Provincie Limburg – Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd”
bijlagen
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlagen 2 van 2
Provincie Limburg – Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd”
bijlage I: verordenend grafisch plan
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd” de ontwerper
Luc Moors
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van houdende de voorlopige vaststelling van het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen: projectgrindwinning “Elerweerd”. Deze bijlage bevat 1 plan. de Minister-president van de Vlaamse Regering
de Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw
Geert Bourgeois
Joke Schauvliege
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage I Verordenend grafisch plan 2 van 2
Provincie Limburg – Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd”
bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd” de ontwerper
Luc Moors
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van houdende de voorlopige vaststelling van het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen: projectgrindwinning “Elerweerd”. Deze bijlage bevat 1 plan. de Minister-president van de Vlaamse regering
de Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw
Geert Bourgeois
Joke Schauvliege
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 2 van 8
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ontginning en waterwinning, subcategorie gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Artikel 1. Gebied voor projectgrindwinning Artikel 1.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor projectgrindwinning volgens het Grinddecreet. In functie van de realisatie van de projectgrindwinning en rekening houdend met de nabestemming zijn alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het winnen van grind toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft en voor zover ze kaderen binnen de projectgrindwinning volgens het grinddecreet. Een eerste bewerking in functie van het scheiden met de zandfractie is mogelijk in functie van terugstorten ter plaatse. De gewonnen grindfractie wordt afgevoerd voor verdere bewerking in de daartoe aangeduide zone (artikel 4.3). De verwerking van delfstoffen is uitgesloten. De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor ontginning bevat de nodige informatie over de fasering en diepte van de ontginning, de eindafwerking met het oog op de realisatie van de nabestemming en de toepassing van de inrichtingsbepalingen. Artikel 1.2. Gebiedsspecifieke bepalingen Met het oog op de realisatie van de bestemming en in functie van nabestemming worden volgende ruimtelijke randvoorwaarden opgelegd: De dekgronden die vrijkomen uit de maaiveld- en oeververlaging blijven binnen de kadastrale werkzone zowel tijdens als na de ontginningsfase. Het project wordt gefaseerd gerealiseerd. Voor elke fase worden maatregelen getroffen die de hinder naar de omgeving beperken (aanleg tijdelijke werkdijken en geluidwallen). Van zodra het mogelijk is en de grindwinning niet gehinderd wordt, zal gestart worden met de heraanvulling en herstructurering in functie van de realisatie van de nabestemming. Hierbij wordt een optimaal substraat als toplaag nagestreefd (vulzand, grind, dekgronden) met het oog op de ontwikkeling van waardevolle vegetaties. De afvoer van grind vanuit het projectgrindwinningsgebied gebeurt via een transportband en werfweg die de winterdijk ongelijkvloers kruist met het oog op beperking van de hinder voor fietsers en wandelaars. In de ontginningsfase moeten de nodige maatregelen genomen worden met het oog op het behoud van de huidige relictpopulaties als bron van zaden en vegetatief voorplantingsmateriaal. Tot met de realisatie van de bestemming gestart wordt en in zoverre verenigbaar met de realisatie van de projectgrindwinning, zijn per perceel alle handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van de oprichting van gebouwen.
Artikel 1.3 Grote eenheid natuur in ontwikkeling in overdruk over gebied voor projectgrindwinning
Aanduiding in overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn handelingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. De oprichting van constructies voor deze bestaande activiteiten is niet toegelaten, met uitzondering van de oprichting van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte Artikel 1.4 Nabestemming natuurgebied
Vanaf de inwerkingtreding van de nabestemming behoort dit gebied tot de bestemmingscategorie natuur en reservaat Na de projectgrindwinning is het gebied bestemd als natuurgebied. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en het bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden, zijn toegelaten.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 3 van 8
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Artikel 1.5 Gebiedsspecifieke bepaling inzake behoud structurerend hoevecomplex hoevecomplex met erfgoedwaarden
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Binnen de met deze overdruk aangeduide zone bevindt zich een structurerend gebouwencomplex (Hoeve De Damiaan, Damiaan 11) met volgende erfgoedwaarden: een hoofdgebouw, bestaande uit twee door een bouwnaad en een nokhoogteverschil onderscheiden delen (respectievelijk woonhuis met opkamer en voormalige stal en langschuur), en de omgevende boomgaard. Alle handelingen nodig en nuttig voor het behoud of het herstel van de bouwkundige, archeologische en landschappelijke contextwaarde van deze gebouwen en site zijn toegelaten binnen de restricties van de onderliggende bestemming natuurgebied volgens artikel 1.4.
Artikel 1.6 Bepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: -
Het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien;
-
Het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
Het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
De in artikel 1.1 tot 1.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie natuur en reservaat. Artikel 2. Natuurgebied Artikel 2.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en het bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden, zijn toegelaten. Artikel 2.2. Grote eenheid natuur in overdruk over natuurgebied
Overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur. Artikel Artikel 2.3. Grote eenheid natuur in ontwikkeling in overdruk over natuurgebied
Overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn handelingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. De oprichting van constructies voor deze bestaande activiteiten is niet toegelaten, met uitzondering van de oprichting van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte Artikel 2.4. gebiedsspecifieke bepaling voor beperkte handelingen handelingen van waterbeheer in of nabij valleien. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: -
Het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien;
-
Het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 4 van 8
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
-
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
Het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
De in artikel 2.1 tot 2.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ontginning en waterwinning Artikel 3. Gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening Artikel 3.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor infrastructuur van openbaar nut voor duurzame watervoorziening. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van de infrastructuur voor de winning, de opvang, de behandeling, het transport en de distributie van het water, zijn toegelaten. Daarnaast is de aanleg van nieuwe nutsleidingen toegelaten. Artikel 3.2. Tijdelijke winning van oppervlaktedelfstoffen in overdruk
Aanduiding in overdruk Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur In functie van de realisatie van de hoofdbestemming (art 3.1) en de realisatie van de projectgrindwinning (art.1) is het in overdruk aangeduide gebied bestemd voor de tijdelijke ontginning van de aanwezige delfstoffen. De ontginningsactiviteiten zijn toegestaan voor de duur van de projectgrindwinning en enkel in functie van de realisatie daarvan. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het winnen van de aanwezige delfstoffen zijn toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft. De mechanische behandeling en verwerking van delfstoffen is uitgesloten. Bij het ontginnen moet de ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving geminimaliseerd worden. Bij het beëindigen van de ontginningsactiviteiten krijgt het gebied als hoofdbestemming ‘gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening’ (art. 3.1). De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor ontginning bevat de nodige informatie over de fasering en diepte van de ontginning in relatie met het de projectgrindwinning in het gebied Elerweerd, de eindafwerking met het oog op de nabestemming en de toepassing van de inrichtingsbepalingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw Artikel 4. Agrarisch gebied Artikel 4.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Artikel 4.2. Bepalingen mbt de aan landbouw verwante bedrijven In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving én ze gevestigd worden in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten is toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Artikel 4.3. Bepalingen mbt de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Als een gemeente voor een deel of delen van dit gebied een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor een of meer bedrijven waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften, opgenomen in dit plan. Artikel Artikel 4.4. Bepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: -
Het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien;
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 5 van 8
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
-
Het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
Het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
De in artikel 4.1 tot 4.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Artikel 4.5. Gebied voor tijdelijke infrastructuur en constructies voor transport en bewerking van zand en grind
Aanduiding in overdruk Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van tijdelijke infrastructuur en constructies voor transport en bewerking van oppervlaktedelfstoffen zijn toegelaten. Hierbij worden volgende randvoorwaarden in acht genomen: Om de landschappelijke impact van de inplanting van deze infrastructuur en constructies te milderen wordt optimaal gebruik gemaakt van de bestaande landschapskenmerken van het gebied, zijnde de ligging van de talud rondom het waterspaarbekken Meerheuvel. De ontsluitingsweg van de bewerkingsinstallaties naar de N78 wordt landschappelijk ingekleed en voorzien van een flankerende beplanting in de vorm van een laanbeplanting en/of randbeplanting. Percelen of delen van de percelen met deze overdruk die niet nodig zijn voor de inrichting of het functioneren van deze infrastructuur en constructies, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving en kunnen worden ingericht volgens de bepalingen van de in grondkleur aangeduide bestemming; Alle infrastructuur en constructies zijn tijdelijk van aard en worden na realisatie van de projectgrindwinning (conform art.1) verwijderd; De manier waarop met deze bepalingen wordt omgegaan moet blijken uit het dossier voor aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 5. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijziging van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. Bij de beoordeling van de aanvragen voor verguningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden wordt rekening gehouden met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedang worden gebracht.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 6. Erfgoedlandschap Maasvallei Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen Het gebied is een erfgoedlandschap in de zin van het Onroerend Erfgoeddecreet. De typische landschaps- en efgoedkenmerken van het gebied worden vastgelegd in de artikelnummers 7, 8, 9, 10, 11 en 12.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 7. Structurerend rivierlandschap met open landbouwlandschap en waardevolle vergezichten: vergezichten: Keizerskamp, Wayer Veld, Maaseikerveld, Heppeneert Veld en Laker Veld
Binnen de met deze overdruk aangeduide zone gelden volgende specifieke bepalingen: -
het oprichten van nieuwe landbouwbedrijfszetels is niet toegelaten, behoudens het éénmalig opsplisten van een bestaand landbouwbedrijf in twee landbouwbedrijfszetels;
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 6 van 8
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
-
bij uitbreidingen van bestaande landbouwbedrijfszetels sluit de uitbreiding ruimtelijk aan bij het bestaande gebouwencomplex;
-
per landbouwbedrijfszetel is maximaal één bedrijfswoning toegelaten;
-
het oprichten van serres of het omvormen van bestaande landbouwbedrijven naar glastuinbouwbedrijven is niet toegelaten;
-
het oprichten van windturbines is niet toegelaten.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 8. Structurerende depressie: Vallei van de ZanderbeekZanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek Binnen de met overdruk aangeduide zone gelden volgend specifieke bepalingen: -
het is niet toegelaten het reliëf van de bodem aanmerkelijk te wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt
-
het oprichten van nieuwe gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten;
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel 9. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: ReuzelaarReuzelaar-Keizerskamp Het gebied is bestemd voor landbouw en natuurbehoud. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor die functies, zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische erfgoedwaarden, de horticulturele waarden, de landschapswaarden en de natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie ervan niet geschaad wordt. Concreet gaat het om volgende te behouden elementen: -
Bakstenen windmolen De Hoop;
-
Hoeve Kloosterhof;
-
De oude weg Reuzelaar;
-
Archeologische zone Steenkamp;
In bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de functies, vermeld in de overige artikels, ook de volgende hoofdactiviteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socioculturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie.
Voor die functies is het toegelaten: -
bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Als de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor de behandeling van afvalwater;
-
kleinschalige infrastructuur aan te brengen die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten;
-
een bestaande hoofdzakelijk vergunde geachte constructie beperkt uit te breiden, voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. De schaal van dergelijke uitbreidingen moet aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel 10. 10. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: Kapelhof en De Laak Het gebied is bestemd voor landbouw en natuurbehoud. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor die functies, zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische erfgoedwaarden, de horticulturele waarden, de landschapswaarden en de natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie ervan niet geschaad wordt. Concreet gaat het om: -
Hoeve Kapelhof;
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 7 van 8
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
-
Kapel Onze Lieve Vrouw van Rust met lindebomen;
-
Structurerende depressie De Laak met taluds met hagen en struwelen;
In bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de functies, vermeld in de overige artikels, ook de volgende hoofdactiviteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socioculturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie.
Voor die functies is het toegelaten: -
bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Als de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor de behandeling van afvalwater;
-
kleinschalige infrastructuur aan te brengen die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten;
-
een bestaande hoofdzakelijk vergunde geachte constructie beperkt uit te breiden, voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. De schaal van dergelijke uitbreidingen moet aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 11 Te behouden klein historisch erfgoed De sites die met dit puntsymbool zijn aangeduid, zijn te behouden klein historisch erfgoed waarvan de locatie en het karakter bepalend is voor het omgevende landschap. Het gaat over: -
kapel van Sint-Theresia van Lisieux, Scherestraat (Maaseik);
-
Onze-Lieve-Vrouwkapel, Nuchelenweg (Maaseik);
-
Lindebomen bij Hoeve De Hoogte (Maaseik).
Alle handelingen nodig of nuttig voor het behoud of het herstel van de bouwkundige en landschappelijke contextwaarde van deze constructies zijn toegelaten. Handelingen in de onmiddellijke omgeving van de site voor de functies aangegeven in onderliggende bestemming, zijn toegelaten voor zover zij de landschappelijke contextwaarde van de site niet in het gedrang brengen.
Aanduiding met lijnsymbool in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 12 12. Droge lineaire landschapselementen met een belangrijke ecologische of cultuurhistorische waarde (historische dijken) De droge lineaire elementen met een belangrijke ecologische of cultuurhistorische waarde die met dit lijnsymbool zijn aangeduid, zijn te behouden lijnvormige landschapselementen. Het gaat om de dijken in het Waeyer Veld en Maaseiker Veld, de restanten en het tracé van de Pastoorsdijk. Alle handelingen nodig of nuttig voor het behoud of het herstel van de landschappelijke waarde van de historische dijken zijn toegelaten. Handelingen voor de functies aangegeven in onderliggende bestemming zijn toegelaten voor zover zij de landschappelijke waarde van de historische dijk niet in het gedrang brengen. Volgende handelingen zijn niet toegelaten: -
het wijzigen van het profiel of het morfologisch voorkomen van de dijk;
-
reliëfwijzigingen die niet noodzakelijk zijn voor het onderhoud, beheer of herstel van de dijk;
-
het oprichten van gebouwen of constructies die het morfologisch voorkomen van de dijk kunnen aantasten;
-
de aanleg van wegen of verhardingen die het morfologisch voorkomen van de dijk kunnen aantasten.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 8 van 8
Provincie Limburg – Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd”
bijlage IIIa: toelichtingsnota - tekst
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 10 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
1
Inhoudsopgave
1
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................................................... 11
2
Inleiding ......................................................................................................................................................................................................... 13
3
Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan............................................................................................. 14
4
Planningscontext ..................................................................................................................................................................................... 16 4.1
Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan ............................................................................................................................ 16 4.1.1
De bindende bepalingen ..................................................................................................................................................... 16
4.1.2
Het richtinggevend gedeelte ............................................................................................................................................ 16
4.1.3
Het planningsproces voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur..................................................................................................................................................................................... 18
4.1.4
Het afbakeningsproces in de regio Limburgse Kempen en Maasland ....................................................... 19
4.2
Relatie met het grinddecreet ...................................................................................................................................................... 21
4.3
Relatie met de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) voor de speciale beschermingszones (SBZ)....... 23
4.3.1
Algemene situering ............................................................................................................................................................... 23
4.3.2
Gebiedsspecifieke situering SBZ-H ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek’ . 23
4.4
Aanduiding ankerplaats “Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen” .......................................................... 24
4.5
Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen .......................................................... 26
5
4.5.1
Provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg ....................................................................................................... 26
4.5.2
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Maaseik .................................................................................................... 26
4.5.3
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Dilsen-Stokkem.....................................................................................27
Analyse bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied ....................................................................................... 28 5.1
Situering van het plangebied ..................................................................................................................................................... 28
5.2
Analyse deelstructuren .................................................................................................................................................................. 32
6
5.2.1
Fysisch systeem ...................................................................................................................................................................... 32
5.2.2
Agrarische structuur ............................................................................................................................................................ 35
5.2.3
Natuurlijke structuur ........................................................................................................................................................... 36
5.2.4
Landschappelijke structuur en onroerend erfgoed ............................................................................................ 38
5.2.5
Grindwinning en hoogwaterbeveiliging ................................................................................................................... 44
5.2.6
Nederzettingsstructuur ...................................................................................................................................................... 46
5.2.7
Lijninfrastructuur .................................................................................................................................................................. 46
Bestaande feitelijke en juridische toestand .............................................................................................................................. 47 6.1
Bestaande feitelijke toestand ...................................................................................................................................................... 47
6.2
Bestaande juridische toestand ................................................................................................................................................... 47
7
Verantwoording van het planvoorstel ........................................................................................................................................ 48 7.1
Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven ...................................................................................... 48 7.1.1
Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos regio Limburgse Kempen en Maasland ................ 48
7.1.2
Visie en doelstellingen van het ‘Maatschappelijk Project Elerweerd’ ....................................................... 53
7.2 8
Verantwoording voor opname van de gebieden in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.......... 55
Specifieke beoordelingen en toetsen ............................................................................................................................................ 61 8.1
Inleiding ................................................................................................................................................................................................... 61
8.2
Planmilieueffectenrapport projectgrindwinning Elerweerd ...................................................................................... 61
8.2.1 8.3
Ruimtelijke vertaling milderende maatregelen vanuit het plan-MER........................................................ 61
Onderzoek tot milieueffectrapportage overige planonderdelen ............................................................................ 64
8.3.1
Omschrijving van het doel en de reikwijdte van het plan ............................................................................. 65
8.3.2
Aftoetsen van plan-MER-plicht van rechtswege ................................................................................................... 66
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 11 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
8.3.3
Methodiek milieubeoordeling ......................................................................................................................................... 66
8.3.4
Beschrijving en inschatting van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan per bestemmingswijziging ........................................................................................................................................................ 67
8.3.5
Samenvattende beschrijving ............................................................................................................................................72
8.4
Veiligheidsrapportage .....................................................................................................................................................................72
8.5
Passende beoordeling ten aanzien van als SBZ te beschouwen gebieden ........................................................72
8.6
Watertoets ............................................................................................................................................................................................. 74
8.7
Landschapstoets ................................................................................................................................................................................. 75 8.7.1
Inleiding ....................................................................................................................................................................................... 75
8.7.2
Effect van de uit te voeren werken op het buitendijkse gebied ................................................................. 76
8.7.3
Effect van de maatregelen op het Binnendijkse gebied ................................................................................... 78
8.7.4
Effect van de maatregelen op deelgebied “de gehuchten (Heppeneert)”................................................ 79
8.7.5
Compenserende maatregelen .......................................................................................................................................... 79
9
Ruimtebalans ............................................................................................................................................................................................. 81
10
Stedenbouwkundige voorschriften ............................................................................................................................................... 82 10.1 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften ........................................................................... 82
11
Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften .................................................................................................................. 94
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 12 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
2
Inleiding
Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat (Art. 2.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening): -
een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;
-
de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
-
een weergave van de feitelijke en juridische toestand;
-
de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;
-
in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden;
-
in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;
-
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
-
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.
Het grafisch plan (Bijlage I) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II) hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota (Bijlage IIIa en IIIb) hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter (Bijlage IV).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 13 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
3
Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan
De doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan is: -
het grindwinningsproject Elerweerd mogelijk te maken;
-
(delen van) de ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’ afbakenen als erfgoedlandschap;
-
(delen van) de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur afbakenen in de Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen.
Het plan zal de daarvoor noodzakelijk bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften vastleggen op perceelsniveau. Op 3 april 2009 bekrachtigde de Vlaamse Regering een wijzigingsdecreet inzake de grindwinning in Limburg1. Het decreet strekt ertoe ontgrinding nog toe te staan als dat een hefboom zou zijn voor de realisatie van maatschappelijk belangrijke ruimtelijke projecten en wanneer projecten zonder die hefboom moeilijk tot niet realiseerbaar zouden blijken. Basis voor het decreet is een overeenkomst tussen vzw Belbag, de organisatie van exploitanten van de grindwinning, en de Limburgse milieuwerking. Er wordt geopteerd voor een projectmatige aanpak. Het principe van de eindigheid van de Limburgse grindwinning blijft intact, en er wordt gewerkt op basis van consensus in een op te richten comité, waarbij alle partijen moeten worden betrokken en met het vooropgestelde project akkoord moeten gaan. Uitgangspunt is dat het om een win-winsituatie moet gaan. Bij grindwinning wordt een economische meerwaarde gegenereerd. Daarnaast is er vooral een meerwaarde voor de landschapsecologie en de biodiversiteit, en blijven onvervangbare biotopen gevrijwaard. De bestaande waardevolle natuur- en landschapswaarden blijven maximaal intact. In dat wijzigingsdecreet wordt ‘projectgrindwinning’ gedefinieerd als “de grindwinning die gepaard gaat met de realisatie van een maatschappelijk project van groot openbaar belang dat op zichzelf niet gericht is op het winnen van grind”. Projectgrindwinningen kunnen enkel na toestemming van de Vlaamse Regering en na goedkeuring van het projectvoorstel door alle leden het projectgrindwinningscomité. Het projectgrindwinningscomité heeft op 5 oktober 2012 consensus bereikt over het voorgenomen project Elerweerd. De Vlaamse Regering heeft 19 juli 2013 beslist het projectvoorstel met inbegrip van de grondbeginselen waaraan de projectgrindwinning moet voldoen, goed te keuren als maatschappelijk project van groot openbaar belang, zoals bedoeld in hoofdstuk IIIbis van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning. Bij deze beslissing wordt de minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, gelast een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan te laten opstellen voor dit maatschappelijk project. Het Maatschappelijk Project Elerweerd beoogt natuurontwikkeling, rivierveiligheid, landschapontwikkeling en de afgeleide doelen toerisme en recreatief medegebruik in een deel van de winterbedding van de Maas. Realisatie van deze doelen vergt een omvangrijk grondverzet. Projectgrindwinning maakt dit grondverzet mogelijk. Gelet op de aanduiding van de ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’ en de doelstelling uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) om de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur af te bakenen, worden ook een aantal aansluitende onderdelen van het openruimtegebied opgenomen binnen de perimeter van het plan. Het gaat om: -
Het grotendeels herbevestigd agrarisch gebied noordwestelijk van het grindwinningsproject en opgenomen in de bij ministerieel besluit van 23 juni 2014 aangeduide Ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’, met de vallei van de Zanderbeek (onderdeel van actiegebied 17 volgens het operationeel uitvoeringsprogramma voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS) in de regio Limburgse Kempen en Maasland);
-
Het gebied Bichterweerd in functie van afstemming met de gebieden binnen het grindwinningsproject en actualisatie van de bestemmingen;
-
Het gebied Negenoord in functie van de actualisatie van de bestemmingen;
1 Wijziging van het decreet tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning van 14.07.1993 (invoeging hoofdstuk IIIbis)
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 14 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Het plangebied is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Dilsen-Stokkem en Maaseik en wordt in het oosten begrensd door de Maas als landsgrens. Het plangebied bevindt zich ten oosten van de woonkernen Rotem en Elen (gemeente Dilsen-Stokkem), beiden gelegen langsheen de Rijksweg N78 en zuidelijk van de ring rond Maaseik).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 15 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4
4.1 4.1.1
Planningscontext
Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan De bindende bepalingen2 Het Vlaams Gewest bakent de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur als volgt af in gewestplannen of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen: -
125.000 ha grote eenheden natuur of grote eenheden natuur in ontwikkeling (in overdruk) Daarvoor is een toename van 38.000 ha natuur- en reservaatgebied (t.o.v. 1994) tot een totaal van 150.000 ha natuur- en reservaatgebied nodig.
-
750.000 ha agrarisch gebied, ruimtelijk bestemd voor de beroepslandbouw.
-
10.000 ha bijkomend bosgebied of bosuitbreidingsgebied, tot een totaal van 53.000 ha bosgebied.
-
80.000 ha natuurverwevingsgebied (in overdruk) op niet groene bestemmingen.
De bindende bepalingen bevatten geen uitspraken over de winning van oppervlaktedelfstoffen.
4.1.2
Het richtinggevend gedeelte Ruimtelijke visie op de ontwikkeling van Vlaanderen: “Vlaanderen open en stedelijk” Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Daarom wordt de ruimtelijk structurerende werking van het fysisch systeem als principe vooropgesteld. Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur (inclusief de bosstructuur), de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. Ruimtelijk structurerend betekent dat de huidige, intrinsieke kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw en wonen en werken op het niveau van het buitengebied. In Vlaanderen wordt de ruimtelijke structuur van het buitengebied vandaag bepaald door het samenhangend geheel (netwerk) van rivier- en beekvalleien, grote en aaneengesloten natuur- en boscomplexen, belangrijke landbouwgebieden, de nederzettingsstructuur, het landschap en de infrastructuur… Inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen Elk van de drie voor het buitengebied structuurbepalende functies – landbouw, natuur en bos – kan slechts op een duurzame wijze functioneren indien de gebieden die aan deze functie worden toegewezen, ingebed zijn in een goed gestructureerd geheel. Daarom wordt het buitengebiedbeleid gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. De natuurlijke en de agrarische structuur kunnen elkaar in bepaalde gebieden (natuurverwevingsgebieden) overlappen. Het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur in ruimtelijke uitvoeringsplannen moet daarom gelijktijdig en op gelijkwaardige basis gebeuren. De natuurlijke
2
Besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997 wat de bindende bepalingen betreft, en de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 december 2010 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij de decreten van 19 maart 2004 respectievelijk 25 februari 2011 wat de bindende bepalingen betreft.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 16 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
structuur kan in bepaalde gebieden ook overlappen met andere functies (recreatie, overige functies…). Ruimtelijk afgewogen en vastgestelde programmatie van delfstoffenwinning Het richtinggevende gedeelte van het RSV stelt dat ontginning van een specifieke delfstof deel uit moet maken van een door de overheid ruimtelijk afgewogen en vastgestelde programmatie van delfstoffenwinning, met vaststelling van locaties en nabestemmingen per samenhangend delfstoffengebied. Het opmaken van gebiedsgerichte visies gebeurt in overleg met alle betrokken overheidssectoren en wordt gekaderd in het ruimtelijk beleid voor het gebied. Op basis van een ruimtelijke afweging worden de ramingen naar ruimtebehoefte voor delfstoffen vastgesteld in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ontginningen zijn tijdelijke activiteiten. Daarom is de ontginningsfuntie op lange termijn ondergeschikt aan de structuurbepalende functies van het buitengebied. In het informatief gedeelte van het RSV worden voor Vlaanderen achttien zogenaamde ‘ontgrondingsgebieden’ omschreven. Deze gebieden kennen een vergelijkbare structuur en problematiek; hun ruimtelijke spreiding is bepaald door geologische factoren. ‘Grind in Limburg’ vormt één van deze ontgrondingsgebieden (nr.17 op de kaart). Figuur 1. Zand- en grindvoorraad in Vlaanderen (informatief deel RSV, 2011)
De ontwikkelingsperspectieven voor ‘grind’ worden vastgelegd in het Grinddecreet. Dat decreet voorziet in projectmatige aanpak voor de grindwinning. Het uitgangspunt is dat commerciële grindwinning mogelijk moet blijven, op voorwaarde dat dit de mogelijkheid creëert om landschapsecologie en biodiversiteit van de Limburgse natuur te verbeteren. In die optiek volgt het grinddecreet de ruimtelijke principes met betrekking tot de keuze van locatie, nabestemming en inrichting van ontginningen zoals omschreven in de richtinggevende bepalingen van het RSV: ❧
het tijdig afstemmen van de keuze van de locatie op het beleid van andere overheidssectoren in het buitengebied;
❧
het afstemmen van de locatiekeuze voor nieuwe ontginningen op de nabestemmingsmogelijkheden en dus op de ruimtelijke potenties van het gebied;
❧
het onderzoeken van ontginningen in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat:
ze na ontginning structuurondersteunend of structuurversterkend kunnen zijn;
de reële behoefte aan het delfstoftype kan aangetoond worden;
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 17 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
❧
de schaal van het ontginnen aansluit bij de schaal van het landschap;
de omvang van de ontginning de structuur en de finaliteit van het de structuurbepalende component niet aantast;
het mobiliteitsprofiel van de locatie afgestemd is op het bereikbaarheidsprofiel van de ontginningsactiviteit.
Principes met bestemming tot de nabestemming en herinrichting kunnen onder meer zijn: ❧
het afwegen van de nabestemming in functie van de nabestemming van de ontginningsgebieden binnen dezelfde delfstoffenzone;
❧
het afstemmen van de nabestemmings- en herinrichtingsmogelijkheden op de bestaande natuurlijke en agrarische structuur en desgevallend op de stedelijke structuur (stadsrandfunctie) en op de bevolkingsconcentratie (recreatiefunctie);
❧
het onderling afstemmen van de diepte en de oppervlakte van de ontginningsactiviteiten en de nabestemming;
❧
het minstens behouden of ontwikkelen van de natuur- en landschapswaarden bij elke nabestemming.
Tijdens de ontginningsactiviteit is het noodzakelijk dat op een zorgzame wijze de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van de ontginningsactiviteit wordt gerespecteerd en de herinrichting gefaseerd wordt aangepakt, onmiddellijk gevolgd door de volledige nabestemming. De nabestemming en herinrichting moeten worden ingepast in het ruimtelijk beleid voor het gebied met als doel de (natuurlijke) structuurbepalende functies te versterken en een landschap met ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Tot slot bepaalt het RSV dat vergunningen voor ontginningen steeds voorschriften met betrekking tot de uitbating in functie van de te realiseren nabestemming en herinrichting, moeten omvatten.
4.1.3
Het planningsproces voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Van 2004 tot 2009 werkte de Vlaamse overheid in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen een ruimtelijke visie uit op landbouw, natuur en bos, voor dertien buitengebiedregio’s. De visie geeft op hoofdlijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw en waar er ruimte kan zijn voor natuurontwikkeling of bosuitbreiding. Ze vormt de basis voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, die de bestemmingen op perceelsniveau vastleggen. Voor elk van de dertien regio's heeft de Vlaamse Regering de visievormingsprocessen afgerond met een beslissing over het actieprogramma voor de op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen. Voor de landbouwgebieden waar de bestemming van het gewestplan zeker behouden kan blijven, besliste de regering om de bestaande agrarische bestemmingen te herbevestigen. Op die manier is midden 2009 ca. 538.000 hectare agrarisch gebied vastgelegd. De resultaten van deze overlegprocessen zijn consulteerbaar op www.vlaanderen.be/agnas. Op 7 mei 2010 besliste de Vlaamse Regering over de verdere voortgang van het afbakeningsproces. Er is een coördinatieplatform opgericht met o.m. vertegenwoordigers van de verschillende beleidsvelden en de natuur- en landbouworganisaties. Dit platform volgt de uitvoering van de afbakening op. Het bekijkt voor welke gebieden gestart kan worden met de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen en bewaakt de gelijktijdige voortgang van de realisatie van de doelen voor landbouw, natuur én bos. De Vlaamse overheid stelde een administratieoverschrijdend team samen dat deze plannen voorbereidt en het vooroverleg met de betrokken lokale besturen en middenveldorganisaties organiseert. Het coördinatieplatform bepaald in principe jaarlijks in een ‘gebiedsgericht programma’ voor welke concrete gebieden er een planningsproces opstart.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 18 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4.1.4
Het afbakeningsproces in de regio Limburgse Kempen en Maasland Voor de buitengebiedregio Limburgse Kempen en Maasland werd het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur opgestart in 2006. Het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en een uitvoeringsprogramma werd in maart 2008 voor advies voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen. De Vlaamse Regering nam op 12 december 2008 kennis van het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma en de adviezen van de gemeenten, provincies en belangengroepen daarover en ze keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 16.600 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed. Voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geeft verder uitvoering aan de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos zoals die in het kader van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor de buitengebiedregio Limburgse Kempen en Maasland werd uitgewerkt. Het ruimtelijk uitvoeringsplan geeft invulling aan (een deel) van de actiegebieden 14 (Maasvallei van Stokkem tot Maaseik) en 17 (Zanderbeek) van het operationeel uitvoeringsprogramma Limburgse Kempen en Maasland en van de verdere differentiëring van het herbevestigd agrarisch gebied (gebied 10. Landbouwgebied van Maaseik tot Stokkem). Volgende ruimtelijke concepten uit de ruimtelijke visie3 op landbouw, natuur en bos zijn relevant voor het plangebied: ❧
Het nader uitwerken van de verweving van landbouw en natuur met behoud van het waterbergend vermogen voor Elerweerd (concept 10.2);
❧
Het versterken van de natuurwaarden o.a. waardevolle graslanden, houtkanten, hagen, sloten en beken voor de uiterwaarden (concepten 10.2, 11.1);
❧
Het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en waterbergingsfunctie voor de uiterwaarden van Heppeneert-Elerweert, Bichterweerd en Negenoord (concepten 11.1, 11.2, 11.3);
Het operationeel uitvoeringsprogramma formuleert voor het plangebied volgende acties: ❧
Actiegebied 10 (fig.2; fig.14): Landbouwgebied van Maaseik tot Stokkem (van toepassing op de concepten 2.4, 12.12 en 16.7):
❧
3
Bevestigen van de bestemming op het gewestplan voor de aaneengesloten landbouwgebieden tussen Maaseik en Stokkem
Actiegebied 14 (fig.2; fig.14): Maasvallei van Stokkem tot Maaseik (van toepassing op de concepten 10.2, 11.1, 11.2, 15.4, 15.5 en 16.7):
Opmaak van een gewestelijk RUP voor het nader uitwerken van de verweving van landbouw en natuur met behoud van het waterbergend vermogen voor Elerweerd (10.2). Er dient ruimte beschikbaar te blijven voor de geplande werken in het kader van het integraal waterbeheer in de zogenaamde Boertien locaties.
Opmaak van een gewestelijk RUP voor het versterken van de natuurwaarden o.a. waardevolle graslanden, houtkanten, hagen, sloten en beken voor de uiterwaarden (10.2; 11.1);
Opmaak van een gewestelijk RUP voor het het behoud en de ontwikkeling van de natuuren waterbergingsfunctie voor de uiterwaarden van Heppeneert-Elerweerd, Bichterweerd en Negenoord (11.1, 11.2 en 11.3).
Opmaak van een gewestelijk RUP voor het vrijwaren van het uiterwaardenlandschap (16.7). -
Verder onderzoek en overleg nodig i.f.v. het gedetailleerd in kaart brengen van het landbouwgebruik en de landbouwbedrijfszetels, concrete mogelijkheden voor uitbreiden van natuur- of bosgebieden en mogelijkheden voor waterberging. Opmaken gevoeligheidsanalyse voor bestaande landbouwbedrijven in het gebied.
-
Afstemmen met de acties opgenomen in het goedgekeurde bekkenbeheerplan Maas in het kader van het integraal waterbeheer.
Deze ruimtelijke visie wordt verder in detail besproken onder hoofdstuk 7.1.1.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 19 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 2. Uitsnede operationeel uitvoeringsprogramma Limburgse Kempen en Maasland
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 20 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
❧
Actiegebied 17 (fig.2; fig.14) : Langeren – Den Tösh + vallei van de Witbeek omgeving Neeroeteren + vallei van de Zanderbeek + De Bek – De Wateringen (van toepassing op de concepten 2.4, 9.6 en 16.7):
Opmaak van een gewestelijk RUP voor het nader uitwerken van de verweving van landbouw, natuur, bos en waterbeheer in de Zanderbeek (9.6);
In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven dat afgestemd moet worden op de acties opgenomen in het goedgekeurde bekkenbeheerplan Maas in het kader van het integraal waterbeheer. Volgende acties hierin opgenomen zijn voor het plangebied relevant: ❧
A10 (Scheepvaart) Realisatie van een woningvrij winterbed van de Gemeenschappelijke Maas;
❧
A13 (Scheepvaart) Realisatie van het project Elerweerd;
❧
A17 (Scheepvaart) Aanleg van drempels in het zomerbed van de Gemeenschappelijke Maas;
❧
A41 (ANB) Het ecologisch inpassen van de visserij (oevervisserij, bootvisserij, wadend vissen) op de Gemeenschappelijke Maas, de grindplassen en op de oude Maasarmen;
❧
A44 (Maaseik en Scheepvaart) Vernieuwing van de winterdijk van de Maas te Maaseik en aanleg als wandelboulevard.
Vanuit de adviezen van actoren over het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur worden volgende voor het plangebied relevante elementen meegenomen in het verder overlegproces:
4.2
❧
Ten aanzien van gebied 10, ‘Landbouwgebied van Maaseik tot Stokkem’: geen relevante opmerkingen.
❧
Ten aanzien van gebied 14, ‘Maasvallei van Stokkem tot Maaseik’ werden vooral opmerkingen geuit omtrent de concepten 10.2 en 11.1. Deze opmerkingen zijn gelet op de beslissing over het gindwinningsproject op de Elerweerd en dus het consensus akkoord over bestemming en nabestemming ervan niet langer voorwerp van discussie. Verder werd ook ten aanzien van concept 15.5 (Negenoord) gevraagd de vorm van de plassen in overeenstemming te brengen met de vorm in de huidige toestand. De VMW vraagt om bij het uittekenen van de natuurontwikkelingsscenario’s rond het spaarbekken Meerheuvel (15.4) rekening te houden met de kwalitatieve en kwantitatieve randvoorwaarden die nodig zijn voor de realisatie van het drinkwaterproject. Zij vraagt dus om bij de opmaak van een RUP rekening te houden met de huidige geplande nabestemming als spaarbekken voor de drinkwatervoorziening.
Relatie met het grinddecreet Het grinddecreet4 vormt het kader waarbinnen de grindwinning in Limburg enerzijds en de ermee gepaard gaande gevolgen anderzijds worden geregeld. Aan de basis van dit decreet ligt de beslissing van de Vlaamse Regering voor een afbouwend grindwinningsscenario waarbij de grindwinning na 2005 in Limburg wordt beëindigd. Er werd immers gesteld dat de economische meerwaarde van de grindwinning niet opwoog tegen de toegebrachte ecologische schade. De voorgestelde afbouwperiode van 15 jaar werd voldoende geacht voor het vinden van substituten voor grind en voor het ontginnen van de quota die in het decreet werden opgenomen (59,5 mln ton valleigrind en 41,4 mln ton berggrind). Toen bij het verstrijken van de einddatum (31.12.2005) bleek dat de vooropgestelde quota niet waren bereikt, werd het grinddecreet aangepast. In de eerste wijzigingen van 2001 en 2005 werd op zich niet geraakt aan het afbouwscenario maar werden bijkomende maatregelen opgenomen om de uitvoerbaarheid van bepaalde doelstellingen in de praktijk mogelijk te maken. In de wijziging van 2005 werd tevens een uitzondering ingeschreven waarbij grindwinning als nevenproductie van de kwartszandwinning mogelijk bleef. Een derde wijziging (29.12.2006) hield in dat, in het kader van zuinig ruimtegebruik en de uitvoering van het principe van optimale ontginning, bijkomende hoeveelheden grind konden worden ontgonnen in de vergunde grindwinningsgebieden.
4
Grinddecreet van 14.07.1993 en de wijzigingsdecreten van 06.07.2001, 15.07.2005, 29.12.2006 en 03.04.2009.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 21 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Anticiperend op deze evolutie nam de Belgische federatie van grind- en zandbaggeraars (Belbag) in samenwerking met het onderzoekscomité (opererend onder de bepalingen van het grinddecreet) in 2007 het initiatief om de haalbaarheid van verschillende projecten te laten onderzoeken op locaties waar het Plan Levende Grensmaas tot nog toe niet gerealiseerd is en waar een drievoudige doelstelling kan bereikt worden: rivierveiligheid, natuurontwikkeling en grindwinning. Het ging om meerdere projectlocaties waaronder Bichterweert en Elerweerd te Dilsen-Stokkem. De maatschappelijke discussie hierover heeft geleid tot een juridisch kader voor een projectmatige aanpak waarbij per voorstel wordt nagegaan of er door grindwinning voldoende maatschappelijke meerwaarde kan gerealiseerd worden, bijvoorbeeld op vlak van biodiversiteit en landschapsecologische samenhang. Op 3 april 2009 keurde het Vlaams parlement een vierde en voorlopig laatste wijzigingsdecreet goed waarin deze projectmatige aanpak werd verankerd (invoeging van hoofdstuk IIIbis, artikel 20 over de projectgrindwinning). Het decreet strekt ertoe ontgrinding nog toe te staan als dat een hefboom zou zijn voor de realisatie van maatschappelijk belangrijke ruimtelijke projecten en wanneer projecten zonder die hefboom moeilijk tot niet realiseerbaar zouden blijken. Artikel 14, §1 van het decreet bepaalt nog steeds dat een einde wordt gemaakt aan elke activiteit van grindwinning in de grindwinningsgebiden die krachtens dit decreet worden aangeduid van zodra het vastgestelde quotum wordt bereikt. Als uitzondering op het verbod in §1 wordt voor het bepalen van de vermelde quota geen rekening gehouden met: (1) grind, gewonnen als nevenproductie bij de winning van het onderliggende kwartszand; (2) grind, gewonnen bij infrastructuurwerken (conform artikel 14bis); (3) grind, gewonnen bij de realisatie van projectgrindwinning (conform hoofdstuk IIIbis). Artikel 20sexies van het gewijzigde grinddecreet voorziet in de oprichting van een projectgrindwinningscomité dat wordt belast met het formuleren van voorstellen voor maatschappelijke projecten van groot openbaar belang waarvan projectgrindwinning een substantieel onderdeel is voor de realisatie van het project. Het artikel omschrijft taken, samenstelling, statuut en globale werking van dit comité alsook de minimale vereisten waaraan projectomschrijving moet voldoen. De uiteindelijke beslissing over het project ligt bij de Vlaamse Regering die het projectvoorstel van het comité enkel kan goed- of afkeuren. Bij besluit van 2 april 2011 van de Vlaamse Regering werden de uitvoeringsmodaliteiten voor het voorbereiden, het uitvoeren en het opvolgen van de projecten in het projectgrindwinningscomité vastgelegd (artikel 20septies). Het projectgrindwinningscomité werd opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2010. Het projectvoorstel Elerweerd is opgesteld in uitvoering van de derde uitzondering, namelijk de projectmatige aanpak van grindwinning. Het wijzigingsdecreet omschrijft de voorwaarden die moeten worden vervuld om maatschappelijk belangrijke projecten te kunnen realiseren, waarbij de projectgrindwinning als hefboom wordt gebruikt. Samengevat houden deze voorwaarden in: -
dat de realisatie van de projecten moet steunen op de consensus van alle betrokken partijen en die samengebracht worden in een projectgrindwinningscomité, en op de goedkeuring van de Vlaamse Regering;
-
dat elk project de realisatie van een maatschappelijk project van groot openbaar belang als finaliteit moet hebben;
-
dat de projecten moeten voldoen aan een aantal randvoorwaarden;
-
dat de grindwinner voor elk project een financiële waarborg moet stellen tot zekerheid van de realisatie van het project alvorens de grindwinning een aanvang neemt.
Het projectvoorstel ‘Elerweerd’ werd op 5 oktober 2012 goedgekeurd in het projectgrindwinningscomité. De Vlaamse Regering keurde het project goed bij besluit van 19 juli 2013.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 22 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4.3
4.3.1
Relatie met de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) voor de speciale beschermingszones (SBZ) Algemene situering De Europese Commissie verklaarde de habitatrichtlijngebieden op 7 december 2004 van “communautair belang”. De Habitatrichtlijn stelt dat de lidstaat vervolgens verplicht is om binnen de zes jaar over te gaan tot de “aanwijzing” van deze gebieden als speciale beschermingszone (SBZ), vergezeld van “prioriteiten”. De Vlaamse Overheid diende dus vóór eind 2010 alle in Vlaanderen vastgestelde habitatrichtlijngebieden definitief aan te wijzen en prioriteiten vast te stellen voor het in een gunstige staat houden of brengen van de Europees te beschermen habitats en soorten. De Vogelrichtlijngebieden zijn reeds formele speciale beschermingszones (SBZ-V). Op 3 april 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit met de procedure voor deze aanwijzing van speciale beschermingszones en de vaststelling van instandhoudingsdoelstellingen definitief goed. Op 23 juli 2010 heeft de Vlaamse Regering algemene doelen voor heel Vlaanderen vastgelegd: de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen of G-IHD. De G-IHD zijn verfijnd per speciale beschermingszone onder de vorm van specifieke instandhoudingsdoelstellingen (S-IHD). Via de opmaak van instandhoudingsdoelstellingen geeft de Vlaamse Overheid invulling aan de verplichting tot definitieve aanwijzing van de speciale beschermingszones en de vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen. De lidstaten zijn er vervolgens toe verplicht de nodige maatregelen te nemen om deze instandhoudingsdoelstellingen te realiseren. Deze plicht gaat zowel over het nemen van positieve beschermingsmaatregelen zowel als tot het nemen van maatregelen die verslechtering of verstoring tegengaan. Deze instandhoudingsmaatregelen “behelzen zo nodig passende, specifieke of van ruimtelijke ordeningsplannen deel uitmakende beheersplannen en passende, wettelijke, bestuursrechtelijke of op een overeenkomst berustende maatregelen”. Bij het nemen van die maatregelen dient rekening gehouden te worden met “de vereisten op economisch, sociaal en cultureel vlak en met de regionale en lokale bijzonderheden”. Naast de opmaak van instandhoudingsdoelstellingen en het treffen van geschikte instandhoudingsmaatregelen moet er ook omzichtig omgegaan worden bij het beoordelen en toestaan van projecten, plannen of programma’s in of in de omgeving van speciale beschermingszones die effecten kunnen hebben op deze gebieden.
4.3.2
Gebiedsspecifieke situering SBZ-H ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek’ De definitieve goedkeuring van de instandhoudingsdoelen en prioritaire inspanningen voor het habitatrichtlijngebied (SBZ-H) “Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek” gebeurde op 23 april 2014.5 De SBZ-H is ongeveer 645 ha groot en omvat 12 deelgebieden, verspreid over de gemeenten Kinrooi, Maaseik, Dilsen-Stokkem, Maasmechelen en Lanaken. Het gebied is van belang voor 10 habitattypes en 12 Europese soorten. Voor de verschillende voorkomende habitats en soorten zijn doelen geformuleerd. Tevens werden er prioritaire inspanningen bepaald:
5
❧
grensoverschrijdende samenwerking verderzetten: voor tal van zaken is een grensoverschrijdende afstemming van belang;
❧
ontwikkeling van een dynamische rivier met een goede waterkwaliteit, natuurlijk hydrologisch regime en sedimentlast;
❧
soortgerichte maatregelen voor amfibieën zoals Boomkikker, Kamsalamander en poelkikker (versterking resterende populaties);
❧
soortgerichte maatregelen voor Kwartelkoning (herstel leefgebied);
❧
herstel laagveenkern (7140);
❧
duurzaam beheer in de verschillende deelgebieden:
http://www.natura2000.vlaanderen.be/sites/default/files/limburgse_maas_vijverbroek.pdf
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 23 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4.4
kwaliteitsverbetering en uitbreiding stroomdalgraslanden(6120) en graslanden op matig voedselrijke bodem (6510) , en zacht- (91E0) en hardhoutooibossen (91F0);
kwaliteitsverbetering grindbanken (3270), maasplassen en oude Maasmeanders (3150);
Aanduiding ankerplaats “Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen” Binnen het plangebied ligt (een deel van) de ankerplaats “Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen”, definitief aangeduid bij ministerieel besluit van 23 juni 2014. Het besluit tot aanduiding omvat onder meer een beschrijving van de natuurwetenschappelijke, historische, esthetische, sociaal-culturele of ruimtelijk-structurerende waarden die aanleiding hebben gegeven tot de aanduiding en van de kenmerken die typisch zijn voor de ankerplaats met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de waarden. Deze ankerplaats is aangeduid overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg. Het Onroerend Erfgoeddecreet van 12 juli 2013 dat op 1 januari 2015 in werking trad, bepaalt dat deze ankerplaats beschouwd wordt als een vaststelling van de landschapsatlas als vermeld in hoofdstuk 4 van dat decreet en als onroerenderfgoedrichtplannen als vermeld in hoofdstuk 7 van dat decreet. Het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet verbreedt de definitie van een erfgoedlandschap. Het gaat altijd om een groter ruimtelijk geheel van erfgoedelementen en -waarden. Erfgoedlandschappen worden door een gemeente, provincie of het Vlaams Gewest afgebakend in een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op basis van een vastgestelde inventaris of een onroerenderfgoedrichtplan. Daarbij worden de maatregelen voor het behoud van de erfgoedwaarden en -kenmerken ingeschreven in de stedenbouwkundige voorschriften. Aan erfgoedlandschappen zijn rechtsgevolgen verbonden, meer bepaald de stedenbouwkundige voorschriften uit het betrokken RUP. Voor het beheer van de erfgoedwaarden van een erfgoedlandschap is het mogelijk om een beroep te doen op financiële ondersteuning van de Vlaamse Overheid. Zodra een inventarisitem is opgenomen in een vastgestelde inventaris, zijn er juridische gevolgen aan gekoppeld. Voor alle vastgestelde inventarissen die aan een openbaar onderzoek zijn onderworpen, geldt de zorgplicht voor administratieve overheden. Dat betekent dat gemeenten, OCMW’s, overheidsdiensten, provincies… altijd zo veel mogelijk zorg in acht moeten nemen voor deze inventarisitems. Voor alle eigen werken of activiteiten moeten ze onderzoeken of deze een directe impact hebben op geïnventariseerd erfgoed. Als dat zo is, moeten ze bovendien motiveren welke maatregelen ze hebben genomen om aan deze zorgplicht te voldoen. Verder is er ook een informatieplicht bij de eigendomsoverdracht van een item uit een vastgestelde inventaris. Het decreet bepaalt namelijk dat iedereen die een vastgoedtransactie onderneemt de koper moet inlichten over de vaststelling van een goed. Ook wie een vastgesteld goed voor meer dan negen jaar verhuurt of in pacht geeft, is verplicht dit in de akte op te nemen. Op basis van de onroerenderfgoedrichtplannen of van een vastgestelde inventaris kunnen in ruimtelijke uitvoeringsplannen erfgoedlandschappen worden afgebakend. Het Onroerend Erfgoeddecreet bepaalt dat iedereen die werken en handelingen verricht of daarvoor de opdracht verleent, zo veel mogelijk zorg in acht neemt voor de erfgoedwaarden van een erfgoedlandschap, zoals bepaald in het plan dat van toepassing is. De administratieve overheid mag geen werkzaamheden en handelingen ondernemen, noch toestemming of een vergunning verlenen voor een activiteit die een erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk kan vernietigen of die een betekenisvolle schade kan veroorzaken aan de erfgoedwaarden ervan. De administratieve overheid moet in al haar beslissingen over eigen werken, over het verlenen van een opdracht daarvoor of over een eigen plan of verordening die een erfgoedlandschap nadelig kunnen beïnvloeden: 1° voorkomen dat aan erfgoedwaarden ervan, zoals bepaald in het onroerenderfgoedrichtplan dat van toepassing is, schade wordt veroorzaakt; 2° betekenisvolle schade aan de erfgoedwaarden zo veel mogelijk beperken door schadebeperkende maatregelen te nemen. De administratieve overheid geeft in al haar beslissingen aan hoe ze rekening heeft gehouden met die verplichtingen.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 24 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 3.
Situering van de definitief aangeduide ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’ en het habitatrichtlijngebied ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas en Vijverbroek’ binnen het plangebied
Ankerplaats Habitatrichtlijngebied (SBZ-H)
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 25 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4.5 4.5.1
Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen Provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg (PRS) werd op 12 februari 2003 bij ministerieel besluit goedgekeurd. Dit plan werd gedeeltelijk herzien (MB 25.08.2009) met als doel een provinciaal beleidskader voor windturbines aan het document toe te voegen. Een tweede partiële herziening (MB 18.07.2012) betreft vooral wijzigingen op het vlak van wonen en bedrijvigheid. Het plangebied ligt volgens de gewenste ruimtelijke structuur van het PRS in de deelruimte Open Maasland. In deze deelruimte primeert een open ruimtebeleid met ‘de Maas en aanliggende plassen als drager van waterbeheersing, natuurontwikkeling en watertoerisme en –recreatie’ als belangrijk ruimtelijk principe. Een cruciale verbindende rol in de euregionale natuurlijke structuur wordt ingenomen door Maas en uiterwaarden die duidelijk van Vlaams niveau zijn. Het PRS selecteert een droge natuurverbindingen nr.15, te Dilsen-Stokkem tussen Schootshei en omgeving Bichterweerd (tussen Elen en Rotem), nr. 16 te Dilsen-Stokkem tussen bossen ten oosten van Driepaal-hoeve en omgeving voetveer Veurzen, via Ommerstein en nr. 17 te Dilsen-Stokkem, tussen Platte Lindenberg en omgeving Negenoord als verbinding van de dragers van de gewenste ruimtelijke structuur. Het beleid is er gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de hoofdgebruiker, van de kleinere natuurgebieden, van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschapselementen, en van het behoud van de niet-bebouwde onderdelen. Deze verbindingen behoren tot de droge natuurverbindingen die een verbinding maken tussen Park Hoge Kempen en de Maasvallei (groep IV). Het PRS selecteert de Maasvallei als een complex gaaf landschap. Hieronder wordt begrepen ‘parallelle en trapvormige structuur evenwijdig met de Maas met landbouw en graslanden, afgesneden meanders en plassen’6. De open ruimte wordt maximaal behouden. Relevant in dit beleid is de selectie van open ruimte verbindingen. Dit zijn niet of weinig bebouwde ruimten doorheen en tussen sterk bebouwde gebieden. Het plangebied wordt doorkruist door het open ruimtegebied tussen Dilsen en Lanklaar/ Stokkem (7)7. De landschappelijke relicten die het gebied karakteriseren en de representatieve concentraties (ankerplaatsen), kunnen relevantie hebben voor de gemeentelijke structuurplannen. Hun behoud en versterking vormen een bijkomend afwegingskader voor het provinciaal ruimtelijk beleid.
4.5.2
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Maaseik In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Maaseik wordt het plangebied gesitueerd in de deelruimte ‘oostelijk landbouwgebied’. De landbouwgebieden zijn grote aaneengesloten open gebieden. Het open karakter dient maximaal gevrijwaard te worden onder meer om de zichten op de stad Maaseik veilig te stellen. De natuurlijke structuren gekoppeld aan Zanderbeek, Witbeek en Bosbeek dienen veilig gesteld te worden en moeten verder kunnen ontwikkelen. Meer specifiek wordt voor de omgeving Heppeneert-Elen het volgende voorgesteld: “Deze sleutelstructuur dient een open aaneengesloten landbouwgebied te blijven. Het behoud en versterken van de landbouwfunctie staat centraal. Het gebied is een overstromingsgebied van de Maas; waterbeheersingswerken dienen mogelijk te zijn. De Zanderbeek vormt de groene ader in het gebied en dient de drager van de landschaps- en natuurlijke structuur in het gebied te zijn. Landbouw is hoofdruimtegebruiker met uitzondering in de omgeving van de Zanderbeek. Recreatief medegebruik van de ruimte is mogelijk. Werken in functie van intensieve landbouw (vb beregeningsinstallaties) zijn toegelaten.”8 Het gebied wordt in het gemeentelijk structuurplan van Maaseik gevat door het gebied ‘Maas en Bosbeek als natte natuurlijke drager’ en als ‘landbouwkerngebied’9.
6
Provinciaal Structuurplan Limburg, p.252-253
7
Provincieaal Structuurplan Limburg, p.256
8
Gemeentelijk Structuurplan Maaseik, Deel II – p.65.
9
Gemeentelijk Structuurplan Maaseik, synthesekaart.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 26 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4.5.3
❧
Ten aanzien van de natte natuurlijke drager (als suggestie naar de hogere overheid) stelt het structuurplan: “binnen deze gebieden is natuur hoofdgebruiker en dient de samenhang en herkenbaarheid van de natuurlijke elementen geoptimaliseerd te worden.” 10
❧
Ten aanzien van het landbouwkerngebied stelt het structuurplan: “Het landbouwkerngebied zuidelijk van het stedelijk gebied en aan weerszijden van de Zanderbeek wordt getypeerd als een open aaneengesloten landbouwgebied met een waardevolle vista op de historische kern”
11
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Dilsen-Stokkem In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Dilsen-Stokkem wordt het plangebied gesitueerd in de deelruimte ‘alluviale vlakte en Maas’. De natuurwaarden binnen dit gebied zijn bijzonder hoog, de potenties naar natuurontwikkeling zijn hiermee evenredig. Kenmerkend voor dit deelgebied is de lage bebouwingsgraad en het groot aandeel van de extensieve landbouw. De ontwikkelingsopties worden bepaald op hoger niveau. De gemeente wenst hier dan ook vooral een ondersteunende en bijsturende rol te spelen. In haar structuurplan geeft de gemeente volgende aandachtspunten aan: ❧
Het vergroten van het waterbergend vermogen van de Maas;
❧
De historisch permanente graslanden worden zoveel mogelijk behouden en waar nodig beschermd.
❧
Het gebied tussen de winterdijk tot aan de bebouwing langs de N78 behoudt de hoofdfunctie landbouw. Het accent binnen dit deelgebied ligt op open ruimtefuncties, natuur en landbouw.
❧
De ontgrindingsputten bij Bichterweerd en Negenoord worden deels omgevormd tot natuurgebied, mogelijk met recreatief medegebruik. Deze gebieden krijgen een plaats in het ecologische netwerk langsheen de Maas.
❧
Binnen deze hoofdfunctie zijn nieuwe harde functies niet gewenst. Bebouwing binnen de lager gelegen vallei van de Maas dient zoveel mogelijk te worden beperkt.
❧
De aansluitende openruimtegebieden, waar landbouw momenteel de hoofdgebruiker is, moeten zoveel mogelijk open blijven.
❧
Het bestaande zuiveringsstation, middenin het open gebied, dient beter te worden ingekleed om een betere landschappelijke integratie te bekomen.
10
Gemeentelijk Structuurplan Maaseik, Deel II, p.20.
11
Gemeentelijk Strurctuurplan Maaseik, kaarten 6 en 8, p.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 27 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
5
5.1
Analyse bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied
Situering van het plangebied Het plangebied omvat in eerste instantie het gebied noodzakelijk voor de realisatie van het grindwinningsproject ‘Elerweerd’. Dit gebied komt grotendeels overeen met het winterbed van de Maas ter hoogte van Elerweerd en met een smalle strook noordelijk en westelijk van de gebieden Meerheuvel en Bichterweerd tot aan de N78 in functie van de afvoer en bewerking van toutvenant12, de afvoer van het gewonnen grind en het terugvoeren van specie in functie van herprofilering en inrichting van de Elerweerd. Daarnaast worden de gebieden Meerheuvel en Bichterweerd opgenomen. Het gebied Meerheuvel wordt opgenomen voor aanlevering van vulgronden in het projectgebied Elerweerd. Voor Bichterweerd zal het plan een correctie en actualisatie van de bestemmingen doorvoeren in relatie met Meerheuvel. Het hierboven omschreven projectgebied Elerweerd overlapt deels met de bij ministerieel besluit van 23 juni 2014 aangeduide ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’. Deze ankerplaats strekt zich verder ook uit in noordelijke, westelijke en zuidelijke richting. Losstaand van voorgaande afbakening wordt ook het gebied Negenoord, ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling volgens het gewestplan maar intussen volledig afgewerkt, opgenoemen in het plan. De grenzen van het plangebied zijn aldus: -
in het noorden tot aan de ring rond Maaseik;
-
in het westen: tot aan de N78 en de kern van Elen;
-
in het oosten: tot op de Grensmaas en ter hoogte van Heppeneert tot aan de woonkern Heppeneert en de winterdijk;
-
de zuidgrens wordt gevormd door de gebieden Meerheuvel en Bichterweerd;
-
een enclave van het plangebied omvat het gebied Negenoord.
Het plangebied omvat de delen van het herbevestigd agrarisch gebied (gebied 10. Landbouwgebied van Maaseik tot Stokkem, zie fig.2) die gelegen zijn binnen de perimeter van de aangeduide ankerplaats met het oog op het verder differentiëren van de bestemmingen in functie van de landschaps- en erfgoedwaarden, alsook delen van de actiegebieden 14 (Uiterwaarden) en 17 (Zanderbeek) uit het operationeel uitvoeringsprogramma voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS) in de regio Limburgse Kempen en Maasland. Het (buitendijks) gebied Heppeneert wordt niet opgenomen in het plan, gelet op het nog te voeren overlegproces voor de implementatie van de Europese natuurdoelen (S-IHD’s) in dat gebied (SBZ-H ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas en Vijverbroek’). De grens van de ankerplaats overlapt ook deels met het plangebied van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Elen Centrum’ en omvat het gehele gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Heppeneert’ (landelijk woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied). -
Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Elen Centrum voorziet in een gedeeltelijke verlegging van de Smaalsbemdenbeek (intussen gerealiseerd) om de bebouwbaarheid aan de oostzijde van de Breemstraat mogelijk te maken. Op die manier wordt tevens invulling gegeven aan de landschappelijke inkadering van deze beek achter de woningen en op de overgang met het achterliggende agrarisch gebied. De bestemmingsvoorschriften voorzien in een ruimere zone dan strikt noodzakelijk voor deze waterloop; deze is ook dienstig en nuttig voor natuurontwikkeling en het behoud en de realisatie van kleine landschapselementen in deze omgeving. In die optiek biedt het weinig meerwaarde dit gebied op te nemen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
12
Aan het Frans ontleende term: opgebaggerd zand of grind, voordat hieruit door classificatie bouw(grond)stoffen zijn verkregen (industriezanden, grind).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 28 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
-
Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Heppeneert voorziet in het behoud en bescherming van de typische bebouwing van deze kleine kern. In die optiek worden de erfgoedwaarden in deze woonkern voldoende gevrijwaard en beschermd door dit gemeentelijk plan. Anderzijds impliceert de overdruk ‘erfgoedlandschap’ de mogelijkheden voor financiële tegemoetkoming in het kader van het landschapsdecreet. De overdruk ‘erfgoedlandschap’ wordt dan ook doorgetrokken tot op de winterdijk en is dus ook van toepassing op het plangebied van het gemeentelijk RUP waarvan de voorschriften op die manier niet worden opgeheven. Voor het noordelijk deel van dit gemeentelijk RUP voorziet het gewestelijk RUP wel een bestemmingswijziging die aansluit op de bepalingen die voor het overige deel van de Zanderbeek van toepassing is. Voor dit deel worden de bepalingen van het gemeentelijk RUP dus overruled.
De contour van het plangebied wordt aldus als volgt gemotiveerd: -
Gerichtheid op uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 omtrent de projectgrindwinning Elerweerd; de ontwikkelingen en de eventuele discussie over bestemmingswijzigingen zuidelijk van het gebied impliceren een uitvoeriger planproces waardoor de uitvoering van het maatschappelijk project Elerweerd, waarover consensus bestaat en waarvoor een plan-MER is goedgekeurd en een project-MER wordt voorbereid, wordt vertraagd.
-
Het binnendijks gebied (deel waarop het erfgoedlandschap van toepassing wordt) is grotendeels herbevestigd en behoudt zijn agrarische bestemming. In dit gebied wordt ook geopteerd om een irrigatieproject tot stand te brengen deels als compensatie voor het verlies aan landbouwgronden (na vergraving) in de Elerweerd;
-
De vallei van de Zanderbeek is reeds aangeduid als natuurgebied en agrarisch gebied. De delen in natuurgebied zijn grotendeels bebost of in gebruik als (blijvende) graslanden. Deze bestemming wordt op details na grotendeels bevestigd in voorliggend RUP.
-
Door opname van de gebieden Meerheuvel en Bichterweerd binnen het plangebied wordt in feite een afsplitsbaar deel van de ankerplaats bekomen voor afbakening. De zuidgrens van deze gebieden, die geen deel uitmaken van de ankerplaats, vormt tevens de zuidgrens van het plangebied (dijklichaam en Kempenstraat als begrenzing).
-
Het afsplitsbaar gebied Negenoord (winterbedding) wordt binnen logische grenzen opgenomen binnen het plangebied met het oog op een herbestemming voor het voormalige ontginningsgebied. Dit gebied is intussen volledig als natuurgebied ingericht en functioneert aldus.
-
De overige grenzen zijn duidelijk afdwingbaar op basis van de bestaande toestand: woonkernen Elen Centrum en Heppeneert (beiden gemeentelijk RUP) en Siemkensheuvel, N78 (zowel Rijksweg als ring rond Maaseik), Maasoever, afsluitingsdijk/Kempenstraat op de zuidgrens van Bichterweerd en Meerheuvel, winterdijk en Maasoever thv Negenoord. Hierbij wordt een analyse gemaakt van de begrenzing van de ankerplaats op logische perceels- en bestemmingsgrenzen.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 29 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 4. Contour plangebied
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 30 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 5. Landgebruik noordelijke planonderdelen (topografische kaart NGI 1/10.000)
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 31 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 6. Landgebruik zuidelijke planonderdelen (topografische kaart NGI 1/10.000)
5.2 5.2.1
Analyse deelstructuren Fysisch systeem Het plangebied ligt in de Maasvallei en wordt begrensd door de ring rond Maaseik in het noorden, de N78 in het westen, de ringdijk rondom Meerheuvel en de Kempenstraat in het zuiden en de Maas in het oosten. De dorpskernen op de N78 (van zuid naar noord: Rotem, Elen en Siemkensheuvel) zijn uit het plangebied gesloten. Het plangebied omvat zowel het binnendijks landbouwgebied als de uiterwaarden (van zuid naar noord) Bichterweerd, Elerweerd en Heppeneert. De Maas is met haar sterk wisselende waterstanden en grote meandering de fysiek bepalende factor in het gebied. Het landschap in dit gebied is door een aantal natuurlijke processen als overstroming, erosie, geulvorming, sedimentatie door deze meanderende rivier gevormd tot wat het vandaag is. In de dooradering van de kleine beken doorheen het gebied (Zanderbeek, Pastoorsdijklossing, Kogbeek, Ganzekotbeek, Rozenboomgaardbeek en Smaalbemdebeek), herkent men oude meanders van de Maas zelf (donkergrijze aanduiding). Zowel binnen- als buitendijks zijn die kenmerken nog zichtbaar aanwezig op uitzondering van de vergraven gebieden Meerheuvel, Bichterweert en Negenoord in het zuiden. Door de opeenvolging van koudere droge periodes en nattere warmere perioden ontstond het terrassenlandschap waarin relatief vlakke reliëfeenheden door steilranden van elkaar gescheiden zijn. De overgang tussen laagterras (lichtgroen en roze) en alluviale vlakte (donkergroen) is goed te zien ter hoogte van de N78 door de aaneenschakeling van meanderbochten, de zogenaamde ‘meandertrein’ tussen Elen en Maaseik. Deze oude meanders zijn intussen ingenomen door kleine beekjes die het gebied dooraderen. De alluviale vlakte wordt gekenmerkt door droge tot matig droge (zand)leembodems zonder profielontwikkeling die uitstekend geschikt zijn voor landbouwgebruik.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 32 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
In het plangebied ter hoogte van Damiaan en Heppeneert vertoonde de rivier nog activiteit in de stroomvallei waardoor er nu nog veel reliëfverschillen te zien zijn. De meest recente rivierverlegging vond plaats tussen Heppeneert en Vissersweert (NL). De rivier verlegde zich tussen 1890 en 1936 een stukje oostelijker waarbij de uiterwaard aan Belgische kant verbreedde. Figuur 7. Hoogtekaart noordelijke planonderdelen
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 33 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 8. Hoogtekaart zuidelijke planonderdelen
Figuur 9. Geomorfologische kaart (Etienne Paulissen, 1973)
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 34 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
5.2.2
Agrarische structuur Elementen van de bestaande agrarische structuur Het plangebied omvat een belangrijk landbouwgebied zowel binnendijks (365 ha herbevestigd) als in het winterbed van de Maas. Vrijwel alle percelen zijn in landbouwgebruik (534 ha beroepsmatig landbouwgebruik) en dit onafgezien van de bestemming (op uitzondering van Meerheuvel, Bichterweerd en Negenoord). Figuur 10. Landbouwgebruikspercelen 2013 noordelijke planonderdelen
Aardappelen Bieten Eiwithoudende gewassen Fruit Geen Graangewassen Grasland Groenbedekker Groenten Houtachtige gewassen Infrastructuur & objecten Kruiden Maïs Noten Objecten Oliehoudende zaden Overige gewassen Sierplanten Vlas en Hennep Vlinderbloemige Groenbedekker Voedergewassen
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 35 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 11. Landbouwgebruikspercelen 2013 zuidelijke planonderdelen
Er zijn in totaal 61 landbouwers met landbouwgebruikspercelen binnen het plangebied. Ruim de helft daarvan (33) heeft meer dan 20 % van het areaal gelegen in het plangebied. Deze 33 bedrijven bewerken samen 478 ha (of 89 % van het beroepsmatige landbouwgebruik) binnen het plangebied. Van deze 33 landbouwers zijn er 8 waarvan de bedrijfszetel in het plangebied ligt. Het zijn bedrijven met akkerbouw, tuinbouw, tuinbouwgroenten in open lucht, melkveehouderij en rundveehouderij. Belangrijkste landbouwgebruik van de beroepsmatige landbouw zijn akkerbouw (42 %) en grasland (30 %). Verder is het landbouwgebruik verdeeld over voedergewassen (15 %), grove groeten en aardappelen (9 %) en gespecialiseerde kapitaalsintensieve teelten (4 %). Het gebied Elerweerd in het winterbed kent geen ander beeld in het landbouwgebruik dan het gebied binnendijks. Wel komen er in verhouding meer voedergewassen als teelt voor (korrelmaïs). Het landbouwgebruik in de gebieden Meerheuvel, Bichterweerd en Negenoord is beperkt tot natuurgericht graslandbeheer.
5.2.3
Natuurlijke structuur Elementen van de bestaande natuurlijke structuur Binnen het plangebied zijn de ruimere Maasoevers en de gehele uiterwaard Heppeneert aangeduid als speciale beschermingszone volgens de habitatrichtlijn. Daar en in de (oude en nieuwe) dijkelementen, oevers en sloten bevinden zich ook de delen in het gebied met de hoogste biologische waardering. Verder wordt een hoge biologische waardering toegekend aan het valleigebied (grotendeels natuurgebied volgens het gewestplan) aan weerzijden van de Zanderbeek. Boscomplexen komen in het gebied minder voor. De boskartering geeft enkel een kleine concentratie net noordelijk van het gebied Bichterweerd en een voor het gebied belangrijker concentratie langsheen de Zanderbeek weer.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 36 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 12. Biologische waarderingskaart noordelijke planonderdelen
biologisch minder waardevol complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch waardevol complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch zeer waardevol
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 37 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Knelpunten en potenties Een knelpunt is dat de dynamiek van de rivier in het verleden werd ingeperkt en sterk bepaald wordt door menselijke ingrepen. De natuurlijke dynamiek is van belang voor verschillende habitattypes en soorten. Een ander knelpunt is dat er momenteel verschillende interessante (historisch permanente) graslanden nu gescheurd (kunnen) worden. Ook de verbinding van de Maasvallei naar omliggende natuurgebieden zoals bijvoorbeeld de Hoge Kempen komen in gevaar en ook de verschillende deelgebieden van de Maasvallei zijn niet altijd met elkaar verbonden. Potenties liggen er juist in om deze natuurlijke dynamiek zoveel mogelijk te herstellen zodat natuurlijke processen van erosie en sedimentatie kan plaatsvinden in functie van grindbanken, natte ruigtes, stroomdalgraslanden en wilgenvloedbossen. Dat bestaande (historisch permanente) graslanden zoveel mogelijk behouden blijven en dat er verbindingen gerealiseerd worden zowel tussen de Maasvallei en de omliggende natuurgebieden maar ook tussen de verschillende deelgebieden. Figuur 13. Biologische waarderingskaart zuidelijke planonderdelen
5.2.4
Landschappelijke structuur en onroerend erfgoed Intrinsieke waarden van de ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’ In het aanduidingsbesluit van de ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’ worden de natuurwetenschappelijke, historische, esthetische, sociaal-culturele en ruimtelijk-structurende waarden aangegeven. De voor het plangebied relevante elementen zijn hieronder verder aangegeven. De uiterwaard Heppeneert (en een deel binnendijks) is in zijn geheel beschermd als landschap De Sloot (BVR 18.03.1974). Verder is in het gebied Molen De Hoop als monument (BVR 21.02.1978) (nabij de kern van Elen) en de omgeving ervan als dorpsgezicht (BVR 13.02.1978) beschermd. Het plangebied omvat verder de beschermde monumenten ‘Kapel van O.-L.-Vrouw van Rust (BVR 09.06.2004) en het voormalig laathof ‘Kapelhof’ (BVR 09.06.2004)(zie kaart 3).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 38 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Natuurwetenschappelijke waarde Rivierlandschappen hebben een dynamisch karakter. In geomorfologisch, bodemkundig en hydrografisch opzicht is de alluviale vlakte van de Maas een zeldzaam gegeven in Vlaanderen omdat een aantal natuurlijke processen (overstroming, erosie, geulvorming, sedimentatie...) er steeds vrij ongestoord konden verlopen. De duidelijk begrensde landschapseenheid is vooral belangrijk voor de kennis van de Maasevolutie tijdens het Quartair. Verplaatsingen van de Maas zijn in het landschap herkenbaar onder de vorm van geulen en verlaten meanders, nu nog zichtbaar in het (micro)reliëf. De Maasbedding zelf is omwille van de uiterst lage zomerdebieten in deze sectie één van de weinige toegankelijke en zichtbare nog natuurlijke beddingen van grote rivieren. De stroomdalgraslanden en ruigten herbergen onder invloed van het kalkhoudende Maaswater een specifieke vegetatie. Het permanente grasland bezit nog een uitzonderlijk reliëf van verlaten stroomgeuIen. Oe oude meanders bij Dilsen en Stokkem zijn zogenaamde 'hoefijzermeren' of 'oxbow lakes', nog open meanders, de andere afgesneden meanders zijn (vrijwel) geheel verland. De meander bij Dilsen is nog zeer gaaf "drieledig" opgebouwd: bebouwing op de buitenbocht vanwege hoge ligging; de eigenlijke meander, nu water en moeras; landbouw in de binnenbocht vanwege lagere ligging, maar vruchtbaar. Andere waardevolle typen van oude Maasbeddingen zijn de meandertrein tussen Elen en Maaseik, die het Terras van Mechelen aan de Maas begrenst, de jongste Maasverplaatsing bij Heppeneert, de kronkelwaardgeulen tussen Bichterweert en Maaseik, waarvan bijzonder mooie voorbeelden ten zuiden van Heppeneert, de geulsystemen tussen Meeswijk en Stokkern en de talrijke historisch verlaten geulen in de uiterwaarden tussen Maasmechelen en Vucht. Historische waarde De historische verplaatsingen van de Maas zijn in het landschap herkenbaar, evenals het daarmee samenhangende dijken- en nederzettingspatroon. De Maaskade te Maaseik, de ligging van OudOilsen, Stokkem, Meeswijk en Leut en de gehuchten Booien, Heppeneert en Mazenhoven en verspreid voorkomende belangrijke hoeves zijn nauw met de aanwezigheid en de evolutie van de Maas verbonden. Bovendien zijn ook de verschillende kasteeldomeinen Ommerstein, Vilain XIIII en Carolinaberg, verschillende kapellen en windmolens De Hoop en Nieuw Leven een verrijking voor het landschap. Het Maaskruis tussen Maasmechelen en Vucht markeert nog steeds de plaats waar de vaargeul en lijnpad van de bevaarbare Maas van oever veranderden. De perceleringsstructuur en ook het bodemgebruik bleven in grote gedeeltes van het gebied historisch stabiel en zijn herkenbaar in de graslanden en vruchtbare akkers, met een rijke verscheidenheid aan cultuurhistorische landschapselementen. Oude kuilen getuigen van de kleinschalige, plaatselijke leem- of grindwinning. Het gebied wordt tenslotte gekenmerkt door een brede waaier aan archeologische sites uit opeenvolgende periodes wat wijst op een continue menselijke aanwezigheid in de onmiddellijke omgeving van de rivier. De veelheid aan vondsten bevestigt de aantrekkingskracht van de Maas en haar eeuwenoude rol als handel- en transportroute. Esthetische waarde Het grillige stroompatroon van de Maas met zijn grindbanken, sterk wisselend debiet en de uiterwaarden daarlangs met verlaten meanders en stroomgeulen, vormen een gaaf en herkenbaar rivierlandschap. Het landschap is overwegend open met her en der een houtkant of bomenrij. Het landschap is gevarieerd. Verspreid door de uiterwaarden zijn opvallende landschapselementen zoals de diverse grote hoeves, soms wat hoger gelegen, en kleine gehuchten met landelijk karakter: Heppeneert, Booien en Mazenhoven. Ook de molens Nieuw Leven en De Hoop vormen opvallende elementen. De vaak kleine klei- en grindkuilen vormen een opvallende vorm van reliëf en vallen soms extra op doordat ze begroeid zijn met struweel. In de zone langs de rivier ontsluiten historische dijken en onverharde wegen het gebied. Sociaal-culturele waarde De Maas vormde in het verleden, en nu nog steeds, een belangrijke grens. Het kerkje van Heppeneert staat bekend als bedevaartsoord van Onze-Lieve-Vrouw van Rust, dat erg veel bezoekers aantrekt. Aan de gelijknamige kapel te Elen worden elk jaar de kruidwissen gewijd.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 39 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Ruimtelijk-structurerende waarde De Maas was determinerend voor de opbouw en organisatie van het volledige gebied. Vooral in het verleden heeft de rivier bepaald hoe het landschap zich ontwikkelde. In het huidige landschap is dat terug te zien in de ligging van de bewoning en het landgebruik en in de oude meanders en het (micro)reliëf van de voormalige stroomgeulen. De dorpen en de Rijksweg (N78) in het westen vormen een duidelijke visuele grens. Ook de dijken, die recent verhoogd werden en waarop een weg ligt, zijn sterk structurerend. Typische landschapskenmerken van de ankerplaats Hieronder worden de voor het plangebied relevante typische landschapskenmerken uit het aanduidingsbesluit van de ankerplaats weergegeven. Buitendijkse gebieden (Winterbedding) ❧
❧
Uiterwaarden
Brede uiterwaarden, geen dijken direct tegen de rivier, overstromingsvlakte tot lokaal een kilometer breed;
Veel kleine reliëfverschillen, ontstaan door verleggingen van de rivier en overstromingen;
Open landschap, weinig bebouwing en beplantingen;
Landgebruik: overwegend weilanden en akkers, soms een enkel bosje of boomgaard;
Percelering: blokvormig of langgerekt. Grachten voornamelijk loodrecht op de rivier. De strookverkaveling volgt soms waaiervormig de oude meanders (mn. in het zuidelijk deel van de ankerplaats);
Stroomdalgraslanden: unieke riviergebonden vegetatie. Kraaienbos hardhout-ooibos.
De Maas en oude meanders
Sturend in de vorming van het landschap;
Huidige Maas: groot verval, grindrijke bedding met grindbanken en lokaal steile oevers. Specifieke flora en fauna gebonden aan de rivier;
Oude beddingen en meanders doorheen ankerplaats:
❧
-
Soms open water of een beek: o.a. de Ganzenkotbeek, Zanderbeek-Diepbeek, Smaalbeemdebeek, Kogbeek;
-
Lager gelegen, zorgen voor reliëf;
-
Landgebruik in oude meanders: grasland, struweel of populierenaanplant;
-
Vaak een drieledige landschapsopbouw in oude meanders: buitenbocht hoger gelegen met bebouwing; meander zelf is water en moeras; binnenbocht landbouw vanwege de lagere ligging en aanwezigheid van vruchtbare afzettingen.
O.a. volgende waardevolle typen oude beddingen en meanders komen voor: -
meandertrein tussen Elen en Maaseik;
-
de jongste Maasverplaatsing bij Heppeneert;
-
kronkelwaardgeulen ter hoogte van hoeve Damiaen;
-
hoefijzervormige restant van een Maasmeander in Stokkem (deel ontgrind);
Bouwkundig erfgoed:
In de vallei liggen verschillende historische hoeven. Door hun geïsoleerde, soms hogere ligging, erfbeplantingen en boomgaarden vallen deze hoeven in het landschap op. -
De Krauw: Pastoorsdijk 1, Maaseik (Maaseik) (ID86165);
-
Hoeve De Damiaan: Damiaan 11, Dilsen-Stokkem (Elen) (ID71349);
Overig bouwkundig erfgoed -
Diverse palen: Gietijzeren grenspalen uit 1844 voor vastleggen grens Nederland-België; Kilometerpalen (XXXIII tot LII); 150 en 300el paaltjes uit periode 1863-1870.
Historische dijken: klein en van beperkte lengte, vooral aan bovenzijde en/of rivierzijde van nederzettingen. Recente dijken veelal op de oude dijken en aaneengesloten.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 40 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Jaagpaden, oude paden en wegen, brugjes.
Zichten vanaf de winterdijken over de uiterwaarden, zoals o.a. te Heppeneert, Elen.
Houtige landschapselementen: -
❧
Knotes: Langstraat – winterdijk, Dilsen-Stokkem (Elen);
Kleine landschapselementen: bomen, bomenrijen, bosjes, hagen, houtkanten, knotbomen, oude heggen, holle weg, hoogstamboomgaarden.
Archeologie: verspreide archeologische sites uit verschillende perioden: aantrekkingskracht van de Maas op de mens en continue menselijke aanwezigheid. Voorbeelden van het gekende bodemarchief zijn:
vroegmiddeleeuws metalen gereedschap (9de eeuw)(aangetroffen bij ontgrindingswerken) te Dilsen-Stokkem (Stokkem)(CAI50586))
Binnendijkse gebieden ❧
Oude beddingen en meanders doorheen ankerplaats waarvan de kenmerken de volgende zijn:
Soms open water of een beek: o.a. de Ganzenkotbeek, Zanderbeek-Diepbeek, Smaalbeemdebeek, Kogbeek.
Depressies en reliëfverschillen, ontstaan door verleggingen van de rivier en overstromingen.
Landgebruik in oude meanders: grasland, struweel of populierenaanplant.
Vaak een drieledige landschapsopbouw in oude meanders: buitenbocht hoger gelegen met bebouwing; meander zelf is water en moeras; binnenbocht landbouw vanwege de lagere ligging en aanwezigheid van vruchtbare afzettingen. Gaafste voorbeeld: Dilsen.
O.a. volgende waardevolle typen oude beddingen en meanders komen voor: -
(stoot)oevers van meanderbochten te Dilsen, Rotem, Elen en Maaseik.
❧
Open landschap, weinig bebouwing en beplantingen.
❧
Landgebruik: overwegend weilanden en akkers, soms een enkel bosje of boomgaard.
❧
Percelering: blokvormig of langgerekt. Grachten voornamelijk loodrecht op de rivier. De strookverkaveling volgt soms waaiervormig de oude meanders.
❧
Stroomdalgraslanden: unieke riviergebonden vegetatie..
❧
Archeologie: verspreide archeologische sites uit verschillende perioden: aantrekkingskracht van de Maas op de mens en continue menselijke aanwezigheid. Voorbeelden van het gekende bodemarchief zijn:
❧
Losse vondsten steentijd en Romeins aardewerk, brandgraven uit de vroeg-Romeinse periode, munten en een concentratie aardewerk in de ruime omgeving van de Smaalbemdebeek en Zanderbeek: Dilsen-Stokkem (Elen) (oa. CAI 50919)
Depot van 47 bronzen hulsbijlen en 1 lanspunt uit de late brondtijd: Maaseik (maaseik) (CAI 55336)
Bouwkundig erfgoed:
Heppeneert: straatdorp gelegen aan een dijk. Landelijk karakter goed bewaard: verschillende historische hoeven -
Tweeledige hoeve: Heppeneert 35, Maaseik (Maaseik) (ID73358)
-
Hoeve De Hoogte: Heppeneert 30, Maaseik (Maaseik) (ID73357) met lindebomen;
In de vallei liggen verschillende historische hoeven. Door hun geïsoleerde, soms hogere ligging, erfbeplantingen en boomgaarden vallen deze hoeven in het landschap op. -
L-Vormige hoeve: Waaierhofstraat 42, Maaseik (Maaseik) (ID73465);
-
Hoeve Kraeyenbosch: Krauwelbosweg 1, Maaseik (Maaseik) (ID73393);
-
Hoeve Diepbeek: Diepbeekweg 2, Maaseik (Maaseik) (ID86166);
-
Hoeve Nuchelenhof: Nuchelenweg 4, Maaseik (Maaseik) (ID73362);
-
Hoeve Zanderhof: Keizerskamp 3, Dilsen-Stokkem (Elen) (ID71350);
-
Hoeve Kloosterhof: Keizerskamp 2, Dilsen-Stokkem (Elen) (ID71351;)
-
De kapel en het Kapelhof: Zonnestraat 39, Dilsen-Stokkem (Elen) (ID86059);
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 41 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Molen: Bakstenen windmolen De Hoop nabij Elen: Zandstraat 78-80, Dilsen-Stokkem (Elen) (ID71387);
Overig bouwkundig erfgoed -
Kapel van Sint-Theresia van Lisieux: Scherestraat zonder nummer, Maaseik (Maaseik) (ID73363);
-
Hoeve Het Veerhof: Heppersteenweg 40, Maaseik (Maaseik) (ID73359);
-
Onze-Lieve-Vrouwekapel: Nuchelenweg zonder nummer, Maaseik (Maaseik) (ID73361);
-
Diverse palen: Gietijzeren grenspalen uit 1844 voor vastleggen grens Nederland-België; Kilometerpalen (XXXIII tot LII); 150 en 300el paaltjes uit periode 1863-1870.
Historische dijken: klein en van beperkte lengte, vooral aan bovenzijde en/of rivierzijde van nederzettingen. Recente dijken veelal op de oude dijken en aaneengesloten.
Verspreid komen kleine leemputten voor die soms gelinkt zijn aan bebouwing en ook kleinschalige grindwinning. Ze vormen een opvallende vorm van reliëf, voorkomend met weiland of verruigd met struweel.
Oude paden, kerkwegels, wegen en brugjes
Zichten -
over het laagterras, zoals te Maaseik;
-
vanaf het laagterras over de alluviale vlakte, zoals o.a. te Elen; ·
Houtige landschapselementen waaronder een aantal merkwaardige bomen:
·
Lindebomen kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Rust: Zonnestraat, Dilsen-Stokkem (Elen);
Knelpunten en potenties Een groot knelpunt binnen de alluviale vlakte van de Maas, zijn de historische grindputten die veelal niet aansluiten bij het omringende landschap. Maatschappelijke en economische projecten (waaronder de projectgrindwinning Elerweerd waarbij grindwinning wordt gecombineerd met het verhogen van rivierveiligheid en natuur- en landschapsontwikkeling) worden door een aanduiding van de ankerplaats niet onmogelijk maakt. De ankerplaats geeft inzicht in de erfgoedwaarden en maakt bij het begin van een planningsproces duidelijk welke de erfgoedwaarden zijn die in het afwegingsproces worden meegenomen. Bebouwing in de alluviale vlakte dient geweerd te worden wegens het overstromingsgevaar en aantasting van de landschapswaarden. Recente (lint)bebouwing rond de historische dorpskernen, met name in de richting van de uiterwaarden dient te worden tegengegaan. Dit tast de landschappelijke relaties van de dorpen, die ontstonden aan de Maas, aan. Een mogelijk gevaar voor dit aan reliëfverschillen rijke gebied, is het vereffenen, hierdoor kunnen oude meanders, stroomgeulen tegen de rivier en kleine kleiputten verdwijnen. Dit vereffenen gebeurt – naast bebouwing - vooral als gevolg van de intensivering van het grondgebruik in de landbouw. Enkele specifieke knelpunten zijn tevens de visuele barrières door misplaatste bebouwing of verwaarloosde en uitgegroeide boomkwekerijplantages (intussen in Heppeneert verwijderd) op plaatsen met een voor het overige open zicht (met name te Elen en Heppeneert, zie kaart ‘ruimtelijke voorstelling van de ankerplaats’). Het benutten van de dynamiek van de rivier respectievelijk van het fysisch landschap biedt belangrijke kansen op landschappelijk vlak zowel als in andere maatschappelijke domeinen. De landschappelijke structuurelementen vormen de dragers voor de toeristisch-recreatieve potenties van de streek (hoofdzakelijk fietsen en wandelen). De ontwikkeling van het RivierPark Maasvallei biedt kansen voor de recreatieve ontsluiting en waardering van het gebied. De ontwikkelingsperspectieven voor de toeristisch-recreatieve infrastructuur gaan uit van het recreatief medegebruik met respect voor de draagkracht van het gebied. De evolutie van het landschap hangt samen met de huidige en toekomstige ontwikkelingen binnen de landbouw. Een leefbare landbouw met respect voor de landschapskenmerken is dan ook een essentiële voorwaarde voor behoud van de identiteit van het landschap.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 42 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 14. Situering punt- en lijnvormige landschapskenmerken ankerplaats
Puntvormige erfgoedelementen Lijnvormige erfgoedelementen Ankerplaats
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 43 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
5.2.5
Grindwinning en hoogwaterbeveiliging Elementen van de grindwinning en hoogwaterbeveiliging Vanaf de Elster-ijstijd (350.000 – 300.000 jaar BP) wordt in de gebieden ten oosten van de steilrand van het Kempens Plateau het valleigrind afgezet. Aangezien de Maas in deze geologische periode de Moezel verloor als bijrivier, bestaan de valleigrinden enkel uit materiaal dat afkomstig is vanuit de Ardennen. Dit resulteerde in goed uitgewassen, leemarm grind met een korrelgrootte voornamelijk begrepen tussen 2 en 6 cm en dat slechts zelden grote blokken bevat. Het grind bevindt zich ook grotendeels onder de watertafel die door het Maaspeil wordt bepaald, zodanig dat het grind voornamelijk door baggering dient gewonnen te worden. De situatie van het grind onder de watertafel impliceert ook dat het grind slechts een beperkte oppervlakkige bodemvorming ondergaan heeft, zodat het grind onder water zuiver en grijs van kleur is gebleven. Tussen de Maas en haar dalwand is de strook valleigrind gemiddeld 6 km breed en komt het voor van Lanaken tot Kessenich over een zone van ongeveer 30 km lang. De gemiddelde dikte van het grind bedraagt 10 m, hetgeen betekent dat ongeveer 1,8 km³ grind werd afgezet. Praktijkervaring echter heeft geleerd dat de dikte van een grindpakket in de bodem over zeer korte afstand aanzienlijk kan verschillen. Zo is het grindpakket ten noorden van de Feldbiss-breuk gemiddeld 5 meter dikker dan ten zuiden. De Feldbiss-breuk is een breuk in de aardkorst die doorheen Duitsland, België en Nederland loopt en die de gebieden Bichterweerd en Meerheuvel aan uiterst zuidelijke zijde doorkruist. Globaal kan men dus stellen dat de gebieden ten noorden van de Feldbiss-breuk, waaronder het gebied Elerweerd, het meest prospectief zijn voor het voorkomen van economisch winbare grindvoorraden. Het bovenste deel van de bodem bestaande uit zandleem is de dekgrond. De opbouw is tamelijk homogeen met mogelijk een kleine differentiatie in de bovenste meer organische teelaarde. De profielontwikkeling is beperkt tot afwezig, typisch voor alluviale gronden. Hieronder bevindt zich een laag tout-venant, deze laag bestaat uit grind en tussenliggende fijne fractie. Bij de winning wordt het grind van de fijnere fractie gescheiden. De fractie bouwzand maakt ongeveer 20% uit van het te ontginnen pakket tout-venant. Knelpunten en potenties Het gebied Elerweerd is geologisch gezien erg geschikt voor de ontginning van grind gezien het relatief dikke grindpakket ter plekke in de bodem. Beveiliging tegen hoogwater door middel van rivierverruiming en grindwinning door middel van projectgrindwinning zijn hier perfect te combineren. Door het project worden langs de rivier de verruimingen aan Vlaamse en Nederlandse zijde beter met mekaar verbonden zodat potentiële flessenhalzen vermeden worden. De ingreep draagt door haar hoogwatereffecten bij tot een verhoging van de veiligheid van het Mijnverzakkingsgebied te Maasmechelen en Dilsen-Stokkem. Anderzijds wordt er tussen de nieuwe zomerdijk en de winterdijk een belangrijk bergingsvolume toegevoegd. Tevens kan er via dit project op beide oevers van de Gemeenschappelijke Maas in het winterbed natuurontwikkeling worden gerealiseerd. Door het project wordt over de volledige lengte langs de rivier steile breuksteenoevers omgevormd tot oplopende grindoevers. Door het project wordt de relatie rivier-winterbed hersteld. Een knelpunt binnen het project is de impact van vulzandwinning op grotere diepte en de stabiliteit voor de plas ‘Meerheuvel’. Een grondige studie zal, rekening houdend met het bresprofiel, een veilige ontginningswijze moeten aantonen. Deze studie dient te worden opgenomen in het project-MER. De hiernavolgende figuur geeft het noordelijk (voornamelijk) niet vergraven deel van het plangebied weer. De gebieden Bichterweerd, Meerheuvel en Negenoord zijn intussen vergraven en heringericht.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 44 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 15. Bodemkaart noordelijke planonderdelen
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 45 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 16. Bodemkaart zuidelijke planonderdelen
5.2.6
Nederzettingsstructuur De bebouwing in de Maasvallei is geconcentreerd in de dorpen, ontstaan op de oevers van de Maas. In de uiterwaarden zelf beperkt de bebouwing zich tot enkele grote (oude) hoeves, en kleine gehuchten, recente bebouwing ontbreekt wegens het overstromingsrisico. Het plangebied omvat geen woonkernen; de aanwezige bebouwing is verspreid gelegen. Met name de verspreid gelegen hoevecomplexen zijn structurerend in het landschap en kennen meestal nog een historische kern (Diepbeekhof, Kraaienboshof, Wijerhof, hoeve De Hoogte,… en Hoeve De Krauw en Damiaanhoeve binnen het projectgrindwinningsgebied). De enige wooncluster in het gebied (7-tal woningen) is gelegen ter hoogte van het kruispunt Scherestraat/ Duivelsbrugweg. Verder vormt de verspreid gelegen bewoning langsheen de Zandstraat op de grens van het plangebied een uitloper van de woonkern Elen. Ter hoogte van de noordoostgrens vormt de winterdijk de beveiligde ligging van de historische woonkern Heppeneert. Deze kern, vervat in een gemeentelijk RUP, is niet opgenomen binnen het plangebied. Verder situeren de voormalige ontginningsgebieden Meerheuvel en Negenoord zich respectievelijk tegen de uitlopers ‘landelijk woongebied’ van Rotem en de historische kern van Stokkem.
5.2.7
Lijninfrastructuur Het plangebied omvat geen grote lijninfrastructuren. De ring rond Maaseik en de Rijksweg (N78) vormen respectievelijk deels de noordgrens en westgrens. Verder situeert zich een hoogspanningsleiding (70kV) over de noordwesthoek van het plangebied.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 46 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
6
6.1
Bestaande feitelijke en juridische toestand
Bestaande feitelijke toestand De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij deze toelichtingsnota.
6.2
Kaart 0.
Situering plangebieden
Kaart 1.
Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
Bestaande juridische toestand De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel. Tabel 1.
Bestaande juridische toestand
Plan
Naam
Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Gewestplan nr. 20 Limburgs Maasland (KB 01.09.1980 en partiële wijzigingen BVR 01.06.1995 en BVR 13.07.2001)
Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen
RUP ‘Heppeneert’ (besluit dep.04.07.2013)(deels overlap)
Beschermd landschap
De Sloot (BVR 18.03.1974)
Beschermd stads- of dorpsgezicht
Omgeving van windmolen De Hoop (BVR 13.02.1978)
Beschermd monument
Windmolen De Hoop (BVR 21.02.1978)
RUP ‘Elen Centrum’ (Besluit dep. 06.03.2008) (deels overlap)
Kapel van O.-L.-Vrouw van Rust (BVR 09.06.2004) Voormalig laathof ‘Kapelhof’ (BVR 09.06.2004) Gebieden van het VEN en IVON
VEN-gebied nr. 416_1 Grote Eenheid Natuur: ‘De Grensmaas Noord’ IVON-gebied nr. 416_1 Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling ‘De Grensmaas Noord’
Habitatrichtlijngebied
Nr. 30 ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas en Vijverbroek’ BE2200037
Onbevaarbare waterlopen
Categorie 0: Maas; Categorie 1: geen; Categorie 2: Zanderbeek; Pastoorsdijklossing; Kogbeek, Rachelsbeek (Negenoord)13; Categorie 3: Ganzekotbeek; Rozenboomgaardbeek; Smaalbemdebeek;
Beschermingszone grondwaterwinningen
Geen Aanduiding beschermingszone van het gewestplan thv Meerheuvel
De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij de toelichtingsnota. Kaart 2
Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen
Kaart 3
Bestaande juridische toestand: andere plannen
13
De Rachelsbeek volgt intussen niet meer het traject doorheen het gebied Negenoord vanwege de voormalige ontginningsactiviteiten en de huidige inrichting als natuurgebied.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 47 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
7
7.1 7.1.1
Verantwoording van het planvoorstel
Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos regio Limburgse Kempen en Maasland Het plangebied is in het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Limburgse Kempen en Maasland opgenomen in de deelruimte Maasland, gebied A3: midden Maasland. Algemeen is de visie voor de eigenlijke Maasvallei er op gericht de verdere versnippering en dichtslibbing van de open ruimte tegen te gaan door het behoud en versterking van de agrarische gebieden en de ingebedde natuur- en landschapswaarden. In de uiterwaarden dient specifieke aandacht te gaan naar de afstemming van het ruimtegebruik met de randvoorwaarden inzake veiligheid (waterbeheer), landschappelijke identiteit en ecologische kwaliteit en dit in grensoverschrijdend perspectief. Behoud en versterking van (landschappelijke en/of ecologische) open ruimte corridors tussen de Maas en de Hoge Kempen zijn eveneens belangrijke uitgangspunten. De krachtlijnen van de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor het plangebied Elerweerd zijn vastgelegd in een aantal ruimtelijke concepten. De ruimtelijke concepten zijn de legende-elementen bij de kaart van de gewenste ruimtelijke structuur. Vrijwaren van gebieden voor grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte met behoud en ontwikkeling van kleine landschapselementen en bosfragmenten In het midden- en zuidelijk Maasland is de landbouwstructuur versnipperd door uitdijende woonkernen, (grootschalige) ontginningen, industriële ontwikkelingen, lintbebouwing en verspreid liggende bos- en natuurgebieden. De grondgebonden landbouwactiviteiten zijn echter wel structuurbepalend voor grote delen van het buitengebied. In deze gebieden staat het behoud van de landbouwfunctie voorop. Binnen deze landbouwgebieden wordt ruimte gelaten voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een raamwerk van kleine landschapselementen zoals bomenrijen, houtkanten, waardevolle bermen, waterlopen, poelen en bosjes, zodat een landschapsecologische basiskwaliteit gegarandeerd wordt en habitats van vogels van kleinschalige cultuurlandschappen gevrijwaard blijven. Vooral in de overgangsgebieden met de grotere vallei- en natuurcomplexen is een dichter raamwerk vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt wenselijk. In de overstromingsgevoelige gebieden worden de landbouwfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden gevrijwaard van verdere bebouwing, zodanig dat de waterbergingsfunctie bewaard blijft en waar nodig hersteld kan worden. In het zuidelijk en midden Maasland vormen de landbouwgebieden belangrijke open ruimte verbindingen tussen het Kempisch Plateau en de alluviale Maasvlakte. De aaneengesloten gebieden van de landbouwstructuur worden zoveel mogelijk vrijgehouden van bebouwing. De bouwvrij te houden gebieden situeren zich in eerste instantie waar zowel de landbouwstructuur als de landschappelijke structuur hierbij gebaat is. Het deelconcept is van toepassing op volgende gebied:
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 48 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
2.4: landbouwgebied van Maaseik tot Stokkem; Behoud en versterking van gevariëerde (open/half open) valleilandschappen met ruimte voor natuurlijke waterberging Een aantal beekvalleien vormen een groen lint in het landschap, gevormd door een aaneenschakeling van kleinere natuur- en bosgebieden en kleine landschapselementen die verweven voorkomen met de landbouwfunctie in de vallei. Deze gebieden worden gedifferentieerd als natuurverwevingsgebieden. Delen van dit mozaïeklandschap kunnen een hoofdfunctie natuur of landbouw hebben. Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van de grondgebonden landbouwfunctie, maar vrijwaart voldoende ruimte voor een duurzame instandhouding en verbetering van de kwaliteit van de beekgebonden ecotopen. Via stimulerende maatregelen wordt de landbouwfunctie zo veel mogelijk afgestemd op de natuurlijke en landschappelijke waarden. Natuurwaarden aanwezig in bos-, grasland- en kleine moerasrelicten worden beschermd en opgewaardeerd. Het voor een aantal beekvalleien kenmerkende coulissenlandschap wordt behouden. In de overstromingsgevoelige gebieden worden de aanwezige landbouwfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden minstens gevrijwaard van verdere bebouwing. De structuurkenmerken van de waterlopen worden waar nodig verbeterd door meer ruimte (hermeandering, natuurlijker oevers, ruimer winterbed, …) te voorzien voor de waterloop. Mogelijke negatieve invloeden (erosie, inspoeling van meststoffen, …) op de waterloop worden zoveel mogelijk tegengegaan. Het deelconcept is van toepassing op volgend gebied: 9.6: Zanderbeekvallei vanaf Siemkensheuvel tot de monding in de Maas. Behoud en versterking van (complexen van) ecologische en landschappelijke waarden verweven met landbouw en gerelateerd aan de Maasdynamiek Een aantal landbouwzones in de uiterwaarden of grenzen aan de Maas beschikken over specifieke landschappelijke en ecologische kwaliteiten (microreliëf, waardevolle graslanden, lijnvormige elementen zoals houtkanten, hagen, sloten en beken). Behoud hiervan is wenselijk. Deze gebieden worden gedifferentieerd als natuurverwevingsgebied. Delen van dit mozaïeklandschap kunnen een hoofdfunctie natuur of landbouw hebben. In het zomer- en winterbed van de Gemeenschappelijke Maas te Lanaken, Maasmechelen, Dilsen-Stokkem, Maaseik en Kinrooi wordt de waterbergende functie behouden en geoptimaliseerd. Randvoorwaarden inzake waterberging zijn bepalend voor de landbouw. Bepaalde vormen van landbouwexploitatie zijn niet compatibel met het veiligheidsbeheer (ondermeer laagstamfruit en/of andere aanplantingen, plastic overkappingen,…); omwille van opstuwend effect bij hoogwater. Binnen deze uiterwaarden moet de nodige ruimte beschikbaar blijven voor de geplande werken in het kader van het integrale waterbeheer. Specifiek kan hierbij verwezen worden naar de acties gekoppeld aan de Vlaamse Boertien locaties Kotem, Herbricht en Hochter Bampd en na de rivierverruimingswerken te Negenoord en Bichterweerd – Kogge greend. Na beëindiging van de ontgrindingen werden de zomerdijken
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 49 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
verwijderd en de relatie zomerbed-glooiende oevers hersteld. Dit kan desgevallend gerealiseerd worden door ruimtelijke verweving binnen dit concept. In de uiterwaarden is een permanente bodembedekking wenselijk vanuit het standpunt erosiebestrijding. Akkerland in het winterbed is bij hoogwaterafvoer zeer erosiegevoelig. Een permanent graslandgebruik wordt gestimuleerd. De Maasuiterwaarden worden vrij gehouden van bebouwing (afbakenen van bouwvrije zones). Bebouwing kan ontwikkeld worden in deze zones. Het deelconcept is van toepassing op volgend gebied: 10.2: Elerweerd; Ontwikkeling van een natuurlijk uiterwaardengebied door herstel van dynamisch rivierlandschap met natuurlijke overstromingsdynamiek in afstemming van de randvoorwaarden inzake veiligheid en waterbeheer Streefbeeld is een rivier met functionele contacten met de winterbedding via glooiende oevers, nevengeulen, hoogwaterstroomgeulen. De natuurlijke overstromingsdynamiek zorgt voor de ontwikkeling en behoud van een mozaïek van open en halfopen biotopen met pioniervegetaties, stroomdalgraslanden, … Behoud en ontwikkeling van de natuur- en waterbergingsfunctie primeert in deze gebieden Het gaat om de meest waardevolle valleidelen van de Maas. Deze samenhangende natuurcomplexen worden opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk. De grondgebonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik, kan lokaal een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen met inachtneming van de uitgangsdoelstellingen voor deze gebieden en/of instandhoudingsdoelstellingen in het kader van SBZ (uiterwaard van Heppeneert). In het winterbed van de gemeenschappelijke Maas te Lanaken, Maasmechelen, Dilsen-Stokkem, Maaseik en Kinrooi wordt de waterbergende functie behouden en geoptimaliseerd. Het behoud van voldoende open landschap is noodzakelijk voor het waterbergend vermogen van de vallei (omwille van het opstuwende effect bij hoog water). Hiertoe kunnen bouwvrije zones worden afgebakend. Extensieve vormen van recreatie afgestemd om de ecologische draagkracht zijn mogelijk. Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden: 11.1: Uiterwaarden van Heppeneert-Elerweerd; 11.2: Bichterweerd; 11.3: Negenoord;
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 50 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Ontwikkeling van landschappelijke en ecologische waardevolle lineaire elementen In het agrarisch gebied vormen kleine landschapselementen een belangrijke functie als natuurverbinding tussen de grotere bos- en natuurcomplexen. Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van de hoofdfunctie waarin deze elementen zijn gelegen, maar vrijwaart voldoende ruimte voor het realiseren van een hydrologische, landschappelijke en ecologische basiskwaliteit die de verbindende functie mee ondersteunt. Het uitwerken van deze natuurverbindingen is een provinciale planningstaak. Het deelconcept is van toepassing op volgend gebied: 12.12: Tussen Schootshei en omgeving Bichterweerd (Dilsen-Stokkem) Behoud (en ontwikkeling) van open water met ecologische en/ of recreatieve waarde Een aantal grindplassen zijn structuurbepalend met een (potentieel) ecologische waarde of met een verweving van functies (natuur, landschap, recreatie, waterberging). Het gaat om antropogene waterpartijen ontstaan door industriële winningen van grind of zand. Binnen deze waterpartijen kunnen bepaalde zones een hoofdfunctie natuur krijgen, en streeft men naar een herstel van ondiepe water- en moeraszones en rustmogelijkheden voor avifauna. Natuur is hoofdfunctie voor de waterpartijen Koole Greent, Bichterweert en Negenoord en een medefunctie (naast recreatie, …) op de Vissen Akker/Daler Oe en Herenlaak. Met het nabijgelegen natuureducatief centrum De Wissen kunnen de plassen van Negenoord ook een functie vervullen binnen natuureducatie. Het deelconcept is van toepassing op volgend gebied: 15.4: Meerheuvel-Bichterweerd; 15.5: Negenoord; Vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden Oude landbouwlandschappen, historische wateringen en waardevolle natuurcomplexen vormen een specifiek cultuurhistorisch en landschappelijk gegeven. Het behoud van deze, voor de Limburgse Kempen kenmerkende landschappen, moet gegarandeerd worden. Het historisch uiterwaardenlandschap met oude verlande Maasmeanders, maasdorpen, dijken, micro-reliëf, … is sterk aangetast door de grindwinningen. Toch zijn er nog een aantal uiterwaarden vrij intact gebleven o.a. Heppeneert, Maaswinkel, Kotem, Uikhoven. Het resterend uiterwaardenlandschap, met zijn specifieke kwaliteiten, moet gevrijwaard blijven. Het aanwezige bodemarchief en archeologische sites, kasteeldomeinen en bouwkundig erfgoed, de vele watermolens, het voorkomen van plaggenbodems, het historisch stabiele en kleinschalige bodemgebruik met kleine landschapselementen en de diverse wateringen zijn kenmerkende, te vrijwaren elementen. De instandhouding van kleine landschapselementen zoals bomenrijen en houtkanten moet gegarandeerd worden. Stimulerende maatregelen kunnen worden ingezet op beheer en herstel van dergelijke elementen. Waardevolle cultuurhistorische erfgoedelementen worden behouden en opgewaardeerd met aandacht voor een goede ontsluiting binnen een samenhangend toeristisch-recreatief netwerk van dergelijke ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 51 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
elementen. Het deelconcept is van toepassing op volgend gebied: 16.7: Maasvallei van Stokkem tot Heppeneert met kasteel Ommerstein Figuur 17. Uitsnede uit de ‘Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos: regio Limburgse Kempen en Maasland, deelruimte Maasland’ (2008)
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 52 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
7.1.2
Visie en doelstellingen van het ‘Maatschappelijk Project Elerweerd’ Het Maatschappelijk Project Elerweerd beoogt natuurontwikkeling, rivierveiligheid, landschap en de afgeleide doelen toerisme en recreatief medegebruik in een deel van de winterbedding van de Maas te realiseren. Realisatie van deze doelen vergt een omvangrijk grondverzet. Projectgrindwinning maakt dit grondverzet mogelijk. Dit project kadert binnen de hoogwaterbeveiliging door natuurontwikkeling en door rivierverruiming in het winterbed op beide oevers van de Gemeenschappelijke Maas. Figuur 18. Situering projectgebied Elerweerd binnen het plangebied
In het plangebied worden oeververbreding en een verlaging van het maaiveld doorgevoerd. Deze worden gerealiseerd door het ontginnen van grindlagen en daaropvolgend gepast heraanvullen met dekgronden en zand. Dit alles met een gesloten grondbalans. De dekgronden worden enkel uit zones van het projectgebied zelf betrokken, de zanden uit de aangrenzende diepe plas ‘Meerheuvel’. De geplande werken in het gebied Elerweerd beslaan een onderneming in het kader van projectgrindwinning conform artikel 14 van het grinddecreet, toegestaan volgens de bepalingen van hoofdstuk IIIbis. Het procesverloop van een projectgrindwinningsdossier wordt beschreven in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011. Doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan is de juridische en ruimtelijke verankering van de ontwikkelingsperspectieven van deze projectgrindwinning. Er zal hier in de toekomst, na het bekomen van de nodige vergunningen, opvolging gebeuren door het Projectgrindwinningscomité en er zullen waarborgen worden gesteld die de afwerking van het gebied garanderen, zoals beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011. ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 53 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 19. Inrichtingsschets van het projectgebied Elerweerd
Figuur 20. Impressie eindbeeld na herinrichting Elerweerd
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 54 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
De plas ‘Meerheuvel’ is ontstaan door grindwinning en bedoeld om nadien dienst te doen als bufferbekken voor waterwinning. Binnen het voorliggende grindwinningsproject zal deze plas verder uitgediept worden om met het gewonnen zand het naastliggende gebied Elerweerd terug op te vullen. Dit betreft dus de ontginning van vulzanden die kadert binnen het oppervlaktedelfstoffendecreet. Dit wil zeggen dat er na het bekomen van de benodigde vergunningen financiële zekerheden dienen te worden gesteld die de afwerking van het gebied garanderen. Na het bekomen van de nodige vergunningen zullen in beide gevallen de uitvoeringsmodaliteiten zoals beschreven in Vlarem van toepassing zijn. Om bodeminstabiliteit te vermijden, werd er in het plan-MER als milderende maatregel opgenomen een stabiliteitsstudie uit te voeren bij de vulzandwinning in Meerheuvel. Deze studie zal uitwijzen onder welk taludprofiel er veilig kan gewerkt worden en een blijvende stabiliteit kan garanderen. Dit profiel zal worden vastgelegd in het project-MER en bepalend zijn voor de uiteindelijke hoeveelheid vulzand die gewonnen kan worden. Een eventueel negatief effect op de grondbalans zal gecompenseerd moeten worden door een kleinere hoeveelheid grind die bij de projectgrindwinning kan ontgonnen worden, omdat de eindtopografie in het plangebied vast ligt vanuit de plandoelstellingen. Naast de plas Meerheuvel, dient er ook voor het gebied Elerweerd te worden gespecifieerd welke taluds en hellingen nodig zijn om de veiligheid en stabiliteit tijdens en na de ontginning te kunnen garanderen. Deze gegevens dienen eveneens deel uit te maken van het project-MER. Nadat deze modaliteiten werden gespecifieerd en vastgelegd binnen het Project-MER , kan op basis hiervan een milieuvergunning voor de projectgrindwinning in Elerweerd en voor de zandwinning in Meerheuvel worden aangevraagd.
7.1.3
Flankerend beleid landbouw De vaststelling is dat in het natuurstreefbeeld voor het grootste deel van Elerweerd, geen belangrijke rol voor de landbouw in het natuurbeheer wordt voorzien. Naast de aankoop in der minne, is dé flankerende maatregel voor de landbouwsector het irrigatieproject, hetgeen de landbouwers ook vroegen bij de enquêtering voor het LER. Het werd dan ook opgenomen als onderdeel van het projectvoorstel Elerweerd en situeert zich binnendijks deels gelegen binnen de perimeter van het plangebied van dit RUP. Het irrigatieproject werd op haalbaarheid onderzocht in het kader van het plan-mer. Steengoed, initiatiefnemer van de projectgrindwinning, zal het irrigatieproject voor minstens 160 ha uitvoeren. Steengoed staat in voor zowel voorstudie als uitvoering en zij zal daarom het budget beheren dat werd overeengekomen tussen Steengoed en Boerenbond. De grootte van 160 ha komt overeen met het verlies aan landbouwareaal binnen het projectgebied Elerweerd. De aard van de waterleidingen moet toelaten het irrigatieproject later uit te breiden. Er wordt een stuurgroep voor het irrigatieproject opgericht met vertegenwoordigers van Steengoed en de landbouwsector.
7.2
Verantwoording voor opname van de gebieden in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Het ruimtelijk uitvoeringsplan voorziet de noodzakelijke bestemmingswijzigingen om het grindwinningsproject Eleweerd in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 vergunbaar te maken. Conform de richtinggevende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zal deze nieuwe ontginning ingepast worden in de gewenste ontwikkelingsperspectieven voor de natuurlijke en agrarische structuur. De ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos regio Limburgse Kempen en Maasland uit 2008 biedt daarvoor een basis, doch wordt geactualiseerd op basis van de nieuwe inzichten en beslissingen van de Vlaamse Regering over de projectgrindwinning. Het projectgebied Elerweerd wordt om die reden gepositioneerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan voor een samenhangend onderdeel van de openruimtestructuur van de Maasvallei tussen Maaseik en Stokkem waarbij de planperimeter afgestemd wordt op een samenhangende deel van de aangeduide ankerplaats.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 55 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Hierna wordt per ruimtelijk concept aangegeven hoe het voorgenomen plan uitvoering geeft aan de ruimtelijke visie en dit zowel voor het grindwinningsproject als voor de overige bestemmingswijzigingen. Ontwikkeling van een natuurlijk uiterwaardengebied door herstel van dynamisch rivierlandschap met natuurlijke overstromingsdynamiek in afstemming van de randvoorwaarden inzake veiligheid en waterbeheer Elerweerd. Het gebied Elerweerd wordt bestemd als “gebied voor projectgrindwinning’ (artikel 1), met nabestemming “natuurgebied”. Het krijgt een overdruk “grote eenheid natuur in ontwikkeling”. Het voorziene grindwinningsproject beoogt voor het gebied in eerste instantie een natuurlijk uiterwaardenlandschap te creëren vanuit het uitgangspunt dat een weerdverlaging (vergraving) van het gebied noodzakelijk is in functie van de rivierveiligheid. Het resultaat van de ingrepen van het project zal een nieuwe topografie in het buitendijkse plangebied zijn. Het gebied komt gedeeltelijk verlaagd te liggen. Het krijgt daardoor opnieuw een relatie met de dynamische, maar algemeen verlaagde rivierbedding van de Maas. Het verlaagde plangebied krijgt een gevarieerd reliëf met min of meer ondiepe geulen, lange zachte hellingen en hogere ruggen. Dit reliëf biedt een geschikte uitgangssituatie voor verschillende natuurtypen (hoge weerd, lage weerd, oevers) en zorgt voor een gepaste en veilige stroomgeleiding van de Maas bij hoogwaterstanden (rivierverruiming, waterberging én waterstandsverlaging bij hoogwater zonder grondwaterverlagende effecten bij laagwater). Dit is afgestemd op de verruimde rivierbedding aan de Nederlandse kant. De reliëfverlagingen worden gerealiseerd door het ontginnen van grindlagen en daaropvolgend gepast heraanvullen met dekgronden en zand. De dekgronden worden enkel uit zones van het plangebied zelf betrokken, de zanden uit de aangrenzende diepe plas Meerheuvel. Er wordt gewerkt met een gesloten grondbalans. Dit wordt als een voorwaarde gesteld in het plan. Via de realisatie van de nabestemming natuurgebied geeft het plan invulling aan de instandhoudingsdoelstellingen voor het habitatrichtlijngebied. Het IHD-rapport formuleert voor de deelgebieden van dit habitatrichtlijngebied in Bichterweert, Elerweerd en Heppeneert doelstellingen in functie van leefgebied Kwartelkoning onder de vorm van bloemrijke graslanden, natte ruigtes,…. Een dergelijke samenhangende oppervlakte van kwaliteitsvolle vegetatie veronderstelt een continu natuurgebied van zeer hoge kwaliteit over de drie deelgebieden heen. Voorliggend plan maakt de verbinding en verruiming van deze ecologisch waardevolle gebieden mogelijk. Een hoofdfunctie landbouw is in deze nabestemming niet meer mogelijk. Er zijn mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer, waarbij landbouwers eventueel een uitvoerende beheertaak kunnen hebben in een natuurbeheerschema. Dit is ook zo in andere gebieden met de bestemming natuurgebied en wordt ook daar afgewogen vanuit de behoeften van het natuurbeheer. De bestemming natuur laat een verantwoord recreatief medegebruik toe als dat de ecologische draagkracht niet overschrijdt. Het plangebied is vandaag grotendeels een landbouwgebied en zal in landbouwgebruik blijven tot aan de effectieve vergraving. Na afloop van de grindontginning en de heraanvulling zal het plangebied grotendeels een herbestemming krijgen als hoogwaardig natuurgebied in een dynamisch rivierlandschap met medegebruik door goed geleide, zachte recreatievormen binnen een grensoverschrijdende context. Hier zullen ook rustgebieden voor bepaalde soorten voorzien worden. Afspraken omtrent toegankelijkheid worden vastgelegd via het beheerplan. Bichterweerd en Negenoord. De voormalige grindwinningen Bichterweerd en Negenoord zijn in het huidige gewestplan nog deels of geheel voorzien als ontginningsgebied. Voorgenomen plan bevestigt hun huidige beheer en toekomstig ontwikkelingsperspectief door bestemmingswijziging naar “natuurgebied” (artikel 2) met overdruk “grote eenheid natuur” op uitzondering van het zuidelijk deel van Bichterweerd waar nog bewerkingsinstallaties aanwezig zijn en een tijdje actief zullen blijven in afwachting van ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 56 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
andere projecten in de omgeving. Behoud en versterking van gevariëerde (open/ half open) valleilandschappen met ruimte voor natuurlijke waterberging De bestemming “natuurgebied” (artikel 2) voor de Zanderbeekvallei wordt hernomen in het plan. Waar mogelijk worden enkele graslanden en gebieden met lage landbouwwaarde in de vallei gewijzigd van de bestemming agrarisch gebied naar natuurgebied met opname van bepalingen voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien. De vlakvormige overdruk ‘structurerende depressie’ als vertaling van landschapswaarden uit de ankerplaats, is ook van toepassing voor de Zanderbeek. Met name in het oostelijk deel van deze vallei is een veelheid aan valleigebonden graslanden opgenomen binnen deze overdruk. Zowel de lokale bestemmingswijziging naar natuurgebied en de aanduiding van de gebiedspecifieke overdruk “structurerende depressie” (artikel 8) geven vorm aan de ruimtelijke visie achter dit concept. Behoud (en ontwikkeling) van open water met ecologische en/ of recreatieve waarde Meerheuvel. Het gebied Meerheuvel is een antropogene waterpartij ontstaan door industriële winningen van grind en zand. Het gebied wordt ingeschakeld als reservewinning voor aanvulgronden in de Elerweerd maar behoudt tijdens en na de uitvoering van het project haar hoofdfunctie als waterspaarbekken (eigenaar De Watergroep, huidige bestemming openbaar nut en waterwingebied). Enkel extensieve recreatievormen die compatibel zijn met de hoofdfunctie als waterwingebied en spaarbekken zijn mogelijk. Voortgaand op deze vaststellingen wordt het gebied bestemd als “gebied voor infrastructuur voor duurzame waterwinning” (artikel 3) met een overdruk gebied voor tijdelijke winning van oppervlaktedelfstoffen” (artikel 3.2). Negenoord. Het gebied Negenoord is een voormalige grindwinning Het huidige natuurbeheer en zachte vormen van recreatie bepalen de mogelijkheden voor dit gebied. Qua bestemming wordt voor Negenoord aangesloten bij de gewenste ruimtelijke structuur zoals uitgewerkt in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. Het gebied is intussen grotendeels ingericht voor de natuurfunctie die het vervult. De plassen en graslanden in het gebied zijn in natuurbeheer (stroomdalgraslanden) door een verbinding met de Maas. De winterdijk omzoomt het gebied en buigt dan naar het zuiden af waardoor ook Kerkeweerd en de zuidelijk gelegen natuurgebieden binnen het winterbed van de Maas liggen. Het natuureducatief centrum De Wissen ligt binnendijks tegen de winterdijk aansluitend bij de kern van Stokkem in recreatiegebied volgens het gewestplan. Voortgaande op deze vaststellingen kan het gebied in zijn totaliteit herbestemd worden als “natuurgebied” (artikel 2) met overdruk “grote eenheid natuur” (artikel 2.2). Vrijwaren van gebieden voor grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte met behoud en ontwikkeling van kleine landschapselementen en bosfragmenten Het binnendijks gelegen valleigebied, waarvan de agrarische bestemming grotendeels reeds beleidsmatig herbevestigd werd, wordt als “agrarisch gebied” (artikel 4) hernomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het gebied blijft bestemd voor de beroepslandbouw. Het landbouwgebied aansluitend bij de voet van de talud noordelijk en westelijk van het waterspaarbekken Meerheuvel krijgt bovenop de agrarische bestemming een overdruk “gebied voor tijdelijke infrastructuur voor winning van oppervlaktedelfstoffen” (artikel 4.5) die tijdelijk het landbouwgebruik (transportband, zone voor bewerking van ontgonnen grind) onmogelijk maakt in functie van de aanleg van de ontsluiting en transportband en de zone voor bewerking. Deze claim wordt in oppervlakte tot een minimum beperkt en voor zover noodzakelijk worden de installaties voor bewerking van de gewonnen delfstof maximaal landschappelijk ingepast (inbuffering van de verwerkingsinstallaties en afvoerweg als een KLE-houtkant, maximale inpassing transportband en afvoerweg in de taludrand). Delen waar tijdelijk bewerking plaatsvindt van gronden en gewonnen delfstoffen, krijgen na afloop hun landbouwbestemming terug. De bestaande KLE’s worden maximaal gevrijwaard voor zover kaderend in het landschappelijk concept van dit gebied.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 57 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden Met betrekking tot de erfgoedwaarden van het gebied, werd de ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’ op 23 juni 2014 definitief aangeduid. In het ruimtelijk uitvoeringsplan wordt de ankerplaats omgezet naar een aanduiding in overdruk als “erfgoedlandschap” (artikel 6). Het buitendijks projectgebied Elerweerd werd niet langer binnen de contour van deze ankerplaats behouden. Nu er consensus is over dit grindwinningsproject en de Vlaamse Regering hierover haar akkoord heeft gegeven, wordt er van uit gegaan dat de aanduiding als erfgoedlandschap voor het gedeelte van het plangebied in de uiterwaard van Elerweerd, waar de vergraving zal plaats vinden, weinig meerwaarde biedt. In de referentiesituatie en autonome ontwikkeling van het project in de huidige bestemmingen onder landbouwgebruik blijven de relicten van specifieke landschappelijke en ecologische kwaliteiten van de uiterwaard immers niet behouden. Het plan voorziet de heraanleg van de Pastoorsdijk en het behoud van de Geul van de Hoogte ten noorden van de toegangsweg Damiaan. In een aparte motiveringsparagraaf wordt dieper ingegaan op de relatie tussen het grindwinningsproject Elerweerd en de definitieve aanduiding als ankerplaats (zie hoofdstuk 8). Hierin wordt ook aangegeven welke maatregelen op het terrein dit ‘verlies’ aan erfgoedwaarden kunnen opvangen door in te zetten op het binnendijks gebied. Op basis van de in het aanduidingsbesluit omschreven typische landschapskenmerken en – waarden van de ankerplaats wordt het “agrarisch gebied” binnen het erfgoedlandschap verder gedifferentieerd in functie van het behoud van deze kenmerken en waarden. Het gaat om volgende aanduidingen (in overdruk) op het agrarisch gebied: -
“Structurerend open landbouwlandschap: Keizerskamp, Wayer Veld, Maaseikerveld, Heppeneert Veld en Laker Veld” (artikel 7) gericht op het open en grotendeels onbebouwd karakter van het valleilandschap. Bestaande landbouwbedrijfszetels in het gebied kunnen indien nodig uitbreiden, maar nieuwe vestigingen worden niet toegelaten. Het oprichten van serres of omvormen van bestaande landbouwbedrijven naar glastuinbouwbedrijven is niet toegestaan. Inplanting van windturbines wordt eveneens niet toegelaten.
-
“Structurerende depressie: vallei van de Zanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek” (artikel 8) gericht op het vrijwaren van het typerende reliëfkenmerk van deze depressies (oude Maasmeanders) in het landschap. Reliëfwijzigingen, en het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies is binnen deze overdruk niet toegelaten.
Voor een aantal elementen van het bouwkundig erfgoed binnen het erfgoedlandschap worden specifieke herbestemmingen of overdrukken opgenomen in het plan: -
De site Reuzelaar-Keizerskamp wordt herbestemd naar “gemengd openruimtegebied cultuurhistorische waarde” (artikel 9). Deze herbestemming is verantwoord omwille van het voorkomen van een aantal te behouden cultuurhistorische elementen, zijnde de bakstenen windmolen De Hoop, hoeve Kloosterhof, de oude weg ‘Reuzelaar’ en de archeologische zone Steenkamp.
-
De site Kapelhof en De Laak wordt herbestemd naar “gemengd openruimtegebied cultuurhistorische waarde” (artikel 10). Deze herbestemming is verantwoord omwille van het voorkomen van een aantal te behouden cultuurhistorische elementen, zijnde de hoeve Kapelhof, kapel Onze-Lieve-Vrouw van Rust met lindebomen en de structurerende depressie De Laak met taluds met hagen en struwelen.
-
Een aantal hoevecomplexen van een aantal (actieve) landbouwbedrijfszetels omvatten verschillende bouwkundig erfgoedelementen (opgenomen in de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed; laatste vaststelling 28.11.2014) maar worden niet als dusdanig op het grafisch plan aangeduid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op of rond deze landbouwbedrijfszetels dienen afgewogen op basis van de bepalingen opgenomen in de overdruk structurerende rivierlandschap met open landbouwlandschap en waardevolle vergezichten (artikel 7). Een aantal te behouden elementen van het klein historisch erfgoed worden met een puntsymbool aangeduid (artikel 11), het gaat om: ▫
kapel van Sint-Theresia van Lisieux, Scherestraat;
▫
Onze-Lieve-Vrouwkapel, Nuchelenweg;
▫
Lindebomen bij Hoeve De Hoogte.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 58 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
-
Een aantal te behouden lijnvormige landschapselementen (droge lineaire landschapselementen) worden met een lijnsymbool in overdruk aangeduid (artikel 12), het gaat om een aantal : ▫
de historische dijken in het Waeyer Veld en Maaseiker Veld
▫
de restanten van het tracé van de Pastoorsdijk.
Hoeve De Damiaan ligt binnen het buitendijks projectgebied van projectgrindwinning Elerweerd. Voor dat planonderdeel wordt de ankerplaats niet opgenomen als erfgoedlandschap. Specifiek voor de Hoeve Damiaan wordt wel een aanduiding in overdruk opgenomen (artikel 1.5) om het behoud van deze site binnen het door de grindwinning te herstructureren gebied te garanderen. De erfgoedwaarden bestaan uit een hoofdgebouw, bestaande uit twee door een bouwnaad en een nokhoogteverschil onderscheiden delen (respectievelijk woonhuis met opkamer en voormalige stal en langschuur), en de omgevende boomgaard. ❧
Behoud bestaande hoogspanningsleiding. De op het gewestplan voorziene aanduiding ‘hoogspanningsleiding’ wordt hernomen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (artikel 5).
Figuur 21. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde Reuzelaar-Keizerskamp
2 3
1
1
2
Erfgoedelementen CH-zone Reuzelaar-Keizerskamp
4
1. Windmolen De Hoop 2. Hoeve Kloosterhof 3. Oude weg Reuzelaar 4. Archeologische zone Steenkamp
Figuur 22. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde Kapelhof en De Laak
1
2
3 Erfgoedelementen CH-zone Kapelhof en De Laak 1. Hoeve Kapelhof 2. Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Rust 3. Depressie van De Laak
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 59 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Figuur 23. Hoeve De Damiaan
Erfgoedelementen hoeve De Damiaan: 1. hoevegebouw; 2. omliggende boomgaard.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 60 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
8
8.1
Specifieke beoordelingen en toetsen
Inleiding Zoals uit voorgaande blijkt is de doelstelling van het plan enerzijds de projectgrindwinning Elerweerd mogelijk te maken en anderzijds een deel van de aangeduide ankerplaats Maasvallei te vertalen naar erfgoedlandschap én uitvoering geven aan de gewenste ruimtelijke structuur zoals uitgewerkt in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS). Deze meervoudige doelstelling uit zich ook in de specifieke beoordelingen en toetsen ten aanzien van de milieueffecten.
8.2
-
Voor de projectgrindwinning Elerweerd werd door de initiatiefnemers een plan-MER opgesteld en goedgekeurd waarin tevens een uitgebreide passende beoordeling en watertoets vervat zit. Deze plan-MER geldt als milieubeoordeling voor dat planonderdeel.
-
Voor de overige planonderdelen (vastleggen van bestemmingen in functie van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur, differentiëren van de bestemmingen in functie van de aanduiding als erfgoedlandschap) wordt een afzonderlijk onderzoek tot milieueffectrapportage gevoerd dat geïntegreerd wordt in de toelichtingsnota van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Planmilieueffectenrapport projectgrindwinning Elerweerd De initiatiefnemers van de projectgrindwinning Elerweerd (Steengoed Projecten cvba en Regionaal Landschap Kempen en Maasland) lieten een plan-MER ‘Maatschappelijk project Elerweerd te DilsenStokkem en Maaseik’ opstellen. Dit plan-MER werd op 19 september 2012 door de dienst MER goedgekeurd. De voor het ruimtelijk uitvoeringsplan relevante en ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen uit het plan-MER, evenals de maatregelen vanuit de watertoets en de verscherpte natuurtoets worden hieronder in een overzichtstabel weergegeven. Ook wordt weergegeven hoe de milderende maatregelen concreet doorwerken in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit plan-MER evalueert zoals gezegd enkel de projectgrindwinning Elerweerd. De overige planonderdelen komen aan bod in het onderzoek tot milieueffectrapportage.
8.2.1
Ruimtelijke vertaling milderende maatregelen vanuit het plan-MER De voor het ruimtelijk uitvoeringsplan relevante en ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen, evenals de maatregelen vanuit de watertoets worden hieronder bij de toelichting weergegeven. Ook wordt weergegeven hoe de milderende maatregelen concreet doorwerken in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Effect, milderende maatregelen en aard van de maatregelen
Doorwerking in het ruimtelijk uitvoeringsplan
Discipline FAUNA EN FLORA PASSENDE BEOORDELING (p. 310) Door het verwijderen van de vegetatie bij inname groeiplaatsen waardevolle relictpopulaties: Behoud van de huidige relictpopulaties als bron van zaden of vegetatief voortplantingsmateriaal tot de vestiging op (of kolonisatie van) nieuw gecreëerde groeiplaatsen (pioniersituaties op nieuw aangelegd maaiveld op de afgeschuinde Maasoever) aangetoond is. - inventarisatie groeiplaatsen voorafgaand aan werken
In de voorschriften wordt opgenomen dat de ontginningsfase moet gebeuren met toepassing van de algemene principes van natuurtechnische milieubouw met het oog op het behoud van de huidige relictpopulaties als bron van zaden en vegetatief voorplantingsmateriaal. In de toelichtende omschrijving bij de stedenbouwkundige voorschriften wordt hierover meer duiding gegeven.
- de groeiplaatsen worden niet weggegraven, de zaden en andere plantendelen wordt verspreid over het nieuw aangelegde terrein bij hogere debieten van de Maas ;
De werken hebben bovendien als uitgangspunt dat er in principe meer hoogwaardige (hydromorfologische) natuur wordt gerealiseerd dan voorheen die de ontwikkeling zal toelaten van de specifieke habitats en soorten van de Maasvallei.
- de groeiplaatsen worden geplagd (10-30 cm diep) en het plagsel wordt als de bovenste afwerklaag aangebracht op een nieuwe dijk of oever. De nieuwe oppervlakte is bij voorkeur groter dan de oorspronkelijke;
Bovendien laat het plan een aangepaste bestemming en aangepast natuurbeheer toe op deze terreinen, wat de ontwikkeling van de habitats veel zekerder maakt dan het huidige landgebruik maar ook een link legt tussen de SBZ-H-gebieden noordelijk en zuidelijk van het
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 61 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Effect, milderende maatregelen en aard van de maatregelen
Doorwerking in het ruimtelijk uitvoeringsplan
- de groeiplaatsen worden gemaaid (voor de werken) en het maaisel aangebracht op potentiële groeiplaatsen
projectgebied en de natuurontwikkelingszones aan Nederlandse zijde van de Maas (Koeweide en Visserweert) maar ook buiten SBZ-H.
Discipline FAUNA EN FLORA (p. 151) Ontbossing ter hoogte van de zone voor bewerking:
Sectorwetgeving Bosdecreet blijft in ieder geval van toepassing.
1. Er is geen verlies van planologisch bos- of natuurgebied.
De ontsluitingsweg van de bewerkingsinstallaties naar de N78 wordt voorzien van een flankerende beplanting (bijvoorbeeld als laanbeplanting en/of randbeplanting). Deze randvoorwaarde wordt in de voorschriften ingeschreven.
2. Voor de feitelijke ontbossing van populierenbos wordt de boscompensatie op vergunningsniveau geregeld. Door toepassing van boscompensatie volgens het Bosdecreet. Verstoring door recreanten binnen het buitendijkse natuurgebied in de exploitatiefase: 1. door correcte en tijdige communicatie met recreantengroepen over de (toekomstige) mogelijkheden in het gebied (tijdens de aanleg);
Sectorwetgeving blijft in ieder geval van toepassing. Deze maatregelen kunnen enkel als beheersmaatregelen worden opgelegd.
2. Regelen van de toegankelijkheid door het opstellen van een toegankelijkheidsregeling voor het erkende natuurgebied (na afwerking). Invloed substraat toplaag op ontwikkeling waardevolle vegetaties: Optimale toepassing van de beschikbare dekgronden, vulzand en (beperkt) grindtouvenant in het eindreliëf door het vastleggen waar meerwaarde kan gehaald worden, toetsen van beschikbare hoeveelheden en werkwijzen, meenemen van principes in de bouvergunningsvoorwaarden.
In de stedenbouwkundige voorschriften is als voorwaarde opgelegd dat met de beschikbare dekgronden, vulzand en grind een optimaal substraat als toplaag wordt nagestreefd met het oog op de ontwikkeling van waardevolle vegetaties. Verder wordt ook verwezen naar de toepassing tijdens de ontginningsfase van de principes van natuurtechnische milieubouw.
Discipline BODEM (p.77) Mogelijke bodemverdichting en wijziging bodemstructuur in zone voor bewerking: - vermijden van bodemcompactie tijdens de eindafwerking na verwijderen tijdelijke infrastructuur voor winning; - opheffen van eventuele bodemverdichting die dieper dan de ploegvoor reikt; - opheffen van ongunstige bodemopbouw die landbouwgebruik kan beïnvloeden Door toepassen Code van goede praktijk voor de heraanleg van ontginningen in functie van landbouw
Onzekerheid over de stabiliteit van de voorgestelde onderwatertaluds bij de vulzandwinning in Meerheuvel:
In het projectgebied, waar ontginning van grind zal plaatsvinden, wordt een bestemmingswijziging voorzien naar gebied voor projectgrindwinning. De ‘landbouwactiviteiten’ die er na vergraving zullen plaatsvinden, zullen erin bestaan dat de gronden als stroomdalgraslanden zullen beheerd worden. Voorwaarden naar het nastreven van een optimaal substraat in functie van de ontwikkeling van waardevolle vegetaties zijn ingeschreven in de voorschriften. Het voorschrift omvat tevens bepalingen met betrekking tot de landbouwbedrijfsvoering voorafgaand aan de start van de projectgrindwinning. Voor andere gronden die ‘tijdelijk’ zullen gebruikt worden voor transport en bewerking van delfstoffen behouden hun agrarische bestemming. Uitvoering (vergunningsniveau – project-MER)
- stabiliteitsstudie van een bresprofiel in de projectMER fase om een veilige vorm van het talud te bepalen tot op de voorziene winningsdiepte; Door studiewerk in opdracht van de initiatiefnemer in overleg met de administratie bevoegd voor natuurlijke rijkdommen Discipline WATER (oppervlaktewater) (p.102) Oppervlaktewaterkwaliteit in centrale geul kan mogelijk door algenbloei negatief beïnvloed worden. - uitloopconstructie in scenario Steengoed 1 krijgt een regelbaar bodempeil, zodat deze plas geleegd kan worden bij dreigende algenbloei door ontwerp en uitvoering constructie;
Beheer en uitvoeringsniveau. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn bovendien bepalingen opgenomen die het mogelijk maken werken in het kader van beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien zowel voor het winterbed van de Maas als voor de delen in de omgeving van de Zanderbeek.
Discipline WATER (grondwater) (p.116) Alle mogelijke maatregelen werden reeds in de inrichtingsalternatieven opgenomen
Behoeft geen vertaling.
Discipline GELUID (p.133) Mogelijke geluidshinder tijdens de aanlegfase; 1. reeds in de planomschrijving aanlegfaseopgenomen: - scheiden van klasseerinstallatie en winwerktuig: - gebruik van electrische fluisterbaggerboot enfluisterzandzuiger - keuze van type bewerkingsmachines en optimale plaatsing in de zone voor bewerking - gebruik van een stille transportband ipv dumpertransport tussen winningsplas en zone voor bewerking 2. uit het milieuonderzoek naar voren komend:
In de randvoorwaarden is niet in detail omschreven hoe het project zal gefaseerd worden. Wel zijn voorwaarden opgenomen waarbij wordt uitgegaan van een gefaseerde uitwerking en waarbij tijdelijke geluidswallen en werkdijken met het oog op de beperking van de hinder naar de omgeving en de beveiliging tegen hoogwater. Tevens is aangegeven dat de deklaag en de gronden die afkomstig zijn van de maaiveld- en oeververlaging binnen de kadastrale werkzone moeten blijven en tijdelijk kunnen gestockeerd als werkdijk of geluidswal. Een aantal voorstellen voor maatregelen zullen eerder op vergunningsniveau hun doorwerking moeten krijgen.
- aanbrengen van tijdelijke geluidwerende bermenen of geluidsschermen
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 62 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Effect, milderende maatregelen en aard van de maatregelen
Doorwerking in het ruimtelijk uitvoeringsplan
- optimale positionering gronddepots tijdens aanlegfase gevoelige zones - afstemmen uitvoeringsduur en uitvoeringsperiode graafwerkzaamheden gevoelige zones Door keuze voor installatietypes en ruimtelijke organisatie bewerkingszone met optimale demping geluid naar omringende bebouwing en door het aanbrengen van tijdelijke geluidsbermen, depots of geluidsschermen in functie van demping geluid naar omringende bebouwing in specifieke zone in de aanlegfase. Discipline LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE (p.196) Mogelijke effecten op landschapsbeleving: - voorzien van aanplantingen langsheen de afvoerweg - optimale visuele inpassing infrastructuur zone voor bewerking en zone voor transportband
In eerste instantie dient aangegeven dat het gewestelijk RUP de gedeeltelijke vertaling omvat van de Ankerplaats Maasvallei zoals goedgekeurd bij MB op 23 juni 2014. De verantwoording voor afwijking op de afbakening van de aangeduide ankerplaats wordt opgenomen in de toelichtingsnota (8.7 zorgplicht).
- zie Mens-Recreatie
De milderende maatregelen met betrekking tot de flankerende beplanting van de ontsluitingsweg (bijvoorbeeld als laanbeplanting en/of randbeplanting) en de landschappelijke inpassing van de bewerkingsinfrastructuur en transportband worden als gebiedsgerichte voorwaarden in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen.
Mogelijke effecten op archeologische waarden:
In het gehele gebied blijft de sectorwetgeving inzake archeologie van toepassing.
- proefonderzoek te vergraven zone; - eventueel vervolgonderzoek deelzones; - begeleiding graafwerkzaamheden; - wetenschappelijke documentatie van het eventueel aanwezige archeologische erfgoed Door wetenschappelijk onderbouwd onderzoek naar mogelijk aanwezige of te verwachten geomorfologische waarden en cultuurhistorische waarden. Door wetenschappelijk onderbouwd vastlegging van waarden die verloren zullen gaan bij de werkzaamheden.
Voor de afweging van archeologische waarde binnen het projectgebied wordt tevens verwezen naar het hoofdstuk 8.6 Zorgplicht erfgoed. Bijkomend kan worden aangegeven dat de belangrijkste gekende archeologische zone in het binnendijks gebied (archeologische zone Steenkamp) is opgenomen binnen de bestemming ‘gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: ReuzelaarKeizerskamp’. In deze bestemmingszone dienen handelingen afgestemd te worden op de waarde van de verschillende erfgoedelementen in het gebied.
Door wetenschappelijk onderbouwde opvolging werken door archeoloog. Discipline MENS - LANDBOUW (p.258) Mogelijke effecten van opheffen landbouwgebruik op landbouwers in het plangebied. 1.- aankoop in der minne of grondruil (door warme sanering) - landbouwgebruik kostenloos en zo lang mogelijk aangehouden tijden gefaseerde uitvoering aanlegfase - hoewel niet waarschijnlijk in het geval Elerweerd, en afhankelijk van de specifiek natuurinvulling, worden vormen van natuurbeheer door landbouwers steeds onderzocht 2. onderzoek flankerende maatregel irrigatieproject. Een haalbaarheidsonderzoek loopt door de BDB, gestuurd vanuit werkgroep Landbouw binnen de projectgrindwinning Elerweerd, voor de irrigatie van aanpalende, binnendijks gelegen landbouwpercelen, via een leidingnetwerk, aangesloten op pompen bij de Meerheuvelplas. Een projectomschrijving die voortvloeit uit dit onderzoek, zal op milieueffecten onderzocht worden in het projectMER van het maatschappelijk project Elerweerd.
De proejctgrindwinning Elerweerd kan maar uitgevoerd worden mits consensus over het gebied. Het gewestelijk RUP verandert hieraan niets. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt gebiedsgericht aangegeven dat het landbouwgebruik in zoverre verenigbaar met de realisatie met de projectgrindwinning mogelijk moet blijven, mits uitsluiting van de oprichting van gebouwen. Na realisatie van het project zal het landbouwgebruik erin bestaan dat de voorziene stroomdalgraslanden dienen beheerd te worden. Mogelijkheden voor inschakeling van landbouwers in dit beheer is mogelijk. Het irrigatieproject als flankerende maatregelen voor het verlies aan landbouwgronden door de projectgrindwinning is realiseerbaar binnendijks zonder hiervoor in de stedenbouwkundige voorschriften bepalingen op te nemen. Het gebied binnendijks dat is opgenomen binnen het plangebied blijft immers overwegend agrarisch. Het gedeelte buiten het plangebied waar mogelijk het irrigatieproject kan gerealiseerd is herbevestigd agrarisch gebied en is en blijft ook zijn huidige agrarische bestemming agrarisch gebied behouden.
Discipline MENS - LUCHT (p.269) Mogelijke hinder door opwaaiend stof ter hoogte van omringende wegen en woningen. - reinigen verhardingen, bevochtigen onverharde terreindelen door toepassen van zorgvuldige praktijk en bbt’s in de bewerkingszone - voorzien van aanplantingen langsheen de afvoerweg (dubbele houtkant van struweel en opgaande bomen).
Een aantal voorstellen voor maatregelen zullen eerder op vergunningsniveau hun doorwerking moeten krijgen. De flankerende beplanting langsheen de ontsluitingsweg (bijvoorbeeld als laanbeplanting en/of randbeplanting) en de landschappelijke inpassing van de bewerkingsinstallaties en transportinfrastructuur zijn gebiedsgericht als randvoorwaarden ingeschreven in de stedenbouwkundige voorschriften.
- voorzorgen bij kale terreindelen door het beperken van braak/kaal liggen van de terreindelen Mogelijke hinder door emissies verbrandingsmotoren. - zo efficiënt mogelijke werforganisatie en uitvoering grondverzet door technische planning van de winning en het grondverzet om de transportafstand en aantal overslag te minimaliseren. Discipline MENS - MOBILITEIT (p.276) Mogelijke beïnvloeding verkeersveiligheid ovonde N78
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Een veilige aansluiting van de ontsluitingsweg op de N78 zal het
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 63 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Effect, milderende maatregelen en aard van de maatregelen
Doorwerking in het ruimtelijk uitvoeringsplan
- veilige passage creëren van fietsers tov vrachtwagens door ontwerp en plaatsen waarschuwingssysteem
voorwerp uitmaken van inrichting volgens de vergunningsaanvraag.
Hinder passanten fietsers en voetgangers winterdijk - onderdoorkruising transportband onder winterdijk met overstort en met veiligheidsvoorzieningen tegen overstroming
In de stedenbouwkundige voorschriften is opgenomen dat de transportband en werfweg de winterdijk kruisen zonder hinder voor de recreatieve passanten langsheen de winterdijk.
Mogelijke beïnvloeding verkeersintensiteit N78
Zal voorwerp uitmaken van projectvergunningsniveau.
- zo efficiënt mogelijke benutting transportcapaciteit door zo weinig mogelijk lege vrachtwagens laten rijden. Discipline MENS - RECREATIE (p.272) Mogelijke doorwerking ontginningslandschap op de landschapsbeleving recreanten
Zal voorwerp uitmaken van projectvergunningsniveau.
- voorzien van duiding bij het project ter plaatse zodat recreanten een evenwichtig oordeel en perceptie kunnen vormen door strategisch geplaatse rustplek voor passanten met infokiosk over uiteenlopende aspecten van het project. Veranderingen in mogelijke en in toegelaten vormen van recreatie - participatieproces bij de milderende maatregel rond verstoring van Fauna en Flora.
8.3
Onderzoek tot milieueffectrapportage overige planonderdelen In uitvoering van artikel 4.2.5. van het decreet van 27 april 2007 houdende de wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake mileubeleid (DABM) is voorafgaand aan de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan een onderzoek tot milieueffectrapportage gevoerd. Uit de beschrijving van het voorgenomen plan (op uitzondering van de projectgrindwinning waarvoor een plan-MER is opgesteld) en de inschatting van de mogelijke milieueffecten wordt afgeleid dat het ruimtelijk uitvoeringsplan geen aanzienlijke negatieve milieueffecten zal genereren en geen milderende maatregelen vereist. Bijgevolg moet het plan niet onderworpen worden aan een plan-MER in de zin van het plan-MER-decreet van 27 april 2007. In het onderstaande onderzoek wordt ook aangetoond dat het voorgenomen plan geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de kenmerken van speciale beschermingszones en dus geen passende beoordeling in de zin van artikel 36 van het natuurdecreet vereist. Het onderzoek tot milieueffectrapportage omvat volgende onderdelen die integraal in deze toelichtingsnota worden opgenomen: ❧
Omschrijving van het doel en de reikwijdte van het plan (excl.projectgrindwinning);
❧
Beschrijving en inschatting van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan;
❧
Samenvattende beschrijving met ook een inschatting van de mogelijke cumulatieve effecten;
Bij dit onderzoek tot milieueffectrapportage zullen de besturen en instanties zoals bepaald in artikel 3 en 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage van plannen en programma's, geraadpleegd worden naar aanleiding van de plenaire vergadering over het voorontwerp. De adviezen van de betrokken instanties die daarvoor gegeven zullen worden, zullen in de toelichtingsnota van het plan, in het onderdeel onderzoek tot milieueffectrapportage, verwerkt worden. Conform de bepalingen van artikel 4.2.6 van het DABM zullen het ‘onderzoek tot milieueffectrapportage’ en de uitgebrachte adviezen, naar aanleiding van de plenaire vergadering, overgemaakt worden aan de dienst MER van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na goedkeuring van de bevindingen en de conclusie van dit onderzoek door de dienst MER, zullen de resultaten van het onderzoek tot milieueffectrapportage geraadpleegd kunnen worden op www.mervlaanderen.be en opgenomen blijven als onderdeel van het plan in de verdere goedkeuringsprocedure zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Op datum keurde de dienst MER de bevindingen en de conclusie van dit onderzoek goed, zodat bijgevolg geen plan-MER moet opgemaakt worden.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 64 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
De resultaten van het onderzoek tot milieueffectrapportage kunnen geraadpleegd worden op www.mervlaanderen.be (nummer screeningsdossier SCRPL15208).
8.3.1
Omschrijving van het doel en de reikwijdte van het plan De reikwijdte van het voorgenomen plan strekt zich uit tot de nodige bestemmingswijzigingen om de definitief afgebakende ankerplaats juridisch verankeren en uitvoering te geven aan de opties uit de gewenste ruimtelijke structuur voor landbouw, natuur en bos. In hoofdlijnen zal het voorgenomen plan: ❧
natuurgebieden en een hoogspanningsleiding zoals aangeduid op de geldende plannen van aanleg hernemen;
❧
agrarische gebieden differentiëren in:
❧
❧
❧
❧
agrarisch gebied met overdruk erfgoedlandschap;
agrarisch gebied met overdruk structurerende depressie ‘vallei van de Zanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek’;
agrarisch gebied met overdruk structurerend open landbouwlandschap ‘Keizerskamp, Wayer Veld, Maaseikerveld, Heppeneert Veld en Laker Veld’;
agrarisch gebied met overdruk ‘droge lineaire landschapselementen’;
agrarisch gebied omzetten naar:
natuurgebied;
gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: Reuzelaar-Keizerskamp;
agrarisch gebied met landschappelijke waarde omzetten en differentiëren in:
agrarisch gebied met overdruk erfgoedlandschap;
agrarisch gebied met overdruk structurerende depressie ‘vallei van de Zanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek’;
agrarisch gebied met overdruk structurerend open landbouwlandschap ‘Keizerskamp, Wayer Veld, Maaseikerveld, Heppeneert Veld en Laker Veld’;
agrarisch gebied met overdruk ‘droge lineaire landschapselementen’;
agrarisch gebied met landschappelijke waarde omzetten naar:
natuurgebied
gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: Kapelhof en De Laak;
agrarisch gebied met culturele, historische en/of esthetische waarde omzetten naar:
❧
❧
natuurgebied met overdruk erfgoedlandschap;
natuurgebied met overdruk structurerende depressie ‘vallei van de Zanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek’;
ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling omzetten naar:
❧
natuurgebied;
zone voor natuurontwikkeling omzetten naar:
❧
gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: Reuzelaar-Keizerskamp;
natuurgebied differentiëren in:
natuurgebied
gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwinningsgebied’ omzetten naar:
gebied voor infrastructuur voor duurzame waterwinning;
natuurgebied (winterdijk correcties);
agrarisch gebied (perceel buiten ringdijk);
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 65 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
8.3.2
Aftoetsen van plan-MER-plicht van rechtswege Plannen die volgens het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007 van rechtswege onderworpen moeten worden aan een planmilieueffectenrapportage zijn: ❧
plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is ten aanzien van speciale beschermingszones (art. 36ter natuurdecreet) en niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau of geen kleine wijziging inhouden;
❧
plannen die tegelijkertijd (1) een kader vormen voor de toekenning van vergunningen voor project-merplichtige activiteiten (volgens bijlage I, II en III BVR 10.12.2004), (2) niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau of geen kleine wijziging inhouden en (3) betrekking hebben op landbouw, bosbouw, (…) en ruimtelijke ordening.
Het voorgenomen plan is, voor wat betreft de planonderdelen buiten het projectgrindwinningsgebied, in hoofdzaak gericht op het behoud van de onbebouwde open ruimte voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos en het behoud van erfgoedwaarden. Voor wat het Habitatrichtlijngebied ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas en Vijverbroek’ betreft, wordt verwezen naar hoofdstuk 8.5 ‘Passende beoordeling’ van deze toelichtingsnota. De delen van dit habitatrichtlijngebied die niet zijn behandeld in het plan-MER voor de projectgrindwinning Elerweerd worden opgenomen als natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur. In die zin en gelet op de doelstelling van het plan kan gesteld worden dat geplande bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd om een aangepast beheer in de zin van de speciale beschermingszone mogelijk te maken. Bijgevolg kan dus gesteld dat er geen betekenisvolle negatieve aantasting van de soorten en habitats van deze speciale beschermingszone kan zijn. Het ruimtelijk uitvoeringsplan vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004 en latere wijzigingen (BS 17.02.2005). Voor deze onderdelen kan echter gesteld worden dat het ruimtelijk uitvoeringspan een ‘kleine wijziging’ in de zin van het DABM inhoudt, met dien verstande dat deze activiteiten reeds vergundbaar zijn op basis van de huidige bestemming in de plannen van aanleg. Het gaat om volgende planonderdelen: ❧
Bepaalde delen van de natuurgebieden en de hoogspanningsleiding die in het ruimtelijk uitvoeringsplan worden opgenomen, hebben thans reeds deze bestemming in de bestaande plannen van aanleg. Voor deze gebieden wijzigt de bestemming niet en zijn er bijgevolg geen aanzienlijke negatieve milieueffecten te verwachten ten opzichte van het niet uitvoeren van het plan (het zgn. 0-alternatief).
❧
Voor het gebied Meerheuvel wordt de huidige bestemming ‘zone voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen’ met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ van het huidige waterspaarbekken grotendeels bevestigd als ‘gebied voor infrastructuur voor duurzame waterwinning’ en waar alsnog noodzakelijk (enkel het projectgrindwinningsgebied) met overdruk ‘tijdelijke winning van oppervlaktedelfstoffen’. De bestemmingsaanpassingen betreffen relatief beperkte zones ter hoogte van de grens met het gebied Bichterweerd (aanpassing aan de bestaande feitelijke ligging van de winterdijk als grens) en ten aanzien van het omliggende landbouwgebied (aanpassing aan de bestaande feitelijke ligging van de ringdijk rondom het waterspaarbekken). Het gaat hier dan ook grotendeels om een bestemmingsbevestiging en –aanpassing aan de bestaande feitelijke toestand en er zijn bijgevolg geen aanzienlijke negatieve milieueffecten te verwachten ten opzichte van het niet uitvoeren van het plan (het zgn. 0-alternatief).
Voor de planonderdelen zullen de mogelijke milieueffecten op planniveau in wat volgt onderzocht worden.
8.3.3
Methodiek milieubeoordeling Om aan te tonen dat voor het voorgenomen plan verder geen significante negatieve milieueffecten heeft voor de relevante disciplines ‘derhalve geen plan-MER behoeft in de zin van artikel 4.2.3 § 3 van het plan-MER-decreet zal per type bestemmingswijziging volgende methodiek worden gehanteerd: 1.
In welke mate verschilt het voorgenomen plan van het huidig geldend plan, is het voorgenomen plan kader voor bijlage I,II of III projecten ?
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 66 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
8.3.4
2.
Hoe gaat het voorgenomen plan om met de bestaande (referentie-) toestand?
3.
Kan het voorgenomen plan aanleiding geven tot significante milieueffecten voor de relevante mer-disciplines?
Beschrijving en inschatting van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan per bestemmingswijziging A. Wijziging van (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied naar natuurgebied (Zanderbeek Diepbeekhof en thv Heppeneert) A1. Een aantal gebieden die op het gewestplan bestemd zijn als ‘agrarisch gebied’ en ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ worden herbestemd naar ‘natuurgebied’. Binnen de bestemming ‘natuurgebied’ is de verdere ontwikkeling van deze percelen in functie van agrarische activiteiten niet meer mogelijk. In het ‘natuurgebied’ kunnen alle handelingen in functie van natuurbeheer, volgens de geldende randvoorwaarden, toegelaten worden. A2. Binnen de referentietoestand ‘agrarisch gebied’, ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ zou in principe de verdere ontwikkeling in functie van agrarische activiteiten mogelijk kunnen zijn. Gelet op de bestaande feitelijke toestand waaruit blijkt dat de percelen niet in landbouwgebruik zijn of een zeer lage landbouwkundige waarde hebben, maar een grote ecologische waarde herbergen. Er worden géén bestaande landbouwbedrijfsgebouwen opgenomen. Deze bestemmingswijzigingen garanderen het behoud en de versterking van de ecologische en landschappelijke waarden van de Zanderbeekvallei mede gelet op de intensieve landbouwfunctie van de gebieden noordelijk en zuidelijk (HAG) hiervan. A3. De herbestemmingen van ‘agrarische gebied’ en landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ creëren een planologisch kader voor het versterken van de natuurlijke structuur. De voorgestelde wijzigingen naar ‘natuurgebied hebben bijgevolg positieve milieueffecten voor de discipline ‘fauna, flora en biodiversiteit’ en ‘landschap’. De herbestemmingen naar ‘natuurgebied’ gebeuren onmiddellijk aansluitend bij bestaande natuurkernen zonder de ruimtelijk-functionele samenhang van het agrarische gebied aan te tasten of te versnipperen. Voor de cultuurgronden die een bestemmingswijziging naar ‘natuurgebied’ krijgen, gelden er ruime overgangsbepalingen vanuit het mestdecreet, garanties en vergoedingen. Bovendien zullen de voorgenomen wijzigingen het bestaande kader voor vergunningen voor het nabijgelegen landbouwbedrijf Diepbeekhof, Diepbeekweg 2 en het landbouwbedrijf aan Keizerskamp 3 niet significant wijzigen gezien het huidige type van bedrijven (respectievelijk akkertuinbouwbedrijf en tuinbouwgroentenbedrijf). Afstandsregels bestaan er ook nu reeds ten aanzien van het bestaande natuurgebied. De invloed op functioneren van de agrarische structuur blijft bijgevolg zeer beperkt. Op basis van deze elementen kan gesteld worden dat het plan geen aanzienlijk negatieve milieueffecten heeft voor de discipline ‘mensruimtelijke ordening’. Bijkomend natuurgebied kan een positief effect hebben op de lokale luchtkwaliteit (opvang van fijn stof, NOx, productie van O2.). De bestemmingswijziging naar natuurgebied kan dus een gunstig effect hebben voor de discipline ‘lucht en geur’. Bijkomend natuurgebied kan eventuele lichthinder, bv. veroorzaakt door agrarische bebouwing (verlichte serres), recreatieve activiteiten ed. voorkomen en kan dus een gunstig effect hebben voor de discipline ‘licht’. Het herbestemmen naar ‘natuurgebied’ impliceert op zich geen wijzingen op het waterregime, het oppervlaktewater of het grondwater. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘natuurgebied’ zijn geen bodemverontreinigingen gekend. Alle stedenbouwkundige vergunningsaanvragen dienen te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake de buffering, infiltratie en hergebruik van hemelwater. Het vergunningverlenend bestuursorgaan zal elke beslissing onderwerpen aan een watertoets. Indien nodig zullen op dat niveau bijkomende remediërende of compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden. Omdat nieuwe bebouwing (behoudens kleine constructies i.f.v. het natuurbeheer) in principe uitgesloten is in ‘natuurgebied’, wordt bijkomende bebouwing en verharding vermeden en blijft het waterbergend vermogen van het gebied behouden. Voorliggend plan zal tevens geen aanleiding geven tot het relevant wijzigen van bodemtypes, de infiltratiegevoeligheid, de fysische
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 67 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
bodemgesteldheid of de gevoeligheid voor grondwaterstromingen. Het gebied is niet erosiegevoelig, zodat er geen bodemerosie verwacht wordt. Om die redenen kan redelijkerwijze gesteld worden dat deze herbestemming geen negatieve effecten voor de disciplines ‘water’ en ‘bodem’ heeft. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘natuurgebied’ zijn in principe géén mobiliteitsgenerende of geluidsproducerende activiteiten toegelaten zodat redelijkerwijze gesteld kan worden dat deze herbestemming geen negatieve effecten heeft voor de disciplines ‘geluid’ en ‘mobiliteit’. Verder zijn er redelijkerwijze ook geen handelingen of activiteiten te verwachten die negatieve effecten kunnen veroorzaken voor de disciplines ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’. B. Wijziging van (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied (met culturele, historische en/of esthetische waarde) naar gemengd openruimtegebied (Reuzelaar-Keizerskamp en Kapelhof en De Laak) B1. Twee gebieden die op het gewestplan bestemd zijn als respectievelijk ‘agrarisch gebied’ (openruimtegebied Reuzelaar-Keizerskamp) en ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ (openruimtegebied Kapelhof en De Laak) worden herbestemd naar ‘gemengd openruimtegebied’. Binnen beide ‘gemengde openruimtegebieden’ zijn landbouw en natuurbehoud toegelaten functies. In het voorschrift zijn per gebied de bestaande erfgoedelementen omschreven. In de bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van aangehaalde functies ook volgende hoofdactiviteiten toegelaten worden: wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen, toeristisch-recreatieve voorzieningen, horeca en kantoor- en dienstenfunctie. Ook het verbouwen, uitbreiden en herbouwen van bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies zijn toegelaten voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. De schaal van dergelijke uitbreidingen moet aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site. B2. Binnen de referentietoestand ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ en ‘agrarisch gebied’ is geen actief landbouwbedrijf opgenomen. De inplanting van nieuwe landbouwbedrijfszetels is niet mogelijk maar kan nog in de aanwezige bebouwing gevestigd. Het landbouwgebruik van het gebied blijft gegarandeerd. Voor de constructies zijn functiewijzigingen mogelijk die ook volgens het decreet in agrarische gebieden mogelijk zijn. Het huidige landbouwgebruik in het gebied is beperkt tot graslanden. B3. De herbestemming van ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ en ‘agrarisch gebied’ naar ‘gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde’ hebben in principe gunstige effecten voor de disciplines ‘fauna, flora en biodiversiteit’ en ‘landschap’ gezien er stedenbouwkundige voorschriften opgenomen worden in functie van het behoud en herstel van de natuur- en landschapswaarden. De bestemmingswijziging heeft geen relevante impact op de huidige landbouwfunctie omdat het landbouwgebruik (beperkt tot graslanden) gegarandeerd blijft volgens de voorschriften. Anderzijds zijn er geen landbouwbedrijfszetels gevat door deze bestemmingswijziging. Er kan dus gesteld worden dat er geen aanzienlijk negatieve effecten zijn voor de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’. Het oprichten van nieuwe landbouwbedrijfszetels is uitgesloten in het ‘gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde’. Anderzijds kan de bestaande bebouwing worden behouden, uitgebreid en herbouwd voor andere functies voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt en de schaal van dergelijke uitbreidingen aansluit bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site. Bovendien zijn deze functiewijzigingen nu ook reeds mogelijk binnen de huidige bestemming. Om die redenen kan redelijkerwijze gesteld worden dat deze bestemmingswijziging geen aanzienlijk negatieve effecten heeft voor de disciplines ‘geluid’, ‘lucht en geur’ en ‘licht’, ‘mobiliteit’. Het oprichten van serres of grootschalige recreatieve voorzieningen is niet toegelaten in het ‘gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde’, dus eventuele lichthinder vanuit serreverlichting of recreatieve activiteiten is per definitie uitgesloten. Om die redenen kan redelijkerwijze gesteld worden dat deze herbestemming geen negatief effect heeft voor de discipline ‘licht’.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 68 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Gezien het oprichten van nieuwe gebouwen, behoudens eventuele uitbreiding van de aanwezige gebouwen (voor de 2 gebieden 3 gebouwen waaronder het beschermd monument Molen De Hoop), uitgesloten is in het ‘gemengd openruimtegebied’, is er geen significante stijging van de bodemafdichting door bijkomende bebouwing te verwachten. Voorliggend plan zal geen aanleiding geven tot het relevant wijzigen van bodemtypes, de infiltratiegevoeligheid, de fysische bodemgesteldheid of de gevoeligheid voor grondwaterstromingen. Het gebied is niet erosiegevoelig, zodat er geen bodemerosie verwacht wordt. Om die redenen kan redelijkerwijze gesteld worden dat deze herbestemming geen negatieve effecten voor de discipline ‘bodem’ heeft. Het herbestemmen naar ‘gemengd openruimtegebied’ impliceert op zich geen wijzingen op het waterregime, het oppervlaktewater of het grondwater. Alle stedenbouwkundige vergunningsaanvragen dienen te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake de buffering, infiltratie en hergebruik van hemelwater. Het vergunningverlenend bestuursorgaan zal elke beslissing onderwerpen aan een watertoets. Indien nodig zullen op dat niveau bijkomende remediërende of compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden. Nieuwe inplantingen zijn uitgesloten. Het geldend juridisch kader vanuit de milieuregelgeving waarbinnen land- en tuinbouwactiviteiten impact kunnen hebben op de waterkwaliteit (bemesting, gebruik pesticiden…) wijzigt niet door de bestemmingswijziging. Omdat nieuwe gebouwen enkel mogelijk zijn in het kader van uitbreiding of herbouwen van bestaande en steeds moeten aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site, kan redelijkerwijze gesteld worden dat deze herbestemming geen aanzienlijk negatieve effecten heeft voor de discipline ‘water’. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘gemengd openruimtegebied’ zijn redelijkerwijze geen handelingen of activiteiten te verwachten die negatieve effecten kunnen veroorzaken voor de disciplines ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’.
C. Wijziging gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsfuncties (met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’) naar ‘gebied voor infrastructuur voor duurzame waterwinning’ (langwerpige strook en zone Van Broeckhoven, delen buiten projectgebied) C1. Deze gebieden zijn op het gewestplan bestemd als ‘gemeenschapsvoorzieningen- en openbare nutsfuncties’ met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’. In het voorgenomen plan wordt enkel de openbare nutsfunctie bevestigd als ‘gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening’. In dit gebied zijn alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van de infrastructuur voor de winning, de opvang, de behandeling, het transport en de distributie van het water toegelaten. C2. Voor deze wijzigingen wordt uitgegaan van de actuele en gewenste toestand (geen ontginning meer gewenst voor realisatie van de waterwinning of afgerond, aanduiding en afbakening beschermingszone waterwingebied niet vereist). Ten aanzien van de huidige bestaande toestand verandert er door de bestemmingswijziging aldus niets maar sluit de voorgestelde bestemming juridisch beter aan bij de bestaande (referentie-)toestand. C3. In feite vormt de bestemmingswijziging enkel een niet langer mogelijk maken van de ontginningsactiviteiten. Deze herbestemming heeft in vergelijking met de huidige toestand in principe dan ook geen negatieve effecten voor de disciplines ‘fauna, flora en biodiversiteit’ en ‘landschap’. In de huidige gebruik hebben deze gebieden een beperkt landbouwgebruik (grasland). Er kan dus gesteld dat in vergelijking met de huidige toestand het niet (meer) ontginnen van deze gebieden eerder positieve effecten heeft voor de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’, ‘geluid’, ‘lucht en geur’, ‘licht’ ‘mobiliteit’, ‘bodem’ en ‘water’. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening’ zijn redelijkerwijze geen handelingen of activiteiten te verwachten die negatieve effecten kunnen veroorzaken voor de disciplines ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 69 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
D. Wijziging gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsfuncties (met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’) naar natuurgebied (winterdijk correcties) D1. Deze gebieden zijn op het gewestplan bestemd als ‘gemeenschapsvoorzieningen- en openbare nutsfuncties’ met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’. In het voorgenomen plan worden de fragmenten gelegen aan de oostzijde van de aangelegde winterdijk en aansluitend bij bestaand natuurgebied, omgezet naar ‘natuurgebied’. D2. Voor deze wijzigingen wordt uitgegaan van de actuele en gewenste toestand. Het betreft met name een correctie van de begrenzing tussen beide bestemmingen op basis van de exacte inplanting van de winterdijk als grens tussen beide gebieden. Het behoud van de bestaande (referentie-)toestand is binnen natuurgebied oostelijk van de winterdijk als duidelijk fysieke grens niet gewenst. D3. Het herbestemmen van ‘gemeenschapsvoorzieningen- en openbare nutsfuncties’ met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’, naar ‘natuurgebied’ heeft in principe dan geen negatieve (eerder positieve) effecten voor de disciplines ‘fauna, flora en biodiversiteit’, ‘landschap’, ‘mens-ruimtelijke ordening’, ‘geluid’, ‘lucht en geur’, ‘licht’, ‘mobiliteit’, ‘bodem’ en ‘water’. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘natuurgebied’ zijn redelijkerwijze geen handelingen of activiteiten te verwachten die negatieve effecten kunnen veroorzaken voor de disciplines ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’. E. Wijziging gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsfuncties (met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’) naar agrarisch gebied (perceel buiten ringdijk) E1. Deze gebieden zijn op het gewestplan bestemd als ‘gemeenschapsvoorzieningen- en openbare nutsfuncties’ met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’. In het voorgenomen plan wordt het perceel gelegen aan de westzijde van de aangelegde winterdijk en aansluitend bij bestaand agrarisch gebied, omgezet naar ‘agrarisch gebied’. Hoewel gelegen binnen het projectgebied van de projectgrindwinning Elerweerd, wordt toch melding gemaakt van de bestemmingswijziging. De bestemmingswijziging betreft de omzetting naar agrarisch gebied van perceel A134C (< dan 1 ha) aan de westzijde (buiten de ringdijk) van het waterspaarbekken. E2. Voor deze wijzigingen wordt uitgegaan van de actuele en gewenste toestand. Het betreft met name een correctie van de begrenzing tussen beide bestemmingen op basis van de exacte inplanting van de ringdijk die ook elders als bestemmingsgrens geldt. Het behoud van de bestaande (referentie-)toestand is binnen het omgrenzende ‘agrarisch gebied’ noordelijk en westelijk van de ringdijk als duidelijk fysieke grens niet gewenst. E3. Het herbestemmen van ‘gemeenschapsvoorzieningen- en openbare nutsfuncties’ met overdruk ‘uitbreiding van ontginningsgebied’ en ‘waterwingebied’, naar ‘agrarisch gebied’ heeft in principe geen negatieve (eerder positieve) effecten voor de disciplines ‘fauna, flora en biodiversiteit’, ‘landschap’, ‘mens-ruimtelijke ordening’, ‘geluid’, ‘lucht en geur’, licht, ‘mobiliteit’, ‘bodem’ en ‘water’. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘agrarisch gebied’ zijn redelijkerwijze geen handelingen of activiteiten te verwachten die negatieve effecten kunnen veroorzaken voor de disciplines ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’. F. Wijziging van ‘ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling’ en van ‘natuurontwikkelingsgebied’ naar natuurgebied (Bichterweerd en Negenoord) F1. Deze gebieden zijn op het gewestplan bestemd als ‘ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling’ en ‘natuurontwikkelingsgebied’. In het voorgenomen plan wordt het gehele gebied omgezet naar ‘natuurgebied’. F2. Voor deze wijzigingen wordt uitgegaan van de actuele en gewenste toestand. Het betreft met name een voormalig ontginningsgebied waarvan de nabestemming ‘natuurontwikkeling’ intussen gerealiseerd is. Het behoud van de bestaande (referentie-)toestand (ontginning mogelijk maken) is binnen dit gebied niet langer aan de orde. F3. Het herbestemmen van ‘ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling’ en ‘natuurontwikkelingsgebied’, naar ‘natuurgebied’ heeft in principe geen negatieve (eerder ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 70 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
positieve) effecten voor de disciplines ‘fauna, flora en biodiversiteit’, ‘landschap’, ‘mens-ruimtelijke ordening’, ‘geluid’, ‘lucht en geur’, ‘licht’, ‘mobiliteit’, ‘bodem’ en ‘water’. Binnen de gebieden die herbestemd worden naar ‘natuurgebied’ zijn redelijkerwijze geen handelingen of activiteiten te verwachten die negatieve effecten kunnen veroorzaken voor de disciplines ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’. G. Differentiatie middels (vlak-, lijn- en puntvormige) overdrukken in functie van de vertaling van erfgoedelementen en de overdruk erfgoedlandschap op de bestemmingen agrarisch gebied en natuurgebied G1. Deze overdrukken zijn grotendeels een vertaling van het gewestplan, waarop deze zones zijn aangeduid als landschappelijk waardevol of waarbij de bescherming van het landschap, de site of het lijnvormige element in de stedenbouwkundige voorschriften is ingebed. Deze overdrukken zijn overdrukken op de hierboven beschreven bestemmingswijzigingen. G2. Binnen de referentietoestand (de betreffende bestemmingen op het gewestplan), werd de bescherming van erfgoed en landschap reeds grotendeels ingeschreven. Door de overdruk ‘erfgoedlandschap’ en de vlak-, lijn- en puntvormige landschapselementen (structurerend open landbouwlandschap, structurerende depressie, historische dijken, klein bouwkundig erfgoed,…) bijkomend aan te duiden, wordt de bescherming en het behoud van landschaps- en erfgoedwaarden extra verzekerd. G3. Het extra beschermen van landschaps- en erfgoedwaarden heeft een positief milieueffect voor de milieudisciplines ‘fauna, flora en biodiversiteit’ en ‘landschap’. Met de aanduiding als ‘erfgoedlandschap’ kan het huidige gebruik binnen het gebied behouden kan blijven, zodat gesteld kan worden er geen aanzienlijk negatieve effecten zijn voor de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’. Gezien deze overdrukken geen bijkomende gevolgen omvatten aangaande de overige disciplines, kan redelijkerwijze gesteld worden dat door de aanduiding van deze overdrukken geen negatieve effecten te verwachten zijn voor de disciplines ‘lucht en geur’, ‘licht’, ‘water’, ‘bodem’, ‘geluid’, ‘mobiliteit’, ‘atmosfeer’, ‘klimatologische factoren’, ‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’. Discipline ‘mens-gezondheid en veiligheid’ Deze discipline wordt voor het geheel van het plangebied besproken. Het plan voorziet geen wijzigingen die betrekking hebben op deze discipline: ❧
In het plangebied bevinden zich zonevreemde woningen en zonevreemde verkavelingen. De verkavelingen worden niet opgeheven noch herzien door het plan. De zonevreemde woningen behouden hun basisrechten hetzij voorzien in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hetzij in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
❧
Er is geen bedrijvigheid gepland of aanwezig in het plangebied. Het plan voorziet geen mogelijkheden voor het oprichten van nieuwe of uitbreiden van bestaande niet-agrarische bedrijven. Voor de stedenbouwkundig vergunde of vergund geachte bedrijven gelden de decretale basisrechten voor zonevreemde constructies zoals voorzien in de Vlaamse Codex Ruimtelijk Ordening.
❧
Er is geen Seveso-inrichting aanwezig of gepland binnen een straal van 2 km rond het plangebied.
❧
De bestaande boven- en ondergrondse leidingen binnen het plangebied zijn reeds als dusdanig voorzien op het bestaande gewestplan; de vergunningsmogelijkheden die zij vandaag reeds hebben, blijven behouden. Er worden geen bijkomende tracés voor boven- of ondergrondse leidingen met eventuele bijkomende hinder voorzien. De bestaande leidingen kunnen binnen het huidig planologisch kader tevens worden verzwaard, het voorliggend plan bevestigt deze mogelijkheden.
Er kan in alle redelijkheid geconcludeerd worden dat er geen bijkomende risico’s inzake externe veiligheid wordt gecreëerd met voorliggend plan. Er kan gesteld worden dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport vereist is.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 71 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Gezien er geen aanzienlijk negatieve milieueffecten binnen de hierboven vermelde disciplines verwacht worden als gevolg van het plan, kan er redelijkerwijze besloten worden dat er geen aanzienlijk negatieve effecten voor de discipline ‘mens-gezondheid en veiligheid’ verwacht worden als gevolg van het voorgenomen plan.
8.3.5
Samenvattende beschrijving De bestaande agrarische gebieden en natuurgebieden worden grotendeels herbevestigd ter vrijwaring van het open ruimtestructuur van dit gebied en er worden specifieke elementen opgenomen voor het behoud van erfgoedwaarden en er worden voorwaarden gecreëerd voor de duurzame ontwikkeling en ontwikkelingsperspectieven van de bestaande bebouwing. Verder wordt afstemming bereikt tussen natuurgebied en openbaar nut en ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling in het kader van actualisatie en van correcties ten aanzien van de gerealiseerde infrastructuur in het gebied en voortgaand op de actuele feitelijke toestand. Het samengaan van deze bestemmingswijzigingen levert geen cumulatieve effecten op, aangezien deze allen dezelfde doelstelling hebben, namelijk het vrijwaren van de bestaande openruimte voor landbouw, natuur en het behoud van de erfgoedwaarden. Belangrijk hierbij is ook dat middels een deel lijn-, vlak- en puntvormige overdrukken de aanwezige erfgoedwaarden worden beschermd zonder het functioneren van het overwegende agrarische gebied in het gedrang te brengen. In ditzelfde kader past ook de bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde voor delen van het plangebied met een hoge concentratie van erfgoedelementen (bouwkundig, horticultureel, landschap en natuur) die in hun onderlinge samenhang een meerwaarde bieden om te worden bewaard. Voor de hoger beschreven planonderdelen werd telkens aangetoond dat het om beperkte wijzigingen gaat veelal gebaseerd op bestaande feitelijke gerealiseerde toestand . De bestemmingswijzigingen die noodzakelijk zijn in de projectgrindwinning zijn afgewogen op basis van de plan-MER. Waar binnen het projectgebied nog overdrukken noodzakelijk zijn voor realisatie van het grindwinningsproject blijft de onderliggende bestemming onaangeroerd. Het samengaan van de verschillende planonderdelen levert daarom geen conflicten op en kan geen aanleiding geven tot een betekenisvolle aantasting van een soort of habitat. Door het samengaan van de verschillende planonderdelen (zijn geen significant negatieve milieueffecten te verwachten, aangezien de wijzigingen ingegeven zijn door de bestaande kenmerken van het gebied. De indeling van de planonderdelen is bovendien gebeurd in overleg met de betrokken actoren en gebaseerd op de bestaande toestand. Ten aanzien van de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’ (agrarisch gebruik) zijn geen aanzienlijk negatieve milieueffecten te verwachten omwille van de gericht ingezette gebiedsgerichte bepalingen in de voorschriften als mildering ten aanzien van het huidige gebruik.
8.4
Veiligheidsrapportage Er is in het gebied geen Seveso-inrichting aanwezig of mogelijk en er zijn ook geen Sevesoinrichtingen in de omgeving die een invloed kunnen hebben op de binnen het plangebied aanwezige of geplande aandachtsgebieden, in het bijzonder ‘waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden’. Gezien het plan enerzijds gericht is op de realisatie van het grindwinningsproject Elerweerd en anderzijds op het behoud van de bestaande openruimtegebieden voor landbouw, natuur en bos en de vertaling van de ankerplaats in erfgoedlandschap wordt er vanuit gegaan dat er geen veiligheidsrapportage opgemaakt moet worden. De dienst veligheidsrapportage heeft dit bevestigd in haar advies van 19 april 2015 naar aanleiding van de plenaire vergadering.
8.5
Passende beoordeling ten aanzien van als SBZ te beschouwen gebieden Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 72 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992). In Nederland is de Grensmaas aangewezen als Speciale BeschermingsZone (SBZ) in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als Natura 2000 gebied 152. De soortbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (2002). Binnen het plangebied zijn enkel speciale beschermingszones volgens de habitatrichtlijn gelegen. De milieu-afweging middels een passende beoordeling is opgenomen in vermelde plan-MER (p.310 ev)14. Uit het onderzoek tot plan-MER is reeds gebleken dat voor de overige gebieden (buiten het projectgebied) geen passende beoordeling vereist is. Ten aanzien van het verwijderen van de vegetatie bij oeververbreding en weerdverlaging buitendijks kan samenvattend gesteld worden dat het negatieve effect op de huidige vegetatie binnen de SBZ-H gebieden binnen het plangebied moet dienen om een veel grotere oppervlakte waardevolle vegetatie te verkrijgen. Voor de relictpopulaties van uiterst zeldzame soorten moet zeer omzichtig gewerkt worden, want de kans bestaat dat de zaadbronnen en daarmee grote delen of volledige populaties verloren gaan. Gelijktijdigheid van verwijdering en herontwikkeling van habitats is gegarandeerd door de ruimtelijke fasering binnen het omvangrijke plangebied en dat voor beide onderdelen, oeververbreding als weerdverlaging. Ten aanzien van gewijzigde vegetatie in het buitendijks gebied wordt vastgesteld dat er in het plangebied een verscheidenheid aan hydromorfologische zones wordt gecreëerd (daar waar het plangebied nu veelal in landbouwgebruik is). De huidige overwegend hoogwatervrije zone en hogere weerd wordt vervangen door hoogdynamische milieus zoals grindbanken, zandruggen, lage oevers, (ondiepe) waterplassen. Er komen verschillende types graslanden bij zoals stroomdalgraslanden, overstromingsgraslanden en dynamische graslanden (naamgeving cf. Ecodyn van INBO). Aan de hydromorfologische zones zijn habitattypen en soortgroepen gekoppeld. Binnen SBZ-H in het plangebied gaat het om: ca. 0,5 ha hoogwatervrije zone, 4 tot 5 ha hogere weerd, ca. 3,6 ha grindbank en ca. 9 ha zandrug in SBZ-H. Er ontstaan binnen SBZ-H (ondiepe) waterplassen van ongeveer 1 ha. De oppervlakte graslanden neemt toe tot bijna 9 à 10 ha. De preciese verdeling van de habitats is afhankelijk van de substraatafwerking en milieufactoren zoals overstromingsregime. Ten aanzien van de gewijzigde fauna en gewijzigde vegetatie kan samenvattend gesteld worden dat er door het plan in de exploitatiefase een grote toename is van oppervlaktes hydromorfologische zones die ontwikkeling toelaten van de specifieke habitats en soorten van de Maasvallei binnen de SBZ-H-gebieden. Bovendien laat het plan een aangepaste bestemming en aangepast natuurbeheer toe op deze terreinen, wat de ontwikkeling van de habitats veel zekerder maakt dan het huidige landgebruik maar ook een link legt tussen de SBZ-H-gebieden noordelijk en zuidelijk van het projectgebied en de natuurontwikkelingszones aan Nederlandse zijde van de Maas (Koeweide en Visserweert) maar ook buiten SBZ-H. Ten aanzien van de peilwijziging van de Grensmaas zijn er geen effecten aangezien de huidige Maasbedding niet wordt beïnvloed door het plan tenzij bij piekafvoeren. Deze zijn kortstondig, laagfrequent en hebben geen invloed op de kwaliteit van het leefgebied van soorten. Ten aanzien van de grondwaterstandswijzigingen in binnen- en buitendijkse gebieden worden geen effecten vastgesteld buiten het winterbed ter hoogte van de Elerweerd. Ten westen van de Meerheuvel is ten gevolge van de verdere uitdieping van de plas voor vulzandwinning wel een vernatting merkbaar als verhoogde gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. Deze is het grootste vlakbij de ringdijk (+50 cm) en vermindert tot < dan 5 cm op 1,8 km westwaarts. De contour van 5 cm bereikt in het uiterste zuiden het SBZ-H gebied De Broeken maar daar bevindt zich de
14
De omzendbrief/LNE/2015/1 van 20 februari 2015 is van toepassing op de beoordeling van vergunningsaanvragen betreffende projecten of activiteiten met mogelijke betekenisvolle effecten voor Speciale Beschermingszones. Een relevant MER dat definitief werd geodgekeurd door de dienst MER vóór de datum van de omzendbrief of een relevante passende beoordeling die positief werd geadviseerd door het ANB vóór de datum van de omzendbrief, blijft geldig.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 73 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
grondwatertafel reeds zeer ondiep; de waardevolle vegetaties zijn waterminnend en zullen beter bestand zijn tegen droogteperiodes. Ten aanzien van de verstoring fauna door geluid van de werkzaamheden in het plangebied zal het effect vergelijkbaar zijn of minder dan die vanwege het project Kogge Greend in combinatie met de grindbewerkingsinstallatie van Bichterweert. De diverse vogelgemeenschappen die zich onder deze omstandigheden in het studiegebied ophoudt, zal zich tijdens de aanlegfase van plan Elerweerd ook kunnen handhaven. Ten aanzien van de verstoring van fauna door recreatie in de exploitatiefase wordt voor het buitendijks gebeid gesteld dat er geen belemmerende effecten verwacht worden. De visuele- en geluidsverstoring van recreanten op de winterdijk en struinpaden is voorspelbaar zodat gewenning kan optreden. Vanuit de passende beoordeling is het wel absoluut noodzakelijk om zeer omzichtig om te gaan met de relictpopulaties van zeldzame kensoorten op de zomerdijk en de oeverkruin van de Maas. In de plan-MER zijn enkele mogelijkheden van aanpak beschreven met een voorkeur voor het niet vergraven van de zones. Op die manier kan de Maas ze wegspoelen en kunnen de soorten zich elders langs de Maas vestigen. Deze aanpak sluit nauw aan bij de ontwikkeling van een spontaan riviersysteem in tegenstelling tot een meer kunstmatige werkwijze waarbij de zones 10-30 cm diep worden geplagd om vervolgens als de bovenste afwerklaag te worden aangebracht op de nieuwe dijk. Ook het maaien en vervolgens verspreiden van het maaisel is een natuurtechnische mogelijkheid. Deze laatste twee methodes zijn ongetwijfeld waarschijnlijk succesvoller15. Welk principe wordt gevolgd en wel substraat hiervoor het meest aangewezen is, wordt onderzocht in de project-MER.
8.6
Watertoets Artikel 8 § 1 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 stelt dat de watertoets moet toegepast worden op alle overheidsbeslissingen op het gebied van vergunningen, plannen of programma’s. Voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is enerzijds gericht op behoud van de onbebouwde openruimte voor landbouw, natuur en bos. Anderzijds vormt het uitgangspunt van het project Elerweerd meer ruimte te creëren voor de rivier door het verdiepen en vergroten van het winterbed ter hoogte van de bocht van Elerweerd. Dit zorgt voor extra berging van Maaswater bij hoge debieten, wat de kans op overstromingen eerder zal verlagen. De rivierveiligheid stijgt. Door de verminderde infiltratie zullen ook de binnendijkse overstromingen door kwel beperkter zijn in omvang en frequentie. Een verlaging van het maaiveld zorgt enerzijds voor een verlaging van het drainageniveau en bijkomend de grondwaterstand. Anderzijds kan hierdoor bij hoogwater een groter deel onder water komen te staan waardoor de grondwaterstand hoger komt te staan doordat de infiltratie vergemakkelijkt wordt. In het project worden geen grote verharde oppervlakken aangelegd en treden geen wijzigingen op in de hemelwaterberging16. Door de ingrepen gedraagt de ontgravingszone (met een verlaagde doorlatendheid) zich als een rem in het systeem. De zones die achter de groeve liggen ten opzichte van de Maas reageren hierdoor trager en minder fel. De drainerende werking van de Maas bij lage debieten en de infiltrerende werking bij hoge debieten zullen minder ver landinwaarts doorwerken. Bij laag water ontstaat een opbolling landinwaarts van Elerweerd, en bij hoogwater ontstaat deze opbolling aan de kant van de Maas, waardoor het landinwaartse grondwaterpeil daalt. Voor de gemiddelde grondwaterstand (GVG) worden ter hoogte van de uitgraving verlagingen gevonden tot 30 cm. Ter hoogte van Meerheuvel stijgt het peil dan weer tot 80 cm. Bij de
15
Een andere mogelijkheid is de teelaarde verwijderen en na herprofilering terug opbrengen en niets zaaien of bewerken. De Maas zorgt voor de verspreiding van plantgoed. Deze ervaringen werden opgedaan bij dijkverbeteringsprojecten elders in de Maasvallei. 16
De Maas is een typische regenrivier. Tijdens hoogwater is het afvoervolume oneindig veel groter dan het neerslagvolume ter plaatse
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 74 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
gemiddelde laagwaterstand zijn de effecten iets groter. Ter hoogte van de bocht van Elerweerd zijn verlagingen merkbaar tot 90 cm. In de Meerheuvel stijgt het peil tot 1-2 m. In de gemiddelde hoogwaterstand treed dan weer een stijging tot 2 m op ter hoogte van Elerweerd. Tussen Bichterweert en Meerheuvel daalt de gemiddelde hoogwaterstand 40 cm. Binnendijks zijn geen effecten merkbaar. De overstromingsfrequentie in het gebied zal niet wijzigen als gevolg van de ingrepen. Bijgevolg zal dit de waterkwaliteit in de omgeving vermoedelijk niet wijzigen als gevolge van de ingrepen. Wel stijgt de kans op blauwalgen wanneer ondiep water in de centrale geul blijft staan na een hoogwatergolf. Het regelbaar maken van het kunstwerk kan ervoor zorgen dat de geul volledig leegloopt indien algengroei optreedt. Bij hoogwater infiltreert Maaswater naar de ruwwaterwinning van Meerheuvel17. Dit Maaswater beslaat waarschijnlijk slechts een zeer klein percentage van het opgepompte water. Na de ingrepen zal het aandeel Maaswater dalen, waardoor de kwaliteit zal verbeteren. Aangezien het over een klein percentage van het winningswater gaat en de winningen op grote afstand van de ingrepen gelegen zijn, is dit effect vermoedelijk niet relevant. Er liggen geen andere drinkwaterwinningen binnen de invloedsfeer van de grondwatereffecten van het plan. Waterafhankelijke natuur wordt weinig beïnvloed. De daling van het grondwater treedt op tijdens periode van hoge waterstanden. Tevens bevinden er zich vooral grondwaterafhankelijke vegetaties boven de scheidende lagen. Het grootste aandeel waterafhankelijke natuur is te interpreteren als rivierbegeleidende natuur. Deze zal ten gevolge van de werken meer kansen krijgen door de specifieke inrichting van het gebied en het regelmatiger overstromen van grotere delen van het gebied. In het plangebied bevindt zich geen waterzuivering noch riolering. In het project zijn ook geen ingrepen gepland om nieuwe waterzuivering of riolering aan te leggen. Noch zal door uitvoering van het geplande initiatief waterzuivering of riolering in de omgeving in het gedrang komen.
8.7 8.7.1
Landschapstoets Inleiding Binnen het plangebied ligt (een deel van) de ankerplaats APL011 “Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen”, definitief aangeduid bij ministerieel besluit van 23 juni 2014. Het besluit tot aanduiding omvat onder meer een beschrijving van de natuurwetenschappelijke, historische, esthetische, sociaal-culturele of ruimtelijk-structurerende waarden die aanleiding hebben gegeven tot de aanduiding en de kenmerken die typisch zijn voor de ankerplaats met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de waarden. Deze ankerplaats is aangeduid overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg. Het Onroerend Erfgoeddecreet van 12 juli 2013 dat op 1 januari 2015 in werking trad, bepaalt dat deze ankerplaats beschouwd wordt als een vaststelling van de landschapsatlas als vermeld in hoofdstuk 4 van dat decreet en als onroerenderfgoedrichtplannen als vermeld in hoofdstuk 7 van dat decreet. Zodra een inventarisitem is opgenomen in een vastgestelde inventaris, zijn er juridische gevolgen aan gekoppeld. Voor alle vastgestelde inventarissen die aan een openbaar onderzoek zijn onderworpen, geldt de zorgplicht voor administratieve overheden. Dat betekent dat gemeenten, OCMW’s, overheidsdiensten, provincies… altijd zo veel mogelijk zorg in acht moeten nemen voor deze inventarisitems. Voor alle eigen werken of activiteiten moeten ze onderzoeken of deze een directe impact hebben op geïnventariseerd erfgoed. Als dat zo is, moeten ze bovendien motiveren welke maatregelen ze hebben genomen om aan deze zorgplicht te voldoen.
17
Door de ingrepen van Booien-Veurzen-Bichterweerd-Zuid en het dekgrondscherm aan de teen van de winterdijk en het sluiten van de infiltrastroom over het dekgrondscherm van Bichterweerd (nu in uitvoering) zal de infiltratie van Maaswater nog veel sterker afnemen.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 75 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Het grindwinningsprojectgebied van het maatschappelijk project Elerweerd ligt binnen de perimeter van de aangeduide ankerplaats. De projectzone wordt in het ruimtelijk uitvoeringsplan niet opgenomen als erfgoedlandschap. In dit hoofdstuk wordt de overweging omschreven om te komen tot het uit te voeren plan dat mogelijk de definitief aangeduide ankerplaats nadelig kan beïnvloeden. Aangezien het plan-MER voor de projectgrindwinning Elerweerd reeds werd goedgekeurd vóór definitieve aanduiding van de ankerplaats, werd een aparte landschapstoets opgesteld als aanvulling op de plan-MER. Deze analyse van mogelijk negatieve effecten van het plan en de beoogde handelingen, geeft de mogelijkheid om maatregelen voor te stellen die mogelijke schade kan vermijden, herstellen of compenseren. Hierna zullen de positieve en negatieve effecten van het plan en de handelingen op de waarden en kenmerken van de ankerplaats worden verduidelijkt. Er wordt nagegaan of schade te vermijden is en, indien onvermijdelijk, beperkt kan worden door maatregelen. Indien schade niet beperkt kan worden, wordt nagegaan hoe die hersteld of gecompenseerd kan worden door maatregelen. Deze analyse wordt ingegdeeld per genoemde waarde en landschapskenmerken waarbij verwezen wordt naar de betrokken deelgebieden van het plan waarop het grindwinningsproject van toepassing is. Op die manier wordt invulling gegeven aan de zorgplicht zoals omschreven in het onroerend erfgoeddecreet.
8.7.2
Effect van de uit te voeren werken op het buitendijkse gebied Uit te voeren werken De uitvoering van de werken ter hoogte van Bichterweert Noord en Elerweerd impliceert dat het volledige buitendijkse gebied zal afgegraven worden en het huidige peil en reliëf zullen wijzigen. Het verlagen van de topografie en het wijzigen van het reliëf zal de interactie van het buitendijkse gebied met de in de 20ste eeuw sterk verlaagde rivierbedding blijvend vergroten. Hierdoor zal een gewijzigd landschapstype ontstaan en zullen een aantal landschapskenmerken, die typisch zijn voor deze deelzone binnen de ankerplaats, verdwijnen. Door verlaging van de uiterwaard met een oeverafschuining van de Maas zal een brede ondiepe zone ontstaan voor ecologische ontwikkeling en zal het water zichtbaar zijn vanuit het landschap. Hoewel het project nieuwe plassen en dijken voorziet, wordt geen reconstructie van de historische waterlopen en geulen nagestreefd. Wel kunnen dynamische, reliëf- en bodemvormende processen op ruime schaal plaatsvinden, zonder dat deze onmiddellijk hersteld en genivelleerd worden ten behoeve van landbouwuitbating of behoud wegenis. Natuurwetenschappelijke waarden – negatieve effecten Het buitendijkse gebied blijft een open landschap, maar zal sterk wijzigen waardoor veel natuurwetenschappelijke waarden en connecties met het verleden verloren gaan. De grondwerken zullen de sporen van de historische verplaatsingen van de Maas teniet doen. In dit buitendijkse gebied van Heppeneert en Elerweerd zijn nog geulen en oude meanders aanwezig die verwijzen naar de voormalige bedding van de Maas. De drieledige landschapsopbouw rond die meanders en de meander zelf met zijn hoger gelegen buitenbocht en lager gelegen landbouw zal door de grondwerken verdwijnen. Hoewel het patroon van kronkelwaardgeulen sterk vervaagd is in het buitendijkse landbouwlandschap blijft deze herinnering zeer waardevol omdat dit landschap schatplichtig is aan de rivier en omdat in de ondergrond relatief gave geulenpatronen zeer zeldzaam geworden zijn langs de Grensmaas. De hoogstamboomgaard rond de oude hoeve De Krauw blijft niet behouden, de boomgaard ronde hoeve De Damiaan blijft samen met de hoeve zelf bewaard. Natuurwetenschappelijke waarden – positieve effecten Binnen het Buitendijks gebied zijn kleine relicten van stroomdalgraslanden aanwezig, met een unieke riviergebonden vegetatie. Na uitvoering van de werken zullen in de verlaagde weerd op grote schaal droge tot vochtige, onbemeste bodems onder natuurbeheer komen die kunnen
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 76 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
evolueren naar stroomdalgraslanden onder invloed van de versterkte overstromingsdynamiek, want de weerd ligt lager en dus “dichter” bij de sterk schommelende Maaspeilen. Door de oeververbreding van de Maas zal het effect van de stroom op de oevers en het omliggende landschap veranderen. De Maas krijgt een lange afschuining, waardoor een brede ondiepe zone ontstaat voor ecologische ontwikkeling. Zo ontstaan opnieuw aspecten van het historisch beeld van de Maas dat verwijst naar de rivierenterrassen en zijn karakteristieke fauna en flora. Deze ingrepen bieden de kans dat de oorspronkelijke landschapskenmerken en vegetaties, die aanwezig waren in de ankerplaats, zich opnieuw ontwikkelen op een landschappelijk relevante schaal. In het nieuwe landschap kunnen ook heel diverse, morfologische landschapsvormende processen opnieuw doorgaan, weliswaar binnen grote rivierkundige randvoorwaarden (“geen verlegging zomerbedding”), maar niettemin op een grote oppervlakte (honderden ha) en langs brede gradiënten van zomerbed tot winterdijk (honderden m). Historische waarden – negatieve effecten Reliëf en percelering De grondwerken zullen de herinneringen aan de historische verplaatsingen van de Maas teniet doen. Zowel verwijzingen naar de oorspronkelijke loop van de Maas als naar het landgebruik in de vorige twee eeuwen (de referentieperiode vanuit kaartmateriaal en beeldmateriaal) zullen verdwijnen. De blokvormige en langgerekte percelen met verwijzingen naar historische landbouwperceelstructuren –geënt op geulpatronen, oude dijken en ontginningspatronen- zullen wijken voor een ongeperceleerd natuurlandschap. De verspreide kleine leemputten met hun opvallende vorm van reliëf, voortkomen met weiland en verruigd met struweel zullen verdwijnen. Door het zuidelijk deel van het projectgebied lopen enkele oude, oorspronkelijke dijken, waarvan het historisch verhaal vertelt dat ze anders zijn ingeplant zijn dan de huidige waterkeringen. De oost-west gerichte, met houtige opslag begroeide Pastoorsdijk, ten zuidoosten van Elen, blijft onaangeroerd in het binnendijkse deel. Het buitendijkse traject – de nieuwe winterdijk doorsnijdt de oude dijk vrijwel haaks- van deze historische dijk, wordt afgegraven bij de weerdverlaging, maar naderhand heraangelegd bovenop een rug in het nieuwe reliëf. Dit traject wordt dan ingericht met een wandelpad/werfweg deels ingesloten door struweel en wilgen, in het verlengde van het binnendijkse traject. Bouwkundig erfgoed Ter hoogte van de zone waar de grondwerken zullen uitgevoerd worden liggen twee historische hoeves. Ze vallen op door hun geïsoleerde en hogere ligging,. ❧
Hoeve De Damiaan: Er is een niet vergraven zone die als stroomgeleidende rug behouden wordt. De geplande oeververbreding loopt vanaf deze niet vergraven zone tot de Maas. Naar het westen toe komt tussen de niet vergraven zone/tijdelijke tussendijk een weerdverlaging die doorloopt tot de winterdijk. In deze niet vergraven zone blijft de hoeve “De Damiaan” en een zone errond onaangeroerd.
❧
Hoeve De Krauw: Dit bouwkundige erfgoed zal door de grondwerken volledig verdwijnen en ook niet gereconstrueerd worden.
Mogelijk archeologische vondsten: Verspreide archeologische vondsten uit verschillende perioden bevestigen de aanwezigheid van de mens in het verleden en illustreren de continue aantrekkingskracht van de rivier. Bewijzen hiervoor zijn losse vondsten uit de steentijd en Romeins aardewerk, brandgraven uit de vroegRomeinse periode, munten en een concentratie aardewerk in de ruime omgeving van de Smaalbeemdebeek en Zanderbeek: Dilsen-Stokkem (Elen) (o.a. CAI 50919). Als het aanwezige archeologische erfgoed wetenschappelijk correct en afdoende gedocumenteerd wordt en voorafgaand aan de start van de werken in de beginfase een archeologische nota opgesteld wordt, kunnen de mogelijk aanwezige archeologische vondsten bij de grondwerken gespaard blijven. Een belangrijk aspect is het documenteren van het weggegraven geomorfologisch patrimonium, de kronkelwaardgeulen.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 77 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Historische waarden – positieve effecten De herinrichting van de Maas en het herprofileren tot zijn meer oorspronkelijke, brede profiel, zal deels het historische verhaal en zijn oorspronkelijke structuur, inclusief de fauna en flora rond de rivier, herstellen. Esthetische waarden – negatieve effecten De hoeve De Damiaan blijft aanwezig, maar zal nog meer uit het landschap oprijzen. Hoewel het landschap open blijft en nog gevarieerder wordt, is het oorspronkelijk beeld van landbouwgebied definitief verdwenen. Het zicht binnen het landschap, maar ook het uitzicht van de passanten op de omringende dijken zal definitief anders worden. Vanuit de huidige zichtstandplaats in Elen zal nu een ander beeld waargenomen worden. Esthetische waarden – positieve effecten Door de aaneenschakeling van grote heringerichte riviernatuurgebieden ontstaat een naar Vlaamse normen uitzonderlijk groot en breed ongeperceleerd landschap met Bichterweert, Elerweerd, Koeweide rondom de Maas. Socio-culturele waarden – geen effecten Het project zal geen negatieve effecten hebben op socio-culturele waarden van het projectgebied.
8.7.3
Effect van de maatregelen op het Binnendijkse gebied Uit te voeren werken De werken zullen uitgevoerd worden binnen een strook rond de Kogbeek tot aan heringerichte zone rond de Kogbeek. In deze zone komt een transportband met aanbehoren. Deze strook loopt over in een open zone ten westen van de plas “Meerheuvel”. Vanaf deze zone loopt een smalle strook tot de Rijksweg N78 waar een tijdelijke werfweg komt. In de zone bij de plas van Meerheuvel komt een tijdelijke verwerkingszone (zie illustratie).
Er zullen geen effecten zijn op de historische, ruimtelijk structurerende en socio-culturele waarden. Natuurwetenschappelijke waarden – negatieve effecten De Kogbeek loopt door de oude bedding van een meander. Hierin wordt tijdelijk een industriële installatie met grote grinddepots geplaatst en uitgebaat. Na 20 jaar wordt het terrein in oorspronkelijke toestand hersteld. Er zullen lokaal reliëfwijzigingen zijn in deze periode, waardoor
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 78 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
de doorlopende beddingstructuur van de oude meander onderbroken wordt. De overige natuurwetenschappelijke waarden in het deelgebied Binnendijks gebied blijven bewaard. Esthetische waarden – negatieve effecten Het zicht binnen het landschap zal tijdelijk anders zijn. Voor de passanten en bewoners van Elen zal gebied ten zuiden de dorpskern tijdelijk wijzigen en zal een ander zicht en beleving waargenomen worden. Na afronding van het project zal het terrein terug tot zijn oorspronkelijke staat worden hersteld. De overige esthetische waarden in het deelgebied Binnendijks gebied blijven bewaard.
8.7.4
Effect van de maatregelen op deelgebied “de gehuchten (Heppeneert)” Uit te voeren werken In Heppeneert en de zone tussen het dorp en de Maas zullen geen werken uitgevoerd worden. Omdat het projectgebied grenst aan Heppeneert, zullen mogelijk effecten (positief en negatief) besproken worden. Er zijn geen effecten op de historische, natuurwetenschappelijke en ruimtelijk-structurerende waarden. Het belangrijkste verhaal van Heppeneert, met name: zijn kroniek als bedevaartsoord, blijft bewaard, waardoor de socioculturele waarde blijven. Esthetische waarden – negatieve effecten Heppeneert is een zichtlandschap. Vanuit het dorp is de Buitendijkse gebied goed zichtbaar. Op de dijk bevinden zich 2 zichthoeken tot de Maas. Binnen deze zichthoeken zal het huidige landschap ongewijzigd blijven. De kans bestaat wel dat het beeld naar het zuiden toe vanaf de dijk zal wijzigen door de werken. Zo zal het uitzicht naar het voormalige brede uiterwaarden, met historische geulen en meanders en historische hoeves getransformeerd worden tot een volledig nieuw landschapsbeeld, waarin het landbouwlandschap van de Heppeneert uiterwaard een kleine enclave zal vormen. De overige esthetische waarden in het deelgebied “Gehuchten” blijven bewaard.
8.7.5
Compenserende maatregelen Uit voorgaande bespreking blijkt dat de uit te voeren werken in het buitendijks gebied waarden en kenmerken van de ankerplaats zullen verstoren of vernietigen. Voor het merendeel is deze schade niet te herstellen (§8.6.2 en 8.6.3). Hierdoor werden vrijwillig compenserende maatregelen besproken met Onroerend erfgoed Limburg. Het gaat om twee mogelijke compenserende inspanningen die in het binnendijks deel van de ankerplaats gelegen zijn; dit gedeelte wordt in voorliggend RUP vertaald naar een erfgoedlandschap. De maatregelen zijn niet afdwingbaar en de uitvoering is waarschijnlijk subsidieerbaar vanuit het erfgoeddecreet. Kapel Onze Lieve Vrouw van Rust Als compenserende maatregel wordt voorgesteld om in overleg te treden met de kerkfabriek van Elen voor een landschappelijke opwaardering van de tuin bij de Kapel Onze Lieve Vrouw van Rust. Deze kapel met tuin ligt aan de Zonnestraat in Elen nabij het Kapelhof. Het herstel van de zichtrelatie tussen het bouwkundig erfgoed en het akkerland rondom zal een positief effect hebben op de historische en natuurwetenschappelijke waarde van het binnendijks gebied. De tuin wordt opgenomen in de bestemming ‘gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde’. Herinrichting Reuzelaarsweg Als tweede compenserende maatregel wordt voorgesteld om de Reuzelaarsweg open te stellen en in te richten als trage weg. In de Reuzelaarsweg in Dilsen-Stokkem (komt uit op de Zandstraat), zijn nog restanten aanwezig van de oude weg. Deze buurtweg is momenteel afgesloten met een hek omdat een eigenaar aan beide zijden van de weg landbouwbedrijfsgebouwen heeft. Er kan onderzocht worden of dit traject opnieuw ingeschakeld kan worden als trage weg (wandelpad).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 79 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
De initiatiefnemers zullen hiervoor in overleg met de gemeente treden en inspanningen doen om hier een regeling te bespoedigen. Het opnieuw openstellen van de buurtweg en de inrichting als wandelpad zal een positief effect hebben op de socio-culturele waarde van het binnendijkse gebied van de ankerplaats. De trage weg wordt opgenomen in de bestemming ‘gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde’.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 80 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
9
Ruimtebalans
De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans. De bestemmingen die niet werden opgenomen betreffen wijzigingen minder dan 1 ha. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.012 ha. Tabel 2.
Ruimtebalans
Bestemmingscategorie
Voor
Na
Verschil
Reservaat en natuur
192 ha
350 ha
+158 ha
0 ha
7 ha
+7 ha
Overig groen Bos
1 ha
0 ha
-1 ha
Landbouw
534 ha
398 ha
-136 ha
Overige bestemmingen
285 ha
257 ha
-28 ha
waarvan ontginningsgebied
190 ha
165 ha
-25 ha
waarvan openbaar nutsgebied
95 ha
92 ha
- 3 ha
GEN in overdruk
163 ha
298 ha
+135 ha
GENO in overdruk
105 ha
32 ha
-73 ha
Totaal GEN/GENO in overdruk
268 ha
330 ha
+62 ha
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 81 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
10 Stedenbouwkundige voorschriften
10.1
Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ontginning en waterwinning, subcategorie gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Artikel 1. Gebied voor projectgrindwinning Artikel 1.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor projectgrindwinning volgens het Grinddecreet.
Projectgrindwinning gebeurt in uitvoering van artikel 14, §1 volgens de derde uitzondering (projectmatige aanpak van de grindwinning) van het Grinddecreet. Deze projecten dienen de realisatie te beogen van een maatschappelijk project van groot openbaar belang gesteund op een consensus binnen het projectgrindwinningscomité en op de goedkeuring van de Vlaamse Regering. Ten aanzien van dit project zijn de doelen maatschappelijk relevant, met name ten aanzien van hoogwaterbeveiliging, de realisatie van natuur- en landschapswaarden en het recreatief medegebruik binnen het winterbed van de Maas. De realisatie van deze doelen vergt een omvangrijk grondverzet. Projectgrindwinning maakt dit grondverzet mogelijk.
In functie van de realisatie van de projectgrindwinning en rekening houdend met de nabestemming zijn alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het winnen van grind toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft en voor zover ze kaderen binnen de projectgrindwinning volgens het grinddecreet. Een eerste bewerking in functie van het scheiden met de zandfractie is mogelijk in functie van terugstorten ter plaatse. De gewonnen grindfractie wordt afgevoerd voor verdere bewerking in de daartoe aangeduide zone (artikel 4.3). De verwerking van delfstoffen is uitgesloten.
De bestemming ‘gebied voor projectgrindwinning’ wordt beschouwd als een tijdelijke (voor)bestemming voorafgaande aan de inwerkingtreding van de nabestemming ‘natuurgebied’. De ontginning staat in functie van deze nabestemming. -
het gebied als tijdelijke hoofdfunctie de winning van primaire aanwezige delfstoffen krijgt, overeenkomstig het Grinddecreet en de randvoorwaarden vanuit de projectgrindwinning;
De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor ontginning bevat de nodige informatie over de fasering en diepte van de ontginning, de eindafwerking met het oog op de realisatie van de nabestemming en de toepassing van de inrichtingsbepalingen.
-
de mechanische behandeling van de ontgonnen delfstoffen in het gebied is beperkt tot het scheiden van grind- en zandfractie. De verder bewerking van de grindfractie is niet mogelijk binnen het gebied maar kan plaatsvinden in de bestaande constructies en installaties buiten dit gebied voor projectgrindwinning; de zandfractie blijft ter plaatse;
-
het bouwen van gebouwen en het plaatsen van installaties voor de verwerking van oppervlaktedelfstoffen is niet toegestaan.
Het gebied is bestemd voor de projectgrindwinning, waarbij:
Mechanische behandeling: daaronder wordt onder meer verstaan zeven, mengen, breken …Een voorbeeld van niet-toegelaten verwerkingsactiviteit is een betoncentrale. Artikel 1.2. Gebiedsspecifieke bepalingen Met het oog op de realisatie van de bestemming en in functie van nabestemming worden volgende ruimtelijke randvoorwaarden opgelegd:
Ten aanzien van de projectgrindwinning die wordt uitgevoerd binnen deze bestemming zijn een aantal algemene principes van toepassing.
De dekgronden die vrijkomen uit de maaiveld- en oeververlaging blijven binnen de kadastrale werkzone zowel tijdens als na de ontginningsfase.
Algemeen uitgangspunt is dat de vergraven dekgronden binnen de kadastrale werkzone blijven hetzij tijdelijk gestockeerd, hetzij voor de realisatie van tijdelijke geluidswallen of werkdijken. Deze dekgronden worden na afloop ook terug aangewend voor inrichting en herstructurering van het gebied met het oog op realisatie van de nabestemming.
Het project wordt gefaseerd gerealiseerd. Voor elke fase worden maatregelen getroffen die de hinder naar de omgeving beperken (aanleg tijdelijke werkdijken en geluidwallen). Van zodra het mogelijk is en de grindwinning niet gehinderd wordt, zal gestart worden met de heraanvulling en herstructurering in functie van de realisatie van de nabestemming. Hierbij wordt een optimaal substraat als toplaag nagestreefd (vulzand, grind, dekgronden) met het oog op de ontwikkeling van waardevolle vegetaties. De afvoer van grind vanuit het projectgrindwinningsgebied gebeurt via een transportband en werfweg die de winterdijk ongelijkvloers kruist met het oog op beperking van de hinder voor fietsers en wandelaars. In de ontginningsfase moeten de nodige maatregelen genomen worden met het oog op het behoud van de huidige relictpopulaties als bron van zaden en vegetatief voorplantingsmateriaal. Tot met de realisatie van de bestemming gestart wordt en in zoverre verenigbaar met de realisatie van de projectgrindwinning, zijn per perceel
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Gebiedsspecifiek wordt er verder vastgelegd dat de projectgrindwinning gefaseerd verloopt en dat voor zover dit geen hinder veroorzaakt aan de ontginning, kan gestart worden met het opvullen en herinrichten van eerder ontgonnen delen. Bij de ontginning worden de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd. Deze vormen een geheel van technieken om bij de ontginning in het gebied de bestaande natuurwaarden zo veel mogelijk te behoude, te ontwikkelen of te verstereken, en meer in het algemeen om te komen tot ‘milieuvriendelijke oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/miieu-eninfrastructuur/vademecums-natuurtechniek).
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 82 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
alle handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van de oprichting van gebouwen.
Tot slot wordt ook aangegeven dat het huidig gebruik van het gebied kan behouden blijven tot aan de aanvang van de projectgrindwinning. Deze overgangsbepaling geldt voor bestaand landbouwgebruik; bijgevolg is de ontginning van terreinen met het oog op het in landbouwgebruik nemen van deze gronden niet toegelaten. Verenigbaar met de realisatie van de projectgrindwinning betekent voorafgaand aan de vergraving van het terrein.
Artikel 1.3 Grote eenheid natuur in ontwikkeling in overdruk over gebied voor projectgrindwinning
Aanduiding in overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn handelingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. De oprichting van constructies voor deze bestaande activiteiten is niet toegelaten, met uitzondering van de oprichting van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte
Dit gebied wordt beschouwd als een grote eenheid natuur in ontwikkeling (GENO) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur in ontwikkeling zijn van toepassing in dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor de bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Het ruimtelijk beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud van de huidige biologische waarde en op de ontwikkeling van een hogere biologische waarde. De ruimtelijke ondersteuning houdt randvoorwaarden in voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige ecotopen. Verder houdt de ruimtelijke ondersteuning een gefaseerde omzetting in van het grondgebruik naar een gebruik dat het herstel en de ontwikkeling van de gewenste ecotopen toelaat. Bestaande activiteiten in het gebied kunnen behouden blijven totdat de natuurbestemming gerealiseerd is. Dat is een feitelijke kwestie. De activiteiten in het gebied moeten het behoud van de reeds aanwezige natuurwaarden garanderen en mogen het herstel en de verdere ontwikkeling ervan niet hypothekeren. De oprichting van gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten. Serres en stallen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en vergelijkbare constructies.
Artikel 1.4 Nabestemming natuurgebied
Vanaf de inwerkingtreding van de nabestemming behoort dit gebied tot de bestemmingscategorie natuur en reservaat Na de projectgrindwinning is het gebied bestemd als natuurgebied. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en het bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden, zijn toegelaten.
Na de projectgrindwinning krijgt het gebied een bestemming als natuurgebied waarbij de hoofdfunctie natuur is. Onder bos wordt begrepen: ecologisch beheerd bos als vemeld in artikel 18 en volgende van het Bosdecreet. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters of schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het natuurgebied in kwestie, op voorwaarde dat ze niet gebruikt worden als permanente woning. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal …). Ten aanzien van het recreatief medegebruik wordt verwezen naar de generieke bepalingen van het VCRO (art. 4.4.4).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 83 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Artikel 1.5 1.5 Gebiedsspecifieke bepaling inzake behoud structurerend hoevecomplex complex met erfgoedwaarden hoeve
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Binnen de met deze overdruk aangeduide zone bevindt zich een structurerend gebouwencomplex (Hoeve De Damiaan, Damiaan 11) met volgende erfgoedwaarden: een hoofdgebouw, bestaande uit twee door een bouwnaad en een nokhoogteverschil onderscheiden delen (respectievelijk woonhuis met opkamer en voormalige stal en langschuur), en de omgevende boomgaard. Alle handelingen nodig en nuttig voor het behoud of het herstel van de bouwkundige, archeologische en landschappelijke contextwaarde van deze gebouwen en site zijn toegelaten binnen de restricties van de onderliggende bestemming natuurgebied volgens artikel 1.4.
Hoewel gelegen binnen de bestemming ‘gebied voor projectgrindwinning’ volgens artikel 1, wordt het gebied van de site van hoeve De Damiaan niet vergraven en blijft de site als erfgoedelement bewaard binnen het grindwinningsproject. Voor het gebied binnen deze contour zijn de basisrechten voor zonevreemde constructies voor natuurgebied (nabestemming volgens artikel 1.4) zoals opgenomen in de VCRO van toepassing.
Artikel 1.6 Bepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten:
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens begrepen: de overstromingsgevoelige gebieden, aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.
-
Het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivieren beekvalleien;
-
Het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
Handelingen in functie van het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bijvoorbeeld in dit gebied verbreding of herinrichting van de bedding, herwaardering winterbed, vertraging waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding. De projectgrindwinning beoogt vanuit rivierkundig oogpunt deze doelstellingen.
-
Het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
Handelingen om de waterkwaliteit te verbeteren, zijn bijvoorbeeld buffering van waterlopen tegen vervuiling.
De in artikel 1.1 tot 1.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Handelingen in functie van de verbetering van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bijvoorbeeld het opheffen van barrières, het behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden. In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren daarvoor, zoals dijken, stuwen, pompinstallaties, toegelaten. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet Integraal Waterbeleid.Tijdelijke maatregelen tijdens de werken mogen geen aanleiding geven tot waterstandsstijgingen bij hogere afvoeren (> 2.500 m³/s). Dus voordat een tijdelijke ringdijk hoger dan het bestaande maaiveld gelegd wordt, moet er een compenserende rivierverruiming uitgevoerd worden. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, namelijk een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zo veel mogelijk te behouden, te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot ‘milieuvriendelijke’ oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek).
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie natuur en reservaat. Artikel 2. Natuurgebied
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 84 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Artikel 2.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en het bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden, zijn toegelaten.
In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Onder bos wordt begrepen: ecologisch beheerd bos als vemeld in artikel 18 en volgende van het Bosdecreet. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters of schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het natuurgebied in kwestie, op voorwaarde dat ze niet gebruikt worden als permanente woning. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal …). Ten aanzien van het recreatief medegebruik wordt verwezen naar de generieke bepalingen van het VCRO (art. 4.4.4).
Artikel 2.2. Grote eenheid natuur in overdruk over natuurgebied
Overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur.
Dit gebied wordt aangeduid als een grote eenheid natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing op dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt ale een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor de bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Artikel 2.3. Grote eenheid natuur in ontwikkeling in overdruk over natuurgebied
Overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn handelingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. De oprichting van constructies voor deze bestaande activiteiten is niet toegelaten, met uitzondering van de oprichting van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte
Dit gebied wordt beschouwd als een grote eenheid natuur in ontwikkeling (GENO) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur in ontwikkeling zijn van toepassing in dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor de bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Het ruimtelijk beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud van de huidige biologische waarde en op de ontwikkeling van een hogere biologische waarde. De ruimtelijke ondersteuning houdt randvoorwaarden in voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige ecotopen. Verder houdt de ruimtelijke ondersteuning een gefaseerde omzetting in van het grondgebruik naar een gebruik dat het herstel en de ontwikkeling van de gewenste ecotopen toelaat. Bestaande activiteiten in het gebied kunnen behouden blijven totdat de natuurbestemming gerealiseerd is. Dat is een feitelijke kwestie. De activiteiten in het gebied moeten het behoud van de reeds aanwezige natuurwaarden garanderen en mogen het herstel en de verdere ontwikkeling ervan niet hypothekeren. De oprichting van gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten. Serres en stallen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en vergelijkbare constructies.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 85 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Artikel 2.4. gebiedsspecifieke bepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: -
Het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivieren beekvalleien;
-
Het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
Het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
De in artikel 2.1 tot 2.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Onder rivier- en beekvalleien worden minstens begrepen: de overstromingsgevoelige gebieden, aangeduid op de kaarten van de watertoets. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Handelingen in functie van het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bijvoorbeeld hermeandering, verbreding of herinrichting van de bedding, herwaardering winterbed, vertraging waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding. Handelingen om de waterkwaliteit te verbeteren, zijn bijvoorbeeld buffering van waterlopen tegen vervuiling. Handelingen in functie van de verbetering van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bijvoorbeeld het opheffen van barrières, het behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden. In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren daarvoor, zoals dijken, stuwen, pompinstallaties, toegelaten. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet Integraal Waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, namelijk een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zo veel mogelijk te behouden, te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot ‘milieuvriendelijke’ oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek).
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ontginning en waterwinning Artikel 3. Gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening Artikel 3.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor infrastructuur van openbaar nut voor duurzame watervoorziening. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van de infrastructuur voor de winning, de opvang, de behandeling, het transport en de distributie van het water, zijn toegelaten. Daarnaast is de aanleg van nieuwe nutsleidingen toegelaten.
Infrastructuur voor waterwinning kan onder meer pompstations, drukstations, waterspaarbekkens of zuiveringsstations voor gewonnen water omvatten, met uitzondering van infrastructuur voor louter particulier gebruik. Tijdens de plaatsing en het gebruik van de infrastructuur moet rekening gehouden worden met voorkomende natuur- en landschapswaarden. Ten aanzien van het recreatief medegebruik wordt verwezen naar de generieke bepalingen van het VCRO (art. 4.4.4).
Artikel 3.2. Tijdelijke winning van oppervlaktedelfstoffen in overdruk
Aanduiding in overdruk Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur In functie van de realisatie van de hoofdbestemming (art 3.1) en de realisatie van de projectgrindwinning (art.1) is het in overdruk aangeduide gebied bestemd voor de tijdelijke ontginning van de aanwezige delfstoffen. De ontginningsactiviteiten zijn toegestaan voor de duur van de projectgrindwinning en enkel in functie van de realisatie
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
De bestemming gebied voor de tijdelijke winning van oppervlaktedelfstoffen wordt beschouwd als een tijdelijke bestemming als overdruk op de gewenste eindbestemming. Het gebied is bestemd voor de winning van oppervlaktedelfstoffen, waarbij:
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 86 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
daarvan. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het winnen van de aanwezige delfstoffen zijn toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft. De mechanische behandeling en verwerking van delfstoffen is uitgesloten. Bij het ontginnen moet de ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving geminimaliseerd worden. Bij het beëindigen van de ontginningsactiviteiten krijgt het gebied als hoofdbestemming ‘gebied voor infrastructuur voor duurzame watervoorziening’ (art. 3.1). De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor ontginning bevat de nodige informatie over de fasering en diepte van de ontginning in relatie met het de projectgrindwinning in het gebied Elerweerd, de eindafwerking met het oog op de nabestemming en de toepassing van de inrichtingsbepalingen.
-
het gebied als tijdelijke hoofdfunctie de ontginning van primaire aanwezige delfstoffen krijgt, overeenkomstig de wetgeving inzake de ontginning van delfstoffen;
-
de winning van zand staat volledig in functie van de realisatie van de projectgrindwinning Elerweerd, mogelijk volgens dit RUP volgens art.1.
-
de mechanische behandeling van de ontgonnen delfstoffen is niet mogelijk binnen het gebied (wateroppervlak, natuurwaarden) maar kan plaatsvinden in de bestaande constructies en installaties buiten dit tijdelijk ontginningsgebied;
-
het bouwen van gebouwen en het plaatsen van installaties voor de verwerking van oppervlaktedelfstoffen is niet toegestaan;
Mechanische behandeling: daaronder wordt onder meer verstaan zeven, mengen, breken …Een voorbeeld van niet-toegelaten verwerkingsactiviteit is een betoncentrale. Vrijwel het gehele gebied binnen deze bestemmingszone is in realiteit een open waterplas die heden reeds gerealiseerd werd als waterspaarbekken. De winning van zand zal dus een verdieping van deze plas mogelijk maken.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw Artikel 4. Agrarisch gebied Artikel 4.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, zijn toegelaten.
Onder landbouw wordt verstaan: landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden.
Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Het kweken of houden van planten of dieren als recreatieve activiteit, los van een agrarische beroepsactiviteit in hoofd- of nevenberoep en niet met oog op het produceren voor de markt, wordt beschouwd als hobbylandbouw en is niet toegelaten. “Agrarische bedrijven in hoofd- en nevenberoep zijn bedrijven die dierlijke of plantaardige producten voortbrengen voor de markt. De bedrijven zijn grondgebonden of grondloos en oefenen beroepsmatig de landbouwactiviteit uit. Op het bedrijf kan een beperkte toeleverende of verwerkende activiteit voorkomen op voorwaarde dat de relatie met de landbouwactiviteit op het bedrijf substantieel is voor het voortbestaan van de toeleverende of verwerkende activiteit. Voorbeelden zijn de verkoop van hoeveproducten, de bewerking van eigen producten, eigen mestverwerking, hoevetoerisme”. (RSV p. 397) Bij beroepslandbouw zijn ook toegelaten: zorgboerderijen en landbouweducatie, voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een landbouwbedrijf, waterverzamelbekken op het niveau van het landbouwbedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden ... Bij toegelaten verblijfsgelegenheid gaat het geenszins om grootschalige toeristische logies. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor jeugdkampen of het voorzien in sanitair voor hoevekamperen.
Artikel 4.2. Bepalingen mbt de aan landbouw verwante bedrijven In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving én ze gevestigd worden in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten is toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting.
Lokale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijkfunctionele relatie met de landbouw, kleinhandelsbedrijven die land- en tuinbouwproducten en/of -grondstoffen verdelen en bepaalde vormen van dienstverlening zijn enkel toegelaten als functiewijziging van bestaande gebouwen in het agrarisch gebied. Nieuwe inplantingen zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied. Lokale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijkfunctionele relatie met de landbouw zijn bedrijven die de toelevering verzorgen van landbouwgrondstoffen noodzakelijk voor of de verwerking van landbouwproducten afkomstig van de beroepslandbouwactiviteiten in de omgeving. Ze zijn klein van omvang en sluiten wat schaal betreft aan bij de omgeving. Voorbeelden zijn een lokaal conditioneringsbedrijf voor verse producten, lokale loonwerkers, kleinschalige mestverwerking. In principe kunnen dergelijke lokale toeleverende en verwerkende uitbreiden en zich inplanten op lokale bedrijventerreinen. (RSV p. 397) In het agrarisch gebied kunnen ze enkel toegelaten worden als functiewijziging in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies. Regionale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijkfunctionele relatie met de landbouw zijn bedrijven die de toelevering
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 87 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
verzorgen van landbouwgrondstoffen noodzakelijk voor de verwerking van landbouwproducten afkomstig van de beroepslandbouwactiviteiten in de regio. Voorbeelden zijn veevoeder- en meststoffenfabrieken, slachthuizen, vleeswarenfabrieken, conservenbedrijven, groothandelsmarkten, grootschalige mestverwerking. In principe kunnen dergelijke regionale toeleverende en verwerkende bedrijven uitbreiden en nieuwe bedrijven zich inplanten op gemengde regionale bedrijventerreinen, op bedrijventerreinen voor agro-industrie en op bedrijventerreinen voor historisch gegroeide bedrijven. (RSV p. 398) Deze bedrijven zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied, ook niet als functiewijziging in bestaande gebouwen. Tuinaanlegbedrijven zijn enkel toegelaten als functiewijziging in bestaande gebouwen. De oppervlakte ingenomen voor opslag van materialen of het conditioneren van planten bedraagt maximum een halve hectare. Tuincentra zijn kleinhandelsbedrijven die land- en tuinbouwproducten en/of -grondstoffen kunnen verdelen. Ze onderscheiden zich van de toeleverende en verwerkende bedrijven doordat ze niet exclusief op de beroepslandbouw gericht zijn (RSV p. 398). De bedrijven zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied, ook niet als functiewijziging. Als mestbehandeling en mestvergisting worden het proces beschouwd waarbij minstens 60 % van het gewicht van de te verwerken producten bestaat uit stromen direct afkomstig uit land- en tuinbouw en maximaal 40 % uit andere organische en biologische stromen. (omzendbrief RO 2006/01 van 19 mei 2006) Agrarische (bedrijfs)gebouwen die uit de agrarische bedrijfsvoering worden uitgestoten, kunnen een functie krijgen (1) als aan de landbouw dienstverlenende bedrijven met een beperkte ruimtelijke dynamiek; (2) voor laagdynamische aan het buitengebied gekoppelde recreatieve functies; (3) als bestendiging van het wonen, los van de agrarische structuur mits het beantwoordt aan de grenzen gesteld aan zonevreemde woningen. (RSV p. 399). In praktijk is dit geregeld via de mogelijkheden voor zonevreemde constructies in de Codex RO en de mogelijkheden voor functiewijzigingen in het betreffende uitvoeringsbesluit. Artikel 4.3. Bepalingen mbt de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Als een gemeente voor een deel of delen van dit gebied een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor een of meer bedrijven waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften, opgenomen in dit plan. Artikel 4.4. Bepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: -
Het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivieren beekvalleien;
-
Het behoud en herstel van de structuurkenmerken van rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
Het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
De in artikel 4.1 tot 4.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheersfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens begrepen: de overstromingsgevoelige gebieden, aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Handelingen in functie van het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bijvoorbeeld hermeandering, verbreding of herinrichting van de bedding, herwaardering winterbed, vertraging waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding. Handelingen om de waterkwaliteit te verbeteren, zijn bijvoorbeeld buffering van waterlopen tegen vervuiling. Handelingen in functie van de verbetering van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bijvoorbeeld het opheffen van barrières, het behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden. In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren daarvoor, zoals dijken, stuwen, pompinstallaties, toegelaten. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn onder meer woongebieden en bedrijventerreinen … De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet Integraal Waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 88 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, namelijk een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zo veel mogelijk te behouden, te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot ‘milieuvriendelijke’ oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek). Artikel Artikel 4.5. Gebied voor tijdelijke infrastructuur en constructies voor transport en bewerking van zand en grind
Aanduiding in overdruk Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van tijdelijke infrastructuur en constructies voor transport en bewerking van oppervlaktedelfstoffen zijn toegelaten. Hierbij worden volgende randvoorwaarden in acht genomen: Om de landschappelijke impact van de inplanting van deze infrastructuur en constructies te milderen wordt optimaal gebruik gemaakt van de bestaande landschapskenmerken van het gebied, zijnde de ligging van de talud rondom het waterspaarbekken Meerheuvel. De ontsluitingsweg van de bewerkingsinstallaties naar de N78 wordt landschappelijk ingekleed en voorzien van een flankerende beplanting in de vorm van een laanbeplanting en/of randbeplanting. Percelen of delen van de percelen met deze overdruk die niet nodig zijn voor de inrichting of het functioneren van deze infrastructuur en constructies, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving en kunnen worden ingericht volgens de bepalingen van de in grondkleur aangeduide bestemming;
Binnen de met deze overdruk aangeduide gebieden kunnen de tijdelijke infrastructuur en constructies worden aangelegd die noodzakelijk zijn voor het realiseren van het grindwinningsproject Elerweerd en die op het land geplaatst worden. Meer in het bijzonder gaat het hier om de infrastructuur en constructies noodzakelijk voor de aan en afvoer van gronden naar het projectgebied (transportband en ontsluitingsweg) en de bewerking van tout-venant (installaties voor bewerking). Al deze infrastructuur en constructies zijn tijdelijk. Om tot een zinvol gebruik te komen van (beperkte) zogenaamde restgronden die overblijven (of zullen overblijven) na de aanleg van de infrastructuur en constructies, wordt in de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor een project dat een deel van het gebied beslaat, aangegeven wat met de overige gedeelte gebeurt. De vergunningverlenende overheid moet aan de hand van de aanvraag oordelen in welke mate de kwaliteitsvolle integratie in de omgeving wordt bereikt en of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor
Alle infrastructuur en constructies zijn tijdelijk van aard en worden na realisatie van de projectgrindwinning (conform art.1) verwijderd; De manier waarop met deze bepalingen wordt omgegaan moet blijken uit het dossier voor aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 5. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijziging van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. Bij de beoordeling van de aanvragen voor verguningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden wordt rekening gehouden met de in grondkleur aangegeven bestemming.
Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden. Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorighedden kunnen bovengronds of ondergronds zijn.
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedang worden gebracht.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 6. Erfgoedlandschap Maasvallei Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen Het gebied is een erfgoedlandschap in de zin van het Onroerend Erfgoeddecreet. De typische landschaps- en efgoedkenmerken van het gebied worden vastgelegd in de artikelnummers 7, 8, 9, 10, 11 en 12.
De waarden en de typische landschapskenmerken zijn omschreven in het ministerieel besluit van 23 juni 2014 tot definitieve aanduiding van de ankerplaats ‘Maasvallei tussen Maaseik en Maasmechelen’. Deze aangeduide ankerplaats is volgens artikel 12.3.5 van het Onroerenderfgoeddecreet te beschouwen als een vaststelling van de
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 89 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
‘landschapsatlas’ en als ‘onroerenderfgoedrichtplan’. De onroerenderfgoedrichtplannen zijn krachtens artikel 7.3.4 van het Onroerenderfgoeddecreet de sectorale voorstellen voor inrichtingsplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen. Delen van deze ankerplaats worden in het ruimtelijk uitvoeringsplan opgenomen met de overdruk ‘erfgoedlandschap’ in de zin van artikel 6.5.1 van het Onroerenderfgoeddecreet. Volgende specifieke bestemmingen en voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gericht op het behoud van de typische landschapskenmerken van het erfgoedlandschap: -
het structurerend rivierlandschap met open landbouwgebied en waardevolle panoramische vergezichten, aangeduid als vlakvormige overdruk (artikel 7);
-
de structurerende depressie met vallei van de Zanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek, aangeduid als vlakvormige overdruk (artikel 8);
-
Het samenhangend gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarden Reuzelaar-Keizerskamp, bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde (artikel 9);;
-
Het samenhangend gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarden Kapelhof en De Laak bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde (artikel 10);
-
verspreid gelegen structurerende hoevecomplexen met erfgoedwaarden, aangeduid binnen de vlakvormige overdruk structurerende rivierlandschap (artikel 7);
-
het goed bewaarde landelijk karakter van straatdorp Heppeneert met verschillende historische hoeven en bedevaartskerkje opgenomen in het gemeentelijk RUP Heppeneeert;
-
verspreid gelegen te behouden klein historisch erfgoed zoals kapellen en houtig erfgoed, aangeduid als puntvormige overdruk (artikel 11)
-
de historische dijken, aangeduid als lijnvormige overdruk (artikel 12);
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 7. Structurerend rivierlandschap met open landbouwlandschap en waardevolle vergezichten: vergezichten: Keizerskamp, Wayer Veld, Maaseikerveld, Heppeneert Veld en Laker Veld
Binnen de met deze overdruk aangeduide zone gelden volgende specifieke bepalingen: -
het oprichten van nieuwe landbouwbedrijfszetels is niet toegelaten, behoudens het éénmalig opsplisten van een bestaand landbouwbedrijf in twee landbouwbedrijfszetels;
-
bij uitbreidingen van bestaande landbouwbedrijfszetels sluit de uitbreiding ruimtelijk aan bij het bestaande gebouwencomplex;
-
per landbouwbedrijfszetel is maximaal één bedrijfswoning toegelaten;
-
het oprichten van serres of het omvormen van bestaande landbouwbedrijven naar glastuinbouwbedrijven is niet toegelaten;
-
het oprichten van windturbines is niet toegelaten.
. -
;
-
Het binnendijks rivierlandschap wordt gekenmerkt door een overwegend open landbouwlandschap (weinig bebouwing en beplantingen). Om deze openheid te behouden wordt de inplanting van nieuwe landbouwbedrijfszetels, serres en glastuinbouwbedrijven en de inplanting van windturbines niet toegelaten. Uitbreiding van bestaande hoeves is mogelijk binnen de bepalingen van dit artikel. Deze overdruk is enkel van toepassing binnen agrarisch gebied als grondkleur. Binnen dit gebied is het herbouwen, verbouwen of uitbreiden van bestaande vergunde of vergund geachte landbouwbedrijfsgebouwen toegelaten. Het oprichten van volledig nieuwe landbouwbedrijfszetels is niet toegelaten. Het opsplitsen van een bestaand landbouwbedrijf in twee landbouwbedrijfszetels kan éénmalig toegelaten worden. Als referentietoestand geldt de toestand op het ogenblik van de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het opsplitsen van een bestaand vergunde of vergund geachte landbouwbedrijfszetel in twee landbouwbedrijfszetel in twee landbouwbedrijfszetels is enkel toegelaten indien dit leidt tot twee professioneel uitgebate landbouwbedrijfszetels. Het oprichten van nieuwe landbouwbedrijfsgebouwen als gevolg van uitbreidingen en/of het opsplitsen van een bestaand landbouwbedrijf kan enkel toegelaten worden onmiddellijk aansluitend op de bestaande bedrijfslocatie, niet op een volledig nieuwe vestigingslocatie los van de bestaande bebouwing. De afweging of het herbouwen, verbouwen of uitbreiden van bestaande vergunde of vergund geachte landbouwbedrijfszetel toegelaten kan worden, gebeurt op het niveau van de behandeling van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning cf. de algemene beoordelingscriteria
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 90 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
zoals omschreven in de Vlaamse codex ruimtelijke ordening (art. 4.3.1 tot 4.3.8). De aanwezigheid van bebouwing betekent derhalve geen absoluut recht om een landbouwbedrijfszetel te herbouwen, te verbouwen of uit te breiden.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 8. Structurerende depressie: Vallei van de ZanderbeekZanderbeek-Diepbeek en Ganzekotbeek Binnen de met overdruk aangeduide zone gelden volgend specifieke bepalingen: -
-
het is niet toegelaten het reliëf van de bodem aanmerkelijk te wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt het oprichten van nieuwe gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten;
De structurerend depressie wordt gekenmerkt door de beekvallei van de Zanderbeek en Ganzekotbeek met typische depressies en reliëfverschillen ontstaan door verleggingen van de rivier en overstromingen. Het landgebruik in het gebied is meestal grasland, struweel of populierenaanplant. De overdruk is van toepassing op zowel natuurgebied als agrarisch gebied als grondkleur. Binnen dit gebied is het niet toegelaten het reliëf aanmerkelijk te wijzigen of nieuwe gebouwen en vergelijkbare constructies op te richten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel 9. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: Reuzelaar--Keizerskamp Reuzelaar Het gebied is bestemd voor landbouw en natuurbehoud. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor die functies, zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische erfgoedwaarden, de horticulturele waarden, de landschapswaarden en de natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie ervan niet geschaad wordt.
Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultruurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.
Concreet gaat het om volgende te behouden elementen: -
Bakstenen windmolen De Hoop;
-
Hoeve Kloosterhof;
-
De oude weg Reuzelaar;
-
Archeologische zone Steenkamp;
In bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de functies, vermeld in de overige artikels, ook de volgende hoofdactiviteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socioculturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie.
Voor die functies is het toegelaten: -
bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Als de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor de behandeling van afvalwater;
-
kleinschalige infrastructuur aan te brengen die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten;
-
een bestaande hoofdzakelijk vergunde geachte constructie beperkt uit te breiden, voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. De schaal van dergelijke uitbreidingen moet aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site.
Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing, al dan niet structurele instandhoudingswerken, verbouwen en herbouwen in het gemengde openruimtegebied met cultuurhistorische waarde zijn mogelijk, rekening houdend met de cultuurhistorische erfgoedwaarde, de landschappelijke waarde, de natuurwaarde en de horticulturele waarde. Ruimere uitbreidingen of bijkomende bebouwing worden in principe niet toelaatbaar geacht, tenzij expliciet wordt aangetoond dat dat de erfgoedwaarde van de site niet in het gedrang brengt of dat de wijzigingen passen in het herstel van de erfgoedsite. Het advies vanuit de gewestelijke administratie, bevoegd voor het onroerend erfgoed, wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van dergelijke vergunningsaanvragen. Deze handelingen voor de functies wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socioculturele voorzieningen, toeristischrecreatieve voorzieningen, horeca, kantoor- of dienstenfuncties kunnen alleen toegelaten worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Het moet proportioneel bekeken worden en er moet ook rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. De erfgoedwaarden kunnen betrekking hebben op beschermd én nietbeschermd erfgoed, zowel bouwkundig, landschappelijk als archeologisch, vanuit een geïntegreerde benadering. De instrumenten die beschikbaar zijn voor een afweging van de erfgoedwaarden, zijn de inventarissen op Vlaams en eventueel provinciaal en lokaal niveau. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bijvoorbeeld zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige constructies die nodig of nuttig zijn voor deze activiteiten, zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen,
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 91 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
infrastructuren voor speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair ...) onder andere voor jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen ...), terras voor horeca.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel 10. 10. Gemengd openruimtegebied openruimtegebied met cultuurhistorische waarde: Kapelhof en De Laak Het gebied is bestemd voor landbouw en natuurbehoud. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor die functies, zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische erfgoedwaarden, de horticulturele waarden, de landschapswaarden en de natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie ervan niet geschaad wordt.
Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultruurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.
Concreet gaat het om: -
Hoeve Kapelhof;
-
Kapel Onze Lieve Vrouw van Rust met lindebomen;
-
Structurerende depressie De Laak met taluds met hagen en struwelen;
In bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de functies, vermeld in de overige artikels, ook de volgende hoofdactiviteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socioculturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca;
-
kantoor- of dienstenfunctie.
Voor die functies is het toegelaten: -
bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Als de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor de behandeling van afvalwater;
-
kleinschalige infrastructuur aan te brengen die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten;
-
een bestaande hoofdzakelijk vergunde geachte constructie beperkt uit te breiden, voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. De schaal van dergelijke uitbreidingen moet aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site.
Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing, al dan niet structurele instandhoudingswerken, verbouwen en herbouwen in het gemengde openruimtegebied met cultuurhistorische waarde zijn mogelijk, rekening houdend met de cultuurhistorische erfgoedwaarde, de landschappelijke waarde, de natuurwaarde en de horticulturele waarde. Ruimere uitbreidingen of bijkomende bebouwing worden in principe niet toelaatbaar geacht, tenzij expliciet wordt aangetoond dat dat de erfgoedwaarde van de site niet in het gedrang brengt of dat de wijzigingen passen in het herstel van de erfgoedsite. Het advies vanuit de gewestelijke administratie, bevoegd voor het onroerend erfgoed, wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van dergelijke vergunningsaanvragen. Deze handelingen voor de functies wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socioculturele voorzieningen, toeristischrecreatieve voorzieningen, horeca, kantoor- of dienstenfuncties kunnen alleen toegelaten worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Het moet proportioneel bekeken worden en er moet ook rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. De erfgoedwaarden kunnen betrekking hebben op beschermd én nietbeschermd erfgoed, zowel bouwkundig, landschappelijk als archeologisch, vanuit een geïntegreerde benadering. De instrumenten die beschikbaar zijn voor een afweging van de erfgoedwaarden, zijn de inventarissen op Vlaams en eventueel provinciaal en lokaal niveau. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bijvoorbeeld zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige constructies die nodig of nuttig zijn voor deze activiteiten, zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren voor speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair ...) onder andere voor jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen ...), terras voor horeca.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 11 Te behouden klein historisch erfgoed De sites die met dit puntsymbool zijn aangeduid, zijn te behouden klein historisch erfgoed waarvan de locatie en het karakter bepalend is voor het omgevende landschap. Het gaat over: -
kapel van Sint-Theresia van Lisieux, Scherestraat (Maaseik);
-
Onze-Lieve-Vrouwkapel, Nuchelenweg (Maaseik);
-
Lindebomen bij Hoeve De Hoogte (Maaseik).
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Een aantal sites worden omwille van hun landschappelijke contextwaarde op het grafisch plan met een puntsymbool aangeduid. De locatie op het plan met het puntsymbool is bij benadering aangegeven. De werkelijke ligging is een feitelijk gegeven. Doel is het behoud van de site als contextueel waardevol landschapselement te verzekeren. Volgende handelingen kunnen de landschappelijke contextwaarde van
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 92 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
Alle handelingen nodig of nuttig voor het behoud of het herstel van de bouwkundige en landschappelijke contextwaarde van deze constructies zijn toegelaten.
de sites in het gedrang brengen en zijn in principe niet toegelaten: -
het oprichten van gebouwen en constructies die de landschappelijke contextwaarde van de sites kunnen aantasten;
Handelingen in de onmiddellijke omgeving van de site voor de functies aangegeven in onderliggende bestemming, zijn toegelaten voor zover zij de landschappelijke contextwaarde van de site niet in het gedrang brengen.
-
de aanleg van wegen of verhardingen die de landschappelijke contextwaarde van de sites kunnen aantasten;
Aanduiding met lijnsymbool in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 12. Droge lineaire landschapselementen met een belangrijke ecologische of cultuurhistorische waarde (historische dijken) De droge lineaire elementen met een belangrijke ecologische of cultuurhistorische waarde die met dit lijnsymbool zijn aangeduid, zijn te behouden lijnvormige landschapselementen. Het gaat om de dijken in het Waeyer Veld en Maaseiker Veld, de restanten en het tracé van de Pastoorsdijk.
De belangrijkste historische dijken worden op het grafisch plan met een lijnsymbool aangeduid wat betekent dat de exacte grenzen of exacte ligging van deze dijken niet op het plan bepaald wordt.
Alle handelingen nodig of nuttig voor het behoud of het herstel van de landschappelijke waarde van de historische dijken zijn toegelaten. Handelingen voor de functies aangegeven in onderliggende bestemming zijn toegelaten voor zover zij de landschappelijke waarde van de historische dijk niet in het gedrang brengen. Volgende handelingen zijn niet toegelaten: -
het wijzigen van het profiel of het morfologisch voorkomen van de dijk;
-
reliëfwijzigingen die niet noodzakelijk zijn voor het onderhoud, beheer of herstel van de dijk;
-
het oprichten van gebouwen of constructies die het morfologisch voorkomen van de dijk kunnen aantasten;
-
de aanleg van wegen of verhardingen die het morfologisch voorkomen van de dijk kunnen aantasten.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 93 van 86
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
11 Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften
De stedenbouwkundige voorschriften van de overlappende delen van het gewestplan Limburgs Maasland (KB 01.09.1980) en latere wijzigingen ‘Spaarbekken, Bergerven, Centerparcs, Grindwinning en Warredal’ goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 en ‘Grindwinningsgebied’ goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 worden met dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opgeheven. De delen van het gemeentelijk RUP Elen Centrum (Dilsen-Stokkem) en het gemeentelijk RUP Heppeneert (Maaseik) waarmee het gewestelijk RUP overlapt (voor zover het gebiedsdekkende bestemmingen zijn) worden opgeheven. De overdruk ‘erfgoedlandschap (art.6) heft de bepalingen van het gemeentelijk RUP Heppeneert niet op.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIa Toelichtingsnota (tekst) 94 van 86
Provincie Limburg – Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd”
bijlage IIIb: toelichtingsnota - kaarten
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IIIb Toelichtingsnota (kaarten) 96 van 2
Provincie Limburg – Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen regio Limburgse Kempen en Maasland projectgrindwinning “Elerweerd”
bijlage IV: register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een plan-batenheffing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
1
Inhoudsopgave
1
1 ................................................................................................................................... Inhoudsopgave 98
2
Inleiding ........................................................................................................................................................................................................ 99
3
Toelichting bij het register .............................................................................................................................................................. 100 3.1
Planschade .......................................................................................................................................................................................... 100 3.1.1
Het begrip planschade ...................................................................................................................................................... 100
3.1.2
Het bedrag van de vergoeding .................................................................................................................................... 100
3.1.3
Toekenning van planschadevergoeding.................................................................................................................. 100
3.1.4
Uitzonderingen en vrijstellingen ................................................................................................................................ 100
3.1.5
Meer informatie over planschade ............................................................................................................................... 100
3.2
Planbaten ............................................................................................................................................................................................. 101
3.2.1
Het begrip planbaten ......................................................................................................................................................... 101
3.2.2
Het bedrag van de heffing .............................................................................................................................................. 101
3.2.3
Inning van de planbatenheffing ................................................................................................................................... 101
3.2.4
Uitzonderingen en vrijstellingen ................................................................................................................................. 101
3.2.5
Meer informatie over planbaten .................................................................................................................................. 101
3.3
Kapitaalschade .................................................................................................................................................................................. 101
3.3.1
Het begrip kapitaalschade ............................................................................................................................................... 101
3.3.2
Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie ................................................................................................ 102
3.3.3
Toekenning van de kapitaalschadecompensatie ............................................................................................... 102
3.3.4
Voorwaarden ......................................................................................................................................................................... 102
3.3.5
Meer informatie over kapitaalschadecompensatie ........................................................................................... 102
3.4
Gebruikersschade ............................................................................................................................................................................ 102
3.4.1
Het begrip gebruikersschade ........................................................................................................................................ 102
3.4.2
Het bedrag van de gebruikerscompensatie .......................................................................................................... 102
3.4.3
Toekenning van de gebruikerscompensatie ......................................................................................................... 102
3.4.4
Voorwaarden ..........................................................................................................................................................................103
3.4.5
Meer informatie over gebruikerscompensatie .....................................................................................................103
4
Legende .......................................................................................................................................................................................................104
5
Disclaimer ...................................................................................................................................................................................................105
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 98 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
2
Inleiding
Een nieuw plan dat een grond een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van die grond beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn financiële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging. Overeenkomstig artikel 2.2.2.,§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening moet een ruimtelijk uitvoeringsplan een register bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd of een overdruk wordt aangebracht die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal- of gebruikerssschadecompensatie. Een grafisch register in die zin is weergegeven op de kaart in deze bijlage. Dit document verschaft uitleg over de items planschade, planbaten, kapitaalschade en gebruikersschade die in het grafisch register worden opgenomen. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de eigendomsstructuur van de percelen, naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen. Op de laatste bladzijde van deze bijlage is de legende van het register te vinden.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 99 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
3
3.1 3.1.1
Toelichting bij het register
Planschade Het begrip planschade De planschaderegeling is een vergoedingsregeling voor eigenaars van gronden die door een bestemmingswijziging minder waard worden. Het moet gaan om een bestemmingswijziging waarbij de grond vóór de wijziging bebouwbaar was, terwijl bouwen of verkavelen na de wijziging niet meer toegelaten is.
3.1.2
Het bedrag van de vergoeding De planschadevergoeding bedraagt 80% van de waardevermindering van de grond als gevolg van de bestemmingswijziging.
3.1.3
Toekenning van planschadevergoeding Een planschadevergoeding wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben, dient een planschadevordering in bij de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank beoordeelt of aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan en stelt een deskundige aan die een raming maakt van de geleden schade (de waardevermindering). De aanvraag voor planschadevergoeding moet worden ingediend binnen het jaar, na: ❧
verkoop van de grond of inbreng in een vennootschap;
❧
weigering van een vergunning;
❧
aflevering van een negatief stedenbouwkundig attest.
Het recht op planschadevergoeding vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding van het plan.
3.1.4
Uitzonderingen en vrijstellingen Een planschadevergoeding wordt slechts toegekend onder voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn: ❧
het perceel moet gelegen zijn aan een uitgeruste weg;
❧
enkel de eerste 50 meter vanaf die weg komt in aanmerking voor een planschadevergoeding.
Er gelden een aantal uitzonderingen waarin geen planschade verschuldigd is. Zo is er geen recht op een planschadevergoeding in volgende gevallen:
3.1.5
❧
bij een bouwverbod dat voortvloeit uit een onteigeningsbeslissing;
❧
wanneer de waardevermindering minder dan 20% bedraagt van de waarde van het perceel.
Meer informatie over planschade Meer informatie over de planschaderegeling is te vinden in artikel 2.6.1 tot en met 2.6.3. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 100 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
3.2 3.2.1
Planbaten Het begrip planbaten De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. Dat is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare gronden herbestemd worden tot woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone.
3.2.2
Het bedrag van de heffing De planbatenheffing bedraagt tussen 1% en 30% van de geschatte meerwaarde van het perceel. De meerwaarde wordt onderverdeeld in opeenvolgende schijven waarop een stijgend percentage tussen 1 en 30 van toepassing is. Hoe groter de meerwaarde, hoe meer die dus belast wordt.
3.2.3
Inning van de planbatenheffing De eigenaar van een perceel waarop een planbatenheffing rust ontvangt een aanslagbiljet van de Vlaamse Belastingsdienst. Een heffingsplichtige kan bij de Vlaamse belastingsdienst een bezwaar indienen tegen de aanslag. De voorwaarden zijn vermeld op het aanslagbiljet. De planbaten worden in principe slechts betaald op het moment dat de meerwaarde wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld bij verkoop van de grond of het bebouwen van de grond). Wie vroeger betaalt kan echter een vermindering krijgen.
3.2.4
Uitzonderingen en vrijstellingen Op de planbatenregeling gelden een aantal uitzonderingen. Dit zijn de belangrijkste:
3.2.5
❧
er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging die planbaten veroorzaakt op minder dan 25% van het perceel betrekking heeft of op minder dan 200 m ;
❧
percelen waarop een vergunde zonevreemde woning of bedrijf staat zijn vrijgesteld van planbatenheffing indien de grond wordt bestemd voor woningen of bedrijven;
❧
er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging niet tot gevolg heeft dat voor de grond een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning kan verkregen worden.
Meer informatie over planbaten Meer informatie over de planbatenregeling is te vinden in artikel 2.6.4. tot een met 2.6.19. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.
3.3 3.3.1
Kapitaalschade Het begrip kapitaalschade Kapitaalschade is de schade die de eigenaar van een landbouwgrond ondervindt als gevolg van: ❧
een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;
❧
het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt;
❧
het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt.
Voor kapitaalschade kan een kapitaalschadecompensatie worden gevraagd.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 101 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
3.3.2
Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie De compensatie voor kapitaalschade bedraagt 80% van de waardevermindering.
3.3.3
Toekenning van de kapitaalschadecompensatie De kapitaalschadecompensatie wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaatschappij. De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan.
3.3.4
Voorwaarden Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde eigenaar met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare. Het perceel moet geregistreerd zijn in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de landbouwadministratie.
3.3.5
Meer informatie over kapitaalschadecompensatie De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. tot en met 6.3.3. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De modaliteiten, randvoorwaarden en wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 houdende de oprichting van de kapitaalschadecommissies en tot regeling van de kapitaalschadecompensatie. Zowel het Decreet grond- en pandenbeleid als het besluit over de kapitaalschaderegeling zijn terug te vinden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving. De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be. E-mail naar
[email protected]
3.4 3.4.1
Gebruikersschade Het begrip gebruikersschade Gebruikersschade is de economische schade die de gebruiker van een landbouwgrond ondervindt als gevolg van: ❧
een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;
❧
het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt;
❧
het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt.
Voor gebruikersschade kan een gebruikerscompensatie worden gevraagd.
3.4.2
Het bedrag van de gebruikerscompensatie Het bedrag wordt geval per geval berekend op basis van de gegevens die over een perceel en het bedrijf in kwestie zijn opgenomen in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS) van de Vlaamse administratie.
3.4.3
Toekenning van de gebruikerscompensatie De gebruikerscompensatie wordt niet automatisch toegekend. De gebruiker van landbouwgrond die er recht op meent te hebben, dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaatschappij. De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 102 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
3.4.4
Voorwaarden Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde gebruiker met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare. Het perceel is geregistreerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de landbouwadministratie. De gebruiker heeft een persoonlijk of zakelijk recht op de grond. De gebruiker is als landbouwer geïdentificeerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem. De gebruiker kan het effectieve gebruik van de grond aantonen op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
3.4.5
Meer informatie over gebruikerscompensatie De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De modaliteiten, de randvoorwaarden en de wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende vaststelling van een kader voor gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden van openbaar nut. Zowel het decreet als het besluit van de Vlaamse Regering over gebruikerscompensatie zijn te vinden op www.codex.vlaanderen.be. Geef op het zoekscherm de term ‘gebruikerscompensatie’ in bij ‘zoeken op woorden in het opschrift’. De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be. E-mail naar
[email protected].
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 103 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
4
Legende
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 104 van 9
Provincie Limburg - Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik
5
Disclaimer
Deze kaart is het register, zoals bedoeld in artikel 2.2.2. §1, eerste lid, 7° en 8° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie. -
De regeling over de planschade is te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.
Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De opname van percelen in dit register houdt dus niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een vergoeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan dus geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden. Dit register werd aangemaakt door het plan zoals het gold vóór de bestemmingswijziging digitaal te vergelijken met het huidige plan. In een aantal gevallen verschilt de cartografische ondergrond waarop de bestemmingen werden ingetekend in het oude en het nieuwe plan. Daarom kunnen bij de digitale vergelijking beperkte fouten optreden. Het register moet met dat voorbehoud geraadpleegd worden. Meer informatie over het register is opgenomen in de toelichting die eveneens in deze bijlage van het RUP is opgenomen. De tekst van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van het decreet grond- en pandenbeleid kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be, rubriek wetgeving. De tekst van het decreet gebruikerscompensatie kan geraadpleegd worden op www.codex.vlaanderen.be, zoekterm “gebruikerscompensatie” in het invulveld ‘zoeken op woorden in het opschrift’.
ontwerp gewestelijk RUP 2.12_00428_00001 Projectgrindwinning “Elerweerd”
Bijlage IV 105 van 9