PENSIOENREGLEMENT van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate 2015 (versie 1 januari 2015)

PENSIOENREGLEMENT van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

2015 (versie 1 januari 2015)

Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate (Pensioenfonds TenCate) Bezoekadres: Brugstraat 2, Almelo Correspondentieadres: Postbus 126, 7600 AC Almelo Telefoon: 0546 – 455 753 Fax: 0546 – 455 879 E-mail: [email protected] Internet: www.pensioenfondstencate.nl

Inhoudsopgave

Pagina

Artikel 1

Begripsbepalingen ........................................................................................................................ 4

Artikel 2

Deelnemerschap ........................................................................................................................... 6

Artikel 3

Pensioenen ................................................................................................................................... 6

Artikel 4

Pensioengevend loon ................................................................................................................... 7

Artikel 5

Pensioengrondslag ....................................................................................................................... 7

Artikel 6

Ouderdomspensioen ..................................................................................................................... 7

Artikel 7

Verevening van pensioen bij scheiding ......................................................................................... 8

Artikel 8

Partnerpensioen ............................................................................................................................ 8

Artikel 9

Anw-hiaatpensioen ....................................................................................................................... 9

Artikel 10

Bijzonder partnerpensioen .......................................................................................................... 10

Artikel 11

Wezenpensioen .......................................................................................................................... 11

Artikel 12

Aanspraken bij voortijdige beëindiging ....................................................................................... 12

Artikel 13

Vervroeging van het ouderdomspensioen .................................................................................. 12

Artikel 14

Keuzemogelijkheid verhouding tussenouderdomspensioen en partnerpensioen ....................... 13

Artikel 15

Deeltijdpensioen ......................................................................................................................... 13

Artikel 16

Pensioenverwerving bij ouderschaps- en levensloopverlof ........................................................ 14

Artikel 17

Verplichtingen van de deelnemers en de onderneming .............................................................. 14

Artikel 18

Informatieverstrekking door de stichting ..................................................................................... 15

Artikel 19

Voortzetting pensioenverwerving bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid ............................... 16

Artikel 20

Toeslagen ................................................................................................................................... 17

Artikel 21

Overdracht pensioenaanspraken ................................................................................................ 18

Artikel 22

Uitbetaling pensioenen en afkoop kleine pensioenen ................................................................. 19

Artikel 23

Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht ........................................................... 19

Artikel 24

Herverzekering ............................................................................................................................ 20

Artikel 25

Wijziging van het pensioenreglement ......................................................................................... 20

Pensioenreglement 2015 van Pensioenfonds TenCate (versie 1 januari 2015)

Pagina 2 van 32

Artikel 26

Bijzondere bepalingen ................................................................................................................ 21

Artikel 27

Klachten- en geschillenprocedure ............................................................................................... 21

Artikel 28

Omzettingsbepalingen ................................................................................................................ 21

Artikel 29

Overgangsbepalingen ................................................................................................................. 22

Artikel 30

Fiscaal slotartikel. ....................................................................................................................... 23

Artikel 31

Inwerkingtreding .......................................................................................................................... 23

Bestuursbesluit A: Franchise .................................................................................................................................... 24 Bestuursbesluit B: Anw-hiaatpensioen ..................................................................................................................... 24 Bestuursbesluit C: Vervroeging van de pensioendatum en de uitruil van ouderdomspensioen voor een tijdelijk ouderdomspensioen ................................................................................................................... 25 Bestuursbesluit D: Keuzemogelijkheid om ouderdomspensioen voor partnerpensioen uit te ruilen dan wel om partnerpensioen voor ouderdomspensioen uit te ruilen .............................................................. 27 Bestuursbesluit E: Uitkering-ineens .......................................................................................................................... 29 Bestuursbesluit F: Pensioengevende toeslagen ....................................................................................................... 32


Pagina 3 van 32

Artikel 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: aanspraakgerechtigde: de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen. AOW-gerechtigde leeftijd: leeftijd waarop de AOW-uitkering van de overheid ingaat. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De arbeidsongeschiktheid vangt aan als betrokkene rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen ten gevolge van ziekte of gebrek, slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur als bedoeld in de WIA. beëindiging van de partnerrelatie: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap of beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding. bestuur: het bestuur van de stichting. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (MITT). deelnemer: degene die overeenkomstig het bepaalde in dit reglement aan de pensioenregeling deelneemt. loonindexcijfer: het percentage in twee decimalen nauwkeurig vastgesteld, waarmee de lonen in de CAO op 1 oktober van het laatst verstreken kalenderjaar volgens CAO- partijen structureel procentueel zijn gestegen of gedaald ten opzichte van 2 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. N.V.: Koninklijke Ten Cate N.V. onderneming: de N.V. en Ten Cate Nederland B.V.; de in Nederland gevestigde groepsmaatschappijen welke als groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek tot de N.V. en Ten Cate Nederland B.V. behoren en door de raad van bestuur als tot de stichting toe te laten groepsmaatschappijen zijn aangewezen, alsmede de deelnemingen bedoeld in artikel 3 van de statuten van de stichting; onder het begrip groepsmaatschappijen vallen alle door de raad van bestuur in zijn jaarverslag genoemde werkmaatschappijen. partner: onder partner wordt in dit reglement verstaan: 1. de echtgeno(o)t(e) van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde; 2. de partner, met wie de ongehuwde deelnemer, de ongehuwde gewezen deelnemer of de ongehuwde gepensioneerde een geregistreerde partnerrelatie heeft als bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; 3. de ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, de ongehuwde gewezen deelnemer of de ongehuwde gepensioneerde samenwoont indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:


Pagina 4 van 32



  

met het oogmerk om duurzaam samen te leven wordt een gemeenschappelijke huishouding gevoerd op basis van een vóór de pensioendatum notarieel verleden samenlevingscontract. In het samenlevingscontract dient ten minste de geboortedatum en geboorteplaats van betrokkenen opgenomen te zijn, alsmede een regeling met betrekking tot verdeling van de kosten die het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met zich brengt en enige vermogensrechtelijke aangelegenheden; de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de deelnemer, de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde; degene die gelijktijdig meer dan één partner heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling; betrokkenen voeren vóór de pensioendatum gedurende ten minste een half jaar een gemeenschappelijke huishouding.

Hiertoe dient de deelnemer de partner schriftelijk aan te melden bij het bestuur onder overlegging van de notariële akte, dan wel een notariële verklaring van het bestaan van de akte, waarin dient te zijn vastgelegd dat aan alle hiervoor vermelde voorwaarden wordt voldaan onder vermelding van het gezamenlijke woonadres. Geen aanspraak op partnerpensioen ontstaat indien de partner niet is aangemeld vóór het overlijden van de deelnemer. Zodra niet meer aan alle hiervoor vermelde voorwaarden wordt voldaan, dient de deelnemer dan wel gepensioneerde het bestuur hiervan onverwijld schriftelijk in kennis te stellen. partnerpensioen: het pensioen ten behoeve van de partner. partnerrelatie: een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een gemeenschappelijke huishouding, zoals bedoeld in dit artikel. pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen. pensioendatum: de datum waarop het ouderdomspensioen feitelijk ingaat. pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt. pensioengerechtigde: de persoon die pensioen ontvangt van de stichting. pensioengevend loon: de bedragen die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van dit pensioenreglement. pensioenovereenkomst: de overeenkomst tussen de onderneming en de werknemer die is overeengekomen betreffende pensioen, die deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen de onderneming en de werknemer en die is vastgelegd in dit pensioenreglement. pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen. pensioenregeling: de in Pensioenreglement 2015 opgenomen pensioenregeling.


Pagina 5 van 32

prijsindexcijfer: het percentage in twee decimalen nauwkeurig vastgesteld, waarmee de “consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid” van het Centraal Bureau voor de Statistiek in oktober van het laatst verstreken kalenderjaar is gestegen of gedaald ten opzichte van oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Indien het Centraal Bureau voor de Statistiek de onderhavige index niet meer publiceert, wordt de onderhavige index bij bestuursbesluit vervangen door een vergelijkbare index. raad van bestuur: de raad van bestuur van de N.V. stichting: Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. werknemer: de werknemer die werkzaam is bij de onderneming op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Artikel 2 Deelnemerschap 1.

Als deelnemer treden tot de pensioenregeling van de stichting toe, werknemers van 18 jaar en ouder met wie de onderneming of de stichting een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, met uitzondering van werknemers met een dienstverband van 2 maanden of korter en werknemers die reeds met pensioen zijn gegaan.

2.

Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de 18-jarige leeftijd door de werknemer wordt bereikt dan wel indien dit tijdstip later ligt, de eerste van de maand waarin door de werknemer na de 18-jarige leeftijd een arbeidsovereenkomst wordt afgesloten.

3.

Het deelnemerschap eindigt: a. wegens overlijden: op de datum van overlijden; b. op de pensioendatum; c. wegens beëindiging van de voortzetting van de pensioenverwerving bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid uit hoofde van artikel 19; d. wegens beëindiging van het dienstverband vóór de pensioendatum: op de datum, waarop het dienstverband wordt beëindigd, tenzij (a) voortzetting van de pensioenverwerving bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid uit hoofde van artikel 19 is verleend of (b) anders is bepaald bij een op de deelnemer toepasselijke regeling binnen de onderneming, bij welke de deelnemer zijn dienstbetrekking vervulde.

Artikel 3 Pensioenen 1.

De werknemer en de onderneming hebben een pensioenovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet.

2.

De pensioenaanspraken die voor de werknemer uit de in lid 1 bedoelde overeenkomst voortvloeien, zijn door de onderneming bij de stichting ondergebracht door middel van een door de onderneming met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst. De rechten en verplichtingen van de werknemer en de onderneming uit hoofde van de in lid 1 bedoelde overeenkomst zijn opgenomen in dit pensioenreglement.

3.

De deelnemers komen op nader te omschrijven voorwaarden in aanmerking voor ouderdomspensioen; en de eventuele betrekkingen voor: a. partnerpensioen; b. bijzonder partnerpensioen; c. Anw-hiaatpensioen; d. wezenpensioen.

4.

De pensioenaanspraken en pensioenrechten uit hoofde van dit pensioenreglement luiden op jaarbasis en in euro‟s.


Pagina 6 van 32

Artikel 4 Pensioengevend loon 1.

Onder pensioengevend loon wordt verstaan de som van de volgende loonbestanddelen: a 12 maal het vaste bruto maandsalaris; b vaste maandelijkse toeslagen, zoals, maar niet beperkt tot, de ploegentoeslag en de persoonlijke toeslag; c vakantietoeslag, voor zover van toepassing, over de hiervoor genoemde salarisbestanddelen. Het pensioengevend loon wordt op 1 januari van ieder jaar vastgesteld. In afwijking van de laatste volzin wordt voor de “Hay-groep” het pensioengevend loon op 1 april van ieder jaar vastgesteld. Tot de “Haygroep” behoren de deelnemers, waarvan de functies zijn ingedeeld in één van de zogenaamde “Hayfuncties” en- salarisgroepen.

2.

De toeslagen als bedoeld in lid 1, met uitzondering van de vakantietoeslag over het vaste bruto maandsalaris, worden uitsluitend tot het pensioengevend loon gerekend, mits dit bij bestuursbesluit is vastgesteld na door de raad van bestuur te zijn verzocht deze toeslagen als pensioengevend aan te merken. Zie voor de huidige stand van zaken besluit F. Voornoemd besluit wordt aan betrokkenen verstrekt overeenkomstig het in dit reglement bepaalde ter zake van de verstrekking van dit reglement.

3.

Voor de deelnemer, die in parttime-dienstverband werkzaam is en een dienovereenkomstig pensioengevend loon heeft, wordt het pensioengevend loon herleid tot het pensioengevend loon dat bij normale arbeidstijd zou hebben gegolden.

4.

Het pensioengevend loon is maximaal gelijk aan € 100.000,- (2015). Dit maximum wordt jaarlijks aangepast op basis van wet artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 5 Pensioengrondslag 1.

De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon verminderd met de franchise.

2.

De franchise wordt bij bestuursbesluit (besluit A) vastgesteld. Besluit A wordt aan betrokkenen verstrekt overeenkomstig het in dit reglement bepaalde ter zake van de verstrekking van dit reglement.

3.

De franchise wordt jaarlijks bij bestuursbesluit (besluit A) per 1 januari aangepast aan het loonindexcijfer.

4.

De franchise is ten minste gelijk aan de minimale franchise volgens artikel 18a, achtste lid, Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 6 Ouderdomspensioen 1.

Het ouderdomspensioen wordt toegekend aan de deelnemer en gaat in op de pensioenrichtdatum dan wel de pensioendatum als bedoeld in artikel 13. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt.

2.

Het opbouwpercentage voor het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt op basis van het middelloonstelsel per deelnemersjaar 1,75% van de pensioengrondslag van het desbetreffende deelnemersjaar.

3.

Onder deelnemersjaren van de deelnemer worden verstaan de jaren, gedurende welke hij ingevolge het bepaalde in artikel 2, aan deze pensioenregeling heeft deelgenomen.

4.

Gedeelten van deelnemersjaren worden afgerond op volle maanden. Daarbij wordt de maand waarin de aanvang respectievelijk beëindiging van het betreffende deelnemersjaar plaatsheeft op of vóór de 15e van de maand teruggerekend naar de 1ste van dezelfde maand, terwijl de maand waarin de aanvang respectievelijk beëindiging van het betreffende deelnemersjaar plaatsheeft na de 15e vooruit wordt gerekend naar de 1ste van de volgende maand.


Pagina 7 van 32

5.

Voor de deelnemer, die in parttime-dienstverband werkzaam is, worden van de volgens lid 3 en 4 vastgestelde deelnemersjaren, de jaren c.q. gedeelten van jaren betrekking hebbend op parttimeperiode(n), gereduceerd door vermenigvuldiging met een factor, met in de teller het parttime-percentage over de respectievelijke periode(n) van deelnemerschap en in de noemer honderd procent.

Artikel 7 Verevening van pensioen bij scheiding 1.

In geval van scheiding (echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed indien de beschikking tot scheiding is ingeschreven in het huwelijksvermogensregister) of beëindiging van een geregistreerd partnerschap na 30 april 1995 heeft de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer respectievelijk gepensioneerde recht op uitbetaling van een vereveningspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342), mits een van beide echtgenoten of geregistreerde partners binnen twee jaar na de scheiding hiervan op een bij de wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan de stichting.

2.

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing, indien in de huwelijkse voorwaarden of in een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is uitgesloten of een andere verdeling is of wordt overeengekomen. In dat geval dient de stichting een gewaarmerkte kopie te ontvangen van de akte waarin die andere verdeling is vastgelegd.

3.

In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het vereveningspensioen op het tijdstip van de scheiding een bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat.

4.

Aan de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van het verleende recht. De andere echtgenoot respectievelijk partner ontvangt hiervan een afschrift.

5.

Het vereveningspensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner wordt op dezelfde wijze aangepast als de ingegane pensioenen worden aangepast.

6.

Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening bij de echtgenoten of geregistreerde partners in rekening te brengen.

7.

Onverminderd het bepaalde in lid 2, kan de aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de deelnemer of gewezen deelnemer zonder toestemming van diens echtgeno(o)t(e) dan wel geregistreerde partner niet bij overeenkomst tussen die deelnemer of gewezen deelnemer en de stichting of de onderneming worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.

8.

Bij echtscheiding dan wel bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap kan door de deelnemer en zijn voormalige echtgeno(o)te of geregistreerde partner gezamenlijk worden besloten tot conversie van het vereveningspensioen als bedoeld in dit artikel en het toegekende bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 11. Met betrekking tot conversie is het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing.

Artikel 8 Partnerpensioen 1.

a. b.

2.

Recht op partnerpensioen heeft de partner met wie de deelnemer, de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde een partnerrelatie had, mits de partnerrelatie is aangegaan vóór het bereiken van de pensioendatum. Voor de toepassing van dit reglement kan de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde op enig tijdstip slechts één partner hebben.

Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die, waarin de deelnemer, de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde is overleden.


Pagina 8 van 32

3.

Het jaarlijks partnerpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, 70% van het ouderdomspensioen uit hoofde van dit reglement dat de overleden deelnemer zou hebben genoten, indien hij het deelnemerschap na het tijdstip van overlijden met ongewijzigde pensioengrondslag tot de pensioenrichtdatum zou hebben voortgezet. Het jaarlijks partnerpensioen ten behoeve van de partner van de gewezen deelnemer bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, 70% van het ouderdomspensioen waarop de gewezen deelnemer aanspraak maakt uit hoofde van dit reglement. Het jaarlijks partnerpensioen ten behoeve van de partner van de gepensioneerde bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, 70% van het ouderdomspensioen dat de overleden gepensioneerde genoot uit hoofde van dit reglement.

4.

Indien ingevolge het bepaalde in artikel 10 aan de voormalige partner(s) van de (gewezen) deelnemer een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is toegekend, wordt het overeenkomstig lid 3 berekende partnerpensioen verminderd met de bedragen van de aan de voormalige partner(s) toegekende aanspraken op bijzonder partnerpensioen inclusief de verhogingen uit hoofde van artikel 20, vóór toepassing van een eventuele reductie als bedoeld in het volgende lid.

5.

Indien de partner meer dan 10 jaar jonger is dan de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, wordt het volgens lid 3 vastgestelde en eventueel volgens het vorige lid verminderde partnerpensioen verminderd met 2,5% van dat pensioen voor elk jaar of gedeelte daarvan, dat het leeftijdsverschil meer dan 10 jaar bedraagt.

6.

Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de partner is overleden.

Artikel 9 Anw-hiaatpensioen 1.

De deelnemer heeft aanspraak op een Anw-hiaatpensioen ten behoeve van zijn partner, indien en zolang de partner geen recht heeft op een uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet. Onder deelnemer wordt tevens verstaan degene voor wie de pensioenverwerving wordt voortgezet in het kader van een tussen de onderneming en gewezen deelnemer overeengekomen regeling.

2.

Indien een partner recht heeft op een uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet maar deze uitkering in verband met het inkomen van de partner geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgekeerd, bestaat recht op een geheel of gedeeltelijk Anw-hiaatpensioen jegens de stichting waarbij het Anw-hiaatpensioen wordt vastgesteld door het in lid 5 bedoelde bedrag te vermenigvuldigen met het percentage waarmee voornoemde uitkering wordt gekort.

3.

Het Anw-hiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand, waarin de deelnemer overlijdt, doch niet eerder dan de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin niet langer een uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet wordt ontvangen.

4.

Het Anw-hiaatpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin de partner overlijdt, in het huwelijk treedt of een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren, maar uiterlijk op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand, waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

5.

De hoogte van het Anw-hiaatpensioen, de door de deelnemer of pensioengerechtigde verschuldigde kosten van het Anw-hiaatpensioen, als bedoeld in lid 8 en de wijze waarop deze kosten worden afgedragen aan de stichting, wordt bij bestuursbesluit (besluit B) vastgesteld. Het Anw-hiaatpensioen zal maandelijks achteraf door de stichting na vermindering met de wettelijk voorgeschreven inhoudingen aan de partner worden uitgekeerd. Besluit B wordt aan betrokkenen verstrekt overeenkomstig het in dit reglement bepaalde ter zake van de verstrekking van dit reglement.


Pagina 9 van 32

5a.

Op de aanspraak op dan wel het recht op een ingegaan Anw-hiaatpensioen wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het percentage waarmee de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet vermeerderd met vakantietoeslag op 1 januari van het kalenderjaar is gestegen ten opzichte van 1 januari van het voorgaande kalenderjaar. Het bestuur besluit (besluit B) evenwel jaarlijks in hoeverre de in de eerste volzin genoemde aanspraak dan wel recht op een ingegaan Anwhiaatpensioen wordt aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.

6.

Indien de deelnemer in het jaar direct voorafgaand aan diens pensioenrichtdatum ten behoeve van diens partner in aanmerking kwam voor een aanspraak op Anw-hiaatpensioen, blijft deze aanspraak vanaf diens pensioenrichtdatum in stand tot op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of indien dat eerder is tot het moment waarop de partner overlijdt.

7.

De partner die meent recht te hebben op een Anw-hiaatpensioen dient dit ten genoegen van de stichting aan te tonen. Indien de stichting daarom vraagt is de partner verplicht de stichting te machtigen informatie over de partner in te winnen bij de Sociale Verzekeringsbank. Indien de partner een Anw-hiaatpensioen van de stichting ontvangt, is de partner verplicht iedere wijziging in diens situatie die het recht op Anwhiaatpensioen kan beïnvloeden, aan de stichting door te geven. Indien ten onrechte een Anw-hiaatpensioen is betaald of indien te veel is betaald doordat de partner de voornoemde inlichtingen dan wel de benodigde bescheiden niet (tijdig) heeft verstrekt c.q. de machtiging niet heeft verleend, zal de stichting het Anw-hiaatpensioen respectievelijk het te veel betaalde terugvorderen.

8.

De kosten van het Anw-hiaatpensioen zijn voor rekening van de deelnemer. De gepensioneerde, bedoeld in het zesde lid, is tot de datum dat de partner van de gepensioneerde de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, premie verschuldigd voor het Anw-hiaatpensioen. Na deze datum is geen premie meer verschuldigd.

9.

Deze regeling van Anw-hiaatpensioen zal gelden gedurende een bij bestuursbesluit (besluit B) vast te stellen periode.

10.

Het Anw-hiaatpensioen bedraagt ten hoogste het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd.

Artikel 10 Bijzonder partnerpensioen 1.

Ingeval van beëindiging van de partnerrelatie, verkrijgt de voormalige partner, ten behoeve van wie een aanspraak op partnerpensioen bestond ingevolge artikel 8 of 12 in plaats daarvan een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen.

2.

De premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 op basis van het tot de datum van de beëindiging van de partnerrelatie opgebouwde partnerpensioen.

3.

De bepalingen van dit reglement, die op het partnerpensioen van toepassing zijn, zijn op het bijzonder partnerpensioen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4.

Aan de voormalige partner zal een bewijs van zijn of haar premievrije aanspraak worden uitgereikt.

5.

Het bepaalde in het eerste en het tweede lid vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de (voormalige) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht, dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.


Pagina 10 van 32

6.

De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de voormalige partner van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde kan zonder diens toestemming niet bij overeenkomst tussen diens partner en de stichting of de onderneming worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.

7.

Een voormalige partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in de voorgaande leden, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits: a. de stichting bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; en c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

Artikel 11 Wezenpensioen 1.

Wezenpensioen wordt toegekend aan de pensioengerechtigde kinderen van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Onder pensioengerechtigde kinderen worden verstaan: a. kinderen tot wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als ouder in een familierechtelijke betrekking staat; b. pleegkinderen en aangehuwde kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde die door deze – uitsluitend ter beoordeling van het bestuur  als zijn eigen kinderen worden verzorgd of opgevoed en onderhouden; c. het kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde voor wie deze verplicht is bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding in de zin van artikel 394 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; indien en voor zover deze kinderen: I jonger zijn dan 18 jaar, of II 18 jaar of ouder zijn doch jonger zijn dan 27 jaar, mits zij  uitsluitend ter beoordeling van het bestuur  een (beroeps)opleiding volgen die een zodanige totale studielast per jaar heeft dat daarnaast geen volledige werkkring mogelijk is en als eigen kinderen tot het tijdstip van overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde voor meer dan 50% door deze werden onderhouden. Betrokkene overlegt aan het bestuur een verklaring van de onderwijsinstelling waarin de op betrokkene toepasbare studiebelasting is aangegeven. Een kind, geboren binnen 300 dagen na het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, telt mede voor de berekening van het wezenpensioen.

2.

Niet pensioengerechtigd zijn de kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde die de in het vorige lid bedoelde status hebben verkregen bij of tijdens een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of samenlevingsverband gesloten op of na de pensioendatum.

3.

Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde is overleden, dan wel, indien de wees na het overlijden is geboren op de eerste van de maand volgende op de geboortedatum.

4.

Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elke wees 20% van het partnerpensioen, waarop de gewezen deelnemer aanspraak maakte of dat de overleden gepensioneerde genoot dan wel de overleden deelnemer zou hebben genoten, indien hij het deelnemerschap na het tijdstip van overlijden met ongewijzigde pensioengrondslag tot de pensioenrichtdatum zou hebben voortgezet. Voor deze berekening worden ten hoogste drie wezen in aanmerking genomen. Indien en zolang meer dan drie wezen voor wezenpensioen in aanmerking komen, wordt het gezamenlijke bedrag van het wezenpensioen gelijkelijk over alle wezen verdeeld.

5.

Het bedrag van het wezenpensioen als bedoeld in het vorige lid wordt verdubbeld indien het kind ouderloos wordt. Onder ouderloos wordt verstaan dat er geen levende partner is waarvan de wees als kind kwalificeert in de zin van lid 1, onder a., b. en c.


Pagina 11 van 32

6.

Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de wees is overleden, de 18-jarige leeftijd heeft bereikt of het latere tijdstip, waarop niet meer wordt voldaan aan het bepaalde in lid 1 sub II.

Artikel 12 Aanspraken bij voortijdige beëindiging 1.

Aan de gewezen deelnemer, wiens deelnemerschap anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, voor de pensioendatum wordt beëindigd, worden premievrije aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen toegekend.

2.

De in lid 1 bedoelde premievrije aanspraken worden berekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6, 8 en 13 vermeerderd met de verkregen pensioenaanspraken uit hoofde van artikel 21, 29 en 30. Ten aanzien van het tijdstip van ingang en einde van de op deze aanspraken berustende uitkeringen, zijn de bepalingen van deze artikelen overeenkomstig van toepassing.

3.

Aan de rechthebbende zal een bewijs van zijn premievrije aanspraken ter hand worden gesteld.

4.

Bij beëindiging van het deelnemerschap komen de aanspraken op Anw-hiaatpensioen en op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 te vervallen.

5.

In afwijking van het bepaalde in lid 4 behoudt de gewezen deelnemer die na beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op Anw-hiaatpensioen. De hoogte daarvan wordt vastgesteld op basis van artikel 9.

Artikel 13 Vervroeging van het ouderdomspensioen 1.

Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de stichting het ouderdomspensioen laten ingaan op de eerste dag van een maand gelegen voor de pensioenrichtdatum.

2.

Op grond van het bepaalde in artikel 18d van de Wet op de Loonbelasting 1964 heeft de (gewezen) deelnemer eenmalig de keuze om op de pensioendatum (een deel van) het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een tijdelijk ouderdomspensioen ingaand op de pensioendatum en eindigend op de eerste van de maand volgend op die waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, doch uiterlijk tot en met de maand waarin het overlijden plaatsvindt.

3.

Het in lid 2 bedoelde tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt naar keuze van de (gewezen) deelnemer 100% of 50% van het bedrag als bedoeld in artikel 18d, lid 3 van de Wet op de loonbelasting 1964.

4.

De in lid 1 en 2 genoemde keuzes dienen tussen de 6 en 3 maanden voorafgaande aan de pensioendatum op een door de stichting ter beschikking gesteld formulier aan de stichting kenbaar te worden gemaakt. Dit formulier dient te worden ondertekend door de (gewezen) deelnemer.

5.

Een verzoek tot vervroeging van de ingangdatum van het ouderdomspensioen wordt slechts gehonoreerd indien (1) de dienstbetrekking van betrokkene wordt beëindigd, (2) betrokkene de intentie heeft zijn arbeidzame leven te beëindigen en (3) betrokkene dit heeft verklaard via het in lid 4 bedoelde formulier.

6.

De hoogte van de in lid 1 en 2 bedoelde pensioenaanspraken worden bij vervroeging en bij aanwending van het ouderdomspensioen voor een tijdelijk ouderdomspensioen gewijzigd volgens de bij bestuursbesluit (besluit C) vastgestelde uitruilfactoren zoals opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement. De geldigheidsduur van bedoelde uitruilfactoren is in besluit C vermeld. De uitruilfactoren zijn van toepassing op de deelnemers en gewezen deelnemers van wie het ouderdomspensioen tijdens de in de vorige volzin bedoelde geldigheidsduur ingaat.


Pagina 12 van 32

Artikel 14 Keuzemogelijkheid verhouding tussenouderdomspensioen en partnerpensioen 1.

Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer na eventuele toepassing van artikel 13 éénmalig de keuzemogelijkheid om (1) ouderdomspensioen voor partnerpensioen uit te ruilen dan wel om (2) partnerpensioen voor ouderdomspensioen uit te ruilen onder de in dit artikel opgenomen voorwaarden en met inachtneming van de ter zake geldende begrenzingen uit hoofde van fiscale wet- of regelgeving.

2.

De hoogte van het ouderdomspensioen enerzijds en het partnerpensioen anderzijds, kan éénmalig op de pensioendatum worden gewijzigd volgens de uitruilfactoren zoals opgenomen in de bij bestuursbesluit (besluit D) vastgestelde bijlage bij dit pensioenreglement. De geldigheidsduur van bedoelde uitruilfactoren is in besluit D vermeld. De uitruilfactoren zijn van toepassing op de deelnemers en gewezen deelnemers van wie het ouderdomspensioen tijdens de in de vorige volzin bedoelde geldigheidsduur ingaat.

3.

Indien de aanspraak op partnerpensioen van de (gewezen) deelnemer verminderd wordt met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, inclusief de daarover toegekende verhogingen uit hoofde van artikel 20, kan alleen de aanspraak op partnerpensioen, verminderd als hiervoor omschreven, worden ingeruild voor een evenredige verhoging van het ouderdomspensioen.

4.

De korting op het partnerpensioen als bedoeld in artikel 8, lid 5 wordt toegepast nadat de wijziging in de pensioenen heeft plaatsgevonden.

5.

De in het eerste lid genoemde keuze dient tussen de 6 en 3 maanden voorafgaande aan de pensioendatum op een door de stichting ter beschikking gesteld formulier aan de stichting kenbaar te worden gemaakt. Dit formulier dient te worden ondertekend door zowel de (gewezen) deelnemer als de partner in de zin van dit pensioenreglement.

6.

Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.

7.

Voor de (gewezen) deelnemer die geen partner heeft of van wie de partnerrelatie niet voldoet aan de eisen van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 8 dient bij de toepassing van dit artikel uitgegaan te worden van de aanname dat de (gewezen) deelnemer wel een partner heeft. Het op basis van deze aanname toegekende fictieve partnerpensioen (na vermindering met het krachtens artikel 10 toegekende bijzonder partnerpensioen (inclusief eventuele verhogingen daarvan)) zal op de pensioendatum worden aangewend ten behoeve van de in lid 1 bedoelde keuzemogelijkheid.

Artikel 15 Deeltijdpensioen 1.

Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat, met inachtneming van het in artikel 13 bepaalde, het ouderdomspensioen in op of na de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt Deze vorm van pensionering wordt hierna aangeduid als “deeltijdpensioen”. Het verzoek van de deelnemer zal alleen door de stichting worden ingewilligd indien de onderneming schriftelijk akkoord is gegaan met het deeltijdpensioen.

2.

Het in het eerste lid genoemde verzoek dient tussen de 6 en 3 maanden voorafgaande aan deeltijdpensionering op een door de stichting ter beschikking gesteld formulier aan de stichting kenbaar te worden gemaakt. Indien betrokkene deelnemer is, dient een afschrift van de schriftelijke akkoordverklaring van de onderneming tezamen met voornoemd formulier bij de stichting te worden ingediend.

3.

Het bestuur van de stichting kan bij besluit aanvullende voorwaarden stellen aan het deeltijdpensioen.


Pagina 13 van 32

Artikel 16 Pensioenverwerving bij ouderschaps- en levensloopverlof 1.

Bij opname van ouderschapsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (Stb. 2001, 567) en verlof waarbij gebruik wordt gemaakt van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt, voor zover lid 2 niet van toepassing is: a. voor de toepassing van dit pensioenreglement de deelnemer voor zover verlof is opgenomen geacht in deeltijd werkzaam te zijn en worden zijn pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement in overeenstemming met artikel 6, lid 5 vastgesteld alsof de deelnemer een parttime-dienstverband heeft, hetgeen betekent dat de pensioenverwerving wordt gestaakt voor het deel van het dienstverband waarvoor verlof is opgenomen; b. bij overlijden van de deelnemer gedurende de verlofperiode ter bepaling van het partner- en wezenpensioen aangenomen dat de parttime-factor ter bepaling van de ontbrekende deelnemersjaren de parttime-factor is die voorafgaand aan de opname van verlof van toepassing is; c. bij de vaststelling van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 aangenomen dat de parttime-factor direct voorafgaand aan de opname van verlof van toepassing is.

2.

De deelnemer kan bij verlof als bedoeld in lid 1 de pensioenverwerving uit hoofde van dit pensioenreglement geheel dan wel gedeeltelijk voortzetten als ware geen verlof, dan wel minder verlof, opgenomen indien hij de conform lid 3 vastgestelde actuariële premie voor de voortzetting van de pensioenverwerving gedurende deze periode via de werkgever aan de stichting voldoet. Indien de deelnemer gebruik van deze mogelijkheid wenst te maken, dient hij daarvoor het door de stichting opgestelde formulier bij de stichting en de onderneming in te dienen. Het formulier dient uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het verlof te worden ingediend.

3.

De actuariële premie als bedoeld in lid 2 wordt door het bestuur bepaald op basis van de actuariële en bedrijfstechnische nota van de stichting en wel zodanig dat de premie voor mannen en vrouwen gelijk is.

4.

Indien en voor zover pensioen uit hoofde van lid 2 wordt opgebouwd, zijn de deelnemer en de onderneming geen bijdrage als bedoeld in artikel 17 aan de stichting verschuldigd.

5.

In afwijking van hetgeen is opgenomen in de voorgaande leden, is het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 aaneengesloten maanden door de deelnemer tijdens de deelneming niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen en het Anw-hiaatpensioen.

Artikel 17 Verplichtingen van de deelnemers en de onderneming 1.

De deelnemer dient als aandeel in de kosten van de pensioenregeling per kalendermaand bij te dragen: 9% van het door de deelnemer per kalendermaand daadwerkelijk genoten pensioengevend loon verminderd met 1/12 van de in artikel 5, lid 2 bedoelde franchise. Het daadwerkelijk genoten pensioengevend loon wordt in afwijking van artikel 4 per kalendermaand vastgesteld en is gelijk aan de som van de in die kalendermaand daadwerkelijk genoten bestanddelen van het pensioengevend loon als bedoeld in artikel 4, met uitzondering van de vakantietoeslag die geen onderdeel uitmaakt van het daadwerkelijk genoten pensioengevend loon. Voor zover over de daadwerkelijke genoten bestanddelen van het pensioengevend loon een vakantietoeslag wordt toegekend, worden deze bestanddelen verhoogd door vermenigvuldiging met de factor 1,08. Het overigens in artikel 4 bepaalde ten aanzien van de vaststelling van het pensioengevend loon is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vaststelling van het daadwerkelijk genoten pensioengevend loon.

2.

Voor (een) periode(n), waarin de deelnemer in parttime-dienstverband werkzaam is, wordt de bijdrage genoemd in lid 1 gereduceerd door vermenigvuldiging met een factor, met in de teller het parttimepercentage over de respectievelijke periode(n) van deelneming en in de noemer honderd procent.


Pagina 14 van 32

3.

Pensioen- en aanspraakgerechtigden zijn gehouden aan de stichting alle gegevens te verstrekken, waarover deze voor een goede uitvoering van statuten en pensioenreglement dient te beschikken met name van alle feiten, die op uit dit reglement voortvloeiende aanspraken of uitkeringen invloed kunnen hebben. Eenzelfde verplichting rust op de erfgenamen. Indien een pensioen- of aanspraakgerechtigde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop de pensioen- of aanspraakgerechtigde recht had kunnen doen gelden, stelt het bestuur de aanspraak of het recht op pensioen respectievelijk de uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel – bij ontbreken daarvan – naar beste weten door het bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de pensioen- of aanspraakgerechtigde verrekend. Indien de stichting niet over het juiste adres van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde blijkt te beschikken, kan zij de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkenen in rekening brengen.

4.

De bijdragen van de onderneming zijn gemaximeerd en worden geregeld in de uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 3 lid 2, tussen de N.V. en de stichting. Deze overeenkomst vormt een integraal onderdeel van dit pensioenreglement en ligt ter inzage bij alle kantoren der aangesloten ondernemingen. Het bestuur verplicht zich in overleg te treden met de N.V. over de bijdragen aan de stichting in geval van wijziging in de verplichte sociale verzekeringswetten, welke betrekking hebben op de werkingssfeer van pensioenregelingen. De N.V. kan zich bij het sluiten of bij een wijziging van de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. De N.V. verplicht zich alsdan in overleg te treden met het stichtingsbestuur. Indien hiertoe besloten wordt, zal dit onverwijld schriftelijk aan de stichting en aan de belanghebbenden worden medegedeeld. Het in deze alinea bepaalde kan de N.V. ook afzonderlijk doen gelden voor één of meer van de ondernemingen, bedoeld in artikel 3 van de statuten of voor de stichting.

5.

Jaarlijks zal de stichting in overleg treden met de N.V. over een besluit tot vermindering dan wel vermeerdering van de verplichtingen welke voor de N.V. voortvloeien uit de in lid 4 genoemde overeenkomst. De verplichtingen voor de onderneming kunnen echter alleen worden verminderd indien de financiële positie van de stichting dit binnen de geldende wettelijke kaders mogelijk maakt. Indien tot een vermindering dan wel vermeerdering wordt besloten, zal ten aanzien van de in artikel 17, lid 1 genoemde bijdragen der deelnemers een dienovereenkomstige vermindering dan wel vermeerdering plaatsvinden. Deze vermindering dan wel vermeerdering van de verplichtingen kan slechts plaatsvinden door middel van een procentuele korting dan wel opslag op de premie. Bij besluitvorming zal de ontwikkeling van de financiële positie van de stichting worden betrokken.

6.

De onderneming is bevoegd tot het verrichten van extra dotaties aan de stichting en deze dotaties geheel of gedeeltelijk te bestemmen voor het verlenen van aanvullende pensioenaanspraken aan door met door haar aan te wijzen personen of groepen van personen pensioenovereenkomsten aan te gaan.

7.

De verwerving en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in tijd plaats.

Artikel 18 Informatieverstrekking door de stichting 1.

De stichting informeert de deelnemer, gewezen deelnemer, aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde conform de bepalingen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.


Pagina 15 van 32

2.

De stichting informeert de deelnemer bij toetreding tot de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling binnen drie maanden schriftelijk over: a. de inhoud van de pensioenregeling; b. de toeslagverlening; c. het recht van de deelnemer om bij het pensioenfonds het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen; d. het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; e. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds; f. het recht van de deelnemer om bij het pensioenfonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraken.

3.

De stichting informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de stichting.

4.

De stichting verstrekt de deelnemer bij toetreding tot de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling en nadien jaarlijks een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken en van de (te bereiken) pensioenaanspraken.

5.

De stichting verstrekt de deelnemer jaarlijks een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei, de factor A, van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. De opgave wordt verstrekt binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de pensioenaangroei betrekking heeft.

6.

De stichting verstrekt op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of de gewezen partner: a. het geldende pensioenreglement; b. de geldende statuten; c. informatie die specifiek voor hem relevant is; d. het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds; e. de uitvoeringsovereenkomst; f. de voor hem relevante informatie over de beleggingen; g. de verklaring inzake beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet; h. een eventueel herstelplan als bedoeld in de Pensioenwet; i. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad van de stichting; j. informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet; k. informatie over de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet.

7.

De stichting is bevoegd een vergoeding te vragen voor het verstrekken van de in lid 6 genoemde documenten.

Artikel 19 Voortzetting pensioenverwerving bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 1.

Indien een deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, wordt de verwerving van de pensioenen uit hoofde van dit artikel (gedeeltelijk) op kosten van de stichting voortgezet vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer een uitkering uit hoofde van de WIA ontvangt tot de AOW-gerechtigde leeftijd of het eerdere tijdstip, waarop de deelnemer ophoudt (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt te zijn. Als na de beëindiging van het deelnemerschap een WIA-uitkering wordt toegekend uit hoofde van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid die tijdens het deelnemerschap is ontstaan, wordt aan betrokkene voortzetting van de pensioenverwerving als bedoeld in dit artikel toegekend vanaf de datum waarop betrokkene een WIA-uitkering ontvangt. Betrokkene dient binnen drie maanden na toekenning van de uitkering dit kenbaar te maken aan de stichting. Hiertoe dient betrokkene gebruik te maken van een door de stichting ter beschikking te stellen formulier. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van bewijsstukken. Het deelnemerschap van betrokkene hervat vanaf deze datum alsof het deelnemerschap niet was beëindigd. De perioden vanaf de beëindiging van het deelnemerschap tot aan de hervatting van het deelnemerschap worden niet als deelnemersjaren aangemerkt.


Pagina 16 van 32

2.

De voortzetting van de pensioenverwerving wordt bepaald op basis van de pensioengrondslag ten tijde van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioengrondslag zal worden gewijzigd. Ten aanzien van deze wijziging is het bepaalde in artikel 20 van overeenkomstige toepassing.

3.

Geen premievrijstelling vindt plaats indien en voor zover de arbeidsongeschiktheid reeds bestond bij aanvang van het deelnemerschap dan wel bij aanvang van het dienstverband met de onderneming.

4.

Gedurende de periode van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenverwerving (gedeeltelijk) premievrij voortgezet volgens de onderstaande tabel: Arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de WIA 80 of meer 65-80 55-65 45-55 35-45

Percentage voortzetting pensioenverwerving 100 80 62,5 50 37,5

5.

Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenverwerving overeenkomstig de in lid 4 opgenomen percentages herzien. Een verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid die zich voordoet nadat het dienstverband met de onderneming is verbroken, zal niet leiden tot een hoger percentage van de voortzetting van de pensioenverwerving.

6.

Indien het dienstverband van betrokkene met de onderneming is beëindigd en betrokkene geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van dit reglement is, is deze vrijgesteld van de in artikel 17 en artikel 9, lid 8 van dit reglement genoemde premiebetaling voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenverwerving krachtens dit artikel.

7.

Indien het dienstverband van betrokkene met de onderneming wordt voortgezet, is betrokkene de werknemersbijdrage als beschreven in artikel 17 en artikel 9, lid 8 verschuldigd. In afwijking van het in artikel 17 bepaalde wordt, voor zover betrokkene arbeidsongeschikt is, ter vaststelling van de werknemersbijdrage het daadwerkelijk genoten pensioengevend loon bepaald overeenkomstig lid 2 en vermenigvuldigd met het bij het arbeidsongeschiktheidspercentage behorende percentage voortzetting pensioenverwerving als vermeld in lid 4. De door de onderneming voor de betrokkene verschuldigde bijdrage zal alsdan tevens naar evenredigheid worden verlaagd.

8.

Indien de gedeeltelijk arbeidsongeschikte op basis van diens resterende arbeidsgeschiktheid in dienst van de onderneming blijft en uit hoofde daarvan eveneens pensioenaanspraken verwerft, zal de totale pensioenverwerving krachtens dit reglement niet meer kunnen bedragen dan 100% op basis van het pensioengevend loon voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.

9.

De voortzetting van de pensioenverwerving krachtens dit artikel eindigt: a. zodra de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt of bij eerder overlijden van de deelnemer; b. indien de deelnemer niet langer voor ten minste 35% arbeidsongeschikt is.

Artikel 20 Toeslagen 1.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsc.q. loonontwikkeling. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen (bestemmings)reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het bepaalde in lid 4 is onverminderd van toepassing.


Pagina 17 van 32

2.

Indien en voor zover de middelen van de stichting dit naar het oordeel van het bestuur toelaten, gehoord de actuaris, kunnen, met inachtneming van het in lid 1 bepaalde, jaarlijks op 1 januari de ingegane pensioenen en de aanspraken van gewezen deelnemers worden verhoogd met maximaal het prijsindexcijfer, zoals omschreven in artikel 1.

3.

Indien en voor zover de middelen van de stichting dit naar het oordeel van het bestuur toelaten, gehoord de actuaris, kunnen, met inachtneming van het in lid 1 bepaalde, jaarlijks op 1 januari de tot die datum opgebouwde aanspraken van deelnemers worden verhoogd met maximaal het loonindexcijfer, zoals omschreven in artikel 1.

4.

Indien in enig jaar gedurende een periode van vijf jaar voorafgaand aan dat kalenderjaar en voor zover dit jaar is gelegen na 31 december 2005 de verhoging minder bedraagt dan de in lid 2 en/of 3 beschreven verhoging, kan het bestuur besluiten, met inachtneming van lid 1, in een navolgend jaar, indien en voor zover de middelen van de stichting dit naar het oordeel van het bestuur toelaten, de hiervoor bedoelde niet toegekende verhoging alsnog toe te kennen. Deze verhoging is alleen van toepassing op toekomstige pensioenuitkeringen, ingaand vanaf het moment van het hiervoor bedoelde besluit.

5.

Het bestuur kan het bepaalde in lid 1 tot en met 4 bij besluit wijzigen. Dit besluit is van toepassing op zowel opgebouwde als op te bouwen pensioenrechten en pensioenaanspraken van deelnemers, de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de pensioenrechten van pensioengerechtigden, alsmede op de pensioenaanspraken en pensioenrechten van andere pensioenen aanspraakgerechtigden. Indien dit besluit gevolgen kan hebben voor de door de onderneming verschuldigde bijdragen, kan het bestuur dit besluit slechts nemen nadat het voorgenomen besluit voorafgaand aan de onderneming ter kennis is gebracht.

Artikel 21 Overdracht pensioenaanspraken Waardeoverdracht door pensioenfonds of verzekeraar van een vorige werkgever aan de stichting (inkomende waardeoverdracht) 1.

De deelnemer die vόόr zijn indiensttreding bij de onderneming heeft deelgenomen aan de pensioenregeling van een vorige werkgever en het deelnemerschap in die pensioenregeling op of na 8 juli 1994 heeft beëindigd, krijgt aanvullende aanspraken op pensioen krachtens dit pensioenreglement, mits: a. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken – via de onderneming – bij de stichting heeft gedaan; b. het pensioenfonds of de verzekeraar van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken (in de vorm van een uitkering-ineens) aan de stichting heeft overdragen; c. aan de eisen genoemd in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving wordt voldaan.

2.

De bij de stichting inkomende overdrachtswaarde zal bij de stichting worden aangewend voor verwerving van pensioenaanspraken in de verhouding 100:70 over het ouderdoms- respectievelijk partnerpensioen.

Waardeoverdracht door de stichting aan het pensioenfonds of verzekeraar van een volgende werkgever (uitgaande waardeoverdracht) 3.

De in artikel 12 bedoelde premievrije aanspraken op pensioenen worden op verzoek van de gewezen deelnemer en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving, vervangen door een uitkering-ineens, mits dit bedrag besteed wordt voor de verwerving van pensioenaanspraken bij het pensioenfonds of de verzekeraar van de nieuwe werkgever, die onder toezicht valt van De Nederlandsche Bank N.V. De premievrije aanspraken jegens de stichting komen in dat geval geheel te vervallen.

4.

De in het eerste en derde lid genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de richtlijnen van het „Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling‟ en de „Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling‟.


Pagina 18 van 32

Artikel 22 Uitbetaling pensioenen en afkoop kleine pensioenen 1.

De pensioenen worden uitbetaald in maandelijkse termijnen op een door de pensioengerechtigde aangewezen bankrekening bij een in Nederland gevestigde instelling. De pensioengerechtigde kan een bankrekening aanwijzen in één van de lidstaten van de Europese Unie. In geval van aanwijzing van een niet in Nederland gevestigde bankrekening – als bedoeld in de vorige volzin – is de stichting bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen. Dit kan geschieden door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenen.

2.

Iedere pensioengerechtigde die in het buitenland woont is verplicht, zo dikwijls als het bestuur dat verlangt, doch ten hoogste éénmaal per jaar, een “bewijs van in leven zijn” over te leggen.

3.

Op de pensioenen en de overige uitkeringen zullen in mindering worden gebracht de over deze bedragen verschuldigde belastingen en andere verplichte heffingen.

4.

Afkoop van de pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement is niet mogelijk, behoudens de in dit pensioenreglement geregelde gevallen.

5.

De stichting heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 12, de aanspraak op ouderdomspensioen af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. Ligt de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen binnen de genoemde termijn van twee jaar, dan heeft de stichting het recht het ouderdomspensioen bij ingang af te kopen. Een bijbehorende aanspraak op partner- en wezenpensioen wordt eveneens afgekocht.

6.

Indien de stichting gebruik wenst te maken van het in lid 5 bedoelde recht, informeert de stichting de gewezen deelnemer over haar besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. De stichting heeft het recht partner- of het wezenpensioen dat niet conform het bepaalde in lid 5 is afgekocht, op de ingangsdatum af te kopen, mits het partnerpensioen of het wezenpensioen op die datum minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet.

7.

8.

De stichting heeft het recht het bijzonder partnerpensioen af te kopen, mits dat pensioen op de datum van ingang van het bijzonder partnerpensioen minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet.

9.

Indien de stichting gebruik wenst te maken van het in de leden 7 en 8 bedoelde recht, informeert de stichting de pensioen- of aanspraakgerechtigde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de ingangsdatum respectievelijk datum van scheiding en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. Het in de leden 5 en 6 bepaalde is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer binnen twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap een procedure tot waardeoverdracht is gestart.

10.

De hoogte van de afkoopwaarde wordt door de stichting vastgesteld op basis van de afkoopvoet die is opgenomen in een bijlage (besluit E) bij dit pensioenreglement.

Artikel 23 Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht 1.

Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij: a. b. c.

verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25 lid 5 van de Invorderingswet 1990; vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 10 lid 7; verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;


Pagina 19 van 32

d.

e.

in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt; of in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt.

2.

Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

3.

Elk beding strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden is nietig.

Artikel 24 Herverzekering 1.

Het bestuur is bevoegd de krachtens dit pensioenreglement te verzekeren pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk over te dragen aan of te herverzekeren bij één of meer verzekeraars die in het bezit zijn van de vereiste vergunning als bedoeld in artikel 2:27 van de Wet op het financieel toezicht.

2.

In de krachtens het vorige lid af te sluiten verzekeringsovereenkomst(en) zal de stichting als verzekeringnemer en begunstigde optreden. De voorwaarden van verzekering zullen ten kantore van de stichting voor iedere deelnemer ter inzage liggen.

Artikel 25 Wijziging van het pensioenreglement 1.

Dit pensioenreglement kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van de uitvoeringsovereenkomst worden gewijzigd door het bestuur. Deze wijzigingen kunnen, behoudens het bepaalde in de volgende leden, niet van invloed zijn op de pensioenen, die op het tijdstip van wijziging worden genoten.

2.

In geval van verhoging van de pensioenaanspraken uit enig wettelijke pensioenregeling of verplicht gestelde bedrijfspensioenregeling, is het bestuur bevoegd, mits in overleg met de raad van bestuur, en voor zover de wet dit toelaat, de krachtens dit pensioenreglement verkregen pensioenaanspraken van hen, wier verplichting tot premiebetaling reeds is geëindigd, ook zonder wijziging van dit pensioenreglement te verlagen.

3.

In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, kan de stichting de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereiste vermogen zoals gedefinieerd in respectievelijk artikel 126 en artikel 131 van de Pensioenwet, niet meer volledig door waarden worden gedekt; en b. de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de onderneming onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet.

4.

De stichting informeert de (gewezen) deelnemers, pensioenen aanspraakgerechtigden en de onderneming schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.

5.

De vermindering als bedoeld in het vierde lid kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioenen aanspraakgerechtigden en de onderneming hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.


Pagina 20 van 32

Artikel 26 Bijzondere bepalingen 1.

Het bestuur is bevoegd, na overleg met de actuaris, ten gunste van een bepaalde deelnemer of groep van deelnemers van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken, met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde, alsmede de toepasselijke fiscale weten regelgeving.

2.

De onderneming heeft het recht om mede namens het bestuur de pensioenovereenkomst en de uit deze overeenkomst voorvloeiende pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan of voor het van kracht worden van een wijziging daarin ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. De onderneming heeft het recht om mede namens het bestuur zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling met terugwerkende kracht in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.

3.

Het bestuur heeft de bevoegdheid dit reglement, indien noodzakelijk met terugwerkende kracht, in overeenstemming te brengen met de voorwaarden die De Nederlandsche Bank N.V. of de Autoriteit Financiële Markten aan dit reglement stellen.

Artikel 27 Klachten- en geschillenprocedure 1.

In een geval van een klacht, kan een pensioen- of aanspraakgerechtigde zich schriftelijk tot de manager pensioenfonds van de stichting wenden. De klacht is ontvankelijk indien de klacht is ingediend binnen zes weken nadat het feit waarop de klacht is gericht zich heeft voorgedaan.

2.

Indien een geschil is gerezen in een contact tussen de administratie en een pensioen- of aanspraakgerechtigde, is de administratie gehouden haar standpunt op verzoek van de pensioen- of aanspraakgerechtigde gemotiveerd op schrift te stellen binnen zes weken nadat haar een zodanig schriftelijk verzoek heeft bereikt.

3.

De klachten- en geschillenprocedure is vastgelegd in een reglement „KLACHTEN- EN GESCHILLENPROCEDURE‟. Een belanghebbende kan een exemplaar van dit reglement bij de stichting opvragen.

Artikel 28 Omzettingsbepalingen 1.

De tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken ouderdomspensioen zijn voor (gewezen) deelnemers per 1 januari 2015 omgezet van een pensioenaanspraak ouderdomspensioen dat in gaat op de leeftijd van 65 jaar naar een pensioenaanspraak ouderdomspensioen dat in gaat op de leeftijd van 67 jaar. Door de omzetting is de hoogte van de pensioenaanspraken ouderdomspensioen herrekend met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel.

2.

De omzetting van de pensioenaanspraken ouderdomspensioen naar de leeftijd 67 jaar laat onverlet de mogelijkheid van vervroeging van de pensioendatum overeenkomstig artikel 13 van dit reglement.

3.

De pensioenaanspraken (bijzonder) partnerpensioen zijn niet omgezet. De hogte van het (bijzonder) partnerpensioen blijft ongewijzigd. De opgebouwde pensioenaanspraken (bijzonder) partnerpensioen bedragen hierdoor geen 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen meer.

4.

De pensioenaanspraken vroegpensioen ingevolge het reglement Vroegpensioen, zoals dat luidde op 31 december 2005, zijn per 1 januari 2015 omgezet naar pensioenaanspraken ouderdomspensioen met de leeftijd 67 jaar, voor zover de pensioenaanspraken vroegpensioen niet reeds vóór deze datum zijn omgezet in pensioenaanspraken ouderdomspensioen.

5.

De omzetting als bedoeld in dit artikel heeft sexeneutraal plaatsgevonden op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en met inachtneming van door het bestuur, gehoorde de actuaris, per 31 december 2014 vastgestelde grondslagen, rekenregels en factoren.


Pagina 21 van 32

Artikel 29 Overgangsbepalingen 1.

De pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden die voor de invoering van dit reglement zijn ingegaan blijven bepaald volgens het reglement dat geldt op het moment waarop de pensioenuitkering werden vastgelegd.

2.

Ten aanzien van de deelnemer die op 31 december 2014 recht had op (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid conform het op die datum van toepassing zijnde pensioenreglement van de stichting en wiens dienstverband met de onderneming beëindigd is, blijft de (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid plaatsvinden op basis van voornoemd pensioenreglement met dienverstande dat het opbouwpercentage wordt verlaagd overeenkomstig de volgende leden. Voor zover de pensioenverwerving wordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid, kan betrokkene geen rechten ontlenen aan dit pensioenreglement.

3.

Voor de deelnemer die recht heeft op (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid en wiens dienstverband met de onderneming tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2015 is beëindigd, wordt de jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen voortgezet met een opbouwpercentage van 1,657% gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar.

4.

Voor de deelnemer die recht heeft op (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid en wiens dienstverband met de onderneming tussen 1 januari 2000 en 1 januari 2006 is beëindigd, wordt de jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen voortgezet met een opbouwpercentage van 1,62% gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar.

5.

Voor de deelnemer die recht heeft op (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid en wiens dienstverband met de onderneming vóór 1 januari 2000 is beëindigd, wordt de jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen voortgezet met een opbouwpercentage van 1,49% gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar.

6.

De voorwaardelijke overgangsregeling extra pensioeninkoop (ook wel VPL-regeling genoemd) is per 1 januari 2015 afgeschaft. Deelnemers die op 31 december 2014 in dienst waren van de onderneming en aanspraak konden maken op deze regeling hebben recht op een gedeeltelijke toezegging van deze voorwaardelijke aanspraken volgens onderstaande leeftijdstaffel:

Geboortejaren

Percentage toezegging

1950

66,50%

1951

60,90%

1952

55,30%

1953

49,70%

1954

44,10%

1955

38,50%

1956 en jonger

32,90%

De gedeeltelijke toezegging is onvoorwaardelijk en de aanspraken die hieruit voortvloeien worden toegevoegd aan de opgebouwde aanspraken ouderdoms- en partnerpensioen.


Pagina 22 van 32

Artikel 30 Fiscaal slotartikel. 1.

In deze pensioenregeling kunnen niet méér pensioenaanpraken worden opgebouwd dan binnen het wettelijk kader van de Wet op de loonbelasting 1964 mogelijk is.

2.

Indien komt vast te staan dat de pensioenregeling niet voldoet aan het bepaalde in de Wet op de loonbelasting 1964 zal de regeling onverwijld en met terugwerkende kracht worden aangepast naar een krachtens deze wet aanvaardbaar niveau.

Artikel 31 Inwerkingtreding Dit pensioenreglement wordt aangehaald als “Pensioenreglement 2015” en treedt in werking op 1 januari 2015.


Pagina 23 van 32

Bestuursbesluit A: Franchise De franchise als bedoeld in artikel 5 lid 2 van dit Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) bedraagt na toepassing van artikel 5 lid 3 van dit Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) op 1 januari 2015 € 14.732 per jaar. Bestuursbesluit B: Anw-hiaatpensioen Het Anw-hiaatpensioen als bedoeld in artikel 9 lid 5 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) bedraagt, na toepassing van artikel 9 lid 5a van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015), op 1 januari 2015 maximaal € 1.107,57 per maand en is geldig tot 1 januari 2016. De verschuldigde premie, eigen bijdrage als bedoeld in artikel 9 lid 8 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015), bedraagt met ingang van 1 januari 2015 € 18,70 per maand (in beginsel tot 1 januari 2016).


Pagina 24 van 32

Bestuursbesluit C: Vervroeging van de pensioendatum en de uitruil van ouderdomspensioen voor een tijdelijk ouderdomspensioen Artikel 1 De in artikel 13 lid 6 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) bedoelde factoren voor vervroeging van de pensioendatum als bedoeld in artikel 13 lid 1 luiden als volgt: VERVROEGINGSFACTOREN

voor vervroeging ouderdomspensioen Ingangsleeftijd

Vermenigvuldigingsfactor

60 61 62 63 64 65 66

0,684 0,719 0,758 0,799 0,844 0,892 0,944

Op de pensioendatum worden de aanspraken op vervroegd ouderdomspensioen bepaald door vermenigvuldiging van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen met de in tweede kolom opgenomen factoren. Artikel 2 De in artikel 13 lid 6 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) bedoelde factoren voor uitruil als bedoeld in artikel 13 lid 2, luiden als volgt:

UITRUILFACTOREN uitruil van ouderdomspensioen voor tijdelijk ouderdomspensioen (AOWoverbrugging) AOW-leeftijd Aanvangs leeftijd

65 en 3mnd

65 en 5mnd

65 en 7mnd

65 en 9mnd

66

66 en 3mnd

66 en 6mnd

66 en 9mnd

67

60

242,40

249,75

257,15

264,45

275,45

286,35

297,20

308,00

318,80

61

203,25

210,95

218,55

226,25

237,70

249,10

260,40

271,70

282,95

62

161,35

169,35

177,35

185,35

197,30

209,20

221,00

232,80

244,55

63

116,45

124,75

133,15

141,45

153,90

166,30

178,70

191,05

203,30

64

68,15

76,85

85,55

94,25

107,30

120,20

133,15

146,05

158,90

65

16,00

25,15

34,25

43,30

56,90

70,50

84,00

97,45

110,90

2,40

16,60

30,75

44,90

59,00

66 67

2,45

Toelichting bij uitruil van het ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen: De tabel geeft aan hoeveel Euro levenslang ouderdomspensioen (LOP) ingeleverd moet worden voor aankoop van € 1.000 tijdelijk ouderdomspensioen (TOP). In de eerste kolom is aangegeven wat de aanvangsleeftijd is voor het TOP; het aanvangsmoment is de eerste van de maand waarin de deelnemer de genoemde leeftijd bereikt. In de bovenste rij is aangegeven wat de eindleeftijd is voor het TOP; het eindmoment is de laatste dag van de maand waarin de deelnemer genoemde leeftijd bereikt. Pensioenreglement 2015 van Pensioenfonds TenCate (versie 1 januari 2015)

Pagina 25 van 32

De factoren hebben alleen betrekking op LOP. Het opgebouwde partnerpensioen blijft ongewijzigd. De factoren zijn van toepassing nadat het ouderdomspensioen is verminderd met de toepasselijke vervroegingsfactoren, zie hiertoe artikel 1. Artikel 3 De in dit bestuursbesluit opgenomen factoren worden, met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde, voor een periode van vijf jaar bij bestuursbesluit vastgesteld op basis van het deelnemersbestand en de actuariële uitgangspunten van de stichting. Het onderhavige bestuursbesluit is in werking getreden op 1 januari 2015 en is geldig tot 1 januari 2016. Artikel 4 Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële uitgangspunten van de stichting daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd dit bestuursbesluit tussentijds te wijzigen. Bij tussentijdse wijziging vangt de periode van vijf jaar aan op de datum waarop het herziene bestuursbesluit van kracht wordt.


Pagina 26 van 32

Bestuursbesluit D: Keuzemogelijkheid om ouderdomspensioen voor partnerpensioen uit te ruilen dan wel om partnerpensioen voor ouderdomspensioen uit te ruilen Artikel 1 De in artikel 14 lid 2 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) bedoelde factoren luiden als volgt: KEUZEMOGELIJKHEID VERHOUDING TUSSEN OUDERDOMSPENSIOEN EN PARTNERPENSIOEN

Leeftijd

A

B

C

60

100 94 113 100 100 94 114 100 100 94 115 100 100 94 115 100 100 93 116 100 100 93 117 100 100 93 117 100 100 93 118 100

100 94 113 76 100 94 114 76 100 94 115 76 100 94 115 76 100 93 116 75 100 93 117 75 100 93 117 75 100 93 118 75

70 94 0 76 70 94 0 76 70 94 0 76 70 94 0 76 70 93 0 75 70 93 0 75 70 93 0 75 70 93 0 75

61

62

63

64

65

66

67

Daarbij is: A. het percentage van het oorspronkelijke ouderdomspensioen en toeslagenpensioen, dat de gepensioneerde ontvangt zolang zowel gepensioneerde als de partner in leven zijn. B. het percentage van het oorspronkelijke ouderdomspensioen en toeslagenpensioen dat de gepensioneerde ontvangt na het overlijden van de partner zolang de gepensioneerde in leven is. C. het percentage van het oorspronkelijke ouderdomspensioen en toeslagenpensioen, dat de partner ontvangt na het overlijden van de gepensioneerde en zolang de partner in leven is. Bij tussenliggende leeftijden worden de percentages lineair geïnterpoleerd. Pensioenreglement 2015 van Pensioenfonds TenCate (versie 1 januari 2015)

Pagina 27 van 32

Artikel 2 Indien de aanspraak op partnerpensioen van de (gewezen) deelnemer verminderd wordt met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, inclusief de daarover toegekende verhogingen uit hoofde van artikel 20 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015), kan alleen deze verminderde aanspraak op partnerpensioen worden ingeruild voor een evenredige verhoging van het ouderdomspensioen. De factoren worden daartoe naar evenredigheid toegepast. Artikel 3 De in dit bestuursbesluit opgenomen factoren worden, met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde, voor een periode van vijf jaar vastgesteld op basis van het deelnemersbestand en de actuariële uitgangspunten van de stichting. Het onderhavige bestuursbesluit is in werking getreden op 1 januari 2015 en is geldig tot 1 januari 2016. Artikel 4 Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële uitgangspunten van de stichting daartoe aanleiding geeft/geven, is het bestuur bevoegd dit bestuursbesluit tussentijds te wijzigen. Bij tussentijdse wijziging vangt de periode van vijf jaar aan op de datum waarop het herziene bestuursbesluit van kracht wordt.


Pagina 28 van 32

Bestuursbesluit E: Uitkering-ineens Artikel 1 De in artikel 22 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) bedoelde factoren voor het berekenen van de uitkering-ineens, luiden als volgt:

AFKOOPFACTOREN

Leeftijd

Ingegaan OP

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35

Medeverzekerd LPP

1,224 1,273 1,325 1,379 1,435 1,495 1,558 1,625 1,697 1,772 1,850 1,932 2,017 2,104 2,195 2,289


Ingegaan LPP

35,459 35,325 35,184 35,037 34,883 34,722 34,555 34,379 34,196 34,005 33,806 33,597 33,381 33,154 32,919 32,674

WZP 18,924 18,210 17,478 16,729 15,961 15,175 14,370 13,547 12,707 11,850 10,976 10,087 9,183 8,266 7,337 6,396 5,446 4,486 8,797 7,859 6,906 5,940 4,965 3,981 2,991 1,996 0,999

Pagina 29 van 32

AFKOOPFACTOREN

Leeftijd

Ingegaan OP

36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71

24,248 23,702 23,141 22,567 21,981 21,382 20,772 20,152 19,523 18,887 18,245 17,599 16,950

Medeverzekerd LPP 2,385 2,485 2,588 2,694 2,802 2,914 3,028 3,144 3,262 3,381 3,503 3,627 3,750 3,875 4,001 4,127 4,252 4,376 4,499 4,619 4,735 4,847 4,953 5,054 5,148 5,233 5,309 5,374 5,425 5,462 5,483 5,486

72 73 74 75 76 77 Pensioenreglement 2015 van Pensioenfonds TenCate (versie 1 januari 2015)

Ingegaan LPP

WZP

32,418 32,153 31,877 31,590 31,291 30,981 30,660 30,326 29,979 29,621 29,250 28,867 28,471 28,060 27,635 27,196 26,743 26,278 25,796 25,301 24,790 24,266 23,728 23,176 22,610 22,032 21,443 20,839 20,221 19,595 18,958 18,311 17,655 16,995 16,328 15,655 14,980 14,301 13,622 12,943 12,270 11,600 Pagina 30 van 32

AFKOOPFACTOREN

Leeftijd

Ingegaan OP

Medeverzekerd LPP

78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99

Ingegaan LPP

WZP

10,941 10,292 9,654 9,035 8,436 7,858 7,301 6,766 6,256 5,776 5,327 4,901 4,507 4,143 3,805 3,495 3,212 2,956 2,725 2,517 2,332 2,169

Waarbij, OP = ouderdomspensioen LPP = levenslang partnerpensioen WZP = wezenpensioen De uitkering ineens wordt bepaald door de bij de leeftijd in kalenderjaren behorende factor te vermenigvuldigen met de desbetreffende pensioenaanspraak. Artikel 2 De in dit bestuursbesluit opgenomen factoren worden, met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde, voor een periode van één jaar bij bestuursbesluit vastgesteld op basis van het deelnemersbestand en de actuariële uitgangspunten van de stichting. Het onderhavige bestuursbesluit is in werking getreden op 1 januari 2015 en is geldig tot 1 januari 2016.


Pagina 31 van 32

Bestuursbesluit F: Pensioengevende toeslagen In aanvulling op artikel 4 lid 2 van het pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2015) geldt het volgende: Vaste maandelijkse toeslagen Ploegentoeslag (inclusief afbouw-, vervanging- en extra ploegentoeslag); Persoonlijke toeslag; Reorganisatietoeslag; Functietoeslag; De eventueel op deelnemers in het kader van extraterritoriale kosten van toepassing zijnde 30% regeling, mits dit ten aanzien van de betreffende deelnemer door Ten Cate Nederland bv of één van de aangewezen deelnemingen schriftelijk is bevestigd.


Pagina 32 van 32

PENSIOENREGLEMENT van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate 2015 (versie 1 januari 2015)

Recommend Documents