PEDAGOGISCH WERKPLAN Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje”
Vierambachtsstraat 31 2461 BA Ter Aar Tel: 0172- 60 29 39
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding ................................................................................................................................... 5 2. Doel van de peuterspeelzaal ..................................................................................................... 6 3. Pedagogische visie .................................................................................................................... 7 4. Normen en waarden ................................................................................................................. 7 4.1 Veiligheid ........................................................................................................ 7 4.2 Sociale omgang................................................................................................ 8 4.3 Respect voor de eigenheid ............................................................................... 8 4.4 Structuur ......................................................................................................... 9 a. Indeling van de ruimte ............................................................................... 9 b. Regels ....................................................................................................... 9 c. Dagindeling .............................................................................................10 d. Afscheid nemen ......................................................................................11 e. Rituelen ..................................................................................................11 f. Vieringen ................................................................................................12 5. Ontwikkeling ..........................................................................................................................13 5.1 5.2 5.3 5.4
Taal- en denkontwikkeling .............................................................................13 Sociaal-emotionele ontwikkeling .....................................................................14 Creatieve ontwikkeling Inleiding ........................................................................... 15 Motorische ontwikkeling Inleiding ........................................................................ 16 a. Grove motoriek............................................................................................... 16 b. Fijne motoriek ................................................................................................ 16 5.5 Zelfredzaamheid .................................................................................................... 17 5.6 Zindelijkheid .......................................................................................................... 17 6. Protocol Hygiene Veiligheid en gezondheid ..............................................................................18 6.1 Hygiëne .................................................................................................................. 18 6.2 Gezondheid ............................................................................................................ 18 6.3 Protocol ziekte en medicijnen Inleiding ............................................................... 19 6.4 Veiligheid ............................................................................................................... 20 6.5 Protocol Ontruiming .............................................................................................. 21 7. Protocol VVE................................................................................................................................... 23 8. Signaleren van een probleem ..................................................................................................27 9.Protocol ZAT 0-4 jaar ................................................................................................................28
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 2 van 39
8-2-13
10.Protocol kindermishandeling ..................................................................................................30 11.Peuters met verstandelijke of lichamelijke beperking ..............................................................32 12.Dood en rouw.........................................................................................................................33 13.Samenwerking met ouders .....................................................................................................34 14.Feesten ..................................................................................................................................35 15.Stage ......................................................................................................................................38 16.Klachtenprocedure .................................................................................................................39
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 3 van 39
8-2-13
WOORD VOORAF: In dit pedagogisch werkplan wordt zoveel mogelijk in algemene zin gesproken over ‘de peuter’, ‘het kind’ of ‘de ouder c.q. verzorger’, met andere woorden, het is vrijwel geheel onzijdig geschreven. Daar waar het voor de leesbaarheid niet met deze woorden geschreven is, kan voor de woorden: hij, hem, mama, moeder of ouder(s) gelezen worden: zij, haar, vader en/ of andere verzorger van het kind.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 4 van 39
8-2-13
1. INLEIDING Voor U ligt het pedagogische werkplan van Peuterspeelzaal ’t Veldmuisje in Ter Aar. In het pedagogisch beleidsplan van Stichting Peuterspeelzalen Nieuwkoop hebben de pedagogisch medewerkers hun visie op de ontwikkeling van peuters en de rol die de speelzalen daarbij vervult beschreven. In dit pedagogisch werkplan is uitgewerkt hoe zij deze ideeën specifiek in de dagelijkse praktijk van peuterspeelzaal ‘t Veldmuisje gestalte geven. U kunt hierin lezen wat de pedagogisch medewerkers elke dag met de peuters doen en hoe zij met de peuters omgaan. Door deze zaken op schrift te stellen kunnen ouders en andere betrokkenen zich een duidelijker beeld vormen van de gang van zaken op onze speelzaal. Heeft U nog vragen, dan kunt U gerust contact met ons opnemen. Peuterspeelzaal ’t Veldmuisje Vierambachtsstraat 31 2461 BA Ter Aar Tel. 0172- 60 50 79 Tel. Vosseschans: 0172-602939
[email protected]
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 5 van 39
8-2-13
2. HET DOEL Het doel van de peuterspeelzaal is om peuters van 2 tot 4 jaar samen te laten spelen onder deskundige leiding. De groepen bestaan uit maximaal 16 peuters. De leiding bestaat uit 2 pedagogisch medewerkers per groep. We hanteren verticale groepen. Een kind kan 1 tot 4 ochtenden per week naar de speelzaal komen. Een uitzondering is de startgroep. Op deze groep zijn een leerkracht basisonderwijs en een pedagogisch medewerker werkzaam. Terwijl onze peuters heerlijk spelen met het speelgoed en allerlei materialen leren ze spelenderwijs heel veel, bijvoorbeeld: Omgaan en rekening houden met elkaar, speelgoed delen of er samen mee spelen. Gezellig met elkaar een verjaardag vieren, lekker met z’n allen zingen en snoepen van de meegebrachte traktatie. Tijdens het (gezamenlijke) knutselen, leren ze verschillende materialen kennen en ze kunnen zien hoe de andere peuters bijv. verven of kleien en daar weer van leren. De kringgesprekken zijn een goede gelegenheid om eens te horen wat andere peuters hebben meegemaakt en om gevoelens en belevenissen onder woorden te leren brengen. Op deze manier zijn we als pedagogisch medewerkers elke dag bezig om de ontwikkeling van onze peuters te stimuleren.
3. PEDAGOGISCHE VISIE Peuters ontwikkelen zich in relatie met hun omgeving. Voor peuters is de speelzaal vaak de eerste stap buiten de omgeving van het gezin. Dat de peuter zich bij ons veilig en geborgen voelt is een belangrijk uitgangspunt voor onze speelzaal. Het spel en samen spelen met leeftijdsgenootjes vormt de kern van onze speelzaal. We bieden peuters de mogelijkheid om contacten te leggen met en te leren van de groep, wat van groot belang is voor o.a. de sociale contacten. SPELEN IS LEREN. Dit wil zeggen dat door te spelen, peuters veel leren. Door middel van vrij spel, materialen en activiteiten afgestemd op de leeftijdsgroep spelen en ontdekken peuters. De pedagogisch medewerkers hanteren op de speelzaal een vaste structuur van activiteiten en spel. Door middel van dagritme, regels en rituelen gaan peuters eerder ontdekken. Dit vormt de basis voor hun ontwikkeling. In dit pedagogisch werkplan geven zij in de volgende hoofdstukken een aantal voorbeelden hiervan. Ouders/verzorgers zijn onlosmakelijk verbonden aan onze speelzaal. Goed contact en afstemming met hen, in het belang van de peuter, is heel belangrijk. Ouders/verzorgers zijn van harte welkom op onze speelzaal. Ze kunnen meewerken in de oudercommissie en het bestuur. In overleg met de pedagogisch medewerkers is het voor ouders/verzorgers ook mogelijk om een dagdeel mee te draaien op de groep. Wanneer hun peuter zijn verjaardag viert, vinden we het altijd gezellig als de ouders/verzorgers een ochtend blijven of tijdens de kring, wanneer we de verjaardag vieren, aanwezig zijn.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 6 van 39
8-2-13
4. NORMEN EN WAARDEN In onze maatschappij gelden normen en waarden, die noodzakelijk zijn om het sociaal verkeer tussen mensen in goede banen te leiden. Zij maken dat men zich veilig voelt in de omgeving. Het is zaak dat wij onze kinderen opvoeden tot maatschappelijke wezens, die respect hebben voor de geldende normen en waarden en die van andere culturen en voor de eigenheid van het individu. Wij denken dat zo’n opvoeding het best lukt in een omgeving waar het kind zich veilig en geborgen voelt. 4.1 VEILIGHEID a. Wennen We streven ernaar om een ongedwongen sfeer te scheppen, zodat een kind en ouder zich thuis voelen op de peuterspeelzaal en het spelen soepel kan verlopen. Toch is het ene kind sneller gewend dan het andere. Kinderen reageren verschillend op de pedagogisch medewerker, op de groep en op het (uiteindelijke) vertrek van de ouder(s). Kinderen krijgen ruim de tijd om aan de nieuwe situatie te wennen; er wordt niets geforceerd. Als de peuter voor het eerst naar de speelzaal komt wordt het samen met de ouder/verzorger uitgenodigd om een half uurtje te komen kijken in de groep waar hij/zij geplaatst is. Tijdens dit half uurtje kan de peuter wat rondkijken in de speelzaal in de veilige nabijheid van de ouder/verzorger. Met de ouder kan intussen, onder het genot van een kopje koffie of thee, gesproken worden over het verloop van een speelzaalochtend. Bijzonderheden met betrekking tot de gezondheid of de ontwikkeling van de peuter kunnen aan de orde worden gesteld en hoe de pedagogisch medewerkers omgaan met het wennen van de peuter. Dit kan bij elke peuter weer anders zijn. Het maakt bijv. heel veel uit of een peuter alleen bij de ouder thuis is geweest of al eerder een dagverblijf heeft bezocht. ‘t Veldmuisje vind het belangrijk ouders op deze manier te betrekken bij het eerste speelzaalbezoek. De gewenningsperiode kan zo’n 6 tot 8 weken duren afhankelijk van de frequentie van het speelzaalbezoek.
b. Contact met ouders Om de peuter goed te kunnen begrijpen is contact met de ouders/verzorgers erg belangrijk. Als pedagogisch medewerkers op de hoogte zijn van zaken die spelen in het leven van peuters, kunnen zij daar bij de begeleiding rekening mee houden. Ziekte of overlijden van gezins- of familieleden of de dood van een huisdier kunnen grote invloed hebben op het leventje van de peuter. c. luisteren Door de peuter emotioneel te ondersteunen zorgen pedagogisch medewerkers ervoor dat het zich snel veilig en geborgen voelt. Dat doen zij door goed naar het kind te “luisteren” en te kijken naar de lichaamstaal om het goed te kunnen begrijpen. Tegen een kindje dat moeite heeft met afscheid nemen, geeft de pedagogisch medewerker woorden aan het gevoel: “Je vindt het niet leuk dat je mama weg gaat, dat begrijp ik best, daar word je verdrietig van. Je mag best even huilen hoor”. Als een peuter huilt vragen zij wat er aan de hand is. Heeft de peuter zich misschien pijn gedaan, of is het boos of verdrietig? We willen hiermee bereiken, dat de peuter zijn emoties leert benoemen en zich begrepen voelt. Door samen met de peuter te onderzoeken wat er aan de hand is willen we bereiken dat de peuter zich begrepen voelt. Als een peuter erg boos of driftig is zal het door deze aanpak eerder tot rust komen. Door het kind veelvuldig te prijzen versterk je het zelfvertrouwen en stimuleer je de zelfstandigheid van het kind. d. Regels Op de speelzaal gelden soms dezelfde maar soms ook andere regels dan thuis. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 7 van 39
8-2-13
Er zijn 3 regels opgesteld die fundamenteel zijn voor een veilige en gezellige peuterspeelzaal: 1) samen spelen, samen delen, 2) we ruimen samen op 3) we luisteren naar elkaar. Door tijdens het spelen te verwoorden en uit te leggen wat er gebeurt en waarom, worden regels snel duidelijk voor de peuter en voelt het zich snel thuis. De pedagogisch medewerker kan zeggen: “We gaan dadelijk buiten spelen, maar eerst ruimen we alles op”. Door duidelijk aan te geven wat de regels zijn en grenzen te stellen, weten peuters waar zij aan toe zijn en zullen zich daardoor veilig voelen.
4.2 SOCIALE OMGANG Onder sociale omgang verstaan wij alle intermenselijke relaties. Sociale omgang wordt gekenmerkt door respect, rekening houden met een ander, maar ook opkomen voor jezelf. Wij als pedagogisch medewerker zijn ons bewust van de voorbeeldfunctie die wij vervullen. Kinderen en vooral peuters hebben een sterke neiging alles wat ze zien en horen te imiteren en dat is goed, want zo leren zij namelijk heel veel. Als de pedagogisch medewerkers altijd dag en tot ziens zeggen bij het komen en gaan en dank je wel als de peuter iets voor haar doet, zullen de peuters deze manier van doen overnemen. Ons gedrag is geduldig en vriendelijk naar de peuters toe. Dit heeft invloed op de manier waarop de peuters zich ten opzichte van elkaar gedragen. Natuurlijk kennen peuters nog niet alle regels van het sociale verkeer en daarom gaat er af en toe wel eens iets mis. Over hoe we hier mee omgaan kunt U meer lezen in het hoofdstuk sociaalemotionele ontwikkeling. Wij vinden het in elk geval heel belangrijk dat wij de peuter nooit het gevoel geven dat hij zelf als persoon wordt afgekeurd. We kunnen alleen bepaald gedrag afkeuren. We zeggen nooit “ik vind je stout” of “ik vind je vervelend”, maar we zeggen “ik vind slaan niet goed” of “ik vind het niet leuk als je de puzzels op de grond gooit”. Door tijdens het spelen gedrag van peuters en pedagogisch medewerkers te benoemen en te verklaren, zullen de peuters dit begrijpen en ermee om leren gaan. Als een kindje erg huilt als zijn mama weg gaat kan de pedagogisch medewerker zeggen: ”Dit kindje vindt het niet leuk dat zijn mama weg gaat. Hij weet nog niet dat zijn mama straks weer terug komt”. Zo begrijpen de andere kinderen dat er niets ernstigs aan de hand is en soms wordt er zelfs geholpen met troosten. Ook als de pedagogisch medewerker op een gegeven moment “boos” is, is het goed als zij duidelijk maakt waar zij precies boos om is. Ze zegt bijv.: “Ik ben boos, omdat dit kindje steeds gaat slaan”. Dat geeft de kinderen de gelegenheid de regel goed te begrijpen en wat precies de reden van het boos zijn is. Het begrijpen van de oorzaak van de emotie geeft een gevoel van veiligheid: de boosheid kwam niet zomaar uit de lucht vallen.
4.3 RESPECT VOOR EIGENHEID Het is voor de ontwikkeling van de peuter van belang zoveel mogelijk ruimte te krijgen om zelfstandig te worden. Hoe meer peuters zelf kunnen ondernemen, hoe meer moed en zelfvertrouwen ze ontwikkelen. En dat laatste is de beste stimulans om weer verder te groeien. Om groot te worden, zich gelukkig te voelen en plezier in het leven te hebben, is een positief gekleurd zelfbeeld onmisbaar. Om dit positieve zelfbeeld te stimuleren prijzen wij de peuters veelvuldig. Wij laten de peuters zoveel mogelijk zelf proberen, bijvoorbeeld zelf zijn jas aandoen of een puzzel Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 8 van 39
8-2-13
helemaal zelf maken. Hierbij houden wij rekening met de leeftijd van de peuter en wat de peuter eventueel al zelf kan. Wij hebben onze lokalen zo ingericht dat de peuters ongestoord kunnen spelen. Hiervoor hebben wij hoeken gecreëerd. Om de creativiteit te stimuleren leggen wij materiaal op tafel waarmee zij bijvoorbeeld kunnen plakken, tekenen of kleuren. De peuters kunnen zelf bepalen of ze ermee willen spelen. De eigen inbreng van de peuter vinden wij belangrijk bij de keuze van het speelgoed. Willen ze met iets spelen wat niet is klaargelegd, dan kunnen ze erom vragen. Wanneer we met zijn allen een gezamenlijke activiteit (verven, kleien) ondernemen, stimuleren we de peuters om hieraan mee te doen. We laten de peuters zelf het materiaal ontdekken door zo min mogelijk voor te doen. Met kleien bijvoorbeeld kan de peuter bezig zijn met ogenschijnlijk nutteloze handelingen. Hij maakt friemeldingetjes, prikt gaatjes in de klei of snijdt er met zijn “mes” in. De peuter leert zo de eigenschappen van het materiaal kennen. Als de pedagogisch medewerker vraagt wat hij gemaakt heeft, blijkt het in de fantasie van de peuter heel wat voor te stellen. Het prijzen van dit ontdekkingsgedrag vergroot het plezier erin. Het werkt dus stimulerend. Zodra de pedagogisch medewerker echter iets voor gaat doen, bijvoorbeeld een muisje maken, dan willen ze allemaal een muisje hebben. Het stimuleren om dit zelf te proberen, leidt dan vaak tot de kreet: “Ik kan het niet!” Zo is de lol er gauw van af. We laten de peuter in zijn waarde door het de gelegenheid te geven op zijn eigen manier bezig te zijn met dingen die hij leuk vindt.
4.4 STRUCTUUR Een peuter gedijt het best in een omgeving die duidelijke grenzen en regels heeft, doordat hij zich daar veiliger in voelt. a. Indeling van de ruimte. Als U binnenkomt ziet U dat we in het speellokaal verschillende hoeken hebben gecreëerd, waar diverse speelmaterialen en speelsituaties worden aangeboden. In de themahoek bevinden zich materialen die passen binnen het thema, soms is de hoek ingericht als winkel en een andere keer als ziekenhuis. In de autohoek is alles te vinden op het gebied van auto’s: autospeelkleed, garages etc. Er is een creatieve hoek, een spelletjeshoek, puzzelhoek en voorleeshoek. De kinderen wordt geleerd de materialen zo veel mogelijk te laten in de hoek waar ze horen. Dit schept duidelijkheid omtrent de spelfunctie van de hoeken en voorkomt chaos in de loop van de speelochtend. b. Regels Er worden duidelijke regels gehanteerd met betrekking tot sociaal verkeer en gebruik materiaal. Tijdens het vrij spelen mag niet alles uit de kast gehaald worden: één puzzel uit de kast, één puzzel in de kast is het motto. In de kring blijven we allemaal zitten. Er is maar één kind tegelijk iets aan het vertellen. We luisteren naar elkaar en wachten op onze beurt tot we een koekje of onze beker krijgen. Ook bij gezamenlijke activiteiten blijven we (aan tafel) zitten. Bij het verven doen we een schort aan. Als we buiten spelen gaan alle kinderen mee naar buiten. Ze mogen niet zelf het hek openmaken en ook niet zonder het eerst aan een pedagogisch medewerker te vragen naar binnen gaan. Klimmen op Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 9 van 39
8-2-13
speelhuis en afrastering zijn in verband met de veiligheid niet toegestaan even als lopen op het zandbakzeil. Dit om te voorkomen dat dit dure, doch onmisbare, artikel kapot gaat. We spelen niet op het terrein rond de schommels i.v.m. veiligheid. We willen voorkomen dat kinderen op de grond gaan liggen: die kan koud, nat of vies zijn. Soms moet je op je beurt wachten als je met je favoriete fiets of tractor wilt spelen. In verband met de veiligheid mogen peuters niet duwen, slaan etc. en niet gooien met voorwerpen of zand. Vanzelfsprekend houden wij bij de toepassing van de regels rekening met de ontwikkelingsfase van de peuter. Een tweejarige heeft vaak nog heel vluchtig speelgedrag, doordat hij/zij zich nog niet zo lang achter elkaar kan concentreren. Je kunt dus nog niet van hem/haar eisen zich een half uur lang met een puzzel bezig te houden of stoel te zitten in de kring. Op je beurt wachten is ook een kunst, die zelfs volwassenen niet altijd verstaan. Zie hiervoor ook het hoofdstuk over sociale en emotionele ontwikkeling. c. Dagindeling Een speelzaalochtend heeft een min of meer vaste indeling, dagritme genaamd. Dit maakt het speelzaalbezoek voor de peuter overzichtelijk, waardoor het zich sneller veilig voelt. Ieder dagdeel heeft in grote lijnen dezelfde opbouw: a. starten met vrij spelen; b. kringactiviteit (evt. aan tafel); gevolgd door gezamenlijk fruit eten en drinken; c. creatieve activiteit d.1. buiten spelen; d.2. groepsactiviteiten. e. afsluiting, koekje eten f. rustig spel, zingen, voorlezen, aan tafel of in de kring. ad a. Het vrije spel Bij het vrije spel kiest het kind zelf wat het wil doen. Dat kan sterk variëren en uit vele korte momenten bestaan. B.v.: eerst een puzzel, dan even in de themahoek, kleuren, met de auto’s enz.. Zeker bij de oudere peuters wordt gestimuleerd iets af te maken waar ze mee bezig zijn. Uiteraard zijn bij vrij spel ook regels waaraan de peuters zich moeten houden. We willen kinderen zo veel mogelijk leren dat het speelgoed in de desbetreffende hoek blijft. ad b. De kring De kring is een vast moment tijdens de ochtend. In de kring is er mogelijkheid om: - liedjes te zingen; - een verhaaltje voor te lezen of te vertellen; - spelletjes te doen; - elkaar iets te vertellen; - tot rust te komen. Daarnaast: - wordt met z’n allen gedronken en gegeten; - is een knus moment; - praten we met elkaar; - proberen de kinderen op hun stoeltje of aan tafel te blijven zitten. In de kring leren de peuters naar elkaar te luisteren, op hun beurt te wachten en zich te uiten, zowel verbaal als non-verbaal. ad c. Creatieve activiteiten Tijdens de creatieve activiteiten leert het kind verschillende materialen ontdekken: Hoe voelt het aan? (vies, eng, lekker, enz.) Wat doe je ermee? Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 10 van 39
8-2-13
Er wordt o.a. gewerkt met: plaksel, klei, verf, water, zand, krijt, kleurpotloden, kwasten, wasco, kosteloos materiaal, scharen, papier, stiften, prikpen, scheerschuim. Niet altijd is een peuter bereid aan een knutselwerkje deel te nemen. In dat geval: - proberen we het kind te “prikkelen” en te stimuleren. - wordt het werkje uitgesteld tot het volgende dagdeel die week. - als het kind echt niet wil knutselen, wordt het werkje niet gemaakt. Dit wordt uiteraard uitgelegd aan de ouders. Een van de peuters wilde niet verven, mede door het feit dat hij een verfschort aan moest. De pedagogisch medewerker probeerde hem te “prikkelen” door eerst van een afstand te laten kijken hoe de anderen aan het verven waren, daarna rustig met hem op schoot aan de verftafel te gaan zitten, hem spelenderwijs een kwastje in de hand te schuiven, te laten zien hoe leuk verven toch wel is en tot slot met een schort losjes omgeslagen werd er enthousiast geverfd! ad d.1. Buiten spelen Tijdens het buitenspel kan het kind zich op allerlei manieren uitleven. Er wordt gebruik gemaakt van: de zandbak, karren, fietsen, steppen, scheppen, emmers, stoepkrijt enz. ad d.2. Groepsactiviteiten Indien we niet naar buiten gaan vinden er tafel- of spelactiviteiten met de hele groep plaats. De kinderen gaan dan b.v. kleien, kralen rijgen, timmeren met hamertje tik, overrollen met de bal, gooien met pittenzakken, kruipen en klauteren over gymmateriaal. d. Afscheid nemen Het afscheid nemen van de ouder die het kind brengt is voor veel kinderen een ingrijpend moment. In de eerste plaats geldt dit voor kinderen die nog maar kort op de speelzaal spelen, maar in bijzondere omstandigheden kan dit ook gelden voor kinderen die al langer op de speelzaal zijn. In de regel bestaat het afscheid nemen uit de volgende stappen; - de jas wordt uitgedaan en weggehangen en de beker en fruit wordt op z’n plaats gezet; - het kind komt met de ouder binnen, de pedagogisch medewerkers worden begroet - er wordt nog even gezamenlijk gepuzzeld of gespeeld; - er wordt afscheid genomen en de ouder vertrekt; - veelal zwaait het kind samen met de pedagogisch medewerker de ouder uit. Met name bij kinderen die moeilijk afscheid kunnen nemen of waarbij bijzondere omstandigheden een rol spelen, neemt de pedagogisch medewerker actief deel aan het afscheid nemen. Ze doet dit door mee te gaan spelen, een gesprekje met het kind te beginnen, gezamenlijk te zwaaien en eventueel te troosten en af te leiden. Bijzondere omstandigheden die invloed kunnen hebben op het afscheid nemen zijn b.v.: - het kind wordt altijd door dezelfde persoon gebracht en dan opeens door iemand anders; - ziekte in het gezin (b.v. papa ligt in het ziekenhuis): - er is een broertje of zusje geboren; - spanningen rond het naderende Sinterklaasfeest.
e.Rituelen Door activiteiten altijd op dezelfde manier te doen of in te leiden ontstaan rituelen, die ook weer de overzichtelijkheid en daarmee het veiligheidsgevoel van kinderen vergroten. Een ritueel is bijv. een liedje zingen als teken voor starten met het gezamenlijk opruimen na het vrij spelen. Voor een ander kind is het een mogelijkheid om het spel waar het mee bezig was af te Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 11 van 39
8-2-13
ronden. Tevens is het de inleiding tot iets nieuws. “Wat gaan we nu doen?“ is dan de meest gehoorde vraag. Het kringetje maken kan begeleid worden door het zingen van een liedje (We maken een kringetje van jongens en van meisjes). Voor het eten van koek en het drinken van de beker zingen we altijd “smakelijk eten of drinken ” Het is mogelijk dat in verschillende groepen verschillende rituelen ontstaan, bijv. doordat kinderen een bepaalde handeling zo leuk blijken te vinden, dat het vanzelf steeds wordt herhaald. f. Vieringen Op verschillende momenten in het jaar wordt er feest gevierd op de speelzaal. De vaste feesten zijn natuurlijk Sinterklaas en Kerstfeest. Soms besteden we ook aandacht aan culturele feesten zoals het Suikerfeest als er peuters op de groep zitten die dit feest thuis vieren. Wij proberen deze feesten op een, bij de peuters passende wijze, te vieren. Dit kan elk jaar weer een beetje anders zijn, zodat het steeds een verrassend feest blijft. Maar bepaalde zaken veranderen natuurlijk nooit. Er worden toepasselijke knutselwerkjes gemaakt, veel gezongen en natuurlijk wat lekkers en met Kerst gaan de kerstlichtjes aan. Ook op andere momenten valt er nog wel wat te vieren. Daar is bijv. het Paas- of lentefeest. Ook de laatste schooldag van het jaar krijgt een feestelijk tintje. Elk jaar wordt opnieuw bekeken hoe deze vieringen ingevuld zullen worden. De oudercommissie speelt daarin een belangrijke rol. Zij helpen bijv. met het klaarmaken van de snacks, maken foto`s van het sinterklaasfeest en doen veel voorbereidende werkzaamheden op de achtergrond. De verjaardag van de peuters wordt aangegrepen om ze eens lekker in het zonnetje te zetten. Ze mogen een traktatie meenemen en krijgen een verjaardagsmuts. De lichtjes van de verjaardagstaart worden aangedaan en de jarige wordt feestelijk toegezongen. Papa en/of mama mag/mogen hierbij aanwezig zijn. Ook de geboorte van een broertje of zusje is een gelegenheid om de peuter even individueel aandacht te geven. Thuis staat de boreling in het middelpunt van de aandacht, op de speelzaal is het de peuterbroer of –zus.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 12 van 39
8-2-13
5. ONTWIKKELING 5.1 TAAL- EN DENKONTWIKKELING
Het vermogen om met taal (horen – spreken – begrijpen) om te leren gaan, doen we door veel met onze peuters te praten. Gewoon voor de gezelligheid, met een peuter individueel of met meerdere peuters, over het weer, de nieuwe schoenen van de peuter, broertjes en/of zusjes, de verjaardag van papa en/of mama, de vakantie, dus gewoon over van alles en nog wat praten we met de peuters. Tijdens de kringgesprekken, wanneer we uitleg geven over een activiteit, als er in de groep iets gebeurt, er is altijd aanleiding genoeg om met de peuters te praten. Daarom is het belangrijk dat we als pedagogisch medewerkers correct Nederlands spreken. We hebben hierbij een voorbeeldfunctie. Peuterpraat en VVE Wij maken dagelijks gebruik van de methode Peuterpraat voor kinderen van 2 t/m 4 jaar. Peuterpraat is een breed programma dat voldoet aan de eisen van de Wet OKE. Centraal staan de interactieve taalactiviteiten, welke zijn aangevuld met motorische activiteiten (grote-, kleine- en mondmotoriek), sociaal emotionele activiteiten en rekenactiviteiten. Ook staan in deze methode activiteiten gericht op de spelontwikkeling, een ouderactiviteit en mondmotorische activiteiten. Het richt zich op 2 belangrijke aspecten van de taalontwikkeling: stimulering van de communicatie en ontwikkeling van de woordenschat, waarbij het accent ligt op communicatie en interactie, plezier in praten, uitbreiding van de woordenschat en het taalbegrip. Wij brengen de ouders hiervan op de hoogte d.m.v. een ouderbrief. (bijlage 1) Peuterpraat richt zich ook op de kennisuitbreiding van de pedagogisch medewerkers. Alle pedagogisch medewerkers hebben een cursus doorlopen. Peuterpraat is ontwikkeld in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Het doel van de VVE is (taal) achterstanden vroegtijdig te signaleren en aan te pakken. Peuters met een (taal)ontwikkelingsachterstand bieden wij de mogelijkheid van een extra dagdeel aan. Dit dagdeel wordt gesubsidieerd door de gemeente. Daarnaast is het mogelijk om een peuter 4 ochtenden in de week deel te laten nemen aan de zogenaamde ‘startgroep’. Twee van de vier ochtenden worden vanuit deze pilot gesubsidieerd. Deze groep speelt en werkt vier ochtenden in de week onder begeleiding van een pedagogisch medewerker en een groepsleerkracht van de basisschool in een vaste groep van maximaal 16 peuters. Peuterpraat werkt met thema’s. Elke drie weken werken we volgens een thema, daarna lassen we een week rustpauze in, waarna het volgende thema weer van start gaat. Er staat tijdens het thema een boek in de schijnwerpers. Dit boek wordt meerder malen op interactieve wijze voorgelezen, naast andere boeken die binnen het thema vallen. Verder zijn veelal de spelletjes en knutsels op het thema gericht Door regelmatig voor te lezen vergroot je de wereld van de peuters en hun woordenschat wordt uitgebreid. Naar aanleiding van een boek, kun je door een kringgesprek de peuters stimuleren om hun eigen belevenissen te vertellen en te luisteren naar die van een ander. Ook in de kring zijn we voortdurend bezig met de taal- en denkontwikkeling door het zingen van liedjes en het opzeggen van versjes. Door middel van kringspelletjes leren we de peuters veel begrippen: hard – zacht – groot – klein – rond – vierkant – hoog – laag – voor – achter enz. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 13 van 39
8-2-13
Bijvoorbeeld: Voelspelletjes: hoe voelt iets aan en welke vorm heeft het. Met gebruikmaking van bijv. dozen kun je begrippen als groot en klein verduidelijken (iets kleins past in een grote doos, maar iets groots past niet in een kleine doos). Door het zichtbaar te maken wordt het begrijpelijk voor de peuters. Het denkvermogen wordt gestimuleerd door bijv. een goochelspel (wat is er weg?) of het doen van verstopspelletjes. Ook bij kleurenspelletjes waarbij bijv. de peuters allemaal een gekleurd papiertje krijgen en deze daarna op kleur in een doos of mandje mogen doen, leren ze luisteren en moeten ze nadenken over wat voor kleur het is. Het aanwijzen van de peuter die de koekjes uit mag delen doen we vaak door het benoemen van de kleur van de kleding. Tijdens het vrije spel zijn er situaties te over om het denkvermogen te stimuleren. Puzzelen (waar past iets – welke vorm en/of kleur heeft het), het spelen met constructiematerialen en het doen van gezelschapsspelletjes (memorie – domino - kleurenspelletjes - enz.) In de themahoek wordt de taalvaardigheid geprikkeld door de onderlinge gesprekjes van de peuters tijdens rollenspel. Omdat er elke drie a vier weken een nieuwe themahoek is ingericht en ook over een nieuw thema gewerkt wordt, wordt de woordenschat van de peuters enorm vergroot. In principe leren zij vijf nieuwe woorden of begrippen per week aan. Aan de teken/verf/plaktafel of het teken/verfbord kun je als pedagogisch medewerker de taal – denkontwikkeling extra stimuleren door te vragen wat hij/zij heeft gemaakt. (dit is soms zeer verrassend).
5.2 SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING De sociaal – emotionele ontwikkeling is de sociale omgang tussen de peuters onderling, het leren samen spelen, het leren rekening houden met de ander, het luisteren naar elkaar, maar ook het kenbaar maken van je eigen wensen, verlangens en emoties naar de ander toe. Wanneer peuters als 2-jarigen op de speelzaal komen zijn het kinderen die vooral nog op zichzelf zijn gericht en voornamelijk naast elkaar spelen. Op de 3-jarigen groepen zien we meer samenspel en ontstaan er vriendschappen tussen de peuters. We vinden sociale ontwikkeling erg belangrijk en stimuleren de peuters hierbij door mogelijkheden tot samenspel te bieden en de peuters te helpen de daarbij horende spelregels toe te passen en te begrijpen. Het spreekt vanzelf dat peuters nog niet alle regels van het sociale verkeer kennen en goed uit kunnen voeren. Daarom herhalen we vaak de geldende regels. Peuters die dit goed doen prijzen we daarvoor. Peuters die het nog niet zo goed begrijpen begeleiden we om hun gedrag te veranderen. Dat werkt beter dan straffen. Als je als pedagogisch medewerker voortdurend alles bestraft, gaat dit ten koste van de sfeer in de groep. Soms werkt bovenstaande aanpak niet, een mogelijkheid is dan om de peuter even te isoleren van de groep door het bijv. een paar minuten op een stoeltje te zetten. Zo leert de peuter dat negatief gedrag geen extra aandacht oplevert. Intussen kunnen we het eventuele “slachtoffertje” troosten. Pas daarna leggen we de peuter uit waarom het even niet mocht spelen. Mocht er geen sprake zijn van conflict met een ander kind kan meteen het kind verteld worden waarom het even op het stoeltje zit.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 14 van 39
8-2-13
Een aantal activiteiten die de sociaal/ emotionele ontwikkeling stimuleren zijn: a) b) c) d) e) f) g) h) i)
Taalspelletjes en gesprekjes, leren luisteren naar elkaar (ontdekkisten) Spelletjes aan tafel Rollenspel in de huishoek Het spelen in de bouwhoek met auto’s, blokken en treinbaan Het spelen met de klei Het samen maken van een puzzel. Het samen opruimen waarmee je gespeeld hebt. Het geven van kleine opdrachtjes, bijv. jas aan doen het kind helpen zijn grenzen te verleggen (steeds een stapje verder)
Het verbale contact tussen pedagogisch medewerkers en peuters is heel belangrijk, omdat peuters zich hierdoor bewust worden van hun eigen emoties en gevoelens en dat ook onder woorden leren brengen. Als pedagogisch medewerkers creëren we een fijne sfeer, binnen de groep, zodat de peuters zich optimaal emotioneel kunnen ontwikkelen. (gezelligheid - geborgenheid - rust en warmte). Het voorlezen van boekjes die gaan of over emotionele gebeurtenissen (geboorte – dood – verdriet – blijdschap – liefde – angst etc.) ondersteunt dit proces en kan aanleiding vormen voor een (kring)gesprekje. Door de fantasie van de peuter te volgen kan dit voor ons als pedagogisch medewerkers soms een zeer verrassende wending nemen. Je begint een gesprek over huisdieren en eindigt met een koe in de huiskamer (grootte geen probleem, maar koeienvlaaien wel). We ondersteunen een peuter individueel in zijn emotionele ontwikkeling, bijvoorbeeld als hij of zij verdrietig is wanneer mama weg gaat of wanneer hij of zij zich bezeerd heeft. Door als pedagogisch medewerker dan rekening te houden met meerdere factoren, zoals de eigenheid van de peuter, gewenning op de speelzaal, veranderingen in thuissituatie etc. Rekening houdend hiermee stemt zji de houding, reactie, of hulp naar de peuter toe hier op af. Goed contact met de ouders/verzorgers is enorm belangrijk. Zij zijn degenen, die pedagogisch medewerkers informeren over de thuissituatie en pedagogisch medewerkers informeren de ouders hoe het gaat met hun peuter op de speelzaal.
5.3 CREATIEVE ONTWIKKELING Om de creatieve ontwikkeling te stimuleren bieden we diverse materialen aan, zodat de peuter kan ontdekken wat je hiermee kunt doen en hoe het voelt. We doen ook spelletjes waarbij de peuter ontdekt hoe je kunt bewegen en wat je met je stem allemaal kunt doen. Bij al deze activiteiten prikkelen we de fantasie, bevorderen de beeldvorming, het concentratievermogen en de oog – handcoördinatie.
Constructiemateriaal: lego, nopper, blokken etc. De peuters spelen hiermee in kleine groepjes aan de tafel en met de grote blokken spelen ze op het speelkleed.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 15 van 39
8-2-13
Verf niet giftige, uitwasbare plakkaatverf en vingerverf. Er zijn verschillende materialen waarop geverfd kan worden, niet alleen op het platte vlak, maar ook driedimensionaal. (bijv. eierendozen - melkpakken – w.c. rollen e.d.) We laten de peuters hun eigen fantasie volgen of in een thema werken.. Verven doen we met de hele groep of een klein groepje, we hebben ook een verfbord in het lokaal waar de peuter individueel kan verven. Plakken, prikken en knippen met een kwastje en een potje lijm. We bieden de peuters verschillende materialen aan om te plakken, zoals kleine en/of grote plakkers in verschillende kleuren, snippers of strookjes papier, themaplaatjes, draadjes, lapjes stof, bladeren, etc. hiermee versiert de peuter een vel papier (een recht vel of een thema) - een doos – een keukenrol – eierendoos etc. Knippen mogen de peuters met een veilig kinderschaartje en papier. Prikken met een prikpen op een matje en met papier, hamertje tik met een houten hamertje en spijkers met grote koppen. We doen dit in kleine groepjes uit het oogpunt van veiligheid en om een beter overzicht te hebben. Klei We gebruiken een niet giftige zachte kleisoort, die steeds na een bepaald aantal keren gebruikt te zijn vervangen wordt. We doen dit met de hele groep of met een klein groepje en laten de peuters hun fantasie uitleven, als extra materiaal geven we er ook wel eens boetseerspatels bij. Water De peuters mogen de poppen wassen in poppenbadjes, die we in de wasbak zetten of het serviesje afwassen in de poppenhoek. Bij mooi weer zetten we de waterbak buiten, daarin kunnen ze dan spelen met bekertjes gieters etc. Zand De zandtafel binnen met kleine voorwerpen (bekers – schepjes – kleine auto’s) De zandbak buiten met het grotere materiaal (kiepauto – grote scheppen – zandmolens) Muziek We kunnen ons creatief uiten met ons lichaam, al of niet in combinatie met muziek. We doen rollenspelletjes, het nabootsen van dieren met de daar bij horende geluiden. Liedjes zingen waarbij ze kunnen dansen. Het werken met muziek instrumenten, (ritmestokjes – belletjes – schudbusjes).
5.4 MOTORISCHE ONTWIKKELING Om de ontwikkeling en beheersing van zowel de grove als de fijne motoriek te stimuleren bieden we op de speelzaal verschillende situaties en materialen aan. a. de grove motoriek: Tijdens het buitenspelen kunnen de peuters klimmen op de klimmuis, rennen, voetballen of andere balspelletjes doen, fietsen, steppen en in de zandbak scheppen of met diverse andere materialen spelen. Bij slecht weer maken we binnen een ‘klimparcours’ waarbij we gebruik maken van stoeltjes, hoepels, touwen, stapstenen en pionnen. We laten peuters zelf hun stoeltjes verplaatsen. Ook doen Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 16 van 39
8-2-13
we spelletjes, zoals liedjes zingen waarbij de peuters kunnen dansen of meebewegen, of bijv. een balspel waarbij ze de bal op verschillende manieren kunnen doorgeven of naar elkaar toe rollen. Daarnaast kunnen de kinderen verven op het verfbord, zij kunnen met grote bewegingen daarop verven. b. de fijne motoriek: oog – hand coördinatie: We stimuleren dit door verschillende activiteiten zoals: Tekenen en kleuren met kleurpotloden of wasco krijtjes of het schrijven met krijt op het tekenbord. Verven met kwastjes of met de vingers. Plakken met kleine en grote plakkers, knippen, prikken en scheuren. Kralen rijgen, kleien, puzzelen en hamertje tik. Spelen met grote en/of kleine blokken en constructiemateriaal, bijv. lego, nopper e.d. Tijdens de vrije speelmomenten zoals bijv. in de poppenhoek, het aan- en uitkleden van de poppen, het zichzelf verkleden met kleren uit de verkleedkist en het spelen met auto’s, treinbaan, garage op het speelkleed. In het lokaal is een zandtafel waar de peuters bij kunnen spelen met kleiner materiaal als buiten in de zandbak. 5.5 ZELFREDZAAMHEID De ene peuter wil het liefst alles zelf doen, de ander laat zich graag overal bij helpen. We sluiten aan op wat de peuters al zelf kunnen en proberen dat uit te bouwen door bijv. peuters te stimuleren zelf naar het toilet te gaan, zelf handen te wassen en de kleding in orde te brengen, zelf zijn jas aan te doen etc. Ook wordt peuters geleerd voor zichzelf op te komen, door ze te leren zeggen tegen elkaar wat ze willen of niet leuk vinden. Bijvoorbeeld: ”Mag ik even op jouw fiets” of “Niet afpakken, dat vind ik niet leuk.” Opruimen en iets afmaken zijn onderdeel van zelfredzaamheid. Om iets af te maken is doorzettingsvermogen nodig en voor je iets kan opruimen moet je weten waar iets hoort te liggen/staan. We stimuleren dit door de peuters kleine afgeronde opdrachtjes te geven. Bijv.: ”doe het autootje maar in de autobak “, of ”wil jij deze puzzel in de kast leggen?”. En elke geslaagde opdracht wordt natuurlijk uitbundig geprezen. Het zichzelf kunnen redden is goed voor het zelfvertrouwen van de peuter. 5.6 ZINDELIJKHEID Veel peuters zijn nog niet zindelijk. Indien nodig worden de luiers verschoond. De ouders brengen zelf een luier mee met de naam van de peuter erop. Hiervoor hangt in de toiletruimte een speciaal kastje met een vakje voor iedere groep. Wanneer de ouders aangeven dat ze thuis bezig zijn met de zindelijkheidstraining, spelen wij hier op in door de peuter af en toe mee te nemen naar de toiletjes. Is een peuter net zindelijk dan houden we hem/haar extra in de gaten. De peuter wordt geprezen als het gelukt is. Voor “ongelukjes” zijn schone kleren op de speelzaal aanwezig. Wij maken hier geen al te groot probleem van. Ongelukjes gebeuren nu eenmaal, volgende keer beter.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 17 van 39
8-2-13
6. Hygiene veiligheid en gezondheid De peuterspeelzaal volgt de richtlijnen van de GGD in verband met hygiëne, veiligheid en gezondheid. We hebben daartoe een apart protocol hygiëne en veiligheid opgesteld en inventariseren de risico’s met behulp van de Risico Monitor, waar wij op geabonneerd zijn. 6.1 HYGIENE Persoonlijke hygiëne voor pedagogisch medewerkers en kinderen. Pedagogisch medewerkers zien er verzorgd uit, dus schoon gewassen en geen kapotte kleding. Als er wondjes zijn dienen die worden afgedekt. Handen wassen: -na het toiletbezoek. -na het verschonen van een peuter. -na het snuiten van neuzen. -voor en na wondverzorging De kinderen wassen hun handen aan de wasbak in het lokaal, waar een schone handdoek en een zeeppompje aanwezig is. Sanitaire ruimten: Het sanitair verkeert in goede staat. De toiletruimten worden na elk dagdeel schoon gemaakt en indien nodig tussendoor door de pedagogisch medewerkers. De wanden, plafonds en vloer zijn goed te reinigen. Er is voldoende toiletpapier aanwezig. De commode wordt na elke verschoning schoon gemaakt met schoonmaakmiddel. Luiers worden in een luierzakje gedeponeerd in de container buiten. Lokalen: De ruimtes zijn schoon en worden na elk dagdeel schoon geveegd. Tafels worden schoongemaakt. Het speelgoed wordt volgens rooster regelmatig schoongemaakt.
Indien nodig worden tussendoor ook dingen door de pedagogisch medewerkers schoongemaakt. Het speelserviesje en bestek bijv., worden veelvuldig in de mond gestopt door de peuters. Zeker in periodes waarin er veel verkoudheden en dergelijke heersen wassen we deze materialen wat vaker af. De pedagogisch medewerker werkt ook mee aan het opvoeden tot hygiënisch gedrag van de peuters. Na het toiletbezoek wassen de peuters de handen. Er wordt op gelet dat peuters hun hand voor de mond houden bij het hoesten. Vieze neuzen worden afgeveegd met een stukje keukenpapier om te voorkomen dat er vieze zakdoekjes rondzwerven. 6.2 GEZONDHEID In geval van aanwezigheid van besmettelijke ziekten of parasieten wordt uitgegaan van de richtlijnen die de GGD hiervoor geeft. Indien noodzakelijk worden de ouders/verzorgers geïnformeerd over de aanwezigheid van een bepaalde ziekte of aandoening d.m.v. een briefje op de entreedeur. Peuters die een onbehandelde besmettelijke ziekte hebben of onbehandelde hoofdluis kan de toegang geweigerd worden. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 18 van 39
8-2-13
Bij de beoordeling van de overige ziektegevallen bijv. griep en verkoudheid gaan wij uit van het welbevinden van de peuter. De speelzaal is niet ingericht op het verzorgen van zieke peuters.
6.3 PROTOCOL ZIEKTE EN MEDICIJNEN Zieke peuters: - Peuters met een temperatuur hoger dan 38 graden en/of een besmettelijke ziekte mogen niet naar de PSZ gebracht worden. - De pedagogisch medewerkers mogen ouders / verzorgers van een peuter die ziek wordt op de PSZ verzoeken het kind op te halen. - Bij een waterdunne ontlasting verzoeken wij de ouder / verzorgers de peuter op te halen. Dit i.v.m. besmettingsgevaar. - Wij hanteren bij het weren van zieke peuters de regels van de GGD, welke zijn opgenomen in het naslagwerk Kinderopvang. - Ouders vullen bij het aanmelden op het aanmeldingsformulier de nodige informatie over het kind in m.b.t. ziektes, allergieën, etc. - Ouders zijn zelf verantwoordelijk om wijzigingen op dit formulier door te geven aan de pedagogisch medewerkers - Bij een calamiteit (bijv. plotseling optredend ziektebeeld als koorts, braken o.i.d.) worden de ouders / verzorgers direct op de hoogte gesteld. - Wanneer de ouders niet bereikbaar zijn, zullen pedagogisch medewerkers contact opnemen met het noodnummer. - Wanneer de pedagogisch medewerkers spoed noodzakelijk vinden, er duidelijk letsel is of wanneer er twijfel is, zal contact worden opgenomen met de huisarts, welke vermeld is op het aanmeldingsformulier. - Ouders hebben een meldingsplicht wanneer de peuter of andere gezinsleden de volgende ziektebeelden vertonen: braken, diaree, huiduitslag of bij een infectieziekte. Ouders dienen contact opgenomen te hebben met de huisarts over wel / niet brengen van peuter naar de PSZ bij infectieziekten. - De pedagogisch medewerkers bepalen of de peuter toegelaten kan worden op de PSZ. Medisch handelen: - De pedagogisch medewerkers zullen, met in achtneming van wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), geen medische handelingen uitvoeren.
Toedienen medicijnen: - De pedagogisch medewerkers dienen alleen onder bepaalde voorwaarden medicijnen toe aan de peuters. - Medicijnen mogen alleen toegediend worden, wanneer ze uitgeschreven zijn door een arts en worden pas na schriftelijke toestemming van de ouders toegediend door de pedagogisch medewerkers. - Ouders zijn te allen tijde zelf verantwoordelijk voor een goede overdracht rondom het geven van medicatie en dienen een medicijnformulier in te vullen. (bijlage 9) - De medicijnen moeten duidelijk voorzien zijn van naam, bijsluiter, dosering en recente datum. - Medicijnen dienen in originele verpakking te zitten. - Pedagogisch medewerkers lezen de bijsluiter voor het verstrekken van het medicament. - Pedagogisch medewerkers geven medicijnen niet voor het eerst op de PSZ, zij verstrekken alleen medicamenten die eerder thuis zijn gegeven. - Zij controleren de houdbaarheidsdatum van het medicijn voordat het toegediend wordt. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 19 van 39
8-2-13
-
Zij bewaren medicijnen zo nodig in de koelkast Zij bewaren medicijnen op een veilige plek buiten bereik van de kinderen. Zij bewaren medicijnen in de originele verpakking. Deze regels gelden ook voor homeopathische middelen. De pedagogisch medewerkers geven kinderen geen paracetamol. Door het gebruik van paracetamol bestaat het risico dat symptomen onderdrukt worden wat tot een foute inschatting kan leiden.
Vaccinaties en infectieziekten: - Wij hanteren bij infectieziekten de regels van de GGD, welke zijn opgenomen in het naslagwerk Kinderopvang. - De PSZ moet op de hoogte worden gehouden over het vaccinatieschema van de peuter, dit om in geval van infectieziekten adequaat te kunnen handelen. - De PSZ zal via schriftelijke informatie bekend maken als een besmettelijke ziekte binnen de PSZ heerst. - Bij het intake gesprek geven ouders/verzorgers aan of zij het RVP (Rijksvaccinatie programma) voor hun kind volgen. - In de map van de pedagogisch medewerkers worden alle gegevens genoteerd. - Hierbij worden ook de medicijnbriefjes gestopt. - Ook overige informatie met betrekking tot de gezondheid van de peuter wordt hierbij gevoegd, zoals allergieën en vaccinaties.
6.4 VEILIGHEID Wij hebben in onze speelzaal diverse maatregelen genomen om de fysieke veiligheid van de peuters te waarborgen, deze punten zijn opgenomen in het protocol hygiëne en veiligheid. Punten die daar onder andere aan de orde komen zijn: Buiten: - De zandbak heeft een waterdoorlatende ondergrond. - Het zand wordt 1x keer per jaar ververst. - De zandbak wordt na gebruik afgeschermd met een zeil dat niet op het zand ligt (i.v.m. kattenbezoek). - Schommel, glijbaan en rekstokken behoren bij de bassisschool en wordt afgeschermd voor de peuters - De speelplaats houden we vrij van zwerfvuil/eetafval/glas. - Alle toestellen worden regelmatig gecontroleerd op veiligheid. Binnen: - Schoonmaakmiddelen staan buiten bereik van de kinderen. - De BHV-er van die dag is verantwoordelijk voor het sluiten en openen van de voordeur. i.v.m. veiligheid van de kinderen. - De deur is op slot, ouders moeten aanbellen om binnen te kunnen komen. - Er is een EHBO doos en er zijn branddekens aanwezig. - Speelgoed wat kapot is wordt gerepareerd of weggegooid. - Alle ruimtes die niet voor gebruik door de peuters bestemd zijn, zijn voor hen ontoegankelijk gemaakt d.m.v. deurdrangers, draaiknoppen en schuifgrendels ( bijv. de keuken, de voorraadkast en de schoonmaakkast). Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 20 van 39
8-2-13
-
-
Stopcontacten zijn voorzien van afdekplaatjes en deuren van fingersafe-strips om het knellen van vingers te voorkomen. Scherpe voorwerpen zoals scharen worden niet onbeheerd achtergelaten. Het gebruikte speelgoed is geschikt voor de leeftijdsgroep, d.w.z. dat het bijv. geen te kleine onderdelen bevat, die in neus of oren gestopt kunnen worden, of bewerkt is met giftige verf. Materialen als verf en plaksel zijn voor gebruik door peuters geschikt. Gedrag van peuters dat gevaar op kan leveren voor henzelf of anderen, zoals gooien met speelgoed of erg wild en onbeheerst door de speelzaal rennen, wordt gecorrigeerd. Activiteiten als knippen en prikken worden in kleine groepjes uitgevoerd. Zo kunnen de pedagogisch medewerkers beter het overzicht bewaren en het ontstaan van gevaarlijke situaties vermijden. Alle banken,tafels en kasten staan op wielen met een rem.
6.5 PROTOCOL ONTRUIMING
Op de bijgevoegde plattegrond zijn de blusmiddelen in het blauw aangegeven, de vluchtroutes in het groen. Boven de blusmiddelen hangt een herkenningsteken. De plattegrond is in alle schoolruimtes aanwezig.Het ontruimingsplan ligt in de personeelskamer in het postbakje en in de lokalen.
ONTRUIMINGSPROCEDURE BIJ BRAND, WINDHOOS, WATERSCHADE, ETC.
Bij brand, waterschade, gaslek en andere calamiteiten wordt direct de aanspreekpersoon gewaarschuwd. Taken aanspreekpersoon: Drukt op de centrale zoemer (op glaasje van het blauwe kastje in de gemeenschapsruimte) Belt de brandweer 112 Stelt medewerkers op de hoogte van het incident en gaat ontruimen Controleer onmiddellijk ruimtes als toiletten en personeelskamer Begint met brandbestrijding Controleert de presentielijst op de verzamelplaats Licht bij aankomst de brandweercommandant/bevelhebber in Taken personeelsleden: - De pedagogisch medewerkers trekken veiligheidsvestjes aan en pakken het ontruimingstouw - Met de peuters wordt het verzamelliedje (pak het touw vast, pak het touw vast, we gaan op reis (2x), tsjoeke, tsjoeke, tsjoeke, daar gaat de trein (2x)) op de toon van vader Jacob gezongen en de peuters worden geteld. - We sluiten alle ramen en deur van het lokaal, doen tevens de vluchtdeur dicht - De BHV-er van dat dagdeel heeft de leiding. Zij controleert de toiletten, onderbouwkamertje en de gang en speellokaal, zij neemt de portofoon mee. - De andere aanwezigen gaan naar buiten door de vluchtdeuren van het lokaal (tenzij deze weg niet toegankelijk is door de calamiteit, in dit geval wordt de hoofduitgang van het gebouw gebruikt) - De presentielijst met adresgegevens wordt meegenomen. - Peuters gaan met de eigen pedagogisch medewerker mee naar buiten, ook als ouders in de school zijn. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 21 van 39
8-2-13
-
De pedagogisch medewerkers blijven bij de kinderen van hun eigen groep, het aanspreekpunt draagt evt. de groep over aan een collega. Bezoekers gaan via de vluchtdeur van het 2e lokaal of indien deze weg afgesloten is via de uitgang van basisschool de Vosseschans. De vluchtroute mag niet geblokkeerd worden, dus géén tafels, en kasten ervoor. De groep wacht bij het hek van het speelplein op de BHV-er. We gaan naar de parkeerplaats bij de Fontein en tellen de peuters opnieuw. De BHV-er van de peuterspeelzaal meldt zich bij de hoofd BHV-er via de portofoon (juf Jose, Anneke)en meldt schriftelijk of er iemand vermist wordt of dat de lijst compleet is. Bij vermissing gaat niet de pedagogisch medewerker terug in het gebouw, maar laat dit over aan de hoofd BHV-er. Wij volgen de aanwijzingen van de aanspreekpersoon of brandweer op Bevinden we ons in een andere ruimte dan het lokaal, kiezen we voor de kortste vluchtroute Bij buitenspelen gaan we ook naar de verzamelplaats We blijven op de verzamelplaats en wachten op nadere berichten We laten geen peuters naar huis gaan, ook niet met hun ouders, voor hier toestemming is gegeven
Verzamelplaats We gaan met de peuters naar de school de Fontein. Waar we dan de gemeenschapsruimte tot onze beschikking hebben. Het kan zijn dat de brandweer later een andere verzamelplaats aanwijst in verband met rookontwikkeling of anderszins. Wijze van ontruiming De ontruiming geschiedt in overleg met de brandweer De ontruiming geschiedt in opdracht van de aanspreekpersoon Oefening ontruimingsplan Alle pedagogisch medewerkers spreken dit ontruimingsplan door in de eerste maand na de zomervakantie. In de tweede maand volgt een proefontruiming zonder peuters (in samenwerking met De Vosseschans). Later in het jaar wordt eventueel een tweede ontruimingsplan gepland. Maandelijks wordt het liedje geoefend met de peuters en geoefend met het touw. Verantwoordelijkheden In alle gevallen zijn de pedagogisch medewerkers verantwoordelijk. Zij zorgen er tevens voor dat dit ontruimingsplan up-to-date blijft in samenwerking met de BHV commissie van de Vosseschans. Een kopie wordt door de groepspedagogisch medewerkers doorgegeven aan de brandweer. Bedrijfshulpverlening Van de pedagogisch medewerkers hebben Cora Menken, Corry Wittebol, Gea van der Veen en Wilma Loos in het schooljaar 2006-2007 de cursus bedrijfshulpverlening gevolgd. Sleutels en contactpersoon De contactpersoon na sluitingstijd is Anneke Zantboer Zwanenlaan 17 2461 BM Ter Aar 0172-604793 of 0630700444 Contactpersoon brandweer Wim van Egmond Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 22 van 39
8-2-13
Postbus 1 2460 AA Ter Aar 06-20436171 Alarmcentrale Inital Varel Telefoon 040-2443465 (buiten kantooruren) en 010-4583099 (tijdens kantooruren) Wordt overgenomen door Hill Safety. Ingangsdatum en telefoonnummer worden t.z.t. doorgegeven. Bijlage: plattegrond
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 23 van 39
8-2-13
7. PROTOCOL OBSERVATIEFORMULIER EN AANVRAAG 3E / 4E DAGDEEL Dit protocol is bedoeld voor de pedagogisch medewerkers die werken met VVE-programma’s zoals Peuterpraat. Vier zaken komen hierbij aan de orde. 1. Hoe gaan we om met vertrouwelijke gegevens. 2. Wat zijn de procedures aangaande de observatielijsten. 3. Hoe verloopt de overdracht naar de basisschool. 4. Wie komt er in aanmerking voor een derde dagdeel en hoe gaat dat in zijn werk? Zorgvuldige behandeling van gegevens. Ten behoeve van een zorgvuldige behandeling van gegevens betreffende de ontwikkeling van peuters is het volgende opgesteld (binnen het kader van de wet persoonsregistraties). Telkens wanneer hieronder gesproken wordt over ouders worden de wettelijke vertegenwoordigers van het kind bedoeld. Voorwaarde Het observatieformulier maakt deel uit van de afspraken binnen de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf over het volgen van de ontwikkeling en signalering van ontwikkelingsproblemen bij kinderen en bespreking hiervan met de ouders. Het mag niet zo zijn dat ouders pas bij het vertrek van hun kind naar de basisschool geconfronteerd worden met gegevens over problemen in de ontwikkeling van hun kind, die al eerder gesignaleerd zijn. Aard van de gegevens Slechts de gegevens over aspecten van de ontwikkeling van peuters worden geregistreerd. Het gaat niet om een uitgebreid leerlingvolgsysteem. NB: Op het observatieformulier mogen geen gevoelige gegevens over gezinsachtergrond worden opgenomen.
Registratie van gegevens Registratie vindt plaats met behulp van een observatieformulier. Dit formulier wordt ook als overdrachtsformulier gebruikt. Het formulier wordt door de leidster ingevuld. Het observatieformulier wordt ingevuld voor alle kinderen met 2 jaar en 10 maanden en met 3 jaar en 10 maanden. Het observatieformulier wordt met de ouders besproken en voor akkoord getekend. Beveiliging en bewaartermijn Het observatieformulier is niet vrij ter inzage, het zal binnen een afsluitbare (dossier) kast worden bewaard. Slechts daartoe aangewezen personen binnen de instelling mogen de gegevens raadplegen, corrigeren of verwijderen. Dit geldt zowel voor de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf die de gegevens heeft geregistreerd, als voor de basisschool die de gegevens ontvangt. Nadat de basisschool het formulier heeft ontvangen wordt dit ten minste 5 jaar bewaard. De basisschool neemt het formulier op in het dossier/leerlingvolgsysteem. De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld.
Procedure Ouders worden geïnformeerd door de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf over de observaties en overdrachtsprocedure naar de basisschool, b.v. door informatieboekje en/of ouderavond. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 24 van 39
8-2-13
Bij inschrijving op de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf wordt aan de ouders toestemming gevraagd voor de observaties en om het doorgeven van de gegevens aan desbetreffende basisschool. Bij inschrijving op de basisschool wordt aan de ouders toestemming gevraagd voor de overdracht van gegevens van de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf naar de basisschool. Indien de ouders geen toestemming geven voor observatie en/of overdracht naar de basisschool wordt dit gerespecteerd. Voor alle kinderen die op de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf zitten wordt het basis observatieformulier Peuterpraat ingevuld als ze 2 jaar en 10 maanden zijn én als ze 3 jaar en 10 maanden zijn. Bij twijfel over de ontwikkeling van een kind kan de observatie eerder plaatsvinden. Bij uitval op het basis observatieformulier wordt het uitgebreide observatieformulier van Peuterpraat Focus ingevuld, gerelateerd aan het ontwikkelingsgebied (zie voor criteria aanvraag 3e dagdeel peuterspeelzaal). Na de eerste keer invullen (als het kind 2 jaar en 10 maanden is), krijgen de ouders het formulier ter inzage (als er opvallende zaken zijn). Bij zorgkinderen neemt de speelzaal/kinderdagverblijf het initiatief om de observatie met de ouders te bespreken. Na de tweede keer invullen (als het kind 3 jaar en 10 maanden is): - tekenen de ouders na bespreking voor akkoord - wordt toestemming gevraagd voor het overdragen van het observatieformulier aan de - basisschool waar het kind naar toe gaat. - Indien van toepassing wordt toestemming gevraagd voor een warme overdracht Ouders hebben het recht om te vragen om correctie van feitelijke onjuistheden. Ook kunnen zij om verwijdering van bepaalde gegevens verzoeken.
Overdracht van gegevens De peuterspeelzaal/kinderdagverblijf draagt het basis observatieformulier over aan de basisschool, gericht aan de IB-er en/of de leerkracht groep 1, nadat het voor de 2e keer is ingevuld. Indien een uitgebreid observatieformulier van Peuterpraat Focus is ingevuld wordt dit ook overgedragen. Bij “zorgkinderen” vindt er een warme overdracht plaats, indien mogelijk 2 a 3 maanden voor plaatsing op de basisschool (bij voorkeur in het overleg dat structureel 2 maal per jaar zal plaatsvinden) De basisschool en peuterspeelzaal/kinderdagverblijf organiseren 2 x per jaar een overleg waarin de zorgkinderen besproken worden. Tijdens dit overleg vindt er ook terugkoppeling plaats over de zorgkinderen die inmiddels op de basisschool zitten. Heeft de groepsleerkracht n.a.v. het observatieformulier behoefte aan een toelichting, dan vraagt hij/zij aan de ouders toestemming om informatie in te winnen bij de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf waar het kind vandaan komt. Bij verhuizing van een kind naar een andere peuterspeelzaal/kinderdagverblijf kan na toestemming van de ouders het observatie formulier worden overgedragen aan de andere psz/kdv. Aanvraag 3e / 4e dagdeel vergoed door gemeente voor peuterspeelzalen Invullen basis-observatieformulier (bijlage 3). -Wanneer bij het onderdeel ‘spraak-taal ontwikkeling’ of ‘kringactiviteit’ bij 1 item ‘nee’ wordt ingevuld, word het uitgebreide observatieformulier ingevuld.(bijlage 3a) -De pedagogisch medewerkers vragen toestemming aan de ouders voor een observatie door een medewerker van AED. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 25 van 39
8-2-13
-De contactpersoon van de peuterspeelzaal vraagt de observatie aan. -De medewerker van de AED komt een observatie doen en zal adviezen geven, tevens zal zij aangeven of extra dagdelen (vergoed door de gemeente) gehonoreerd worden. -Observatie verslag wordt door pedagogisch medewerkers besproken met ouders en eventueel worden de extra dagdelen aangeboden. -Als de ouders gebruik willen maken van het extra dagdelen aanbod vult de contactpersoon van de peuterspeelzaal het aanvraag formulier in (bijlage 11) en geeft de gegevens door aan de medewerker van de AED. -De medewerker van de AED dient de geaccordeerde aanvraag digitaal bij de Gemeente in.
voorwaarden: -Een kind moet minimaal 1 jaar van de vergoeding gebruik kunnen maken. -De vergoeding voor de extra dagdelen wordt door de Gemeente overgemaakt naar de desbetreffende peuterspeelzaal. Dit gebeurt ( in verband met interne controle en comptabiliteitsvoorschriften van de Gemeente) op declaratiebasis. -De declaratie wordt ingediend bij de Gemeente Nieuwkoop, afdeling VVH, Postbus 1, 2460 AA Ter Aar.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 26 van 39
8-2-13
8. SIGNALEREN VAN EEN PROBLEEM Wanneer de pedagogisch medewerkers een probleem bij het kind signaleren gaan zij volgens het volgende stappenplan te werk: -
-
-
-
Er wordt overlegd met de collega op de groep(of collega van een ander dagdeel). Ouders worden informeel aangesproken en er wordt nagegaan hoe de thuissituatie is. Het kind wordt ingebracht in de teamvergadering. De bevindingen en observaties worden bijgehouden in het logboek. Na 1 maand wordt er weer geobserveerd en/ of het probleem besproken. Wanneer het probleem is verminderd wordt er op de afgesproken wijze doorgegaan maar het kind blijven we wel volgen. En de ouders worden informeel op de hoogte gebracht. Wanneer het probleem hetzelfde is gebleven gaan we een gesprek met de ouders aanvragen. (er wordt afgesproken waar het gesprek gaat plaatsvinden, wanneer, en hoe het naar de ouders wordt gebracht). Wanneer de ouders het probleem herkennen ga je samen actie ondernemen. Wanneer de ouders het probleem niet herkennen word er een vervolgafspraak gemaakt met de ouders over 2 maanden. En met de andere pedagogisch medewerkers worden er afspraken gemaakt over de benadering van het kind. Bij het samen actie ondernemen kan het zijn dat je samen met ouders bepaalde afspraken maakt over hoe je het kind gaat benaderen zodat je samen op 1 lijn zit.(dit het liefst op papier zetten) en na een maand weer bespreken. Of actie ondernemen in de vorm van externe hulp zoeken
bijvoorbeeld: 1) Bespreken in het ZAT Team 2) Extra oproep peuterbureau 3) Verwijzing (via huisarts) voor logopedisch onderzoek 4) Molenspreekuur Audiologisch Centrum Leiden 5) Bureau Jeugdzorg
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 27 van 39
8-2-13
9. ZORGADVIES-TEAM 0-4 JAAR Een keer per twee maanden neemt een pedagogisch medewerker zitting in het zorgadviesteam (ZAT). Doel is het zo vroeg mogelijk signaleren van problemen bij kinderen opdat een zo kort mogelijk durende aanpak, zo dicht mogelijk bij huis verdere escalatie van problematiek voorkomt. Het protocol ZAT is hieronder weergegeven. PROTOCOL ZAT Doelgroep: Kinderen van 0-4 jaar in de Leidse Regio en de Rijnstreek waar deelnemers aan het ZAT in hun functie mee te maken hebben en bij wie sprake is van een (dreigende) problematiek, waarbij middelen en mogelijkheden van de interne zorg van de PSZ, KDV of JGZ 0-4 niet toereikend zijn en waarbij zich ook problemen voordoen op het gebied van woon- en leefsituatie en / of contact met leeftijdsgenoten en vrijetijdsbesteding. De problemen kunnen variëren van sociaal emotionele aard tot ernstige psychische problematiek waardoor de ontwikkeling van het kind bedreigd of gestagneerd wordt. Het Zorg Advies Team: Een ZorgAdviesTeam voor 0-4 jarigen (ZAT) is een netwerk rondom instellingen die vindplaats zijn voor kinderen van 0-4 jaar. Het netwerk heeft ± 6 wekelijks overleg om zorgsignalen van kinderen te bespreken. Binnen de bespreking worden oplossingen gezocht voor de ingebrachte cases en worden er afspraken gemaakt voor een vervolg. Welke soort afspraak hangt af van de gestelde hulpvraag. De in het ZAT samenwerkende instellingen verzorgen gezamenlijk een sluitend aanbod van preventieve en curatieve functies. Doelen: De doelen van het ZAT: -
Vindplaatsen ondersteunen bij het zo vroeg mogelijk signaleren van problemen bij kinderen. Zo nodig interveniëren door consultatie en bevorderen van een vlotte doorgeleiding naar een vorm van hulpverlening of jeugdzorg. Het bevorderen van de efficiëntie en effectiviteit van de hulpverlening via een multidisciplinaire benadering van de hulpvraag. De hulpverlening op elkaar afstemmen en het verzorgen van terugkoppeling naar de vindplaats. Wederzijdse consultatie en deskundigheidsbevordering door middel van een brede benadering van de hulpvraag.
Deelnemers: De deelnemende instellingen benoemen een vaste vertegenwoordiger voor de bijeenkomsten van het ZAT. In een samenwerkingsovereenkomst leggen de instellingen hun vertegenwoordiging en hun vervanging vast, opdat zekerheid over deelname aan het ZAT wordt verkregen.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 28 van 39
8-2-13
Vaste deelnemers: De vaste kern van het ZAT bestaat uit vertegenwoordigers van de volgende instellingen: - De jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar (wijkverpleegkundige) - Kinderopvang (de peuterspeelzalen en dagopvang 0-4 jaar) - Het Algemeen Maatschappelijk Werk (eventueel schoolmaatschappelijk werker) - Bureau Jeugdzorg - De coördinator van het ZAT (een hiervoor aangestelde medewerker van het JGZ - Opvoedbureau Ad hoc deelnemers: Naast vaste deelnemers kunnen ook ad hoc deelnemers participeren wanneer de te bespreken problemen van de kinderen of de reikwijdte daartoe aanleiding geven. Ad hoc deelnemers kunnen vertegenwoordigers van de volgende instellingen zijn: - JSO (opvoedingsondersteuning). - Huisarts(en). - Vanuit Bureau Jeugdzorg het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). - Politie Holland Midden. - Stichting Vluchtelingenwerk. Deelnemerslijst: Het goed functioneren van het ZAT is mede afhankelijk van de goede bereikbaarheid van de deelnemende instellingen, opdat ook buiten de reguliere bijeenkomsten adequaat wordt gereageerd. Het ZAT stelt daarom een lijst op van vaste en ad hoc deelnemers met minimaal vermelding van de instelling, de vaste contactpersonen, de vervanger, hun werktijden en telefoonnummer(s). Bij de ad hoc deelnemers zal een lijst opgesteld worden met vaste contactpersonen, dit hoeven niet de medewerkers te zijn die op ad hoc basis deelnemen (afhankelijk van aanleiding tot deelname). Ouders: Met de ouders wordt vooraf het signaal of probleem besproken en er wordt toestemming gevraagd voor de casusinbreng. Indien ouders deze toestemming niet geven kan de casus anoniem ingebracht worden. Uitzondering hierbij zijn de cases waarbij de ontwikkelingslijn van een kind ernstig bedreigd wordt (zogenaamde overmacht); bij een dergelijke casus kan kind met naam, zonder toestemming besproken worden. Na bespreking van de casus vindt er altijd terugkoppeling plaats door inbrenger (tenzij in het ZAT anders afgesproken) aan de ouder. Werkwijze: Cases: inbreng en bespreking: In principe brengt alleen de ‘vindplaats’- instelling een casus in. De externe zorginstellingen zijn in principe in staat case management of de afstemming met andere instellingen voor de eigen cliënten te realiseren buiten een ZAT-bespreking om.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 29 van 39
8-2-13
10. PROTOCOL KINDERMISHANDELING Kindermishandeling is een beladen begrip. Ouders mishandelen hun kinderen meestal niet met opzet, maar omdat het hun gewoon niet lukt om hun kinderen de zorg te geven die ze nodig hebben. Bij kindermishandeling denken veel mensen aan slaan. Maar het is ook mishandeling als een kind geen aandacht en genegenheid krijgt, als het seksueel misbruikt of slecht verzorgd wordt. Ook kinderen stelselmatig negeren, kleineren treiteren en uitschelden is mishandeling. De vijf vormen van kindermishandeling zijn: lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, emotionele mishandeling, emotionele verwaarlozing en seksueel misbruik. Meestal gaat het om een combinatie van deze vormen. Bij mishandeling komen kinderen iets te kort of wordt hen iets aangedaan waardoor zij lichamelijk of psychische schade oplopen. De ontwikkeling van kinderen loopt gevaar als het ouders niet lukt hun de zorg te geven die ze nodig hebben. Dat kan bijvoorbeeld komen door persoonlijke problemen van een of van beide ouders, door problemen in hun relatie of door gedragsproblemen van het kind. Ook andere omstandigheden kunnen maken dat ouders niet genoeg rekening houden met de belangen van hun kinderen. Meestal doen zij dat niet bewust, maar uit onmacht of frustratie. Als ouders er zelf niet uitkomen en ook geen hulp zoeken, kunnen hun kinderen ernstig in de knel komen. In de situatie van die kinderen komt dan meestal alleen verandering wanneer mensen in hun omgeving iets ondernemen. Als er een vermoeden bestaat van kindermishandeling, dient er te allen tijde overleg plaats te vinden met de leidinggevende, mw. A. Zantboer, over de te volgen procedure. Voor algemene informatie en vragen over kindermishandeling kan men terecht bij: AMK ( Advies & Meldpunt Kindermishandeling) tel: 010-4128110. Of via de website: www.handelingsprotocolhm.nl
PROTOCOL KINDERMISHANDELING: Fase 1: (Vermoeden) -
Observeren Informatie verzamelen bijvoorbeeld : - Signaleren van blauwe plekken of verwondingen op vreemde plekken - Onvoldoende lichamelijke verzorging, groei en ontwikkelingsachterstand, - slaapstoornissen - Vaak klagen over buikpijn of hoofdpijn - Angstig gedrag, zoals: angst om aangeraakt te worden, bang worden van - kietelspelletjes, schrikken bij onverwachte beweging van volwassenen, bang - worden als andere kinderen huilen. - Weinig of geen spontaan bewegingsspel, slecht kunnen spelen - Houterige motoriek - Niet uitgekleed of verschoond willen worden - Slecht contact maken, teruggetrokken of juist veel aandacht vragen - Opvallend gedrag bij halen en brengen
Opmerking: Een signaal is nog geen bewijs, maar een waarschuwing om oplettend te zijn; vertoond een kind meerdere signalen dan is er reden tot ongerustheid. Fase 2 (Overleg): - Overleg met collega’s, leidinggevende en bestuur - Eventueel inbrengen in het ZAT Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 30 van 39
8-2-13
Fase 3 (Plan van aanpak): -
-
Advies AMK Gesprek met ouders hierin vertelt de pedagogisch medewerker wat opgevallen is aan het kind Zij vraagt of de ouders dat ook gemerkt hebben. Zij zegt dat ze daar ongerust over is. Ze vraagt of zij daar ook zorgen over hebben. Hoe pakken ze het thuis aan, helpt het? Wij nemen ouders serieus, we gebruik het woord mishandeling niet Als de pedagogisch medewerker geen verbetering ziet, ouders gaan gesprek uit de weg, ontkennen problemen die duidelijk wel aanwezig zijn, dan mag de pedagogische medewerker dit als extra signalen beschouwen
Fase 4 (Beslissing): -
Melding wel/of niet.
Fase 5 ( Evaluatie)
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 31 van 39
8-2-13
11. PEUTERS MET VERSTANDELIJKE OF LICHAMELIJKE BEPERKING De peuterspeelzaal is toegankelijk voor kinderen met een verstandelijke en of een lichamelijke beperking. Criteria waar naar gekeken wordt bij plaatsing van deze kinderen: - Iedere aanmelding wordt individueel bekeken - De leidinggevende beslist in welke groep het kind geplaatst wordt in overleg met de desbetreffende pedagogisch medewerkers - De plaatsing moet puur om de sociale aspecten gaan - Er wordt gekeken in welke mate het kind mobiel is. - Sociaal contact moet mogelijk zijn - De plaatsing mag niet ten koste gaan van de groep of de pedagogisch medewerkers - Een goed overleg tussen pedagogisch medewerkers en ouders is noodzakelijk zodat er voldoende kennis is over de handicap en verzorging van het kind - Samenwerking met de organisatie waar het kind al komt, dit in overleg met de ouders - De pedagogisch medewerkers hebben regelmatig overleg met de ouders, hierbij zijn zij vooral duidelijk en eerlijk naar de ouders. - Bij een veranderende situatie is de peuterspeelzaal ten alle tijden gerechtigd om terug te komen op hun besluit om het kind te plaatsen.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 32 van 39
8-2-13
12. DOOD EN ROUW De dood is iets wat bij het leven hoort en de peuter gaat hierop een natuurlijke manier mee om. Een peuter kan al een gevoel van verlies en emotie ervaren. Het overlijden van een huisdier kan een enorme impact hebben, laat staan een familielid. Er bestaat wel een vorm van scheidingsangst, ze zijn bang dat hun ouders of dierbare hen verlaten. Hoe gaan we als pedagogisch medewerkers om met de dood of de naderende dood: Als de ouder komt vertellen dat er iemand in de directe omgeving (vader, moeder, broertje, zusje) van de peuter ongeneeslijk ziek is en daardoor kan komen te overlijden dan: - Geeft de pedagogisch medewerker de ouder de kans en tijd om hierover te praten (luisterend oor). - Er wordt aan de ouder gevraagd om een vervolgafspraak om zo samen met de naaste collega en de ouder over dit onderwerp te praten. - De pedagogisch medewerker vraagt na wat de peuter over deze situatie is verteld. - De pedagogisch medewerker vraagt na hoe in deze situatie de thuissituatie is. Als men komt vertellen dat diegene is komen te overlijden dan: - Neemt de pedagogisch medewerker contact op met de ouder. - Naar aanleiding van de binding, situatie en de wil van de ouder vraagt de pedagogisch medewerker of het op prijs wordt gesteld dat zij op rouwbezoek komt. - Er wordt met de ouder besproken hoe men de peuter heeft verteld dat diegene overleden is. Op de speelzaal kunnen de pedagogische medewerkers de peuter spelenderwijs begeleiden in zijn rouw en verwerkingsproces door: - Het voorlezen van boekjes - Rollenspel te spelen - Kringgesprek of groepsgesprek - Praten met en luisteren naar de peuter - D.m.v. knutselen, bijvoorbeeld tekenen
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 33 van 39
8-2-13
13. SAMENWERKING MET OUDERS Als speelzaal vinden we het belangrijk om een goed contact met de ouders/verzorgers van de peuter te hebben. Dit doen we op de volgende manieren: Oudercommissie Er hebben minimaal 6 ouders zitting in de oudercommissie. Zij overleggen een keer per 6 weken over allerhande onderwerpen die met de peuterspeelzaal te maken hebben. Vaste taken zijn: - wekelijks wassen van textiel van de peuterspeelzaal - ondersteuning bieden bij actviteiten en feestelijkheden - organiseren van de schoonmaakavonden en inplannen ouders - raamschilderingen verzorgen passend bij het thema - organiseren van een geldinzamelingsactie zoals een fancy fair, speelgoed- of kledingbeurs oid. - overige hand- en spandiensten
Ouder activiteit Dit is 1 keer in de vier weken, na afsluiting van het thema aan het eind van de ochtend van 11.30 tot 11.45 uur. Ouders worden uitgenodigd om deel te nemen aan een activiteit, soms zingen de peuters een lied, of laten ze zien wat ze in het thema geleerd hebben. Het samen delen van de activiteiten rond een thema zorgt voor een grote betrokkenheid bij de ouders, wat weer leidt tot een stimulerend spel thuis. Open ochtenden Twee keer per jaar is de peuterspeelzaal de gehele week in de ochtenden open voor geïnteresseerde ouders en hun peuter. Op deze ochtenden is het mogelijk voor ouders om hun peuter op te geven voor de speelzaal. Daarnaast worden de ouders geïnformeerd over de werkwijze van de peuterspeelzaal en kunnen zij en hun peuter alvast de sfeer proeven. Ouder(thema)avond: Eenmaal per jaar houden alle groepen op de peuterspeelzaal een ouderavond. Het doel van deze avond is informatie verstrekken vanuit de peuterspeelzaal aan de ouders. Soms is er een thema aan gekoppeld dat aanspreekt bij de ouders (bv brandbeveiliging, informatie van het opvoedbureau over bijv. slapen, peuterpuberteit, etc.) of zijn er foto’s te zien van de peuters in actie.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 34 van 39
8-2-13
15. STAGE BeroepsPraktijkVormings- werkplan: De peuterspeelzaal biedt de gelegenheid stagiaires werkervaring op te laten doen in een reële arbeidssituatie en de eindtermen via beroepspraktijkvorming te realiseren. De kwalificatie die, de peuterspeelzaal aanbiedt geldt voor: -sociaal pedagogisch werker niveau 3 -helpende welzijn niveau 2 -vmbo zorg en welzijn Er zijn plaatsen beschikbaar voor leerweg BOL. Bij een vacature is ook BBL mogelijk. De peuterspeelzaal streeft ernaar om voldoende begeleiding te geven. De directe begeleiding van de stagiaire ligt bij de pedagogisch medewerkers van de groep waar stage wordt gelopen. Deze beoordelen ook de stagiaire d.m.v. een stageboek. De begeleiding vindt plaats vanaf aanvang werktijd t/m eindtijd. Een stagiare zal een afgebakende taak krijgen op de ochtend die met haar is besproken en op haar niveau. Dit zal tijdens het werk gecontroleerd en zo nodig begeleid worden en na de ochtend besproken worden. Per stageperiode vindt er minimaal 1 keer overleg plaats tussen de begeleider op de stageplaats, stagiaire en de schoolbegeleider ten einde de vorderingen van de stagiaire te beoordelen. Alle betrokkenen verplichten zich tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens. De peuterspeelzaal heeft de plicht elk stuk dat de stagiaire schrijft in het kader van de stage door te lezen en te ondertekenen. Dit om de beroepsethiek te verzekeren. De stagiaire houdt zich aan de voorschriften op het gebied van orde, veiligheid en gezondheid en volgt de aanwijzingen van de stagebegeleider op dit gebied. Er staat geen vergoeding tegenover verrichte arbeid. Werktijden zijn de tijden die afgesproken worden tijdens de introductie. Bij ziekte of verzuim dient dit gemeld te worden bij de contactpersoon. De onderwijsinstelling sluit voor de leerlingen een ongevallenverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering af. Ten alle tijden moeten stagiaires een bewijs van goed gedrag inleveren, dit wordt bij de gemeente van hun woonplaats aangevraagd. Het contract wordt beëindigd: - als herhaaldelijk ongewenst gedrag of handelen aanhoudt wat ten koste gaat van de kinderen. - indien een van de betrokkenen de afspraken niet nakomt. - indien verdere samenwerking niet meer mogelijk is.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 35 van 39
8-2-13
16. KLACHTENPROCEDURE Peuterspeelzaal het veldmuisje hanteert onderstaande klachtenprocedure. Dit reglement voor een interne klachtenprocedure is opgesteld ten behoeve van organisaties aangesloten bij de ZCKK (ZuidHollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang). Artikel 1. Begripsomschrijving 1.1 Organisatie of kinderopvangorganisatie: een aangesloten rechtspersoon of natuurlijk persoon die in organisatorisch verband een voorziening in stand houdt om regelmatig opvang te bieden aan kinderen in de leeftijd van 0 t/m einde basisschoolleeftijd in de vorm van kinderdagverblijf (KDV), peuterspeelzaal PSZ, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouderbureau (GOB). 1.2 Bestuur: de (verzameling van) personen die krachtens opgedragen bevoegd heden eindverantwoordelijk (is) zijn voor de uitvoering van de kinderopvang door de betreffende organisatie. 1.3 Leidinggevende / management: de persoon / personen die in opdracht van en onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur leiding geeft / aan de organisatie (adjunct) hoofd, coördinator, of directeur. 1.4 Pedagogisch medewerkers (v/m): persoon die de verantwoordelijkheid heeft over de opvang van de groep kinderen. 1.5 Medewerker: iedere persoon die, zowel door een dienstverband als op andere wijze verbonden aan betreffende kinderopvangorganisatie, diensten verleend onder verantwoordelijkheid van genoemde organisatie. Bij behandeling van een klacht wordt uiteindelijk de organisatie als aangeklaagde partij beschouwd, niet de individuele medewerker. 1.6 Geledingen: de lagen binnen de organisatie waar een klacht ingediend kan worden. Er worden 2 geledingen onderkend binnen een organisatie, van hoog naar laag: bestuur en groepsleiding. 1.7 De Zuid-Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang, hierna te noemen ZCKK is een provinciale klachtencommissie voor kinderopvang in Zuid Holland. zij werkt voor aangesloten organisaties voor KDV,PSZ,BSO en GOB. Voor GOB´s werkt de ZCKK voor zover het de werkzaamheden van het GOB betreft, inclusief, de uitvoering van de opvang bij gastouders waarmee het GOB een arbeidsrelatie heeft. De ZCKK kan worden ingeschakeld door klanten van aangesloten organisaties. 1.8 Klant: een natuurlijk persoon, die gebruik maakt, wenst te maken of gebruik heeft gemaakt van de diensten van de kinderopvangorganisatie. 1.9 Klager: een persoon of een groep van personen, behorende tot de klanten van De kinderopvangorganisatie, die een klacht voorlegt of voorgelegd wil zien aan genoemde organisatie. 1.10 Klacht: Schriftelijke of mondelinge uiting van ongenoegen van een klant wat betreft de dienstverlening van de kinderopvangorganisatie, of een medewerker Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 36 van 39
8-2-13
van de organisatie. Het ongenoegen dient betrekking te hebben op handelingen of beslissingen, of het nalaten daarvan, van de aangeklaagde organisatie in een zaak waarin de klager een belang heeft. De klacht kan betrekking hebben op alle aspecten van de dienstverlening van de organisatie die de kinderopvang betreffen. Artikel 2 Indienen van een klacht 2.1 Het recht tot indienen van een klacht komt toe aan: - de klant, d.w.z. ouders of verzorgers en kinderen vanaf 6 jaar - zijn of haar wettelijke vertegenwoordigers - zijn of haar nabestaanden - natuurlijke personen die door de klant zijn gemachtigd 2.2 De klager is te allen tijde gerechtigd de klacht in te trekken 2.3 Bij intrekking van de klacht door de klager is het bestuur bevoegd onderzoek te doen naar de klacht. De klager wordt hiervan in kennis gesteld 2.4 De klager is gerechtigd de klacht binnen de organisatie in te dienen bij elke door hem of haar gewenste geleding van de organisatie en / of bij de externe Klachtencommissie, de ZCKK. Aanbevelingen voor de geschiktste geleding bij een bepaalde klacht worden gegeven in de navolgende subparagrafen 2.4.a Bij de pedagogisch medewerkers in te dienen klachten betreffende: - het functioneren van de pedagogisch medewerkers of kinderen - de huisregels en tijden - accommodatie en spelmaterialen - hygiëne en voeding 2.4.b Bij het bestuur in te dienen klachten betreffende: - procedures binnen een groep - financiële zaken - het functioneren van medewerkers (waaronder ook leidinggevenden). - aanname- en plaatsingsbeleid - algemeen beleid 2.4.c Bij het bestuur kunnen klachten ingediend worden die niet naar tevredenheid zijn afgehandeld door een of beide lagere geledingen Artikel 3 Behandeling van de klacht 3.1 De medewerker die de klacht in ontvangst neemt. Is verantwoordelijk voor een (tijdige) reactie aan de klager, al dan niet na overleg met een hogere geleding binnen de organisatie. Indien de reactie niet bevredigend is, kan de klager zijn klacht vervolgens indienen bij een hogere geleding. Bovengenoemde medewerker maakt klager hierop attent. 3.2 De medewerker die de klacht in ontvangst neemt, maakt van de klacht en de afhandeling een korte schriftelijke rapportage t.b.v. de organisatie. 3.3 De termijn voor het geven van een reactie op een klacht is ten hoogste twee Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 37 van 39
8-2-13
weken, indien de klacht vervolgens ingediend wordt bij een hogere geleding, geldt hiervoor opnieuw een termijn van ten hoogste twee weken. De maximale termijn bij het doorlopen van alle 2 geledingen bedraagt daarmee 2 x 2 weken. De organisatie draagt zorg voor de inachtneming van genoemde termijnen. Zolang de klager de klacht niet bij een hogere geleding heeft ingediend, is er in feite geen klacht. De 2 weken tijd die de organisatie heeft per geleding,gaat in bij het wederom indienen van de klacht. De maximale tijd van 4 weken kan dus over meer tijd verspreidt worden, afhankelijk van de snelheid van reageren van de klager. De medewerkster die de klacht in ontvangst neemt, informeert de klager op dit punt. 3.4 Indien de klacht betrekking heeft op een medewerker, de klacht niet naar tevredenheid is afgehandeld en door de klager bij een hogere geleding is ingediend, wordt de beklaagde medewerker door de hogere geleding in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk haar / zijn standpunt toe te lichten. 3.5 Indien de klacht betrekking heeft op een medewerker, de klacht niet naar tevredenheid is afgehandeld en door de klager bij een hogere geleding is ingediend, worden klager en beklaagde in de gelegenheid gesteld hun argumenten naar voren te brengen en toe te lichten in elkaars aanwezigheid, tenzij het nodig wordt geacht partijen afzonderlijk te horen, of indien een van de partijen hierom verzoekt. Indien tot afzonderlijk horen van klager en beklaagde wordt overgegaan, zal alleen die informatie bij de overwegingen worden betrokken waarop de wederpartij gelegenheid heeft gehad te reageren. 3.6 De klager kan te allen tijde zijn of haar klacht voorleggen aan de Zuid-Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang. De organisatie attendeert klager op de mogelijkheid de klacht bij ZCKK in te dienen, en stelt hem of haar een klachtformulier en reglement ter beschikking. De organisatie attendeert klager op externe instanties waar hij of zij eventueel ondersteuning kan krijgen bij het op schrift stellen van de klacht. Voor klachten ingediend door een minderjarige klager, wordt vanaf dit moment de ouder/verzorger geacht verder als vertegenwoordiger op te treden. Artikel 4 Bijstand Partijen kunnen zich laten bijstaan, of doen vertegenwoordigen, door een door hem of haar aan te wijzen persoon. Artikel 5 5.1 De organisatie kan ter beoordeling van de klacht nadere informatie inwinnen bij de klager, alsmede bij derden. Voor het inwinnen van informatie bij derden is schriftelijk toestemming nodig van betrokkene(n), voor zover het hun privacy betreft. 5.2 Van het inwinnen van informatie wordt schriftelijk aantekening gehouden door de organisatie. Deze aantekening bevat datum, inhoud, en eventueel plaats of bron van de verkregen informatie. Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 38 van 39
8-2-13
5.3 De organisatie is verplicht alle bescheiden en/of informatie, betrekking hebbend op de klacht, vertrouwelijk te behandelen en geheimhouding te verzekeren t.a.v. de bij de behandeling van de klacht betrokken personen, indien dit gevraagd wordt door degene(n) van wie deze bescheiden en/of informatie afkomstig (zijn) is. Artikel 6. Inzagerecht Klager en, indien de klacht betrekking heeft op een persoon, beklaagde worden in de gelegenheid gesteld alle op de klacht betrekking hebbende stukken in te zien. Stukken die door een der partijen worden ingediend onder de conditie dat de andere partij hierin geen inzagerecht heeft, worden niet in behandeling genomen en spelen bij de uiteindelijke oordeelsvorming geen rol. Artikel 7. Beslissing organisatie De organisatie stelt klager binnen 2 weken na indiening van de klacht mondeling en/of schriftelijk, en met redenen omkleed in kennis van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht. De organisatie deelt klager mede of, en zo ja welke maatregelen zij zal nemen naar aanleiding van de klacht. Artikel 8. Geheimhouding Een ieder is tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle partijen betreffende gegevens en informatie die haar of hem ter kennis zijn gesteld. Dit geldt voor gegevens waarvan hij of zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden. Artikel 9. Bekendmaking klachtenregeling De organisatie brengt de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van haar klanten. Artikel 10. Vaststelling en wijziging reglement Dit reglement wordt vastgesteld door het bestuur van de organisatie. Het bestuur heeft hiervoor instemming verkregen van de aanwezige cliëntenvertegenwoordiging. Wijziging zal plaatsvinden na overleg met de cliëntenvertegenwoordiging. Uitgesloten van wijziging worden de maximale termijn van 2x2 weken en het maximum aantal van 2 geledingen voor de klachtenbehandeling. Artikel 11. Inwerkingtreding. Het reglement treedt in werking per onmiddellijke ingang.
Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal “’t Veldmuisje” Pagina 39 van 39
8-2-13