Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal
Pedagogisch beleidsplan Peuterspeelzaal (PSZ) 2010-2011
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
pag. 2
1 1.1 1.2 1.3
ZORG VOOR KINDEREN Veiligheid en vertrouwen Rustmomenten Zieke kinderen
pag. 3
2 2.1 2.2 2.3 2.4
OVERBRENGEN VAN WAARDEN EN NORMEN Thomas Gordon Samen spelen, samen delen Straffen en belonen Feesten
pag. 4
3
pag. 6
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
SCHEPPEN VAN SPEL- EN ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN Inleiding De motorische ontwikkeling De sociale ontwikkeling De cognitieve ontwikkeling De taalontwikkeling De ontwikkeling van de fantasie en de creativiteit De ontwikkeling van de zelfstandigheid/zelfredzaamheid
4 4.1 4.2 4.3
SAMENWERKEN MET OUDERS Samen opvoeden, opvoedingsondersteunend Betrokkenheid ouders Centrale Ouderraad
pag. 9
5.
PROTOCOLLEN
pag. 10
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 1/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal INLEIDING
De peuterspeelzalen van Stichting Trias besteden voortdurend en systematisch aandacht aan kwaliteit. Ouders moeten de zekerheid en het vertrouwen hebben dat hun kind een fijne en prettige tijd heeft. Op een plek waar kinderen onbekommerd de omgeving kunnen verkennen en waar ze door het ontmoeten en spelen met andere kinderen zich ontwikkelen. De peuterspeelzaal richt zich op kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Zij komen twee keer per week in een vaste groep van 15 kinderen spelen, begeleid door een vaste leidster, een vaste vrijwilligster en soms een stagiaire. Ons pedagogisch doel is kinderen te begeleiden tot zelfstandige, sociaal vaardige mensen. Bij de begeleiding en bij het stimuleren wordt aangesloten op het bij het kind aanwezige ontwikkelingspotentieel. Wij dragen zorg voor een veilige, prikkelende omgeving waarin kinderen volop de mogelijkheid hebben zich te ontplooien en we creëren een sfeer waarin ze zich prettig en veilig voelen waarin ze zich durven te uiten en vertrouwen krijgen in eigen en andermans kunnen. Het samen spelen en het leren rekening houden met elkaar nemen een belangrijke plaats in, waarbij de eigenheid van het kind niet uit het oog verloren wordt. Dit pedagogisch beleidsplan is onderdeel van ons kwaliteitsmanagementsysteem en geeft onze visie weer, welke rol wij willen spelen in het leven van ouders en kinderen. We gaan graag in gesprek met ouders en peuterspeelzaalleidsters over hoe zaken anders en beter kunnen. Het mag uitnodigen tot discussie zodat we komen tot verdieping en inzicht. Het doel van dit beleidsplan is het controleerbaar maken van het pedagogisch handelen, ter ondersteuning van een eenduidige en voortdurende kwaliteit. Dit beleidsplan is geschreven aan de hand van de aandachtsgebieden volgens het HKZcertificatieschema Kinderopvang, deelschema peuterspeelzalen 2006. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de opvoedingsdoelen zoals beschreven door mevr. RiksenWalraven. Emotionele veiligheid, het ontwikkelen van sociale en persoonlijke competenties en waarden en normen zoals door haar beschreven vormen een grote overlap met de speerpunten in dit beleidsplan. Het bewaken, evalueren, bijstellen en verbeteren vindt plaats in een driejarige cyclus. Dit plan is nader uitgewerkt in de pedagogische werkinstructies, een praktische vertaling van het beleidsplan. Ten slotte wijzen we u erop dat in dit beleidsplan het kind telkens aangeduid wordt met hij en zijn, maar er kan evengoed zij of haar gelezen worden. Dit geldt ook voor leidster, hier kan evengoed leider staan. In plaats van ouders kan ook verzorgers gelezen worden.
Januari 2010
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 2/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 1. 1.1
ZORG VOOR KINDEREN Veiligheid en vertrouwen
Kinderen zijn nieuwsgierig en ondernemend, ze verkennen stap voor stap de hen omringende wereld. Voorwaarde is wel de aanwezigheid van een vertrouwd persoon. Die biedt een veilige basis zodat het kind onbekende situaties aandurft en langzamerhand vertrouwen in zichzelf krijgt. Dit gevoel van emotionele veiligheid speelt een belangrijke rol bij de verdere ontwikkeling en is een eerste stap naar onafhankelijkheid. De leidsters van de speelzalen dragen zorg voor een veilige omgeving, maar zullen ook vertrouwen moeten wekken bij de begeleiding van het spel. Wij beoordelen of een situatie gevaarlijk is, wanneer iets wel of niet mag. Wanneer een kind boven op een klimrek klimt en vervolgens begint te huilen omdat het niet meer naar beneden kan of durft, dan helpen wij het kind omlaag te komen. Sommige kinderen moet je juist stimuleren om eens iets te durven, het samen met een leidster proberen is dan een eerste stap. Daarnaast zijn er kinderen die weinig gevaar zien, ook niet na talloze waarschuwingen. Zij moeten de ruimte krijgen om zelf dingen te ontdekken: een keer vallen heeft dan meer effect. Het gewenningsproces in de speelzaal moet geleidelijk verlopen. Samenspel tussen ouder en leidster is bepalend om het kind ontspannen het verblijf op de peuterspeelzaal te laten ondergaan. Dit proces wordt per kind en per ouder bekeken.
1.2
Rustmomenten
Elk dagdeel heeft een vast patroon waarin de volgende activiteiten kunnen plaatsvinden: vrij spel binnen / creatieve activiteiten / toilet / kring / vrij spel buiten. Jonge kinderen leren een vast patroon van de speelochtend of speelmiddag herkennen en dat geeft hen houvast en een gevoel van veiligheid. Halverwege elk dagdeel gaan we in de kring. Dit is een rustmoment en we proberen een gezellige sfeer te creëren. We dwingen de kinderen niet maar stimuleren ze wel tot eten en drinken. Tijdens deze rustmomenten is er aandacht voor sociale contacten, luisteren naar elkaar, het vertellen van verhalen en gebeurtenissen en het samen liedjes zingen.
1.3
Zieke kinderen
Kinderen komen op de peuterspeelzaal vaak voor het eerst in aanraking met infectieziekten. Het is een natuurlijk gegeven dat kinderen een aantal infectieziekten doormaken om hun weerstand op te bouwen. Een kind met een hogere temperatuur dan 38 graden is ziek en mag niet op de peuterspeelzaal worden gebracht. Wanneer het kind op de peuterspeelzaal ziek wordt, nemen we contact op met de ouders. Er zal dan overlegd worden of het kind moet worden opgehaald. Bij een al dan niet ernstig ongeluk wordt ook contact opgenomen met de ouders, in ernstige situaties wordt eerst een dokter of 112 gebeld (zie protocol VH & G)
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 3/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 2. OVERBRENGEN VAN WAARDEN EN NORMEN
2.1
Thomas Gordon
Op de peuterspeelzalen werken we volgens de Thomas Gordon-theorie. Thomas Gordon is een kinderpsycholoog, die gespecialiseerd is in de communicatie tussen ouders/verzorgers en kinderen. Gordon stelt het luisteren naar elkaar centraal. Kinderen zoveel mogelijk hun eigen problemen laten oplossen is de kern van zijn ideeën. Eén van de belangrijkste manieren om dat te stimuleren is actief luisteren. Belangrijke kenmerken van de Gordon-methode zijn: Bijdragen aan een positief zelfbeeld van het kind Duidelijk zijn over jezelf en opkomen voor je eigen behoeften Omgaan met onaanvaardbaar gedrag van het kind Luisteren naar wat het kind eigenlijk bedoelt en wil Ruzies, meningverschillen en conflicten leren hanteren Het kind helpen bij het oplossen van problemen op het gebied van normen en waarden 2.2
Samen delen, samen spelen
Een belangrijk aspect is het in contact komen met andere kinderen, ze beïnvloeden elkaar, reageren op elkaar en brengen het plezier in het spelen op elkaar over. Het spelen in de groep bevordert de zelfredzaamheid, er worden vriendschappen gesloten, fantasiespelletjes bedacht, er worden ruzies gemaakt én weer opgelost. Kortom, kinderen leren rekening met elkaar te houden. Groepsopvoeding vraagt om duidelijke regels en grenzen. Kleine kinderen zijn egocentrisch, ze kunnen zich nog niet verplaatsen in een ander. Samen spelen en samen delen is nog erg moeilijk. Door grenzen duidelijk aan te geven maak je de omgang met elkaar makkelijker. Voor jonge kinderen geven de regels structuur aan hun omgeving. Duidelijke grenzen stellen en je daar redelijk aan houden, is belangrijk. Sommige regels moeten kinderen zonder meer volgen omdat ze ter wille van hun eigen veiligheid zijn opgesteld. Bij andere regels knijpen we ook wel eens een oogje toe, kinderen moeten ook de mogelijkheid hebben om zelf dingen te ontdekken, ervaren hoe ze bijvoorbeeld een ruzie kunnen oplossen. We zijn dus niet constant bezig met regels stellen, sturen, stimuleren, grenzen afbakenen. Kinderen begrijpen dat uitzonderingen mogelijk zijn en dat regels niet voor eeuwig vast staan. Regels vragen om telkens opnieuw uitgelegd te worden, waarom iets niet mag. Je kunt niet van kinderen verwachten dat ze in het vuur van hun spel telkens aan de regels denken. Aan de andere kant ligt er ook een grens aan het eindeloos uitleggen. Voor de oudste kinderen geldt dat niet constant wordt ingegrepen; ze moeten ook zelf leren problemen op te lossen. Ook wordt er aandacht besteed aan maatschappelijke waarden en normen zoals het in contact brengen met andere culturen en het doorbreken van rollen en patronen.
2.3
Corrigeren en belonen
Er zijn manieren om kinderen duidelijk te maken wat wij als gewenst of ongewenst gedrag zien. Wat als gewenst of ongewenst wordt beschouwd wordt naast persoonlijke nuances bepaald door de algemene opvoedingsdoelen die we nastreven: het stimuleren van zelfvertrouwen en het leren rekening houden met elkaar. Wij dragen zorg voor een veilige omgeving en structureren de wereld van het kind door het stellen van duidelijke regels en grenzen. code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 4/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal De nadruk ligt op het stimuleren en belonen van gedrag dat wenselijk is. Bij gewenst gedrag denken we aan zelfstandigheid, eerlijkheid, prettig met elkaar omgaan, iets over hebben voor een ander, een taak goed volbrengen. Het is niet de bedoeling kinderen te confronteren met dat waar ze niet goed in zijn maar juist aanspreken en stimuleren op hun kwaliteiten. Ruzie maken en afpakken kan ongewenst zijn maar er zijn ook situaties waarin het gewenst is dat een kind dit gedrag laat zien. Een ander pijn doen zien we wel als ongewenst gedrag. We geven complimentjes, een aai over de bol (beloning) wanneer een kind fijn speelt, op de w.c. plast of zelf zijn jas aan doet. Naast belonen hanteren we andere middelen om kinderen uit te nodigen tot gewenst gedrag. Wanneer een kind ongewenst gedrag vertoont, zoals slaan, dan proberen wij het goede voorbeeld te geven: uitleggen dat je samen met speelgoed kunt spelen of om de beurt. Door als leidster mee te spelen laat je zien hoe je dat kan doen. Een kind moet ook leren zien en voelen hoe een ander zich voelt wanneer het pijn wordt gedaan. Het leert de gevolgen van zijn eigen gedrag. Kinderen leren dat ze niet alles met agressief gedrag kunnen oplossen.
2.4
Feesten
Op gezette tijden wordt er natuurlijk gefeest. Dit gebeurt bij verjaardagen, wanneer kinderen afscheid nemen en met Pasen, Sint Maarten, Sinterklaas en Kerstmis. Het accent ligt hierbij op de gezamenlijke beleving en de sfeer, we houden het klein en gezellig. Feestelijke activiteiten zijn: zingen, verhalen (laten) vertellen, boeken voorlezen, spelletjes doen ( waarbij het eigen fantasiespel wordt gestimuleerd) en knutselen. Bij de meeste feesten wordt er ook getrakteerd. Onze voorkeur gaat uit naar gezonde en kindvriendelijke traktaties.
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 5/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 3. SCHEPPEN VAN SPEL- EN ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN
Inleiding Door te spelen ontdekt en verkent het kind de omgeving, de wereld en zijn mogelijkheden daarin. Spel is ontspannend, kinderen kunnen door spel allerlei gebeurtenissen verwerken en het kind oefent allerlei vaardigheden. Voorwaarden voor het spelen zijn dat het kind er plezier aan beleeft en dat het vanuit het kind zelf komt. Spel heeft geen doel op zich, het is niet op resultaat gericht. Het kind kan zijn eigen regels maken en er zelf betekenis aan geven. Spelen is ontdekken, experimenteren, de rol van de leidster is hierbij belangrijk. Zij stimuleert, daagt uit, speelt mee, stelt zo nodig gerust ( je mag wel vies worden). In de peuterleeftijd onderscheiden we verschillende speelfasen: Sensopathisch spelen, het lijfelijk ervaren van klei, zand, verf, scheerschuim, alle zintuigen zijn hierbij belangrijk. Spelend omgaan met voorwerpen. Imitatiespel, het kind doet de volwassene na. Het spel krijgt meer betekenis. Spelend construeren, het kind ontdekt dat het een geheel kan maken van aparte onderdelen Fantasie- en rollenspel, het kind kan de spelwereld aanpassen en veranderen zoals het zelf wil. Hij laat vaak zien hoe hij de wereld ervaart, verwerkt, wat er dwars zit. De hieronder beschreven ontwikkelingsgebieden zijn nauw met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar voortdurend. Ieder kind heeft de drang om zich te ontwikkelen. Kinderen van dezelfde leeftijd kunnen op verschillende ontwikkelingsniveaus functioneren en elk kind kent bepaalde gebieden waarop het zich meer of minder ontwikkelt. Persoonlijke en sociale competenties komen aan bod op verschillende vlakken. Bij oudere kinderen wordt door de leidster steeds meer aandacht besteed aan het stimuleren van de ontwikkelingsgebieden.
3.1
De motorische/lichamelijke ontwikkeling
Motorische ontwikkeling betekent ontwikkeling en beheersing van de spieren, van reflexbewegingen naar willekeurige bewegingen. Door ontelbare herhalingen van dezelfde bewegingen worden die bewegingen steeds beter beheerst en verrijkt. Langzamerhand zal het kind meer en meer controle krijgen over de bewegingen die het kan maken. Als kinderen spelen ontwikkelen ze hun fijne en grove motoriek. Op de speelzaal zijn we al spelend en oefenend de gehele dag bezig met de motorische ontwikkeling. Samen rollen, kruipen, klimmen, glijden en lopen. Elkaar de bal toerollen, bekers en blokken in en uit elkaar halen, betasten en onderzoeken van voorwerpen en speelgoed enz., zijn gerichte activiteiten voor de peuters. Creatieve activiteiten als puzzelen, tekenen, verven en plakken en het spelen met bijvoorbeeld constructiespeelgoed stimuleren de fijne motoriek. Het zelfvertrouwen groeit naarmate bepaalde bewegingsspelen beter beheerst worden; en een verhoogd zelfvertrouwen stelt weer in staat om tot verder en uitgebreider oefenen over te gaan. Een belangrijk aspect van de motorische ontwikkeling is het zindelijk worden. Dat kan pas beginnen wanneer een kind controle kan uitoefenen over de sluitspieren. Vanaf het moment dat een kind zélf aangeeft dat de luier nat of vuil is, kan de oefening tot zindelijkheid beginnen.
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 6/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 3.2
De sociale ontwikkeling
Sociale ontwikkeling is het proces waarbij het kind in toenemende mate zelfstandig gaat deelnemen aan de omgeving. Hierbij speelt de emotionele ontwikkeling een belangrijke rol. De voorwaarde voor een gezonde emotionele en sociale ontwikkeling is: aanvaarding van het kind als unieke persoonlijkheid met zijn eigenaardigheden. De leiding draagt er zorg voor dat het kind zich veilig en vertrouwd voelt, zodat het de omgeving kan gaan ontdekken. Van het eerste ogenblik dat het kind in de groep komt moet het de gelegenheid hebben naar eigen keuze voor zich alleen te spelen, toe te kijken hoe andere kinderen spelen of zich onmiddellijk bij een ander aan te sluiten. Spelenderwijs oefent het kind de sociale omgang. Ze leren met elkaar om te gaan en, wanneer ze ouder zijn, om rekening met elkaar te houden. Soms ontstaan er hechte vriendschappen, die wij natuurlijk aanmoedigen. Soms remmen kinderen elkaar teveel en zoeken we mogelijkheden om ze een gedeelte van de dag uit elkaar te halen. Dit wordt ook besproken met de ouders en uitgelegd waarom er zo gehandeld wordt. We nemen de verschillende emoties van de kinderen, zoals verdriet, angst, boosheid en plezier, ernstig. Bij ruzie, boosheid en angst proberen we achter het probleem te komen en daarvoor (samen) een oplossing te vinden.
3.3
De cognitieve ontwikkeling
Het kunnen onderscheiden en herkennen van voorwerpen en de eigenschappen ervan, én het verbanden kunnen leggen, noemen we de cognitieve ontwikkeling. Uiteraard spelen de zintuigen hierbij een belangrijke rol. Het kiekeboe-spelletje leert het kind dat iemand niet weg is, wanneer deze even niet in zicht is. Kinderen krijgen langzamerhand ruimtelijk inzicht. De tastzin is essentieel bij het onderzoeken van de omgeving; is een voorwerp hard of zacht, warm of koud ( zoals bijvoorbeeld het verschil voelen tussen water, zand en klei). Bij oudere kinderen is het benoemen van wat de zintuigen waarnemen een leuk spel: het voelen van voorwerpen die onder een doek verstopt zijn: het proeven van fruit; het ruiken; het horen; en het zien. Ze leren dat iets hoog is, dichtbij, veraf, groot of klein is. Als je blauwe en gele verf mengt krijg je groene verf. Ook ontstaat langzamerhand een begrip van tijd: na het opruimen gaan we in de kring; na het eten van fruit gaan we gymmen of buiten spelen.
3.4
De taalontwikkeling
De taalontwikkeling wordt gestimuleerd door het ( voor)lezen, zingen, verhalen (laten) vertellen, vinger- en handspelletjes en spel. Taalontwikkeling en denkontwikkeling gaan hand in hand. De peuter verkeerd in een stadium van een zeer levendige belangstelling voor alles wat met taal en spreken samenhangt. Van dag tot dag breidt zijn taalbezit zich uit. Voor de peuter is zeer belangrijk dat zijn vragen op een zinvolle, begrijpelijke manier en in volzinnen worden beantwoord. Het is een kunst om hem zo te antwoorden dat het kind gaat nadenken en verder gaat vragen. Een kind beseft niet dat het onduidelijk spreekt. We verbeteren niet omdat dit de spontane taaluitingen belemmert. Wel herhalen we het op de juiste manier en gebruiken we volledige zinnen.
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 7/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 3.5
De ontwikkeling van de fantasie en de creativiteit
Creativiteit is een door fantasie geprikkeld vermogen tot scheppen. Dit komt niet alleen tot uiting bij handenarbeid, maar ook bij muziek, taal en spel. Op de peuterspeelzaal wordt hieraan veel aandacht besteed en we stimuleren alle kinderen om mee te doen. Het accent ligt op het plezier dat het kind beleeft en niet op het resultaat. Creatieve taalontwikkeling wordt gestimuleerd door boeken, versjes, taalspelletjes, (zelfbedachte) verhalen. Er kan een nieuw verhaal ontstaan door de kinderen zelf een verhaal te laten verzinnen bij de prenten in plaats van het boek voor te lezen. We bedenken liedjes waarin kinderen zelf een rol spelen of laten kinderen zelf liedjes verzinnen. Zowel bij taal als muziek ligt het accent op beweging en ritme; gebaren en mimiek spelen hierbij een belangrijke rol. Op de peuterspeelzaal is veel ruimte voor vrij spel. Bij de peuters begint de fantasie een rol te spelen. Dikwijls is het spel een imitatie van, en een identificatie met de “grote mensenwereld”. De leiding wordt vaak betrokken in het spel en ze kan de kinderen stimuleren om verder te spelen. Ze kan helpen om een idee uit te voeren, bijvoorbeeld door het aanbieden van verkleedkleren, of om een activiteit uit te breiden. Fantasiespel kan kinderen helpen bij het verwerken van emoties. Dit wordt echt belangrijk en mogelijk wanneer het kind de vaardigheden bezit om zich uit te drukken. Wanneer er een monster onder de bank zit en het kind wordt bang, dan wordt het monster gewoon weggejaagd. Je neemt zodoende de fantasie van het kind serieus en je maakt de situatie weer veilig. De leiding grijpt in als het spel voor een kind té angstig wordt.
3.6
De ontwikkeling van de zelfstandigheid/zelfredzaamheid
Elk kind is uniek en ontwikkelt zijn eigen identiteit. We willen de ontwikkeling van een positief zelfbeeld ondersteunen. Door actief naar een kind te luisteren proberen we achter de reden van bepaalde gevoelens en gedragingen te komen zodat we er positief mee om kunnen gaan. Zelfredzaamheid is binnen de individuele ontwikkeling een belangrijk aspect: we stimuleren de kinderen dan ook om zoveel mogelijk iets zelf te doen. Daarbij zullen we hen stap voor stap begeleiden. Bij de kleine kinderen bestaat die begeleiding voor een groot deel uit observeren, ze praten nog weinig en uitingen als bijten, slaan en aaien worden serieus genomen. Bij de oudere peuters ligt het accent op leren opruimen, leren delen, zelf de jas aan doen, op de w.c. zitten enzovoort. Bij de oudste peuters grijpen we niet altijd direct in bij ruzies en conflicten: ze moeten leren dit samen op te lossen, wij helpen ze pas wanneer dat echt niet lukt.
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 8/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 4
SAMENWERKEN MET OUDERS
4.1 Samen opvoeden Onze primaire doelstelling is om in het verlengde van en in wisselwerking met het eigen opvoedingsmilieu met een vaste regelmaat peuters in groepsverband met elkaar te laten omgaan, teneinde de peuters zich te kunnen laten ontplooien op een pedagogisch verantwoorde manier. De relatie tussen ouders en leidsters van de peuterspeelzaal is gebaseerd op gelijkwaardigheid. Het uitwisselen van ervaringen met het kind vindt hoofdzakelijk plaats bij het halen en brengen. We proberen de opvoeding thuis en op de speelzaal met elkaar in overeenstemming te brengen. Wanneer er grote verschillen zijn in de aanpak van kinderen proberen we om samen tot een oplossing te komen; dit moet echter passen binnen ons pedagogisch beleid. Wij proberen zo goed mogelijk informatie te geven over hoe het kind bij ons op de speelzaal is, hoe het speelt en hoe het contact zoekt/legt met leeftijdgenootjes en de leiding. Dit doen we onder andere door het maken en bespreken van een observatie wanneer het kind ongeveer 3 jaar is. Door het kijken naar kinderen, het zien van gedrag bij kinderen van dezelfde leeftijd hebben we veel ‘vergelijkingsmateriaal’, en zijn we in staat opvallend gedrag te signaleren. Ouders zijn echter verantwoordelijk voor het eventueel inschakelen van professionele hulp, niet de peuterspeelzaal (zie protocol Ontwikkelingsproblemen bij kinderen). Wanneer het kind naar de basisschool gaat wordt aan de ouders en de school een peuterestafette meegegeven, een overdrachtsdocument betreffende de ontwikkeling van het kind.
4.2 Betrokkenheid ouders Wanneer ouders bericht hebben ontvangen over de definitieve plaatsing van hun kind, zal er een intakegesprek plaatsvinden met de leidster. Tijdens dit gesprek zullen onder meer de volgende zaken aan de orde komen: Communicatie tussen ouders en leiding. Huisregels Gegevens die bij de leiding bekend moeten zijn (invullen van formulieren). Werkwijze Centrale Ouderraad. Dagelijks contact: Bij het halen en brengen van de kinderen is er altijd even een uitwisseling van informatie en/of persoonlijk contact. De ouders worden ook in de gelegenheid gesteld om in overleg met de leidster een dagdeel op de speelzaal bij te wonen. Koffieochtenden: Om het onderlinge contact van de ouders te stimuleren organiseren wij enkele koffieochtenden. Deze worden gehouden tijdens de speelochtend van het kind.
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 9/11
Pedagogisch beleidsplan peuterspeelzaal 4.3 Centrale Ouderraad Wat is de ouderraad? De centrale ouderraad (COR) van de peuterspeelzalen van stichting Trias bestaat momenteel uit 7 ouders, die de peuterspeelzalen vertegenwoordigen. Het streven is om van iedere locatie, waar zich een of twee peuterspeelzalen bevinden, een ouder af te vaardigen in de COR. Wat doet de ouderraad? De COR behartigt de gemeenschappelijke belangen van ouders/verzorgers en kinderen van de peuterspeelzalen van stichting Trias. De COR heeft verzwaard adviesrecht bij vaststelling van het algemeen beleid aangaande onder meer voeding, veiligheid, gezondheid en hygiëne. Dit verzwaard adviesrecht geldt ook ten aanzien van het pedagogisch beleid. Verder geeft de COR advies bij bijvoorbeeld wijzigingen in de organisatie, een verhuizing, een fusie, benoeming van leden van de directie en de financiën. Naast het geven van advies fungeert de COR als platform voor het bespreken van signalen van ouders over onder meer de kwaliteit van de dienstverlening met stichting Trias. Het reglement van de centrale ouderraad ligt voor een ieder ter inzage.
5.
PROTOCOLLEN
Wanneer zich een situatie voordoet waarin een vermoeden rijst dat er iets aan de hand is met een kind, zoals bijvoorbeeld ziekte, vermoeden van kindermishandeling of ontwikkelingsproblemen, is het van belang te beschikken over een protocol. Een dergelijk protocol dient als middel om structuur te bieden in een vaak moeilijke situatie en een zorgvuldige route te waarborgen. Stichting Trias heeft de volgende protocollen ontwikkeld: Protocol (vermoeden van) kindermishandeling Protocol ongewenste omgangsvormen door een medewerker Protocol ontwikkelingsproblemen bij kinderen Protocol peuterestafette Protocol sterfgevallen Protocol uitstapjes Protocol veiligheid, hygiëne en gezondheid
code WP/P-01c
revisiedatum 1 februari 2010
versie 5
afdeling PSZ
autorisatie LG/LK
pag. 10/11