Overzicht ingekomen reacties Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Recreatieterreinen De kern van de reacties (verderop zijn de ingediende reacties nagenoeg volledig weergegeven): 1. Flexibiliteit geeft een ruimtelijker effect 2. Toeristische verblijfsrecreatie zorgt niet voor verstoring EHS: dus geen compenserende maatregelen nodig 3. Kleinschalig kamperen wel opnemen in bestemmingsplan: geen toename gewenst 4. Verbreding verblijfsrecreatie is nog, een survivalbaan is geen verstoring landschap 5. Inhoud recreatiewoningen naar 300 m³ en 20 % vergroting sanitaire voorzieningen vanwege wettelijke eisen en ruimere behoefte aan andere voorzieningen (bijv welness). 6. Vergunningsvrij recreatief bouwen tot 70 m² en 5 meter hoog 7. Inventarisatie behoeft nieuwe bedrijfswoningen 8. Huidige bouwvolume woningen moet vergroot kunnen worden om tegemoet te kunnen komen aan de wensen, anders bedrijfseconomisch probleem 9. Bestemmingsplan moet Wabo volgen 10. Kleinschalige terreinen opnemen in dit bestemmingsplan 11. Ginkelduin is niet verstorend voor EHS (blijkt uit onderzoek) 12. Sanitaire gebouwen moeten uitgebreid kunnen worden 13. Afmetingen chalets en caravans moeten vergroot worden tot 70 m² 14. Terreinen niet vergroten 15. Inhoudsmaat woningen te groot en uitwisseling leidt tot verdichting ten koste van natuurwaarden, onderzoek nodig 16. Landschappelijk inpassing moet voorwaarde zijn 17. Geen permanente bewoning 18. Flexibiliteit moet nader toegelicht worden 19. Natuurwaarden moeten beter worden beschermd 20. Aantasting natuurwaarden ontstaat niet alleen door uitbreiding 21. Zorgvuldige inventarisatie is nodig 22. Vergroting van de oppervlakte vergunningsvrij naar 70 m² 23. Verandering van de vorm van het terrein is niet wat de Bonte Vlucht wil, is eventueel wel bespreekbaar. 24. Ruimere horecamogelijkheden 25. Angst voor het ontstaan van ‘Vinexlocaties’ met geasfalteerde paden 26. Uitwisselen van 2 stacaravans voor 1 recreatiewoning niet heel duidelijk 27. Te gemakkelijke regeling voor aanleg verhardingen 28. Onderscheid ligt tussen recreatiewoning en andere recreatieobjecten. Het privaatrecht maakt sinds kort een onderscheid in beweegbare en niet beweegbare recreatiemiddelen.
(nagenoeg) volledige weergave: RECRON: 1. Flexibel bestemmen: De Wabo maakt geen onderscheid meer tussen stacaravans, chalets en andere recreatieverblijven. Dat betekent dat er in een flexibel bestemmingsplan meer ruimte komt voor een vrijere en natuurlijker inpassing op het terrein. Op deze wijze kan in de toekomst aan wijkjes en buurtjes een einde komen en een vernieuwend individueler beeld ontstaan. Aantallen en onderlinge afstand kunnen nadien vastgelegd worden in het beleids- en toetsingskader. Deze maatregel zal langzaam maar zeker het beeld van de bedrijven veranderen en een ruimtelijker effect te zien geven. 2. Natura 2000/EHS: In de vorige kabinetsperiode is gebleken dat de zeer terughoudende opvatting over de Natura 2000 gebieden en de doelen die daarin nagestreefd worden, tot bijstelling aanleiding geven. Datzelfde geldt ten aanzien van de EHS. Toetsing van natuurwaarden dient te geschieden aan de hand van de actuele situatie zoals dat is vastgelegd in de nieuwe Provinciale Structuurvisie. Toeristische verblijfsrecreatie in EHS achten wij een mogelijkheid die geen verstoring te weeg brengt in het ecologische evenwicht. Compenserende maatregelen en verevening echter staan innovatie en economische ontwikkelingen in het belang van onder andere werkgelegenheid ernstig in de weg. Een beleefbare en vitale gemeente Utrechtse Heuvelrug is van groot belang. Daarbij tekenen de recreatiebedrijven aan dat de natuur op en om hun terreinen het belangrijkste omzetargument is en daardoor bescherming en koestering verdient. 3. Kleinschalige recreatie: De nota maakt de keuze om het kleinschalig kamperen niet op te nemen in het bestemmingsplan. Wij pleiten ervoor om dat wel te doen, om zo een totaal overzicht te hebben van de beschikbare verblijfsrecreatiepotentie, zodat daarop gestuurd kan worden. Het is ronduit onwenselijk dat het volume van het verblijfsrecreatief aanbod toeneemt. Eenduidige regelgeving is daarnaast van groot belang en oneerlijke concurrentie dient te allen tijde te worden voorkomen en tegengegaan. De nota gaat uit van een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, maar als de agrarische activiteit wegvalt is er sprake van een volwaardig recreatiebedrijf dat vervolgens moet vigeren onder het bestemmingsplan. In het beleids- en toetsingskader dient voor deze kleine bedrijfsvoeringen vastgelegd worden dat het gaat om toeristisch kamperen en dat van seizoensverlenging geen sprake kan zijn. Ook dient net als bij reguliere verblijfsrecreatie een maximum aantal plaatsen te worden vastgelegd. Nieuwvestiging is gezien de toename van het volume onwenselijk en leidt tot verdere versnippering en verrommeling van het beeld van de Utrechtse Heuvelrug. 4. Uitbreiding verblijfsrecreatieve bedrijven: De verblijfsrecreatie in Nederland is nadrukkelijker aan het veranderen. Het socializen verbonden aan met name het kamperen is een blijvend belang, maar behoefte aan individualisering doet zich nadrukkelijk voor. Dat vraagt, naast een natuurlijke inpassing, om ruimte. De toenemende mobiliteit, vakantiemarketing en de verbreding van de keuzemogelijkheden van het vakantieproduct, dwingen ons ertoe te zoeken naar een hoogwaardige kwalitatief aantrekkelijke Heuvelrug die daarmee blijvend kan wedijveren. Het conserverende karakter van het bestemmingsplan in relatie met de meer dan gemiddelde afname van de verblijfsrecreatie op de Utrechtse Heuvelrug (34%) vraagt om ruimte en het faciliteren van nieuwe ideeën en ontwikkelingen. De zoeken naar
mogelijkheden in de EHS ontsluiten natuur en recreatie tot waardevolle beleving voor mens, plant en dier. Inzet van natuurwaardenonderzoek schept daartoe kansen. Voorzieningen als een survivalbaan in de natuurlijke overgangszone tussen natuur en recreatiebedrijf achten wij in dit verband geen verstoring van het landschap. De verblijfsrecreatie heeft nadrukkelijk verbreding nodig en moet de mogelijkheid geboden worden om toe te groeien naar een hybride-ondernemerschap. 5. Afmetingen recreatiebungalows en sanitaire gebouwen: Het voorstel in de nota ten aanzien van recreatiebungalows vinden wij gekunsteld en ingewikkeld en wij hebben vraagtekens bij de handhaving en billijkheid daarvan. Gelijke behandeling is hiermee nadrukkelijk in het geding. Daarom pleiten wij voor een eenduidige inhoudsmaat van 300m³ zoals die in Soest wordt gehanteerd en zodoende een gelijk speelveld creëert. Een koppeling en toetsing aan de actuele situatie per bedrijf lijkt het meest voor de hand liggend en ondubbelzinnig. De ruimere inhoudsmaat wordt in feite opgedrongen door het nieuwe bouwbesluit dat steeds hogere eisen stelt aan afmetingen van verblijfs- en verkeersruimte, veiligheid, isolatiewaarde, ventilatie en lichtinval om de belangrijkste te noemen. De gewenste kwalitatief hoogwaardige verblijfsrecreatie heeft behoefte aan inpandige ruim bemeten sanitaire voorzieningen, wellnessfaciliteiten en was- en droogfuncties die horen bij het nieuwe recreëren. Hetzelfde geldt voor sanitaire gebouwen die individueler van aard worden en waar veel prijs wordt gesteld op privésanitaire voorzieningen in plaats van de welbekende trespawand-toepassingen ter afscheiding van douche- en toiletunits. Er dient ruimte geboden te worden aan een sfeervolle behuizing die niet detoneert met de omgeving en geheel anders van aard en opzet is dan de keet met tl-verlichting uit het verleden. Wij verwijzen naar de grote Italiaanse en Franse voorzieningen die model staan voor onze wensen. Een vergroting van 20% van de bestaande gebouwen zou overeenkomen met dit toekomstige beeld van voorzieningen. 6. Wabo vergunningsvrij bouwen: Waar andere provincies in het belang van de toeristische sector overgaan tot het volgen van de wettelijke normen, stelt deze nota een ingewikkelde systematiek voor die allerminst bereikt wat wenselijk is. In het kader van vernieuwing, natuurlijke inpassing, ruimtelijke eisen en veiligheid aan de ene kant en het vergroten van de aantrekkelijkheid anderzijds, pleiten wij voor het volgen van de Wabo waarbij vergunningsvrij recreatief bouwen tot 70m² (en max. 5 m hoog) wordt toegestaan. Eenduidigheid en handhaafbaarheid zijn ook hier wezenlijke onderdelen van de wens zoals die leeft bij de ondernemers in de verblijfsrecreatie. 7. Bedrijfswoningen: Het aantal bedrijfswoningen is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw in de bestemmingsplannen niet gewijzigd of toegenomen. De veranderende kijk op veiligheid, beschikbaarheid en service zijn echter wel veranderd. Gastvrijheid staat hoog in het vaandel en kan niet enkel meer geboden worden vanuit die ene enkele bedrijfswoning. De vierentwintiguurseconomie dringt ook hogere eisen op aan de verblijfsrecreatie. De wetgeving ten aanzien van arbeidstijden en rusttijden beperkt de inzet van het individu. Vandaar dat wij pleiten voor een inventarisatie op de bedrijven ten aanzien van de behoefte aan bedrijfswoningen in de toekomst. Ginkelduin: 8. Allereerst merken wij op dat wij ons geheel kunnen vinden in de inspraakreactie van RECRON. Ginkelduin ziet voor haarzelf concrete mogelijkheden de kwaliteit van het toeristisch-recreatieve product te verbeteren en bedrijfseconomische groei te realiseren
binnen de huidige grenzen van het terrein. De toeristisch-recreatieve gast van de toekomst vraagt om nieuwe, luxe en duurzame accommodatievormen. Vanuit de beleving van die gast zijn privacy en een goede landschappelijke inpassing essentiële voorwaarden. Het realiseren van verschillende duurzame en kwalitatief betere accommodatievormen kan alleen als tenminste het aantal verhuurobjecten per verblijfsrecreatief park op peil blijft. Immers zijn de parkvoorzieningen op een bepaald aantal verhuurobjecten gebaseerd en kan het niet zo zijn dat een gast enerzijds meer moet betalen voor een duurzame en kwalitatief betere accommodatie en anderzijds ook meer moet betalen voor het gebruik van de parkvoorzieningen in een situatie dat minder gasten de kosten van de parkvoorzieningen bijeen moeten brengen. Het in de nota opgenomen uitgangspunt dat het huidige bouwvolume op een verblijfsrecreatief terrein in de toekomst niet mag worden overschreden staat op gespannen voet met andere in de nota opgenomen uitgangspunten waaronder het stimuleren van een kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve product. Anders gezegd: het maximeren van het bouwvolume op het huidige niveau zet een park bedrijfseconomisch gezien op slot. 9. In het verlengde hiervan vinden wij dat in de bestemmingsplanregels de Wabo kan en moet worden gevolgd. Een bestemmingsplan is niet het beleidsinstrument om willekeurig delen van de Wabo buiten werking te stellen. Dit wel doen is strijdig met een hoger beleidskader, niet verstandig en hoogst verwarrend. Wij merken op dat het afwijken van de Wabo op geen enkele wijze is onderbouwd. 10. Wij zijn er voorstander van kleinschalige recreatiebedrijven (toeristisch-recreatief kamperen als nevenactiviteit) ook op te nemen in het bestemmingsplan, dit met toepassing van specifieke bestemmingsplanregels voor zulke bedrijven. Het is van groot belang dat het kleinschalige karakter wordt geborgd. Dat kan door de nevenactiviteit voorwaardelijk te koppelen aan de hoofdactiviteit en niet toe te staan dat de nevenactiviteit ooit hoofdactiviteit wordt, immers zal alsdan een sterke behoefte aan uitbreidingmogelijkheden ontstaan met een ongewenst grote druk op de omgeving tot gevolg. 11. In het concept staat “Behalve de enkele campings in de EHS op het reliëfrijke deel van de Utrechtse Heuvelrug, is de aanwezigheid van de campings geen grote verstorende factor voor de natuur”. U stelt hiermee, tenminste als u Molecaten Park Landgoed Ginkelduin schaart onder het begrip “camping”, dat de aanwezigheid van ons park in de EHS een grote verstorende factor is voor de natuur. Wij zijn dit helemaal niet met u eens. Het in september 2011 door Ecologisch Adviesbureau Viridis B.V. verzorgde Natuurwaardenonderzoek Molecaten Park Landgoed Ginkelduin geeft een ander beeld. Wij merken op dat u deze stelling, die door u op geen enkele wijze is onderbouwd, niet als uitgangspunt kunt gebruiken. 12. Ook belangrijk zijn ruimere regels om bestaande sanitaire voorzieningen uit te breiden. Met een veranderende samenstelling van de bevolking (een toenemende vergrijzing) bestaat meer behoefte aan ruimer en rolstoeltoegankelijk sanitair. Op termijn zullen de oudere sanitairgebouwen die gewenste ruimte niet langer kunnen bieden.
Camping Eijkelenburg 13. Wij verzoeken u om toch de afmetingen van chalets en sta caravans te verhogen van 55 naar 70 vierkante meter. Dit is toch de wens van de recreant zij willen meer luxe en dan kom je toch al snel aan die 70 vierkante meters dit is ook duidelijk zichtbaar als je kijkt wat er op de markt door de bouwers wordt aangeboden. Stichting Milieuzorg Zeist (P. Greeven) 14. Uitbreidingen De gemeente wil t.a.v. uitbreidingen van bestaande recreatiebedrijven, ook gezien de ligging van vele recreatieterreinen in het kwetsbare buitengebied van de gemeente, een terughoudend beleid voeren. In ieder geval wil zij daartoe de provinciale 'spelregels' afwachten en deze alleen via projectbesluiten/postzegelbestemmingsplannen mogelijk maken, zodat ook een zorgvuldige toetsing mogelijk is. Duidelijk zal zijn dat de Stichting Milieuzorg Zeist e.o. een dergelijk benadering kan onderschrijven. 15. Flexibilisering Vele recreatieterreinen binnen de gemeente zijn, wellicht op enkele na, zoals die gelegen nabij de kern Overberg, gelegen in of in de nabijheid van de EHS. Juist hier moet een zorgvuldige toetsing van de thans voorgestelde flexibilisering o.i. wel degelijk relevant worden geacht. Zo dient indien er wijzigingen optreden overeenkomstig de PRS/PRV er wel degelijk aan aanwezige actuele waarden te worden getoetst (zie ook de PRS/PRV, art. 4.11, Toelichting en dan met name ook art. 1.1: 'Algemene bepalingen'). Helaas wordt in de 'Nota van Uitgangspunten' geen overzicht gegeven van wat thans in de diverse bestemmingsplannen ten aanzien van de aanwezige recreatieterreinen is geregeld, dus niet alleen de aantallen recreatiemiddelen maar ook hun grootte, zodat ook duidelijk wordt wat eventueel de consequenties zijn van de gegeven flexibilisering voor de diverse binnen de gemeente voorkomende recreatieterreinen. Vanuit de daarmede in geding zijnde waarden van natuur en landschap wil de Stichting Milieuzorg Zeist e.o. dan ook in ieder geval kanttekeningen plaatsen bij: - de maximale grootte van zowel de chalets/stacaravans (tot max. 45 m² vergunningvrij!) en ook recreatieverblijven (gemiddeld 250 m³ en een maximum van 300m³) zoals deze thans wordt voorgesteld. Zo wordt binnen de gemeente De Bilt in het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Noord-Oost voor stacaravans/chalets gewoon een maximale oppervlakte van 35 m² aangehouden. Daarnaast is o.i. een inhoudsmaat van 250 m³ al zodanig groot dat deze feitelijk gelijk is aan de norm die de provincie Utrecht voor kleine burgerwoningen in het buitengebied aanhoudt, terwijl het hier toch om recreatieverblijven gaat; - de uitwisselingsmogelijkheid zoals deze thans wordt voorgesteld om bijvoorbeeld i.p.v. 2 chalets/stacaravans één recreatiewoning te bouwen, hetgeen niet alleen op bepaalde plaatsen tot verdichting ten koste van aanwezige natuurwaarden kan leiden, maar ook is de impact van recreatiewoningen o.i. toch groter dan van chalets/stacaravans, aangezien deze toch een meer permanent karakter hebben. Juist de ervaring dat bestaande recreatieterreinen wordt overgenomen door commerciële bedrijven die alleen maar zijn gericht op uitponden, vaak ten koste van aanwezige waarden van natuur en landschap, zou de gemeente, ook al geeft zij daar in de voorliggende 'Nota van Uitgangspunten' dan wel aandacht aan toch extra alert moeten maken. Dus voor zover dan al tot een bepaalde mate van flexibilisering wordt overgegaan zou o.i. eerst op basis beschikbare gegevens en eventueel nadere onderzoeken moeten
worden aangegeven wat daarvoor dan voor de afzonderlijke recreatieterreinen de ecologische en landschappelijke consequenties zijn, zodat ook een zorgvuldige afweging mogelijk is. 16. Daarnaast zou als dan toch een vergroting van de oppervlakte/inhoud van afzonderlijke recreatiemiddelen wordt mogelijk gemaakt, of dat nu kampeermiddelen (die stacaravans of chalets) of recreatiewoningen zijn, voor zover dat dan vanuit de aanwezige natuurwaarden, dus vaak op basis EHS-toets, aanvaardbaar worden geacht, er vanuit landschappelijke overwegingen tegelijkertijd op basis van een inpassings-/inrichtingsplan een goede inpassing moeten worden gevraagd (zie in deze met name ook het: 'Beeldkwaliteitsplan Kromme Rijngebied', o.a. hoofdstuk: 3.4: 'Algemene richtlijnen Utrechtse Heuvelrug', onder het kopje 'recreatie'). In ieder geval zou o.i. ook een omgevingsvergunningenstelsel moeten worden opgenomen om aanwezige waarden van natuur, landschap en mogelijk ook cultuurhistorie (denk bijvoorbeeld aan aanwezige oude bomen, houtwallen en/of slootpatronen) adequaat te kunnen beschermen. 17. Verder onderschrijft de Stichting Milieuzorg Zeist e.o. uiteraard dat er geen permanente bewoning wordt mogelijk gemaakt, een en ander overeenkomstig hetgeen daartoe ook in de PRV/PRS is bepaald. Dit zou overigens makkelijker te controleren (dus te handhaven) zijn, als met name in de winterperiode de betreffende recreatiemiddelen gedurende een bepaalde periode (bijvoorbeeld 6 weken) niet bewoond mogen worden (vergelijk ook daartoe de bepalingen zoals deze dienaangaande zijn opgenomen in het 'Bp Buitengebied Noord-Oost van de gemeente De Bilt (De Bilt, 2014)'). Federatie Natuur en Milieu Utrecht 18. Plansystematiek bestemmingsplan De noodzaak tot het beschermen van de waarden van het gebied heeft in het verleden tot min of meer gedetailleerde bestemmingsplannen geleid, met een strakke regeling van met name de bedrijfsbebouwing en het vastleggen van de verdeling tussen standsplaatsen en huisjes. Afwijken van het bestemmingsplan is “lastig”, want voor ieder afwijking is onderzoek nodig, met mogelijk consequenties op het gebied van mitigatie en compensatie. Volgens de Nota van uitgangspunten is een van de uitgangspunten voor het nieuw op te stellen plan dat dit flexibeler moet zijn, dat wil zeggen meer ruimte moet bieden voor een flexibele inrichting van de terreinen. Op zich zijn wij daar niet op tegen, maar de gemeente moet dan wel waarborgen inbouwen dat natuur, milieu en landschap daar niet de dupe van worden. Sterker nog, meer flexibiliteit zou ook een impuls voor natuur, milieu, landschap moeten betekenen. Het beleid is immers gericht op een verbetering van recreatie en natuur. Wij pleiten er voor om het behoud (en waar mogelijk de ontwikkeling) van natuurwaarden op recreatieterreinen zelf aan de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan toe te voegen. De huidige bestemmingsplannen bieden, door hun gedetailleerde karakter, een zekere mate van zekerheid dat de waarden van het gebied worden beschermd. Door de plannen minder gedetailleerd te maken, dient daar een andere vorm van zekerheid voor in de plaats te komen. Tijdens het overleg dat wij voorafgaand aan de Nota van uitgangspunten met de gemeente hebben gehad hebben wij daar enkele voorbeelden voor aangedragen. Dat kan bijvoerbeeld in de vorm van voorwaardelijke verplichtingen, door het opstellen en vooraf toetsen van integrale plannen voor terreinen, inclusief een goede borging van een zorgvuldige uitvoering en/of door het in het bestemmingsplan opnemen van een “ecologische toets”. Nu lijkt het in de Nota van uitgangspunten alleen om het uitgangspunt van meer flexibiliteit te gaan. Dat is een mooi gebaar naar de ondernemers, maar gaat voorbij aan de hiervoor geschetste
problematiek. De gemeente kan de “last van de natuur” die de ondernemers ervaren niet oplossen. In tegendeel, op deze manier schuift de gemeente de problemen door naar de toekomst. De gemeente biedt in het bestemmingsplan geen duidelijkheid vooraf, maar onduidelijkheid achteraf. Bij iedere vergunningaanvraag ontstaat “gedoe” en wordt er een zware wissel getrokken op de handhaving. Daarbij schuift de gemeente een deel van haar verantwoordelijkheid af naar de ondernemers, burgers en maatschappelijke organisaties. Daar is niemand bij gebaad. De natuur niet en ook de ondernemers niet. Een goed bestemmingsplan vraagt van alle partijen een actieve en constructieve bijdrage / houding, zodat in het bestemmingsplan vooraf duidelijkheid kan worden gegeven. Wij realiseren ons dat de actieve houding van onder nemer tot ondernemer kan verschillen. In het kader van het bestemmingsplan vraagt dat dan maatwerk per bedrijf, waarbij alleen flexibiliteit wordt gegeven als er een visie op de ontwikkelingen van het betreffende bedrijf is: een visie op niet alleen de bedrijfseconomische”, maar ook op de ruimtelijke, ecologische, kwalitatieve en toeristische kwaliteitsverbetering. In het bestemmingsplan dienen voldoende waarborgen omtrent de bescherming en ontwikkeling van de waarden opgenomen te worden. 19. Flexibiliteit Flexibiliteit is er in soorten en maten. Wij missen dat onderscheid in de Nota van Uitgangspunten. Daardoor wordt uit de nota ook niet goed duidelijk hoe de gemeente met de verschillende soorten flexibiliteit om wil gaan. Wij noemen er enkele:
20. Bestaande rechten Een van de uitgangspunten is dat alle bestaande rechten gerespecteerd c.q. in het nieuwe bestemmingplan overgenomen zullen worden. Uit de Nota van uitgangspunten wordt echter niet duidelijk wat die bestaande rechten zijn en welke ontwikkelingsmogelijkheden die nog bieden. In het kader van het nee- tenzij principe, zoals dat op de EHS van toepassing is, kan dat inderdaad. Maar in het kader van de beoogde kwaliteitsverbetering en de toetsing aan bestaande waarden en de Flora en faunawet is wel meer inzicht op dit punt noodzakelijk. Bij het overnemen van substantiële ontwikkelingsmogelijkheden dient opnieuw getoetst en afgewogen te worden.
21. Gevolgen voor de EHS De stelling in de Nota van uitgangspunten dat “slechts die flexibiliteit wordt mogelijk gemaakt die geen gevolgen heeft voor de EHS” kan geen stand houden en dient op zijn minst door ecologisch onderzoek onderbouwd te worden. Dat geldt zowel voor de waarden op het terrein zelf, als in de (directe) omgeving. 22. Vergunningsvrij Wij begrijpen niet wat wordt bedoeld met de opmerking dat de gemeente er voor heeft gekozen dat recreatieverblijven tot 45 m² vergunningsvrij zijn. Wordt bedoeld dat hiervoor geen omgevingsvergunning nodig is?
Provincie Utrecht 23. Er wordt nogal eenzijdig (en relatief eenvoudig) ingezet op een grotere flexibiliteit in regelgeving t.b.v. recreatieve ontwikkel- en inrichtingsmogelijkheden op de terreinen, waarbij de bescherming en versterking van de op de terreinen aanwezige natuurwaarden (vooralsnog) opvallend weinig in beeld wordt gebracht c.q. als “ondergeschoven kindje” wordt aangemerkt. In de nota is m.i. niet echt helder en overzichtelijk aangegeven waar die flexibiliteit dan precies in bestaat en hoe die flexibiliteit dan precies vorm gegeven zal worden. 24. Opvallend is en blijft vooral dat de natuurwaarden in het gehele stuk nauwelijks aan bod lijken te komen, daar waar hier en daar nog wel wordt gerept over “landschappelijke inpassing” (hetgeen echter in feite een heel andere “tak van sport” is). In de Nota zouden de (borging en versterking van de) aanwezige natuurwaarden naar mijn opvatting veel nadrukkelijker in beeld gebracht moeten/kunnen worden in bijvoorbeeld de paragrafen 1.3 en 2.3.2. 25. Zowel t.a.v. de natuurwaarden alsook de landschapswaarden lijkt wel wat erg simpel en weinig gemotiveerd de stelling te worden geponeerd dat met de in het bestemmingsplan op te nemen flexibiliteit – o.a. met betrekking tot inhoud, omvang en situering van de verschillende verblijfsaccommodaties en algemene voorzieningen – op voorhand geen sprake zal zijn van grote aantasting. Als algemeen argument wordt hiervoor (m.i. onterecht) bij herhaling aangevoerd dat geen sprake zal zijn van fysieke uitbreiding van de terreinen of vergroting van de aantallen recreatieverblijven (zie bijvoorbeeld het – moeilijk te volgen - betoog op pagina 7/8). 26. In de Nota wordt gerefereerd aan een inventarisatieonderzoek dat heeft plaatsgevonden in 2008. Ik vraag me ernstig af of de gegevens uit die inventarisatie nog wel als voldoende actueel en relevant kunnen/mogen worden aangemerkt. Zorgvuldige inventarisatie van de actuele daadwerkelijke situatie op de terreinen lijkt mij gewenst. 27. Meest opvallend (en verontrustend) vind ik de constatering dat in de nota in feite helemaal niets terug te vinden is van hetgeen we op 30 januari jl. hebben besproken over de wijze van bescherming van natuurwaarden in relatie tot flexibiliteit: in kaart brengen aanwezige natuurwaarden, aanbrengen zonering, inrichtings- en beheerplannen, voorwaardelijke verplichtingen e.a.
De Bonte Vlucht (mondeling ingebracht) 28. Vergroting van de oppervlakte vergunningsvrij naar 70 m². Argumenten hiervoor zijn de ruimere wensen van de consument (vroeger was een kleine slaapkamer al goed, nu moet daar al een bed in van 2,10 bij 1,6 meter, een saunaruimte etc.), de nieuwe normen / eisen die meer ruimte vergen en de wens om ook de zorgbehoevende recreant mogelijkheden te bieden. Ruimere mogelijkheden maken een betere exploitatie mogelijk. 29. De mogelijkheid tot bouw van een berging wordt onderschreven; 30. Bladzijde 15 NvU: Verandering van de vorm van het terrein is niet wat de Bonte Vlucht wil, is eventueel wel bespreekbaar. 31. Men zou graag de mogelijkheid hebben om de horecamogelijkheden iets te verruimen, zodat deze ook gebruikt kan worden door passanten (wandelaars, fietsers). Ook combinatie met recreatie tpv Doornse Gat is optie. Mevrouw L. Weber (recreantenvereniging Bonte Vlucht) 32. Gedeeld met GUH, Provincie Utrecht en alle belangenorganisaties op gebied van natuur en milieu is de angst voor het ontstaan van ‘Vinexlocaties’ met geasfalteerde paden waarover elke ochtend en avond verkeer van en naar het werk stroomt. Zijn er niet iets meer mogelijkheden om b.v. integratie in de natuurlijke omgeving te garanderen? 33. Onderaan blz. 16 de passage over uitwisselen van 2 stacaravans voor 1 recreatiewoning kunnen wij niet helemaal overzien. We kunnen ons zo voorstellen dat GUH graag van stacaravans afwil; want het oogt niet zo netjes, wordt meestal niet gebruikt voor korte duur verblijfsrecreatie en misschien niet door de meest kapitaalkrachtigen. Anderzijds willen projectontwikkelaars hier graag van af omdat het teveel op kamperen lijkt en zij willen geen bedrijfsmatige exploitatie met alle zorgen van dien. 34. blz. 18 art. 5.2.5.7: In dit artikel worden o.i. iets te gemakkelijk verhardingen vrijgegeven. Wat houdt een ondernemer tegen die recreatieobjecten recht naast elkaar plaatst, daartussen geasfalteerde parkeerplekken en stuk voor stuk gelegen aan asfaltwegen van 2,5 m breed? En wie beschermt de hazelwormen en ringslangen die wij nu regelmatig op warme dagen tegenkomen op de zandpaden? 35. Ik heb nog niet goed begrepen wat het voorstel is voor bijgebouwen bij recreatiewoningen en stacaravans. Mag een schuurtje van 6m² naast de toegestane m²’s of daarbinnen? 36. Mij is niet duidelijk waar precies het onderscheid ligt tussen recreatiewoning en andere recreatieobjecten. Het privaatrecht maakt sinds kort een onderscheid in beweegbare en niet beweegbare recreatiemiddelen. Is wat vaag. Maar wel belangrijk dat deze vraag telkens opduikt. Hebben we aan de ene zijde niet vergunning plichtige bouwwerken zoals de stacaravans en anderzijds vergunning plichtige recreatiewoningen? Zijn recreatiewoningen, bungalows en vakantiehuisjes volgens de wet hetzelfde? Wanneer noemen we iets een caravan en wanneer een recreatiewoning? Onder welke categorie vallen de boomhutten, pipowagens etc? En aan welke eisen moet voldaan worden om een bouwvergunning te verkrijgen. Gewoon het bouwbesluit? Duidelijkheid over dit onderscheid wordt heel belangrijk als de rechtspositie van de recreanten eraan verbonden wordt in het privaatrecht. Ook omdat de bandbreedte van de ondernemer hiermee bepaald wordt. Mag bv de ondernemer wanneer hij gebruikt maakt van de regeling twee stacaravanplekken op te offeren om 1 huisje te bouwen op die plek twee stacaravan tegen elkaar aan bouwen? Wellicht zijn deze vragen pas van toepassing bij de begripsomschrijving?