Pedagogisch beleidsplan Peuterspeelzaal ‘Lodewijkje’ Pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan
Herzien september 2012 door Elzemiek Koren, Mariëlle van Vliet en Gerrie Steinbrück van Hamersvelt.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
2
Inhoudsopgave Voorwoord……………………………………………………………………………………4 1. Geschiedenis van het Lodewijkje…………………………………………………...5 2. Organisatie…………………………………………………………………………….6 2.1. Bestuur ...................................................................................................... 6 2.2. Oudercommissie .................................................................................... 6 2.3. Leidsters ................................................................................................ 6 2.4. Assistent-leidsters .................................................................................. 7 2.5. Stagiaires ............................................................................................... 7 2.6. Gemeente .............................................................................................. 8 2.7. GGD/onderwijsinspectie ......................................................................... 8 2.8. Basisschool ............................................................................................ 8 3. Inschrijvingen ..................................................................................................... 9 3.1 Inschrijven ................................................................................................. 9 3.2. Plaatsingsbeleid ..................................................................................... 9 4. Het pedagogisch beleid ................................................................................... 10 4.1. De basisfunctie van peuterspeelzaal Lodewijkje .................................. 10 4.2. Visie op de ontwikkeling van peuters ................................................... 10 4.2.1. Visie op opvoeding binnen de peuterspeelzaal .......................... 10 4.2.2. Het individuele kind en de groep ................................................ 11 4.2.3. Omgang met peuters .................................................................. 11 4.2.4. Zindelijkheid................................................................................ 12 4.3. De ontwikkelingsgebieden ................................................................... 12 4.3.1. De motorische ontwikkeling ........................................................ 12 4.3.2. De sensomotorische ontwikkeling .............................................. 12 4.3.3. De cognitieve ontwikkeling ......................................................... 13 4.3.4. De taalontwikkeling ..................................................................... 14 4.3.5. De sociaal-emotionele ontwikkeling ............................................ 14 4.3.6. De ontwikkeling van identiteit en zelfvertrouwen ........................ 14 4.3.7. De creatieve ontwikkeling ........................................................... 14 4.4. Spel en speelgoed ............................................................................... 15 4.4.1. Spelen ........................................................................................ 15 4.4.2. Speelgoed .................................................................................. 15 4.5. Vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsproblemen...................... 15 4.5.1. Individuele ontwikkeling van een kind ......................................... 15 4.5.2. Signaleren van een ontwikkelingsachterstand ............................ 16 4.6. Oudercontacten ................................................................................... 17 4.6.1. Opvoedingsuitwisseling en opvoedingsondersteuning ............... 17 4.6.2. De band tussen ouder en kind .................................................... 18 4.6.3. Informatieoverdracht en invloed van ouders op beleid ............... 18 5. Het pedagogisch werkplan.............................................................................. 19 5.1. Algemene informatie ............................................................................ 19 5.2. Het wennen .......................................................................................... 19 5.2.1. De eerste kennismaking ............................................................. 19 5.2.2. De eerste peuterspeelzaalbezoeken .......................................... 20 5.3. Groepsgrootte en leeftijdsopbouw........................................................ 20 5.4. De dagindeling ..................................................................................... 20 5.4.1. Dagindeling................................................................................. 20 5.4.2. Mee-eten .................................................................................... 22
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
5.5.
6.
7. 8.
3
Jaarprogramma en buitengewone activiteiten ...................................... 22 5.5.1. Activiteitenkalender..................................................................... 22 5.5.2. Toelichting op de activiteitenkalender ......................................... 23 5.6. Regels .................................................................................................. 25 5.6.1. Straffen en belonen .................................................................... 25 5.6.2. Spelregels voor de speelzaal ...................................................... 25 Veiligheid en hygiëne ...................................................................................... 26 6.1 Bedrijfshulpverlening en EHBO ............................................................. 26 6.2. RIV en RIG ............................................................................................ 26 Klachten .......................................................................................................... 27 Bronnen .......................................................................................................... 27
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
Voorwoord Peuterspeelzaal ‘Lodewijkje’ is voor velen een bekende voorziening in Montfoort. Zeer veel kinderen bezochten al de speelzaal en genoten van het andere speelgoed dan thuis en van het spelen met leeftijdsgenootjes. Maar hoe functioneert zo’n speelzaal eigenlijk en wat heeft het een kind te bieden? Het antwoord op deze vragen en andere relevante informatie vindt u in dit beleidsplan. Dit beleidsplan is het resultaat van een samenwerking tussen bestuur, leidsters en ouders die betrokken zijn bij de speelzaal. Gedurende een jaar is er gebrainstormd en gediscussieerd over wat de visie is van waaruit de speelzaal de kinderen en hun ouders wil benaderen. Het oorspronkelijk opgestelde plan is herzien in 2012. Met dit plan profileert de speelzaal zich als een belangrijke voorziening in de kinderopvang. Tevens bevat het informatie voor ouders, nieuwe leidsters en andere geïnteresseerden. Het belang van een peuterspeelzaal voor de ontwikkeling van kinderen wordt belicht. De inhoud van dit plan bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste een beschrijving van de geschiedenis en organisatie van Lodewijkje. Daarna volgt het pedagogisch beleid. Dit omvat de visie op de ontwikkeling van peuters op basis waarvan de speelzaal werkt. Als laatste leest u het pedagogisch werkplan, wat de praktische uitwerking van het pedagogisch beleid omvat, ofwel de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. We hopen dat dit plan veelvuldig gelezen zal worden en bij zal dragen tot een duidelijke profilering van de speelzaal. Waar in de tekst gesproken wordt over ‘de peuterleidster’ kan ook sprake zijn van een mannelijk persoon. Waar in de tekst wordt gesproken over hij kan men hij en zij gebruiken. En met ouders wordt bedoeld ouders, verzorgers en opvoeders.
De werkgroep Visie III
4
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
5
1. Geschiedenis van Lodewijkje In mei 1972 startte Ada Spaargaren met haar man Edward Jonker in hun huis in de Lodewijkstraat een peutercrèche. Op hun advertentie waren tien reacties gekomen. Het opvangen van de kinderen vond plaats in twee slaapkamers gevuld met tafeltjes, stoeltjes en het speelgoed van de familie Spaargaren/Jonker zelf. De betalingen gingen met een knipkaart. Vaste punten in het dagprogramma waren drinken en een appeltje eten. Vrij spelen en zingen namen een belangrijke plaats in. Via mond tot mondreclame groeide de animo voor de peutercrèche. Op 14 februari 1975 werd er officieel een stichting opgericht met de naam Peutercreche ’t Lodewijkje. De stichting kreeg van de gemeente het doktershuis bij kasteel Montfoort als speelruimte. Op 1 oktober 1983 is de crèche vervolgens verhuisd naar de Irenestraat en in 1992 naar de huidige locatie in de voormalige Hoflandschool. Destijds is er gekozen voor de naam “crèche” om het kleinschalige karakter te benadrukken.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
2. Organisatie 2.1. Bestuur Het bestuur van de peuterspeelzaal bestaat uit vrijwilligers met grote betrokkenheid. Er wordt gestreefd naar continuïteit binnen het bestuur. Dit houdt in dat de leden zich enige jaren achtereen inzetten. Het bestuur is de wettelijke eindverantwoordelijke voor het reilen en zeilen van de peuterspeelzaal. Elk lid heeft een eigen takenpakket. Eenmaal in de zes weken wordt vergaderd. Bij de vergaderingen zijn twee leidsters aanwezig. De peuterspeelzaal is aangesloten bij de Stichting Klachtencommissie Kinderopvang.
2.2. Oudercommissie De oudercommissie bestaat uit tenminste drie ouders van wie de kinderen de peuterspeelzaal bezoeken of op de wachtlijst staan. Doel van de oudercommissie is het bevorderen van oudercontact met de peuterspeelzaal en namens de ouders invloed uitoefenen op het beleid van de stichting. De leden van de oudercommissie nemen zitting voor een periode van tenminste een jaar. De ouderraad vergadert eens in de zes weken bij een van de leden thuis, deze vergaderingen zijn openbaar. De agenda, datum, tijd en locatie worden bekend gemaakt op de website en ook te vinden in het gebouw van de peuterspeelzaal in het oudercommissie hoekje. Hierbij is steeds een van de leidsters en een bestuurslid aanwezig. De oudercommissie vertegenwoordigd de ouders van de peuters van ’t Lodewijkje. Samen met de leidsters en het bestuur organiseren zij de jaarvergadering/ouderavond, feesten en het opknappen van het speelgoed. Verder organiseren zij acties om extra geld binnen te halen voor de aanschaf van duurzame goederen voor de peuterspeelzaal. De oudercommissie geeft twee maal per jaar een krantje uit: de Peuterpraat (zie verder bij het jaarprogramma). Daarnaast hebben ze ook inspraak in het beleid, denken ze mee met het bestuur, neemt één van de oudercommissie leden deel aan de klachtencommissie. In het gebouw van de peuterspeelzaal is een hoekje ingericht waar de oudercommissie de vergaderingen bekend maakt, waar ook de foto’s van de oudercommissie leden hangen en andere bijzonderheden.
2.3. Leidsters De leidsters dragen de dagelijkse verantwoordelijkheid voor het omgaan met de peuters op de speelzaal. Alle leidsters voldoen aan de opleidingseisen zoals geformuleerd in de CAO welzijn. Een exemplaar hiervan ligt ter inzage in de gezamenlijke ruimte. Alle leidsters zijn VVE gecertificeerd en hebben een training voor de methode Puk en KO gevolgd. Naast deze opleidingseisen zijn alle leidsters in bezit van een diploma kinder-EHBO en volgen jaarlijks een opfriscursus. Eén (of in uitzonderingsgevallen twee) van de leidsters is (zijn) benoemd tot hoofdleidster. Naast haar leidstertaak is zij de eindverantwoordelijke van de leidsters. Ze is het aanspreekpunt voor gemeente, bestuur en ouders. De hoofdleidster neemt deel aan
6
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
het Buurtnetwerk van de gemeente en heeft een cursus bedrijfshulpverlening afgerond. De leidsters vergaderen eens in de 6 weken. Het bestuurslid pedagogische zaken is aanwezig bij deze vergaderingen. De leidsters hebben naast hun dagelijkse peuterbegeleiding verschillende taken zoals bijwonen van vergaderingen, intakegesprekken of indien nodig huisbezoeken en zorg voor de lokalen. De leidster zoekt een assistent-leidster die bij haar past en informeert haar over wat van haar verwacht wordt. Daarnaast houdt zij haar op de hoogte van het wel en wee op de peuterspeelzaal. De leidster staat op haar beurt open voor ideeën en tips van de assistent-leidster. Eens per jaar organiseren de leidsters een bedankavond voor de assistent-leidsters. Ieder jaar wordt er een opleidingsplan opgesteld door het bestuur. Leidsters kunnen aangeven welke cursussen/ opleidingen ze willen gaan volgen. Het bestuur beoordeeld de noodzakelijkheid en de haalbaarheid binnen de financiën van ’t Lodewijkje. 2.4. Assistent-leidsters Op de peuterspeelzaal zijn per reguliere groep een bevoegd leidster en een vrijwilliger aanwezig. Deze laatste noemen we een assistent-leidster. Door haar aanwezigheid is altijd een volwassen persoon in de ruimte indien de leidster buiten het lokaal nodig is. De assistent-leidster verricht haar taken in overleg met en onder verantwoordelijkheid van de leidster. Bij binnenkomst helpt ze bij koffie en thee schenken. Ze assisteert de kinderen op het moment van afscheid nemen van de ouders en helpt de kinderen tijdens het vrijspelen. De assistent-leidster helpt bij het opruimen alvorens het gezamenlijke drinken en aan het einde van de ochtend of de middag. Er wordt bij voorkeur gekozen voor een vaste assistent-leidster per dagdeel ter bevordering van de rust in de peutergroep. De peuters en ouders weten op deze manier altijd wie aanwezig zullen zijn op de speelzaal. Op een VVE groep, afhankelijk van het aantal kinderen, wordt er met twee bevoegde leidsters gewerkt. Om de samenwerking goed te laten verlopen tussen leidster en assistent-leidster zijn de volgende afspraken gemaakt: De assistent-leidster helpt de leidster op een vast dagdeel in de week. Verhindering geeft ze tijdig door of ze regelt vervanging in overleg met de leidster. Zij accepteert de leidster als leidinggevende. Leidster en assistent-leidster zorgen samen voor een veilige sfeer in de groep. De assistent-leidster brengt geen informatie naar buiten die de privacy van de peuter of ouder schaadt. Zie verder het document vrijwilligersbeleid.
2.5. Stagiaires Lodewijkje is een door Calibris gecertificeerde stageplek voor niveau twee en drie. Er wordt veelvuldig met stagiaires gewerkt. Stagiaires zijn aanwezig naast een leidster en assistent-leidster en hebben derhalve nooit eindverantwoordelijkheid.
7
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
8
2.6. Gemeente De in 1975 begonnen samenwerking heeft een continu karakter gekregen. Sinds 2007 is de speelzaal door de gemeente erkend als basisvoorziening. Om deze reden heeft de gemeente Lodewijkje opgenomen in haar jaarlijkse begroting en subsidieert een deel van de salariskosten. Dankzij de gewaarborgde continuïteit kan de stichting ouders en kinderen in Montfoort een kwalitatief goede speeltijd bieden. Ook zorgt de gemeente voor het onderhoud van het gebouw. De speelzaal streeft naar een open communicatie met de gemeente. De hoofdleidster neemt namens de speelzaal deel aan het Buurtnetwerk van de Gemeente Montfoort. Dit is een overlegorgaan van de gemeente voor complexe vragen en problemen rond kinderen, waardoor meerdere partijen betrokken moeten worden voor advies of hulp. Naast de speelzaal en consultatiebureau nemen onder andere brandweer, politie en diverse lagere scholen hieraan deel. We zijn aangesloten bij Verwijsindex Risico Jongeren.
2.7. GGD/onderwijsinspectie Om de veiligheid van de leidsters, peuters en ouders zeker te stellen en te voldoen aan de eisen genoemd in de Wet OKE komt een afgevaardigde van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (de GGD) eenmaal per jaar langs bij de peuterspeelzaal. Gedurende dit bezoek wordt Lodewijkje gecontroleerd of ze voldoet aan de eisen die de GGD stelt aan peuterspeelzalen. Aan de hand van dit bezoek wordt een GGD-rapport opgesteld met eventuele verbeterpunten op gebied van veiligheid en hygiëne. Dit rapport ligt ter inzage op de peuterspeelzaal. Ook is er controle door de onderwijs inspectie op het VVE beleid. Het consultatiebureau indiceert kinderen voor de VVE en geeft dit aan ons door, er is regelmatig contact over de vorderingen.
2.8. Basisschool Acht tot zes weken voordat een peuter naar de basisschool gaat, vult de leidster een overdrachtsformulier in. Hierin wordt het kind en zijn ontwikkeling beschreven. Ouders mogen dit formulier lezen en geven zonodig commentaar. Zodra de ouders hun kind in het geschrevene herkennen, stuurt de leidster het formulier naar de basisschool. Deze informatie geeft de leerkracht van de kleuterklas inzicht in het kind en helpt mee aan een soepele overgang van speelzaal naar basisschool. Ouders kunnen ook aangeven dat ze de informatie niet willen laten doorsturen. Voor de VVE kinderen gaat er een extra uitgebreide observatielijst mee naar de scholen.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
3. Inschrijvingen 3.1 Inschrijven Kinderen kunnen vanaf hun geboorte ingeschreven worden voor de peuterspeelzaal en komen vervolgens op de wachtlijst. Inschrijven kan op verschillende manieren - via de website www.peuterspeelzaallodewijkje.nl - op de peuterspeelzaal tijdens de openingstijden - telefonisch inschrijven - inschrijven op de open ochtend in september, - tijdens de lente markt in april of - tijdens de spelletjesochtend in juni. Wanneer het kind wordt ingeschreven, dient direct het inschrijfgeld te worden voldaan. Bij het inschrijven wil de peuterspeelzaal de volgende gegevens van het kind; naam, geboortedatum, geboorteland ouders, adres, telefoonnummer, huisarts, of het kind ingeënt is, medische bijzonderheden, spreektaal thuis, voorkeur voor dagen of leidster en of men bezwaar heeft als er bij een ongeval direct de huisarts wordt gebeld. Bij het inschrijven wordt er een informatieboekje meegegeven. In dit boekje staan onder andere de volgende onderwerpen; waarom een peuterspeelzaal, het wennen, de dagindeling, mee-eten, over de leidsters en de openingstijden. Bij het inschrijven kunnen de ouders nog vragen stellen en wordt een indicatie gegeven van de lengte van de wachtlijst. De leidster bij wie het kind in de groep zal komen, zal contact opnemen met de ouders zodra er een plaatsje vrij is.
3.2. Plaatsingsbeleid Kinderen zijn vanaf twee jaar welkom om te komen spelen op de peuterspeelzaal. Aangezien kinderen rond deze leeftijd vaak ’s middags slapen, wordt deze leeftijdsgroep in een ochtendgroep geplaatst. Kinderen vanaf drie jaar gaan over het algemeen naar de middaggroepen. Bij de overplaatsing van de ochtend- naar de middaggroep wordt er niet alleen naar de leeftijd gekeken, maar ook of het kind er zelf aan toe is. De plaatsing van de kinderen gebeurt in volgorde van de wachtlijst. Alleen bij schriftelijke aanvraag van de huisarts of de consultatiebureauarts i.v.m. medische indicatie kan een kind eerder geplaatst worden. VVE kinderen mogen viermaal een ochtend of middag bezoeken tegen een gereduceerd tarief volgens de normtabel van de VNG.
9
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
10
4. Het pedagogisch beleid 4.1. De basisfunctie van peuterspeelzaal Lodewijkje Een peuterspeelzaal is een voorziening waar peuters van twee tot vier jaar één of twee dagdelen per week kunnen spelen onder deskundige leiding in een veilige sfeer. Het uitgangspunt van de peuterspeelzaal is kinderen de ruimte te geven die ze nodig hebben om zich te kunnen ontplooien. Dat betekent dat er wordt getracht een sfeer te scheppen waarin kinderen zich prettig en veilig voelen. Wanneer de kinderen zich op hun gemak voelen, kunnen ze initiatieven gaan nemen bijvoorbeeld door contact te leggen met andere kinderen. Ook kunnen ze hun creativiteit uiten en mogelijkheden in hun spel onderzoeken zonder dat er sprake is van dwang. Doordat de kinderen op de peuterspeelzaal loskomen van de eigen omgeving (het huis, moeder enz.) zal dit hun zelfstandigheid bevorderen. Het doel van de peuterspeelzaal is peuters zich optimaal te laten ontwikkelen. Kinderen bezitten een eigenheid die ze in relatie tot volwassenen en andere kinderen kunnen ontwikkelen. Het is niet nodig kinderen heel strak te leiden. Door het bieden van uitdagingen op de speelzaal wordt de ontwikkeling begeleidt. Op deze manier ontdekken ze hun eigen mogelijkheden. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, als het maar voldoende uitgedaagd wordt. De optimale ontwikkeling van de peuters wordt op de speelzaal bereikt doordat de kinderen zich veilig voelen bij volwassenen die hen andere uitdagingen bieden dan hun ouders. De kinderen wordt geleerd zich aan de groepsregels te houden. Hierdoor worden zij zich ervan bewust dat zij naast het zijn van een individu, ook deel uit kunnen maken van een groep.
4.2. Visie op de ontwikkeling van peuters 4.2.1. Visie op opvoeding binnen de peuterspeelzaal Opvoeden is een sociaal gebeuren. Opvoeding vindt plaats binnen allerlei sociale instituties. Allereerst natuurlijk binnen het gezin, maar ook binnen de gemeenschap zoals vrienden, familie en de buurt. Ook de peuterspeelzaalleidsters worden gezien als medeopvoeders. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de opvoeding van peuters wanneer deze op Lodewijkje verblijven. De ouders hebben de keuze hun kind naar de speelzaal te laten gaan. Op het moment dat zij hun peuter hier achterlaten, behoren zij duidelijk afscheid te nemen zodat de peuter weet dat de leidster nu de vertrouwde persoon is. Vanaf het afscheid nemen van de ouders neemt de leidster de verantwoordelijkheid over. De leidster zal het kind met zijn specifieke individuele karakter moeten leren kennen. Juist omdat alle kinderen zo verschillend zijn, is het kennen van de persoonlijke ‘gebruiksaanwijzing’ belangrijk. Zo is het mogelijk om ieder kind de aandacht en de begeleiding te geven die nodig is voor de individuele behoeften. De aanpak van de leidster zal erop gericht zijn het leren kennen, leren waarderen en leren gebruiken van de mogelijkheden die een kind heeft. Op deze manier leert het kind zelf om te gaan met die mogelijkheden.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
11
Voorbeeld: Nina wil graag verven maar heeft weinig rust om hier uitgebreid de tijd voor te nemen. De leidster zorgt ervoor dat een kwast en een groot papier op tafel komen en gaat naast Nina zitten om haar te stimuleren en uitleg te geven hoe dit te gebruiken. Nina doet 3 halen met de kwast en vindt het mooi geweest. De leidster beloont haar met een complimentje en laat zien dat ze de verftekening te drogen hangt. Er wordt geprobeerd positief op te voeden. Het geven van complimentjes zal ruimschoots gebeuren. Het geven van correcties en standjes moet in de minderheid zijn. Er wordt vanuit gegaan dat de peuters groeien door het krijgen van positieve aandacht. De eigenheid van ieder kind wordt belangrijk gevonden en per kind wordt bekeken wat de juiste aanpak is. Hierdoor wordt een professionele beroepshouding gewaarborgd. Als de ontwikkeling van een kind niet naar verwachting verloopt, wordt dit met ouders besproken en wordt er met ouders gezocht naar specialistische hulp of verder onderzoek geadviseerd. Zie ook 4.5 4.2.2. Het individuele kind en de groep De peuterspeelzaal is voor de meeste kinderen de eerste situatie dat ze onder ‘moeders vleugels’ vandaan zijn. Zij moeten leren vertrouwen op de structuur en veiligheid die de leidster biedt. Tevens moeten ze leren omgaan met een groep leeftijdsgenootjes. Ieder kind zal op zijn eigen manier dit gewenningsproces doorlopen en ieder kind zal op een verschillende manier ondersteuning en begeleiding nodig hebben. Hetzij met rust laten, hetzij stimuleren deel te nemen aan de groep. De regels en de structuur van de peuterspeelzaal zullen vanaf het begin duidelijk moeten zijn voor het kind, er vanuit gaande dat duidelijkheid mede een veilige omgeving schept. Voorop staan de belangen van het kind. Dit zal verenigbaar moeten zijn met de belangen van de groep. De leidster zal hier bewust een keuze in maken. 4.2.3. Omgang met peuters Om een kind zich thuis te laten voelen op de peuterspeelzaal is het onder andere belangrijk dat er een band groeit tussen leidster en kind. Daarbij is een goede lichaams- en luisterhouding naar het kind van groot belang. De leidster hurkt of bukt als ze iets te bespreken heeft met de peuter. Bij binnenkomst probeert de leidster alle kinderen even persoonlijk te groeten en aandacht te geven. In een kringgesprek met de peuters is het belangrijk actief te luisteren naar een kind. Ook wordt de kinderen geleerd naar elkaar te luisteren en op hun beurt te wachten met vertellen. Omdat peuters zich snel ontwikkelen, worden de kinderen bij het spelen ondersteund en gestimuleerd. Soms is het van belang een kind kennis te laten maken met speelgoed dat iets moeilijker is dan waar hij normaliter mee speelt. De peuters verkeren in een levensfase waarin ze veel behoefte hebben aan lichamelijk contact. Ze gaan lijfelijk om met hun omgeving en met de personen om zich heen. De leidsters proberen daar zoveel mogelijk op in te spelen: aai over de bol, geruststellen bij verdriet of even op schoot nemen als het kind dit prettig vindt.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
12
4.2.4. Zindelijkheid De leeftijd waarop een kind zindelijk wordt, ligt tussen de twee en vier jaar. Het zindelijk worden is een ontwikkeling dat ieder kind in zijn eigen tempo doormaakt. Het is van belang om af te gaan op de signalen van het kind. Door de peuter op het toilet te zetten wanneer het aangeeft dat er wat aankomt, wordt het kind ondersteund in zijn ontwikkeling. Het heeft weinig zin om een kind te trainen wat daar zelf nog helemaal niet mee bezig is. Dit zou zelfs averechts kunnen werken en tegenzin kunnen oproepen. Wanneer het kind op de peuterspeelzaal komt is het meestal nog niet zindelijk. Pas wanneer ouders en kind aangeven met training bezig te zijn, speelt de leidster daar op in. Op de speelzaal is de situatie zodanig anders dan thuis dat het kind eerst een vertrouwensrelatie moet opbouwen met de leidster. Ook zal het kind zich veilig moeten voelen op de speelzaal. Pas als aan deze voorwaarden voldaan is, zal een kind ook op de speelzaal aan de zindelijkheid willen werken. Er wordt dus geen dwang uitgeoefend. Op de speelzaal wordt er naast de nodige wc- en verschoonbezoekjes ook op een vast tijdstip een wc-ronde gehouden. Op deze manier wordt het kind herinnerd aan het wc-bezoek. In sommige gevallen kan een kind gestimuleerd worden in zijn zindelijkheidsontwikkeling doordat hij andere peuters naar de wc ziet gaan. Dit leereffect wordt veroorzaakt door het samenzijn met leeftijdsgenootjes. Indien het kind nog niet zindelijk is, dienen de ouders een schone luier en verschoningsdoekjes mee te geven.
4.3. De ontwikkelingsgebieden We kunnen verschillende ontwikkelingsgebieden onderscheiden, waarbij we wel moeten bedenken dat een individu een ondeelbare eenheid is en geen optelsom van ontwikkelingsgebieden. We onderscheiden: 4.3.1. De motorische ontwikkeling Al voor de geboorte beweegt een baby zich voortdurend waardoor het zichzelf steeds oefent. In anderhalf jaar tijd ontwikkelt een hulpeloos wezentje zich tot een kind dat zich zelfstandig in een ruimte kan bewegen. Van liggen tot zitten, kruipen en lopen. Al spelend leert en ontwikkelt het kind zijn motoriek, die hem in staat stelt zijn omgeving te verkennen. Daarnaast leert hij allerlei materialen kennen met de mogelijkheden daarvan. Bij de motorische ontwikkeling wordt de grove en fijne motoriek onderscheiden. Onder grove motoriek verstaan we het beheersen van de bewegingen van armen en benen. De fijne motoriek heeft betrekking op het werken met de vingers. Grove motoriek uit zich bijvoorbeeld in het vermogen te klimmen en klauteren of door grote blokken te stapelen. Fijne motoriek komt bijvoorbeeld tot uiting in tekenen en kleine puzzels maken. De leidsters proberen aan te sluiten bij de ontwikkeling van het kind en speelgoed aan te bieden dat op dat moment bij het kind past. Een peuter van net twee krijgt met verven een dikke kwast en een groot vel waar hij zich op mag uitleven. Voor de peuters van bijna vier liggen er kleurplaten die ingekleurd kunnen worden. 4.3.2. De sensomotorische ontwikkeling Sensomotoriek is een koppeling tussen sensoriek en motoriek. Onder sensoriek verstaan we het opdoen van prikkels door middel van de zintuigen, zoals de oren en ogen, maar ook de tastzin en het evenwicht. De motoriek is het vermogen om te
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
13
kunnen bewegen, zoals het rollen van baby’s, het grijpen, zitten, staan, lopen en springen. Voorbeelden: Om een bal te kunnen vangen (motoriek), moet de bal gezien worden (sensoriek). Om een voorwerp te kunnen betasten (sensoriek), moeten handen en vingers gebruikt kunnen worden (motoriek). Om te kunnen fietsen (motoriek) is een goed gevoel voor evenwicht noodzakelijk (sensoriek). Sensomotoriek is de basis voor motorische en totale ontwikkeling van het kind. Door met een bal te spelen krijgt het de betekenis van iets waarmee je kunt rollen en gooien. Door het voorwerp “bal” motorisch te ontdekken krijgt het woord “bal” inhoud. Te weinig motorisch ontdekken kan leiden tot problemen in onder andere taalontwikkeling van de peuter. Door het bewegen leert het kind zijn lichaam kennen (lichaamsplan) en van daaruit de omgeving (ruimtelijke oriëntatie). Dit is onder andere van belang om te leren rekenen. 4.3.3. De cognitieve ontwikkeling Met cognitieve ontwikkeling bedoelen we het ontwikkelen van het denken, de processen die het handelen van de mens bepalen en het leren kennen van de wereld. Elke ervaring is leren. Herhalingen maken de ervaringen sterker en leiden tot nieuw gedrag. Peuters denken concreet; ze praten over een kraan die te zien en te voelen is. Het denken ontwikkelt zich van concreet naar abstract (je praat over dingen die nu niet direct waarneembaar zijn, een verjaardag van morgen, de komende vakantie). Door het kunnen denken ontwikkelt zich taal. Taal is een communicatiesysteem dat op haar beurt het denken aanstuurt en ordent. In het spel van een peuter zien we vaak hoe taal, denken en handelen samengaan. Tijdens het spelen becommentarieert de peuter vaak zijn handelingen: ”nu gaat de vrachtauto scheppen en daar hij weer brroemmm…”. In de peuterfase ontwikkelt het kind zijn concrete denken en komt het abstracte denken op gang. Om deze ontwikkelingen optimaal te laten verlopen is een aantal principes belangrijk: - Herhalingen; om te kunnen onthouden. Bijvoorbeeld herhalen van rituelen (afscheid, drinken, liedjes, dagritme). - Memoriseren; inprenten in het geheugen. - Oefenen; puzzelen, tekenen, plakken, bouwen, spelletjes etc. - Nieuwe uitdagingen; andere activiteiten, uitdagende spelomgeving, materiaal. Zo leert een kind iets nieuws, voortbouwend op verworven vaardigheden (je kunt bijvoorbeeld plakken met papier, maar je kunt ook zand plakken). - Oplossen van problemen; Leidsters helpen de kinderen met het vinden van oplossingen, zodat ze mogelijk zelf in staat zijn het volgende probleem op te lossen. In het spel reiken kinderen elkaar oplossingen aan. Een goede cognitieve basisontwikkeling is nodig voor de verdere ontwikkeling, met name op school.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
14
4.3.4. De taalontwikkeling Aan de menselijke taal onderscheidt men vier aspecten. De fonetische (de klanken), de semantische (de betekenis van woorden), de syntactische (de zinsbouw) en de morfologische ontwikkeling (de verbuigingen en vervoegingen van een woord). Het kind leert eerst de taal begrijpen (luisteren en verstaan, passief taalgebruik) en gaat daarna praten (brabbelen, oefenen met zelf spreken, actief taalgebruik). Vanaf de geboorte wordt er met kinderen gecommuniceerd door middel van taal. Het aanleren van taal is afhankelijk van omgeving en aanleg. Rond twee en een half à drie jaar breekt er in de taalontwikkeling van een peuter een belangrijke fase aan. In het spelen met elkaar oefenen ze hun taal en doen weer nieuwe taalervaringen op. Voor het aanleren van taal is het belangrijk dat een kind zich veilig voelt en is een goed gehoor noodzakelijk. De leidsters proberen de taalontwikkeling in deze belangrijke periode zo veel mogelijk te stimuleren door het vertellen van verhaaltjes, voorlezen, liedjes zingen, het kind iets laten vertellen in de kring en door het uitleggen waar je mee bezig bent. De leidsters vinden het belangrijk veel met kinderen te praten en nemen de tijd om naar de kinderen te luisteren. Het hakkelen van de peuter wordt niet benadrukt en foute woorden worden spelenderwijs op de goede manier aangeboden. 4.3.5. De sociaal-emotionele ontwikkeling Na het eerste levensjaar beginnen de contacten van de peuter zich uit te breiden en gaat de peuter zich steeds meer hechten aan anderen. Door middel van taal communiceert de peuter met zijn omgeving en leert de peuter ook allerlei sociale regels kennen. Op de peuterspeelzaal komt een kind in aanraking met andere kinderen en zal de peuter nieuwe ervaringen opdoen. Omdat jonge peuters vaak op zichzelf gericht zijn, kan samen spelen best moeilijk zijn; zij zijn het middelpunt van het wereldje waarin ze leven, alles draait om hen. In zijn spel imiteert de peuter de wereld om zich heen. Zo schept de peuter een eigen wereldje, waarin hij ervaringen opdoet en allerlei vaardigheden aanleert, die hij later nodig kan hebben. Door situaties na te spelen die indruk op hem gemaakt hebben, verwerkt de peuter ook allerlei emoties en belevingen. De peuter kent, net als wij, de gevoelens angst, agressie, jaloezie, vreugde en verdriet. De leidsters zullen proberen zich zoveel mogelijk te verplaatsen in het kind om de oorzaak van bepaalde gevoelens te achterhalen. Waar is het kind plotseling zo bang voor? Waarom huilt het kind? 4.3.6. De ontwikkeling van identiteit en zelfvertrouwen Op elk ontwikkelingsgebied zie je rond de peuterleeftijd grote sprongen. In zijn totaliteit groeit de peuter enorm en de innerlijke ontwikkeling groeit mee; het ik-besef wordt duidelijker. De peuter ontdekt dat hij een op zichzelf staande persoonlijkheid is met een eigen wil; “Ikke doe dat niet”, “ikke wil ook mee”. Voor de volwassenen om de peuter heen kan dat een lastige fase zijn. Duidelijkheid en geduld zijn erg belangrijk in deze fase. De leidsters gaan hier creatief mee om, soms door het vinden van een gulden middenweg. 4.3.7. De creatieve ontwikkeling De ruimte om te spelen wordt steeds kleiner, we wonen dicht op elkaar, volop verkeer, volwassenen doen vaak gehaast en hebben weinig tijd…….Het is belangrijk dat een kind volop ruimte krijgt om te spelen, te kunnen zijn wie ze zijn. Als een kind kan ervaren wie hij is, wat hij wel en niet kan en zijn fantasie mag gebruiken, ontwikkelt hij het vermogen creatief te zijn. De expressieve activiteiten die door de
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
15
leidsters geboden worden (knutselen, zang, muziek, beweging) geven een kind die ruimte. Tevens wordt de creatieve ontwikkeling gestimuleerd doordat de peuters vrij kunnen kiezen uit het aanbod van materialen binnen de speelzaal. 4.4. Spel en speelgoed 4.4.1. Spelen Spelen is één van de belangrijkste dingen voor de ontwikkeling van kinderen. Spelen is dingen doen waar je zin in hebt, zolang je zelf wilt, zonder iets speciaals te willen bereiken, zonder dat iemand tegen je zegt dat iets moet! Bij jonge kinderen bestaat vrijwel alles uit spelen. Spel draagt bij aan de ontwikkeling van hun lichaam, verstand, taal, waarden en normen, gevoelens, fantasie en hun mogelijkheid zich uit te drukken. Kinderen kunnen op allerlei manieren spelen. Op de speelzaal wordt daar zoveel mogelijk de gelegenheid voor gecreëerd: ruimte, speelgoed (fietsen trekkers, zandbak e.d.), knutselmaterialen, veiligheid en andere kinderen. In het contact met leeftijdsgenootjes leren kinderen hoe ze zich sociaal kunnen redden. Ze moeten aan een ander duidelijk kunnen maken wat ze willen, zich in de ander leren verplaatsen en eventuele conflicten oplossen. Door zich te vergelijken met hun leeftijdsgenootjes worden ze zich bewust van hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Op de speelzaal wordt nagestreefd dat de voorwaarden, die sociale contacten tussen kinderen stimuleren, aanwezig zijn. 4.4.2. Speelgoed Het aanbod van diverse materialen op de peuterspeelzaal is voor de peuters vrij om te kiezen. De speelzaal beschikt over een ruim aanbod aan creatief materiaal waaronder potloden, stiften, lijm, vetkrijt, verf, papier, klei en scharen. De kinderen worden vrij gelaten in wat ze willen maken en hoe ze de materialen willen gebruiken, mits het veilig is. Daarnaast is in ieder lokaal een keukentje, een bouwhoek, een verkleedhoek, een autohoek, een glijbaan, een puzzel- en spellenkast en een boekenkast. Op de gang staan veel loop-, duw- en trekwagens.
4.5. Vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsproblemen 4.5.1. Individuele ontwikkeling van een kind Elk kind heeft een drang tot groeien en ontwikkelen. Hoe het kind zich ontwikkelt is afhankelijk van een aantal factoren: Aanleg: Elk kind wordt met een bepaalde aanleg en kwaliteiten geboren. Afwijkingen kunnen de ontwikkeling vertragen of belemmeren. Ziektes: Ziektes kunnen het kind remmen in zijn ontwikkeling. Afhankelijk van de aard en ernst van de ziekte kan de ontwikkeling tijdelijk of blijvend geremd worden. Omgeving: De (woon)omgeving en het gezin kunnen het kind stimuleren of remmen in zijn ontwikkeling. Ook deze invloeden kunnen tijdelijk of blijvend zijn. Hoewel elk kind zich in zijn eigen tempo ontwikkelt, zijn er gemiddelde leeftijden aan te geven voor bepaalde ontwikkelingen. De meeste kinderen lopen bijvoorbeeld met 12-18 maanden. Dat wil zeggen dat een kind dat pas met 18 maanden loopt zich wel normaal ontwikkelt, mits het looppatroon kwalitatief goed is. Als het kind na 18 maanden begint met lopen, wordt er van een vertraagde ontwikkeling gesproken. Het is belangrijk dat elk kind ook de tijd krijgt om zich te ontwikkelen. De ontwikkeling van kinderen verloopt volgens een bepaald patroon en in fases. Voor
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
16
de meerderheid geldt: liggen, rollen, zitten, kruipen, lopen. Wat betreft de taal: brabbelen, losse woorden, twee-woord-zinnen, eenvoudige zinsconstructies. 4.5.2. Signaleren van een ontwikkelingsachterstand De leidsters volgen de ontwikkeling van elk kind. Dit betekent niet dat ze de hele dag het kind nauwgezet observeren. Ze vormen zich een beeld van een kind aan de hand van hun contacten met het kind en aan de hand van de verschillende spelsituaties. Door hun kennis van de ontwikkeling en hun ervaring met vele peuters zijn ze in staat om aan te geven of een kind zich normaal, vertraagd of afwijkend van de ‘norm’ ontwikkelt. Ze bespreken dit met de andere leidsters, vragen hun mening en vormen hun oordeel. Wanneer het idee bestaat dat er sprake is van een ontwikkelingachterstand bij een kind, kan een bestuurslid met pedagogische achtergrond op verzoek van de leidster worden ingeschakeld om een goed beeld van het kind te vormen en samen tot een goede aanpak te komen. Het gaat hier niet om een diagnose, niet om oorzaken, alleen maar om het signaleren, een voorzichtige constatering dat de ontwikkeling anders dan normaal verloopt. De leidsters informeren bij de ouders of zij iets opmerken aan hun kind. Dit kan ook een vraag zijn naar bijvoorbeeld het functioneren van het gehoor. Dit kan voor ouders een aanleiding zijn om contact met de arts of het consultatiebureau op te nemen. Vaak komen de ouders zelf met vragen over de ontwikkeling van het kind naar de leidster. Natuurlijk is het een schok voor ouders als hun kind afwijkt van de ‘norm’. Iedereen wil een gewoon kind of liever een superkind. Vanuit deze gevoelens kunnen de ouders reageren naar de leidsters. Leidsters houden rekening met de gevoelens van de ouders en zullen hen steunen met het oog op het belang van het kind. Een leidster speelt in op de ontwikkeling van het kind. Ze past haar handelen aan. Zo zal ze bij een kind met een vertraagde taalontwikkeling duidelijke, korte opdrachten geven, het kind goed aankijken en controleren of het kind de opdracht goed begrepen heeft. Het doel van de peuterspeelzaal is samen met de ouders optimale kansen te bieden aan het kind om zich verder te ontwikkelen. De omgang met de andere peuters speelt hierbij een belangrijke rol, omdat peuters ook van elkaar leren. Op verzoek van ouders en gekozen school of medisch kleuterdagverblijf worden gegevens over het kind (uiteraard met toestemming van de ouders) verstrekt. De speelzaal staat in principe open voor alle kinderen uit Montfoort, ook met een handicap of achterstand. Voor kind en ouders zijn de contacten met de andere kinderen en ouders heel belangrijk. Zo wordt een voortijdige geïsoleerde positie voorkomen. Een vereiste voor het plaatsen van een kind met een ontwikkelingsachterstand of beperking is dat zowel het kind zelf als de andere kinderen in de groep zich veilig moeten voelen.
4.5.3
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand/ VVE
VVE staat voor-en vroegschoolse educatie. Alle leidsters hebben een VVE opleiding gevolgd, dat wil zeggen dat leidsters ook toegerust zijn om kinderen te observeren en te volgen met behulp van observatielijsten.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
Het doel van de VVE is om de ontwikkeling van alle kinderen optimaal te stimuleren op taalgebied, sociaal- emotioneel en motorisch gebied, zodat de kinderen een betere aansluiting krijgen als ze naar de basisschool gaan. Er wordt gewerkt met de methode Puk en Ko. De VVE groep wordt gedraaid met twee leidsters en maximaal 16 kinderen Wanneer komt een kind in aanmerking voor extra VVE ondersteuning? Als een kind zich minder goed ontwikkelt op één of meerdere gebieden geeft het consultatiebureau het advies het kind naast het basis VVE programma extra VVE ondersteuning te geven in een kleiner groepje met meer aandacht van de leidster. Het kind blijft ook deel uitmaken van een basisgroep. Het programma: Dat betekent dat als een kind op 2-jarige leeftijd start het kind 3 tot 4 dagdelen in de week mag komen en vanaf 3 jaar 4 dagdelen. Er wordt intensiever met Puk en Ko gewerkt. Dit gebeurt in thema’s en hier wordt dan enkele weken aan gewerkt, waarna er weer een ander thema start. De ouders worden op de hoogte gehouden aan welk thema er behandeld wordt en krijgen hier ook informatie over. Volgen van de ontwikkeling Er wordt 3 keer een VVE observatielijst ingevuld en met ouders besproken: 4 tot 6 weken na start peuter Halverwege de VVE periode 8 weken voor het laatste bezoek peuterspeelzaal Verder vinden er gesprekken plaats en kunnen de ouders meedraaien in de groep:
Na 2-3maanden worden ouders uitgenodigd om een keer mee te draaien in de groep Rond het derde jaar volgt er een gesprekje met de betreffende leidster Bij het verlaten van de speelzaal is er een eindgesprek waarbij het VVEobservatieformulier wordt besproken
De observatielijst van Puk en Ko gaat met het overdrachtsformulier na het eindgesprek naar de basisschool als ouders hiermee akkoord gaan. Als de ontwikkeling van een kind niet naar verwachting verloopt, wordt dit met ouders besproken en wordt er met ouders gezocht naar specialistische hulp of verder onderzoek geadviseerd.
4.6. Oudercontacten 4.6.1. Opvoedingsuitwisseling en opvoedingsondersteuning Voor zowel ouders als kinderen is de peuterspeelzaal een ontmoetingsplaats. Tijdens het koffiedrinken is er voor de ouders de gelegenheid met elkaar in contact te komen en daarbij van gedachten te wisselen over opvoeding of andere zaken. Er is voor ouders dan ook gelegenheid de leidster (en andersom) aan te spreken om iets over het kind te vertellen of te vragen. De laagdrempelige communicatie wordt als wenselijk en belangrijk gezien. Opvoedingsondersteuning kan het uitwisselen
17
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
18
van gedachten over opvoeding betekenen of het bespreken van opvoedingsproblemen of het kijken naar andere ouders. De leidsters ondersteunen graag bij het opvoeden maar gaan ervan uit dat de ouders zelf om deze ondersteuning vragen. Een luisterend oor kan soms al voldoende zijn. 4.6.2. De band tussen ouder en kind Een goed contact tussen de ouders en het kind is belangrijk. Moeder en vader zijn de mensen waar een kind het sterkst aan gehecht is. Zij geven een kind basisvertrouwen van waaruit het groeit. Ouders voeden op, sturen aan en geven normen en waarden aan. De band is intens. De kennis, ervaring en invloed van ouders zijn voor een leidster die betrokken is bij een kind van groot belang. Op het moment dat een kind de speelzaal betreedt, neemt de leidster de zorg over van de ouders. De leidster start een korte termijn relatie waarin afstand wordt bewaard, maar waarbij zij op dat moment verantwoordelijk is voor het welzijn en de ontwikkeling van een kind. Goed contact met ouders is van groot belang. 4.6.3. Informatieoverdracht en invloed van ouders op beleid Tussen de opvoeding in de thuissituatie en de opvoeding binnen de peuterspeelzaal zitten verschillen. Daarom is een goede communicatie van groot belang. Binnen Lodewijkje zijn er meerdere gelegenheden om van gedachten te wisselen met de leidsters: het koffie drinken, contacten tijdens het halen en brengen, gesprekjes op aanvraag, de installatie van een ouderraad, de jaarvergadering, de Peuterpraat en het pedagogisch beleidsplan.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
19
5. Het pedagogisch werkplan 5.1. Algemene informatie De speelzaal ligt centraal in Montfoort. Vroeger was het gebouw een lagere school. In het gebouw bevinden zich ook een kinderdagverblijf, de toneelvereniging en het kunstenaarscollectief. Lodewijkje beslaat met drie lokalen een groot gedeelte van het gebouw en is afgesloten van de andere gebruikers. Via de buitenspeelplaats kom je bij de voordeur. Om deze speelplaats staat een hek dat afsluitbaar is voor peuters. Tijdens het buitenspelen wordt door de leidsters in de gaten gehouden dat het hek inderdaad gesloten is. Er is een afsluitbare zandbak en een speeltoestel met glijbaan op rubberen tegels. Tegen het gebouw staat een bosje waar de kinderen omheen kunnen fietsen en lopen. Er is een wipmotor en een 4persoons wipkikker. Blijft over een grote betegelde vrije ruimte en schilderingen op de muur. Tegenover de voordeur is de schuur waarin onder andere buitenspelmateriaal ligt. Bij binnenkomst is een gang die doorloopt tot het einde van de speelzaal. Alle ruimtes komen uit op deze gang. Samen met dakkoepels geven de ramen van drie lokalen voldoende daglicht. In de gang zijn kinderkapstokken. Hieronder staat het rijdend materiaal (trekkers, wandelwagens). Aan het begin van de gang bevindt zich een informatiebord waar ouders worden geïnformeerd over de peuterspeelzaal. Aan de linkerzijde hiervan is het washok. Daarnaast is de eerste verschoningsruimte met twee wc’s die van de gang afgescheiden wordt door een halve deur. Halverwege de gang bevindt zich het magazijn en daarnaast het keuken/kantoor/schoonmaakhok. Vervolgens is er een wc voor volwassenen, waarna de gang overgaat in een halletje met tweede verschoningsruimte en vier kinder-wc’s. Alle ruimtes waar kinderen niet mogen komen, zijn afsluitbaar. Tijdens de openingstijden zijn de lokalen, wc’s en de gang toegankelijk. De drie lokalen zijn vrijwel even groot en zijn ingericht met dezelfde materialen. In ieder lokaal heerst door een andere opstelling van het materiaal een eigen sfeer, bij alle drie zeer kindvriendelijk, veilig en warm. Er is een grote deelbare tafel met stoeltjes, open en dichte kasten met puzzels, spelletjes en andere materialen, een speeltoestel, een poppenhoek, een bouw- en autohoek met speelkleed en een keukenblokje. Ook is er in iedere lokaal een hoge werkplek waar de juffen op een ergonomisch verantwoorde hoogte met een aantal kinderen werkjes kunnen uitvoeren. Voor de hele inrichting geldt dat deze veilig en uitnodigend is.
5.2. Het wennen 5.2.1. De eerste kennismaking Bij het eerste telefonisch contact tussen leidster en ouder(s) kan een afspraak gemaakt worden voor een huisbezoek of een eerste kennismakingsbezoek op de peuterspeelzaal. Echter, het huisbezoek is om praktische redenen niet voor iedere leidster of ouder te realiseren. Tijdens de eerste kennismaking zal informatie worden gegeven aan de ouder over het reilen en zeilen van de peuterspeelzaal: tijden, hapjes, verschoningen, dagindeling, spel en materiaal, assistent-leidsters en rustmomenten. Op een speelse manier zal de leidster ook proberen contact te maken met de peuter en zichzelf voorstellen aan het kind. Ouders krijgen voldoende
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
20
ruimte om over hun kind te vertellen zodat de leidster het kind al een klein beetje leert kennen. Tot slot zal er een afspraak gemaakt worden voor het eerste bezoek aan de peuterspeelzaal en de wenprocedure. 5.2.2. De eerste peuterspeelzaalbezoeken Na het eerste contact volgt binnen enkele dagen het eerste speelzaalbezoek. De leidster heeft tijdens dit contact afgesproken hoe laat vader/moeder en kind zullen komen. Dit kan om 8.45 uur zijn zodat de peuter in alle rust een eerste indruk kan krijgen en op zijn gemak even met vader en/of moeder rond kan kijken. Op deze manier ziet het alle peuters één voor één binnenkomen en is het niet zo overweldigend. Een andere keuze van de leidster kan zijn dat de peuter samen met de ouder om 9.15 uur komt. Alle andere ouders zijn dan weg en de leidster heeft op die manier de tijd om even met de ouder te praten en samen de speelzaal te bekijken. Na ongeveer een half uurtje neemt de ouder afscheid en neemt de leidster, indien nodig, de peuter over van de ouder en gaat samen met het kind spelen. Als het kind erg verdrietig is bij het afscheid nemen, kan worden afgesproken dat de leidster later op de ochtend contact opneemt met de ouders om te vertellen hoe het gaat. Afhankelijk van het verloop van de eerste ochtend worden afspraken gemaakt over de vervolgbezoeken. Bijvoorbeeld dat de ouder een uurtje weggaat en dat dit langzaam uitgebouwd wordt.
5.3. Groepsgrootte en leeftijdsopbouw Het Lodewijkje beschikt over drie lokalen. Elk lokaal mag maximaal 16 kinderen opvangen met 1 leidster en 1 assistent leidster. In de Ochtend komen de kinderen tussen de 2 en 3 jaar en ’s middags de kinderen in de leeftijd van 3 t/m 4 jaar. De kinderen verlaten nooit het terrein. De kinderen spelen in de lokalen op de gang of buiten op de speelplaats onder toezicht van een bevoegde leidster en assistent leidster.
5.4. De dagindeling 5.4.1. Dagindeling 1. Binnenkomen van de kinderen tussen 8.45 en 9.00 uur op de ochtend en tussen 13.00 en 13.15 uur op de middag. Ouders kunnen blijven koffie drinken. 2. Afscheid van de ouder(-s). 3. Vrij spelen/knutselen en buitenspelen tot ongeveer 10.45 uur (ochtend)/14.45 uur (middag). 4. In de ochtend en middag is er een moment waarop er appeltjes worden gegeten. 5. Er wordt met een thema uit Puk en Ko gewerkt afhankelijk van de leeftijd en de spanningsboog van de groep kinderen 5. Gezamenlijk opruimen en vervolgens in de kring drinken, zingen, vertellen, muziek enz. 6. De kinderen worden opgehaald om 11.15 uur ’s ochtends wanneer ze niet mee-eten en ’s middags om 15.30 u.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
21
Ad.1 .Bij het binnenkomen van de kinderen blijkt direct hoe verschillend ieder kind is en dat daar dus ook op verschillende manieren mee om moeten worden gegaan. Het ene kind begint direct te praten. Een ander kind komt verlegen achter moeder binnen. Een derde kind zegt niets en gaat direct spelen. Toch hebben ze allemaal een begroeting nodig die bij hen past en waarbij ze zich prettig en welkom voelen. Het is mogelijk voor ouders om koffie te blijven drinken. Dit heeft als voordelen: Het geeft kinderen een veiliger gevoel als de ouders nog even koffie blijven drinken en samen met het kind iets aan de tafel doen. Dan is het afscheid nemen minder moeilijk. Ook kan de ouder makkelijker in de gaten hebben of de leidster al tijd heeft gehad om het kind, wat nog wel moeite heeft met afscheid nemen, op te vangen. Dit heeft als voordeel dat de kinderen om de beurt getroost kunnen worden, waardoor er meer rust in de groep blijft. Als de ouders koffie blijven drinken ontstaat er meer contact tussen de ouders en de leidster. Hierdoor is het makkelijker om iets over het kind te vertellen of advies te vragen. Ook zien de ouders meer van wat er zich op de speelzaal afspeelt waardoor ze beter kunnen begrijpen waarover er thuis verteld wordt. Op het moment dat de ouders zich thuis voelen op de speelzaal en vertrouwen hebben, is het gewenningsproces voor de kinderen makkelijker. Ouders komen tijdens het koffiedrinken met elkaar in gesprek en wisselen ervaringen uit. Bij de koffie staat een koffiepotje waarin de ouders een vrijwillige financiële bijdrage kunnen doen. Ad 2. Na het koffiedrinken, volgt het afscheid nemen. Het afscheid is een heel belangrijk onderdeel van de dagindeling. Wanneer duidelijk afscheid wordt genomen en de peuter zich dit goed realiseert, is een belangrijke stap voor het verdere verloop van de ochtend of de middag gezet. De peuter weet op dat moment dat de verantwoordelijkheid overgedragen is aan de leidster. Gedurende de eerste kennismaking wordt al over het afscheid nemen gesproken. Voor ouders is het belangrijk te weten dat bewust afscheid nemen heel belangrijk is, ook al wordt het kind daardoor verdrietig. De kinderen leren in de eerste paar weken dat hun ouders weggaan en terugkomen en leert vertrouwen te hebben in de leidster, waardoor het zich veilig gaat voelen. Ook voor de ouders is het afscheid nemen van groot belang. Zij moeten hun kind achterlaten bij iemand die ze vaak in eerste instantie niet zo goed kennen. Ad.3. Tijdens het spelen komen de kinderen in aanraking met ander speelmateriaal. Zij kunnen hier in hun eigen tempo mee kennismaken. Ook leggen ze contacten met andere kinderen d.m.v. spel, gesprekjes, conflicten e.d. en op latere leeftijd door samen spelen. Het is aan de leidster om de peuters te stimuleren met allerlei spelmateriaal en ze uit te dagen steeds iets nieuws te willen proberen. Het spelmateriaal zal daarom ook regelmatig aangevuld en/of uitgewisseld moeten worden. Zo zal de leidster constant bezig zijn de groep te observeren en de activiteiten aan te passen aan het ontwikkelingsniveau van de peuters. Bij goed weer kan er met de kinderen buiten worden gespeeld op het afgeschermde plein, waarbij buitenmateriaal kan worden ingezet. Buiten leren ze contact te leggen met de andere leidsters en kinderen van de andere groep(-en). Bij minder goed weer wordt er een binnenactiviteit of een spelletje gedaan. Na het spelen wordt er
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
22
opgeruimd. De leidster probeert door middel van opdrachtjes en complimentjes de kinderen op een positieve manier bij het opruimen te betrekken. Ad. 5. Aan het einde van de ochtend of middag wordt er een rustmoment gecreëerd. Rondom de grote groepstafel wordt er iets gedronken en een koekje gegeten. De kinderen hebben allemaal een eigen beker bij zich en gaan daarmee aan de tafel zitten. Het uitdelen van de koekjes wordt elke keer door een andere peuter gedaan. Als iedereen een koekje heeft, wordt het ‘drinklied’ gezongen en daarna worden de bekers opengemaakt. Tijdens het drinken wordt er gezellig gebabbeld over van alles, maar vooral over wat iedereen in haar beker heeft. Als iedereen klaar is worden de bekers opgehaald en wordt er gezongen. Voornamelijk liedjes en spelletjes waarbij de handen en soms het hele lichaam gebruikt moet worden. Bij de ochtendgroep heeft het rustmoment dan al lang genoeg geduurd en moet er nodig weer gespeeld worden. Bij de middaggroep kan dit moment nog wat verlengd worden en kunnen de activiteiten wat uitgebouwd worden. Soms wordt er in een kring gezeten, een zangspelletje gedaan, een boekje gelezen, verteld of gewoon gezellig gepraat over wat er op dat moment speelt; kermis in de stad, pasgeboren lammetjes, nieuwe kleren etc. In de kring of rond de tafel worden heel wat sociale vaardigheden geoefend zoals kijken en luisteren naar elkaar, onderling afspraken maken, op elkaars beurt wachten en iets vertellen. De ochtend wordt beëindigd met een afscheidsliedje, waarna de deur opengaat en de ouders hun kinderen kunnen ophalen. Daarna gaan de jasjes aan en wordt afscheid genomen. Even een praatje met de ouders over het verloop van de dag, gedag zeggen en nog even zwaaien. Ieder kind heeft haar eigen ritueel. 5.4.2. Mee-eten Voor de peuters bestaat de mogelijkheid om tussen de middag mee te eten. De peuters van de ochtend die mee willen eten worden anderhalf uur later opgehaald. De peuters van de middaggroep komen anderhalf uur eerder. Het is voor de peuters gezellig om met elkaar te eten. Sommigen eten hierdoor een stuk beter dan thuis. Het moet voor de peuters vooral leuk zijn om te blijven eten. Spelenderwijs wordt aan de kinderen geleerd dat ze eerst moeten wachten tot iedereen aan tafel zit. En na het zingen van het liedje ‘lekker eten’ gaan ze allemaal eten. De kinderen die klaar zijn met eten mogen van tafel af, omdat het voor sommigen te lang kan duren voordat iedereen klaar is.
5.5. Jaarprogramma en buitengewone activiteiten 5.5.1. Activiteitenkalender September
Jantje Beton loterij
Oktober
Fotograaf Open ochtend
December
Activiteiten rond Sinterklaas en Kerstmis
Maart
Activiteiten rond Pasen Stroopwafelactie
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
April/Mei/Juni/juli:
Elke 6 weken Eén keer per jaar Twee keer per jaar Een keer per jaar
23
Lente markt Medewerkersavond Spelletjesochtend Pannenkoekenfeest Leidstersvergadering Oudercommissie vergadering Bestuursvergadering Jaarvergadering/ gezamenlijke vergadering Klachtencommissie stelt een verslag op Peuterpraat Schoonmaakavond/klusavond Gezamenlijke avond peuter- en kleuterleidsters
5.5.2. Toelichting op de activiteitenkalender Visie op feest Iedere leidster viert feest met haar peuters. Ieder in eigen stijl maar de rode lijn die gevolgd wordt, is: Kindgericht feestvieren zodat iedere peuter er plezier aan beleeft. De sfeer en ongedwongenheid staan voorop, het normale dagritme wordt zoveel mogelijk aangehouden. Verjaardagen Op de dag dat de verjaardag van de peuters gevierd wordt, wordt de peuter extra in het zonnetje gezet. Met een muts, kaarsjes, liedjes en een traktatie is het een echt feest. Traktaties Voor ieder kind is het in ieder geval 1 keer per jaar feest; hun verjaardag. (zie voor viering bij de verjaardagen). Bij dit feest hoort ook een traktatie. Het is prettig als de traktatie wordt aangepast aan de grootte van de maagjes van de peuters. Tenslotte gaat het niet om de hoeveelheid maar om de gezelligheid. Vanwege onder andere de gebitjes van de peuters liefst zo weinig mogelijk snoep. Er zijn vele alternatieven zoals hartige traktaties of fruit. Themadagen Dagen waarop de mogelijkheid bestaat iets extra’s te doen (buiten het jaarprogramma): afscheid van een kleuter/peuter, geboorte van broertjes of zusjes, dierendag en dergelijke. Moeder- en Vaderdag De kinderen maken zoveel mogelijk zelf een verassing voor mama of papa. Sinterklaas Sinterklaas moet een kinderfeest zijn. Daarom is ervoor gekozen het vooral heel rustig te houden. Kinderen vinden het een leuk feest, maar het brengt vaak net te veel spanning met zich mee. Op de speelzaal komt de Sint daarom niet in ‘levende lijve’. Ouders kunnen daarbuiten zelf kiezen hoe ze ermee omgaan. D.m.v. knutsels,
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
24
liedjes en schminken wordt een 5 december feest gecreëerd waar iedere peuter plezier aan kan beleven. Kerst Ook het kerstfeest wordt gevierd. De ruimtes worden versierd en in ieder lokaal pronkt een kerstboom. Er worden kerstliedjes gezongen, geknutseld, kaarsjes gebrand en iedere groep eet iets kleins met elkaar. Pasen Het begin van de lente en Pasen wordt gecombineerd tot één feest. Er worden eieren geverfd en er wordt gezongen van de Pasen en de lente. Lentemarkt Tijdens de lentemarkt in de binnenstad van Montfoort staat er ook een kraam van de peuterspeelzaal. Leidsters, oudercommissie leden en bestuursleden staan achter de kraam. Nieuwe peuters kunnen zich tijdens de lentemarkt inschrijven. Daarnaast verkopen we ook het koekje van de juf. Medewerkers avond Jaarlijks wordt er een bedankavond georganiseerd voor het bestuur, de oudercommissie, de assistent-leidsters en andere ouders die vrijwillig meehelpen op de peuterspeelzaal. Gezelligheid staat centraal. Pannenkoekenfeest Als afsluiting van het peuterspeelseizoen is er voor iedere peutergroep een pannenkoekenfeest. Moeders bakken pannenkoeken en na afloop krijgt iedere peuter een ijsje. Peuterpraat Twee maal per jaar verschijnt de Peuterpraat, het krantje van Lodewijkje. De oudercommissie draagt hiervoor de verantwoordelijkheid. Op een gezellige en informele manier wordt er geschreven over onderwerpen rondom de speelzaal informatie over activiteiten, data, huisregels, adressen, bestuur en oudercommissie. verjaardag van peuters, bedankjes aan vrijwilligers, knutsels, liedjes. onderwerpen gericht op peuters die vooral voor de ouders interessant zijn: zindelijkheid, kinderziektes, maaltijden etc. Advertenties wat financiering van de Peuterpraat mogelijk maakt. De Peuterpraat is erop gericht om vooral de ouders bij de speelzaal te betrekken en op de hoogte te houden.
Jaarvergadering / gezamenlijke vergadering Eén keer per jaar wordt er een gezamenlijke vergadering gehouden op de speelzaal voor leidsters, oudercommissie en bestuur. Er wordt verslag gedaan door het bestuur, de oudercommissie en de leidsters over de activiteiten of gebeurtenissen van het voorgaande jaar. Na dit officiële gedeelte kan een informeel gedeelte volgen aan de hand van een onderwerp. Tijdens het eerste deel van de vergadering krijgen ook ouders de gelegenheid om de financiële situatie te bekijken.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
25
5.6. Regels 5.6.1. Straffen en belonen Bij het corrigeren van een kind is het belangrijk kort en duidelijk te zijn. Een kind mag niet slaan omdat het pijn doet. Uitvoerige uitleg heeft vaak geen zin omdat het overgrote deel van de boodschap langs de peuter heen gaat. Herhalen werkt vaak goed. Ook is de toon en het volume waarop iets gezegd wordt van belang. Een leidster probeert expressief om te gaan met haar stem. 5.6.2. Spelregels voor de speelzaal In elke groep zijn regels voor het goed functioneren van de groep, waarin ieder mens tot zijn recht komt. Doel van het leren van regels is dat kinderen leren dat er in de groep andere afspraken gelden dan thuis. Peuters leren de regels spelenderwijs door het omgaan met andere kinderen en de leidster. Regels zijn te verdelen in: 1.
Regels ten behoeve van de veiligheid, zoals niet op de glijbaan lopen, niet met een appel klimmen of glijden, kinderen niet omver rijden met een trekker, hek en voordeur moeten gesloten blijven (ouders!).
2.
Regels ten behoeve van de sociale omgang met elkaar, zoals andere kinderen geen pijn doen, andere kinderen niet belemmeren in hun spel (geen speelgoed afpakken, geen zand gooien, niet duwen).
3.
Regels betreffende het omgaan met het materiaal, zoals puzzels en spelletjes aan tafel, geen materiaal vernielen.
Als één van de regels overtreden wordt, wordt het gedrag door de leidster, met een opmerking gericht tot het kind, gecorrigeerd. Bij herhaling kan de leidster het kind even apart nemen. Ook moet het kind leren het weer goed te maken met het slachtoffer. Het handelen wordt afgestemd op het kind.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
26
6. Veiligheid en hygiëne 6.1 Bedrijfshulpverlening en EHBO De psz beschikt over een ontruimingsplan. Het plan is bekend bij degenen die op de psz werkzaam zijn. Na een oefening vindt een evaluatie plaats en indien nodig bijstelling van het plan. Op de psz is altijd een leidster aanwezig die in het bezit is van een bedrijfshulpverleningdiploma (BHV) en een diploma EHBO voor kinderen. De BHV-er heeft de leiding tijdens een ontruiming of op het moment dat er iemand onwel wordt, totdat er professionele hulp aanwezig is zoals brandweer of ambulance. Elk jaar gaan de BHV-ers op herhalingscursus zodat zij op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die er op dit gebied zijn. Via een jaarlijkse herhalingscursus worden kennis en vaardigheden steeds opgefrist.
6.2. RIV en RIG De veiligheid van kinderen wordt bewaakt door uitvoering van de Risico-inventarisatie Veiligheid en Gezondheid (RIV en RIG). Deze RIV en RIG vindt minimaal eenmaal per jaar plaats. Aan de hand hiervan wordt ingeschat in hoeverre kinderen worden blootgesteld aan bepaalde risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid. In een actieplan worden vervolgens de maatregelen geformuleerd die genomen worden om de risico’s tot een minimum te beperken. De GGD voert jaarlijks een inspectie uit, waarbij aan de hand van de RIV&RIG nagegaan wordt of de psz voldoet aan de eisen die de wet stelt. Aanvullende veiligheidsregels op de psz: - Schoonmaakmiddelen worden boven kindhoogte bewaard in de voorraadkast. - De groepsleidsters leren de kinderen na een bezoek aan het toilet hun handen te wassen. Ook als de kinderen buiten hebben gespeeld wassen de kinderen eerst hun handen voor zij aan tafel gaan eten. - Meegebracht speelgoed wordt door de groepsleiding altijd bekeken op veiligheid. Speelgoed van huis meenemen mag in principe. De groepsleiding attendeert de ouders op het risico van wegraken of stukgaan. Vooral tijdens de wenperiode of bij belangrijke veranderingen kan een kind steun ervaren door de nabijheid van vertrouwd speelgoed van thuis. - De psz wordt dagelijks door een schoonmaakbedrijf schoongemaakt. - Het (buiten)speelgoed wordt regelmatig door de groepsleidsters gecontroleerd. - Er wordt goed gelet op het sluiten van het hek van de buitenruimte. - Kinderen worden bij zon ingesmeerd met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor.
Pedagogisch beleidsplan Stichting Peutercrèche Lodewijkje
27
7. Klachten Op de peuterspeelzaal is een klachtencommissie bestaande uit 3 personen, 1 oudercommissielid, 1 leidster en 1 bestuurslid. De samenstelling en omschrijving hangt op het prikbord in de gang van ’t Lodewijkje daarnaast ook terug te vinden op de website. Indien ouders een klacht of verbetering zien voor de peuterspeelzaal, kunnen zij zich wenden tot de leidster of één van de hoofdleidsters. Mocht een ouder na contact met één van de leidsters met de klacht blijven zitten, dan kan hij zich wenden tot de klachtencommissie van de speelzaal. Mocht de klacht na dit contact niet afdoende intern zijn opgelost, bestaat de mogelijkheid contact te zoeken met de Stichting Klachtencommissie Kinderopvang. De peuterspeelzaal is hierbij aangesloten. De klachtencommissie stelt 1x per jaar een verslag op dat openbaar gemaakt wordt. Het verslag wordt daarnaast elk jaar voor 1 juni opgestuurd naar de GGD. De klachtencommissie volgt de wet klachtrecht cliënten zorgsector. Stichting Klachtencommissie Kinderopvang Postbus 398 3740 AJ Baarn www.klachtkinderopvang.nl Veiligheid
8. Bronnen
Lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind (J. Bladergroen, 1985) ‘Mama, begrijp je me wel’ (A. Lieberman, 1993) Specifiek opvoeden (J.F.W. Kok, 1997) Spel en spelen (Bureau pedagogische preventie) De ontwikkeling van het kind (Verhulst) Pedagogisch beleidsplan (Peuterspeelzaal ‘Poesje miauw”) Brochure ‘zo leren kinderen praten’ en ‘speelwijzer’ (Stichting spel- en opvoedingsvoorlichting) Kleine ontwikkelingspsychologie (R. Kohnstamm) De ontwikkeling van de mens (H. Smits en G. Roggen) Peuterspeelzalen in de lift, werkboek voor peuterspeelzalen (Samengesteld door C. Janszen)