1 Pedagogische fiche / Het water van de kanalen Pedagogische gids (voor leerkrachten) Doelstellingen van de les: Weten hoe een kanaal wordt bevoorraad...
Doelstellingen van de les: • Weten hoe een kanaal wordt bevoorraad met water en hoe dat water er circuleert. • Introductie van het begrip waterbeheer. • De belangrijkste elementen van het ecosysteem ‘kanaal’ kennen en begrijpen hoe dit ecosysteem werkt. Fases: • Het traject van het water kennen en begrijpen, van de bevoorradingsbronnen tot aan het kanaal. • Begrijpen hoe het water in een kanaal circuleert. • Begrijpen dat het waterpeil van het kanaal door verschillende factoren wordt beïnvloed. • Nadenken over waterbeheer met betrekking tot kanalen en waterbeheer in het algemeen. • Ontdekken dat kanalen een eigen ecosysteem hebben en de verschillende elementen ervan opsommen. • De specifieke kenmerken van dit ecosysteem ontdekken. Enkele tips : De les kan aanvangen met een wandeling langs een kanaal en enkele uitgebreide waarnemingen: welke dier- en plantensoorten zijn er te vinden? In de klas foto’s zoeken van gevonden soorten en deze klasseren (volgens hun leefomgeving, grootte, voeding, …) De les kan ook beginnen met een bezoek aan een sluis om de leerlingen te doen inzien dat onder andere kunstwerken water verbruiken. De klas kan ook een herbarium aanleggen met de verzamelde soorten. Voor een meer algemene voorstelling kan de klas werken aan een model over het kanaalecosysteem. Op dezelfde manier kunnen de leerlingen een groot model maken van het watertraject vanaf de bevoorradingsbron(nen) tot aan het kanaal. Inhoud van de pedagogische fiche: Elke fiche bevat: • De pedagogische gids voor de leerkracht : deze gids bevat de voornaamste thema’s en fasen van de les. • Het Doe-boekje : dit bevat activiteiten die de leerlingen kunnen doen en/of vragen die samen met hen in de klas kunnen worden opgelost, bij wijze van syntheseoefening. • Het Kanalenwoordenboek: dit is een klein lexicon met de belangrijkste woorden die de leerlingen moeten leren.
Het water van de kanalen Het Doe-boekje Hieronder vind je enkele leuke spelletjes waarmee je je kennis over kunstwerken kan testen! Het lexicon kan je helpen bij het beantwoorden van bepaalde vragen: maak er zo veel gebruik van als je wil! Zoek 4 middelen die gebruikt worden om de kanalen met water te bevoorraden. Zoek een foto voor elk van hen en schrijf hun naam erbij. Leg vervolgens kort uit hoe het water tot in het kanaal geraakt.
In het volgende schema is het waterpeil van het kanaal niet hetzelfde over het gehele traject, omdat bepaalde elementen het waterpeil doen dalen. Zoek de verantwoordelijken en schrijf hun naam op.
Leg je antwoord kort uit. ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................
Let op voor indringers! Welke van de onderstaande waterdieren leven niet in kanalen?
De karper
De krab
De snoek
De tong
De paling
De forel
rivierbaars
De haring
De brasem
De meerval
Hieronder zie je een tekening van een kanaal en zijn omgeving.
Duid de speciale plaatsen aan waar ‘kanaaldieren’ wonen (bijvoorbeeld: een vogel leeft in de bomen). ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ Zoek daarna voor elke leefomgeving de naam van een dier dat in de nabije omgeving van kanalen leeft. ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................ Nadien kan je zijn foto zoeken, deze opplakken en de naam van het dier erbij schrijven!
Dit is een foto van het kanaal en zijn omgeving.
Bekijk de foto aandachtig: je ziet hier enkele tips die je zullen helpen om de foto te vinden van de voornaamste gewassen die langs de oevers van kanalen groeien. Plak deze foto’s en schrijf er vervolgens de namen van deze gewassen bij.
Op de onderstaande foto’s zie je de fauna en flora die je terugvindt in de omgeving van kanalen. Geef de naam van de dier- of plantensoort die wordt afgebeeld. Tracht daarna uit te vissen wie wie eet en wie wat eet (je kan in groep samenwerken of met je leerkracht!). Wanneer je de antwoorden gevonden hebt, verbind je de foto’s met pijlen.
Hier volgt een lijstje met diersoorten. Klasseer ze in de tabel hieronder. Kreeft - mug - mossel – uil - snoek – veldslang - waterjuffer – waterhoen – bloedzuiger paling – rivierbaars Ongewervelde dieren Schaaldieren Weekdieren
Het water van de kanalen Het Kanalenwoordenboek Meester Gary heeft een klein lexicon voor je gemaakt. Dit zal je helpen om nieuwe woorden te begrijpen. Het bevat ook talrijke informatie waarmee je je Doe-boekje kan invullen! Maak er zoveel gebruik van als je wil! Kikvorsachtige: dier in de klasse van de amfibieën (bijvoorbeeld: een pad). Biotoop: geheel van eigenschappen van een bepaald milieu met een bijzondere fauna en flora. Schaaldier: klasse van dieren die over het algemeen in het water leven, twee paar voelsprieten hebben en die ademen via hun kieuwen. Dijk: constructie uit aarde die het water moet tegenhouden. Ecosysteem: een geheel dat gevormd wordt door dieren en gewassen die in een specifieke omgeving leven en de eigenschappen van die omgeving. Fauna: geheel van diersoorten. Flora: geheel van plantensoorten. Ongewerveld dier: dieren zonder wervels of skelet. Zoogdier: klasse van gewervelde dieren die ademen door hun longen en waarvan de vrouwtjes de kleintjes zogen (melk geven). Weekdier: ongewerveld dier met een week lichaam. Pompen: handeling waarbij een vloeistof met een pomp wordt opgezogen. Reptiel: dier dat kruipt. Putten: een gedeelte van een vloeistof uit diezelfde vloeistof nemen. Roofdier: dier dat zich voedt met levende dieren. Gewerveld dier: dier voorzien van wervels, een skelet.