PERSDOSSIER Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht
13 november 2013
INHOUD Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht .................................. 4 Indicatorenmeting gezondheidsbeleid in scholen ............................................................... 4 Het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen: geen buitenbeentje meer ................................. 6 Partners van de school: gemeenten komen opzetten ......................................................... 6 Dranken en tussendoortjes: basisscholen frisdrank- en snoepvrij, secundair niet.................. 6 Schoolmaaltijden in Vlaamse scholen: broodjes in opmars in secundaire scholen ................. 7 Beweging: bredere invulling en goedscorende initiatieven .................................................. 7 Gezocht: geschikte turnzaal en zwembad ......................................................................... 8 Alcohol- en drugbeleid in het secundair onderwijs: grenzen stellen én begeleiden ................ 9 Nog geen vaste plaats voor alcoholeducatie in het basisonderwijs ...................................... 9 Het rookverbod in de Vlaamse scholen: rokers op het matje ............................................ 10 Gezocht: rookstop voor schoolpersoneel en leerlingen?.................................................... 11 Een alcohol- en drugbeleid voor het schoolpersoneel ....................................................... 11 Schoolpersoneel stimuleren tot evenwichtige voeding en voldoende beweging .................. 12 Scholen doen het beter dan bedrijven ............................................................................ 13 Voor meer informatie .................................................................................................... 13
Gezondheidsbeleid in basis- en secundaire scholen in kaart gebracht Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) peilde in 2012 in samenwerking met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) en de Logo’s (Lokaal gezondheidsoverleg) naar het gezondheidsbeleid van scholen. Ruim 1400 Nederlandstalige scholen uit Vlaanderen en Brussel vulden een uitgebreide vragenlijst in. De vorige peiling vond plaats in 2009. De indicatorenmeting van 2009 stond in het teken van de sterk gegroeide aandacht voor een kwaliteitsvol gezondheidsbeleid: in een paar jaar tijd was het gezondheidsbeleid in scholen geëvolueerd van een tijdelijk project naar een vaste waarde. In 2012 merken we een consolidatie van het gezondheidsbeleid in de Vlaamse scholen: scholen doen het goed op vlak van gezondheid, maar van een verdere sterke groei, zoals tussen 2006 en 2009, is geen sprake meer. Tenminste voor de gezondheidsthema’s die we eerder bevroegen, namelijk evenwichtige voeding, beweging en roken. Voor deze editie brengen we een eerste keer het thema alcohol en andere drugs en beperkt ook de thema’s gezondheid en milieu, mentaal welbevinden en suïcidepreventie in kaart, zowel voor leerlingen als personeel. Indicatorenmeting gezondheidsbeleid in scholen De indicatorenmeting is een driejaarlijkse bevraging van alle basis- en secundaire scholen in Vlaanderen en Brussel die een stand van zaken geeft van hun algemeen gezondheidsbeleid én voor de gezondheidsthema’s voeding, beweging, tabak, alcohol en andere drugs. En in beperkte mate voor de thema’s gezondheid en milieu, mentaal welbevinden en suïcidepreventie. Ongeveer 3 op 10 basisscholen (28 %) en ruim 1 op 3 secundaire scholen (36 %) deden mee aan de bevraging van 2012. Wat is een indicatorenmeting? Eén van de belangrijkste instrumenten van het Vlaamse beleid inzake preventieve gezondheidszorg zijn de gezondheidsdoelstellingen. Op deze manier wil de Vlaamse overheid de kwaliteit bevorderen van de preventieve gezondheidszorg in Vlaanderen en Brussel. De gezondheidsdoelstellingen zijn de basis om strategieën en acties vast te leggen, ze bevorderen de samenwerking en afstemming tussen de betrokken sectoren en garanderen zo een maximale vooruitgang voor de vastgelegde gezondheidsthema’s. Met de driejaarlijkse indicatorenbevraging voor basis- en secundaire scholen gebeurt een monitoring van de gezondheidsdoelstellingen in de setting onderwijs. Op basis van relevante indicatoren wordt gekeken hoe de Vlaamse scholen de voorbije 3 schooljaren hun gezondheidsbeleid invulden, meer specifiek voor de gezondheidsthema’s waarover een gezondheidsdoelstelling is geformuleerd (evenwichtige voeding, beweging, tabak, alcohol en drugs en suïcidepreventie) en voor de thema’s gezondheid en milieu en mentaal welbevinden (de laatste twee thema’s en suïcidepreventie werden slechts beperkt bevraagd). Deze bevraging vormt niet enkel een stand van zaken van gezondheidsbevordering in het Vlaamse onderwijs, maar geeft het Vlaamse beleid, de onderwijskoepels, expertisecentra, Logo’s (Lokaal Gezondheidsoverleg), Centra voor Geestelijke Gezondheid (CGG’s) en terreinorganisaties meteen feedback over hun werking en helpt hen om naar de toekomst gefundeerde keuzes te maken.
4
Het indicatorenonderzoek wordt driejaarlijks uitgevoerd door VIGeZ in samenwerking met de Logo’s en vanaf 2012 ook in samenwerking met VAD. De start was in 2003, volgende bevragingen gebeurden in 2006 en 2009. Met het onderzoek van 2012 zijn we aan de vierde editie toe. Met het huidige onderzoek stellen we ons de vraag of de positieve tendens die we drie jaar geleden duidelijk vaststelden heeft standgehouden. Wie wordt bevraagd? Alle Vlaamse en Nederlandstalige Brusselse basis- en secundaire scholen werden aangeschreven en gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. Niet minder dan 1006 basisen 451 secundaire scholen beantwoordden de vragenlijst. Deze antwoorden werden representatief bevonden met het Vlaamse onderwijslandschap. De foutenmarge van het onderzoek bedraagt 4 procent, bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent. Wat wordt bevraagd? In het indicatorenonderzoek wordt het gezondheidsbeleid bekeken voor verschillende thema’s. Naast de thema’s voeding, beweging en tabak wordt in 2012 ook voor het eerst de werking over alcohol en drugs bevraagd. Ook voor de gezondheidsthema’s gezondheid & milieu, mentaal welbevinden en suïcidepreventie werd een beperkt aantal vragen gesteld. In de huidige indicatorenmeting (2012) is ook de bevraging van het algemene, themaoverstijgende gezondheidsbeleid sterker opgenomen, in de vorige edities was dit minder het geval. Ten slotte is in het onderzoek van 2012 ook het personeelsbeleid dat scholen voeren voor gezondheid uitgebreider bevraagd dan in vorige edities. Het algemeen gezondheidsbeleid van scholen wordt bekeken vanuit vier componenten: 1) 2) 3) 4)
de de de de
beleidsmatige aanpak; aanwezige deskundigheid en partners van de school; betrokkenheid van het schoolteam, ouders en leerlingen; schoolspecifieke werking.
Voor de thematische bevraging van het voedings-, bewegings-, rook-, alcohol- en drugbeleid is telkens gekeken naar beleidscomponenten die als kritische succesfactoren van een goed gezondheidsbeleid op school worden beschouwd:
de organisatie van educatie of voorlichting op school; het inrichten van de omgeving en het organiseren van een aanbod; het werken met afspraken en regels en/of de aandacht voor begeleiding en hulpverlening.
Net zoals bij eerdere versies werden de vragenlijsten verfijnd en aangevuld door een team van VIGeZ- en VAD-experts in de settings onderwijs en werk, in wetenschappelijke ondersteuning en in thema’s (evenwichtige voeding, beweging, tabakspreventie, alcohol en andere drugs, gezondheid en milieu en mentaal welbevinden). De bevraging werd ook afgetoetst binnen een brede projectgroep met externe experts uit de academische wereld (UA en UGent) en vanuit het veld (Logo’s en CGG’s). Scholen die deelnamen aan de enquête kunnen vanaf 25/11/2013 via een online feedbackinstrument de eigen resultaten raadplegen. Hierbij kan er ook een vergelijking worden gemaakt met gemiddelden van de Vlaamse basis- of secundaire scholen.
5
Het gezondheidsbeleid in Vlaamse scholen: geen buitenbeentje meer Scholen werken in hun gezondheidsbeleid voor leerlingen aan verschillende thema’s. Zowel basis- als secundaire scholen werken vooral aan de thema’s evenwichtige voeding, beweging, gezondheid en milieu en mentaal welbevinden. In het secundair onderwijs hebben heel wat scholen ook aandacht voor roken, alcohol en drugs. Binnen de gezondheidsthema’s worden door de school prioriteiten naar voor geschoven. Scholen laten zich in deze keuze vooral leiden door de wensen en verwachtingen van het schoolteam, de leerlingen en de ouders. Ook de problematieken die bij de leerlingen leven zijn voor 5 op 10 basisscholen en 7 op 10 secundaire scholen een basis voor hun keuze. Het gezondheidsbeleid wordt in quasi alle basis- en secundaire scholen opgenomen in de beleidsdocumenten van de school. In meer dan 8 op 10 basisscholen wordt het gezondheidsbeleid gekoppeld aan het zorg- of gelijkekansenbeleid (GOK). Meer dan de helft van de basisscholen en drie kwart van de secundaire scholen heeft een coördinator aangesteld om het proces te trekken. Nog meer scholen in het basis- en secundair onderwijs beschikken over een werkgroep. Naast een zeer ruime participatie van het personeel in bijna alle basis- en secundaire scholen is er in 2012 ook participatie van de leerlingen in drie kwart van de scholen. Bovendien worden ook ouders in drie kwart van de basisscholen en de helft van de secundaire scholen betrokken bij het gezondheidsbeleid. Met deze brede participatie lijken er alvast voldoende garanties te zijn dat de aandacht voor het gezondheidsbeleid en de verschillende gezondheidsthema’s aanhoudt en verder structureel ingebed geraakt in de reguliere werking van basis- en secundaire scholen. Partners van de school: gemeenten komen opzetten Scholen werken voor alle gezondheidsthema’s in beide onderwijsniveaus zeer veel samen met schoolnabije en externe partners. Voor het gezondheidsbeleid en de verschillende gezondheidsthema’s blijft het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) de belangrijkste partner van de school: ongeveer 9 op 10 scholen werken ermee samen. Ook de gemeente is voor drie kwart van de basisscholen en voor 2 op 3 secundaire scholen een belangrijke partner. Deze eersteplansrol is nieuw in 2012: het lijkt erop dat gemeenten de voorbije jaren hebben ingezet op gezondheid in hun flankerend onderwijsbeleid. Voor het bewegingsbeleid is Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS) veruit de belangrijkste partner: 8 op 10 basisscholen en 6 op 10 secundaire scholen werken met SVS samen. Daarnaast zijn Logo’s, (lokale, intergemeentelijke en CGG-)preventiewerkers, de pedagogische begeleiding en BLOSO in veel gevallen (voor een derde tot de helft van de scholen) partners voor de verschillende gezondheidsthema’s. In vergelijking met de vorige bevraging in 2009 (en enkel na te gaan voor de toen bevraagde thema’s voeding, beweging en tabak) is de samenwerking kwaliteitsvoller geworden, zeker in het secundair onderwijs: naast samenwerking rond concrete projecten, aanlevering van materialen en logistiek, wordt er nu ook veel meer vanuit een proces- en beleidsmatige insteek samengewerkt. Dranken en tussendoortjes: basisscholen frisdrank- en snoepvrij, secundair niet De doorsnee basisschool in Vlaanderen heeft een beperkt aanbod van dranken en tussendoortjes waarbij gratis drinkwater (in alle basisscholen) en fruit (drie kwart basisscholen met aanbod) de hoofdmoot vormen. Dat was ook zo in vorige indicatorenbevragingen, maar is in 2012 nog meer ingeburgerd. Frisdranken en snoep zijn de voorbije jaren nu wel echt de basisschool uit: in 2009 waren er enkel nog een aantal basisscholen die occasioneel frisdrank of snoep aanboden aan de leerlingen, in 2012 gebeurt ook dit niet meer.
6
Tussen 2006 en 2009 was het dranken- en tussendoortjesbeleid in het secundair onderwijs heel wat evenwichtiger geworden. Deze positieve evolutie heeft de voorbije jaren globaal wel standgehouden, maar is gestagneerd en… brokkelt hier en daar zelfs wat af. De aanwezigheid van drankenautomaten is gestagneerd na de scherpe daling tussen 2006 en 2009: van ongeveer 75 % van de secundaire scholen met drankenautomaten in 2006 naar 62 % in 2009 om te landen op 65 % in 2012. Ook het aanbod van frisdranken en snoep stagneert. Net zoals in 2009 geven ongeveer 2 op 3 secundaire scholen (66 %) aan een regelmatig aanbod van frisdranken te hebben. En net zoals in 2009 geeft 1 op 3 secundaire scholen (34 %) aan regelmatig chocolade, chips of snoep aan te bieden. De aanwezigheid van een regelmatig aanbod van frisdrank en snoep blijft groot in het secundair onderwijs. Daartegenover staat dat in de meeste secundaire scholen ook (gratis drink)water en fruit worden aangeboden: ruim 8 op 10 secundaire scholen (83 %) hebben een dagelijks aanbod van gratis drinkwater, 8 op 10 secundaire scholen (80 %) hebben een occasioneel of regelmatig aanbod van fruit. Een aantal secundaire scholen geeft aan nooit (gratis drink)water (13 %) of fruit (20 %) aan te bieden aan de leerlingen. Hoewel dit het geval is bij een minderheid, is dit toch een prioritair aandachtspunt voor die scholen. In 2009 maakten secundaire scholen, net zoals de basisscholen, meer en meer gebruik van afspraken en regels om de consumptie van onevenwichtige dranken en tussendoortjes op school te beperken. In 2012 is deze positieve evolutie gedeeltelijk tenietgedaan: hadden in 2009 75 % tot 80 % van de secundaire scholen een beperkend beleid voor snoep en frisdranken, dan zijn dit in 2012 nog 66 % tot 70 % van de scholen. En ook het stimulerend beleid voor fruit en water kreeg een tik tussen 2009 en 2012: van 8 op 10 secundaire scholen naar minder dan 7 op 10 scholen. Schoolmaaltijden in Vlaamse scholen: broodjes in opmars in secundaire scholen Het aanbieden van warme maaltijden op school blijft stevig ingeburgerd in het Vlaamse onderwijs. Ongeveer 6 op 10 scholen in Vlaanderen bieden ’s middags warme schoolmaaltijden aan. Dat cijfer is al jaren onveranderd. Een opmerkelijke evolutie in het aanbod van maaltijden is wel het aantal secundaire scholen dat ’s middags broodjes aanbiedt: van 57 % van de secundaire scholen in 2009 naar bijna drie kwart in 2012. Drie kwart van de basisscholen werkt met een externe cateraar, een minderheid met een gemeenschappelijke keuken van de scholengemeenschap of de gemeente. In 1 op 8 van de gevallen heeft de basisschool een eigen schoolkeuken. Dit is anders in het secundair onderwijs, daar werkt de helft van de scholen die warme maaltijden aanbieden met een externe cateraar, terwijl in ruim 4 van de 10 gevallen secundaire scholen beschikken over een eigen schoolkeuken. Globaal zijn de menu’s van de warme schoolmaaltijden evenwichtig samengesteld, enkel een dagelijks aanbod van voldoende groente (= 200 gram) blijkt in meer dan 1 op 3 scholen te ontbreken. Een aandachtspunt dat we ook al in vorige bevragingen signaleerden. De evenwichtige samenstelling van het broodjesaanbod ging er de laatste jaren sterk op vooruit: heel wat secundaire scholen bieden de mogelijkheid van bruin of grijs brood, mager beleg en groenten. Beweging: bredere invulling en goedscorende initiatieven De voorbije periode hebben de scholen beweging als gezondheidsthema verder ontdekt en geïntegreerd in meerdere leergebieden en vakken dan enkel in lichamelijke opvoeding. In ruim 8 op 10 basisscholen en in bijna drie kwart van de secundaire scholen komt beweging aan bod in verschillende leergebieden en vakken, een steile vooruitgang tegenover 2009, toen minder dan 6 op 10 scholen dit voorzagen. Bijna alle scholen voorzien
7
gezondheidseducatie over beweging in meerdere leerjaren. Dit gaat gepaard met heel wat meer afstemming binnen het schoolteam: in ongeveer 6 op 10 scholen (64 % in BaO; 56 % in SO) wordt het gezondheidsthema beweging afgestemd tussen de leraren van de verschillende leerjaren. Bijna 9 op 10 scholen voorzien jaarlijks één of meer schoolprojecten of klasoverstijgende bewegingsactiviteiten. Met deze resultaten heeft beweging als gezondheidsthema voeding onttroond wat betreft de thematiek waarover scholen het meest gezamenlijke activiteiten opzetten. De voorbije jaren groeide het aanbod van bewegingsinitiatieven op school: de overgrote meerderheid van de scholen voorziet spel- en sportmateriaal tijdens de pauzes en organiseert wekelijks één of meer begeleide bewegingsactiviteiten. Hiervoor wordt veelal beroep gedaan op het aanbod van SVS en hun partners: min of meer de helft van de basisscholen doet mee met de sport- en zwembrevetten, het woensdagnamiddagaanbod, de bewegingslandschappen en de Vlaamse veldloopweek; de helft van de secundaire scholen participeert aan de klassentornooien, ruim een derde aan de interscholenontmoetingen, Sport Na School en de Vlaamse veldloopweek. Korte bewegingstussendoortjes tussen of tijdens de lessen slaan aan in het basisonderwijs: in drie kwart van de basisscholen (74 %) gebeurt het meermaals per week. In secundaire scholen is er duidelijk minder draagvlak voor, in amper 1 op 10 secundaire scholen (10 %) wordt het geregeld ingelast. Bijna alle scholen stimuleren hun leerlingen om meer aan beweging en sport te doen. De meeste aandacht wordt nog altijd besteed aan de klassieke sportpromotie door de deelname aan bovenschoolse sporttornooien (+- 75 %) en, in het basisonderwijs, door initiaties van lokale sportclubs (65 %). Toch gaan heel wat scholen ook hoe langer hoe meer actieve verplaatsing bij de leerlingen promoten door schooluitstappen te voet of met de fiets te doen (+- 50 %), begeleiding te voorzien bij het van en naar school gaan (+- 25 %) en, vooral in het secundair onderwijs, door fietsen ter beschikking te stellen voor de leerlingen (42 %). Gezocht: geschikte turnzaal en zwembad Algemeen geven basis- en secundaire scholen aan dat infrastructuur en materiële faciliteiten voor bewegings- en sportactiviteiten ruim aanwezig of beschikbaar zijn. Al is die infrastructuur of faciliteit niet altijd even geschikt of kwaliteitsvol (te kleine speelplaats of turnzaal, zwembad niet frequent genoeg beschikbaar, …). Net zoals in 2009 geeft een minderheid van de scholen in het basisonderwijs, maar ook in het secundair onderwijs aan niet of onvoldoende frequent te kunnen beschikken over een turnzaal, sporthal, sportvelden of een zwembad. Een andere groep scholen (vooral basisscholen) heeft ook duidelijk een te kleine speelplaats of turnzaal. Om de eindtermen/ontwikkelingsdoelen voor bewegingsopvoeding, lichamelijke opvoeding, watergewenning en zwemmen te behalen zou een betere infrastructuur voorhanden moeten zijn. Concreet blijken 3 % van de basisscholen niet te kunnen beschikken over turnzaal noch sporthal. Met de 2 % basisscholen die enkel beschikt over een turnzaal kleiner dan 50 m² komen we aan 1 op 20 basisscholen die niet over de geschikte overdekte infrastructuur beschikt om de eindtermen/ontwikkelingsdoelen voor bewegingsopvoeding en lichamelijke opvoeding te behalen. Hoewel het probleem zich stelt bij een kleine groep basisscholen, is het een prioritair aandachtspunt. In het secundair onderwijs stelt deze problematiek zich niet. Zowel in het basisonderwijs als in secundaire scholen met een eerste graad kan 1 op 10 scholen nergens terecht voor een zwembad, de minimale infrastructuur die nodig is om te werken aan hun ontwikkelingsdoelen/eindtermen omtrent watergewenning of zwemmen. Het gaat om een minderheid van scholen, maar het betreft wel een ernstig aandachtspunt.
8
Alcohol- en drugbeleid in het secundair onderwijs: grenzen stellen én begeleiden Een beleidsmatig werken rond alcohol- en andere drugs met aandacht voor regelgeving én begeleiding is duidelijk ingeburgerd in secundaire scholen. Ook naar kwaliteit van dit beleid doen scholen het erg goed. Alcohol en drugs vormen, naast het thema roken, bij uitstek de belangrijkste thema’s in het schoolreglement. Voor roken zijn er echter specifieke wettelijke richtlijnen, die voor alcohol en drugs niet voorhanden zijn. In de meeste scholen is het voor de leerlingen uit de eerste en tweede graad op geen enkel moment toegelaten om alcohol te drinken. Voor de derde graad zien we dat scholen uitgaan van een strikt verbod op alcohol tijdens de middagpauze en op stage. Een grotere tolerantie is er tijdens meerdaagse schoolreizen, voor- en naschoolse activiteiten en extra-muros-activiteiten: in respectievelijk 63 %, 26 % en 18 % van de scholen is het voor leerlingen derde graad dan toegelaten om alcohol te drinken. Nochtans is de veiligste en gezondste optie ook voor jong-adolescenten om geen alcohol te drinken. De meeste scholen (95 %) hebben ook procedures om op te treden wanneer de regels overschreden worden. Veel secundaire scholen worden gedurende een schooljaar geconfronteerd met problemen zoals een vermoeden van bezit, gebruik, delen of dealen (73 %), onder invloed op school of in de schoolcontext (56 %) en bezit op school (43 %), in ongeveer de helft van de gevallen zelfs meermaals. Scholen werken bovendien duidelijk op een dubbel spoor. Naast het grenzen stellend optreden hebben scholen ook oog voor de begeleiding van de jongere: 90% heeft een begeleidingsaanbod voor de leerlingen. Een aantal secundaire scholen krijgt gedurende een schooljaar ook actief hulpaanvragen van de leerling zelf die een probleem heeft met alcohol of illegale drugs (17 %), van de ouders (24 %) of van een medeleerling (20 %). Gezien het gebruik van alcohol en illegale drugs een invloed kunnen hebben op het functioneren (sociaal, emotioneel, cognitief, fysiek, ...) van de leerling op school, en zijn ontwikkeling en kansen op een succesvolle schoolloopbaan kunnen beperken, heeft dit begeleidingsaanbod een belangrijke waarde. Scholen werken voor de begeleiding samen met andere partners, waaronder de ouders (83 %) en de CLB (83 %) de belangrijkste zijn. Nog geen vaste plaats voor alcoholeducatie in het basisonderwijs Het thema alcohol heeft nog geen vaste plaats gekregen in het educatief aanbod in de basisonderwijs: in iets meer dan de helft van de basisscholen komt het thema alcohol in de lessen aan bod en een op drie heeft aandacht voor de preventieve waarde van regelgeving en van duidelijke normen rond alcohol. Dit resultaat mag niet verwonderen, gezien alcohol slechts recent als een thema is geïntroduceerd. Pas de laatste jaren heeft onderzoek uitgewezen dat alcohol, naast het werken aan sociale vaardigheden, ook een themaspecifieke aanpak vereist in de derde graad lager onderwijs. Dit laatste zien we wel gerealiseerd: wanneer scholen werken rond alcohol is dit hoofdzakelijk in het zesde en in het vijfde leerjaar. Dit is op zich een meer dan behoorlijk resultaat, gezien alcohol enkel bij de oudste leerlingen een onderwerp behoort te zijn. Om zo effectief mogelijk te zijn, start alcoholpreventie immers best vooraleer jongeren beginnen met drinken. Alcohol moet wel al deel uitmaken van hun leefwereld. Voor Vlaamse leerlingen ligt dit scharniermoment rond de 12 jaar. Andere drugs maken geen deel uit van de leefwereld van leerlingen basisonderwijs en zijn dan ook geen thema voor educatie. In het werken rond sociale vaardigheden, fundament van tabaks-, alcohol- en drugpreventie, hebben scholen overduidelijk wel sterk geïnvesteerd: 71 % van de scholen werkt in elk leerjaar rond sociale vaardigheden.
9
Het verankeren van alcoholeducatie in de derde graad, is een uitdaging voor het basisonderwijs. Naast een verder blijven investeren in een werking rond sociale vaardigheden in alle leerjaren. Het rookverbod in de Vlaamse scholen: rokers op het matje Vanaf 1 september 2008 heeft de wetgever een algemeen rookverbod op het schooldomein ingesteld tijdens weekdagen van 6.30 u. tot 18.30 u. Buiten deze periode kunnen scholen zelf beslissen of ze roken toelaten, maar alleen in de open ruimten. Als rechtstreeks gevolg van de wetgeving zagen we in 2009 een sterke toename, uitbreiding en formalisering van de rookreglementering voor leerlingen, personeel, ouders en bezoekers. Vier jaar later, in het najaar van 2012 blijken er opnieuw meer scholen te kiezen voor uitbreiding van het wettelijke rookverbod en voor de formalisering ervan voor leerlingen, personeel, ouders en bezoekers. Alhoewel een aantal kanttekeningen hier op zijn plaats is. Bijna 9 op 10 secundaire scholen hanteren een permanent rookverbod voor hun leerlingen, bijna 7 op 10 voor het personeel en de ouders en ruim de helft voor bezoekers. Een aantal secundaire scholen is beduidend strenger voor de leerlingen dan voor hun personeel, de ouders of bezoekers. In het basisonderwijs is er naast het (evidente) algemene rookverbod voor leerlingen ook een permanent rookverbod voor personeel, ouders en bezoekers in 7 op 10 scholen. In 2012 wordt algemeen erkend dat het schooldomein rookvrij is tijdens de schooldagen, behalve in een aantal secundaire scholen voor wat het personeel betreft. In 12 % van de secundaire scholen is het voor het personeel toegelaten om overdag tijdens de weekdagen te roken op de parking, in de tuin of op het sportveld, wat een overtreding van de wet is. In 2009 was dit maar in 8 % van de secundaire scholen. De rookregels zijn in alle secundaire scholen opgenomen in het schoolreglement. Maar ruim 8 op 10 secundaire scholen worden geconfronteerd met leerlingen die het rookverbod overtreden. Bij overtredingen spreken bijna alle scholen de leerlingen er steeds op aan en bijna 9 op 10 secundaire scholen hebben voor deze overtredingen ook sancties voorzien. Ongeveer de helft van de scholen maakt wel eens mee dat ouders of bezoekers het rookverbod overtreden. Slechts de helft van de scholen, in het basisonderwijs wat meer dan in het secundair onderwijs, zal ouders of bezoekers die het rookverbod overtreden hier steeds op aanspreken maar minder dan 1 op 10 basisscholen en quasi geen secundaire scholen hebben sancties voorzien voor ouders of bezoekers. Deze vaststelling is begrijpelijk vanuit de relatie die scholen hebben met ouders en bezoekers, hoewel ook zou mogen verwacht worden dat zij het rookverbod op school respecteren. Als werkgever heeft de school een andere relatie met zijn personeel. Deze relatie wordt onder andere geregeld in het arbeidsreglement, dat in ruim 8 op 10 scholen ook regels rond roken bevat. Ongeveer een kwart van de basisscholen en een ruime helft van de secundaire scholen wordt geconfronteerd met schoolpersoneel dat het rookverbod overtreedt. Bij overtredingen spreken minder dan 6 op 10 scholen de personeelsleden er steeds op aan, maar amper 16 % van de basisscholen en 13 % van de secundaire scholen hebben voor deze overtredingen ook sancties voorzien. Zien we dat scholen geen moeite hebben om leerlingen die het rookverbod overtreden hierop aan te spreken en te sanctioneren, dan ondervinden nog heel wat scholen moeilijkheden om de wetgeving en de eigen regels ‘af te dwingen’ bij ouders en bezoekers, maar ook bij het eigen personeel, ondanks de arbeidsrelatie: hen hierop aanspreken lukt nog in veel gevallen, maar sanctionering ziet men niet zitten.
10
Gezocht: rookstop voor schoolpersoneel en leerlingen? In een bedrijf, zo ook in een school vormt het stimuleren tot stoppen met roken en het ondersteunen van werknemers die een stoppoging willen ondernemen een essentieel onderdeel van het personeelsbeleid met betrekking tot gezondheid. In een secundaire school is het stimuleren en ondersteunen van rookstop bovendien ook een belangrijk onderdeel van het rookbeleid voor leerlingen in de tweede en derde graad. Het is slechts een absolute minderheid van scholen die iets doet voor rookstop(begeleiding) bij hun personeelsleden. Ongeveer 1 op 50 scholen verwijzen personeelsleden die willen stoppen met roken door naar hun Externe Dienst Preventie en Bescherming (EDPB), in 2009 gebeurde dit nog in ongeveer 1 op 10 scholen. De enkele scholen die een gedeeltelijke of volledige terugbetaling van een rookstopmethode of –middel voorzien, rookstopbegeleiding binnen de werkuren organiseren of rookstopbegeleiding buiten de werkuren ondersteunen bevestigen de regel dat er in het personeelsbeleid in onderwijs bijna niets gebeurt voor de ondersteuning van het stoppen met roken. Hoewel de situatie in 2009 ook verre van rooskleurig was, valt een duidelijke achteruitgang in 2012 niet te ontkennen. Ook de rookstopondersteuning van leerlingen in de tweede en derde graad secundair onderwijs, die in 2009 een opleving kende, voelt in 2012 lauw aan. Net zoals in 2009 worden in drie kwart van de secundaire scholen (75 %) wel nog vormen van rookstopondersteuning voorzien, maar het aantal initiatieven is gedaald en ze blijven meestal beperkt tot passieve en minder intensieve (en vaak ook minder effectieve) initiatieven. De meerderheid van de scholen beperkt de rookstopondersteuning tot een affiche rond stoppen met roken (61 %) en 1 op 3 secundaire scholen stelt informatie ter beschikking (35 %). Meer actieve vormen van rookstopondersteuning zoals de doorverwijzing naar CLB, het informeren van de leerlingen tijdens een bijeenkomst of de organisatie van een rookstopcursus komt slechts in 1 op 10 secundaire scholen voor en zijn bijna gehalveerd tegenover 2009. Aandacht voor rookstop bij personeel en scholieren lijkt ons de komende jaren een prioritair actiepunt voor veel scholen te zijn, in combinatie met sensibilisatie rond het thema tabak en de tabakswetgeving (o.m. passief roken en de voorbeeldrol van leraren) Een alcohol- en drugbeleid voor het schoolpersoneel In het onderwijs ontbreekt er voor het personeel een specifiek wettelijk kader voor alcohol en drugs, zoals dit in de private sector wel het geval is. De collectieve arbeidsovereenkomst, CAO 100, verplicht immers elke private onderneming om een alcohol- en drugbeleid te hebben. Een gelijkaardige regelgeving is er niet voor het schoolpersoneel. Niettemin is de aandacht voor het thema alcohol en drugs voor het schoolpersoneel reëel, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Dat is een belangrijke vaststelling. Een alcohol- en drugbeleid bestaat in hoofdzaak uit regels en afspraken over de beschikbaarheid en het gebruik van alcohol en andere drugs. Deze regels zijn meestal opgenomen in het arbeidsreglement. Dit is meer het geval in het secundair onderwijs (72 %) dan in het basisonderwijs (55 %). Opname van dergelijke regelgeving in een arbeidsreglement is een belangrijk signaal aangezien regels inzake alcohol- en druggebruik daardoor afdwingbaar zijn. De meeste basis- en secundaire scholen introduceren geen nultolerantie. Meestal kan alcoholgebruik tijdens het werk niet (74 % en 68 % respectievelijk voor het basis- en het secundair onderwijs). Maar in meer dan 1 op 3 basisscholen (37 %) en de helft van de secundaire scholen (50 %) wordt alcohol wel toegelaten tijdens speciale aangelegenheden. Met deze regels trachten scholen wellicht een evenwicht te vinden tussen goed kunnen
11
functioneren (moeilijk onder de invloed van alcohol of drugs), én realisme. In die optiek kan matig gebruik in specifieke omstandigheden, en onder welbepaalde voorwaarden, en in zover het functioneren op de werkvloer niet in het gedrang komt. Het voorbeeldgedrag naar de leerlingen is hierbij een belangrijk grenzenstellend element. Basis- en secundaire scholen worden relatief weinig geconfronteerd met functioneringsproblemen ten gevolge van problematisch middelengebruik. Bijna 1 op 10 secundaire scholen (8 %) en in nog mindere mate basisscholen (3 %) werden tijdens het afgelopen jaar geconfronteerd met dergelijke functioneringsproblemen. Functioneringsproblemen zijn vooral het gevolg van alcoholgebruik. Dit gegeven is niet onverwachts: alcoholproblemen worden in vergelijking met andere drugproblemen makkelijker herkend. Ze komen in verhouding ook meer voor. Bij een acuut of chronisch probleem treedt de directie op in bijna alle scholen, in mindere mate ook de preventieadviseur veiligheid (in ca. 1 op 4 basisscholen en ruim een kwart van de secundaire scholen) en de vertrouwenspersoon (in bijna 4 op 10 basisscholen en ongeveer 1 op 3 secundaire scholen). Dergelijk optreden is echter vaak ad hoc, en dus weinig voorbereid: amper 3 op 10 scholen hebben hiervoor procedures. In ongeveer de helft van de basisscholen wordt ondersteuning van personeelsleden bij alcohol- of drugproblemen geboden door een gesprek (50 %) en vooral door te verwijzen naar externe hulpverleners (56 %). In secundaire scholen zijn er ongeveer 2 op 3 scholen die ondersteuning bieden via een gesprek (62 %) of doorverwijzing naar een externe hulpverlener (68 %). De verdere uitbouw van een alcohol- en drugbeleid voor het personeel in basis- en secundaire scholen is een aandachtspunt. Het uitwerken door de overheid van een gelijkaardige regeling met betrekking tot alcohol en drugs als in de private sector (CAO 100) kan hierbij een belangrijke stimulans zijn. Schoolpersoneel stimuleren tot evenwichtige voeding en voldoende beweging Uit vorige indicatorenmetingen bleek in het personeelsbeleid de aandacht voor het stimuleren tot evenwichtig eten en voldoende beweging eerder beperkt. Dat is deze keer niet anders, hoewel we een positieve evolutie zien. Ongeveer 45% van de scholen in Vlaanderen nemen initiatieven om evenwichtige voeding bij hun personeel te stimuleren. In ruim drie kwart van de gevallen (76 % in BaO; 80 % in SO) gebeurt dit door het bevorderen of beperken van dranken en tussendoortjes in het eigen aanbod. In ongeveer de helft van de gevallen (43 % in BaO; 53 % in SO) geeft de school het goede voorbeeld bij gelegenheden zoals recepties voor het personeel. Ongeveer 4 op 10 basisscholen (40 %) stimuleert de personeelsleden om meer te bewegen. Personeelsleden stimuleren tot meer beweging beperkt zich in basisscholen vooral tot het motiveren tot actieve verplaatsing door fietsvergoedingen hoger dan het wettelijk verplichte bedrag te voorzien: 3 op 10 basisscholen (30 %) doen dit. In het secundair onderwijs gaat het om bijna 2 op 3 scholen (63 %) die beweging stimuleren en worden hiervoor meerdere strategieën gehanteerd. Er wordt ingezet op het motiveren tot actieve verplaatsing met fietsvergoedingen in een kwart van de scholen (23 %) en dienstfietsen in 15 % van de scholen. Trapgebruik wordt in 1 op 6 secundaire scholen (17 %) gestimuleerd. Een kwart van de secundaire scholen (23 %) stimuleert het personeel tot meer sporten via deelname aan bedrijfscompetities.
12
Scholen doen het beter dan bedrijven In vergelijking met vorige bevragingen is er op verschillende vlakken verbetering merkbaar voor het personeelsbeleid voor de gezondheidsthema’s voeding en beweging, hoewel dit binnen het gezondheidsbeleid op scholen vaak het zwakke broertje blijft. Ruim de helft van de basisscholen neemt geen enkel initiatief om het personeel aan te sporen om evenwichtig te eten of voldoende te bewegen. In het secundair onderwijs krijgen we een gelijkaardig beeld voor voeding. In het bewegingsbeleid wordt er beter gescoord: slechts 1 op 3 secundaire scholen geeft aan geen enkel initiatief te nemen om het personeel aan te sporen om meer te bewegen. Deze cijfers mogen echter niet doen vergeten dat scholen in vergelijking met andere bedrijven in Vlaanderen door de band beter scoren voor hun personeelsbeleid rond voeding en beweging. Terwijl het in vroegere bevragingen leek alsof scholen het personeel vergaten omdat ze zo sterk doordrongen waren en het druk hadden met hun pedagogische opdracht en gezondheidsbeleid naar leerlingen toe, lijkt de pedagogische opdracht in 2012 er eerder voor te zorgen dat extra aandacht wordt gegeven aan het personeelsbeleid voor de gezondheidsthema’s voeding en beweging. Hoewel er nog veel werk aan de winkel is. Voor een sector die zo een groot aandeel van de actieve bevolking tewerkstelt is dit vanuit het gezondheidsperspectief een belangrijk gegeven.
Voor meer informatie: Liese Weemaels (Communicatiemanager) Tel.: 02 422 49 30 – 0493 19 99 19
[email protected] Hier vindt u het uitgebreide indicatorenrapport voor basisonderwijs en secundair onderwijs.
Over VIGeZ VIGeZ, het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie, is een erkende partnerorganisatie die het Vlaamse beleid inzake gezondheidsbevordering en ziektepreventie ondersteunt Het Instituut is in de eerste plaats een expertisecentrum dat strategieën, advies, ondersteuning bij implementatie en opleiding aanbiedt aan gezondheidswerkers en professionals die bezig zijn met gezondheidspromotie en ziektepreventie en vervult zo een scharnierfunctie tussen theorie en praktijk.
Een initiatief van
13
In samenwerking met