Pedagogisch beleids en werkplan VE de Singel VE en OBS de Singel locatie Buitenhavenweg 162 3113 BE Schiedam (010) 426 88 78 postadres Galileïstraat 86 3112 PJ Schiedam (010) 273 39 85 1
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Hoofdstukken:
1. Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
5
2. ouders
15
3. personeel
17
4. veiligheid en gezondheid
19
5. groepsgrootte
20
6. leidsterkindratio
21
7. pedagogisch beleid
24
2
Inleiding VE de Singel is een peuterspeelzaal waarbij voorschoolse educatie wordt gegeven vanaf 2½ jaar tot 4 jaar wat aansluit bij de basisschool. De peuterspeelzaal is in dezelfde noodlocatie ondergebracht als de basisschool, Buitenhavenweg 162. De peuterspeelzaal maakt gebruik van hetzelfde postadres, Galileïstraat 86. De peuterspeelzaal maakt gebruik van faciliteiten van de school. Bijna alle peuters maken gebruik van gesubsidieerde kindplaatsen en in principe is het de bedoeling dat deze peuters doorstromen naar Obs de Singel op de locaties Buitenhavenweg 162 of Galileïstraat 86 te Schiedam. De voordelen voor de kinderen zijn: - de manier van onderwijs en de kwaliteit van de peuterspeelzaal is hetzelfde als in de kleutergroepen, - doorgaande lijn is gewaarborgd op het gebied van onderwijsaanbod en leerlingvolgsysteem. De voordelen voor de ouders zijn: - bekend met de school en weten wie ze kunnen aanspreken, - verzekerd van een kwalitatief goede onderwijsvorm voor hun kind. De visie en ons pedagogisch handelen, sluiten aan op de visie van Obs de Singel. Het streven is een doorgaande lijn te creëren van peuters naar kleuters naar groep 3 t/m 8 van de school. In het pedagogisch beleid staat beschreven hoe wij ons pedagogisch handelen vormgeven en lichten wij onze doelen toe. Het is een voortdurend proces van vernieuwing en verbetering. Het pedagogisch beleidsplan biedt; de kinderen een goed en onderbouwd pedagogisch klimaat, de groepsleiding een handleiding waarin zij kunnen terugvinden wat wij belangrijk vinden, de leidsters een houvast in het werken met de kinderen, de ouders inzicht waar VE de Singel voor staat en hoe het aanbod wordt vormgeven, de peuterspeelzaal en de ouders wat zij van elkaar verwachten. Het pedagogisch beleid van VE de Singel is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: - Alle kinderen zijn welkom; ongeacht hun levenbeschouwelijke of culturele achtergrond en de maatschappelijke positie van hun ouders/verzorgers.
3
- Het algemeen doel van VE de Singel is het bieden van een kwalitatief goede educatieve opvang van twee tot vijf dagdelen per week voor kinderen van 2 ½ tot 4 jaar. Daarbij richten wij ons voornamelijk op de zogenaamde doelgroep kinderen. Het spelenderwijs aanbieden van de Nederlandse taal heeft een hoge prioriteit. - Peuters die bij ons vijf dagdelen per week hebben deelgenomen, hebben aan het begin van hun kleuterperiode een minder grote achterstand van de Nederlandse taal dan kinderen die niet hebben deelgenomen aan de Voorschool. - Wij gaan uit van Ontwikkelingsgericht Werken (Startblokken van Basisontwikkeling). De volgende domeinen worden beschreven in dit plan: 1. Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; 2. Ouders; 3. Personeel; 4. Veiligheid en gezondheid; 5. Groepsgrootte; 6. Leidsterkindratio; 7. Pedagogisch beleid.
4
1. Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; De wet kinderopvang en het Pedagogisch kader 1.1 Veiligheid - Veiligheid - Aansluiten bij belevingswereld van kinderen 1.2 Sociale competenties Sociale competenties 1.3 Waarden en normen Morele competenties 1.4 Persoonlijke competenties - Emotionele competenties - Motorische en zintuiglijke competenties - Cognitieve competenties - Communicatieve competenties - Creatieve en beeldende competenties 1.5 Samenwerken met ouders - Samenwerken met ouders - Diversiteit
1.1 Veiligheid 1.1.1 Emotionele veiligheid Pedagogisch medewerkers organiseren van alles om de band tussen hen en de kinderen op te bouwen en te versterken. De medewerkers gaan een persoonlijke relatie aan met ieder kind. Geborgenheid, veiligheid en vertrouwen zijn hoofdkenmerken. Ouders moeten soms ook wennen aan afscheid nemen van hun kind en de leidsters helpen hen daarbij. Het vertrouwen moet opgebouwd worden tussen oudersleidsterkind. Wat daarbij helpt is de empathische, liefdevolle, begripvolle professionele houding van de leidster, maar ook de dagelijkse structuur, afspraken en regeltjes zoals de haal en brengtijden en het pedagogische beleid. De peuter krijgt vertrouwen in de leidster en gaat een relatie aan. Het kind kan steun zoeken en zich laten troosten. De leidster is een veilig baken. De peuter durft vervolgens iets te ondernemen, bijv. spel. Zal soms voor iets bekends kiezen, zoals een treinbaan, blokken of op de bank een boekje lezen. De peuter zal verzorgd gaan worden. Dat zal de eerste dag/periode ook even wennen zijn: op het aankleedkussen of op het toilet. Al doende zal het kind steeds meer gaan ondernemen en 5
ontdekken, leren wat zijn mogelijkheden zijn en zijn interesse heeft. Maakt kennis met andere kinderen en andere leidsters en wordt steeds vrijer. 1.1.2 Wennen Sommige peuters vinden het ondanks alle lieve zorg van de leidsters moeilijk afscheid te nemen van moeder. Als het verdriet te groot is en het kind blijft ontroostbaar spreken we met de ouder het wenprotocol door. Afgesproken wordt het wennen met de hulp van de ouder geleidelijk te laten plaatsvinden. 1.1.3 Structuur & veiligheid Er wordt gewerkt volgens een vast rooster. De meeste kinderen komen volledig; dat wil zeggen 5 dagdelen. Er zijn ook kinderen die ‘half’ komen; dat betekent in de praktijk dat een kind voor 2 dagdelen en een kind voor 3 dagdelen samen een volledig plekje innemen. De kinderen zijn 1 ½ jaar lang in dezelfde groep met dezelfde vaste leidsters. De peuters zitten dagelijks in dezelfde vertrouwde groepsruimte met dezelfde kinderen. De eigen groepsruimte biedt vertrouwdheid en veiligheid en is de vaste basis voor dagelijks terugkerende activiteiten. De groepsruimte is een uitdagende en rijke omgeving waarin terugkerende dagelijkse zaken maar ook de thematische inrichting duidelijk zichtbaar aanwezig is. Terugkerende dagelijkse zaken en vaste inrichting bieden de peuters houvast en duidelijkheid. De thematische inrichting wisselt ongeveer zes keer per jaar en biedt de peuter een rijke leeromgeving. 1.1.4 Afstemming en overdracht Doordat de leidsters hecht contact hebben met de peuters, met hen spelen, dagelijkse dingen doen en observeren kunnen zij goed aangeven hoe het kind zich voelt. Indien nodig wordt hun planmatig handelen daarop aangepast. Leidsters overleggen met elkaar over de aanpak en (parttimers)zorgen voor een dagelijkse overdracht (mondeling en schriftelijk). Op die manier voelt de peuter zich snel thuis op de VE. 1.1.5 Aansluiten bij belevingswereld van kinderen De thematische inrichting wisselt ongeveer zes keer per jaar en biedt de peuter een rijke leeromgeving. We zorgen ervoor dat naast de seizoenen en de feesten ook andere thema’s aan bod komen die bij de belevingswereld van de peuter passen. Daarbij kunnen we denken aan: mijn lichaam, ziek zijn/beter worden, mijn huis, knuffeldieren, ik krijg een broertje/zusje, etc. Ontwikkelingsgericht werken houdt ook in dat je in kan spelen op actuele gebeurtenissen, bijvoorbeeld: als er sneeuw valt heb je het over de winter, wanneer er een lieveheersbeestje over je hand loopt heb je het over kleine beestjes, wanneer iemand heel verdrietig is heb je 6
het over emoties. Aansluiten bij de belevingswereld van de peuter maakt dat het kind zich snel veilig en fijn voelt op de peuterspeelzaal. 1.2 Sociale competenties Leidsters ondersteunen de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling. Kinderen maken deel uit van het groepsgebeuren. Leidsters ondersteunen kinderen bij het vergroten van de sociale vaardigheden en ontwikkeling van het vermogen om zich in anderen te verplaatsen. Ze zorgen ervoor dat de kinderen contacten leggen en relaties aangaan met elkaar. De leidster ondersteunt de kinderen in het voorkomen en oplossen van conflicten. Dit doet ze in verschillende situaties: bij binnenspel, buitenspel, beweging in de speelzaal, dagelijkse situaties zoals eten, drinken, verschonen, toilet gebruik, jas pakken van de kapstok, enz. De peuter leert dingen te vragen, waar het hulp bij nodig heeft, wanneer het naar het toilet moet. Zal het aangeven als het eten niet lekker is, of het iets wel of juist niet wil doen. Leert de regels en verwachtingen, doordat er structuur en duidelijkheid op de peuterspeelzaal is. De peuter leert zijn eigen gevoelens en de gevoelens van een ander te herkennen en ernaar te handelen. De peuter leert door imitatie. De leidster gebruikt als eerste instantie voorbeeldgedrag, maar de oudere peuters zullen ook als voorbeeld fungeren voor de jonge peuters. 1.3 Waarden en normen Morele competenties Het eigen maken van normen, waarden en cultuur. Duidelijkheid is belangrijk voor kinderen: wat zijn de regels, afspraken en omgangsvormen op de peuterspeelzaal? Leidsters leggen regels, afspraken en omgangsvormen aan de kinderen uit, leren de kinderen gewenst gedrag aan en leren hen met respect met elkaar om te gaan. Leidsters geven zelf in hun spreken en handelen het juiste voorbeeld. Kinderen leren samenwerken, delen en respecteren. Hoe ga je om met elkaar in de groep? Peuters zijn ontvankelijk voor regels en dagelijkse rituelen. Op de peuterspeelzaal gelden dezelfde regels en afspraken als op de basisschool afkomstig uit de Kanjertraining: we vertrouwen elkaar we werken samen we hebben plezier we doen mee 7
De basisschool maakt gebruik van de Kanjertraining. In de Kanjertraining wordt gebruik gemaakt van vier gedragstypen. De Kanjer (witte pet), de Vlerk (zwarte pet), de Aap (rode pet) en het Konijn (gele pet) We laten de peuters kennis maken met het verhaal met behulp van het prentenboek Max en het dorpje, de petten en de handpoppen. Deze regels zijn zichtbaar in het lokaal op de Kanjerposter. Daarnaast hanteren we bij de peuters de regel: handen bij jezelf. 1.4 Persoonlijke competenties Ontwikkelen van persoonlijke competentie Elke peuter heeft een eigen persoonlijkheid. Leidsters waarderen de verschillen tussen kinderen en spelen daarop in. Kinderen krijgen de mogelijkheid zichzelf te zijn en krijgen de gelegenheid zich als persoon verder te ontwikkelen op verschillende gebieden. Het kind ontwikkelt zelfvertrouwen. De leidster ondersteunt en stimuleert individuele kinderen. Elk kind is immers anders. Tussen de leidster en het individuele kind is een goede interactie. De kinderen krijgen in onze rijke leeromgeving in de verschillende (thema)hoeken de gelegenheid veel te doen, te ondernemen, te ontdekken, uit te proberen en te manipuleren met materialen. Waar mogelijk bieden we concrete materialen aan. We zorgen voor een betekenisvol activiteitenaanbod dat aansluit bij hun zone van de naaste ontwikkeling. Dit noemen we leermomenten welke worden geobserveerd, genoteerd, geëvalueerd. Het verder handelen van de leidster wordt hierop aangepast. Tijdens de activiteiten wordt de interactie tussen de kinderen gestimuleerd, taal gebruik wordt aangemoedigd, gestimuleerd en uitgelokt. Er is aandacht en respect voor ieder kind en zijn gewoonten en eigenaardigheden. Ieder kind wordt gevolgd middels observaties waardoor er wordt aangesloten bij de zone van de naaste ontwikkeling. Kinderen hebben de mogelijkheid eigen ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. Kinderen leren van elkaar binnen de groep. Ze leren om te gaan met emoties en het gedrag van zichzelf en van anderen. Ze leren om te gaan met zaken als, luisteren naar volwassenen, op je beurt wachten, deel uit maken van een groep, delen (eerlijk delen, verdelen, uitdelen, samen delen), je aanpassen aan de gebruiken van de groep, accepteren van je rol als jongste/oudste/kleinste/ grootste van de groep. Door mee te spelen, voorbeeldgedrag en voorbeeldtaal te gebruiken helpt de leidster de peuter zijn plek te vinden in de groep. Observeren is een voorwaarde kinderen goed te kunnen begeleiden in hun ontwikkeling. Door samen bezig te zijn, te spelen en te werken, krijg je een indruk wat een kind zelfstandig graag doet en kan; wat het nog niet zelfstandig kan, maar wel als je als leidster meedoet en een handje helpt. 8
1.4.1 Emotionele competenties In de eerste plaats moeten we ervoor zorgen dat kinderen zich veilig, geborgen en geaccepteerd voelen. Wat we willen bereiken is: - de kinderen voelen zich veilig in de groep, dat ze zich ‘welbevinden’, - ze nieuwsgierig zijn naar wat de omgeving te bieden heeft, graag onderzoeken, experimenteren en plannetjes maken, - zelfvertrouwen opbouwen en activiteiten durven aan te pakken die net iets boven hun huidige mogelijkheden liggen, - actief zijn, zelf initiatieven durven nemen en mee willen gaan in de initiatieven van anderen. In de tweede plaats is het van belang dat kinderen in sociaal opzicht sterker worden. - de kinderen raken geïnteresseerd in wat anderen doen en vinden het prettig mee te doen aan activiteiten van anderen, - de kinderen leren samenspelen met de beschikbare speelmiddelen en andere materialen; conflicten leren oplossen en samen delen, - de kinderen kunnen zich in de dagelijkse routines redden: aankleden en opruimen. De leidsters maken gebruiken van 9 contactprincipes, De meest essentiële vaardigheden zijn: 1) Contactinitiatieven herkennen 2) Toewending / aankijken 3) Ontvangen / spiegelen van initiatieven en aansluiten bij initiatieven van het kind 4) Beurten geven en beurten verdelen 5) Afstemmen op de ontwikkeling van het kind 6) Positief leiding geven 7) Instemmend benoemen 8) Positief labelen 9) Waarderen / sociaal attent zijn 1.4.2 Motorische en zintuiglijke competenties Beweging De peuters bewegen in het lokaal in verschillende hoeken, maar ook met bewegingsspelletjes. De peuters verlaten hun lokaal als ze buiten spelen op het schoolplein en gebruik maken van het speellokaal. De peuters bewegen altijd onder toezicht van de leidsters. Zintuiglijke ontwikkeling Zintuigen worden geprikkeld door verschillende activiteiten. De ogen en oren zullen waarschijnlijk de meeste prikkels te verwerken krijgen. 9
Smaak en reuk door de peuters kennis te laten maken met verschillende voedingsmiddelen: de ene dag een peer, de andere dag een banaan, bijvoorbeeld. Buiten lopen in het park geeft een andere geur dan buiten op het schoolplein. Voelen van verschillende soorten knutselpapier of stofjes die ruw, dan wel zacht als pluche zijn. 1.4.3 Cognitieve competenties Aanbod Naast taal, spel, constructie & beeldende activiteiten, bieden we aandacht aan beginnende rekenactiviteiten. Dit kunnen activiteiten in de (kleine)kring zijn, maar ook rekenactiviteiten geïntegreerd in het spel zoals, wegen in de winkel of tellen van fruit, betalen met fictief geld, meten wie er langer of korter is, sorteren van materialen, vergelijken en ordenen. SLOdoelen In de peutergroepen wordt opbrengstgericht gewerkt . We gebruiken daarvoor Bosos24 en de SLOdoelen (Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling). Op die manier kunnen we het aanbod in kaart brengen dat de peuter aangeboden is voordat het naar de kleutergroep gaat. Hieronder vallen de doelen voor de ontwikkelingsgebieden, taal, rekenen en sociaalemotionele ontwikkeling. Peutervolgsysteem Voor het volgen van de ontwikkeling van de peuters maken we gebruik van het leerlingvolgsysteem BOSOS24. Dit sluit aan op het leerlingvolgsysteem BOSOS voor de groepen 1 en 2 van de basisschool. Een ontwikkeling van een peuter is grillig. De ene keer maakt hij een ontwikkelingssprong bij motoriek en de volgende keer juist in taal. Ook de verschillen tussen de kinderen zijn al op 2 jarige leeftijd groot. Met deze kennis in gedachten zijn ook de doelstellingen voor peuters opgesteld. Niet elk kind zal precies op een bepaalde leeftijd alle doelen halen die passen bij die leeftijd. De doelstellingen zijn een richtlijn voor de acties van de leidsters. Op de peuterspeelzaal wordt al gauw gesproken over of een kind op een bepaalde leeftijd voor of achter is. Dit houdt in dat er toch een beeld moet zijn wat een gemiddelde ontwikkeling moet zijn. De doelstellingen in BOSOS 24 moeten dan ook beschouwd worden als 'gemiddelde' doelstellingen. Als een kind op een bepaalde leeftijd een doelstelling niet haalt, is er in eerste instantie geen reden tot zorg. De leidster krijgt drie maanden de tijd om te zien of het kind min of meer 10
spontaan alsnog die doelstelling haalt op basis van het gewone aanbod in de peuterspeelzaal en thuis. Is die doelstelling na drie maanden nog steeds niet gehaald, is het de vraag in hoeverre dit zorgelijk is en of er dan een specifieke actie van de leidster verwacht wordt. In BOSOS 24 worden de doelstellingen die niet gehaald zijn automatisch doorgeschoven naar de volgende observaties. In BOSOS 24 kan de leidster ook via de rapportage zien hoeveel kinderen in de groep bepaalde doestellingen niet hebben gehaald. Dan kan zij eventueel onderzoek doen naar het aanbod in de peuterspeelzaal. Via de analyse van de rapportage kan de leidster achterhalen welke kinderen bepaalde doelen niet hebben gehaald en wanneer die alsnog behaald zijn. Met behulp van dit ontwikkelingsvolgmodel kan de leidster zijn aanbod gericht afstemmen op het individuele kind en op de totale groep. Een ander belangrijk voordeel is dat ook voor de ouders de ontwikkeling van hun kind duidelijk zichtbaar wordt. Wij volgen en noteren de ontwikkeling van de kinderen dagelijks via een logboek en registreren de observaties en ontwikkeling van de kinderen in het leerlingvolgsysteem BOSOS24. Binnen BOSOS24 worden bij de peuters de volgende 3 ontwikkelingslijnen in kaart gebracht: de visuelemotorische ontwikkeling 1.grove motoriek 2.fijne motoriek 3.visuele waarneming de cognitieve en taalontwikkeling 4.auditieve waarneming 5.geheugen 6.taalgebruik/ taalbegrip 7.taal/ denken 8.rekenbegrip de sociaalemotionele doelen 9.emotionele ontwikkeling 10.sociale ontwikkeling 11.redzaamheid 12.zelfstandigheid 13.kringactiviteiten 14.spelontwikkeling 15.werkhouding De gegevens worden verwerkt in een groepsplan. Het groepsplan wordt iedere 3 maanden geevalueerd. Deze gegevens worden met de ouders besproken na de wenperiode van 8 weken, tijdens het voortgangsgesprek bij 3.3 jaar en het voortgangsgesprek bij 3.9 jaar. De individuele kindobservaties worden automatisch overgenomen in het BOSOS observatiesysteem van de basisschool. 11
1.4.4 Communicatieve competenties De peuters zijn allemaal anders: Nederlandstalig, dan wel anderstalig, tweetalig, meertalig of hebben een taalachterstand. De indicering wordt door de jeugdverpleegkundige op het consultatiebureau vastgesteld. Ook Nederlandstalige kinderen kunnen in aanmerking komen voor de voorschoolse opvang. De juiste taal aanleren is essentieel. De leidsters zorgen voor een rijke taal en leeromgeving en gebruiken zelf de juiste voorbeeldtaal. Communiceren is een sociale vaardigheid en een taalvaardigheid. Voor onze peuters willen we onder meer bijdragen aan: - kinderen zijn uit op contact met anderen - steeds meer belangstelling hebben voor interacties, waarin daadwerkelijk wordt ingegaan op wat de ander aan reacties vraagt en uitlokt - taal als communicatiemiddel willen en kunnen inzetten (gesproken taal en taal in getekende, geschreven en gedrukte vorm) - hun Nederlandse taal (passief en actief) wordt verbeterd, doordat de leidsters actieve voorbeeldtaal inzetten in spelsituaties, (kleine en grote)kringmomenten, boekjes, verhalen, liedjes, gesprekjes, enz. Van de leidsters worden de volgende interactievaardigheden verwacht: sensitieve responsiviteit of emotionele steun o gevoel hebben voor waar het kind zich mee bezig houdt o plezier hebben in wat kinderen doen o reageren op aandachtzoekend gedrag van de kinderen o geven en ontvangen (dialoog) o rustig en geduldig kinderen de tijd geven o positieve aandacht voor alle kinderen respect voor de autonomie o aansluiten bij behoeften, voorkeuren of het temperament van individuele kinderen o gelegenheid geven om zelf problemen op te lossen o zelf keuzes en plannen laten maken o het kind volgens of de leiding geven o gelegenheid geven om te helpen en bij te dragen aan de groep/aan het geheel structureren of grenzen stellen o duidelijke regels en afspraken o benoemen van gewenst gedrag \ o duidelijke rituelen (vast dagritme) o voorbeeldgedrag 12
o vóórkomen van problemen o dagprogramma sluit aan bij behoeften van de kinderen o inrichting van de ruimte o ondersteunen van positieve relaties tussen de kinderen praten en uitleggen o verwoorden wat feitelijk gebeurt o verwoorden wat je gaat doen o kijken en verwoorden vanuit het perspectief van het kind o verwoorden van gevoelens van de kinderen o vertellen en voorlezen van verhalen begeleiden van interacties tussen de kinderen ontwikkelingsstimulering Leidsters hebben verschillende middelen spontaan spel en het leren bij de kinderen te ontlokken. De belangrijkste zijn: o de inrichting en indeling van de ruimte o de groepsindeling en het dagritme o observeren, doelen stellen en plannen o kansen creëren en grijpen o aansluiten bij zone van de naaste ontwikkeling
1.4.5 Creatieve en beeldende competenties Dans, zang en muziek In de groep wordt ruimte gemaakt voor dans, zang en muziek. Dit kunnen algemene activiteiten zijn met betrekking tot dans, zang en muziek. Bijvoorbeeld stoelendans, dagelijkse liedjes, versjes met gebaren en/of instrumentjes. Maar het kunnen ook activiteiten zijn passend bij het thema van het moment (context). Tekenen, verven en beeldende uitingen Bij ieder thema worden gevarieerde beeldende activiteiten aangeboden. De kinderen worden gestimuleerd, uitgedaagd en uitgelokt aan de activiteiten mee te doen. De ene keer kleuren met wasco of kleurenknotsen, de andere keer verven met kwast of vingerverf. Scheuren van papier geeft voor kleine kinderen een bijzondere ervaring; het geluid van scheuren geeft plezier en de kleine snippertjes zijn een leuk resultaat. Vervolgens leert de leidster de peuter het op papier te plakken. Het kunstwerk krijgt een mooi plekje in het lokaal. De peuters is trots op zijn werk en zal het vol bewondering aan mama of papa laten zien. 1.5.1 Samenwerken met ouders Samenwerken met ouders wordt beschreven in Hoofdstuk 2. 13
1.5.2 Diversiteit OBS de Singel en VE de Singel zijn een gemengde school. Elke nationaliteit is welkom. Kinderen leren vanaf de peuterspeelzaal om te gaan met andere culturen en gewoonten. Leidsters en kinderen geven elkaar hierin ruimte. Diversiteit is een veel omvattend begrip; een verscheidenheid aan nationaliteiten, individuele verschillen tussen de kinderen. Verschillen als het spreken van een andere taal, klein of groot zijn, snel of langzaam leren, hulp nodig hebben bij motorische vaardigheden. Met ouders en externe deskundigen bespreken we, indien nodig de extra zorg. Communicatie tussen ouders, leidsters, interne en externe deskundigen is essentieel. Bij handelingsverlegenheid zoeken wij met alle betrokkenen naar een vorm van onderwijs waar de peuter wel geholpen kan worden en op zijn of haar plaats is.
14
2. Ouders; Belangrijk is dat de ouder zijn of haar peuter met een gerust hart naar onze VEgroep brengt. De ouder is de primaire opvoeder van het kind. De leidsters delen de opvoedingsverantwoordelijkheid met de ouder. Voor de ontwikkeling van het kind is een goede informatieuitwisseling tussen ouders en leidsters essentieel. De gesprekvoering tussen ouder en onze organisatie begint met de oriëntatie/ kennismaking. Na de rondleiding wordt, indien gewenst de peuter ingeschreven voor de peuterspeelzaal en de basisschool. Vanaf de intake nemen de ouders deel aan de dagelijkse informele gesprekken tijdens het inloopmoment, georganiseerde ouderbijeenkomsten en de officiële oudergesprekken. Bij de oudergesprekken bespreken we de ontwikkeling van het kind. Allemaal momenten waarbij de leidster en de ouders informatie delen over de opvoeding, zorg en begeleiding van hun kind. Ouderbetrokkenheid Voor het schooljaar 20142015 zijn verschillende activiteiten georganiseerd om de ouderbetrokkenheid te stimuleren. Op de algemene informatieavond voor de basisschool op 23 september zijn ook de peuterspeelzaal ouders uitgenodigd. In oktober hebben de peuters samen met ouders en juffen een juffendag georganiseerd. De peuterspeelzaal heeft in november deelgenomen aan het Nationale Schoolontbijt. In februari 2015 nodigen wij een diëtiste uit. De Singel heeft het predicaat Gezonde School en is een Gruitenschool. In maart 2015 gaan we naar de bibliotheek. De ouders gaan mee als begeleiding. Ook wordt zo het lid worden van de bibliotheek gestimuleerd. In april 2015 werken de basisschool en de peuterspeelzaal aan het project Ik hou van Holland. Het project wordt afgesloten met een ouderavond voor alle ouders. In mei 2015 gaan de peuters naar de kinderboerderij. De ouders gaan allemaal mee voor de begeleiding en om samen met hun peuter te genieten van de dieren op de kinderboerderij. Er worden 2 x drie ochtenden georganiseerd waarbij er naast gezellig koffie drinken en meespelen met de peuters ook met elkaar schoon gemaakt gaat worden. Bij alle thema’s die in 20142015 worden aangeboden aan de kinderen, wie ben ik, Kinderboekenweek, herfst, sinterklaas en kerst, taalmozaïek eten en drinken, de molens van Schiedam, Pasen en ik hou van Holland, lentekriebels en de kinderboerderij, wij gaan op reis, 15
worden themabrieven geschreven en meegegeven voor thuis op de koelkast. In de themabrief staat beschreven wat de peuters allemaal gaan doen en leren over het onderwerp. Bij een thema horen heel veel woorden, zinnen en nieuwe begrippen. Ook die staan er allemaal in, verduidelijkt met plaatjes en foto's. We hopen dat er zo thuis extra geoefend gaat worden. Klachten en vragen Voor vragen en klachten zijn ouders welkom bij de coördinator of de directeur. Zij kunnen voor klachten ook rechtstreeks terecht bij de ZcKK. Op de site ZcKK.nl vinden zij informatie over de behandeling van klachten van ouders Ouderbeleid school Het ouderbeleid op Obs en VE De Singel is in ontwikkeling.
16
3. Personeel; Team Ons team bestaat uit drie VEleidsters en een coördinator. Iedere leidster is in het bezit van een afgeronde MBO4opleiding met pedagogische achtergrond en beschikt over een certificaat Startblokken van Basisontwikkeling of is bereid hiervoor scholing te volgen. De leden van het team verschillen in leeftijd, ervaring en vaardigheden. De ene groep heeft een dubbele bezetting (twee gekwalificeerde leidsters,) de andere groep heeft een kleiner aantal peuters en wordt geleid door een gekwalificeerde leidster. We streven naar twee volledige groepen. Primo heeft voor iedere leidster en de coördinator een ‘Verklaring omtrent gedrag’ aangevraagd bij de gemeente. Deze Verklaringen omtrent gedrag zijn in ons bezit. Doel is in 2015/2016 in elke groep te werken met een HBOleidster naast de MBOleidster. De groepsverantwoording komt bij de HBOleidster te liggen. Daarnaast is het voor medewerkers, die op een VVE groep werken verplicht mondelinge vaardigheden en leesvaardigheden op 3f te bezitten (spreken, luisteren en lezen). De schriftelijke vaardigheden (schrijven en taalverzorging) mogen een niveau lager: 2f. Algemene functieomschrijving leidster De leidster verzorgt en begeleidt de kinderen met respect, zonder onderscheid te maken in levensbeschouwing, waarden, normen en gewoonten van een kind. Zij geeft ouders het vertrouwen dat het kind in goede handen is door kennis van zaken te tonen, vakkundig te handelen en de privacy te waarborgen. Ze heeft een professionele houding en is zich bewust van haar verantwoordelijkheden ten opzichte van kind, ouders, organisatie en haar beroep. Zij handelt bewust op grond van de kennis en ervaring die zij in de opleiding en de praktijk heeft opgedaan. Ze kan haar handelen altijd verantwoorden en bespreekbaar maken vanuit die kennis en ervaring. Daarbij maakt ze gebruik van de pedagogische inzichten die binnen onze Voorschool zijn afgesproken. In een situatie waar specifieke vaardigheden nodig zijn, die de deskundigheid van de leidster overstijgen, worden de ouders doorwezen naar de coördinator en intern begeleider voor de peuters en de groepen 1 en 2. De vaste leidsters zijn de aanspreekpunten op de groep. Zij zijn verantwoordelijk voor het opzetten en bijhouden van het observatiesysteem BOSOS24. Hier wordt de ontwikkeling van de peuters in vastgelegd. De vaste leidsters dragen zorg dat alle collega’s op de hoogte zijn van veranderingen in de situatie van het kind. Deze veranderingen worden genoteerd in het digitale kinddossier. Over het algemeen verstrekken zij alleen informatie aan anderen die voor de directe beroepsuitoefening van belang is. Vertrouwelijke informatie blijft geheim. Er is tussen de leidsters dagelijks overleg, mondeling dan wel schriftelijk. Er wordt bewust gewerkt aan een soepele samenwerking en pedagogische en didactische afstemming. Iedere 17
leidster heeft zijn eigen persoonlijke kwaliteiten. In de taakverdeling maken we gebruik van deze kwaliteiten. De leidsters vullen elkaar aan en leren van elkaar. De taken van de coördinator Op VE de Singel is de coördinatie in handen van een medewerker met een afgeronde HBO opleiding. Zij gaat binnenkort scholing volgen om in het bezit te komen van het VVE certificaat Startblokken. De VVEcoördinator bewerkstelligt de doorgaande lijn van VEgroep naar basisschool en begeleidt de leidsters o.a. inzake de methodiek Startblokken van Basisontwikkeling. Het beheer van de wachtlijst, inschrijven en plaatsen van de kinderen en het regelen van de financiën behoort eveneens tot haar werkzaamheden. De coördinator is tevens verantwoordelijk voor de opzet en uitvoering van de ouderbijeenkomsten, heeft overleg met verschillende betrokken instanties, organiseert de scholing voor de leidsters en voert indien nodig gesprekken met ouders. De leidsters denken en helpen actief mee bij deze werkzaamheden. We maken hierbij bewust gebruik van alle persoonlijke kwaliteiten. De taken van de VEIBer De VVEcoördinator is gespecialiseerd in leerlingenzorg. Naast de leerlingzorg voor de groepen 1 en 2 is zij een dagdeel vrij geroosterd voor de zorg van de peuters. Hieronder verstaan wij het observeren van peuters, begeleiden van leidsters met hulpvragen over peuters. Het begeleiden van het de leidsters bij het leerlingvolgsysteem en de observaties, aanpassen en uitzetten van groepsplannen en individuele hulpplannen. De coördinator legt contact met de ouders en onderhoudt de contacten. Zij zorgt voor een goede verslaglegging van de contacten en afspraken in ParnasSys. De coördinator heeft, indien gewenst en noodzakelijk, extern overleg met het consultatiebureau, het pedagogisch spreekuur, fysiotherapeuten, logopedisten, Auris en de Dagbehandeling 07 en het SWV onderwijsdatpast. Ook van deze contacten verwekt zij de informatie en afspraken in ParnasSys. 18
4. veiligheid en gezondheid; We spreken van emotionele veiligheid en fysieke veiligheid. Emotionele veiligheid We bieden structuur, zijn voorspelbaar in onze gedragingen, waarborgen privacy van ouders en kinderen. (zie 1.1.1 t/m 1.1.5) Fysieke veiligheid De ruimtes en materialen voldoen aan eisen van GGD en brandweer. Jaarlijks controleren deze instanties onze locatie. Hoe te handelen bij ziekte: Het kind wordt afgezonderd van de groep. Het kind blijft in het lokaal op een bedje of de bank in een rustig hoekje van het lokaal onder toezicht van een volwassene. De ouders van het kind worden gebeld en worden verzocht hun kind op te halen. Hoe te handelen bij ziekte op onverwachte afwezigheid van een leidster: De leidster neemt contact op met de leidinggevende. De coördinator komt zo snel mogelijk naar het lokaal. Indien zij niet aanwezig is komt de conciërge of een onderwijsassistent om te assisteren. De coördinator komt zo snel mogelijk terug naar de locatie. Zij regelt een invaller. Indien dit niet snel gerealiseerd kan worden neemt zij de taken van de leidster over en blijft op de groep totdat er vervanging arriveert of de kinderen naar huis gaan aan het eind van de ochtend of de middag. 19
5. groepsgrootte en leidsterkindratio; Bij een volledige bezetting van de groep zijn twee gediplomeerde pedagogisch medewerkers aanwezig. Bij de halve groep wordt volstaan met een gediplomeerde pedagogisch medewerker. Zij wordt tijdens het schooljaar 20142015 drie dagen aangevuld met een stagiaire. Bij de hele groep zijn maximaal 14 peuters aanwezig. Bij de halve groep zijn maximaal 8 peuters aanwezig. Elke groep heeft vaste leidsters die de verantwoordelijkheid voor een deel van de groep hebben. Zij zijn het aanspreekpunt voor de ouders, maken duidelijke onderlinge afspraken en zorgen voor afstemming en overdracht. Dit gebeurt onder toezicht van de coördinator. Er zijn per week niet meer dan drie verschillende vaste leidsters op de groep.
20
6. pedagogisch beleid; Pedagogisch handelen Wij benaderen de kinderen zonder onderscheid te maken in sociale status, ras, taal of geloof. De groepsleidster heeft respect voor de individualiteit van ieder kind. Daarbij zijn de leidsters mede verantwoordelijk voor het scheppen van een pedagogisch klimaat, waarin we een aantal zaken belangrijk vinden (pedagogische uitgangspunten): ∙ Bieden van geborgenheid, veiligheid en vertrouwen. ∙ Leveren van een bijdrage aan de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. ∙ Inspelen op wat het kind aandraagt en het bevorderen van de zelfstandigheid van de kinderen. De groepsleiding heeft hierin een begeleidende en stimulerende taak. ∙ De leidster creëert tijd en ruimte voor activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. ∙ De leidsters hebben een observerende en aandachtige houding. In de opvoeding hebben zij een aanvullende rol, in overleg met de ouders. Zij houden rekening met waarden en normen. ∙ Het zorgen voor tijd en ruimte om ieder kind persoonlijke aandacht te kunnen geven. ∙ Het creëren van een sfeer van verdraagzaamheid en wederzijds respect. De basis van professionele VEgroepen is een combinatie van bekwame medewerkers die bewust handelen en beschikken over beroepsmatige kennis en vaardigheden. Wij blijven ons steeds bewust van onze pedagogische doelen en blijven ervoor waken dat we daadwerkelijk toepassen wat in ons pedagogisch beleidsplan staat beschreven. Dit komt in teamoverleg aan de orde. Ook worden cursussen en trainingen gevolgd om onze kwaliteit te borgen. Pedagogische kwaliteit De leidsters blijven op de hoogte van nieuwe pedagogische inzichten door, het lezen van vakliteratuur, zich steeds bewust te blijven van onze pedagogische doelen, het volgen van cursussen en daadwerkelijk toe te passen wat in het pedagogisch werkplan staat beschreven. Hierbij laten wij ons inspireren door ontwikkelingsgericht onderwijs. De leidsters worden door de coördinator op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkeling binnen Ontwikkelingsgericht onderwijs, taalontwikkeling en streefdoelen voor peuters. Ontwikkeling van kinderen Observeren is een voorwaarde kinderen goed te kunnen begeleiden in hun ontwikkeling. Begeleiden gaat verder dan op een afstand goed kijken en luisteren.
21
Contact hebben met kinderen, met hen praten, meespelen en deelnemen aan hun activiteiten levert een schat aan informatie op over hun ontwikkeling Door samen bezig te zijn, te spelen en te werken, krijgen we een goede indruk wat een kind zelfstandig doet en kan en wat het nog niet zelfstandig kan. Bij het gericht observeren maken we gebruik van de drie ontwikkelingslijnen van BOSOS24. Voor een doelgericht aanbod werken we met het groepsplan van BOSOS24. Pedagogische principes (zoals beschreven in pedagogisch kader 04): - Lichamelijke en emotionele veiligheid en welbevinden Er wordt gezorgd voor een veilige en gezonde omgeving. Alle kinderen voelen zich welkom en hebben met een of meer leidsters een vertrouwensband. De kinderen voelen zich ook vertrouwd met en veilig tussen de andere kinderen in de groep. - Samenwerking met de ouders In de voorschool is een duidelijke samenwerking met ouders.(beschreven in hoofdstuk 2) - Kinderen leren spelend en actief in relatie met hun omgeving, hun ouders, leidsters, hun speelkameraadjes en de fysieke omgeving. Kinderen nemen niet passief over wat volwassenen aandragen. Ze leren door spelen, doen, uitproberen, kijken, imiteren, meedoen en aanwijzingen. - de pedagogische medewerkers hebben een actieve rol Ze scheppen voorwaarden voor leren en ontwikkelen. Ze zien de kansen voor spel, leren en contacten die zich spontaan voordoen. Ze creëren kansen door activiteiten aan te bieden. - Holistische benadering De opvoeding is evenwichtig gericht op alle aspecten van de ontwikkeling: op de emotionele, sociale, cognitieve, creatieve, motorische en morele ontwikkeling. - Autonomie en verbondenheid Enerzijds is er respect en ruimte voor de eigenheid en autonomie van ieder kind. Anderzijds leert het kind meedoen met het dag en leefritme van de groep en zich aan te passen. Ieder kind heeft het recht bij te dragen aan het geheel. - Respect voor diversiteit Pedagogisch medewerkers hebben respect voor diversiteit (verschillen tussen mensen) en laten dat door hun gedrag zien. Kinderen wordt geleerd positief om te gaan met verschillen die betrekking hebben op leeftijd, sekse, handicaps of sociaalculturele achtergrond. 22
- De doorgaande lijn Opvoeders sluiten aan bij de ontwikkeling van het kind en helpen het kind de competenties te ontwikkelen die hij/zij nodig heeft in de volgende fase, op de basisschool. Op VE de Singel worden de peuters voorbereid op Obs de Singel. Door gebruik te maken van hetzelfde observatiesysteem en leerlingvolgsysteem. Startblokken sluit aan bij de methodiek van de basisschool, aanpak en werkwijze. Er is sprake van een warme overdracht wanneer het kind van een peutergroep naar een kleutergroep gaat. De VEcoördinator is ook onderbouwcoördinator van de basisschool.
Intern begeleider(IBer) VE en zorgleerlingen We werken met het leerlingvolgsysteem BOSOS24 wat past bij onze visie, onderwijsaanbod en methodiek en aansluit bij de basisschool. De coördinator is ook de IBer VE. Zij is een dagdeel vrij geroosterd om bezig te zijn met de zorg. In die tijd kan ze kinderen observeren, overleggen met de leidster en met de coördinator over de kinderen of over begeleiding. Er wordt geregeld contact opgenomen met externe instanties zoals consultatiebureau, fysiotherapeut, logopediste, Auris en de Dagbehandeling. Indien nodig is zij aanwezig bij overlegmomenten met externe instanties, ouders en de nieuwe leerkracht. Het streven is zorgleerlingen vroeg te signaleren en de juiste zorg te verlenen. Indien nodig wordt externe hulp ingeroepen eventueel in samenwerking met het SWV onderwijsdatpast. Doorgaande lijn Na inschrijving op de VE komt het kind op de wachtlijst. Een peuter kan vanaf 14 maanden ingeschreven worden op de wachtlijst en mag starten vanaf 2 ½ , mits er plaats is. Enkele maanden voordat het kind 2 ½ wordt, wordt bekeken in welke groep het kind komt. Ouders worden gebeld door de leidster van het kind voor een intakegesprek. Het kind mag starten na het intakegesprek en de ouders maken met de leidster afspraken over het wennen op de voorschool. Peuters die 5 dagdelen deelnemen gaan in het algemeen naar basisschool De Singel. Bij 3.9 jaar worden de ouders uitgenodigd voor het overgangsgesprek. De leerkracht van de basisschool nodigt de ouders uit voor het kennismaken en spreekt 5 wenochtenden af. De peuter gaat 5 ochtenden op visite in groep 1. De leidster zoekt contact met de nieuwe leerkracht voor de overdracht. Voor verder informatie over Obs de Singel verwijzen we u naar de directie van de Singel, de schoolgids en de website.
23
7. Werkwijze: De peuterspeelzaal maakt gebruik van dezelfde dagritmekaarten als de basisschool. De kaarten visualiseren voor de peuters de activiteiten en de volgorde waarin de dag gaat verlopen. Bij binnenkomst hangt aan de eerste kaart een knijper. Die verhuist met de activiteiten mee. Zo kan het kind zien hoe ver de dag al gevorderd is. Wat ze allemaal al gedaan hebben, wat ze nog gaan doen en wanneer mama of papa weer komt. Dit vergroot het gevoel van veiligheid en zelfstandigheid. Je kan zelf zien wat er gebeurt. De leidsters streven naar een vaste dagritme ochtendprogramma inloop: De peuter wordt met zijn papa of mama ontvangen aan de grote tafel. Verschillende spelletjes staan klaar die samen gespeeld kunnen worden. doel: samenspel ouder kind en informele contacten tussen ouders stimuleren. de werkles: De leidsters bieden begeleide spelactiviteiten aan, expressie, ontwikkelingsmaterialen, constructie materiaal, kleur en vlakvullingsmateriaal, puzzelen en kleine kringactiviteiten. doel: de peuters kennis laten maken met verschillende materialen, de eigenschappen en mogelijkheden, gebruiken van taal bij hun handelen. plaspauze: peuters gaan onder begeleiding naar het toilet of worden verschoond doel: zindelijkheidstraining, zelfstandigheid bij toiletgang, broeken open en dicht doen en handen wassen fruitkring: Kinderen drinken een beker melk of water. De leidster maakt het meegebrachte fruit schoon. De kinderen delen en eten met elkaar het fruit. doel: kinderen drinken voldoende, eten gevarieerd fruit. in de kring: Kinderen zitten in de kring, leidsters bieden een boekje aan, zingen liedjes, versjes, bewegingsspelletjes, korte gesprekjes.
24
doel: met elkaar plezier hebben in gevarieerde activiteiten die de woordenschat, het taalgebruik en de ontluikende geletterdheid en gecijferdheid stimuleren. buiten spelen of naar het speellokaal: De kinderen gaan vrij spelen op de speelplaats. Zij delen de speelplaats met de kinderen van de groepen 1 of 2. Bij regen gaan de peuters, indien beschikbaar naar het speellokaal. Daar gaan zij klimmen en klauteren of een spelletje spelen onder toezicht van de leidsters. doel: ontwikkelen grove motoriek, kennis maken met en samen spelen met de kleuters, buitenspeelgoed leren delen. in de kring: Met elkaar het dagdeel afsluiten. Er wordt geluisterd naar een verhaaltje, een lied gezongen, een versje of een kort bewegingsspelletje. doel: kinderen leren wij horen bij elkaar en hebben plezier in het samen zijn. middagprogramma inloop: De peuter wordt met zijn papa of mama ontvangen aan de grote tafel. Verschillende spelletjes staan klaar die samen gespeeld kunnen worden. doel: samenspel ouder kind en informele contacten tussen ouders stimuleren. de werkles: De leidsters bieden begeleide spelactiviteiten aan, expressie, ontwikkelingsmaterialen, constructie materiaal, kleur en vlakvullingsmateriaal, puzzelen en kleine kringactiviteiten. doel: de peuters kennis laten maken met verschillende materialen, de eigenschappen en mogelijkheden, gebruiken van taal bij hun handelen. plaspauze: Peuters gaan onder begeleiding naar het toilet of worden verschoond. doel: zindelijkheidstraining, zelfstandigheid bij toiletgang, broeken open en dicht doen en handen wassen fruitkring: Kinderen drinken een beker melk of water. De leidster maakt het meegebrachte fruit schoon. De kinderen delen en eten met elkaar fruit. doel: kinderen drinken voldoende, eten gevarieerd fruit. buiten spelen of naar het speellokaal: De kinderen gaan vrij spelen op de speelplaats. Zij delen de speelplaats met de kinderen van de groepen 1 of 2. Bij regen gaan de peuters, indien beschikbaar naar het speellokaal. Daar gaan zij klimmen en klauteren of een spelletje spelen onder toezicht van de leidsters. doel: ontwikkelen grove motoriek, kennis maken met en samen spelen met de kleuters, buitenspeelgoed leren delen. in de kring: Kinderen zitten in de kring, leidsters bieden een boekje aan ,zingen liedjes, versjes, bewegingsspelletjes, korte gesprekjes en met elkaar het dagdeel afsluiten. 25
doel: met elkaar plezier hebben in gevarieerde activiteiten die de woordenschat, het taalgebruik en de ontluikende geletterdheid en gecijferdheid stimuleren. De kinderen verlaten het lokaal alleen onder begeleiding van de leidsters bij toiletbezoek, buiten spelen, gymmen in het speellokaal. De tijd van het buitenspelen sluit aan op het rooster van de kleuters uit de groepen 1 of 2. Een enkele keer verlaten zij ook onder begeleiding van de leidsters de speelplaats. Dit kan zijn om te wandelen naar een grasveld om blaadjes of kriebelbeestjes te gaan zoeken. Of boodschappen in de winkel. Als de peuters op excursie gaan verlaten zij het lokaal en de speelplaats onder begeleiding van de leidsters en de ouders. Met elkaar bewaken wij de veiligheid van de peuters en delen we in hun plezier en ervaringen.
26