Perspectief voor de funderingsbranche Marktontwikkelingen en rolverdeling
Perspectief voor de funderingsbranche
Het auteursrecht voor de inhoud berust geheel bij de Stichting Economisch Instituut voor de Bouw. Overnemen van de inhoud (of delen daarvan) is uitsluitend toegestaan met schriftelijke toestemming van het EIB. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld. November 2012
Perspectief voor de funderingsbranche Marktontwikkelingen en rolverdeling drs. P.J.M. Groot H.S. Suiskind MSc
Inhoudsopgave Conclusies op hoofdlijnen
7
1 Inleiding
11
2
Positionering van de funderingsbedrijven
13
3
Ontwikkelingen op de markt
19
4
Trends in de rolverdeling
25
5
Uitdagingen voor de branche
31
2.1 2.2 2.3
3.1 3.2
De funderingsbranche Recente ontwikkelingen Samenstelling van de omzet
Ontwikkelingen in de bouw Gevolgen voor de funderingsbranche
4.1 Inleiding 4.2 Aanbestedings- en contracteringsbeleid van opdrachtgevers 4.3 Ontwikkelingen in geïntegreerde contractvormen 4.4 Geluid en materieel
5.1 5.2
Uitdagingen voor de bedrijven De rol van de NVAF
13 13 15
19 21
25 25 27 30
31 32
EIB-publicaties 33
5
6
Conclusies op hoofdlijnen
Het EIB heeft in opdracht van de NVAF onderzoek gedaan naar de economische perspectieven voor de funderingsbranche op korte en middellange termijn. Daarin hebben we zowel de marktontwikkelingen als de trends in de rolverdeling in het bouwproces in beeld gebracht. Hieronder formuleren we de belangrijkste conclusies uit het onderzoek. De funderingsmarkt staat in 2012 en 2013 sterk onder druk, op middellange termijn dient zich herstel aan • • • •
De totale omzet van de NVAF-leden bedroeg in 2011 € 850 miljoen, waarvan circa € 580 miljoen (70%) op de funderingsmarkt. De omzet op de funderingsmarkt is in 2012 sterk gedaald tot ongeveer € 500 miljoen (-13%). De brancheomzet houdt sterk verband met de investeringen in de bouw, met name infrastructuur, woningbouw en utiliteitsbouw. Voor 2013 wordt een verdere daling van de totale bouwproductie voorzien. Dit betekent dat 2013 ook voor de funderingsbedrijven nog een moeilijk jaar zal worden waarin de omzet zal dalen tot circa € 485 miljoen. Voor de middellange termijn wordt een herstel van de bouwproductie verwacht, vooral de nieuwbouw van woningen zal een stevig herstel laten zien. De markt voor infrastructuur zal stabilisatie tot lichte groei laten zien, vooral de activiteit bij de lagere overheden staat onder druk. De vooruitzichten voor de utiliteitsbouw zijn op middellange termijn bescheiden. Voor de funderingsmarkt betekent dit op de middellange termijn een herstel van de productie. In 2017 wordt ongeveer het niveau van 2010 voorzien, circa € 540 miljoen (in constante prijzen). De activiteit ligt dan nog 5% onder die van het topjaar 2011.
De funderingsbedrijven werken vooral in onderaanneming op projecten van Rijkswaterstaat/ ProRail en de lagere overheden, binnen concerns wordt veel innovatief gewerkt • • • •
85% van de omzet betreft onderaanneming en 15% hoofdaanneming. Van de brancheomzet wordt 70% behaald door grote bedrijven (bedrijven met een omzet groter dan € 25 miljoen). Van de brancheomzet wordt 70% gerealiseerd door zelfstandige bedrijven en 30% door funderingsbedrijven binnen concerns. Rijkswaterstaat/ProRail en de lagere overheden zijn de belangrijkste groepen ‘finale’ opdrachtgevers op de funderingsmarkt met elk 30% van de omzet. Twee derde van de funderingsomzet betreft infrastructuur; utiliteitsbouw en woningbouw genereren in de huidige marktomstandigheden elk ongeveer 15%. Twee derde van de omzet wordt behaald via traditionele bestekken, een derde gaat via innovatieve contracten (met name design & construct). Het aandeel traditioneel werk neemt af met de bedrijfsgrootte, maar ook bij de grote bedrijven is het omzetaandeel van traditioneel werk groot (ruim 60%). De concernbedrijven doen veel meer aan innovatieve contracten (60% van de omzet). De funderingsbranche kent een groot scala aan technieken, de belangrijkste techniek betreft dam-/combiwanden (45%). De kleine bedrijven behalen bijna de helft van de omzet uit houten/prefab palen, vooral voor de b&u.
De funderingsbedrijven willen de komende tijd een grotere rol spelen binnen geïntegreerde contractvormen, maar signaleren nog wel knelpunten • • •
Grote opdrachtgevers passen de afgelopen jaren steeds vaker geïntegreerde contractvormen toe; deze tendens zal zich de komende tijd voortzetten. Lagere overheden zullen eveneens vaker tot innovatieve contractvormen overgaan, zij het in een lager tempo. Bij deze contractvormen speelt de interactie tussen ontwerp en uitvoering een belangrijke rol en daarmee kwaliteit en duurzaamheid; bij de uitvoering zullen maatschappelijke belangen een steeds grotere rol gaan spelen, zoals geluidoverlast, verkeershinder en bereikbaarheid. Dit betekent dat funderingsbedrijven nog meer te maken krijgen met afstemming binnen het
7
• • • • • •
bouwproces en met de bouwomgeving; opdrachtgevers en hoofdaannemers vragen op dit punt investeringen van de funderingsbranche in ontwerp- en voorbereidingscapaciteit. De meeste funderingsbedrijven verwachten vaker in geïntegreerde contractvormen te gaan werken, in het bijzonder de grote bedrijven en de bedrijven die nu al relatief veel via innovatieve contracten werken. Zelfstandige bedrijven hebben op dit punt even grote verwachtingen als de concernbedrijven. Bedrijven richten zich in de komende jaren steeds meer op de ontwerpfunctie, communicatie-activiteiten worden door één op de drie bedrijven genoemd. De bedrijven zijn matig tevreden over de gevolgen van geïntegreerde contractvormen voor funderingsprojecten tot nu toe. Weliswaar hebben de bedrijven meer inbreng in de gekozen oplossingen, maar de risico’s zijn hierbij niet echt beter te beheersen. Ook de samenwerking met opdrachtgever en hoofdaannemer kan verder worden verbeterd. Bedrijven geven aan dat door onduidelijkheden in de rolverdeling partijen in hun traditionele gedrag terugvallen. De doorlooptijd van projecten blijft daarnaast een aandachtspunt bij innovatieve contractvormen. Verbetering van de prijs/kwaliteitsverhouding van funderingswerk in de komende jaren is volgens de bedrijven mogelijk door betere ketensamenwerking en grotere betrokkenheid in de tenderfase. Ook nieuwe technieken of een combinatie van bestaande technieken biedt hiertoe mogelijkheden. De noodzakelijke investeringen in nieuwe, innovatieve (materieel)technieken staan door de teruggelopen vraag en de sterke onderbezetting van het materieel onder druk. Hoewel op middellange termijn de vraag op de markt weer zal aantrekken, is dit een punt van aandacht in de branche. Gezien het maatschappelijk belang van investeringen in geluidbeperking en trillingsvrije technieken zou de opdrachtgever in de gunningscriteria hiervoor volgens de bedrijven aandacht moeten hebben. De ontwerpinspanningen van de bedrijven moeten zich onder meer richten op optimalisaties die deze maatschappelijke effecten verminderen.
De werkgelegenheid zal in de toekomst weer enigszins toenemen; naast de beperkte uitbreidingsvraag ligt er voor de branche een belangrijke vervangingsopgave van personeel vanwege pensionering • • • •
De werkgelegenheid bij de funderingsbedrijven bedraagt circa 1.900 werknemers, waarvan twee derde bouwplaatspersoneel en een derde uta-personeel. Het uta-aandeel is de afgelopen jaren toegenomen en is het hoogst bij de grote bedrijven. Door pensionering en in mindere mate uitbreidingsvraag is er de komende jaren een belangrijke wervingsopgave voor de branche; de vervanging betreft met name bouwplaatspersoneel. De helft van de bedrijven voorziet knelpunten in de voorziening van machinisten en (bij de zelfstandige bedrijven) funderingswerkers. Oplossingen voor deze knelpunten liggen onder meer in betere scholing en verbetering van het imago van de branche. Daarnaast valt op dat bedrijven relatief weinig verwachten van de inzet van buitenlandse werknemers.
De kansen en opgaven voor de bedrijven liggen in het verlengde van de conjuncturele en structurele dynamiek en hebben vooral betrekking op meer meedenken met de klant (opdrachtgever/hoofaannemer), kostenreductie en verbetering van de ketensamenwerking • • • •
8
De marktsituatie blijft nog enige tijd ongunstig en de financiële mogelijkheden van opdrachtgevers zijn beperkt; dit vergt meedenken in efficiënte oplossingen met een betere prijs/ kwaliteitsverhouding voor de klant. Dit geldt onder meer bij de grote opdrachtgevers, maar ook bij de voor de branche belangrijke lagere overheden. De industrie en de woningmarkt zijn deelmarkten die als eerste herstel zullen laten zien. Dit biedt grote kansen voor bedrijven die zich op deze markten begeven. De funderingsbedrijven kunnen met efficiënte oplossingen een bijdrage leveren aan een gunstige EMVI-score bij geïntegreerde contracten door te focussen op minder faalkosten, beperking van onderhoudskosten en vermindering van omgevings- en verkeershinder; meer aandacht voor omgevingsmanagement bij de bedrijven kan daarbij zinvol zijn. Voor de funderingsbedrijven is het nodig om te investeren in ontwerp- en voorbereidingscapaciteit. Daarbij moet er aandacht zijn voor de interactie tussen ontwerp, veiligheid en omgevingsbelangen. Dit geldt met name voor de middelgrote bedrijven.
•
Funderingsbedrijven binnen concerns moeten zich gaan richten op een grotere bijdrage binnen geïntegreerde contractvormen en daarmee op versterking van de rol binnen tenderteams; zelfstandige bedrijven kunnen zich eveneens toeleggen op geïntegreerde contractvormen, vooral met eigen specialistische technieken.
De NVAF kan volgens de bedrijven een belangrijke rol spelen op vlakken als ketensamenwerking, contractrelaties, opleidingen, marktvolumes en geluid/trillingen • De samenwerking binnen geïntegreerde contractvormen is nog onvoldoende verbeterd. De branchevereniging kan hierbij een intermediair vormen tussen partijen. Vooral de innova tieve bedrijven hebben hieraan behoefte. • De contractrelaties zijn in sommige opzichten sterk veranderd. De risicoverdeling binnen het bouwproces, met name tussen hoofdaannemer en onderaannemer, is volgens partijen daarbij onevenwichtig. Onduidelijkheden in de rolverdeling kunnen leiden tot terugval in traditioneel gedrag. • De branche kent een belangrijke wervingsopgave. Verbetering van scholing en het imago van de branche is hierbij een taak van de NVAF volgens alle typen bedrijven binnen de branche. Ook het verkennen van de verschillende wervingskanalen past hierin. • Bedrijven hebben behoefte aan inzicht in de toekomstige ontwikkeling van de marktvolumes en van de trends in de rolverdeling op de markt. Dit betreft onder meer verkenning van de economische en financiële ontwikkelingen bij opdrachtgevers. Vooral de kleine en middel grote bedrijven geven dit aan. • De problematiek van geluid en trillingen, de regelgeving en de noodzaak tot investeren is een bedrijfsoverstijgend probleem waarbij de NVAF een rol kan spelen. In overleg met opdracht gevers en gemeenten kan de branchevereniging deze problematiek naar voren brengen.
9
10
1 Inleiding
De Nederlandse Vereniging Aannemers Funderingswerken (NVAF) vertegenwoordigt met circa 70 leden het overgrote deel van de bedrijven die actief zijn op de markt voor funderingstechnieken. De NVAF vierde in 2012 haar 65-jarig jubileum en organiseerde daarom op 7 november 2012 een mini-conferentie met als thema ‘Bouwen aan betrouwbaarheid’. Op deze conferentie kwamen ook de economische vooruitzichten voor de branche aan bod. De NVAF bracht ter gelegenheid van het jubileum deze publicatie uit over de vooruitzichten voor de branche en de lidbedrijven. De funderingsbranche is een specifieke branche binnen het bouwproces, zowel in de b&u als de gww. De funderingsbedrijven bevinden zich in een sterke conjuncturele en structurele dynamiek. Onder invloed van de economische crisis en de malaise in de bouw kampen de bedrijven met onder druk staande omzetten en marges. Daarnaast hebben de bedrijven een specifieke positie in het bouwproces, als veelal specialistische onderaannemer met relaties naar de hoofdaannemer en de opdrachtgever. Deze rolverdeling is aan het veranderen met de toenemende toepassing van geïntegreerde contractvormen in de bouw. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft in opdracht van de NVAF in beeld gebracht hoe de funderingsbranche er op dit moment voorstaat en welke trends en ontwikkelingen in de komende jaren zijn te verwachten. Bedrijven acteren op verschillende marktsegmenten en de marktpositie staat in sterke relatie met de trends in de bouw, onder meer infrastructuur en ook woningbouw en utiliteitsbouw. We belichten het marktvolume in de verschillende segmenten waarop de lidbedrijven actief zijn. Ook de knelpunten die bedrijven ondervinden op de markt en in de rolverdeling in het bouwproces zijn in het onderzoek in beeld gebracht. Hoofdstuk 2 gaat in op de positionering van de funderingsbedrijven op de markt. Recente ontwikkelingen in de omzet en de samenstelling van de omzet van de bedrijven in 2011 worden in beeld gebracht. Daarbij gaan we in op de verschillende funderingstechnieken en geven we de omzetverdeling naar opdrachtgevers en type contractvormen. Tot op heden ontbrak het aan dergelijk gedetailleerd cijfermateriaal over de branche. In hoofdstuk 3 schetsen we de ontwikkelingen op de markt. Vanuit de huidige inzichten in de trends op de bouwmarkt (infrastructuur, woningbouw, utiliteitsbouw) geven we een beeld van de te verwachten ontwikkelingen tot 2017. Ook de consequenties voor personeel en werkgelegenheid komen hierbij aan bod. Hoofdstuk 4 gaat uitgebreid in op de trends in de rolverdeling op de markt. De structurele dynamiek tussen opdrachtgever, hoofdaannemer en specialistische onderaannemer heeft gevolgen voor de positie van het funderingsbedrijf. We zoomen daarbij sterk in op de ontwikkelingen bij geïntegreerde contractvormen. De knelpunten die bedrijven signaleren bij deze contractvormen worden in beeld gebracht, maar ook de ambities die de funderingsbedrijven in de toekomst hebben op dit punt. Tot slot van dit hoofdstuk gaan we in op enkele ontwikkelingen rond de geluidsproblematiek. Hoofdstuk 5 sluit het rapport af met de kansen en uitdagingen die we zien voor de branche. Dit betreft zowel de opgaven voor de bedrijven zelf als voor de branchevereniging NVAF. Verantwoording Voor dit onderzoek is onder meer een enquête gehouden onder alle leden van de NVAF. De enquête ging onder meer over de omzetsamenstelling, de ervaringen met geïntegreerde contractvormen en de personeelsvoorziening. De respons op de enquête bedroeg 31, dat is een responspercentage van 46. Deze respons was goed verdeeld over de verschillende grootteklassen zodat we een representatief beeld van de branche kunnen geven.
11
Daarnaast is voor dit onderzoek een aantal interviews gehouden met opdrachtgevers en hoofdaannemers. In deze interviews is ingegaan op de visie van deze partijen op de positie van het funderingsbedrijf bij bouwprojecten en op de uitdagingen die opdrachtgevers en hoofdaannemers zien voor de toekomstige ontwikkeling van de funderingsbranche. De conceptuitkomsten van het onderzoek zijn besproken in een rondetafelbijeenkomst met de begeleidingsgroep namens de NVAF. De opmerkingen en suggesties vanuit deze bespreking zijn meegenomen in dit eindrapport. De verantwoordelijkheid voor de analyse en de inhoud van het rapport ligt bij het EIB.
12
2
Positionering van de funderingsbedrijven
2.1 De funderingsbranche In de funderingsbranche zijn momenteel circa 75 bedrijven actief. Het aantal bedrijven in Nederland is de afgelopen jaren afgenomen. In 2007 waren er nog bijna 90 bedrijven in de branche. Vooral bij de kleine bedrijven (minder dan 20 werknemers) treedt een daling op. Deze kleine bedrijven zijn goed voor 75% van het aantal bedrijven. Eén op de twaalf bedrijven heeft meer dan 50 werknemers. Het aantal grote bedrijven neemt iets toe en ook worden deze bedrijven groter. De branche kenmerkt zich dus door een zekere mate van schaalvergroting. Het overgrote deel van de funderingsbedrijven in Nederland is aangesloten bij de NVAF. Het NVAF-ledenbestand omvat een goede afspiegeling van de funderingsactiviteiten in Nederland. Onder de leden bevinden zich zowel kleine en middelgrote zelfstandige bedrijven als bedrijven die behoren tot de grote bouwconcerns. De bedrijven in de funderingsbranche delen we op een aantal manieren in: - Omvang van het bedrijf (in omzet en/of aantal werknemers) - Zelfstandig of deel van een concern - Traditioneel of innovatief Elk van deze indelingen is van belang voor de beschrijving en analyse van de huidige marktomstandigheden en de verwachtingen voor de toekomst. Al dan niet zelfstandig op de markt opereren door bedrijven speelt bijvoorbeeld een rol in geval van de uitvoering van geïntegreerde contracten op de markt. Ook de mate van innovativiteit van de bedrijven is een kenmerk dat de positie op de markt beïnvloedt. We hebben innovatieve bedrijven in het onderzoek gedefinieerd als bedrijven die in 2011 40% of meer van hun omzet uit innovatieve contracten hebben behaald. 2.2 Recente ontwikkelingen De totale omzet van de NVAF-leden wordt voor 2011 geraamd op € 850 miljoen (tabel 2.1). Dit betekende een toename van de omzet van 6% in vergelijking met 2010. Deze opleving in de activiteit na de kredietcrisis hebben we in de gehele bouwsector gezien. Vooral de eerste helft van 2011 kenmerkte zich door een gunstig perspectief, onder meer gestoeld op de tijdelijke opleving in de conjunctuur. In de tweede helft van 2011 sloeg het sentiment sterk om en ook in 2012 is de bouwactiviteit op een lager peil gekomen. Vooral de eurocrisis speelt hierbij een sterke rol. 2012 is daarmee ook voor de funderingsbedrijven een slecht jaar geworden. De bedrijven verwachten een stevige omzetdaling, van gemiddeld 13%. De omzet van de NVAFleden zal daarmee voor 2012 uitkomen op € 740 miljoen. De NVAF-leden zijn actief op verschillende markten, vooral in de funderingstechniek. Gemiddeld wordt het aandeel funderingstechniek van de NVAF-leden geraamd op 70%. Dit betekent een omzet op de funderingsmarkt in 2011 van circa € 580 miljoen. De verwachtingen van de NVAF-leden voor de omzetontwikkeling in 2012 verschillen niet sterk met de mate waarin de bedrijven omzet uit funderingstechniek behalen. We gaan er daarom vanuit dat de funderingsomzet bij de NVAF-leden in 2012 met eveneens 13% is gedaald, tot € 500 miljoen. Figuur 2.1 geeft voor de verschillende kenmerken van de bedrijven de verdeling van de brancheomzet in 2012. De grote bedrijven (met een omzet van meer dan € 25 miljoen in 2011) hebben circa 70% van de totale funderingsomzet bij de NVAF-leden behaald. Een kwart van de omzet komt voor rekening van de middelgrote bedrijven (tussen € 5 miljoen en € 25 miljoen omzet in 2011). De kleine bedrijven hebben een aandeel van 5% van de totale funderingsomzet. Bijna 30% van de omzet wordt behaald door bedrijven die onderdeel zijn van een groot concern, de zelfstandige bedrijven hebben ruim 70% van de markt. Van de totale omzet van de NVAF-leden wordt circa 40% gerealiseerd in bedrijven die vooral via traditionele contracten werken. Zestig procent ligt bij bedrijven die relatief veel met innovatieve contracten werken.
13
Tabel 2.1
Ontwikkeling van de omzet, 2010-2012 (mln euro)
2010 2011 2012
Totale omzet 800 850 740 Omzet funderingstechniek 545 580 500
Bron: : Enquête EIB
Figuur 2.1
Omzetverdeling naar type bedrijf, 2011
Klein 5%
Midden 25%
Concern 30%
Groot 70% Zelfstandig 70%
Traditioneel 40%
Innovatief 60%
Bron: Enquête EIB EIB
Werkgelegenheid en omzet per werknemer De totale werkgelegenheid bij de funderingsbedrijven wordt geraamd op circa 2.000 werknemers. Binnen het personeelsbestand van de funderingsbedrijven is het aandeel bouwplaatspersoneel ongeveer twee derde, uta-personeel betreft een derde van het personeelsbestand. Deze verhouding loopt uiteen tussen de verschillende typen bedrijven. Bij het kleinbedrijf is het uta-aandeel iets meer dan 20%, bij de grootste bedrijven ligt dit rond 40%. In de afgelopen jaren is het uta-aandeel, evenals in andere sectoren van de bouw en infra, toegenomen. Dit weerspie-
14
gelt aan de ene kant toename van het aantal uta-medewerkers doordat bedrijven meer taken op het gebied van ontwerp e.d. naar zich toe hebben getrokken. Aan de andere kant is het bouwplaatspersoneel relatief afgenomen doordat een aantal taken verder is uitbesteed aan onderaannemers. Dit aspect speelt bij funderingsbedrijven echter minder dan in andere sectoren. De bouwplaatsberoepen bij de funderingsbedrijven betreffen vooral heiers/funderingswerkers en machinisten. Bij uta-personeel gaat het vooral om uitvoerders en projectleiders. De branche kenmerkt zich door een grote kapitaalintensiteit. Projecten worden vaak uitgevoerd door een relatief klein team in combinatie met kostbaar materieel. De omzet per werknemer ligt bij de funderingsbedrijven dan ook hoger dan in de meeste andere bouwsectoren. 2.3 Samenstelling van de omzet De omzet naar funderingstechniek Binnen de funderingsomzet hebben dam- en combiwanden het grootste aandeel met bijna 45% (figuur 2.2). Geboorde palen en houten/prefab palen zijn goed voor ruim 20% respectievelijk 10% van de funderingsomzet. Dam- en combiwanden zijn vooral het domein van de grote bedrijven die twee derde van deze markt voor hun rekening nemen. De middenbedrijven hebben een marktaandeel van een derde bij deze techniek. De kleine bedrijven behalen bijna de helft van hun omzet uit houten/prefab palen. Het marktaandeel van de kleine bedrijven op deze markt is ongeveer een kwart. Ook hier hebben de grote bedrijven het grootste aandeel, al zijn ze minder dominant dan bij de andere technieken. De zelfstandige bedrijven behalen bijna de helft van hun omzet uit dam- en combiwanden. Bij de concernbedrijven springt er niet één techniek uit met een groot aandeel. De technieken diepwanden, dam-/combiwanden en geboorde palen zijn bij deze bedrijven ongeveer even belangrijk. De traditionele bedrijven hebben een bovengemiddeld aandeel uit houten/prefab palen, maar ook deze bedrijven doen het meest aan dam-/combiwanden.
Figuur 2.2
Omzetverdeling naar funderingstechniek, 2011
100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Klein Prefab/houten palen Diepwanden/mixed-in-place Overig (incl. vibropalen)
Middelgroot
Groot
Dam-/combiwanden Geboorde palen
Bron: Enquête EIB EIB
15
De omzet naar opdrachtgever De funderingsbedrijven hebben een typische onderaannemersrol. Bijna 85% van de omzet wordt uit onderaanneming gehaald (figuur 2.3). Het overgrote deel hiervan (70 procentpunt) wordt in opdracht van andere hoofdaannemers gerealiseerd, 15 procentpunt wordt verricht voor zusterbedrijven binnen het concern. Het percentage hoofdaanneming is ongeveer 15% en loopt vrij sterk uiteen per grootteklasse. De kleine bedrijven springen er met 35% omzet uit hoofdaanneming sterk boven uit. De concernbedrijven behalen ruim 60% van hun omzet door onderaanneming bij zusterbedrijven. Bij de zelfstandige bedrijven is het aandeel hoofdaanneming iets groter dan bij de concernbedrijven. Ook bedrijven die veel traditioneel werken, hebben een bovengemiddeld aandeel hoofdaanneming (ruim 20%). Als we kijken naar de ‘finale’ opdrachtgevers voor funderingswerk, dan vormen Rijkswaterstaat en ProRail enerzijds en de decentrale overheden (gemeenten, provincies, waterschappen) anderzijds de belangrijkste groepen met elk ongeveer 30% van de omzet (figuur 2.4). Projectontwikkelaars en woningcorporaties vertegenwoordigen samen 15% van de omzet van de funderingsbedrijven. Werken voor Rijkswaterstaat en ProRail worden voor circa 70% uitgevoerd door de grote bedrijven. De kleine bedrijven hebben hier een marktaandeel van minder dan 5%. Ook bij de decentrale overheden behalen de kleine bedrijven maar weinig omzet.
Figuur 2.3
Omzetverdeling naar hoofd- en onderaanneming, 2011
100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Klein
Middelgroot
Groot
Onderaanneming bij andere hoofdaannemers Onderaanneming bij zusterbedrijven Hoofdaanneming
Bron: Enquête EIB EIB
De innovatieve bedrijven (bedrijven met een relatief hoog omzetaandeel uit innovatieve contracten) behalen een veel groter deel van hun omzet uit werken voor Rijkswaterstaat en ProRail dan de traditionele bedrijven. Opmerkelijk is dat het omzetaandeel bij deze opdrachtgevers niet verschilt tussen zelfstandige bedrijven en concernbedrijven. Wel behalen de zelfstandige bedrijven veel meer omzet bij de decentrale overheden (ruim 30% tegen 15% bij de concernbedrijven). De concernbedrijven werken meer voor andere opdrachtgevers, waaronder de industrie. De omzet naar bouwsector Gezien de dominantie van Rijkswaterstaat en ProRail in de totale funderingsomzet in 2011 en het grote belang van de decentrale overheden is het niet verwonderlijk dat de funderingsbedrijven in
16
Figuur 2.4
Omzetverdeling naar opdrachtgever, 2011
100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Klein Rijkswaterstaat/ProRail Projectontwikkelaars Andere private opdrachtgevers
Groot Middelgroot Gemeente/provincie/waterschap Woningcorporaties Anders
Bron: Enquête EIB EIB
grote mate actief zijn in de infrastructuur (figuur 2.5). Deze markt genereert in de huidige marktomstandigheden bijna twee derde van de funderingsomzet. Utiliteitsbouw en woningbouw zijn goed voor elk ongeveer 15% van de omzet. Dit aandeel is in vergelijking met de afgelopen jaren afgenomen, onder invloed van de sterke daling van de nieuwbouw van woningen en andere gebouwen. Het omzetprofiel naar bouwsector is bij de middelgrote en Figuur 2.5
Omzetverdeling naar bouwsector, 2011
100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Klein Infrastructuur
Middelgroot Utiliteitsbouw
Woningbouw
Groot Anders
Bron: Enquête EIB EIB
17
grote bedrijven vergelijkbaar met dit totaalbeeld. De kleine bedrijven wijken hier sterk van af. Zij werken het meest aan projecten in de utiliteitsbouw (40%), daarna komt woningbouw (30%). In de infrastructuur behalen zij slechts 20% van hun omzet. Bij de concernbedrijven is de inframarkt nog dominanter (ruim 80% omzetaandeel). De omzet naar contractvorm Het overgrote deel van het werk vindt in onderaanneming plaats. Daarom is de traditionele contractvorm in de hele branche nog sterk overheersend (figuur 2.6). Twee derde van de omzet komt via bestekswerk. Het aandeel van innovatieve contractvormen in de omzet van de funderingsbedrijven is een derde, dit betreft vrijwel uitsluitend design & construct. Het aandeel traditioneel werk neemt enigszins af met de bedrijfsgrootte, maar niettemin voeren ook de grote bedrijven het meeste werk uit via een traditionele contractvorm (ruim 60%). Wel is het aandeel van D&C bij de middelgrote en grote bedrijven (30 tot 40%) veel groter dan bij de kleine bedrijven (minder dan 10%). Op de markt voor D&C-projecten hebben de grote bedrijven een marktaandeel van ongeveer drie kwart. De concernbedrijven doen veel meer aan innovatieve contracten dan de zelfstandige bedrijven. D&C is goed voor 60% van de omzet van de concernbedrijven, traditioneel/bestekswerk levert 35% van de omzet. Bij de traditionele bedrijven is het aandeel van bestekswerk 70%.
Figuur 2.6
Omzetverdeling naar contractvorm, 2011
% 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Klein Traditioneel bestek
Bron: Enquête EIB EIB
18
Groot
Middelgroot D&C
DBM
Anders
3
Ontwikkelingen op de markt
3.1 Ontwikkelingen in de bouw In de afgelopen jaren is de bouwproductie sterk gedaald onder invloed van de crisis. Tussen 2008 en 2010 is de bouwproductie in totaal met ruim 15% afgenomen. Met name de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen is sterk naar beneden gegaan. De productie bij herstel en verbouw van woningen en andere gebouwen daalde in geringere mate. In 2011 is, onder invloed van de korte conjuncturele opleving in de eerste helft van het jaar, de totale bouwproductie met 4% gegroeid. Hierbij speelde de milde winter eveneens een belangrijke rol. De eurocrisis heeft in de loop van 2011 het perspectief voor de bouw opnieuw sterk nadelig beïnvloed. Vanaf de zomer van 2011 zijn de vooruitzichten weer negatief geworden. Dit beeld heeft zich in 2012 voortgezet. De totale bouwproductie zal hierdoor in 2012 met ongeveer 5% krimpen. Ook nu zijn het vooral nieuwbouwsegmenten die zich ongunstig ontwikkelen. Het aantal bouwvergunningen voor woningen neemt af, in de utiliteitsbouw is eveneens sprake van relatief beperkte activiteit. Aanvankelijk leek de markt voor infrastructuur zich enigszins te kunnen onttrekken aan de bouwmalaise. Onder invloed van stimuleringsmaatregelen is de gww-productie in 2009 en 2011 toegenomen. Dit betrof vooral intensiveringen van water- en wegenprojecten, onder meer in de vorm van naar voren gehaalde infrastructuurprojecten. Daarnaast is de afgelopen jaren in het kader van de Spoedwet Wegverbreding veel geïnvesteerd in nieuwe wegen. Deze impulsen lopen nu af waardoor ook in de gww een daling van de productie optreedt. Ook de lagere overheden, met name de gemeenten, zijn de afgelopen jaren in zwaar weer terechtgekomen en hebben te maken met soms omvangrijke bezuinigingsopgaven. Verminderde inkomsten uit onder meer
Figuur 3.1
Ontwikkeling orderportefeuilles in de bouw, 2008-2012 (maanden werk)
10
9
8
7
6
5
4
j fmamja s ond j fmamja s ond j fmamj as on dj fmamj a so ndj fmamj a
2008
2009 Woningbouw
2010 Utiliteitsbouw
2012
2011 Gww
Bron: EIB
19
bouwgrondexploitatie, maar ook uit algemene middelen via het Gemeentefonds, leiden ertoe dat scherper wordt geprioriteerd op de infrastructuuruitgaven. De ontwikkeling van de orderportefeuilles in de bouw is nog steeds ongunstig (figuur 3.1). Ook hier zien we het conjuncturele beeld dat na de korte opleving in de eerste helft van 2011 de hoeveelheid onderhanden werk is afgenomen. De laatste maanden is daarbij sprake van een trendmatige daling in alle bouwsegmenten. Voor 2013 verwacht het EIB dan ook een verdere afname van de bouwproductie (figuur 3.2). Dit betekent dat de bouwproductie in 2013 het laagste niveau van de afgelopen crisisjaren te zien zal geven.
Figuur 3.2
Ontwikkeling totale bouwproductie, 2008-2013
Miljard euro, prijspeil 2011 70
65
60
55
50
45
40
35 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: EIB
De verwachtingen voor de middellange termijn Voor de middellange termijn verwachten we dat de woningbouw weer stevig zal aantrekken. Dit komt vooral doordat de woningmarkt, vanwege het sterk achtergebleven aanbod in de afgelopen jaren, weer zal verkrappen. De woningproductie is een relatief groot aantal jaren achtergebleven bij de trend die op grond van de groei van het aantal huishoudens mag worden verwacht. Dit betekent op middellange termijn gedurende enkele jaren een stevige inhaalvraag. In de utiliteitsbouw is vooral sprake van impulsen op het gebied van de zorgbouw. De productie in de kantorenmarkt zal nog langere tijd beperkt zijn vanwege het grote overschot aan capaciteit op dit moment. Voor de infrastructuur zijn de vooruitzichten op de middellange termijn gematigd. Na de productiedaling in 2012 en 2013 zullen de rijksinvesteringen vanaf 2014 weer op een enigszins hoger niveau uitkomen. Bij de gemeenten is het beeld anders. Gedurende enkele jaren zullen gemeenten vanwege de beperkte financiële budgetten hun investeringen temporiseren. Het aantal grote infrastructurele projecten bij gemeenten wordt minder. Bij beheer en onderhoud zal worden gestreefd naar versobering en meer efficiency. Provincies en waterschappen kennen een divers beeld. Ook provincies zullen op sommige punten bezuinigingen moeten invullen, enkele provincies echter beschikken nog over investeringsmogelijkheden vanwege de inkomsten uit de verkoop van aandelen. De waterschappen kennen de komende jaren belangrijke opgaven op het gebied van waterbeheer en bescherming tegen overstroming.
20
Een bijzondere markt waarop de funderingsbedrijven actief zijn, is die voor industriële complexen. Deze markt, onder meer in de Rotterdamse haven, ontwikkelt zich in het licht van de economische crisis vrij goed. Ook de vooruitzichten voor de komende jaren zijn daarbij gunstig. Dit is wel sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de economie en de wereldhandel in de komende tijd. Het Regeerakkoord heeft naar verwachting een licht drukkend effect op het herstel van de bouwproductie op middellange termijn. Dit betreft vooral effecten op de woningbouw waar door beperking van de hypotheekrenteaftrek de woningvraag enigszins zal worden onderdrukt ten opzichte van de oude situatie. De bezuinigingen vanuit het Lente-akkoord zijn vertaald in de meest recente begrotingen en het MIRT. Deze zijn al in bovenstaande verwachtingen voor de bouwproductie verwerkt. Er is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van de recente bezuiniging van € 250 miljoen op het infrastructuurfonds. 3.2 Gevolgen voor de funderingsbranche Omzetverwachtingen van de bedrijven De funderingsbedrijven zijn niet optimistisch over de omzetontwikkeling in 2013 (figuur 3.3). Na de sterke daling in 2012 verwacht bijna de helft van de bedrijven dat de omzet in 2013 verder (licht) zal dalen. Naar grootteklasse bezien zijn vooral de middenbedrijven pessimistisch. Verder valt op dat de concernbedrijven optimistischer zijn dan de zelfstandige bedrijven; de innovatieve bedrijven zijn optimistischer dan de traditionele.
Figuur 3.3
Omzetverwachting 2013 in vergelijking met 2012 (% van de bedrijven)
% 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Klein
Midden
Lichte toename
Groot
Zelfstandig Concern
Ongeveer gelijk
Lichte afname
Traditioneel
Innovatief
Sterke afname
Bron: Enquête EIB EIB
De funderingsmarkt op korte en middellange termijn Gezien de ontwikkelingen in de bouwproductie voor 2013 is de verwachting dat de funderingsmarkt in 2013 nog verder zal afnemen. Hierbij speelt een rol dat de nieuwbouw van woningen in 2013 op een lager peil terecht zal komen. Daarnaast zijn ook de verwachtingen voor de infrastructuur in 2013 nog niet gunstig. Vooral bij lagere overheden voorzien we een lastig jaar, ook bij de grote opdrachtgevers Rijkswaterstaat en ProRail is nog geen herstel voorzien.
21
Voor de middellange termijn verwachten we de volgende ontwikkelingen voor de funderingsmarkt in de verschillende marktsegmenten. Bij de infrastructuur, het grootste marktsegment voor de funderingsbedrijven, zal de gematigde ontwikkeling van de investeringen doorwerken in de funderingsactiviteit. De infrastructuurprojecten van de grote opdrachtgevers kenmerken zich daarbij door een toenemende integraliteit en hoge eisen aan inpassing in de bestaande infrastructuur. Bij de lagere overheden zal de projectenmarkt nog enige tijd onder druk blijven staan. De gunstige vooruitzichten voor de woningbouw op de middellange termijn werken positief op de funderingsomzet in dit segment. De aantrekkende woningbouw zal daarbij als eerste zichtbaar zijn op de funderingsmarkt. De trend op de middellange termijn in de woningbouw is dat de omvang van de ontwikkelde locaties kleiner zal zijn dan in het verleden en dus ook kleinere series woningen zal betreffen. Projecten worden minder grootschalig. Daarnaast zien we op termijn een verdere verschuiving van uitleglocaties naar binnenstedelijke projecten. Deze locaties zijn complexer en kostbaarder en betekenen voor de funderingsbedrijven een verandering in de opgave. Herstructurering, sloop en funderingsherstel zijn hierbij ontwikkelingen die aan belang winnen. In de utiliteitsbouw zijn de vooruitzichten voor de funderingsbedrijven gematigd. De vraag naar grote kantoorcomplexen neemt af door de overcapaciteit in de beschikbare vloeroppervlakte. Op de utiliteitsbouwmarkt zien we een verschuiving naar projecten in de zorg. Daarnaast is ook op deze deelmarkt sprake van meer aandacht voor renovatie en herstel van funderingen. De funderingsbranche werkt daarnaast in de industrie. Dit marktsegment zal zich de komende tijd naar verwachting gunstig ontwikkelen. Figuur 3.4 vat de verwachte ontwikkeling van de funderingsmarkt samen. Op middellange termijn zal de markt zich herstellen van de sterke terugval in de jaren 2012 en 2013. Het omzetniveau in 2017 ligt dan op € 500 miljoen, ongeveer het niveau van 2010 (in constante prijzen). De omzet ligt daarmee ongeveer 5% onder het niveau van het topjaar 2011.
Figuur 3.4
Ontwikkeling omzet funderingsmarkt, 2010-2017 (mln euro)
600 580 560 540 520 500 480 460 440 420 400 2010
Bron: EIB
22
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Gevolgen voor werkgelegenheid De werkgelegenheid in de funderingsbranche zal in 2013 in het spoor van de afnemende omzet bij de bedrijven krimpen. Voor 2014 voorzien we weer een toenemende funderingsactiviteit die zich in de jaren daarna zal voortzetten. Dit betekent dat de werkgelegenheid ook weer enigszins zal toenemen, rekening houdend met een trendmatige stijging van de arbeidsproductiviteit. De bedrijven verwachten voor de komende jaren relatief weinig personeel te hoeven aannemen vanwege uitbreiding van de activiteiten, hoewel hier uiteraard verschillen zijn naar gelang de ambities die bedrijven hebben op de verschillende marktsegmenten. De beperkte uitbreidingsvraag betekent niet dat er geen wervingsopgave is voor de funderingsbranche in de komende tijd. De bedrijven voorzien namelijk een belangrijke vervangingsstroom vanwege personeel dat de komende jaren met pensioen zal gaan. De vervangingsopgave van werknemers is de komende vijf jaar naar verwachting de helft groter dan de uitbreidingsopgave. De belangrijkste knelpunten voor de personeelsvoorziening in de komende jaren liggen volgens de bedrijven bij de behoefte aan machinisten (figuur 3.5). Bijna de helft van de bedrijven (zowel bij de zelfstandige als de concernbedrijven) voorziet hier knelpunten in de komende tijd. Verder ziet bijna de helft van de zelfstandige bedrijven problemen bij de voorziening van funderingswerkers. De concernbedrijven verwachten daarnaast veel meer dan de zelfstandige bedrijven problemen met de invulling van de vraag naar uta-personeel. Dit houdt verband met de verdere toename van geïntegreerde contractvormen in de komende jaren.
Figuur 3.5 Knelpunten in de personeelsvoorziening in de komende vijf jaar (% van de bedrijven)
60
50
40
30
20
10
0
Heiers/ funderingswerkers
Machinisten Concernbedrijven
Uitvoerders
Uta-personeel
Zelfstandige bedrijven
Bron: Enquête EIB EIB
Bedrijven noemen verschillende oplossingen voor de knelpunten in de personeelsvoorziening. De belangrijkste is aanvullende scholing van werknemers, zowel van bestaande werknemers als werknemers die nieuw instromen. Daarnaast noemen zij in algemene zin het verbeteren van het imago van de bedrijfstak. De aandacht die de funderingsbedrijven hebben voor de gevolgen van de vergrijzing is tot nu toe beperkt. Vijftien procent van de bedrijven voert specifiek beleid voor de motivatie en belasting van 55-plussers. Deze bedrijven denken daarbij aan vermindering van werkdruk en aan fysiek minder belastende werkzaamheden. Een iets groter deel van de bedrijven (20%) geeft aan
23
dat de vergrijzing en het langer moeten doorwerken gevolgen heeft voor de samenstelling van het activiteitenpakket binnen het bedrijf of voor de wijze waarop de werkzaamheden worden georganiseerd. Voor de toekomstige personeelsvoorziening hebben de bedrijven verschillende kanalen. De belangrijkste zijn gww-bedrijven en schoolverlaters/afgestudeerden (figuur 3.6). Deze worden door de helft of iets meer van de bedrijven als mogelijke bron genoemd. De bedrijven zien buitenlandse werknemers maar beperkt als bron voor de toekomstige personeelsvoorziening. Minder dan 10% van de bedrijven noemt hen als mogelijke invulling van de toekomstige personeelsvraag. Andere mogelijkheden liggen volgens een aantal bedrijven in toenemende inzet van zzp-ers.
Figuur 3.6
Belangrijkste bronnen voor de personeelsvoorziening (% van de bedrijven)
Gww-bedrijven
Schoolverlaters/afgestudeerden
Uitzend-/detacheringsbureaus
Andere sectoren
B&u-bedrijven
Buitenlandse werknemers
0
Bron: Enquête EIB EIB
24
20
40
60
80
4
Trends in de rolverdeling
4.1 Inleiding Naast de sterke conjuncturele dynamiek op de bouwmarkt is er ook sprake van structurele veranderingen in de rolverdeling binnen bouwprojecten. Dit betreft in belangrijke mate de gww-markt waar door de toepassing van innovatieve contractvormen de rolverdeling en de verantwoordelijkheden tussen opdrachtgever, hoofdaannemer en specialistische onderaannemer aan het veranderen is. De veranderingen betreffen met name de wijze waarop opdrachtgevers voor bouwwerken hun werken op de markt brengen en de eisen die zij hierbij stellen aan product en proces. Ook de uitvoering van de verschillende procesfuncties als ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud is aan het verschuiven op de verschillende deelmarkten. Zoals in hoofdstuk 2 is weergegeven, hebben de funderingsbedrijven in het algemeen een typische onderaannemersfunctie waarbij zij door de hoofdaannemer (al of niet binnen concern) betrokken worden bij de funderingsactiviteiten bij grote en kleine projecten. In paragraaf 4.2 gaan we in op enkele trends in het aanbestedings- en contracteringsbeleid van de belangrijkste groepen opdrachtgevers op de funderingsmarkt. Het gaat hierbij om de finale opdrachtgevers, dat wil zeggen de opdrachtgevers van de hoofdaannemers voor bouwprojecten. In paragraaf 4.3 gaan we in op de ervaringen van de funderingsbedrijven met geïntegreerde contractvormen in de afgelopen jaren. Ook beschrijven we de ambities die ze hebben met de verschillende hiervoor aangegeven procesfuncties. Belangrijk is daarbij of de zelfstandige funderingsbedrijven andere ervaringen en ambities hebben dan de funderingsbedrijven die binnen de grote bouwconcerns actief zijn. Paragraaf 4.4 gaat beknopt in op enkele aspecten rond geluid en materieel. 4.2 Aanbestedings- en contracteringsbeleid van opdrachtgevers De wijze waarop opdrachtgevers hun werken op de markt brengen, heeft invloed op de rolverdeling tussen enerzijds opdrachtgever en opdrachtnemer, maar heeft anderzijds ook effect op de organisatie van het bouwproces aan de marktzijde tussen hoofdaannemer en onderaannemer. Deze veranderingen zijn vooral aan de orde bij de overheidsopdrachtgevers. Deze opdrachtgevers zijn voor de funderingsbedrijven (en hun hoofdaannemers) belangrijke partijen op de markt. Op de gww-markt zijn de veranderingen in de toepassing van contractvormen het grootst bij de grote landelijke spelers Rijkswaterstaat en ProRail die een groot deel van de activiteiten rond realisatie en beheer van infrastructurele projecten aan de markt overlaten. Zij passen daarbij voor de grote projecten steeds meer geïntegreerde contractvormen toe. Rijkswaterstaat zet daarbij in op DBFM voor de grootste projecten in dit decennium. Voor middelgrote projecten is het beleid gericht op contractering via D&C. Onderhoudsprojecten worden meer en meer via meerjarige integrale contracten op de markt gezet. DBFM-contractering leidt tot de vorming van grote consortia, mogelijk ook tussen concerns, die worden belast met ontwerp, uitvoering, beheer en onderhoud, en ook financiering. ProRail besteedt eveneens grote werken multidisciplinair aan waarbij de samenstelling naar deelmarkten anders is dan bij Rijkswaterstaat. Bij gemeenten, provincies en waterschappen zien we ook een trend naar meer geïntegreerde contracten, zij het dat deze ontwikkeling minder snel gaat. Daarbij geven met name gemeenten aan zelf een belangrijk aandeel in voorbereiding en beheer te willen behouden, vooral vanwege de sterke relatie met de gebouwde omgeving en de korte afstand tot de burgers. Waterschappen zijn bezig de omslag te maken naar meer strategisch aanbesteden waarbij eveneens een grotere inschakeling van de markt wordt beoogd.
25
Sommige opdrachtgevers maken daarbij een bewuste keuze om zich veel minder met de details van de voorbereiding en uitvoering te bemoeien. Met name het ontwerp van complexe bouwwerken wordt door de grote opdrachtgevers in belangrijke mate uitbesteed aan de markt. Hiermee wordt beoogd dat het ontwerp zoveel mogelijk leidt tot optimalisatie in de uitvoering en daarbij ook het toekomstig beheer en onderhoud vermindert. De opdrachtgevers stellen bij de uitvoering hogere eisen aan veiligheid en kwaliteit. Bij veel bouwprojecten, in het bijzonder de grootste en meest complexe werken, is daarnaast het omgevingsmanagement van toenemend belang. Overlast van bouwprojecten moet zoveel mogelijk worden verminderd. Daarbij gaat het om verschillende aspecten: - Waarborg van de bereikbaarheid van de directe omgeving (onder meer economische belangen van binnensteden) - Beperken van de overlast voor het direct betrokken verkeer (bijvoorbeeld weg- of spoor wegverkeer in geval van werk aan de wegen of spoorlijnen) - Handhaven van de bereikbaarheid van bijvoorbeeld stations - Beperken van de overlast van het bouwen zelf, bijvoorbeeld de gevolgen van werkzaam heden voor geluid en trillingen Opdrachtgevers letten bij de gunning van grote projecten steeds meer op andere factoren dan de uitvoeringskosten en geven hierbij een waardering aan kwaliteit en beperking van de overlast van bouwprojecten. Dit gebeurt door de toepassing van EMVI-criteria (Economisch Meest Voordelige Inschrijving). Dit betekent dat optimalisatie van het bouwproject zelf (afstemming ontwerp en realisatie) en optimalisatie ten opzichte van de omgeving steeds belangrijker worden. Het aanbestedingsbeleid van de opdrachtgevers bij de overheid staat de komende jaren onder invloed van de ongunstige financiële positie. Met name gemeenten staan voor belangrijke bezuinigingsinspanningen. Eén van de belangrijkste richtingen die gemeenten voor het invullen van de bezuinigingen zien is het verhogen van de efficiency van de aanbestedingen. Dit kan door meer samenwerking tussen gemeentelijke diensten, maar ook door samenwerking tussen gemeenten (gemeenschappelijk inkopen). Dit leidt tot vermindering van het aantal aanbestedingsmomenten en daarmee tot gemiddeld grotere projecten. De gevolgen van de trends in de toepassing van contractvormen zijn dat de afstand tussen opdrachtgever en opdrachtnemer in het algemeen groter wordt en de ruimte voor de markt toeneemt. De marktpartijen organiseren zich daarbij steeds meer in concerns die alle disciplines van het bouwproces omvatten. De meeste, maar niet alle, grote bouwconcerns hebben ook een belangrijke dochter die zich richt op funderingstechniek. Gevolgen voor de relatie hoofdaannemer-onderaannemer De toepassing van nieuwe contractvormen leidt tot een verschuiving van verantwoordelijkheden van de opdrachtgever naar de marktpartijen. Deze verschuiving betreft in veel gevallen het ontwerp maar daarnaast ook zaken als de aanvraag van vergunningen, het omgevingsmanagement en in sommige gevallen ook beheer en onderhoud. Dit leidt ook tot veranderingen in de rol en positie van de specialistische onderaannemers. De funderingsbedrijven hebben een inbreng in de projectopzet, met name het ontwerp en de keuze van funderingstechnieken. Daarnaast dragen zij ook een groter deel van het risico van het project. Deze verandering in de positie van het funderingsbedrijf heeft gevolgen voor de samenwerking tussen hoofdaannemer en onderaannemer. Vanuit het perspectief van de hoofdaannemer is het belangrijk dat de samenwerking met het funderingsbedrijf zo optimaal mogelijk is zodat gezamenlijk ontwerp en uitvoering tot voordelen leiden in de uitvoering, zowel wat betreft logistiek als kosten en risico’s. De meeste concerns hebben daarom ook de funderingsdiscipline in huis. Duurzame samenwerking binnen een concern moet idealiter leiden tot het beste resultaat. In de praktijk zien we hoofdaannemers die vrijwel altijd met het ‘eigen’ funderingsbedrijf werken, maar er zijn er ook waar dit niet steeds het geval is. Betrokkenheid van buiten kan een kwestie zijn van capaciteit, maar is volgens de hoofdaannemers soms ook een gevolg van een verschillend (specifiek) kennisniveau bij de funderingsbedrijven. De kansen voor de funderingsbedrijven liggen volgens de hoofdaan-
26
nemers, maar ook volgens de opdrachtgevers, in het nadenken over bouwlogistieke verbeteringen rond de funderingstechniek die bijdragen aan beheersing van doorlooptijd en risico’s en die de maatschappelijke kosten van bouwprojecten verminderen. De verder groeiende toepassing van geïntegreerde contractvormen leidt tot een steviger positie van de funderingsbedrijven binnen concerns. Kortere lijnen, kennis van elkaars expertise over en weer, en een transparant werkproces leiden naar verwachting tot een toenemende samenwerking binnen concerns. Zelfstandige bedrijven kunnen hun eigen positie verstevigen richting concerns zonder funderingsbedrijf, maar ook bij concerns met een funderingsbedrijf kunnen zij een rol blijven spelen. Allereerst vanwege specialismen die de concerns niet zelf in huis hebben, maar daarnaast ook om redenen van capaciteit. Zelfstandige bedrijven kunnen zelf ontwerpactiviteiten gaan ontwikkelen en een positie verwerven op nieuwe activiteiten rond de uitvoering van projecten, zoals omgevingsmanagement. De hoofdaannemers geven aan dat er op dit punt sterke en minder sterke zelfstandige bedrijven op de markt zijn. 4.3 Ontwikkelingen in geïntegreerde contractvormen Werken in geïntegreerde contractvormen In de afgelopen vijf jaar zijn steeds meer geïntegreerde contractvormen (GC) toegepast. Eén op de drie bedrijven is in deze periode veel vaker gaan werken binnen GC, nog eens één op de drie iets vaker. De concernbedrijven hebben een relatief sterkere groei doorgemaakt op GC dan de zelfstandige bedrijven. Vooral de grote bedrijven zijn veel vaker op deze manier gaan werken, maar ook de middelgrote bedrijven hebben hier meer aan gedaan. Bij de kleine bedrijven vinden GC nauwelijks ingang. De bedrijven verwachten in de komende jaren een verdere groei in de toepassing van GC (figuur 4.1). Drie kwart van de grote bedrijven verwacht deze in de toekomst veel vaker te gaan toepassen. Ook dan voorzien de kleine bedrijven in het algemeen niet veel vaker in GC te gaan werken. Een deel van de bedrijven die nu nog vooral traditioneel werken, verwacht in de toekomst vaker in GC te gaan werken.
Figuur 4.1 Werken met geïntegreerde contractvormen in de komende jaren (% van de bedrijven)
% 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Klein
Midden
Veel vaker
Groot Iets vaker
Zelfstandig
Concern
Even vaak
Traditioneel
Innovatief
Minder vaak
Bron: Enquête EIB EIB
27
Ervaringen met geïntegreerde contractvormen De ruimere toepassing van geïntegreerde contractvormen in de afgelopen tijd roept de vraag op welke gevolgen dit heeft gehad voor de branche. Hierbij onderscheiden we twee typen gevolgen: - Gevolgen voor het proces en het project - Gevolgen voor de funderingsbedrijven De funderingsbedrijven zijn maar matig tevreden over de gevolgen die de toename van geïntegreerde contractvormen heeft gehad voor de funderingsprojecten en de bedrijven (figuur 4.2). Het overgrote deel van de bedrijven ervaart weliswaar een grotere inbreng in de gekozen oplossingen. Vooral de grote bedrijven zijn hier eensgezind, maar ook de middelgrote en kleine bedrijven ondersteunen dit. Deze ontwikkeling betekent echter ook dat bedrijven een groter deel van het risico op de projecten zijn gaan dragen, terwijl de mate waarin deze risico’s zijn te beheersen veel minder is verbeterd. Dit risicomanagement is daarmee een belangrijk aandachtspunt voor de branche. De toenemende toepassing van geïntegreerde contractvormen heeft vooral volgens de grote bedrijven geleid tot een betere kwaliteit, de kleine en middelgrote bedrijven noemen dit veel minder. Het effect op de doorlooptijd van projecten wordt door de bedrijven niet gunstig beoordeeld.
Figuur 4.2
Stellingen over de gevolgen van de toename van geïntegreerde contractvormen (% van de bedrijven)
GEVOLGEN VOOR PROJECT EN PROCES Aandacht voor funderingstechniek is verbeterd Samenwerking met hoofdaannemer is verbeterd Samenwerking met opdrachtgever is verbeterd Risico's beter te beheersen Kwaliteit is verbeterd Doorlooptijd beter te handhaven GEVOLGEN VOOR HET FUNDERINGSBEDRIJF Grotere inbreng in gekozen oplossing Dragen groter deel risico Positie zelfstandigen wordt lastiger Meer concurrentie buitenland Samenwerken buitenlandse bedrijven
0 Mee eens
10
Neutraal
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Niet mee eens
Bron: Enquête EIB EIB
De toepassing van geïntegreerde contractvormen heeft vooralsnog niet geleid tot een veel betere samenwerking in de keten volgens de bedrijven, noch met de hoofdaannemer noch met de opdrachtgever. Met name de middelgrote bedrijven signaleren amper verbetering van de samenwerking met de opdrachtgever. Geïntegreerde contractvormen hebben volgens de bedrijven geleid tot meer buitenlandse concurrentie. Het zijn vooral de middenbedrijven die aangeven dat deze concurrentie is toegenomen, de kleine en de grote bedrijven hebben hier minder last van. De funderingsbedrijven hebben maar in beperkte mate de samenwerking met buitenlandse bedrijven opgezocht, bij de grote bedrijven komt dit relatief nog het vaakst voor. Bedrijven signaleren een aantal knelpunten in de toepassing van GC. Dit betreft met name: - Hoge kosten van het tenderproces en het maken van ontwerpen - Weinig tot geen mogelijkheden om de kosten van meerwerk vergoed te krijgen - Grote risico’s van de nieuwe rolverdeling met grote verantwoordelijkheden, met name de
28
- -
juridische aspecten vragen hier aandacht Onduidelijkheden in de rolverdeling en onvoldoende vertrouwen waardoor partijen in hun traditionele gedrag terugvallen Weinig verandering in de rolverdeling tussen hoofdaannemer en onderaannemer
Ambities nieuwe procesfuncties Veel bedrijven zien de toepassing van GC desondanks als een ontwikkeling die gaande blijft en waarvoor men een keuze zal moeten maken om hier al of niet in mee te gaan. Bedrijven kunnen hier proactief op inspringen en nieuwe procesfuncties binnen dit geheel op zich gaan nemen. De meest genoemde activiteit waar funderingsbedrijven zich op gaan richten, is een grotere rol in het ontwerp van projecten (figuur 4.3). Tachtig procent van de bedrijven wil zich hier in de toekomst meer op gaan richten. Van de concernbedrijven geven alle respondenten dit aan. Daarnaast noemt één op de drie funderingsbedrijven communicatieactiviteiten als ambitie in de toekomst, ook (betrokkenheid bij) het nemen van initiatief voor een project wordt door één op de drie aangegeven. Slechts een enkel bedrijf wil zich gaan richten op het omgevingsmanagement binnen GC. Het zijn vooral de bedrijven die als innovatief zijn gekenmerkt, die een groter aantal procesfuncties op zich willen nemen. De traditionele bedrijven zijn hier in mindere mate mee bezig hoewel de helft van de bedrijven wel meer aan ontwerp wil gaan doen.
Figuur 4.3
Ambities met nieuwe procesfuncties in de komende jaren (% van de bedrijven)
100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Zelfstandig
Concern Initiatief
Traditioneel Ontwerp
Innovatief
Communicatie
Bron: Enquête EIB EIB
De funderingsbedrijven zijn optimistisch over de mogelijkheden om in de toekomst een grotere rol te kunnen spelen en mee te denken met procesmatige en technische oplossingen rond funderingstechniek. Opvallend is dat dit niet alleen geldt voor de bedrijven die binnen concerns voor een belangrijk deel met zusterbedrijven samenwerken. Binnen geïntegreerde contracten ligt het voor de hand dat er een beroep op de funderingsbedrijven wordt gedaan om met nieuwe oplossingen mee te denken. Daarnaast verwachten de zelfstandige bedrijven echter ook vrijwel allemaal dat bij het werken voor andere hoofdaannemers de rol van het funderingsbedrijf kan toenemen. Nieuwe oplossingen De bedrijven geven aan meer ruimte in de gekozen oplossingen te hebben gekregen. Ook voor de toekomst ziet een groot aantal bedrijven mogelijkheden om met slimmere oplossingen een betere prijs/kwaliteitsverhouding te kunnen realiseren. Bedrijven zien deze oplossingen in twee
29
richtingen: Procesmatige oplossingen: • Betere samenwerking in de keten • Grotere betrokkenheid in de tenderfase • Meedenken met de opdrachtgevers Technische oplossingen: • Compleet nieuwe uitvoeringstechnieken • Technieken die in Nederland minder bekend zijn • Integrale projecten met een diversiteit aan technieken • Verbeteringen in diameters en lengtes 4.4 Geluid en materieel Binnen de funderingsbranche staat de problematiek van geluidhinder en trillingen hoog op de agenda. Dit vraagt van de bedrijven investeringen in nieuwe machines die voldoen aan hogere eisen op het gebied van geluid en trillingen. In de afgelopen jaren is door de helft van de bedrijven geïnvesteerd in technieken met het oog op het terugdringen van het geluidsniveau. Dit betrof zowel invoering van geluidsarme technieken als technische aanpassingen aan bestaande technieken. De grote en middelgrote bedrijven hebben vooral geïnvesteerd in nieuwe technieken, bij de kleine bedrijven betrof het met name aanpassingen aan het materieel. In één op de drie gevallen heeft hierbij het A-blad geluid en trillingen van de Stichting Arbouw een rol gespeeld. De helft van de bedrijven geeft aan mogelijkheden te zien voor verdere verlaging van het geluidsniveau op de bouwlocaties. De bedrijven geven een drietal redenen om in de komende jaren in technische aanpassingen te investeren: - Vermindering van de overlast voor de omgeving - Verzoek van de opdrachtgever - Verbetering van arbeidsomstandigheden De hoge kapitaalintensiteit en de investeringen van de afgelopen jaren in materieel maken dat de teruggang in productie leidt tot een sterke onderbezetting. De armslag voor nieuwe investeringen in de noodzakelijke technische verbeteringen in de komende jaren is beperkt. De bedrijven zien geen investeringsruimte en ook anderszins zijn deze investeringen kostbaar in het licht van de sterke druk op prijzen en marges. Maar er is volgens de bedrijven wel degelijk vraag naar nieuwe technieken. Oplossingen voor deze belemmeringen liggen op verschillende vlakken. In de eerste plaats is dit de verbetering van de marktsituatie waardoor de concurrentie om werken afneemt en het prijspeil verbetert. In hoofdstuk 3 hebben we gezien dat in 2014 weer een toenemende omzet in de branche kan worden verwacht. Daarnaast ligt hier volgens de bedrijven ook een rol voor de opdrachtgever. Er zou gezien de huidige marktsituatie meer tijd moeten komen voor de branche om zich op de nieuwe eisen in te stellen. De bedrijven doen daarbij ook een beroep op de opdrachtgevers om hierin te investeren en in de gunning meer ruimte vrij te maken voor deze maatschappelijke aspecten van de projecten. Een grotere betrokkenheid van de omgeving bij deze belangen, ook in de richting van de opdrachtgevers, kan hierin stimuleren.
30
5
Uitdagingen voor de branche
5.1 Uitdagingen voor de bedrijven De positie waarin de funderingsbedrijven zich momenteel bevinden, kent een sterke conjuncturele en structurele dynamiek. De belangrijkste uitdagingen liggen enerzijds in de ongunstige bouwconjunctuur in de afgelopen jaren met vooruitzicht op moeilijke marktomstandigheden in 2013. Anderzijds liggen uitdagingen in de nieuwe rolverdeling bij bouwprojecten, vooral in het kader van de toenemende toepassing van geïntegreerde contractvormen. De kansen en opgaven voor de bedrijven in de komende jaren liggen op een aantal vlakken: - Klanten Bedrijven willen meer gaan meedenken met de klant in het vinden van nieuwe oplos singen in technieken en processen. Met name de grote opdrachtgevers willen worden ontzorgd en vragen om totaaloplossingen. Dit vraagt van de bedrijven meer interactie met andere partijen in het bouwproces. In de huidige laagconjunctuur is relatiebeheer met bestaande klanten daarbij essentieel. De klantvraag dient daarbij zoveel mogelijk te worden gerealiseerd binnen de beperkte financiële mogelijkheden van de opdrachtgever. - Markten Bedrijven zien verschillende kansen op de markt, afhankelijk van de uitgangssituatie en de rol die men in de toekomst wil vervullen. Vanaf 2014 zal naar verwachting de woning bouwmarkt stevig aantrekken. Dit biedt onder meer veel kansen voor de kleine bedrijven die in belangrijke mate op deze markt actief zijn. Grote bedrijven (concerns) leggen in de toekomst meer nadruk op het uitvoeren van grootschalige projecten, bijvoorbeeld van Rijkswaterstaat. Andere bedrijven specialiseren zich verder en willen van daaruit een cruciale rol spelen bij projecten met unieke technieken. De binnenstedelijke markt, bij voorbeeld vanuit de herstructurering en verdichting, is in het algemeen een aantrekkelijk segment. Funderingsherstel kan daarvan een onderdeel zijn. Bij de concernbedrijven ligt een versteviging van de samenwerking met zusterbedrijven voor de hand. De opgave is hier de positie van het funderingsbedrijf verder te versterken, met name in EMVI-trajecten. - Proces Vooral bij geïntegreerde contractvormen is een verbetering noodzakelijk van de samenwer king binnen het gehele proces. Zowel in de samenwerking met de opdrachtgever als met de hoofdaannemer hebben nieuwe contracten nog niet tot voldoende verbetering geleid volgens de funderingsbedrijven. Dit vergt in het algemeen eerdere betrokkenheid van de funderingsbedrijven in het voorbereidingsproces. Opdrachtgevers en hoofdaannemers signaleren daarbij dat de funderingsbedrijven stevig moeten inzetten op versterking en verbetering van de ontwerpcapaciteit en de werkvoorbereiding. Ook de aandacht voor maatschappelijke aspecten als veiligheid en omgevingsmanagement is voor verbetering vatbaar. - Techniek In het algemeen is innovatie voor de komende jaren van belang. Gezien de toenemende aandacht voor maatschappelijke belangen en de beperkte financiële middelen van opdrachtgevers zouden de ontwerpinspanningen van de funderingsbedrijven vooral moeten worden gericht op optimalisaties die hierin passen. De toenemende aandacht voor EMVI bij geïntegreerde contractvormen geeft funderingsbedrijven, zeker binnen de con cerns, mogelijkheden om vanuit ontwerpoptimalisaties aan een positieve EMVI-score bij te dragen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan beperking van de doorlooptijd en vermindering van verkeershinder. Meer specifieke kansen in de techniek liggen daarbij in de verdere ontwikkeling van trillingsvrije technieken. Het ontwikkelen van specialismen is verder van belang voor de zelfstandige bedrijven. Ook binnen geïntegreerde contracten kunnen deze bedrijven een rol spelen met technieken die bij de grote concerns niet voorhan den zijn.
31
- Bedrijfsvoering In de huidige crisis is het essentieel dat funderingsbedrijven de bedrijfsvoering verder optimaliseren door verdere kostenreductie. Sommige bedrijven noemen daarbij de inzet van goedkope arbeid. 2013 wordt nog een moeilijk jaar en pas in 2014 kan het eerste herstel worden verwacht. Voor nu en later is het van belang de prijs/kwaliteitsverhouding verder te verbeteren en te werken aan de reputatie van het bedrijf. Sommige opdrachtge vers willen de ‘past performance’ van bedrijven in de toekomst een groter gewicht gaan geven. Hierin investeren geeft in de toekomst een voorsprong in de markt. 5.2 De rol van de NVAF Vanuit de ontwikkelingen op de markt en in de rolverdeling zijn hiervoor kansen en opgaven voor de bedrijven geformuleerd. Het realiseren van deze uitdagingen vraagt ook om bedrijfsoverstijgende inspanningen. De bedrijven zelf voorzien daarbij in de komende tijd een belangrijke rol voor de NVAF. Deze rol ligt op een aantal vlakken: - Ketensamenwerking Door de toenemende toepassing van geïntegreerde contractvormen en de vraag om kwaliteit in het bouwproduct en –proces wordt de noodzaak groter om binnen de keten de samenwerking te verbeteren. De bedrijven geven aan dat de samenwerking op dit punt nog onvoldoende is verbeterd binnen de toepassing van geïntegreerde contractvormen. Dit onderwerp leeft in het bijzonder bij de innovatieve bedrijven. Zowel voor de zelfstan dige als voor de concernbedrijven is dit belangrijk. - Contractrelaties De veranderingen in de contracten met een sterke verschuiving van de risico’s van op drachtgevers naar opdrachtnemers gaan gepaard met nieuwe knelpunten op het gebied van risicobeheer. Risico’s zijn toegenomen door geïntegreerde contractvormen, maar tot nu toe niet beter te beheersen door de funderingsbedrijven. Vanuit de hoofdaannemers komt het signaal dat onduidelijkheid over de risicoverdeling tussen hoofdaannemer en funderingsbedrijf tot problemen in de praktijk leidt (onder meer de discussie over de algemene voorwaarden). Het verbeteren van de contractrelaties wordt als aandachtspunt door de bedrijven genoemd, dit speelt het sterkst bij de innovatieve bedrijven. - Opleidingen De NVAF kan een rol spelen in het ‘veilig stellen’ van de personeelsvoorziening voor de branche op de middellange termijn. De belangrijkste knelpunten voorzien de bedrijven bij de bouwplaatsberoepen machinisten en funderingswerkers, op sommige punten kan uta-personeel een probleem vormen. Opleidingen/arbeidsmarktzaken worden door alle typen bedrijven genoemd als een belangrijk item voor de NVAF. Dit geeft aan dat de zorg over de toekomstige personeelsvoorziening breed wordt gedeeld. - Marktvolumes Inzicht geven in de toekomstige trends op de markt en bij de verschillende opdrachtgevers is een rol voor de branche-organisatie volgens de bedrijven. Inzicht in investeringsplannen van de grote opdrachtgevers als Rijkswaterstaat en ProRail, maar ook meer algemeen inzicht in de economische en financiële omstandigheden van andere opdrachtgevers, zoals gemeenten en industrie, is zinvol voor de bedrijven. Dit kan worden aangevuld met het signaleren van trends in de rolverdeling op de markt. Met name de kleine en middelgrote bedrijven hebben hier behoefte aan. - Geluid en trillingen De problematiek van geluid en trillingen, de regelgeving op dit punt en de noodzaak om als sector hier in te investeren, is een bedrijfsoverstijgend probleem waarbij de NVAF een rol kan spelen. Dit is onder meer vertaald in de ontwikkeling van het A-blad. In de toekomst nemen deze maatschappelijke aspecten van de funderingstechniek in belang toe. De NVAF kan als branche-organisatie dit onderwerp in overleg bij opdrachtgevers en gemeenten op tafel leggen. Het zijn vooral de innovatieve bedrijven die dit punt naar voren brengen. Dit geeft aan dat hier knelpunten liggen die de innovatie in de bedrijfstak in de weg kunnen staan.
32
EIB-publicaties
2007 Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2007 Beperking hypotheekrenteaftrek - gevolgen voor de bouwproductie en woningmarkt Opdrachtgevers aan het woord - meting 2006 Infrastructuurmonitor - MIT 2007 De restauratieproductie tot 2011 Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in het bouwproces Bouwbedrijven 2007 - ontwikkelingen-vooruitzichten Sectorprofiel stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf 2005-2012 Het ziekteverzuim in de bouwnijverheid in 2006 De sector civiele betonbouw - marktontwikkelingen, opdrachtgeverschap en werkgelegenheid Bouwconcerns in beeld 2006/2007 Opdrachtgevers aan het woord - meting 2007 Bedrijfseconomische kencijfers van gww-bedrijven in 2006 Bedrijfseconomische kencijfers van b&u-bedrijven in 2006 Het arbeidsbestand in de bouw in 2006 Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2006 (ARBOUW) Transparantie in de bouwpraktijk De bouwbedrijven in 2006 2008 Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2008 Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in het bouwproces - meting 2007 Kostendruk van wet- en regelgeving in het gespecialiseerde aannemingsbedrijf Infrastructuurmonitor - MIRT 2008 Bouw in beeld 2007 Openbaarvervoerinfrastructuur in een geliberaliseerde markt Algemene kosten in het bouwbedrijf
33
Het ziekteverzuim in de bouw in 2007 Kwaliteit van de dienstverlening en het bestuurlijk proces van lagere overheden De markt voor restauratie en onderhoud van monumenten tot 2013 Uitdagingen en beleidsopties bij nieuwbouw van woningen - regionale ontwikkelingen en beleid na 2009 De Vastgoedlezing 2008 - crisis op de Nederlandse woning- en vastgoedmarkt? (ASRE) Bedrijfseconomische kencijfers van b&u-bedrijven in 2007 Bedrijfseconomische kencijfers van gww-bedrijven in 2007 Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2007 (ARBOUW) Bouwconcerns in beeld 2007/2008 2009 Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2009 Opdrachtgevers aan het woord - meting 2008 Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in het bouwproces - meting 2008 Middenkaderopleidingen in de bouw Algemene kosten in het bouwbedrijf 2006-2007 Bouw in beeld 2008 Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2009-2014 De zelfstandige zonder personeel in de bestratingsbranche Het ziekteverzuim in de bouw in 2008 Verkenning effecten stimuleringsmaatregelen rond de woningbouw (www.eib.nl) Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2008 (ARBOUW) Hervorming van de woningmarkt Reïntegratie van langdurig zieke werknemers in de bouw Bouwconcerns in beeld 2008-2009 2010 Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2010 Algemene kosten in het bouwbedrijf 2006-2008 Bedrijfseconomische kencijfers b&u-bedrijven 2008 Bedrijfseconomische kencijfers gww-bedrijven 2008
34
Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2010-2015 Zzp’ers in de bouw De arbeidsmarkt in de bitumineuze en kunststofdakbedekkingsbranche Kantorenleegstand - probleemanalyse en oplossingsrichtingen (www.eib.nl) Ondergrondse netwerken en grondwaterbeheer Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2009 (ARBOUW) Ziekteverzuim in de bouw 2009 Beleidsvarianten beperking hypotheekrenteaftrek en liberalisatie huursector (www.eib.nl) Nacht- en weekendwerk in het wegonderhoud Bouw in beeld 2009 De bouwarbeidsmarkt 2010-2015 Bedrijfseconomische kencijfers gespecialiseerde bedrijven 2007-2008 Strategie en crisis Vrouwen in technische functies Marktstudie AFNL 2011-2012 Infrastuctuurmonitor - MIRT 2011 Kantorenleegstand - analyse van de marktwerking (www.eib.nl) 2011 Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011 Algemene kosten in het bouwbedrijf 2007-2009 Openbare aanbestedingen in de gww Bedrijfseconomische kencijfers gww-bedrijven 2009 Bedrijfseconomische kencijfers b&u-bedrijven 2009 Succesvol binnenstedelijk bouwen De winst van innoveren (www.eib.nl) Algemene BouwplaatsKosten (ABK) van B&U-projecten 2010 (RRBOUW) Productiviteit en strategie (www.eib.nl) Bouwconcerns in beeld 2009-2010 Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2011-2016
35
Restauratie en onderhoud van monumenten - marktverkenning tot 2015 Aanbestedingsgedrag opdrachtgevers (www.eib.nl) Actuele situatie in de bouw - overzicht ten behoeve van de nieuwe woonvisie (www.eib.nl) Dynamiek op de woningmarkt De civiele betonbouw tot 2016 - ontwikkelingen op de markt en in de rolverdeling in het bouwproces (www.eib.nl) Monumenten en corporaties - monumentenbezit en -beleid van corporaties (www.eib.nl) Ziekteverzuim in de bouw 2010 (www.eib.nl) Maatschappelijke woonagenda - van programmeren naar stimuleren Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2010 (ARBOUW) Kantorenmonitor - analyse van vraag en aanbod (www.eib.nl) MKBA Herstructurering Eemsdelta Bedrijfseconomische kencijfers - b&u- en gww-bedrijven 2010 (www.eib.nl) Kosten en baten van de bouw bbl-opleiding (www.eib.nl) Overheid en markt; nieuw evenwicht in aanbesteden (www.eib.nl) Dienstverlening van medeoverheden - quick scan onder architectenbureaus (www.eib.nl) Infrastructuurmonitor - MIRT 2012 (www.eib.nl) Algemene kosten in het bouwbedrijf 2008-2010 (www.eib.nl) Kostenmodel omgevingsrecht (www.eib.nl) Bouwen voor kwaliteit (www.eib.nl) 2012 Evaluatie stimuleringspakket woningbouw (www.eib.nl) Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2012 Situatie op de Nederlandse hypotheekmarkt Arbeid en scholing in de restauratiesector Trends en ontwikkelingen in de wegenbouw tot 2017 (www.eib.nl) Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2012-2017 Bouwconcerns in beeld 2010-2011 Effecten van bezuinigingen in de infrastructuur (www.eib.nl)
36
Annuïtaire beperking hypotheekrenteaftrek (www.eib.nl) Vitaliteit: van feit tot beleid (www.eib.nl) Ziekteverzuim in de bouw 2011 (www.eib.nl) Landelijke samenvatting kantorenmonitor (www.eib.nl) Stedelijke ontwikkeling en infrastructuur (www.eib.nl) Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2011 (ARBOUW) Aanbestedingsgedrag opdrachtgevers (www.eib.nl) Gemeentefinanciën, voorzieningen en ruimtelijke investeringen in krimpgebieden (www.eib.nl) Kantorenmarkt Noord Nederland (www.eib.nl) Kantorenmarkt Oost Nederland (www.eib.nl) Kantorenmarkt provincie Utrecht (www.eib.nl) Kantorenmarkt Noord-Holland en Flevoland (www.eib.nl) Kantorenmarkt Zuid-Holland (www.eib.nl) Kantorenmarkt Zeeland (www.eib.nl) Kantorenmarkt Noord-Brabant (www.eib.nl) Kantorenmarkt Limburg (www.eib.nl) Verkiezingsprogramma’s - gevolgen voor de woningmarkt en de bouwproductie (www.eib.nl) De bouw in 2020 (www.eib.nl) Inventarisatie projecten Noord-Holland Noord 2013 (www.eib.nl) Bouwschoolverlaters (www.eib.nl)
37
38
Economisch Instituut voor de Bouw Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 58248 1040 HE Amsterdam t (020) 583 19 00 f (020) 583 19 99
[email protected] www.eib.nl Desktop publishing: Margo Wakidjan-Nijbroek, EIB
39
40
Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 58248 1040 HE Amsterdam t (020) 583 19 00 f (020) 583 19 99
[email protected] www.eib.nl