gebeurd aan de hand van een 7-delige beoordelingsschaal, die als volgt wordt uitgedrukt: 8 tot 9 punten -3/+3 negatief/positief sterk effect 6 tot 7 punten -2/+2 negatief/positief matig effect 3 tot 5 punten -1/+1 negatief/positief gering effect 0 tot 2 punten 0 geen/verwaarloosbaar effect Als nu de ingrepen worden afgebakend kan men per ingreep de effecten gaan kwantificeren in een zogenaamde ingreep-effectanalyse per (deel)discipline. Door middel van deze methodiek kunnen de effecten op elke (deel)discipline, telkens voor de verschillende zones afgebakend worden, en kan de globale impact van de aanwezigheid van de paardenfokkerij in het gebied en de effecten van de bestendiging ervan op planMERniveau overzichtelijk gemaakt worden.
7.2.5
Alternatieven en scenarios
In eerste instantie wordt er in de milieubeoordeling een afweging gemaakt naar hoe bepaalde waardevolle omgevingskenmerken (actuele of historische, indien nog herstelbaar) randvoorwaarden kunnen stellen voor de inrichting en de lokalisering van de verschillende onderdelen van de stoeterij ter plaatste. Zo zullen bijvoorbeeld kwetsbare zones of bijvoorbeeld bepaalde delen van de beekloop gevrijwaard moeten blijven na de (her)inrichting. Dit kunnen ook structurele dragers zijn. De twee dreven op het domein en de Asbeek zijn natuurlijke en landschappelijke dragers die het domein Zangersheide verbinden met de in de omgeving aanwezige natuurlijke en recreatieve gebieden. De Asbeek/Molenbeek vormt een natte natuurlijke omgeving doorheen het domein en kan in de toekomst terug een meer natuurlijke loop krijgen. De dreven moeten worden hersteld en vormen de landschappelijke verbinding tussen het Pietersheimbos en het nationaal park Hoge Kempen. Bovendien zal dus de huidige toestand, met bijzondere aandacht voor de evenementen, apart beschreven worden naast de referentietoestand die meer terug gaat naar de situatie voor de komst van de stoeterij. De te verwachten effecten ten gevolge van een evenement zullen worden ingeschat op basis van een aantal aannames over de omvang van het evenement. Zoals eerder vermeld zijn er gegevens bijvoorbeeld over het aantal bezoekers, dus daaruit kunnen ook cijfers worden afgeleid naar aantal wagens toe. De toestand uit het voorgenomen plan zal worden ingeschat, ruimer dan gewenste toestand, maar om te kunnen concretiseren zal de gewenste toestand als een ontwikkelingsscenario
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
33
worden behandeld en zullen dus de milieu-effecten van de in het planologisch attest aangevraagde ingrepen ook worden afgewogen.
7.2.6
Milderende en compenserende maatregelen
Wanneer in de milieubeoordeling negatieve effecten worden vastgesteld door de impact van het voorgenomen plan, dan zullen binnen de milieubeoordeling maatregelen worden uitgewerkt om de verwachte effecten te milderen. Wanneer mildering tot een aanvaardbaar niveau niet mogelijk is dan zal moeten worden gecompenseerd. De milderende en compenserende maatregelen moeten in het voorgenomen plan worden geïntegreerd, om de impact van de planologische wijzigingen tot een aanvaardbaar niveau te reduceren, om de effecten van de ‘wijziging op plan niveau’ te beperken. Enkele algemene principes die wellicht zullen leiden tot milderende of compenserende maatregelen worden kort aangehaald bij wijze van voorbeeld in onderstaande tabel: De activiteiten die door het voorgenomen plan mogelijk worden mogen geen impact hebben op de waterkwaliteit van de beekloop Principe
Milderende/compenserende maatregelen
Voorgenomen plan geen impact op waterkwaliteit
Geen lozingen van vuil water naar de beek (mildering)
Voorgenomen plan geen impact op bosoppervlakte Compensatie van bosoppervlakte
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
34
8 Methodiek per discipline Met betrekking tot de globale inhoud van een planMER kan verwezen worden naar onderstaande Tabel. Deze inhoudsopgave is gebaseerd op de globale structuur voor een milieueffectrapport zoals aanbevolen door de VLAAMSE OVERHEID (Richtlijnenboek m.e.r.). De milieubeoordeling volgens integratiespoor zal in grote lijnen eenzelfde opbouw vertonen: Tabel : Inhoud milieueffectrapport 1.
INLEIDING
• • • 2. • • • 3. 4.
Voornemen, doel en noodzaak van het plan; Toetsing aan de MER-plicht; Betrokken partijen RUIMTELIJKE, ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PROJECT Ruimtelijke situering, afbakening plangebied, beschrijving biotisch milieu Administratieve voorgeschiedenis; Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden MILIEUVERANTWOORDING OF RESULTATEN VAN EVENTUEEL UITGEVOERDE VOORSTUDIES PLANBESCHRIJVING
• •
• 5.
Verantwoording van de keuze van de planzone Beschrijving van het plan o Analyse hoofdingreep en deelingrepen o Aanleg- en uitvoeringsfase o Definitieve situatie na afwerking Alternatieve uitvoeringsmethoden - alternatieve eindafwerkingsontwerpen INGREEP-EFFECTANALYSE
6.
ALTERNATIEVENONDERZOEK
7.
METHODOLOGIE
8. • 9.
AFBAKENING VAN HET PLANGEBIED, BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE SITUATIE EN ONTWIKKELINGSSCENARIO’S, HISTORIEK Te bestuderen disciplines : Bodem, Water, Fauna en Flora, Landschap en Mens GEPLANDE SITUATIE EN MILDERENDE MAATREGELEN
• • • • 10.
Te bestuderen disciplines : Bodem, Water, Fauna en Flora, Landschap en Mens Bespreking van de geplande situatie t.o.v. de huidige situatie Beoordeling van de milieueffecten Voorstellen van milderende maatregelen GEWESTGRENS- EN GRENSOVERSCHRIJDENDE MILIEUEFFECTEN
11. 12. 13. 14. 15. 16.
LEEMTEN IN DE KENNIS INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE TEWERKSTELLING EN INVESTERINGEN LITERATUUR VERKLARENDE WOORDENLIJST BIJLAGEN
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
35
In dit deel wordt per type-effect (discipline) aangegeven: hoe de beschrijving van de referentiesituatie zal gebeuren en welke bronnen zullen worden geraadpleegd2. welke het minimale juridische en beleidsmatige kader is welke aspecten voor deze specifieke locatie in beschouwing dienen genomen te worden op niveau van inrichtingsmaatregelen, voor zover deze integreerbaar zijn in de voorschriften.
8.1 Bodem Referentiesituatie De huidige toestand en toestand ‘68 met betrekking tot de bodem zal worden beschreven op hoofdlijnen. Er zal een overzicht gegeven worden van het bodemgebruik in het studiegebied en van de mate van verstoring van de bodem. Ook de globale bodemkwaliteit (inzake verontreinigingen) in het studiegebied zal aangegeven worden. Voor het aspect bodem speelt grondwater automatisch ook een rol. Een uitgebreide bespreking van dit aspect komt aan bod onder de discipline "water". In relatie tot bodem is een algemene omschrijving van het grondwatersysteem (watervoerende lagen, kwetsbaarheid, stromingsrichting, waterpeilen) en de grondwaterkwaliteit (verontreinigde locaties, kwel, ...) noodzakelijk. Bronnen voor de beschrijving van de huidige toestand zijn bestaande gegevens die te vinden zijn in: kaartmateriaal (bodemkaart, bodemgebruikskaart, geologische kaart en lithologische kenmerken, kwetsbaarheidskaart grondwater) en luchtfoto's; databanken (DOV3, OVAM4, inventaris van de grondwaterwinningen). Juridische en beleidsmatige context Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. Effecten relevant voor gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan De ingrepen in een bepaald gebied hebben wellicht effecten naar de wijziging van waterdoorlaatbaarheid of structuur van de bodem (vergravingen en/of ophogingen met reliëfwijzigingen tot gevolg). Indien noodzakelijk worden maatregelen vertaald naar de stedenbouwkundige voorschriften van een zone zodat de effecten kunnen worden beperkt. Deze komen ook ter sprake bij de thema's "water" en "landschap".
Hierbij wordt aangegeven welke bronnen zeker relevant zijn op het niveau van de milieubeoordeling volgens integratiespoor. Als er tijdens de opmaak van de milieubeoordeling volgens integratiespoor blijkt dat nog andere bronnen waardevolle informatie omvatten, zullen deze ook worden geraadpleegd. Tegelijk kan er tijdens de publieke consultatie worden aangegeven of er nog andere bronnen noodzakelijk moeten geconsulteerd worden.
2
3 4
Databank ondergrond Vlaanderen Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
36
8.2 Water Referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentietoestand (’68) wordt beroep gedaan op historische gegevens als topokaarten en atlas der waterlopen uit die tijd. Voor de huidige toestand met betrekking tot het grond- en oppervlaktewater op hoofdlijnen zal beroep gedaan worden op de informatie beschikbaar uit het deelbekkenbeheersplan "Kikbeek en de Ziepbeek”. Voor grondwater wordt een algemene omschrijving van het grondwatersysteem (watervoerende lagen, kwetsbaarheid, stromingsrichting, waterpeilen) en de grondwaterkwaliteit (verontreinigde locaties en MAP-meetnet5) gegeven. De oppervlaktewateren in het studiegebied zullen geïnventariseerd en gekarakteriseerd worden naar onder andere de waterkwaliteit, de structuurkenmerken, de natuurlijkheid, het hydrologisch regime en de bestemming. Daarnaast zal het bestaande afwateringssysteem voor hemel- en afvalwater beschreven worden, gekoppeld aan het hydrodynamisch regime en de knelpunten inzake wateroverlast. Potentiële bronnen van verontreiniging zullen geïnventariseerd worden. Bronnen voor de beschrijving van de huidige toestand inzake oppervlaktewater zijn: het deelbekkenbeheersplan "Kikbeek en de Ziepbeek”, het provinciaal en het gemeentelijke milieubeleidsplan. kaartmateriaal (overstromingskaarten, waterkwaliteitskaarten, kwetsbaarheidskaart grondwater, de biologische waarderingskaart) databanken (inventaris van grondwaterwinningen, VMM6 databank, vismigratiedatabank). Juridische en beleidsmatige context Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. In het kader van het decreet Integraal Waterbeleid dient voor een ruimtelijk uitvoeringsplan een watertoets te worden uitgevoerd. Hierbij wordt nagegaan of de voorgestelde bestemmingen en voorschriften schadelijke effecten hebben op het watersysteem (kwantiteit en kwaliteit). Indien dit het geval is, dient te worden gezocht naar milderende of compenserende maatregelen. Wanneer er een milieubeoordeling volgens integratiespoor noodzakelijk is, wordt de watertoets in het kader van deze milieubeoordeling volgens integratiespoor opgemaakt. Effecten relevant voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan De ingrepen in een bepaald gebied in uitvoering van een herbestemming hebben vermoedelijk effecten naar de wijziging van aan- en afvoerdebieten, van de oppervlaktewaterkwaliteit en de structuurkwaliteit van de aanwezig beeklopen en grachten. Een omschrijving van deze effecten en concrete inrichtingsmaatregelen worden opgegeven in functie van gebiedsspecifieke stedenbouwkundige voorschriften (vb. inpassing en herstel beekloop, buffering, zuivering afvalwater). De gevolgtrekkingen uit de watertoets kunnen relevant zijn voor het GRUP. De elementen ten behoeve van de watertoets dienen in de milieubeoordeling samengevat te worden.
5 6
Meetnet van in het kader van het Mest Actie Plan Vlaamse Milieumaatschappij
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
37
8.3 Biotische elementen Referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentiesituatie op hoofdlijnen wordt beroep gedaan op de oude topokaarten, oude luchtfotos, databanken voor flora, broedvogels, vlinders, amfibieën, vleermuizen en informaties die werden verzameld in het kader van de aanmeldingen van de nabij gelegen richtlijngebieden. Voor de huidige toestand rond ecosystemen en biotische structuren op hoofdlijnen zal beroep gedaan worden op de informatie beschikbaar uit het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan en verschillende basiskaarten (ecosysteemkwetsbaarheidskaart en de biologische waarderingskaart), maar ook op de verschillende plannen en dossiers die werden opgemaakt voor de afbakening van bijvoorbeeld het habitatrichtlijngebied en/of het vogelrichtlijngebied gelegen in de onmiddellijke omgeving van het domein. Juridische en beleidsmatige context Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. In het kader van de biotische elementen is eveneens een passende beoordeling vereist voor de analyse van eventuele effecten van de inrichting op de speciale beschermingszones (SBZ), de mogelijke betekenisvolle aantasting van beschermde habitats of van beschermde soorten. Het habitatrichtlijngebied sluit onmiddellijk aan bij het plangebied en het vogelrichtlijngebied is gelegen op een afstand van een paar honderd meter van het domein. Belangrijk is het voorkomen van de Beekprik (beschermde soort) in de beek die door het gebied van het voorgenomen plan loopt. Daarnaast moet ook een natuurtoets afgewogen worden en indien relevant moet die in de milieubeoordeling en meer bepaald binnen de bespreking van de biotische elementen worden uitgewerkt. Effecten relevant voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan De inrichting volgens de specifieke voorschriften zal maatregelen behoeven om een kwalitatieve, natuurlijke inpassing toe te laten. Deze zullen worden omschreven in functie van gebiedsspecifieke stedenbouwkundige voorschriften.
8.4 Monumenten, landschappen en andere cultuuraspecten Referentiesituatie Voor dit thema zal de referentiesituatie en de huidige toestand omschreven worden voor het aspect erfgoed (landschapsatlas, beschermd en niet beschermd erfgoed) en voor de wijze waarop het landschap als dynamisch relatiestelsel fungeert. Juridische en beleidsmatige context Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. Effecten relevant voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
38
De inrichting van het domein door het voorgenomen plan brengt landschappelijke effecten met zich mee. De wijze waarop met eventuele aanwezige erfgoedwaarden wordt omgegaan, evenals de structurele waarde, belevingswaarde en de visuele waarde van het landschap zal een bepaalde impact hebben op het landschap. Eventueel gewenst herstel van bepaalde onderdelen wordt mee in overweging genomen en bepaalde ingrepen (vb. hoogte van de bebouwing, structurerende elementen,...) op het niveau van stedenbouwkundige voorschriften worden aangegeven.
8.5 Ruimtelijk-functionele aspecten Referentiesituatie De referentiesituatie en de huidige toestand wordt voor de ruimtelijk-functionele aspecten met betrekking tot mobiliteit en parkeermogelijkheden beschreven aan de hand van de bestaande ruimtelijke structuur en het wegennet ter plaatse. Het domein is niet erg centraal gelegen waardoor de verkeerssituatie zich aan 1 zijde van het domein zal situeren. Ook met betrekking tot het landgebruik zal de referentiesituatie en de huidige toestand worden beschreven. Juridische en beleidsmatige context Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. Effecten relevant voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan De bespreking van de effecten op mobiliteit zal worden opgebouwd vanuit wijzigingen die zich eventueel kunnen voordoen in de locale verkeerssituatie. Er zijn enkele alternatieven mogelijk voor een kleine, tijdelijke uitbreiding van de verkeerscirculatie. Het voorgenomen plan kan locale veranderingen veroorzaken. Het grootste deel van de aanliggende gronden is verkeersvrij en dit moet worden behouden. Op de bestaande ontsluitingswegen is niet veel extra verkeer mogelijk en wenselijk. De verschillende alternatieven worden getoetst aan hun impact op de functie verkeer door de controle van de capaciteiten van de wegen rondom. In het voorgenomen plan kan een gewenste verkeersafwikkeling worden opgenomen, en kan er aandacht worden besteed aan de parkeer mogelijkheden in de omgeving. Met betrekking tot het landgebruik zullen eventuele effecten van de lokaal grote wijziging in het landgebruik worden beschreven. Er is een positief effect te verwachten voor het landbouwgrondgebruik in de omgeving.
8.6 Geluid Er worden geen permanente effecten verwacht op basis van het voorgenomen plan, maar tijdens de dagen van het evenement (1 keer per jaar, wedstrijden en demo’s, met een duur van 4 à 5 dagen), dat wordt georganiseerd kan er zich gedurende deze tijd een verandering voordoen. Dit zal summier maar op voldoende wijze worden behandeld door de coördinator van het MER. Referentiesituatie De referentiesituatie en de huidige toestand zullen kort worden toegelicht op basis van de geldende geluidsnormen. Juridische en beleidsmatige context Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
39
Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. Effecten relevant voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Er wordt niet verwacht dat de dagdagelijkse situatie die wordt ingericht op basis van het voorgenomen plan geluidseffecten met zich zal meebrengen voor de omgeving. Tijdens het evenement (zie hoger) doet zich evenwel een heel andere situatie voor. Hier zal op planMER niveau worden ingeschat wat de noodzakelijke maatregelen en richtlijnen zijn die moeten worden opgenomen in het GRUP om problemen met tijdelijke geluidsoverlast te vermijden. Om de effecten te kunnen inschatten zullen aannames worden gedaan over aantal bezoekers, geluidsinstallaties en andere gegevens die van uit de organisatie van de evenementen over de jaren heen naar voor komen.
8.7 Lucht (geurhinder en stofhinder) Referentiesituatie De referentietoestand en de bestaande toestand met betrekking tot deze elementen zal worden beschreven op hoofdlijnen binnen het studiegebied, dat zo ver als nodig wordt genomen om de effecten te kunnen beschrijven. Juridische en beleidsmatige context Met betrekking tot het juridische en beleidsmatige kader wordt verwezen naar de overzichtstabel die in bijlage wordt gevoegd. Effecten relevant voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Zowel op de dagen van het evenement als in de dagelijkse praktijk zal worden nagegaan of er zich effecten kunnen voordoen. De paddocks, waarbinnen de paarden rijden, bestaan voornamelijk uit zand, waarbij fijne stofreepjes worden gemengd om het zand langer vochtig te houden. Wanneer dit niet gebeurt, droogt het uit en is de kans op stof productie veel groter. Ook de effecten tijdens de evenementen zullen specifieke aandacht krijgen. Een landbouwbedrijf met een dergelijke omvang kan een belangrijke impact hebben naar de geuren in de omgeving van een woonwijk.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
40
/*
0
)
Randvoorwaarde
* Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Omvat bepalingen inzake de organisatie, planning, vergunningenbeleid en handhaving. Het voorziet onder meer in de opmaak van structuurplannen op drie niveaus (Vlaams, provinciaal en gemeentelijk) en legt de bevoegdheden van de genoemde beleidsniveaus vast. Ruimtelijk uitvoeringsplannen werken de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. Ruimtelijke uitvoeringsplannen komen in de plaats van plannen van aanleg en gewestplannen. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.
Ja
Zie verder in deze tabel onder “Gewestplan”, “Gemeentelijke plannen van aanleg” en “structuurplannen”.
(Algemeen)
Ja
(Algemeen)
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Limburg (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 12 februari 2003)
Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie.
Ja
Gewestplan
Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer van gronden Bestemmingswijzigingen gebeuren via ruimtelijke uitvoeringsplannen. Zolang er geen goedgekeurd ruimtelijk structuurplan is opgemaakt (zoals het geval is voor Lanaken), gebeurt een bestemmingswijziging via een BPA. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) bevat stedenbouwkundige
Ja
Het structuurplan Vlaanderen wil de ruimtelijke basis leggen voor een duurzame structuur van het buitengebied, de specifieke landschappen, die tot stand komen dankzij de wisselwerkingen tussen de afzonderlijke structuurbepalende functies: natuur en bos, landbouw en wonen en werken. Het Domein Zangersheide bevindt zich in Bijzonder groengebied op de overganszone tussen de bebouwde ruimte nl. de Maaslandse woonband van de laagterrassen de zacht oplopende helling naar het kempisch plateau. Het Domein Zangersheide situeert zich op de rand van het Kempisch plateau waarin open ruimte functies als prioritair worden beschouwd en de ontwikkeling van de economischagrarische functie binnen het gebied eveneens invulling dient te krijgen. Het park Hoge Kempen krijgt hierin een belangrijke plaats toebedeeld als groen hart tussen het regionaalstedelijk gebied, het zuidelijk Maasland en de Bosbeekvallei met toerischtische functies aan de randen. Het projectgebied situeert zich op het gewestplan Limburgs Maasland (nr. 20) en is aangeduid als Bijzonder groengebied (code 0734) en ten dele (zuid westelijke weiland) als natuurgebied (code 0701) . Ten noorden en westen van het projectgebied komt tevens natuurgebied (code 0701) voor, ten oosten van het projectgebied woongebieden (code 0100) en ten zuiden woonpark gebied (0104) en parkgebied (0500).
Juridische randvoorwaarden Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (18 mei 1999, laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005)
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) (23 september 1997, wettelijke basis in het decreet van 24 juli 1996)
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
(Algemeen)
(Algemeen)
41
Randvoorwaarde
RUP
Algemeen en Bijzonder Plan van Aanleg (APA/BPA)
Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO Decreet van 22 februari 1995,
Inhoudelijke beschrijving voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer. Het RUP werkt de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. RUP’s komen in plaats van BPA’s en het gewestplan. Zolang er geen goedgekeurd ruimtelijk structuurplan is, kunnen geen ruimtelijke uitvoeringsplannen worden gemaakt zoals voorzien in het decreet van 18 mei 1999. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) is een instrument om uitvoering te geven aan het gewestelijk/provinciaal/gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, waarin de grote beleidslijnen i.v.m. het ruimtelijk functioneren worden weergegeven. Een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) bevat stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer van een gebied. Ruimtelijke uitvoeringsplannen komen in de plaats van de BPA’s en het gewestplan. Zolang er geen goedgekeurd ruimtelijk structuurplan is, kunnen geen ruimtelijke uitvoeringsplannen worden gemaakt zoals voorzien in het decreet van 18 mei 1999. Het is echter niet de bedoeling om de volledige provincie te bedekken met RUP’s; deze worden enkel opgemaakt indien noodzakelijk om de bestemming te wijzigen. Algemene Plannen van Aanleg (APA) zijn gedetailleerde bodembestemmingsplannen met toevoeging van stedenbouwkundige voorschriften voor de hele gemeente. Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA) zijn gemeentelijke bestemmingsplannen voor een deel van de gemeente die vroeger werden opgemaakt ter verfijning van het gewestplan. Het decreet op de Ruimtelijke ordening bepaalt dat de BPA’s vervangen worden door gemeentelijke Ruimtelijke UitvoeringsPlannen (RUP), omdat deze steeds vertrekken vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. De bestaande BPA’s blijven evenwel rechtsgeldig tot ze worden vervangen door een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Voorziet in regelgeving omtrent bodemverontreiniging en – sanering (identificatie en register verontreinigde gronden, regeling nieuwe en historische bodemverontreiniging en
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Ja
Deze beoordeling wordt mede i.f.v. een RUP opgesteld.
(Algemeen)
Nee
Ja
(Algemeen)
Grondverzet en potentiële interferentie van het project met verontreinigde locaties. Bij OVAM zijn geen gegevens beschikbaar wat betreft de
Bodem
42
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
gewijzigd op 18 mei 2001 en 14 december 2007 Wet op de onbevaarbare waterlopen Basiswet van 28 december 1967 en later aangevuld door het Decreet van 21 april 1983 houdende de ruiming van onbevaarbare waterlopen. Basiskwaliteitsnormen oppervlaktewater Besluit van 8 december 1998 en Besluit houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) van 1 juni 1995 (laatst gewijzigd op 7 januari 2005). Grondwaterdecreet en uitvoeringsbesluiten
grondoverdracht).
Uitvoeringsbesluit Watertoets (20 juni 2006) Stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratieen buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Besluit goedgekeurd op 1 oktober 2004. Decreet betreffende het natuurbehoud
Bespreking relevantie
Discipline
bodemkwaliteit binnen het projectgebied.
Regelt het beheer van en werken aan de onbevaarbare waterlopen.
Ja
De Molenbeek is een waterloop die voorkomt in het projectgebied en is niet geklasseerd in de VHA.
Water
Legt de kwaliteitsdoelstellingen van de waterlopen vast.
Ja
Voor een overzicht van de kwaliteitsdoelstellingen van de waterlopen wordt verwezen naar de paragraaf met betrekking tot “Waterkwaliteit”.
Water
Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het grondwater als voor het grondwater-gebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden.
Ja
Potentiële invloed van het project op de grondwaterkwaliteit.
Water
Ja
Onderscheid in doelstellingen voor oppervlaktewater, grondwater en beschermde gebieden. Van toepassing bij evaluatie en mildering van de ingrepen. Er zijn geen beschermingszones aanwezig in het projectgebied , wel in de zeer ruime omgeving.
Water – Fauna&Flora
Europese kaderrichtlijn Water (23 oktober 2000) Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering van de watergebieden en de beschermingszones. Decreet Integraal Waterbeleid (18 juli 2003)
Relevant
Heeft tot doel het grondwater dat gebruikt wordt voor drinkwater te beschermen.
Ja
Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Elk project moet aan watertoets onderworpen worden. Dit besluit omvat de minimale voorschriften voor de lozing van verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken en de lozing van afvalwater in oppervlaktewateren.
Ja
Doelstellingen van toepassing.
Water
Ja
In de discipline water van voorliggende milieubeoordeling is nagegaan hoe de toepassing van deze verordening dient te gebeuren voor de herinrichting van de afvalwaterlozing en lozing van verontreinigd hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken.
Water
Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van
Ja
Aanwezigheid van biologisch waardevolle zones in omgeving
Fauna-Flora
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
Water – Fauna&Flora
43
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
en het natuurlijk milieu (21 oktober 1997)
de natuur en de natuurlijke milieu’s.
Vlarem I & Vlarem II
Vlarem I behandeld de milieuvergunningsplicht en omvat een lijst van hinderlijke inrichtingen. In Vlarem II zijn de milieuvoorwaarden, gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van een hinderlijke inrichting opgenomen.
Ja
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
Een van de belangrijkste gebiedsgerichte maatregelen is de ontwikkeling van een netwerk van uiterst waardevolle en gevoelige natuurgebieden, met name het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). In het VEN gelden een aantal algemene voorschriften. Het doel hiervan is minstens de bestaande natuurkwaliteiten van het gebied te behouden. Op termijn zullen, in samenspraak met de verschillende gebruikers en eigenaars, ook specifieke maatregelen worden afgesproken om de bijzondere natuurwaarden te beschermen en te ontwikkelen. Die afspraken worden vastgelegd in een natuurrichtplan. Het besluit is o.a. van toepassing op gebieden met als bestemming bosgebieden en bosgebieden met ecologische waarde zoals het betreffende projectgebied. In deze gebieden, terreinen en landschappen is elke wijziging van vegetatie en/of wijziging van lijn- en puntvormige elementen verboden zonder voorafgaande en uitdrukkelijke schriftelijke vergunning van het College van burgemeester en schepenen of van de ambtenaar aangewezen door de Vlaamse minister. Behandelt de afbakening van speciale beschermingszones (SBZ) inzake het behoud van de vogelstand, de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna en de waterrijke gebieden (wetlands).
Ja
Omvat gebieden die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van natuur, aangewezen of erkend door de Vlaamse regering.
Nee
Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie van lijn- en puntvormige elementen.
Vogel-, Habitatrichtlijn- en Ramsargebieden.
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarde voor de erkenning van natuurreservaten en
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
van het domein. Het stand-still principe wordt toegepast m.a.w. de aanwezige milieukwaliteit moet behouden worden. Maatregelen ter bescherming van het milieu Vlarem I: Waterkwaliteitsdoelstellingen zijn van toepassing bij de evaluatie van de ingrepen en de milieuvoorwaarden zijn van belang bij het voorstellen van milderende maatregelen. Vlarem II: Van toepassing bij evaluatie en mildering van de ingrepen. Het projectgebied sluit onmiddellijk aan aan het VEN (GEN) gebied ‘De Hoge Kempen’ (code 401).
Alle disciplines
Ja
Wijziging van de infrastructuur met betrekking tot het herstellen van de ‘dreef’ (historische oost-west as) en de aanpassingen op de Molenbeekloop.
Fauna-Flora Landschap
Ja
Het gebied grenst aan het habitatrichtlijngebied “Mechelse Heide en de vallei van de Ziepbeek” (code BE2200035) en aldus binnen de bufferzone van 700 meter. Het meest nabije vogelrichtlijngebied Mechelse Heide en de vallei van de Ziepbeek” (code BE2200727) is gelegen op 1100m, waardoor geen effect verwacht wordt. Het projectgebied is niet gelegen in Ramsar-gebied. Er liggen geen erkende of Vlaamse natuurreservaten in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied.
Fauna-Flora
Fauna-Flora
Fauna en Flora
44
Randvoorwaarde van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies. Bosdecreet en Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing.
Beschermde planten- en diersoorten (K.B. houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten – K.B. betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse gewest – K.B. houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten – art. 51 van het natuurdecreet)
Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Het bosbeheer wordt geregeld in het Bosdecreet. Dit decreet heeft tot doel het behoud, de bescherming, het beheer, het herstel van de bossen en van hun natuurlijk milieu en de aanleg van de bossen te regelen. Het is van toepassing zowel op de openbare bossen als op de privé-bossen. Vooral hoofdstuk VIII Bosbescherming en meer bepaald art 90bis is belangrijk. Het bosdecreet, uitgebreid met art. 90bis uit het decreet op natuurbehoud en het natuurlijk milieu (zie hoger) heeft tot gevolg dat elke ontbossing alleen nog mag worden vergund als de ontbossing gebeurt in functie van de uitvoering van werken van algemeen belang of in gebieden met bestemming woongebied en industriegebied of een met voormelde gebieden gelijk te stellen bestemming volgens de geldende plannen van aanleg.
Ja
De relevantie is vooral terug vinden in hoofdstuk VIII Bosbescherming art. 90bis. Ontbossing is volgens dit decreet immers verboden tenzij in het geval van:
Fauna-Flora
Regelt de bescherming van bepaalde planten- en diersoorten.
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
Ja
•
Ontbossing met het oog op werken van algemeen belang bedoeld in artikel 103 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van ruimtelijke ordening (zie hoger).
•
Ontbossing in zones met de bestemmingen woongebied of industriegebied in de ruime zin.
•
Ontbossing in zones die volgens de geldende plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen gelijk te stellen zijn met de bestemmingen woongebied of industriegebied in de ruime zin.
•
Ontbossing van de uitvoerbare delen in een nietvervallen vergunde verkaveling.
Met het oog op het behoud van een gelijkwaardig bosareaal wordt door de houder van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing compensatie gegeven voor de ontbossing. De compensatie wordt gegeven in natura, door storting van een bosbehoudsbijdrage of door een combinatie van beide. Indien ervoor gekozen wordt te compenseren door een bijdrage in natura uit te voeren, dient deze bebossing te gebeuren op gronden overeenkomstig dit besluit. De soorten die voorkomen in het nabije SBZ-V en SBZ-H dienen beschermd te worden.
Fauna-Flora
45
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen.
Het bermbesluit werd genomen in uitvoering van de Wet op het natuurbehoud. De doelstelling van het Bermbesluit is een natuurvriendelijk bermbeheer te stimuleren en via een aangepast maaibeheer met daartoe geschikt materieel en met het verbod tot gebruik van biociden.
Ja
Fauna-Flora
Beschermde landschappen, monumenten, stads- en dorpsgezichten. Kaderwet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, gewijzigd bij decreet van 14 juli 1993. Decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezicht (3 maart 1976, laatst gewijzigd bij het decreet van 22 februari 1995). Decreet betreffende de landschapszorg (16 april 1996, gewijzigd bij decreet van 8 december 2000, 21 december 2001, 19 juli 2002 en 13 februari 2004).
Regelt de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen.
Ja
De bermen kaderend in het project dienen aan deze regelgeving te voldoen, met name: • Verbod van biociden • Niet maaien vóór 15 juni • Maaisel afvoeren • Niet lager dan 10 cm maaien • Het projectgebied is gelegen in de omgeving van beschermde stads- en dorpsgezichten • Het projectgebied ligt ten dele in de relictzone ‘Onder de Berg’ • In de omgeving van het projectgebied bevinden zich tevens enkele beschermde monumenten en ankerplaatsen (zie beschrijving discipline landschap).
Decreet archeologisch patrimonium (30 juni 1993, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999 en 28 februari 2003). Europees verdrag van 16 januari 1992 (Conventie van Malta)
Regelt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium.In het bijzonder is “de zorgplicht” (Art. 2. § 2) van belang: de eigenaar en de gebruiker zijn ertoe gehouden de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. In juni 1999 keurde de Vlaamse Regering de Europese Conventie ter bescherming van het archeologisch erfgoed (Conventie van Malta) uit 1992 goed. De implementatie van de Conventie, met daarbij behorende aanpassing van de vigerende beleidsinstrumenten, is nog lopende.
ja
Indien tijdens de werken een goed wordt aangetroffen, waarvan men redelijkerwijze kan vermoeden dat het een archeologisch monument betreft, moet hiervan binnen de 3 dagen aangifte gedaan worden aan het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, VIOE. De gevonden archeologische monumenten moeten tot de 10e dag na de melding in onveranderde toestand bewaard blijven, beschermd worden tegen beschadiging of vernieling en toegankelijk gesteld worden voor onderzoek door het VIOE zonder recht op schadevergoeding. Er moet voorkomen worden dat door de werken het historisch erfgoed vernietigd wordt zonder dat het op een wetenschappelijke wijze is opgenomen.
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van
Ja
Gewenste Ruimtelijke structuur is Richtinggevend op Vlaams
Verschillende
Beleidsmatige randvoorwaarden Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
46
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg
Verfijning van de visie van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen op provinciaal niveau.
Ja
Gemeentelijke Ruimtelijke structuurplannen Beleidsnota Leefmilieu en natuur
Geven een langetermijnvisie op de ruimtlijke ontwikkeling van de gemeentes. Vaststellen verplichting Watertoets.
Nee
Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007
Geeft de doelstellingen, acties, doelgroepen en timing voor het milieubeleid weer. Het plan is opgebouwd vanuit twaalf milieuthema’s.
Ja
Provinciaal Milieubeleidsplan Limburg (2004-2008)
Geeft in grote lijnen aan wat het provinciebestuur wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen. Geeft aan wat het gemeentebestuur voor een bepaalde periode wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen.
Ja
Gemeentelijk Milieubeleidsplan Lanaken (2004-2008)
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
Ja
Ja
Bespreking relevantie
Discipline
Niveau. Bindende bepalingen leveren het kader voor uitvoerende maatregelen op Vlaams Niveau. De bindende bepalingen hebben betrekking op:
disciplines
•
De selecties en indelingen in beleidscategorieën;
•
Taakstelling in verband met de uitvoering;
•
Kwantitatieve elementen in verband met de structuurbepalende elementen en het ruimtegebruik van diverse maatschappelijke activiteiten.
Gewenste Ruimtelijke Structuur is richtinggevend op provinciaal niveau. Bindende bepalingen leveren het kader voor de uitvoerende maatregelen op provinciaal niveau. Is nog in ontwerp voor Lanaken.
Verschillende disciplines
Vergunning verlenende overheid moet de impact nagaan van de projecten en plannen op het watersysteem. Relevante thema’s voor het project zijn: ‘Verstoring van watersystemen’ (lozing afvalwater), ‘tegengaan van versnippering en habitatverlies’ (tegengaan ontbossing en op lange termijn streven naar boscomplexen van grote oppervlakte)... . Relevante thema’s betreffen: water, natuur-bos-landschapgroen, mobiliteit en hinder.
Algemeen
Volgende thema’s zijn relevant voor het project: water, natuur-landschap-bos-groen, hinder en mobiliteit.
Verschillende disciplines
Algemeen
Verschillende disciplines
Verschillende disciplines
47
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Deelbekkenbeheerplan Kikbeek en de Ziepbeek
Beschrijft de algemene acties en maatregelen die van toepassing zijn op het deelbekkengebied en formuleert specifieke acties en maatgegelen voor bepaalde waterlopen.
ja
De Molenbeek, dewelke door het projectgebied stroomt, maakt deel uit van dit deelbekken. Zowel de algemene maatregelen en acties zijn van toepassing, als de specifieke met betrekking tot de Molenbeek.
Water Fauna & flora
Landschapsatlas (15 juni 2001)
Geeft aan waar historisch gegroeide landschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar gebleven is en duidt deze aan als relicten en/of ankerplaatsen. De nadruk ligt hierbij op de inventarisatie van de landschapskenmerken van bovenlokaal belang met erfgoedwaarde. Geeft de functie aan van het park in de ruime omgeving en zet krijtlijnen uit voor het te volgen beleid en beheer in overeenstemming vmet de Europese en Vlaamse regelgeving.
Ja
Ja
Het projectgebied ligt met de noordwestelijke rand in het nationaal park.
Verschillende disciplines
Voorontwerp natuurrichtplan Nationaal park ‘Hoge Kempen’ (Goedgekeurd op 14/01/2008)
Het natuurrichtplan bevat een niet bindende algemene gebiedsvisie en specifieke gebiedsvisies voor de deelgebieden. Deze specifieke gebiedsvisies hebben bindende onderdelen en richtinggevende waarden.
Ja
Voor het Domein Zangersheide is de specifieke gebiedsvisie 6.6 “Droog bos en grasland” van toepassing. In deze visie is een streefbeeld met natuurdoeltypes geformuleerd die van toepassing zijn op de graslanden ter hoogte van het Domein.
Fauna & Flora
Gemeentelijke natuurontwikkelingsplannen
Beoogt een doorgedreven natuurbeleid in de gemeente, zowel op korte als op lange termijn, waarbij het actieplande uitvoering vormt van het beleid.
Ja
GNOP Lanaken. Wordt gebruikt om natuurgerelateerde initiatieven te inventariseren.
Verschillende disciplines
Masterplan Nationaal Park Hoge Kempen (2004)
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
•
Het projectgebied valt ten dele samen met de relictzone ‘Onder de Berg’ (code R70048).
•
In de omgeving zijn andere relicten aanwezig.
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
48
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Rode lijsten van planten en dieren
Lijst van de status van bedreigde dier- en plantensoorten weergeven.
Ja
Geeft de zeldzaamheid van de voorkomende soorten weer.
Fauna en Flora
Mobiliteitslan Vlaanderen: Naar een duurzame mobiliteit in Vlaanderen en beleidsvoornemens
Bepaald het Vlaams mobiliteitsbeleid voor de komende jaren. Het plan tracht de bereikbaarheid van steden en dorpen te garanderen en iedereen een gelijkwaardige toegang tot mobioliteit te geven, de verkeersveiligheid te vergroten, een leefbare mobiliteit te realiseren en de milieuvervuiling terug te dringen.
Ja
Kader voor mobiliteitsbeleid en duurzame mobiliteit in Vlaanderen.
MensRuimtelijk
Gemeentelijk Mobiliteitsplan
Vormen het gemeentelijk mobiliteitsbeleid voor de komende jaren
Ja
Mobiliteitsplan Lanaken. Ontwikkelingen, doelstellingen en maatregelen voor mobiliteitsbeleid.
MensRuimtelijk
Natuurinrichting
Heeft als doelstelling een gebied optimaal inrichten in functie van het behoud van bestaande natuur, maar oko voor het herstel en de ontwikkeling van natuur en het beheer nadien.
Nee
Het projectgebied valt niet binnen de grenzen of grenst niet aan een natuurinrichtingsproject in onderzoek, ingesteld, in uitvoering of uitgevoerd.
Algemeen
Ruilverkaveling
Oorspronkelijk was het doel van de ruilverkaveling zuiver landbouweconomisch. De gebieden werden zo ingericht dat de landbouwers er efficiënter konden werken. Intussen evolueerde het instrument en wordt het ingezet om het gebied in al zijn facetten integraal en duurzaam te laten ontwikkelen.
Nee
In het gebied zijn geen ruilverkavelingsprojecten in onderzoek, in uitvoering of afgewerkt.
Algemeen
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
49
Randvoorwaarde
Inhoudelijke beschrijving
Relevant
Bespreking relevantie
Discipline
Landinrichting
Bij landinrichtingsprojecten wordt de inrichting van het landelijk gebied gerealiseerd overeenkomstig de bestemmingen toegekend door de ruimtelijke ordening.
Nee
Er zijn geen landinrichtingsprojecten in de omgeving van het Domein Zangersheide.
Algemeen
Voorontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12 _00156_00001 Domein Zangersheide te Lanaken – Milieubeoordeling volgens integratiespoor
50