Pedagogisch Werkplan Piepkuikens
Inhoud Pedagogisch Werkplan Piepkuikens ................................................................................................................... 1 1 Intake en gewenning .......................................................................................................................................... 3 1.1 De intake ....................................................................................................................................................... 3 1.2 Gewenning .................................................................................................................................................... 3 1.3 De eerste dag ................................................................................................................................................. 4 1.4 Overvliegen ................................................................................................................................................... 4 2 Pedagogisch werkplan Piepkuikens (babygroep) ............................................................................................ 5 2.1 Dagprogramma .............................................................................................................................................. 5 2.2 Inrichting van de ruimte ................................................................................................................................ 5 3. Activiteiten ......................................................................................................................................................... 7 3.1 gerichte activiteiten ....................................................................................................................................... 7 3.2 Sociale ontwikkeling ..................................................................................................................................... 7 3.3 Cognitieve ontwikkeling ............................................................................................................................... 7 3.4 Emotionele ontwikkeling .............................................................................................................................. 8 3.5 Motorische ontwikkeling............................................................................................................................... 8 3.6 Spraak- en taalontwikkeling .......................................................................................................................... 8 3.7 Voorlezen op de piepkuikens: ....................................................................................................................... 8 3.8 Buiten spelen ................................................................................................................................................. 8 3.9 Open deuren .................................................................................................................................................. 9 4 Verzorging ........................................................................................................................................................ 10 4.1 Slapen .......................................................................................................................................................... 10 4.2 Eten en drinken ........................................................................................................................................... 10 4.3 Verschonen.................................................................................................................................................. 11 4.4 Hygiëne ....................................................................................................................................................... 11 5 Opvoeding ......................................................................................................................................................... 12 5.1 Straffen en belonen ..................................................................................................................................... 12 5.2 Zelfstandigheid/zelfredzaamheid ................................................................................................................ 12 5.3 Opruimen .................................................................................................................................................... 12 5.4 Afscheid nemen ........................................................................................................................................... 12 6 Andere activiteiten ........................................................................................................................................... 13 6.1 Feest en verjaardag ...................................................................................................................................... 13
1 Intake en gewenning 1.1 De intake Na het inschrijven van een kind worden de ouders uitgenodigd voor een intakegesprek. Daarbij zullen de gewoontes en eventuele bijzonderheden van een kind besproken worden In dit gesprek zal de leidinggevende informatie geven over het dagverblijf en de ouder wordt gevraagd informatie te geven over het kind. De ouders ontvangen een informatieboekje, met daarin veel informatie over wat van belang is voor ouders; zoals wat te doen als kindje ziek is, wat moet er de eerste dag mee e.d. Ook zullen de ouders papieren ontvangen waarop de persoonlijke gegevens van het kind ingevuld dienen te worden, bijvoorbeeld op een calamiteitenformulier. Dit formulier is voor ons en voor GGD van belang in noodsituaties. Het is belangrijk om dit op de eerste wendag mee te nemen. Verder wordt er met de ouders een intake formulier ingevuld. Stap voor stap komen dat diverse onderwerpen aan de orde, zoals eet en slaapgewoonten, medische achtergrond e.d. En is er tijdens dit gesprek ruimte voor vragen van de ouders wat betreft de opvang op het kinderdagverblijf of de specifieke behoeften van hun kind. Ouders kunnen hier ook hun opvoedingsideeën kwijt; hoe denken ze over onderwerpen zoals snoepen, straffen e.d. Het dagverblijf kan hiermee rekening houden. Ook is het van belang dat ouders iets vertellen over hoe zij hun kind zien, wat voor karakter, temperament e.d. Dit is namelijk wat een kind maakt zoals hij is. Vooral bij kinderen die op een wat oudere leeftijd naar het dagverblijf komen is dit van belang. Voordat het kind de eerste keer komt wennen, kunnen de pedagogisch medewerkers daar al rekening mee houden, ook kan er daardoor beter geobserveerd worden hoe het kind zich op het dagverblijf gedraagt in vergelijk met thuis. Zo kunnen de pedagogisch medewerkers betere uitspraken doen over hoe het kind het vindt op het dagverblijf en of het kind zich op zijn gemak voelt. Tenslotte kunnen de ouders nog een rondleiding krijgen door het gebouw en worden er “wendagen” afgesproken. 1.2 Gewenning Voordat een kind een vaste plek op het dagverblijf krijgt, gaat er een gewenningsperiode aan vooraf. De periode heeft prioriteit omdat wij, zoals in de doelstelling staat, ernaar streven dat kinderen zich bij ons thuis voelen, veilig voelen in een klimaat waardoor ze optimaal kunnen ontwikkelen. Wennen aan de nieuwe situatie is daarom een must. In het intakegesprek worden afspraken gemaakt om het kind op het dagverblijf te laten wennen. Dit zal geheel in overleg gedaan worden met de ouders. Wij adviseren om een kind 3 dagdelen te laten komen wennen, daarbij hanteren wij meestal een opbouwend schema, beginnende bij een paar uur. Tijdens deze wenmomenten adviseren wij ouders om in ieder geval bereikbaar te zijn. De wenafspraken moeten wel op de groep uitkomen, het mag niet te druk zijn. Wenafspraken worden zoveel mogelijk afgesproken op de dagen dat het kindje ook gaat komen, maar ze worden niet verder dan 2-2 ½ week uit elkaar gepland. Wanneer het niet mogelijk is het kindje te laten wennen op de dag dat het kind gaat komen wordt er zoveel mogelijk gekeken naar dagen waarop de pedagogisch medewerkers werken waarbij het kind op de groep komt. Na de wenmomenten is er tijd om uitgebreid met de leiding te praten over de dag zodat ook de ouders thuis een goed beeld krijgen van hoe het met hun kind op het dagverblijf gaat. De groepsleiding heeft door deze momenten wat extra de tijd om een kind beter te leren kennen zodat de begeleiding van een kind op de groep zo optimaal mogelijk kan gebeuren.
1.3 De eerste dag Ieder kind heeft op het dagverblijf een mandje. Daarin kunnen de spullen van thuis gelegd worden. De mandjes zullen wij ook gebruiken om er brieven en knutselwerkjes in te doen. Het is de bedoeling dat de mandjes elke keer door ouders worden nagekeken. Wij adviseren om voor een dag op het dagverblijf het volgende mee te nemen: reserve kleding sloffen, vooral in de winter zijn sloffen erg belangrijk laarzen voor het buiten spelen speen (indien nodig). Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor deze speen. Vervang de speen regelmatig, controleer af en toe op scheurtjes en koop het liefst een speen met knop of ring (i.v.m. doorslikken) baby voeding (alleen voor de kleintjes) eventueel de favoriete knuffel van het kind Wij zorgen voor het communicatie mapje voor kinderen onder de 1 jaar. Verder willen wij u vragen om namen in de kleding van het kind te zetten. Wij vragen ouders zo min mogelijk de maxi cosi op het dagverblijf te laten staan. Indien dit niet mogelijk is zal de groepsleiding de plaats aanwijzen waar de maxi cosi op een veilige manier op te bergen is. 1.4 Overvliegen Wanneer er een nieuwe baby op KDV Polderpret komt, begint het bij de babygroep, de Piepkuikens. Voor hun tweede jaar gaan ze over naar de Krielkippen. Vanaf de Krielkippen gaan ze voor het derde jaar over naar de Snoeshanen waar ze op hun vierde verjaardag overgaan naar de basisschool en eventueel de buitenschoolse opvang. Het moment van “overvliegen” is afhankelijk van de planning, maar er wordt natuurlijk ook rekening gehouden met de ontwikkeling van het kind. Criteria om “over te vliegen” zijn o.a : Emotionele ontwikkeling (kunnen ze het aan om door te gaan naar de volgende groep), motorische ontwikkeling (kunnen de kinderen al ( bijna) lopen). Waar nodig is er overleg met de pedagogisch medewerkers over de ontwikkeling van het kind en worden er eventueel aanpassingen in de planning aangebracht. Ouders hebben ook de gelegenheid om na ontvangst van het overvliegformulier vragen en opmerkingen bij de leidinggevende neer te leggen. Het overvliegen van kinderen vind plaats binnen 2 weken. Via het overvliegformulier worden ouders op de hoogte gesteld van de overgang naar de andere groep. De pedagogisch medewerker overhandigt dit formulier persoonlijk aan de ouder en legt het formulier daarbij even uit. Het wennen van een kind bestaat uit 3 wen-dagen en één overvliegdag. Dag 1: Wennen van 9:00 tot 11:30 Dag 2: Wennen van 9:00 tot 13:00 Dag 3: wennen van 9:00 tot 15:30 Dag 4: Overvlieg dag: Om 9:30 vieren wij een afscheidsfeestje voor uw kind waarna uw kind naar de volgende groep wordt gebracht. U hoeft hierbij geen traktatie mee te nemen. Er zit bijna altijd één rust dag tussen de eerste en de tweede wen-dag, behalve als een kind maar één dag in de week komt.
2 Pedagogisch werkplan Piepkuikens (babygroep)
2.1 Dagprogramma 7:30 de kinderen worden gebracht vanaf deze tijd tot 9:00 8:00/8:30 De tweede pedagogisch medewerker begint en maakt alvast de fruithappen. De vroege kinderen worden afgetekend in de witte calamiteitenmap. 9:30 De eerste kinderen gaan aan tafel. Er worden fruithappen gegeten en eventueel wat diksap gedronken .Deze kinderen gaan daarna naar bed. 9:30 De grootste kinderen van de groep gaan aan tafel en krijgen fruitstukjes en diksap. 9:30/10:00 De kinderen die twee keer slapen gaan naar bed. 10:15 Er wordt een activiteit gedaan met de handpop Bennie. 10:30 De kinderen die niet slapen worden verschoond 10:45 Er worden activiteiten gedaan met de kinderen die wakker zijn.Activiteiten worden o.a uit de kaartenbak gehaald met daarin aandacht voor de ontwikkelingsgebieden van de schijf van 5. Ook wordt er door een leidster babymasage gegeven. Één leidster gaat naar buiten terwijl de andere leidster met de flessen begint. 11:30 De kinderen gaan aan tafel om brood en melk te drinken. De jongere kinderen die al wakker zijn geworden gaan ook mee aan tafel. Daarna wordt er een boekje gelezen. 12:30 De kinderen gaan van tafel. De kinderen die 1 keer slapen gaan nu naar bed. De tafel wordt opgeruimd en er wordt een activiteit gedaan met de kinderen die wakker zijn. Dit zijn in ieder geval babymassage en snoezelen in de snoezelhoek. Tevens worden de schriftjes geschreven, mappen bijgewerkt en schoonmaakklussen gedaan. 13:00/13:30 Pedagogisch medewerkers gaan om de beurt pauze houden 14: 00 De kinderen die twee keer slapen krijgen alvast wat drinken en een koekje zodat ze straks meteen naar bed kunnen als de anderen eruit zijn. 14:30/15:00 Wisseling van de kinderen. De ene groep gaat uit bed terwijl de ander naar bed gaat. 15:15 De kinderen worden aangekleed en gaan aan tafel voor diksap en ontbijtkoek.Daarna wordt er een liedje gezongen. 16:00 De kinderen worden allemaal nog een keer verschoond en er is daarna weer ruimte voor een activiteit. 16:30 De kinderen mogen vanaf deze tijd worden opgehaald. Eventueel wordt er nog een activiteit gedaan. Er worden geen kinderen meer in de achterste slaapkamer neergelegd. In principe halen we alle kinderen uit bed als er één leidster alleen op de groep blijft.
De allerkleinste baby’s gaan niet mee in dit dagprogramma en volgen hun eigen ritme qua eten en drinken. Dit wordt in het rode mapje opgeschreven. Vanaf 1 jaar stoppen we met dit mapje en kunnen ouders belangrijke informatie op het whiteboard in de groep vinden.
2.2 Inrichting van de ruimte De indeling bij de Piepkuikens Iedere hoek bij de piepkuikens heeft een ander thema. Bij het aanbod van speelgoed is aandacht besteed aan ontwikkelingsgerichte materialen, hierbij gebruiken wij de schijf van vijf. De schijf van vijf houdt in dat per hoek op verschillende wijzen gespeeld kan worden. Creatief, Constructief, Cognitief, Sociaal en Motorisch. We hebben de auto hoek achter de bank gezet zodat de kinderen zich daar volledig kunnen uitleven met de auto’s en het de kleinere kinderen niet beperkt. De autohoek is een goede ontwikkeling voor de
grove maar ook fijne motoriek. Dit kan een eenmans activiteit zijn maar kan ook een sociale activiteit, hierbij kun je denken aan een auto heen en weer rijden. De kasten in het midden vormen ook een hoek zodat de kinderen daar rustig kunnen spelen. Op deze manier worden ze niet afgeleid door de kinderen die aan het rennen of lopen zijn. In deze hoek is de materiaal keuze gericht op de ontwikkeling. Je kunt hierbij denken aan ballen, blokken en ringen. Met deze materiaal keuze kan de gehele schijf van vijf toegepast worden. Van samen spel tot een toren bouwen. Achterin hebben we een hoek met de hangwiegen dit is afgesloten zodat daar de allerkleinste lekker kunnen rusten en wiegen zonder dat er grotere kinderen bij kunnen. Tegen de verwarming hebben we een matras met boekjes daar kunnen ze lekker warm en zacht zelf boekjes lezen, een fijn rustmoment voor de kinderen. Deze hoek kan ook gebruikt worden om lekker te stoeien tussen de kussens, vaak is hierbij wel uitdaging nodig van een leidster. Ook wordt deze hoe gebruikt voor het spel Johnas in de wallenvis. De grote box hebben we voor de grote spiegel geplaats omdat de kinderen als ze erin zitten, ze daar naar zichzelf kunnen kijken en ontdekken. Het is ook lekker voor als baby’s gaan draaien dat ze de ruimte hebben en kunnen ontwikkelen met de mogelijkheden die ze hebben. Ook is het fijn om de grote box te gebruiken om de baby’s op hun buik te trainen, de box is laag en zo kunnen we ze goed in de gaten houden. De grote box word ook gebruikt door de grotere kinderen, zij vinden het erg leuk om in de box te spelen (even een veilige plek) en om via het klimkussen in en uit de box te klimmen. Als het klimkussen niet aan de grote box vast ligt (deze box is dan dicht) is deze te vinden in het midden van het lokaal. Op het klimkussen kunnen ze zich uitleven zonder dat er iemand last van heeft. Hier kunnen ze hun grove motoriek goed ontwikkelen door er via het trappetje op te klimmen en aan de andere kant weer afglijden of rollen. Ook hier kunnen de kinderen zich ontwikkelen met de mogelijkheden die ze hebben. De mat bij de bank is er gelegd zodat er met verschillende materialen op gespeeld kan worden zoals duplo, muziek instrumenten enz. Ook is deze mat erg fijn voor de kleine kinderen, die kunnen op de deze mat spelen onder een babygym of in een schommeltje. Zo zijn ze betrokken bij de rest van de kinderen en de leidsters. Ook leren de grotere kinderen zo om te spelen en rekening te houden met de kleinere kinderen. De tafel staat dicht bij de keuken zodat je niet ver hoeft te lopen en nog zicht op de kinderen kan houden. Aan tafel is ook het moment voor Bennie, Bennie is een handpop waarmee we liedjes zingen en spelletjes doen. Dit doen we iedere dag na een willekeurig eetmoment. Het is ook een moment om lekker een boekje te lezen. Even een rust moment. Babymassage hebben we voor de aller kleinste. Dit wordt gegeven in een kleine box op een aankleedkussen. Deze activiteit wordt alleen gegeven als de groep het toelaat. Het is van belang hier een rustig moment voor te zoeken. Bij het aankleden van het lokaal is gedacht aan het kind niveau, dat wil zeggen kind hoogte. Zo is er op de wand een loopstang geplaatst waar kinderen zich aan kunnen optrekken en aan kunnen lopen. Er zijn platen aan de wanden en kasten te vinden waar illustraties op staan. Ook zijn de ze te vinden in de kastjes en op het plafond. We hebben in een kast een aantal bakken staan, waar aanbied speelgoed in zit. Hierbij kun je denken aan blokken, muziek speelgoed, pitten zakken etc.. Deze kunnen verschillend per activiteit aangeboden worden.
3. Activiteiten Tijdens het spel ontwikkelen de kinderen zich ongedwongen. De pedagogisch medewerkers zullen proberen om tijdens het vrij spelen en doormiddel van het gerichte spel de ontwikkelingsgebieden van de kinderen te stimuleren. Hieronder volgt een overzicht van hun pedagogisch handelen. 3.1 gerichte activiteiten Naast vrij spel, wordt aan de kinderen meerdere keren per dag een gerichte activiteit aangeboden. Dit kan bijvoorbeeld zijn, het ontdekken van verf, hoe het voelt en wat het is. Kinderen tot ongeveer een jaar maken bijna geen activiteiten. Kinderen vanaf 1 jaar begint de uitdaging te komen om in activiteiten te gaan ontdekken. Je kunt dan ook denken aan het voelen en ontdekken van bijvoorbeeld sneeuw, gras of zand. Een activiteit kan ook babymassage, liedjes zingen, een boekje lezen, kiekeboe spelletjes en snoezelen zijn. Met de activiteiten heb je meer contact met de baby. Ook met de gerichte activiteiten proberen de pedagogisch medewerkers de motorische, cognitieve, sociale, emotionele en taalontwikkeling te stimuleren. Hierbij wordt ook wel Bennie de handpop gebruikt, genaamd muziek op schoot. Bennie is een handpop die liedjes zingt met de kinderen maar ook kleine opdrachtjes geeft. Er kan gedacht worden aan eendjes laten zwemmen in een bak met water, muziek maken maar ook jonas in de wallenvis. Er wordt ook gebruik gemaakt van de SPIN-methode, waarbij rondom een, steeds wisselend, thema op elke ontwikkelingsgebied een activiteit bedacht wordt. De groepsinrichting is zo ingedeeld, dat voor iedere leeftijd er uitdaging is. Leuke stickers op kasten, een spiegel, snoezelhoek. Ook zijn er klimkussens, een tunnel, matrassen en zachte matten. In de kastjes ligt gevarieerd speelgoed, auto’s en poppen maar ook babyspeelgoed, rammelaars, blokken en ballen. Wij gebruiken zo weinig mogelijk wippers en laten de kinderen, ook de kleinste, zo vrij mogelijk ontwikkelen. Een fruithap o.i.d. wordt gegeven aan de aller kleinste in een hoge wipper, na het eetmoment kan er weer gespeeld worden. 3.2 Sociale ontwikkeling Bij de jonge baby is het spel vooral in contact één op één met de pedagogisch medewerker. De geur en stem zijn vertrouwd voor de baby, ook gezichten leert hij steeds beter herkennen. De pedagogisch medewerker houdt haar gezicht dicht bij het gezicht van de baby en praat met hem. Spelletjes met lichaamscontact vind de baby ook heel leuk. De pedagogisch medewerker pakt bijvoorbeeld de voetjes vast en ‘loopt’ kietelend zachtjes met haar vingers over het lijfje van top tot teen, en weer terug. De oudere baby’s zijn in hun spel nog heel erg op zichzelf gericht. Wel stimuleren de pedagogisch medewerkers om in hun spel ook naast en eventueel met andere kinderen te spelen. 3.3 Cognitieve ontwikkeling Vanaf een half jaar vinden baby’s het ‘kiekeboe ‘ spelletje prachtig en kan er geen genoeg van krijgen. De pedagogisch medewerker houdt een knuffelbeest of haar handen voor haar gezicht, haalt ze weg en roept ‘kiekeboe’. De pedagogisch medewerker let vooral bij dit spelletje op hoe de baby op haar reageert, en herhaalt dezelfde handeling als zij merkt dat de baby enthousiast hierover is. Zo leert de baby dat de pedagogisch medewerker reageert op zijn gedrag en dat het dus gevolgen heeft. Hoewel de baby nog niet kan na-apen, is de baby wel gefascineerd door na-aapspelletjes. Het heeft veel plezier als de pedagogisch medewerker zijn geluidjes nabootst of ziet oplettend toe hoe de pedagogisch medewerker bijvoorbeeld het hand op het hoofd legt als hij dat ook doet. De pedagogisch medewerkers laten baby’s ook ontdekken wat je met speelgoed allemaal kunt doen, zoals rollen met een bal. Tevens kunnen er verschillende materialen worden aangeboden waardoor de baby een verschil leert maken tussen bijvoorbeeld zacht en hard, koud of warm. Ook speelgoed met beweegbare onderdelen zoals wielen, knoppen en schuiven, dat eventueel ook nog geluid maakt, hebben een enorme aantrekkingskracht op baby’s.
3.4 Emotionele ontwikkeling De pedagogisch medewerkers kijken heel bewust naar de baby’s. Vind de baby het fijn om alleen een ‘activiteit’ te ondernemen of juist met meerdere kinderen. Vind de baby het gezellig om erbij te zitten bij alle andere baby’s bijvoorbeeld aan tafel, of juist even één op één aandacht en even snoezelen bij de spiegel in de hoek. En op welke plek binnen de groep voelt de baby zich nou juist het fijnst? Wat is zijn plekje als persoontje binnen de groep waar hij zich prettig bij voelt? Op die manier proberen de pedagogisch medewerkers een vertrouwde en veilige omgeving te creëren voor de baby. 3.5 Motorische ontwikkeling Om de baby’s te stimuleren in hun ontwikkeling bieden wij verschillende spelsituaties aan: De box, de hoek bij de spiegel en een groot speelkleed. Op het speelkleed of in de box stimuleert de pedagogisch medewerker de baby’s in het oefenen van de spieren in het hoofd en de rug om veilig te kunnen omrollen. Door het aanbieden van materialen die verschillen in grootte en vorm stimuleren de pedagogisch medewerkers de baby’s in het pakken en vasthouden. De pedagogisch medewerker kan ook iets doen en de baby dit laten nadoen of andersom. Zoals in de handen klappen, zwaaien, met de ogen knipperen enz. De oudere baby’s stimuleren de pedagogisch medewerkers in het leren kruipen door ze uit te dagen naar ons toe te komen. De pedagogisch medewerker stimuleert de baby’s, wanneer ze daaraan toe zijn om te gaan zitten, staan en lopen Zo proberen we de ontwikkeling te bevorderen. Dit doen wij mede door het aanbieden van stimulerende spelmaterialen zoals, loopkarren en ontwikkelingsbuizen aan de muur waarin ze zich kunnen optrekken. 3.6 Spraak- en taalontwikkeling Wij proberen de spraak- en taalontwikkeling van de baby zoveel mogelijk te stimuleren door handelingen en materialen te benoemen. De pedagogisch medewerker kijkt bijvoorbeeld samen met de baby een plaatjesboek. Ze wijst dingen aan en geeft alles een naam. Hierdoor leert de baby woorden kennen en zal dat later makkelijker nadoen. Ook proberen we zoveel mogelijk met de baby’s te praten bij alles wat we doen om op die manier een reactie van de baby uit te lokken. Ook wordt er op de groep veel gezongen. Tevens proberen wij door babygebaren al vroegtijdig te communiceren met de jonge baby’s.
3.7 Voorlezen op de piepkuikens: Bij de babygroep kiezen we boekjes die niet kapot gaan met grote duidelijke plaatjes. Doordat ze zien hoe iets eruit ziet als je het benoemt, leggen ze het verband tussen het ding en het woord dat er bij hoort . Dit simpele aanwijsspelletje is heel geschikt voor baby’s die nog niet kunnen praten. Baby’s herkennen woorden al maanden voordat ze ze kunnen uitspreken. Bij de jonge kinderen kiezen we voor een kort verhaal zodat het boek/ verhaal in één keer uitgelezen kan worden. Wanneer de kinderen dan nog meer voorgelezen willen worden kan nog een verhaal voor gelezen worden. Bij jonge kinderen is herhaling erg belangrijk en leuk . Ze gaan dan dingen herkennen. We lezen dan ook regelmatig dezelfde boeken voor. De kinderen leren hierdoor het verhaal beter begrijpen en leren voorspellen wat er gaat gebeuren. Verder komt er regelmatig een voorleesoma op de groep die met de piepkuikens samen gaat lezen.
3.9 Buiten spelen Indien mogelijk wordt er elke dag buiten gespeeld. Ook nemen we de kleinste kinderen mee in kinderwagens. De frisse buitenlucht is gezond en het buitenspelen geeft de baby de mogelijkheid om nieuwe dingen te ontdekken en te bewegen. Buiten spelen heeft ook positieve gevolgen voor de sociale, emotionele en zintuiglijke ontwikkeling. De buitenruimte aan de voorkant van het gebouw is speciaal ingericht voor de allerkleinsten. De verschillende jaargetijden en weersomstandigheden roepen verschillende gevoelens op en dagen uit tot ander spel dan binnen. Ook proberen we met de baby’s wanneer dit mogelijk is te gaan wandelen. Het kan wel eens voorkomen dat het weer zich niet leent om buiten te gaan spelen, op die momenten kunnen we gebruik maken van de binnen speelhal. Ook hier kunnen de baby’s vrij bewegen en zich heerlijk uitleven.
Bij het buiten spelen houden we natuurlijk rekening met de weersomstandigheden. Bij vrieskou of sneeuw nemen we alleen de kinderen mee naar buiten die kunnen lopen of zich voort kunnen bewegen in een loopkar. Verder blijven we dan hooguit 10 tot 15 minuten buiten en kleden we de kinderen goed aan met sjaal,wanten en muts wanneer ouders deze meegeven. Bij zonnig en warm weer smeren we de kinderen goed in, wanneer we met water spelen blijven we er altijd bij en zullen we in de schaduw spelen. Op het heetst van de dag blijven we binnen. Kinderen in een loopwagen mogen niet langer dan 10/15 minuten in de loopkar zitten. Verder houden we ons aan een aantal regels op het plein: * zand ruimen we weer op na het spelen * het hekje wordt extra afgesloten * Op het kunstgras liggen de baby’s dus voorzichtig met loopkarren.. 3.10 Open deuren Eén keer per week, steeds op een andere dag, gaan op Polderpret de deuren van de groepen open. De kinderen mogen dan overal kijken en spelen. Dit maakt de drempel lager om later over te vliegen naar de dreumesgroep. Zo kunnen ze de pedagogisch medewerkers, ruimte en kinderen leren kennen. De dreumesen en peuters komen dan ook spelen op de babygroep. Als de babygroep op het moment van ‘open deuren’ te onrustig is of ‘spelen’ er teveel jonge baby’s op de grond dan kunnen de pedagogisch medewerkers er voor kiezen die dag de babygroep gesloten te houden en alleen met een aantal kinderen mee te doen. We streven ernaar om zo vaak mogelijk mee te doen. Regelmatig komen er wel eens broertjes of zusjes van de andere groepen langs, (of de baby gaat zelf op bezoek) om te kijken hoe het is of om even een knuffel te geven.
4 Verzorging 4.1 Slapen De babygroep heeft 2 slaapkamers en een aantal hangwiegen in het lokaal. Elke baby heeft een eigen bedje. Dit beddengoed wordt wekelijks door ons gewassen. De baby’s slapen in stapelbedjes. Elke baby heeft een eigen slaapzak en hoofdlaken dit in verband met de hygiëne. Het dagverblijf zorgt hiervoor en deze worden ook wekelijks gewassen. Wanneer een jonge baby niet in slaap valt op bed dan kan er gebruik worden gemaakt van de hangwieg in het lokaal. Deze hangwieg kan gebruikt worden tot dat de baby zich kan omrollen in verband met de veiligheid. De slaapmomenten op de babygroep kunnen variëren van een aantal keren tot 1 keer slapen op een dag. De baby slaapt naar behoefte of naar het schema van thuis. Het kan wel zijn dat de baby meer prikkels opvangt dan thuis en dus eerder of meer behoefte heeft om te slapen. In zijn eerste maanden slaapt de baby naar behoefte, hoe ouder de baby wordt, hoe regelmatiger het slaapritme. De slaapmomenten gaan uiteindelijk naar 2 slaapjes van ongeveer 10.00 uur tot 11.30 uur en 15.00 uur tot 17.00 uur. Tegen de tijd dat de baby bijna over gaat naar de dreumesgroep zullen de meeste baby’s nog maar 1 maal slapen , namelijk van 12.30 uur tot 15.00 uur. De duur en het aantal slaapjes verschilt natuurlijk per baby. De baby mag zijn eigen knuffel mee naar bed nemen, mits er geen losse onderdelen of touwtjes aan zitten. Andere aandachtspunten die wij hanteren rondom het veilig slapen zijn aandacht voor veilige goedgekeurde bedden maar ook dat we werken volgens een protocol wiegendood en protocol inbakeren. Dit houdt onder andere in dat de voor ons voorgeschreven richtlijnen het niet toe staan om zuigelingen op de buik te laten slapen. Wanneer ouders erop staan dat hun baby op de buik slapen moeten zij middels een formulier hiervoor een verklaring afleggen. De ouders nemen dan zelf de volledige verantwoordelijkheid en vrijwaard kinderdagverblijf polderpret van verdere aansprakelijkheid. We hangen een B (buik slapen) of een F (fixeren) op het bed van het kind dat op zijn buik slaapt of gefixeerd wordt. Verder zorgen wij voor een veilig slaapklimaat, dus niet te warm, veiligheid in bed en houden we voldoende toezicht. 4.2 Eten en drinken Het kinderdagverblijf zorgt voor de nodige broodmaaltijden, fruit, drinken en tussendoortjes. Wanneer een kind afwijkende producten nodig heeft, bijvoorbeeld bij allergie, moeten de ouders deze zelf meenemen. Het is beperkt mogelijk om eten en drinken als ontbijt van thuis mee te nemen en dit op Polderpret te geven. Er is dan vaak één pedagogisch medewerker en zij kan het eetgedrag op dat moment niet in de gaten houden omdat zij de ouders te woord wil staan en het overzicht op de groep moet houden. Tijdens het eetmoment gebruiken we smeerleverworst niet meer als broodbeleg. In leverworst zit namelijk veel vitamine A. Van deze vitamine moet een kind niet te veel binnenkrijgen. Af en toe wat meer is niet erg. Maar als het bijna elke dag gebeurt, gaat het teveel aan vitamine A zich opstapelen in het lichaam. Dat kan schadelijk zijn. Smeerkaas wordt beperkt aangeboden door de hoeveelheid zout wat er in zit. Kinderen vanaf 7 maanden krijgen een broodkorst aangeboden en vanaf 8 maanden gaan ze een boterham mee-eten. Dit gaat altijd wel in overleg met de ouders. Vanaf 6 maanden bieden wij de kinderen ( in overleg met ouders) fruit aan. In eerste instantie een fruithap van vers fruit. Vervolgens geprakt fruit en tenslotte stukjes fruit. We beginnen met het standaardfruit van peer, appel en banaan, maar naarmate de kinderen ouder worden varieren we dit met andere soorten fruit zoals meloen, komkommer enz. Er is ook een mogelijkheid om in plaats van fruit groente te geven. Dit moeten ouders dan wel zelf meenemen. Als tussendoortjes geven wij een volkorenbiscuitje, een kinderkoekje, soepstengel, rijstwafel, eierkoeken, ontbijtkoek, kruidkoek of rozijntjes. Op KDV Polderpret kiezen we bij voorkeur voor halfvolle of andere magere melkproducten. Speciale peutermelk is vanaf 1 jaar niet nodig. Sommige soorten bevatten ook meer calorieën dan halfvolle en magere melk. Verder drinken we thee, diksap, roosvicee of water.
Een baby heeft zijn eigen eet en drinkritme op een dag, maar naarmate het kind ouder wordt zullen we er naar streven om het geleidelijk mee te laten gaan in het ritme van Polderpret. Hierbij houden we natuurlijk rekening met de wensen van ouders en het ritme thuis. De momenten aan tafel zijn belangrijk voor het eetgedrag van kinderen. Gezelligheid en een positieve sfeer kunnen helpen om een kind gezond te laten eten. We willen kinderen leren dat eten leuk is. De eetmomenten op de piepkuikens zijn: 9:00/9:30 Fruit en drinken 11:30 lunch 15:00 eet en drink moment 17:00 soms nog een tussendoortje Fles en borstvoeding Voor de flesvoeding van de baby moeten de ouders zelf zorgen. De flesvoeding wordt per fles met de juiste hoeveelheid water in de koelkast gezet met daarbij een container/bakje met daarin de melkpoeder. Het is verstandig om daarbij een extra bakje melkpoeder te vullen voor onverwachte zaken zoals een fles die per ongeluk om valt. De flesvoeding wordt opgewarmd in de magnetron Bij borstvoeding is het verstandig om naast de flessen borstvoeding ook een hoeveelheid bevroren in het vriesvak te leggen. De borstvoeding wordt opgewarmd in een flessenwarmer. Wanneer een kind zijn fles niet wil drinken zullen wij dit op een later tijdstip nog eens proberen. Hierbij houden we in de gaten dat een fles maar één keer mag worden opgewarmd en na een uur de voeding niet meer goed is. Helaas kunnen we voor 9:00 uur en na 17:00 baby’s geen flesvoeding meer geven. Op dat moment is er een pedagogisch medewerker minder op de groep en is er dus niet de mogelijkheid om een fles te geven en voldoende toezicht te houden. 4.3 Verschonen Bij de jongste baby’s wordt voor iedere voeding even gekeken of ze een schone luier nodig hebben. Tussendoor verschonen we indien nodig. De luiers van oudere baby’s worden in ieder geval vier keer per dag gecontroleerd en indien nodig verschoond. Indien nodig verschonen we ook tussendoor. Dit controleren gebeurt op (ongeveer) de volgende tijden: 10.00 uur, 12.30 uur, 14.30 uur, 16.30uur. Het dagverblijf maakt gebruik van wegwerp luiers welke worden gerecycled, ouders hoeven deze niet zelf mee te geven. 4.4 Hygiëne De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van het belang van een goede hygiëne. De pedagogisch medewerkers wassen hun handen na het verschonen, voor en na het eten, en voor en na het verrichten van medische handelingen. Na de verschoonronde van de kinderen wordt het aankleedkussen schoongemaakt. Dit gebeurd ook nadat er een kind gepoept heeft. Minimaal 2 keer per dag worden er schone handdoeken opgehangen. Iedere baby krijgt een slabbetje om bij het eten. Na het eten wordt altijd het gezicht en de handen van de baby gewassen, met ieder een eigen washand. Tafels en stoelen worden na het eten gereinigd en de vloer aangeveegd. Vieze kleding wordt verschoond. Beddengoed en slaapzakken worden wekelijks gewassen. Speelgoed en boxen worden wekelijks schoongemaakt. Spenen worden wekelijks uitgekookt. Kussens, wippers, hangwiegen worden regelmatig gewassen. De groepsruimte en slaapkamers worden dagelijks minimaal een half uur gelucht. We werken met een schoonmaakschema, waarop wordt bijgehouden wanneer en door wie er moet worden schoongemaakt en deze wordt afgetekend als de taak is aangepakt. Er is een schoonmaakster voor het reinigen van het lokaal (vloeren, kleden, groot materiaal etc.)
5 Opvoeding 5.1 Straffen en belonen Belonen is een goede en effectieve manier om een kind te leren luisteren of dingen die je niet wilt af te leren. Het heeft meer effect dan straffen. Aandacht is een zeer krachtige manier van belonen. Zelfs negatieve aandacht ziet een kind nog als een beloning. Daarom kun je negatieve aandacht het best negeren zolang dat mogelijk is. Ook al komt dit gedrag op de babygroep nog niet vaak voor, de pedagogisch medewerkers proberen hier wel zo vroeg mogelijk mee te beginnen. Indien bepaald gedrag zich vaker voordoet (bijten, slaan o.i.d. ) halen we het kind zo nodig uit de situatie en bieden het een andere activiteit aan. Dit kan bijvoorbeeld een activiteit aan tafel zijn of in de grote box. Zo vormt het even geen “bedreiging”voor zichzelf en de andere kinderen. 5.2 Zelfstandigheid/zelfredzaamheid De pedagogisch medewerkers proberen de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van het kind te stimuleren. Hiervoor observeren zij de kinderen goed en wanneer zij denken dat een kind er aan toe is om iets zonder hulp te doen, zullen zij dit aanmoedigen. Bij de babygroep kun je denken aan: zelf de fles leeg drinken, of leren drinken uit een tuitbeker of beker maar ook aan de ontwikkeling van een kind. Bijvoorbeeld het zelfstandig kunnen zitten, zichzelf kunnen optrekken, of zelfstandig kunnen lopen. Dit gebeurt uiteraard met kleine stapjes en de pedagogisch medewerkers letten hierbij steeds goed op of de baby er al echt aan toe is, zodat het niet ontmoedigd raakt. De oudere baby’s kun je ook eens laten proberen een ”conflictje” onderling over bijvoorbeeld afgepakt speelgoed, zelf te laten oplossen. Dit zal dan niet gaan door middel van praten maar door lichaamstaal (terug pakken bijvoorbeeld). Leidt dit tot ruzie dan wordt er natuurlijk ingegrepen. Door het kind steeds meer zelf te laten doen, zal het vertrouwen krijgen in zijn mogelijkheden en het zelfvertrouwen worden versterkt. 5.3 Opruimen De pedagogisch medewerkers stimuleren oudere baby’s die bijna overgaan naar de dreumesgroep tot het opruimen van het speelgoed, ook al zijn ze nog klein. Ze vinden het vaak erg leuk om mee te helpen. Het gaat er dan niet om dat het lokaal netjes wordt, maar om 1 of 2 voorwerpen samen op te ruimen als in spelvorm. Om ze te leren opruimen geven we ze specifieke opdrachten zoals: “wil je dat blokje in die la doen?” Opruimen doen we zoveel mogelijk voor het eten en om 16.30 uur. Niet alles hoeft dan weg. Opruimen zorgt voor overzicht maar we willen ook niet de hele dag bezig zijn met opruimen. Er moet in het lokaal gespeeld worden en dat mag je best zien. Soms loont het ook om speelgoed een tijdje weg te zetten. Daarna is speelgoed vaak weer erg interessant. 5.4 Afscheid nemen Kinderen vinden afscheid nemen vaak niet zo leuk. Het is moeilijk om degene die je brengt los te laten en je over te geven aan die ander. Ook ouders vinden afscheid nemen soms moeilijk. Pedagogisch medewerkers zijn de overgang tussen thuis en het kinderdagverblijf. Vooral jonge kinderen hebben moeite met overgangen. Ook al kennen ze de pedagogisch medewerkers goed, het blijft steeds opnieuw een overgang. Het kind kan bijvoorbeeld thuis al enthousiast zijn over het gaan spelen op het kinderdagverblijf, eenmaal binnen wordt het opeens toch moeilijk, want je moet dat vertrouwde loslaten. Als ouder zijnde kan je het kind met een beetje extra aandacht daarbij helpen. Ga bijvoorbeeld, na de mondelinge overdracht aan de pedagogisch medewerker, even met het kind spelen (puzzel, boekje). Spreek duidelijk met het kind af wanneer je weg gaat. Houd je ook aan die afspraak anders is het eind zoek. Kinderen zijn namelijk goed in het verleggen van hun grenzen. Blijf niet te lang in de groep, want dan wordt het afscheid steeds moeilijker. Het is wel belangrijk om te zeggen dat het tijd is om weg te gaan en zeg altijd gedag. Dan kan het kind met de pedagogisch medewerker gaan zwaaien. Dit is duidelijk voor het kind. Blijf niet besluiteloos rondhangen en kom zeker niet terug na het afscheid! Dan weet het kind niet meer waar hij aan toe is.
Gelukkig hebben de meeste kinderen na verloop van tijd nauwelijks of geen moeite met afscheid nemen. Ze zwaaien vrolijk en gaan dan lekker spelen. Ze voelen zich veilig en weten dat papa of mama ze altijd weer komt halen. Een kind dat toch huilt bij het afscheid leiden we af door middel van bijvoorbeeld een boekje of een spelletje. Vaak is het verdriet dan zo vergeten.
6 Andere activiteiten 6.1 Feest en verjaardag Op kinderdagverblijf Polderpret gaan feesten en verjaardagen niet ongemerkt voorbij. Feest brengt vrolijkheid en gezelligheid. Het bevordert de saamhorigheid. Bovendien komen de kinderen door het vieren van bepaalde feesten in aanraking met tradities en rituelen die wij in de samenleving gewend zijn. Religieuze feesten worden vanuit een neutrale achtergrond gevierd. (zie intercultureel werken). Feesten die o.a. op Polderpret gevierd worden zijn: De kinderverjaardag. Er wordt gezongen en er is een taart met kaarsjes. De jarige krijgt een feestmuts en een cadeautje en mag trakteren. Het is beter dat de ouders zelf bij het feest niet aanwezig zijn omdat dit helaas vaak een negatieve invloed heeft op het gedrag van de jarige. En dat is jammer van het feest. Het Sinterklaasfeest. We zingen veel Sinterklaasliedjes, maken allerlei knutselwerken rondom Sinterklaas, met de oudere kinderen eten we pepernoten etc. Er komen Zwarte Pieten op visite en de kinderen krijgen een klein cadeautje. Het kerstfeest. Samen met de kinderen brengen wij het lokaal in kerstsfeer. Elke groep heeft een eigen, mooi versierde, kerstboom. We maken kerstknutsels en zingen kerstliedjes. Van de dag voor kerst maken we een bijzondere dag, waar de groepsleiding een invulling aan zal geven. Met de kerstdagen zelf zijn wij gesloten. De feestweek. Elk jaar (in september) is het op Polderpret een week lang feest. In deze week vieren alle pedagogisch medewerkers en de leiding hun verjaardag. Elke dag wordt er iets lekkers gegeten en een feestelijke activiteit gedaan. Aan het eind van de week is er een groot gezamenlijk feest met bijvoorbeeld een clown of poppenkastvoorstelling. In principe leggen wij geen nadruk op religie. Wij zijn nergens aan gebonden, ook niet aan de in typisch Nederlands religieuze ideeën. We vieren echter wel de Nederlandse feestdagen, maar verbinden daar geen religieuze dingen en ideeën aan. Wij leggen bij deze dagen vooral de nadruk op rituelen en gewoonten uit de Nederlandse samenleving. Dat houdt in dat er bij Sinterklaas cadeautjes en pepernoten horen, dat er met kerstmis een kerstboom staat en met Pasen gaan we eieren schilderen en zoeken. Natuurlijk staan we open voor de diverse religieus opvattingen. We zullen waar nodig er aandacht aan besteden, maar we hangen geen specifieke geloof aan.