DE SPORTVERENIGING EN DE VIRTUELE WERELD Historisch perspectief en kansen voor de toekomst Rinus van Lier
Inleiding Back to The Sixties De Roaring Seventies De kentering in de Tachtiger Jaren Het Internet Tijdperk breekt aan De Virtuele Wereld Is er nog hoop voor sportverenigingen? De sportvereniging als Sociaal Medium en Dating Platform van de toekomst
INLEIDING In een recente vergadering met het bestuur van onze tafeltennisvereniging kwamen we tot de conclusie dat er momenteel een behoorlijk ‘gat’ zit in de leeftijdsopbouw van ons ledenbestand van in totaal 65 leden. Eigenlijk hebben we behalve onze junioren (momenteel een tiental jongelui in de leeftijd tussen tien en dertien jaar) en senioren/veteranen van 50 jaar en ouder slechts een ruim dozijn leden in de categorie tussen deze leeftijdsgroepen. Niet echt een geruststellende gedachte als je naar de toekomst en de continuïteit van je vereniging kijkt… Hebben we dan een behoorlijk aantal jaren zitten slapen en niets gedaan aan publiciteit, ledenwerving of dergelijke? We menen van niet, want we hebben echt wel ons best gedaan om de vereniging onder de aandacht te brengen door middel van open avonden, publicaties in lokale en regionale media en het deelnemen aan activiteiten voor specifieke doelgroepen zoals jongeren, mensen met beperkingen, wijksportactiviteiten en dergelijke. Wijken we sterk af van andere tafeltennisverenigingen? Ook bij andere clubs (de hele grote clubs of verenigingen in kleinere gemeenten daargelaten) zien we dat ze helemaal geen (of juist veel) junioren hebben en daarnaast ook velen in ‘onze’ (vijftig en ouder) leeftijden. Hoe komt het dan dat er zowat een hele generatie sporters zoek is geraakt? En kunnen we het tij keren? Daar heb ik eens over zitten nadenken en om de huidige situatie te begrijpen heb ik de materie eens van een historisch perspectief voorzien. Toen ik die gedachten eens deelde met de overige bestuursleden, zei een van hen: “dat zou je eens op moeten schrijven”. Vandaar dit verhaal. Mocht u op zoek zijn naar enige wetenschappelijke onderbouwing of literatuurlijst: zoek gerust verder en laat me weten als u ‘m heeft gevonden, want ik heb het er niet ingestopt. Dit stuk ik slechts een aantal persoonlijke observaties van iemand die in het midden van de vijftiger jaren van de vorige eeuw het levenslicht zag en ooit eens een tafeltennisbat – en later ook een voorzittershamer - is gaan vasthouden. Lees het bij wijze van ontspanning, misschien met een licht nostalgisch gevoel als u rond dezelfde leeftijd bent, mogelijk met af en toe een blik der herkenning en hopelijk met een glimlach… Veel plezier! Rinus van Lier Voorzitter Tafeltennisvereniging De Repelaer Spijkenisse, november 2013
BACK TO THE SIXTIES Ik begin mijn verhaal in 1960. Ik was toen zo’n jaar of zes en ging dus van de kleuterschool naar de lagere school in Rotterdam Zuidwijk waar we toen woonden. Wat was het leven toen simpel en geordend: Nederland was nog volop in een periode van herstel en groei na de Tweede Wereldoorlog en iedereen had werk genoeg. Dat wil zeggen: vader verdiende de kost in ‘de bouw’, in ‘de metaal’ of in ‘de haven’ en moeder zorgde voor het huishouden en de kinderen. Maandag wasdag, woensdag gehaktdag en vrijdag vis, ook als je niet katholiek was. Iedereen bezat het zelfde – namelijk niets – maar niemand was ongelukkig en als het een keertje tegen zat dan waren er familie, buren en collega’s die je weer boven Jan hielpen. We woonden vier hoog in een portiekwoning met een singel voor de deur en – ondanks uitdrukkelijke waarschuwing van mijn moeder om niet bij de waterkant te gaan spelen – deed ik dat natuurlijk toch. Met als resultaat dat ik er meer dan eens door grotere jongens moest worden uitgevist en thuisgebracht. Dan stonden die knapen onderaan de trap tegen mijn moeder te roepen: “Mevrouw van Lier, we hebben hier een snoek”. Dat was ik dus… Tot op de dag van heden vind ik het nog steeds onrechtvaardig dat die jongens een dubbeltje voor snoep kregen en ik (want immers zielig, koud, vies en nat) letterlijk en figuurlijk de oren werd gewassen en naar mijn kamer gestuurd… En dan natuurlijk ’s avonds door vader nogmaals de Levieten werd gelezen… Niet verbazend dat ik al snel en op jeugdige leeftijd door mijn vader achterop de fiets werd meegenomen naar het pas geopende Sportfondsenbad bij het Zuidplein om aldaar zwemles te gaan krijgen, samen met nog tientallen andere kinderen bibberend met kurkjes om en een plankje het water in: buig-wijd-sluit. Immers, in een waterrijk land als Nederland was het aanleren van de zwemkunst een integraal onderdeel van de opvoeding bij vele gezinnen. Net als veel anderen destijds heb ik jong mijn diploma’s gehaald en ik vind zwemmen nog steeds heerlijk. Na het leren van zwemmen was het verdere leven in de sport redelijk simpel: was je jongen, dan ging je op voetbal. En als meisje ging je naar de gymnastiekvereniging. De keuze van de vereniging waar je naartoe ging werd in hoge mate bepaald door de club waar je vriendjes/vriendinnetjes uit de buurt ook heengingen, religieuze achtergrond of toelatingsbeleid van de vereniging zelf. Veel jongens droomden natuurlijk van Feyenoord of Sparta, maar daar kwam je niet zomaar binnen.
Een ding stond echter wel vast: je ging aan sport doen want ‘dat hoorde zo’ en je wilde ten overstaan van je vriendjes, vriendinnetjes of klasgenoten op school niet vertellen dat je niet op voetbal of gym zat. Zo kon het dus gebeuren dat in Rotterdam Zuid een hele corridor van voetbalverenigingen bestond, beginnende op Varkenoord met verenigingen als Feyenoord, Overmaas, DHZ (waar ikzelf nog heb gespeeld) en nog enkele andere clubs. Vervolgens had je er ook een aantal langs de Oldegaarde (Zwart Wit ’28, de Musschen, Coal etc.), CVV langs de Dorpsweg en niet te vergeten de verenigingen bij de terreinen langs de Schulpweg, richting de Waalhaven. Hoeveel duizenden jongens en mannen hebben daar niet in de wei gelopen… Bij de meisjes en vrouwen zal het niet anders zijn geweest: de gymnastiekverenigingen waren bijna monolithische organisaties met duizenden leden en elke gymzaal had wel een aantal dagdelen buiten de schooluren voor hun activiteiten. Tja, zo kabbelde het leven voort in die tijden ‘waarin geluk nog heel gewoon was’… In de loop van de zestiger jaren begonnen dingen echter te veranderen: Kennedy was vermoord, Martin Luther King ook; de Beatles en Rolling Stones waren op het hoogtepunt van hun populariteit; we brachten de eerste mens naar de maan en de televisie werd gemeengoed in de huiskamers, daarmee letterlijk onze blik op de wereld verruimend. Wat ook verruimde, waren de mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding. Immers, de zesdaagse werkweek werd een vijfdaagse werkweek en de vrije zaterdag deed zijn intrede. Dat gold ook voor de schoolweek. Jawel, ik heb in mijn jaren op de Hogere Burger School Van Oldenbarneveldt aan het Afrikaanderplein ook nog op de zaterdagochtend les gehad… Omdat sport nog steeds werd gezien als een deel van je ontwikkeling en ontspanning – niet voor niets bestond er zoiets als een bureau Sport en Recreatie – deed een nieuw begrip zijn intrede: de Sporthal. In hoog tempo werden deze gebouwen uit de grond gestampt: in Rotterdam De Enk, Sporthal IJsselmonde, Sporthal Hoogvliet, en met de enorme nieuwe Energiehal aan de Abraham van Stolkweg als een van de paradepaardjes. Ik denk dat de voormalige sporthal Den Oert (toen nog aan de Ritte) in Spijkenisse ook uit die periode zal dateren.
Met de komst van deze nieuwe faciliteiten kwam er ook een enorme verbreding van het sportaanbod. Sporten, die tot dan toe minder beoefenaars kenden door gebrek aan capaciteit, konden plotseling bij een veel groter publiek worden gebracht. En daardoor kregen ook de jongens en meisjes die wellicht minder behendig waren in het voetbal of turnen meer mogelijkheden om zich toch te vermaken met andere takken van sport. Zo kon het gebeuren dat er heel veel sporten snel groeiden. Wat denk je van volleybal, basketbal, zaalkorfbal, zaalhandbal, badminton en natuurlijk ook tafeltennis. Ik kan mij nog levendig de zaterdagavonden herinneren waarin de Rotterdamse basketbalvereniging Transol/RZ op het hoogste niveau speelde, met de boomlange Jan Loorbach en de kleine maar watervlugge Marcel Welch. Zo’n wedstrijd trok met gemak tot wel 2000 betalende bezoekers naar hal aan de Enk. Maar ook de sporten die tot dan toe als min of meer elitair werden gezien, zoals tennis of hockey, kwamen onder druk van die concurrentie meer naar het ‘gewone’ publiek toe. Tennispark Zuiderpark (met Z ’67 als vereniging) was typisch zo’n faciliteit bestemd voor tennis ‘door de gewone man’… Menige vereniging heeft een oprichtingsjaar uit die periode in de naam verwerkt. Wat denk je van Alexandria ’66, de al genoemde tennisvereniging Z’67 en tafeltennisvereniging TE’68. Kort voor Tafeltennisvereniging de Enk, opgericht in 1968, na de opening van die sporthal. Bij deze club is ook mijn tafeltennishistorie begonnen. U raadt het al, dat voetbal was het ook niet voor mij, maar in de kantine van DHZ stond een pingpongtafel en zo is het eigenlijk begonnen. Ook een sport als tafeltennis had behoorlijk profijt van al deze ontwikkelingen. Immers, in elke kantine van een voetbalclub, bedrijf of camping stond wel ergens een tafel met toebehoren en door de laagdrempeligheid van de sport kende de afdelingscompetitie destijds ook een groot aantal bedrijfsverenigingen. Enkele voorbeelden daarvan zijn Gakaro (GAK), Amroba (Amrobank), NS Rotterdam en RET. Jammer genoeg zijn er daarvan nog maar enkele overgebleven. Hoogtijdagen voor de bloei van sportverenigingen waren dat!
DE ROARING SEVENTIES Tegen het einde van de zestiger jaren braken roerige tijden aan. Door de verbreding van onze blik op de wereld door de komst van de televisie en de grotere snelheid van berichtgeving waren veel zaken niet meer zo vanzelfsprekend als voorheen en het commentaar op het nieuws van Mr. G.B.J. Hiltermann werd niet meer als ‘de enige waarheid’ gezien. Protestbewegingen alom er als er tegen iets geprotesteerd kon worden dan werd dat prompt gedaan. En als je er niet tegen hoefde te protesteren, deed je het toch… Het Rode Boekje van Mao Tse Tung werd bijna als verplichte literatuur gezien, je werd in elk geval geacht een exemplaar in je bezit te hebben om erbij te horen. De USA werden als de agressor in Vietnam bestempeld en niet langer gezien als onze grote vrienden en bondgenoten Alhoewel de wetenschap dat er een regiment Amerikaanse militairen nog altijd in Duitsland de wacht hield aan het IJzeren Gordijn toch wel geruststellend was. En je telde natuurlijk pas echt mee als je (met je haarnetje) de Militaire Dienstplicht had vervuld in Seedorf (bij de landmacht) of een van de Groepen Geleide Wapens (bij de luchtmacht). In het Midden Oosten nam de spanning toe wat uitmondde in de zesdaagse oorlog in 1976, wat voor ons de eerste oliecrisis opleverde met de autoloze zondagen en benzine ‘op de bon’. Ook in eigen land waren er grote spanningen, denk bijvoorbeeld maar eens aan de acties van de Molukkers met de treinkaping en schoolbezetting in Beilen en Wijster. Niets in deze wereld leek meer zeker te zijn en als tegenhanger van al die onrust gaat men dan natuurlijk op zoek naar een stukje geborgenheid. Dat is nu precies wat het verenigingsleven biedt, immers een gedeelde passie van leden voor hetzelfde onderwerp of dezelfde activiteit. Vandaar dat in die periode nog steeds van een levendig verenigingsleven in de sport kan worden gesproken. Laten we ook niet vergeten dat, in weerwil van alle protestbewegingen en demonstraties, (sport)leraren op de middelbare school nog wel net voldoende gezag hadden dat je niet geschaakt wilde worden door de vraag aan welke sport je deed en van welke vereniging je lid was… Kortom, sporten hoorde er nog volledig bij en een overgroot deel van de mensen beoefende wel een of andere sport bij een vereniging, hetzij in recreatief dan wel in competitief verband. Daarnaast was er ook nog een hoge mate van ‘verenigingsgeest’. Dat wil zeggen dat je niet zo snel van club veranderde, ‘want dat hoorde niet’. Tenzij het niet anders kon door bijvoorbeeld verhuizing of als je een compleet andere tak van sport ging doen.
Sommige verenigingen hadden traditioneel de eigenschap dat bijna hele families er lid van waren. Korfbal is lang – en wellicht nog steeds - gezien als een voorbeeld van een dergelijke sport. Een nieuw fenomeen dat in die periode zijn intrede deed, was sponsoring door het bedrijfsleven voor amateursportverenigingen. In mijn eigen tak van sport was in de afdeling Rotterdam de tafeltennisvereniging TSF (The Smashing Fellows) in Schiedam een van de eerste clubs die een sponsor kregen in de vorm van Bruynzeel Keukens, vandaar toen de naamswijziging in Bruynzeel Kitchen Eagles… Dit heeft wel menig (jeugd)lid van andere verenigingen doen overstappen naar Schiedam, ‘want dan kreeg je een shirt en een tas van de sponsor’. Daar kun je wat op aan te merken hebben, maar de mensen waren in ieder geval niet verloren voor de sport, en zo’n gesponsorde vereniging – zeker wanneer deze ook nog eens op behoorlijk niveau speelde - trok natuurlijk ook wel weer nieuwe leden aan. Het verenigingsleven tierde nog steeds welig!
DE KENTERING IN DE TACHTIGER JAREN Het begin van de jaren ’80 werd gekenmerkt door een stevige depressie, ingeluid door de tweede oliecrisis in 1979. Veel mensen van middelbare leeftijd zullen zich ongetwijfeld nog met weinig weemoed die periode herinneren, waarin de benzineprijzen tot (voor die tijd) recordhoogte stegen, evenals de hypotheekrente – van meer dan tien procent – en de door de regering afgekondigde loonmaatregelen, zoals het Loonmatigingsbesluit en de aftopping van de vakantietoeslag. Toch had dit weinig invloed op het aantal actieve sportbeoefenaars. Andermaal, onder druk en onzekerheid werd gezocht naar een stuk geborgenheid bij gelijkgestemden en dan is een vereniging al snel gevonden. Wel traden er enkele verschuivingen op: onder invloed van de crisissituatie hielden een aantal van de oude personeelssportverenigingen op te bestaan maar vaak stapten de beoefenaars dan over naar een andere zelfstandige amateurvereniging. Echter, in de tweede helft van de tachtiger jaren kwam er een kentering op gang. De crisis ging voorbij en de samenleving werd meer en meer individualistisch. Het was niet langer logisch om voor een bepaalde sport lid te worden van een vereniging. De successen van Gerard Nijboer en Carlos Lopes op de Marathon zetten velen aan om te gaan hardlopen, en dat kun je nagenoeg overal doen, dus waarom naar de atletiekvereniging? Uit de Verenigde Staten kwam het fenomeen fitness overgewaaid, met Aerobics, Callanatics en alle daaropvolgende varianten op hetzelfde thema. Commerciële sportscholen hebben daarop goede zaken gedaan. Het goede nieuws is dat er nog steeds veel aan sport werd gedaan, vaak ook zelfs gestimuleerd door bedrijven (bedrijfsfitness), maar voor de sportverenigingen had dat wel gevolgen… En als je al lid van een sportvereniging was of werd dan was je niet langer lid ‘voor het leven’ en je keuze voor een bepaalde sport werd minder en minder bepaald door de historie of je aanleg voor een bepaalde tak van sport. Neen, de keuze voor een tak van sport (of de overstap daar naartoe) werd in toenemende mate bepaald door de populariteit ‘van het moment’. Dat gold ook voor tafeltennis: Bettine Vriesekoop behaalde in die periode een lange reeks van grote successen en velen vonden de weg naar een van de tafeltennisclubs in de buurt. Na mijn huwelijk en verhuizing naar Spijkenisse was ik gaan spelen bij De Repelaer, van welke vereniging ik in 1982 voorzitter werd. We zagen ons ledenbestand groeien naar bijna 150 leden, met een grote jeugdafdeling. Sommige van die juniorenteams hebben tot op landelijk niveau successen behaald!
Ook heden ten dage kun je die ontwikkelingen nog zien. Door de successen van de Nederlandse hockeyvrouwen en –mannen is er bij menige hockeyclub een wachtlijst met aanmeldingen. Terug naar het verhaal: medio tachtiger jaren betrad er een nieuwe indringer in de huiskamers: de computer. De eerste generaties van die zogeheten ‘home computers’ waren meer van de soort waar je leuke spelletjes op kon doen. Wellicht heeft u diep onder het stof op zolder nog wel zo’n ouwe Apple Macintosh of Commodore 64 staan, waar u in die tijd Pacman of Flight Simulator op heeft gespeeld. Vele tientallen van deze spelletjes kwamen op de markt en wat ze gemeen hadden, is dat ze erg verslavend kunnen werken opdat je tegen je vriendjes kon opscheppen hoeveel punten je had gehaald of hoeveel levens je had verdiend (of vernietigd, afhankelijk van het soort spelletje…). Omdat je voor dit soort ‘ontspanning’ de deur niet uithoefde en door de verminderde ‘sociale druk’ om aan sport te doen, zagen we van lieverlee een teruggang in ledenbestand bij het verenigingsleven op gang komen. Laten we er maar eerlijk voor uitkomen, het was niet alleen de jeugd die zich vol overgave stortte op die nieuwe speeltje. Ook menig vader (en wellicht ook moeder) verruilde het tafeltennisbat voor de joystick, waarmee je op de commodore ook kampioen kon worden – tegen een 64Kb speler… Door al deze ontwikkelingen werd het natuurlijk verloop van doorstroming van jongeren naar senioren en uitstroom aan de bovenkant van het leeftijdssegment niet meer zo snel aangevuld door instroom aan de onderkant van de leeftijdsgroepen. Behalve bij verenigingen met – al dan niet tijdelijk – populaire sporten of heel stabiele omgevingen (denk aan kleinere gemeentes) begonnen de wenkbrauwen bij sportbestuurders te fronsen!
HET INTERNET TIJDPERK BREEKT AAN De ontwikkeling die ik hiervoor heb geschetst, luidde een lange periode in waarin bij vele verenigingen en sportbonden het onderwerp ‘ledenwerving en ledenbehoud’ hoog op de agenda is komen te staan. En de ontwikkelingen in de wereld hielpen niet mee om een goed antwoord op deze vraag te geven. Immers, de eerste generatie van de thuiscomputers werd al snel opgevolgd door de volgende generatie, de Personal Computer, welke vanaf de tweede helft van de jaren tachtig zijn intrede op de markt maakte. Geholpen door een aantal ‘PC Prive’ projecten die vanuit bedrijven en overheidsinstanties werden aangeboden om mensen meer vertrouwd met computers te maken, werd de computer gemeengoed in menige huiskamer en er kwamen nu ook vele nuttige toepassingen beschikbaar. Met de komst van toepassingen als Windows werd de computer ook voor niettechnici een stuk eenvoudiger te gebruiken en toe te passen in de huishouding, voor de administratie, schoolwerk, en dergelijke. In het onderwijs heeft toepassing van de computer een stormachtige en succesvolle ontwikkeling doorgemaakt. Maar natuurlijk kwamen er ook voor de PC weer veel varianten van spelletjes voor de nodige ontspanning. Parallel aan deze ontwikkeling kwamen ook andere media in de ‘spelletjesindustrie’ tot ontwikkeling, denk maar eens aan de eerste generaties van de game consoles, die we tegenwoordig kennen als Nintendo DS, X-Box of Playstation. Het is fair om te zeggen dat onder de producten voor deze platforms ook veel educatieve producten zijn gemaakt. In de tweede helft van de jaren negentig bereikte ook het Internet de huiskamer en kwam de mobiele telefonie tot hoogbloei. Iemand maakte wel eens de grap dat mannen in die periode erom streden ‘wie de kleinste had’ (daarmee op het formaat van het mobieltje duidend…). Je had letterlijk ‘de wereld aan je vingertoppen’. Wie op het schoolplein of op het werk niet zijn of haar mobiele nummer of e-mail adres kon noemen, had een verloren reputatie. Bijna iedereen had wel de weg naar het internet, SMS of chat gevonden… Het eindresultaat was evenwel dat mensen veel meer tijd gingen besteden – uit vrije wil of gedwongen door de bloeiende 24-uurs economie – aan de nieuwe media. Zo zagen we langzamerhand het contingent actieve sportbeoefenaren slinken, met uitzondering van de ‘die hards’ die intussen waarschijnlijk hun eerste mid-life crisis te boven aan het komen waren…
DE VIRTUELE WERELD Na de introductie van Internet en mobiele telefonie ging het allemaal heel snel. Logge PCs werden superslanke laptops met modems die via mobiele verbinding naar internet konden en nu heeft de volgende generatie – de tablet – zijn plaats al veroverd. Aan de andere kant zijn ook de toepassingen van de mobiele telefoons drastisch uitgebreid door de komst van de ‘smartphones’ waarmee je ook het internet op kunt. Feitelijk zie je de mobiele telefoons weer groter worden en de tablets kleiner, zodoende steeds meer convergentie naar een soort uniforme machine voor allerlei soorten communicatie. Echter, naast al dit geweld op het gebied van technische ontwikkelingen, is er ook aan de kant van de gebruiksmogelijkheden een wereld aan mogelijkheden gecreëerd. Laten we maar eens denken aan de zogeheten Apps, die de op je mobiel of tablet kunt installeren. Er is bijna geen vraag te bedenken of er bestaat wel ergens minimaal een app, die je kan helpen het antwoord te vinden. Google kan aan je gedrag op internet meer zien – en al voorspellen – dan je misschien zelf op prijs stelt. Maar bovenal: de komst van de zogeheten Social Media als Facebook en Twitter heeft miljoenen volledig aan het mobieltje gekluisterd. Je kunt er zo ongeveer je hele hebben en houden op kwijt, tot groot genoegen van criminelen en werkgevers. Immers, altijd wel handig als je even aan ‘de wereld’ laat weten wanneer je met vakantie bent, toch? Of wat dacht je van die werknemer die zich ’s ochtends ziek meldt en ’s middags een tweet stuurt dat het lekker rustig is in de Efteling… Die mag de volgende dag even bij de baas langs… We Facebooken, Twitteren en WhatsAppen ons een ongeluk en het 24x7 aanwezig zijn op die media om met alles en iedereen te communiceren lijkt voor sommigen het hoogste goed te zijn. Ik zie het overal en ook op mijn vereniging, waar onze junioren toch wel minimaal een maal hun mobieltje moeten raadplegen in de anderhalf uur dat ze binnen zijn. Zelfs wordt door onze eigen sportbond al (aan)bevolen om direct na een wedstrijd het uitslagen formulier met behulp van de smartphone te fotograferen en via WhatsApp in te sturen….
Heel veel sportverenigingen bevinden zich momenteel in zwaar weer. Het economisch klimaat is slecht, mensen hebben minder te besteden waardoor ze hun lidmaatschappen soms moeten beëindigen, subsidiekranen gaan dicht en sommige verenigingen houden daarom op te bestaan of kunnen alleen overleven door te fuseren met andere clubs. In ‘mijn’ vereniging hadden we tot drie jaar geleden geen junioren (tot 18 jaar) meer. Daar hebben we wat werk van gemaakt, door open dagen en samenwerking met de gemeente en scholen in de omgeving door het geven van tafeltennis ‘clinics’. Op bescheiden schaal hebben we nu weer een groepje jongelui tussen 10 en 13 jaar. Echter het verloop is in die paar jaar behoorlijk geweest. Velen vallen af op het moment dat ze de overstap van basisonderwijs naar middelbaar onderwijs maken. De leeftijdscategorie in het middelbaar en hoger onderwijs is heel moeilijk te bereiken. Immers, ze worden opgeslokt door school, een baantje in de avonduren of in het weekend en de al hiervoor genoemde media. Er wordt wel eens wat gemopperd over ‘de jeugd van tegenwoordig’ maar eerlijk gezegd benijd ik ze niet. Er is zoveel om te doen en om achteraan te hollen dat je er bijna tureluurs van zou worden. En na school of studie houdt het niet op. In het bedrijfsleven of bij de overheid heerst ook vaak een e-mail cultuur en worden ook alle media ten voeten uit benut. Internationale organisaties werken volgens het zogeheten ‘follow the sun’ principe,maar dat wil niet zeggen dat je na de Nederlandse werktijd ‘off the hook’ bent. En je moet wel mee om een beetje carriere te maken.
IS ER NOG HOOP VOOR VERENIGINGEN? Je zou je bijna beginnen af te vragen of er nog ontsnapping uit de door onszelf gecreëerde virtuele wereld mogelijk is. Het antwoord op die vraag is bevestigend, namelijk ja. Zoals ik hiervoor al heb geprobeerd aan te geven, zijn jongeren in de school/studieperiode naast hun opleiding druk met zaken als een baantje om in hun inkomen ten behoeve van laptop/tablet/mobieltje en bijbehorend abonnement, en dan natuurlijk het gebruik daarvan. Maar dan, op zekere dag, zijn ze klaar met hun opleiding. De deur van school of universiteit is dichtgevallen, ze zijn begonnen aan hun maatschappelijke carrière en dan komen ze tot een verschrikkelijke conclusie: “Ik ben nu drieëntwintig jaar, ik heb 300 vrienden op Facebook, 80 volgers op Twitter, minstens 150 contacten in WhatsApp, en ik ben eigenlijk ontzettend eenzaam! Want wie zie ik daar nu van en wie ken ik nu eigenlijk goed?” Geen wonder dat we momenteel een explosie zien van het aanbod van de zogeheten dating services, zoals Lexa, Pepper, Relatieplanet en ga zo nog maar even door. Was het bezoeken van dating sites tot voor enkele jaren een aangelegenheid die veelal tot doel had om obscure activiteiten in de buitenechtelijke sfeer tot stand te brengen, tegenwoordig wordt er openlijk mee geadverteerd om mensen met elkaar in contact te brengen. En natuurlijk gebruiken we daar Internet, Apps en mobiele informatietechnologie voor. Is het dan nodig om precies die (vermaledijde) media te gebruiken om mensen met elkaar in contact te brengen? Ik zou zeggen ja, echter bij gebrek aan beter… Als we wederom met zevenmijlslaarzen door de historie heenstappen dan zien we ook in het ‘verkering krijgen’ tussen mensen een aantal ontwikkelingen. Tot zeker in de zeventiger jaren was het volgen van dansles een bijna onlosmakelijk deel van de opvoeding, net als zwemles of het lidmaatschap van een sportvereniging. En wie herinnert zich niet de namen van bekende dansscholen als Meyer et Fils, De Klerk of Wuijster, waar je als man keurig met colbertje en stropdas werd verwacht en de dames met rok of japon. Menig verkering en later huwelijk vond zijn oorsprong in de dansschool. En op sommige middelbare scholen (in elk geval die waar ik op zat) werd het zelfs als extra optie aangeboden. Want kunnen dansen ‘dat hoorde erbij’.
In de zeventiger jaren kwam het begrip discotheek tot volle bloei, en ook zullen velen zich nog de namen van de bekende disco’s herinneren, zoals Bristol op de hoek van het Hofplein, Le Bateau bij het Hilton hotel en de Dive Inn op het Stadhuisplein te Rotterdam. Ook daar heeft menige relatie haar beginpunt gekend. Na deze periode werd het allemaal al wat minder persoonlijk met House, Techno of welke namen je er ook voor kunt verzinnen en erg knus is het op die grote parties (met bijbehorende party drugs) nou ook weer niet. En met het huidige clubcircuit, met een Euro of tien voor een drankje, gaat je dorst ook niet over. Gezellige bruine kroegen zijn ook bijna niet meer te vinden, dus de uitgaans- en ontmoetingsgelegenheden zijn wel aardig uitgedund. Dat verklaart wellicht de opkomst van die dating sites. Want, ondanks alle moderne media om met elkaar te communiceren, zijn en blijven we sociale wezens die er behoefte hebben om elkaar te kunnen zien, te kunnen voelen en (excuses voor de bestialiteit, maar ik gebruik ‘m in overdrachtelijke zin) aan elkaar te kunnen snuffelen. En een bemoedigende blik of troostgevende schouder krijg je nu eenmaal niet van je Galaxy Tab…
DE SPORTVERENIGING ALS SOCIAAL MEDIUM EN DATING PLATFORM VAN DE TOEKOMST Als verenigingen de kans willen grijpen om weer of verder tot bloei te komen, dan is naar mijn idee nu de tijd rijp en hebben we een unieke kans – en de gereedschappen - om van de omstandigheden gebruik te maken. Want, is het niet zo dat een vereniging een prima dating site is? Waar vind je immers een betere gelegenheid om mensen met dezelfde interesse voor je (sportieve of recreatieve) activiteiten met elkaar in contact te brengen dan bij je club? En deze maal zijn de mensen van vlees en bloed en niet een eendimensionaal profiel op een of andere internetpagina. En, is het ook niet zo dat we de middelen ter beschikking hebben om snel een breed – of juist selectief – publiek te benaderen? Alle middelen die in de afgelopen 25 jaar zijn ontwikkeld en die vaak mensen hebben weerhouden om een verenigingsactiviteit te gaan doen kunnen nu kunnen worden benut om juist weer mensen naar clubs toe te krijgen! Internet, Facebook, Twitter, Apps, mogelijkheden te over! Als u van mij een panklare oplossing, draaiboek of een plan van aanpak verwacht, dan ga ik u teleurstellen: dat heb ik niet. Ik denk dat zoiets ook onmogelijk is en in hoge mate afhankelijk van het doel dat voor ogen staat maar een aantal ingrediënten kunnen/moeten zeker in overweging worden genomen: - Welke (specifieke) doelgroep(en) willen we bereiken? In het geval van mijn vereniging zou ik bijvoorbeeld erg graag meer leden willen krijgen in de leeftijd tussen pakweg 25 en 50 jaar. Echter, we willen ook de groep met jeugdigen verder uitbreiden - en behouden – ook gedurende hun verdere studie en later. - Hoe communiceert die doelgroep doorgaans, i.e. hoe gaan we hen benaderen? De afgelopen vijf jaar is het gebruik van media als Facebook en Twitter geëxplodeerd. En zeker bij jeugdigen en jonge professionals zijn dat niet meer weg te denken bestanddelen van hun leven geworden. Zijn wij in onze verenigingen ‘bij’ gebleven met deze ontwikkelingen? Of wordt het tijd dat we ook hier de bakens gaan verzetten, Het lijkt er op dat alleen een website op Internet (als u die al heeft) niet langer volstaat. - Wat heeft mijn vereniging te bieden, i.e. wat maakt onze vereniging interessant voor de mensen in de doelgroep(en. - Wat heeft - behalve onze kernactiviteit – onze club nog meer te bieden? Die laatste vraag behoeft misschien nog iets meer toelichting maar is zeker toepasselijk op verenigingen die activiteiten met een hoog individueel karakter hebben. Ik noem hier als voorbeeld de sportscholen en fitness-instituten die in de afgelopen decennia als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten (en weer vergaan). De blijvers hebben hun (voort)bestaan met name te danken aan
persoonlijke begeleiding en groepsactiviteiten zoals aerobics, steps en spinning. De afvallers – en ook degenen die zullen gaan afvallen zoals de tegenwoordige ‘prijsvechters’ – ontberen dat. Je gaat er heen, doet je ‘kunstje’ en gaat weer weg. Er is heel wat discipline voor nodig om dat lang vol te houden. Het is dus noodzakelijk om aan een stuk toegevoegde (sociale) waarde aandacht te besteden in die gevallen. Tenslotte, hoe leuk uw club momenteel ook is en hoe goed deze ook wordt geleid, vroeger of later zult u naar nieuwe leden op zoek moeten. Dat de naam van uw club of de activiteit van uw vereniging min of meer automatisch op het netvlies van potentiële leden zal verschijnen, is lang niet meer zo logisch als enkele decennia geleden. Niets doen is dus geen optie. Derhalve: Hup clubbestuurders, aan de slag!
doe je op een
en
doe je bij
ttvderepelaer.nl