(K)individu “(K)individu Otterkoog” (K)individu VOF “(K)individu Otterkoog”
Welkom bij (K)individu Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Locatie: Otterkoog 28 1822 BW Alkmaar Tel: 072-5625353 Fax: 072-5643045 Email:
[email protected] Website www.kindividu.nl Kwaliteit in Individuele zorg voor uw kind
Pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan
Pagina 1
Inleiding In de Wet Kinderopvang staat vermeld dat kinderopvang gericht moet zijn op deze vier basale pedagogische doelen: Bieden van fysieke en emotionele veiligheid; kinderen leren omgaan met verschillende soorten gebeurtenissen die het kind raken, zoals ziekte, overlijden. Kinderen moeten zich thuis en op hun gemak voelen op de groepen. Verwerven van persoonlijke competenties: kinderen moeten worden gestimuleerd om zich zowel verstandelijk (cognitief) als motorisch (lichamelijk) te ontwikkelen. Verwerven van sociale competenties; door op een goede manier samen met elkaar te spelen kunnen kinderen veel van elkaar leren. Overdragen van normen en waarden; kinderen moeten leren zich te houden aan afspraken en regels op de groep, rekening te houden met elkaar, op respectvolle manier met elkaar omgaan. Het gaat bij overdragen van normen en waarden om stimulering van de gewetensontwikkeling; kinderen leren wat hoort en wat niet. Deze vier doelen vormen de basis van het pedagogisch beleid van (K)individu. Deze basisdoelen worden in het pedagogisch werkplan verder uitgewerkt.
Ontwikkelingsgericht De werkwijze van (K)individu kan het beste worden omschreven als een ontwikkelingsgerichte werkwijze. Hiermee bedoelen we dat in ons werk bewust die activiteiten tijdens de opvang worden aangeboden die passen in de ontwikkelingsfase van het kind en het kind stimuleren om zich verder te ontwikkelen.
Kwaliteit van de groepsleiding De pedagogisch medewerkers van (K)individu zijn allen gekwalificeerde en gediplomeerde professionals die regelmatig worden bijgeschoold en getraind in de belangrijkste interactievaardigheden die nodig zijn in de omgang met kinderen. Alle pedagogisch medewerkers beschikken over een beroepskwalificatie zoals die benoemd staat in de CAO Kinderopvang. Aspecten van de benodigde deskundigheid voor ontwikkelingsgericht werken zijn: bben kennis over de ontwikkelingen in leeftijdsfasen van kinderen vroeg te herkennen. orm van ondersteuning bij welke ontwikkelingsproblemen past.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 2
Screening van de pedagogisch medewerkers. Elke medewerker die werkzaam is voor onze organisatie is in bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag. Een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is een verklaring waaruit blijkt dat gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. Sinds maart 2014 valt onze organisatie onder de continue screening van de verklaringen, waarbij wijzigingen in justitiële documentatie direct worden aangepast en een gepaste actie op deze wijzigingen door de organisatie wordt ondernomen.
Wenbeleid (extern en intern) Wennen aan een nieuwe omgeving Kinderen kunnen bij (K)individu geplaatst worden vanaf de leeftijd van 10 weken. Uw kind heeft tijd nodig om te wennen aan een nieuwe omgeving. Tijdens het intakegesprek, dat voorafgaand aan de plaatsing met ouder(s)/verzorger(s) wordt gepland, zullen wenafspraken worden afgesproken. Deze wenafspraken vinden plaats voordat de plaatsing van het kind in gaat, zodat ouder(s)/ verzorger(s) de mogelijkheid hebben om het kind eerder op te halen wanneer het kind het nog moeilijk vindt om op de opvang te zijn. Pedagogisch medewerkers houden tijdens de gewenningsperiode de ontwikkeling van het kind extra in de gaten en overlegt met de ouder(s)/ verzorger(s) wat goed is te doen in het belang van het kind. Intern wenbeleid Voor de overgang naar een andere groep binnen het kinderdagverblijf, hanteren wij een intern wenbeleid. Voordat het kind overgaat naar de volgende groep, zijn er gemiddeld 2 dagdelen waarop het kind gaat wennen op de nieuwe groep. Deze wenmomenten worden van tevoren met ouders besproken. Afhankelijk van de activiteiten die gedaan worden op de volgende groep, kan het ook voorkomen dat het kind spontaan gaat wennen, indien de groepsgrootte dit toelaat. In principe worden er vaste leeftijden gehanteerd waarop kinderen overgaan naar de volgende groep, deze leeftijden zijn per locatie vastgesteld. Voor kinderen die er eerder aan toe zijn om door te stromen naar de volgende groep, bestaat deze mogelijkheid. Ditzelfde geldt voor kinderen die er nog niet aan toe zijn. Een afwijking van de vastgestelde leeftijd gaat altijd in overleg met de ouders en de leidinggevende van de locatie. Daarnaast dient er afstemming plaats te vinden met het hoofdkantoor, daar moet bekeken worden of de aanpassing in de planning mogelijk is op de groepen. Op de locaties kennen de kinderen en de medewerkers elkaar vaak allemaal en kennen de kinderen ook de verschillende ruimtes in de locatie. Als een kind doorstroomt naar een nieuwe groep, wordt het altijd gebracht door een pedagogisch medewerker van de oude groep. Afhankelijk van het kind, wordt gekeken hoe lang, hoe vaak en op welke momenten het voor het kind het beste is om te wennen. Dit wordt met de ouder(s)/verzorger(s) vindt een overgangsgesprek plaats met de mentor van het kind van de oude groep en de mentor van de nieuwe groep. Er gaan maximaal 2 kinderen tegelijk wennen op dezelfde groep. Indien tijdens het intern wennen wordt afgeweken van de pedagogisch medewerker/kindratio dan moet deze terug te voeren zijn naar de geldende pedagogisch medewerker/kindratio op de betreffende groepen. De pedagogisch medewerker/kindratio mag, indien er voor een bepaalde periode op een dag wordt gewend, voor beide groepen in totaal bepaald worden.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 3
Sensitieve Responsiviteit. Sensitieve responsiviteit is een van de belangrijkste interactievaardigheden die pedagogisch medewerkers van (K)individu gebruiken in de omgang met het kind. De pedagogisch medewerkers dragen bij aan de ontwikkeling van de persoonlijke, sociale, en morele competenties van het kind door hun warme en ondersteunende aanwezigheid. Door gevoelig te zijn voor de signalen die het kind geeft, goed naar het kind te kijken en proberen te begrijpen wat het kind bedoelt, kan de pedagogisch medewerkster op de juiste manier reageren op het kind. Hierdoor voelt het kind zich begrepen en geaccepteerd. Bijvoorbeeld: het kind staat in de box en huilt. Doordat de pedagogisch medewerker goed naar het kind kijkt, ziet deze de signalen dat het kind zijn armen naar de grond strekt terwijl het huilt en wijst naar het speeltje dat op de grond ligt. De pedagogisch medewerker reageert hierop door te benoemen wat het ziet en pakt het speeltje om het aan het kind terug te geven. Stimulering van de ontwikkeling Pedagogisch medewerkers van (K)individu gebruiken verschillende manieren om de motorische ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling, sociale ontwikkeling en de creativiteit bij het kind te ontwikkelen en te stimuleren. Zowel onder stimulering als over stimulering wordt voorkomen door af te stemmen op het niveau en de behoeften van het kind. Met deze ontwikkelingsgerichte aanpak kunnen we in een heel vroeg stadium ontwikkelingsachterstanden signaleren en zijn we in staat om vroegtijdige stimulering aan het kind te bieden.
Ondersteuning van beroepskrachten door andere volwassenen Directe collega’s De beroepskrachten van (K)individu worden op meerdere manieren ondersteund door andere volwassenen. Naast eventuele collega’s van dezelfde vestiging zijn er enkele specifieke andere beroepskrachten Medewerker Kwaliteit & Veiligheid Mochten medewerkers van (K)individu te maken krijgen met kinderen waarvan het vermoeden van een ontwikkelingsachterstand bestaat, of waarbij onverhoopt een vorm van verwaarlozing of mishandeling wordt vermoed, dan kan een beroep worden gedaan op onze Hoofd Zorg welke werkt op ons hoofdkantoor, zij kan worden ingeroepen voor collegiale ondersteuning, het doen van observaties en voor consultatie bij het eventueel doorverwijzen van kinderen naar externe professionals (huisarts, Centrum Jong, AMK). Ook bij twijfels over de veiligheid van een (nieuwe) activiteit kunnen de medewerkers bij haar terecht met vragen daarover. Hoofdkantoor en management Vragen over de achtergrond van het kind, persoonlijke gegevens of de contractuele aspecten van de opvang kunnen worden gesteld aan het Hoofdkantoor in Alkmaar. Op managementvlak en bij eventuele kritische vragen van ouder(s(/verzorger(s) kunnen de medewerkers terecht bij de directie van (K)individu (
[email protected]) Mentoraat Alle pedagogisch medewerkers hebben een aantal kinderen die zij het best kennen, de mentorkinderen. De mentor is contactpersoon en eerste aanspreekpunt van de ouders met betrekking tot opvang en begeleiding van het mentorkind. Bovendien doen de medewerkers observaties van de kinderen.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 4
Door deze werkwijze kunnen de pedagogisch medewerkers de kinderen een vorm van opvang en begeleiding bieden die bij hun ontwikkeling past en de ouders betrouwbare en deskundige informatie verstrekken over de ontwikkelingen die hun kinderen tijdens de opvang doormaken. Kinderen ontwikkelen zich juist in deze leeftijd van 0-4 razendsnel. In de visie van (K)individu hebben kinderen buitengewoon veel profijt van een dergelijke investering in hun ontwikkeling op deze leeftijd.
Thomas Gordon In het werken bij (K)individu passen de pedagogisch medewerkers de communicatiebenadering toe vanuit de visie van de Amerikaanse pedagoog dr. Thomas Gordon (1918-2002). Een uitgangspunt van Gordon is dat er een goede en open relatie ontstaat tussen de opvoeder en het kind door wederzijds acceptatie en begrip te creëren en conflicten op te lossen op een manier waarbij opvoeder en kind beiden tevreden zijn met de uitkomst. (win-win benadering) Om deze goede en open relatie te laten ontstaan worden de vaardigheden ‘actief luisteren’ en ‘confrontatie via de ik-boodschap’ toegepast. Actief luisteren De boodschap die het kind geeft door gedrag, lichaamstaal of spraak wordt benoemd om te zien of het kind goed begrepen is door de opvoeder. (“ik zie dat jij dat speeltje wilt pakken”) Confrontatie via de ik-boodschap Vanuit de ik-persoon wordt een boodschap aan het kind gegeven waarin wordt aangegeven wat de opvoeder bij gedrag van het kind ziet en voelt. (“ik vind het niet leuk dat jij dat speeltje stuk maakt”) De communicatievaardigheden vanuit de Gordon-methode zorgen voor een positieve benadering van het kind. Het kind wordt door de ik-boodschap niet beoordeeld op zijn persoon, maar leert een eigen verantwoording voor zijn gedrag te nemen en zich in een ander te verplaatsen. Hiermee kan het kind eigenwaarde en zelfvertrouwen opbouwen. Een positieve benadering van het kind vinden wij bij (K)individu zeer belangrijk, zodat het zich optimaal kan ontwikkelen omdat het zich goed voelt. Naast de communicatievaardigheden vanuit de Gordon-methode benaderen de pedagogisch medewerkers het kind ook positief op de volgende manieren: fel, etc. kind wat het wèl behoort te doen, in plaats van wat het niét behoort te doen. n om onaanvaardbaar gedrag te voorkomen. Bijvoorbeeld de stoel weghalen waar het kind steeds op klimt. gelijkwaardige voet te staan. op wat er gaat gebeuren door die gebeurtenis te benoemen. Hierdoor krijgt het kind de mogelijkheid om te schakelen naar wat er van hem wordt verwacht.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 5
Competenties Pedagogisch Kader Vanuit het Pedagogisch Kader Kinderopvang zijn de doelen uit de Wet Kinderopvang uitgewerkt in zeven competenties. Aan de hand van deze zeven competenties zullen we hier de werkwijze van (K)individu verder uitleggen. Kinderen zijn geneigd gedrag te imiteren. De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van de voorbeeldfunctie die zij voor het kind hebben en handelen hier naar. Binnen het spelmateriaal en het activiteitenaanbod zijn alle competenties terug te vinden. Het kind krijgt hiermee de mogelijkheid zich spelenderwijs te ontwikkelen. Wanneer het kind de mogelijkheden van het spelmateriaal niet kent, nemen de pedagogisch medewerkers een actieve rol aan. Zij doen voor hoe het speelgoed werkt en begeleiden het kind in het spel. Zo wordt het kind op weg geholpen om vervolgens zelf verder te gaan. 1. Emotionele competenties In het hoofdstuk over veiligheid, verderop in dit informatieblad, staat uitgelegd op welke manier (K)individu de kinderen zo veel mogelijk emotionele veiligheid biedt door structuur. Naast het bieden van structuur vinden wij het voor de emotionele competenties ook zeer belangrijk om het kind een geborgen gevoel te geven. Dit geborgen gevoel geven de pedagogisch medewerkers op de volgende manieren: ost en ondersteuning te bieden De pedagogisch medewerkers benoemen wat zij bij het kind zien, zij tillen het kind op of nemen het op schoot als het daar behoefte aan heeft en zij tonen begrip voor de situatie van het kind. Het begrip tonen zij door actief te luisteren en emoties te erkennen. Bijvoorbeeld: de pedagogisch medewerkers heten het kind welkom wanneer het binnenkomt en vragen hoe het met het kind gaat. Hiermee wordt het kind gezien en weet het dat het gezien wordt. De pedagogisch medewerkers stralen uit dat het kind en zijn ouders geaccepteerd worden bij (K)individu door een vriendelijke en open houding aan te nemen, te luisteren naar hen en hen serieus te nemen. De pedagogisch medewerkers zorgen er voor dat het kind individuele aandacht ontvangt. Wanneer er één op één momenten plaatsvinden, zoals bij het geven van de fles of het verschonen van het kind, is de volledige aandacht gericht op het kind. t kind ruimte te geven voor het vormen van een eigen ik. Elk kind is uniek en heeft zijn eigen karakter, ontwikkeling en behoeften. De pedagogisch medewerkers kijken bewust naar het unieke van het kind door actief te luisteren en verwachtingen af te stemmen op het individuele kind. Door op deze manieren geborgenheid aan het kind te geven en het kind positief te benaderen, zoals eerder beschreven, kan het kind zelfvertrouwen ontwikkelen. Het kind ontwikkelt zich hierdoor optimaal, wordt weerbaar en verbetert zijn zelfredzaamheid. 2. Sociale competenties Sociale vaardigheden zijn voor het kind belangrijk om later op school en in de maatschappij zo goed mogelijk te functioneren. Bij (K)individu worden deze sociale vaardigheden eigenlijk vanzelfsprekend aangeleerd, omdat het kind als het ware in een minisamenleving wordt opgevangen.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 6
Doordat het kind met de groep meedraait, leert het de regels die op de groep bestaan en ervaart hoe het is om met deze regels om te gaan. In grote groepsmomenten als samen eten, een kringspel of buiten spelen is er aandacht voor het samen ervaren, het bewust maken van elkaar en oefenen in vaardigheden als op de beurt wachten of elkaar uit laten praten. De pedagogisch medewerkers benoemen naar het kind toe wat de verwachting is op een bepaald moment. Bijvoorbeeld: bij de lunch krijgt elk kind zijn broodje voor zich en moet wachten totdat iedereen zijn broodje heeft, voordat het mag gaan eten. Hierin wordt voor het kind benoemd dat het even kan wachten totdat iedereen zijn broodje heeft. Het kind heeft veel andere kinderen om zich heen gedurende de dag waarop het wordt opgevangen. Hierdoor leert hij relaties aan gaan met leeftijdgenootjes. Sommige kinderen kunnen hierin meer verlegen zijn dan anderen. De pedagogisch medewerkers stimuleren het kind hierbij door uit te leggen wat het kind kan doen of kan zeggen tegen een ander kind. Door samen met andere kinderen te spelen leren zij elkaar goed kennen en is het leuk met elkaar. Door dagelijks ruimte te geven voor vrij spel kan het kind zelf ontdekken met welke andere kinderen het graag speelt om daarmee een relatie op te bouwen. Conflicten Er ontstaan ook wel conflicten tussen kinderen tijdens het samen spelen. Een speelgoed wordt afgepakt of iemand zit net in de weg. Wanneer het kind zelf nog geen oplossingen heeft geleerd om hiermee om te gaan, doen de pedagogisch medewerkers de oplossingen voor. Zij vertellen wat het kind kan doen of kan zeggen tegen het andere kind en leggen uit welke manier de juiste is. Door verschillende oplossingen aan te reiken leert het kind een repertoire waaruit het uiteindelijk zelf kan gaan kiezen. Naarmate het kind wat ouder wordt bekijken de pedagogisch medewerkers of het lukt om zelf het conflict op te lossen. Door niet direct in te springen in het conflict leert het kind er zelfstandig mee om te gaan zonder direct hulp van een volwassene nodig te hebben. Een ander sociaal aspect dat wij belangrijk vinden om te stimuleren bij het kind is dat het kind hulp kan bieden en kan aannemen. Bijvoorbeeld: wij laten de peuters helpen met taken als de tafel afruimen, benodigdheden pakken of drinken uitdelen. Door beurten af te wisselen leert het kind zowel de hulp te bieden als te ontvangen. 3. Motorisch – zintuiglijke competenties De hele dag beweegt het kind, waardoor het van kleins af aan een grote ontwikkeling doormaakt, van leren zitten tot lopen, kleine dingetjes oppakken, voelen, zien. Het kind heeft ruimte nodig om zich te kunnen bewegen en zo de eigen motivatie in beweging te kunnen ontplooien. Hiervoor zorgen de pedagogisch medewerkers dat het kind deze ruimte op een veilige manier krijgt door speelkleden- en/of matten neer te leggen op de groepen. Spelenderwijs stimuleren zij het kind in het ontwikkelen van zijn motoriek en zintuigen door diverse activiteiten aan te bieden. Deze activiteiten kunnen voorbereid aangeboden worden of ook spontaan ontstaan door wat de pedagogisch medewerkers bij het kind zien gebeuren. Bij het uitvoeren van de activiteiten wordt het kind positief aangemoedigd. Wanneer het kind echter geen zin heeft om mee te doen wordt dit gerespecteerd en wordt het kind niet gedwongen om wel mee te doen.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 7
4. Cognitieve competenties Door de communicatievaardigheden van Thomas Gordon toe te passen benoemen de pedagogisch medewerkers veel en verschillende emoties. Het kind leert hierdoor de emoties herkennen, te begrijpen en zelf te benoemen. (K)individu werkt met thema’s waarop veel activiteiten worden afgestemd om het kind iets aan te leren (kennis) over een onderwerp. Ongeveer elke zes weken wordt er een nieuw thema bedacht. Thema’s als de seizoenen, Sinterklaas, Kerst en Pasen zijn thema’s die elk jaar terug komen. Daarnaast worden er thema’s als voertuigen, voeding, sprookjes, etc. bedacht waarbij verschillende activiteiten worden gedaan om het kind spelenderwijs in aanraking te laten komen met informatie over verschillende onderwerpen. Het thema is geen keurslijf. Er kunnen ook activiteiten worden aangeboden die afwijken van het thema. Tijdens de activiteiten stimuleren de pedagogisch medewerkers het kind om vindingrijk te zijn in het zoeken naar oplossingen voor moeilijkheden die zich voordoen. Bijvoorbeeld: het kind is aan het puzzelen. Eerst laten de pedagogisch medewerkers het kind zelf proberen of het lukt. Wanneer het bij het kind niet lukt, zullen zij het helpen door aanwijzingen te geven (als ‘dat stukje past misschien daar’ of ‘een klein beetje draaien’) om het wel te laten lukken. 5. Taal en communicatieve competenties Door de communicatievaardigheden van Thomas Gordon toe te passen leert het kind luisteren en te begrijpen wat er wordt gezegd. Voordat het kind echter zo ver is om dit te kunnen horen en begrijpen en ook zelf toe te passen, stimuleren de pedagogisch medewerkers het kind in zijn taalontwikkeling door veel tegen het kind te praten. Zij benoemen wat zij zien en doen, zodat het kind de taal leert. Daarnaast bieden zij verschillende activiteiten aan die gericht zijn op taal. Bijvoorbeeld: elke dag worden er samen met de kinderen liedjes gezongen en worden er boekjes gelezen. Wanneer het kind na de passieve taalontwikkeling zich gaat ontwikkelen in de actieve taalontwikkeling stimuleren we het door woorden te herhalen en het kind soms de woorden na te laten zeggen. Wanneer het kind het woord verkeerd zegt, herhalen wij het woord op de juiste manier, maar zonder te verbeteren. Bijvoorbeeld: het kind zegt “ik wil graag jijstwafel “ herhalen wij naar het kind “wil jij graag een rijstwafel?” Op deze manier geven wij het kind door hoe het woord uitgesproken dient te worden, maar vallen wij het kind niet af op wat hij zei. Hiermee willen wij voorkomen dat het kind onnodig onzeker wordt over zijn uitspraak. De pedagogisch medewerkers moedigen het kind aan zelf te vertellen door open vragen aan het kind te stellen en gesprekjes met het kind aan te gaan. Tijdens de eetmomenten nemen zij altijd de gelegenheid tot het aangaan van gesprekjes met het kind. 6. Morele competenties (K)individu biedt een klimaat waarin het kind zich bewust wordt van gangbare maatschappelijke normen en waarden, waarbij de eigenheid van ieders (culturele) achtergrond gerespecteerd wordt, zolang die niet in strijd is met de uitgangspunten van ons pedagogisch beleid. De normen en waarden die de pedagogisch medewerkers overbrengen aan het kind zijn gericht op het zich houden aan regels, sociale omgangsvormen en respect hebben voor elkaar. Soms kunnen normen en waarden verschillen met die waar het kind mee bekend is.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 8
Het kind leert hierdoor juist het verschil te maken en rekening te houden met de normen en waarden van andere mensen. De morele ontwikkeling bij het kind ontstaat zo rond de leeftijd van tweeënhalf á drie jaar. Om het kind te leren wat wel en niet mag of kan, vertellen de pedagogisch medewerkers van jongs af aan het kind welk gedrag wordt verwacht. Door uit te leggen waarom die verwachting bestaat kan het kind zich goed moreel ontwikkelen. Bijvoorbeeld: het kind slaat een ander kind op het hoofd. De pedagogisch medewerkers zeggen “aai het kindje maar, slaan doet pijn”. Door het uit te leggen aan het kind leert het de gevolgen van zijn gedrag en zal het kind dit kunnen plaatsen bij het ontwikkelen van zijn morele besef. Alternatieven worden aangeboden, zodat het kind het gedrag leert om te buigen naar aanvaardbaar gedrag. Wanneer een kind onaanvaardbaar gedrag laat zien dat gericht is op fysieke pijn of het niet gehoorzamen van regels geven de pedagogisch medewerkers na een waarschuwing een consequentie aan het kind om duidelijk te maken dat dit niet aanvaardbaar is. Een consequentie kan zijn dat het kind een onaanvaardbare gedraging moet herstellen. Bijvoorbeeld: de limonade opruimen die expres is omgegooid of iets opnieuw laten doen op de juiste manier (bijvoorbeeld de deur zacht dicht doen, nadat het eerst hard is gedaan). Dit aanvaardbare gedrag dat de pedagogisch medewerkers van het kind vragen, wordt beloond met een compliment. Omdat het moreel besef pas aanwezig is vanaf zo’n tweeënhalf jaar, passen wij een time-out als consequentie alleen toe, bij kinderen vanaf deze leeftijd. Bijvoorbeeld: het kind wordt na een waarschuwing in de groep even apart gezet. Aan het kind wordt verteld waarom het even apart zit. Bij het einde van de time-out wordt nogmaals uitgelegd waarom het even apart moest zitten, vervolgens wordt het goed gemaakt en afgesloten. Volgens de visie van Thomas Gordon is dit een win-verliesbenadering waarbij er geen rekening wordt gehouden met de behoeften van het kind. De pedagogisch medewerkers zetten daarom de time-out pas in wanneer het niet lukt om het conflict op te lossen via de confronterende ikboodschap. Vooraf wordt het kind altijd gewaarschuwd, zodat het de ruimte krijgt om zijn gedrag te veranderen. 7. Stimuleren van expressieve en beeldende competenties De pedagogisch medewerkers bieden verschillende activiteiten aan het kind aan die de expressieve en beeldende competenties stimuleren. Deze activiteiten zijn gelegen in knutselen, dansen, zingen, muziek, etc. (K)individu zorgt voor een ruim aanbod aan materialen. (K)individu vindt het belangrijk dat de autonomie van het kind wordt gerespecteerd. Niet een mooi resultaat is het belangrijkste, maar wat het kind tijdens het maken ervan beleeft. De pedagogisch medewerkers geven het kind de vrijheid in de keuzes die het maakt voor zijn eigen resultaat. Zo kan een kind zijn koe groen kleuren of ogen op de plek van de oren plakken. Hierin geven de pedagogisch medewerkers zo min mogelijk sturing hoe het eigenlijk hoort. Wel geven zij uitleg over de juiste manier, zodat het kind op cognitief niveau hiervan leert. Zelfredzaamheid Binnen de zeven competenties wordt overkoepelend de zelfredzaamheid van het kind ontwikkeld. Om het kind te stimuleren in zelfredzaamheid laten de pedagogisch medewerkers het kind zo veel mogelijk zelf doen wanneer hij hier aan toe is binnen zijn ontwikkelingsfase. Bijvoorbeeld: de pedagogisch medewerkers laten de baby zelf zijn fles vasthouden en de peuter zelf zijn drinken inschenken. Een dreumes kan vaak zelf zijn sokken uittrekken, een peuter kan al zijn kleren al uit en aantrekken.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 9
Zindelijkheid stimuleren de pedagogisch medewerkers door het kind vanaf de dreumes- of peutergroep te laten kennismaken met de toiletten. Doordat het kind ziet wat andere kinderen doen leert het de bedoeling van het toilet. Door een ongedwongen sfeer zorgen de pedagogisch medewerkers ervoor dat het kind plezier heeft in het zindelijk worden.
Observatiemethode (K)individu werkt met een eigen observatiemethode waarin open en gesloten vragen worden beantwoord over de verschillende ontwikkelingsgebieden en de stemming van het kind. Deze observaties worden twee keer per jaar ingevuld. Door middel van deze observatiemethode krijgen de pedagogisch medewerkers een goed beeld van de ontwikkeling van het kind. Aan de hand van dit beeld kunnen zij vaststellen in welk ontwikkelingsgebied het kind ondersteuning nodig heeft. Kindbesprekingen Tijdens de kindbespreking worden kinderen door de verschillende mentoren ingebracht. De insteek is zorgvuldige uitwisseling van informatie over hoe het met kinderen gaat op het kinderdagverblijf. In de kindbespreking staat centraal de vraag hoe kinderen zich ontwikkelen in hun huidige ontwikkelingsfase. Door deze uitwisseling trachten de pedagogisch medewerkers in een vroeg stadium (vroegsignalering) de kinderen in beeld te krijgen waar er zorgen over bestaan (zorgkinderen). Er worden eventueel afspraken gemaakt hoe en wanneer er extra aandacht zal worden besteed aan kinderen die daarvoor in aanmerking komen. Deze vroegsignalering stelt de pedagogisch medewerkers in staat om preventief te handelen. Onder anderen door gesprekken met ouder(s)/verzorger(s) waarin op zorgvuldige wijze overdracht van informatie uit observaties plaatsvindt. Samenwerking met ouders De ouder(s)/verzorger(s) creëren de primaire opvoedingsomgeving rondom het kind. Zij maken de keuze om het kind naar de kinderopvang te brengen. Vanuit die keuze maakt het kind ook kennis met een secundaire opvoedingsomgeving. De ouder(s)/verzorger(s) zijn de hoofdopvoeders; de pedagogisch medewerkers zijn de medeopvoeders vanaf het moment dat het kind bij ons opgevangen wordt. Samen met ouder(s)/verzorger(s) willen zij een bijdrage leveren aan de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Afscheid nemen (K)individu vindt het fijn voor het kind als de ouder tijdens het brengen en halen de tijd neemt. Het kind kan dan wennen aan de overgang van thuis naar het kinderdagverblijf en andersom. De pedagogisch medewerkers besteden aandacht aan het moment waarop de ouder vertrekt. Wij vinden het van belang dat het kind op een goede manier afscheid neemt, zodat het kind door heeft wat er gebeurt en hiermee leert omgaan. De pedagogisch medewerker benoemt voor het kind wat er gebeurt en zwaait samen met het kind de ouder uit. Wanneer het kind verdrietig wordt, erkent de pedagogisch medewerker dit verdriet en troost het kind. Overdracht (K)individu vindt het belangrijk dat wij regelmatig met ouders van gedachten wisselen, onder andere over hun visie op opvoeden en over de ontwikkeling van het kind. De haal- en brenggesprekken vinden wij dan ook van groot belang om informatie uit te wisselen over de stemming en toestand van het kind.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 10
In de gesprekken met ouder(s)/verzorger(s), bijvoorbeeld naar aanleiding van een observatie, vinden wij het belangrijk om uitgebreid te bespreken hoe het met het kind gaat. De pedagogisch medewerkers schrijven regelmatig in het overdracht schrift van kind zowel op papier als digitaal (via het reserveringssysteem NioKids) hoe het met het kind gaat. Er is aandacht voor de leuke dingen en de nieuwe ervaringen die het heeft opgedaan. Door de ouder(s)/verzorger(s) volledig te informeren en duidelijke afspraken met hen te maken trachten wij een professionele relatie met hen op te bouwen. In dit samenwerkingsverband staan de belangen van het kind voorop.
Schoon, veilig en gezellig! Drie elementen zijn belangrijk in de werkwijze van (K)individu: schoon, veiligheid en gezelligheid. Deze elementen zorgen voor het bieden van veiligheid en verbondenheid welke wij zien als voorwaarden voor het kind om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
Schoon Vanzelfsprekend zorgt (K)individu ervoor dat het kind in een schone omgeving wordt opgevangen. Daarom wordt de opvangruimte van het kind dagelijks een aantal keren schoongemaakt. De pedagogisch medewerkers leveren daar zelf een bijdrage aan door de groepsruimten goed op te ruimen en ook schoonmaakwerkzaamheden zelf te doen. Schoonmaakmiddelen worden buiten het bereik van het kind opgeslagen. Verdere informatie hierover is terug te vinden in de rapportages van de risico-inventarisaties die op alle vestigingen aanwezig zijn.
Gezellig Het kind heeft een gezellige tijd bij (K)individu. De pedagogisch medewerkers maken van iedere dag iets bijzonders en organiseren regelmatig leuke evenementen. Zo is er ieder jaar volop te doen met Sinterklaas en Kerst, gaat carnaval niet onopgemerkt voorbij en vieren de meeste vestigingen een zomerfeest. Maar gezelligheid zit ook in kleine dingen: een goede sfeer op de groepen, rustig voorlezen, liedjes zingen, dansen of lekker knutselen met elkaar.
Veilig Wanneer het kind zich emotioneel veilig en geborgen voelt kan hij zich optimaal ontwikkelen. Ook lichamelijke veiligheid is voor ons zeer belangrijk. Om de lichamelijke veiligheid te kunnen waarborgen stellen de pedagogisch medewerkers eerder een grens aan het kind dan vanuit de Gordon-methode zou kunnen worden gesteld. De pedagogisch medewerkers geven het kind zo veel mogelijk ruimte om te ontdekken en te ervaren, maar wel binnen de veiligheidsgrenzen van (K)individu. Deze grenzen zijn vastgesteld in de Risico Inventarisatie en in de regels die op de groep bestaan. Bijvoorbeeld: binnen lopen en buiten rennen. Of afspreken dat de bank er is om op te zitten en er een mat is waarop kan worden gesprongen. Vierogenprincipe De groepsruimtes op onze vestigingen zijn zodanig ingericht dat er altijd minimaal twee volwassenen zijn die de groep kinderen kunnen zien of eventueel horen. Deze volwassenen weten dat zij deze verantwoordelijkheid hebben. Om te precies weten hoe het vierogenprincipe op de vestiging wordt ingevuld, raadpleegt u het werkplan behorende bij dit pedagogisch beleid.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II – Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Pedagogisch beleid Pagina 11
Toegang tot stamgroepen De stamgroepen zijn het domein van de kinderen waarin zij zich in alle veiligheid onbezorgd kunnen ontwikkelen. Bij (K)individu zijn de stamgroepen alleen toegankelijk voor de pedagogisch medewerkers en (vertegenwoordigers van) de ouders van de kinderen die er worden opgevangen. Uitzonderingen hierop zijn de Managementteam-leden, Ondersteunende afdelingsfuncties, de leidinggevende en de Medewerker Technische Dienst van de organisatie. Daarnaast komt het in de praktijk voor dat er, tijdens openingstijden, door derden werkzaamheden of controles uitgevoerd moeten worden op de locaties en de stamgroepen. Te denken valt aan de GGD-inspecteur - brandweerinspecteurs - inspecteurs die de brand-meld-installaties en noodverlichting controleren - ingehuurde medewerkers (kinderkapper, poppenspeler) en stagiaires met wie een samenwerkingsrelatie bestaat en met wie wij een overeenkomst hebben. Zij zijn in het bezit van een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag. Derden betreden de locaties en stamgroepen alleen onder begeleiding van de leidinggevende of pedagogisch medewerker. Overige personen dan bovengenoemd worden niet op de groepen toegelaten. Achterwacht Aan het begin en/of het eind van de dag kan het voorkomen dat de pedagogisch medewerker alleen met kinderen in het gebouw aanwezig is. Indien nodig gaat op een dergelijk moment de functie van achterwacht in werking. De achterwacht wordt opgeroepen bij bijvoorbeeld ziek worden van de medewerker, in geval van een calamiteit, een ongeval of een ander voorval waarbij de medewerker het nodig acht de achterwacht in te schakelen. De achterwacht is binnen vijftien minuten aanwezig. De achterwacht kan een medewerker zijn die op maximaal vijftien minuten afstand van de vestiging woont, een andere vestiging die in hetzelfde pand of op maximaal vijftien minuten afstand gevestigd is of een naastliggende organisatie. De achterwacht is per vestiging bepaald en is bekend bij de leidinggevende en de pedagogisch medewerkers.
Emotionele veiligheid Emotionele veiligheid wordt geboden door het kind zo veel mogelijk vaste pedagogisch medewerkers te bieden, een vaste dagstructuur en vaste rituelen aan te bieden en het in een geordende en vertrouwde leefruimte op te vangen. Een vaste groep medewerkers Op de kinderdagverblijven zijn per groep drie tot vier pedagogisch medewerkers werkzaam. Het aantal pedagogisch medewerkers per dag is afhankelijk van het aantal en de leeftijd van de kinderen. (K)individu hanteert de richtlijnen voor het beroepskracht- kind- ratio die in het Convenant Kwaliteit Kinderopvang zijn voorgeschreven.
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II/A – Werkplan Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Werkplan Pedagogisch beleid Pagina 1
PEDAGOGISCH WERKPLAN BEHORENDE BIJ HET PEDAGOGISCH BELEID De pedagogisch medewerkers werken via een vast rooster, zodat het kind zo veel mogelijk door vertrouwde pedagogisch medewerkers wordt opgevangen. Mocht één van de pedagogisch medewerkers onverwacht uitvallen, dan wordt dit in eerste instantie geprobeerd op te lossen met vaste pedagogisch medewerkers van de vestiging. Wanneer dit niet lukt, dan wordt er een invalkracht gezocht vanuit een andere vestiging. Wij proberen de invalkrachten zoveel mogelijk op dezelfde dagverblijven te laten meedraaien zodat ook deze tijdelijke collega´s min of meer vaste gezichten zijn op de groep. Door het kind zoveel mogelijk vaste gezichten te bieden, krijgt het de kans een band op te bouwen met de volwassenen en zich hierbij veilig en vertrouwd te voelen.
Dagstructuur Om het kind dat bij (K)individu wordt opgevangen structuur in de dag te bieden werken de pedagogisch medewerkers met een vast dagschema. Baby- dreumesgroep Tijdstip 07:00-09:30 uur 09:30 uur
Moment Brengen Eetmoment aan tafel met fruit(hap) of cracker en drinken
10:00 10:15 11:30 12:15 14:30
uur uur uur uur uur
Verschonen Activiteiten of slapen Lunch Verschonen Activiteiten of slapen Eetmoment aan tafel met fruit(hap) of cracker en drinken
15:00 15:15 16:00 17:00
uur uur uur uur
Verschonen Activiteiten of slapen Activiteiten en start ophalen Tussendoortje en drinken
Bij kinderen tot circa één jaar oud volgen we het dagritme van het kind. Op de babygroep slapen de baby’s naar behoefte, maar we proberen ze wel te laten wennen aan een vast dagritme. De dreumes gaat na de lunch slapen. Peutergroep Tijdstip 07:00-09:30 uur 09:30 uur
Moment Brengen Eetmoment aan tafel met fruit of cracker en drinken
10:00 uur
Verschonen/wc
(K)individu Otterkoog
“Het zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II/A – Werkplan Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016) 10:15 11:30 12:30 13:00 15:00 15:30
uur uur uur uur uur uur
16:00 uur 17:00 uur
Werkplan Pedagogisch beleid Pagina 2
Activiteiten Lunch Verschonen en uitkleden Slapen Uit bed, verschonen en aankleden Eetmoment aan tafel met fruit of cracker en drinken Activiteiten en start ophalen Tussendoortje en drinken
Bij kinderen tot circa één jaar oud volgen we het dagritme van het kind. Op de babygroep slapen de baby’s naar behoefte, maar we proberen ze wel te laten wennen aan een vast dagritme. Vast patroon De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor een helder en geordend dagritme. Daarmee wordt duidelijk gemaakt welke gebeurtenissen en rituelen er op een dag plaatsvinden. (K)individu vindt het belangrijk dat de dag een vast patroon heeft, zodat de kinderen weten waar zij aan toe zijn. Thomas Gordon geeft hierin overigens wat meer ruimte voor het kind om eigen keuzes te maken dan wij doen. Omdat wij in een groep met kinderen werken vinden wij het belangrijk dat de duidelijkheid er is voor het kind, zodat hij zich in de groep kan handhaven en leert dat er in groepsverband regels bestaan. In het dagritme zitten de vaste (dagelijkse terugkerende) elementen verwerkt, naast de elementen die meer incidenteel plaatsvinden. In het vaste dagritme zijn de volgende elementen verwerkt: oor het kind dat binnen komt; bijvoorbeeld knutselen, kringspel, dansen of buitenspelen; - en buitenspel. Wij zorgen ervoor dat het kind - als dit maar enigszins mogelijk is - dagelijks buiten speelt; ematische activiteiten; zoals een verjaardag enzovoorts. Een dagritme is geen keurslijf waar niet van afgeweken mag of kan worden, maar een dagritme geeft wel een duidelijk houvast voor het kind. Vaste rituelen op de groep Op de dagopvang is een aantal vaste aspecten ingebouwd zodat er voor het kind een herkenbare structuur ontstaat.
(K)individu Otterkoog
“Het Zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk IIA/ – Werkplan Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Werkplan Pedagogisch beleid Pagina 3
Verschonen met eten. Slapen Het slapen gaat in overleg met de ouders. De kleinste baby slaapt naar behoefte. In het begin slaapt deze baby om te wennen meestal op de groep. Vanaf het moment dat de baby kan draaien leggen de pedagogisch medewerkers het in een bedje in de slaapkamer. Het ritme zal dan ook vormen naar de dagstructuur: na het eten van fruit en na het eten van een cracker gaat het kind naar bed. De dreumes slaapt in een bedje op de slaapkamer. Dit gebeurt meestal na de lunch. De peuter slaapt als daar behoefte aan is ’s middags na de lunch. Het ene kind slaapt nog iedere dag, maar het gebeurt ook wel dat kinderen om de dag slapen. Het kind heeft op het kinderdagverblijf zijn eigen bed en slaapt als het hier behoefte aan heeft met een knuffel en/of speen van thuis. Voor het kind gaat slapen wordt het uitgekleed of doet dit vanaf de dreumesleeftijd zelf. Aandacht voor oudere peuter Voor de kinderen die niet gaan slapen is er in een prettige sfeer wat extra aandacht, omdat zij op dat moment in een klein groepje zijn. In deze tijd is er ruimte om activiteiten aan te bieden die gericht zijn op de ontwikkelingsfasen van de oudere peuter. Eetmoment
Tijdens deze vaste rituelen is er veel aandacht voor de zelfredzaamheid van het kind door het zo veel mogelijk zelf te laten doen.
Samenstelling van de stamgroepen per kinderdagverblijf (K)individu werkt met stamgroepen. Een stamgroep is de ruimte waarin de kinderen gedurende het grootste gedeelte van de dag verblijven. (K)individu werkt met een indeling in twee soorten groepen, horizontale en verticale. Makkelijk gezegd komt het verschil neer op een indeling in verschillende leeftijdscategorieën (horizontale groepen), waarbij baby’s (0-1½ jaar) apart van dreumesen (ca. 1½ -2½ jaar) en peuters (2½ -4 jaar) worden opgevangen. Het voordeel is dat kinderen de hele dag leeftijdsgenootjes om zich heen hebben. Verticale groepen Bij (K)individu werken wij soms, indien de kind-ratio het toelaat, met een ‘verticale groep’. In deze groep worden dan kinderen opgevangen in de leeftijd van 0-4 jaar. Tijdens het haal-en brengmoment wordt er door ons gewerkt met een verticale groep.
(K)individu Otterkoog
“Het Zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II/A – Werkplan Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Werkplan Pedagogisch beleid Pagina 4
Een verticale groep bestaat uit een vast aantal kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Het aantal kinderen per leeftijdscategorie in een verticale groep fluctueert, maar er zijn niet meer dan 6 kinderen per pedagogisch medewerker aanwezig in een verticale groep. Verticale groepen zijn leerzaam voor kinderen: door de leeftijdsverschillen kijken ze vaardigheden van elkaar af en leren ze rekening te houden met anderen. Open deurenbeleid Naarmate kinderen ouder worden, hebben zij naast veiligheid en geborgenheid behoefte aan een grotere leefomgeving. Daarom geven de pedagogisch medewerkers de kinderen regelmatig de gelegenheid om hun omgeving buiten hun eigen groep te verkennen. Kinderen worden in de gelegenheid gesteld kinderen van andere groepen te ontmoeten en daar een leuke activiteit mee te doen. Met dit opendeurenbeleid willen wij een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen. Inrichting baby- en dreumesgroep Wij creëren een omgeving, waarin de lopende, ondernemende dreumes rustig zijn gang kan gaan, zonder dat hij de liggende, rollende en kruipende baby stoort in zijn spel. Wij creëren, naast deze tweedeling in de groepsruimte, verschillende speelplekken/ -hoeken, zodat het kind rustig en geconcentreerd kan spelen en ook ervaringen op kan doen. Deze geordende speelruimte vormt het dagelijkse uitgangspunt, zodat de ruimte overzichtelijk is voor het kind en dit uitnodigt tot spel. Het kleine kind zal zich nog niet aan deze speelplekken houden, maar gaandeweg de ontwikkeling helpen deze plekken het kind tot gericht spel te komen dat bijdraagt aan zijn ontwikkeling. Onderverdeling De speelplekken zijn onder te verdelen in: ouw-/autohoek; -/ huishoek; -/ knuffelhoek; Deze plekken zijn niet altijd op alle groepen aanwezig. Soms worden de hoeken opnieuw ingericht. Verder kunnen bijvoorbeeld fantasiehoeken en bouwhoeken in elkaar overlopen. Activiteiten buiten de stamgroep Daarnaast bieden de pedagogisch medewerkers het kind de mogelijkheid om ook buiten de stamgroep ervaring op te doen in de vorm van buitenspel, of met thema’s die op dat moment actueel zijn op de vestiging, zoals een voorleesontbijt, de kerstmaaltijd, carnaval, enzovoorts. Hierbij wordt vanzelfsprekend uitgegaan van de ontwikkeling en behoeften van het kind. De baby zal in eerste instantie alleen gebruik maken van de eigen groepsruimte en naar buiten gaan, terwijl de dreumes langzaam maar zeker zijn wereld zal willen vergroten. De ruimte waarin baby’s en dreumesen zich bevinden, moet de mogelijkheid bieden voor enerzijds activiteit en anderzijds rust. Activiteit zodat kinderen worden gestimuleerd om te ontdekken en ervaringen op te doen. Rust om zich even te kunnen afzonderen, om even te bekomen van alle ervaringen of om opnieuw de concentratie op te brengen om te spelen.
(K)individu Otterkoog
“Het Zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II/A – Werkplan Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Werkplan Pedagogisch beleid Pagina 5
Inrichting peutergroep Wij richten de groepsruimte zodanig in dat de kinderen verschillende soorten activiteiten kunnen uitvoeren zonder elkaar te storen. In de ruimte kan zowel individueel als in kleine groepjes en met de hele groep gespeeld en geleerd worden. Bij het inrichten van de groepsruimte houden wij rekening met de verschillen in leeftijd, ontwikkelingsniveau (tussen jongens en meisjes) en culturele verschillen. Ook in iedere groepsruimte van de peuters wordt gewerkt met speelhoeken/-plekken. De vaste speelhoeken/-plekken zijn afhankelijk van de mogelijkheden van de groep en/of het kinderdagverblijf: deren allerlei bouwwerken maken; materiaal en toebehoren (eventueel te combineren met de bouwhoek); en/of relaxen; spelen (eventueel in combinatie met de huishoek); ontdektafel enzovoorts. Inrichting verticale groep De groepsruimte is zo ingericht dat er ruimte is voor baby’s om zich te kunnen bewegen en te spelen en voor de dreumesen en peuters om verschillende activiteiten te kunnen doen. Voor alle leeftijden is speelgoed en ontwikkelmateriaal aanwezig. Ook op deze groepen wordt gewerkt met speelhoeken/ -plekken. Er worden gezamenlijke activiteiten gedaan en er worden meer leeftijdsgerichte activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld op het moment dat de jongere kinderen in bed liggen of tijdens het buiten spelen. Verlaten van de stamgroep De kinderen verlaten de stamgroepen op het moment dat er thema-activiteiten worden aangeboden, als er kindergym of dansen plaatsvindt of wanneer de kinderen buiten gaan spelen. Vierogenbeleid De groepsruimtes op onze vestigingen zijn zodanig ingericht dat er altijd minimaal twee volwassenen zijn die de groep kinderen kunnen zien of eventueel horen. Deze volwassenen weten dat zij deze verantwoordelijkheid hebben. Voor de momenten tijdens pauzetijden en andere voorkomende gevallen heeft (K)individu een uniek systeem. In het pand hangen camera’s voor extra toezicht. De beelden daarvan kunnen bekeken worden door een selecte groep medewerkers op elk mobiel apparaat. Het kan dus zijn dat wanneer er door onvoorziene gebeurtenissen tijdelijk minder beroepskrachten aanwezig mochten zijn, een van de toegewezen personen wordt ingeseind en meteen vanuit welke locatie dan ook inlogt op de camera’s. Op deze manier is extra toezicht altijd mogelijk en dus gegarandeerd. Om de privacy te waarborgen is toegang tot deze camera’s beveiligd en slechts voor aangewezen personen toegankelijk.
(K)individu Otterkoog
“Het Zorgzame kinderdagverblijf”
(K)individu “(K)individu Otterkoog” Hoofdstuk II/A – Werkplan Pedagogisch beleid Versie 1/2016 (01-01-2016)
Werkplan Pedagogisch beleid Pagina 6
Extra dag(en) aanvragen (K)individu stelt ouder(s)/verzorger(s) graag in de gelegenheid een extra dag af te nemen. Indien u uw kind eenmalig een extra dag op wilt laten vangen, kunt u dit aangeven in ons online reserveringssysteem NIOKIDS (OF VIA DE APP). Wel is het zo dat wij bij het inplannen van extra opvangdagen met regelgeving te maken hebben, zoals is verwoord in het Convenant Kwaliteit Kinderopvang. Denk hierbij aan de beroepskracht kind ratio. De extra opvang dag moet passen binnen de (personeels)planning van de vestiging. Als u meer als 2 weken van te voren een extra dag aanvraagt dan wordt deze door het systeem direct goedgekeurd, als u binnen 2 weken een extra dag aanvraagt krijgt u over de uitslag van ons bericht. Hoe eerder u een extra dag aanvraagt, hoe groter de mogelijkheden zijn om u deze service aan te bieden. Voor een extra opvang dag wordt een halve dag- of hele dagprijs in rekening gebracht. Incidentele extra opvangdagen vinden in principe binnen de eigen stamgroep of basisgroep van uw kind plaats. De mogelijkheid om een extra opvang-dag of ruil-dag buiten de stamgroep of basisgroep af te nemen, indien er geen plaats is op de eigen groep, wordt in overleg met u besproken en schriftelijk vastgelegd. Als u uw kind voortaan een extra dag op wilt laten vangen, vraagt u dit schriftelijk aan bij ons Hoofdkantoor. Bij het structureel afnemen van een extra dag(deel) is het uitgangspunt dat uw kind in de oorspronkelijke stamgroep of basisgroep geplaatst wordt. Wanneer de groepsgrootte het niet toelaat uw kind een extra dag(deel) in deze groep te plaatsen, kan in overleg met u besloten worden uw kind voor die dag/dat dagdeel tijdelijk in een andere groep te plaatsen. Hiervoor is schriftelijke toestemming van u nodig. Indien deze situatie zich voordoet, mag uw kind in maximaal één andere groep geplaatst worden, waarbij de eis van maximaal twee stamgroepruimtes (in geval van dagopvang) niet wordt losgelaten. Zodra plaats is in de oorspronkelijke stam- of basisgroep wordt uw kind automatisch overgeplaatst naar deze groep. In de (nieuwe) plaatsingsovereenkomst wordt vermeld dat uw kind voor die dag in een andere groep wordt opgevangen en per wanneer uw kind weer in zijn eigen groep geplaatst kan worden. Mocht u ervoor kiezen om uw kind definitief op de andere groep te laten plaatsen, dan kunt u hier een schriftelijk verzoek voor indienen bij ons Hoofdkantoor.
(K)individu Otterkoog
“Het Zorgzame kinderdagverblijf”