Actualisatie bestemmingsplan buitengebied | Nota van Uitgangspunten 2 1.
Samenvatting besluitvorming
Algemeen Someren bereidt in 2010 een nieuw bestemmingsplan buitengebied voor. De gemeenteraad van Someren heeft 28 februari 2010 de nota van uitgangspunten vastgesteld. Hierin is de algemene bestemmingsplanfilosofie “Verdien de ruimte” verder vormgegeven, waarbij zo veel mogelijk recht wordt gedaan aan de dynamiek van het buitengebied. Belangrijk uitgangspunt is de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied die zal worden behouden en versterkt. Analoog aan de nieuwe structuurvisie van de provincie wordt het principe vastgesteld dat ontwikkelen mag, maar dan moet er ook geïnvesteerd worden in de omgeving. Om dit beleid van ontwikkelingsplanologie echt inhoud te kunnen geven, wordt er naast en tegelijk met het bestemmingsplan een beeldontwikkelingsplan (c.q. landschapsontwikkelingsplan) vastgesteld. De uitgangspunten die al eerder in de nota van uitgangspunten van februari 2010 zijn vastgesteld, blijven onveranderd en blijven de basis voor de actualisatie van het bestemmingsplan. Door een aantal beleidswijzigingen, waaronder de verordening Ruimte fase 1 en 2 (hierna: VR1 en VR2), is het noodzakelijk om een actuele nota van uitgangspunten voor te leggen. In tabel 1 wordt schematisch aangegeven op welke beleidsinhoudelijke punten deel 2 van de nota van uitgangspunten afwijkt van deel 1. De raad wordt gevraagd in te stemmen met de in deze notitie uitgewerkte beleidsinhoudelijke uitgangspunten, die als volgt kunnen worden samengevat.
A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 A8 A9 A10 A11 A12 A13 A14 A15 A16 A17 A18 A19 A20 B1 B2 B3
BELEIDSNEUTRALE INPASSING Woningen Bijgebouwen Co-vergisting Mestverwerking Waterplan (2005) Ondergrens voor agrarische bedrijfsbestemming Onderscheid agrarische bedrijfsvormen Omvang bouwblokken Uitbreiding bouwblokken Teeltondersteunende voorzieningen Seizoensarbeiders/ arbeidsmigrantenhuisvesting Landgoederen Verruimde sloop bonus regeling Notitie aan huis gebonden beroepen Ruimte voor Ruimtebeleid (2004) Inwoningbeleid/Mantelzorg (2005) Structuurschets BIO Reconstructieplan 2005 Specifieke “kleine onomstreden” bestemmingen direct bestemmen Kamperen bij burgerwoningen DOORWERKING RECENT BELEID Recreatie zonering Noodwoningenbeleid (2005) Beeldontwikkelingsplan
1
N x x
x x x
x x x x x
P 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 ! 0 0 0 0 0 0 ! 0 0
x 0 0
B4 B5 B6 B7 B8 B9 B10 B11 B12 B13 B14 C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7
Herbestemming RBV locaties Ondergronds bouwen Schuilhokken in de wei Relatie met intrekken milieuvergunning Illegale situaties – bebouwing Illegale situaties – gebruik Netto / bruto bouwblok – omgaan met landschappelijke inpassing Afsplitsing (agrarische) bedrijfswoning – “plattelandswoning” Paardenhouderijen Bedrijf aan huis Cultuurhistorische waardenkaart NIEUW BELEID Beleidsnotitie cultuurhistorie Gebiedsvisie Heihorsten Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Bestemmingsplan Vlasakkers MAC Lierop Nieuw Recreatiebeleid Verbreding activiteiten buitengebied buiten BIO structuurschets/ “niet agrarische bedrijvigheid” in het buitengebied
x x x
x x x
0 0 0 0 0 0 0 ! 0 0 0 0 ! 0 0 ! ! 0
TABEL 1: Samenvatting besluitvorming Kolom N: Nota van Uitgangspunten, deel 1, d.d. 28 februari 2010 X = verandering ten opzichte van Nota van Uitgangspunten deel 1 Kolom P: beleidslijn Someren in verhouding tot provinciaal beleid 0 = past binnen provinciaal beleid ! = strijdig met provinciaal beleid
Verder zijn in de nota van uitgangspunten deel 1 de inhoudelijke, procedurele en technische uitgangspunten vastgelegd. Inhoudelijk Het bestemmingsplan is inhoudelijk gebaseerd op het Bestemmingsplan “Buitengebied 1998”. Het bestemmingsplan bevat de juridische vertaling van beleid dat sinds de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied 1998 door de gemeenteraad is vastgesteld c.q. door nationaal of provinciaal beleid wordt voorgeschreven (categorie A – beleidsneutrale vertaling). Voorbeeld: zonering reconstructieplan opnemen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bevat tevens de juridische vertaling van recent beleid. Bij de behandeling van het bestemmingsplan door de raad kan hierover politiekbestuurlijke besluitvorming plaatsvinden (categorie B – doorwerking recent beleid). Voorbeeld: herbestemming RBV locaties. Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan wordt geen nieuw beleid ontwikkeld. “Witte vlekken” in beleid worden meegenomen bij volgende actualisatie van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een aantal complexe gebieden waarvoor in aparte trajecten nog planvorming plaatsvindt en het waarschijnlijk is om aan te nemen dat deze niet op tijd gereed zijn om in het bestemmingsplan op te nemen (categorie C – nieuw beleid). Voorbeeld: Landbouwontwikkelingsgebied. Procedureel
2
De streefdatum voor het ter inzage leggen van het ontwerp- bestemmingsplan is december 2010. Dit hangt mede samen met de beleidsontwikkelingen op provinciaal niveau. Zie paragraaf 3. Het bestemmingsplan wordt jaarlijks geactualiseerd. Om gewenste initiatieven van burgers en ondernemers tussentijds toch mogelijk te kunnen maken, wordt gewerkt met flexibiliteitbepalingen en projectbesluiten. Gelijktijdig met het bestemmingsplan wordt een beeldontwikkelingsplan vastgesteld. Technisch Het bestemmingsplan is gebaseerd op de voorschriften en plankaart van het Bestemmingsplan Buitengebied 1998. Wat voldoet, blijft gehandhaafd maar wordt voor zo ver het nodig is aangepast aan de eisen van de nieuwe standaard voor bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan voldoet dus aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening van juli 2008 met betrekking tot digitalisering en standaardisering ( Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008) Het bestemmingsplan biedt ruimte aan de dynamiek van het buitengebied via ontwikkelingsplanologie onder het motto “Verdien de Ruimte”. Hiertoe wordt een instrumentarium ontwikkeld van flexibiliteitbepalingen en een beeldontwikkelingsplan.
2.
Wijziging uitgangspunten
Verwacht werd dat u op dit moment een nota van uitgangspunten kon worden voorgelegd, waarin de A en B beslispunten verder zouden zijn uitgewerkt. Hierbij zijn de A beslispunten de beleidsneutrale “vertalingen” terwijl de B beslispunten “doorwerkingen van recent beleid” zijn. De C beslispunten worden bij een volgende actualisatie (na vaststelling van nieuw beleid) aan u voorgelegd. Uitgangspunt was immers dat het bestemmingsplan een “juridisch planologische vertaling” van het in de loop der jaren veranderde en vastgestelde beleid zou worden. Tussen de eerste nota van uitgangspunten van februari en het moment dat dit tweede deel van de nota van uitgangspunten aan u wordt voorgelegd, is er een aantal uitgangspunten om verschillende reden veranderd. Inhoudelijke wijzigingen Er is namelijk sprake van twee belangrijke ontwikkelingen waardoor er nu toch nieuw beleid zal moeten worden vastgesteld. De belangrijkste verandering die ervoor zorgt dat de nota van uitgangspunten dient te worden bijgesteld is de provinciale verordening fase 1 (VR1) die 1 juni 2010 in werking is getreden. Deze verordening dient rechtstreeks te worden vertaald naar het bestemmingsplan. In de verordening fase 1 zijn de consequenties van de besluiten die door GS genomen zijn naar aanleiding van het burgerinitiatief “Megastallen Nee” opgenomen. Dit heeft rechtsreeks gevolgen voor de intensieve veehouderij. In bijlage 1 zijn de consequenties voor de intensieve veehouderij in beeld gebracht. Ondanks dat de VR1 duidelijkheid beoogt te geven blijft er op enkele punten onduidelijkheid bestaan wat betreft reikwijdte en interpretatie In de in de ontwerpfase verkerende verordening ruimte fase 2 (VR2, planning inwerkingtreding 1 januari 2011) worden deze onduidelijkheden niet weggenomen. De gemeente Someren heeft daarom ook een pittige inspraakreactie gegeven (bijlage 2). De gemeente kiest er nadrukkelijk voor om de (verduidelijking op) de verordening fase 1 en de vaststelling van de verordening fase 2 niet af te wachten, maar deels anticiperend op deze fase 2 toch het bestemmingplan buitengebied te actualiseren. In verband hiermee dient het ontwerp- bestemmingsplan voor 1 januari 2011 ter inzage te worden gelegd. De verordening fase 2 (en verder) en de structuurvisie van de provincie zullen in de volgende actualisatie worden meegenomen. De gemeente zal in deze nota van uitgangspunten op plaatsen waar nog onduidelijkheid is stelling nemen. Uit vooroverleg met de partners zal blijken of de gemeente de verordening goed interpreteert.
3
Een tweede ontwikkeling ligt op gemeentelijk niveau en heeft te maken met “niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied”. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan en de inloopdagen is er relatief veel strijdig gebruik ten opzichte van het huidige bestemmingsplan geconstateerd. Op welke manier met dit strijdig gebruik wordt omgegaan wordt opgenomen in de handhavingparagraaf. Een belangrijke categorie van strijdig gebruik zijn “niet agrarische bedrijven” in het buitengebied. Aanvankelijk was het uitgangspunt een uitspraak te doen op basis van bestaand beleid (BIO structuurschets), met daarnaast eventueel een kleine aanpassing in beleid. De provincie heeft in de verordening fase 1 haar beleid voor BIO woningen afgeschaft (de verordening neemt ook de plaats in van het BIO beleid) en daarmee ook de mogelijkheden voor een gemeentelijk beleid op dit punt. Naar aanleiding van de heroverweging van het beleid door de provincie heeft het nieuwe college aangegeven haar eigen standpunt te willen bepalen. In deze nota van uitgangspunten is daarom het onderwerp “niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied” opgenomen (C7) waarin het standpunt van het college is verwoord. Daarnaast heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden, die ervoor zorgt dat de planbegrenzing aangepast is. Na februari heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee belangrijke uitspraken gedaan: de een over het reconstructieplan en de begrenzing van het LOG en de ander over het bestemmingsplan Vlasakkers. Daardoor is het grondgebied van het bestemmingsplan Buitengebied vergroot. In het eerste geval omdat het LOG verkleind is en in het tweede geval omdat er voldoende duidelijkheid is gegeven over het bestemmingsplan Vlasakkers. Deze gebieden zullen daarom in de actualisatie worden meegenomen. In bijlage 3 wordt aangegeven hoe de nieuwe planbegrenzing loopt. De categorisering van beleidsthema’s (A, B en C lijst met inhoudelijke beleidspunten) wordt later in deze nota van uitgangspunten uitgewerkt. Procedurele wijziging De planning van het bestemmingsplan is bijgesteld. In bijlage 4 staat de nieuwe planning opgenomen. Uitgangspunt voor deze planning is de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in december. De planning is dus met 5 maanden verschoven. De wettelijke verplichting wordt daarmee nog steeds gehaald. Technische wijzigingen Er vinden geen wijzigingen in de technische uitgangspunten plaats.
3. Uitwerking op besluitvorming gecategoriseerde onderwerpen In dit hoofdstuk zijn de onderwerpen die opgenomen dienen te worden in het bestemmingsplan verder uitgewerkt. De in de eerste nota gemaakte categorisering is zoveel mogelijk aangehouden. Als er een wijziging ten opzichte van eerdere besluitvorming heeft plaatsgevonden staat dit expliciet vermeld en kort toegelicht. Nota van uitgangspunten lijst van begrippen In het eerste deel van de Nota van uitgangspunten zijn de meer generieke c.q algemene uitgangspunten verwoord. In het tweede deel van de nota wordt per onderwerp uit de beslispuntenlijst aangegeven wat er veranderd wordt in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied ten opzichte van het bestemmingsplan 1998. Deze wijziging van het bestemmingsplan kan noodzakelijk zijn vanwege de vertaling van in de loop der jaren vastgesteld beleid, omdat de verordening Ruimte (fase 1 of 2) van de provincie NoordBrabant dit voorschrijft, of kan volgen uit praktische overwegingen en wensen of standpunten van het college van burgemeester en wethouders.
4
A1. Woningen Wonen is een van de belangrijkste functies in het buitengebied. Het is dan ook belangrijk heldere en eenduidige regels op te stellen die goed toetsbaar zijn. De eerste verandering voor de bestemming wonen is de aanduiding op de verbeelding. Deze laatste is de nieuwe term, deze komt in de plaats van de term plankaart. In het geldend bestemmingsplan Buitengebied staan de burgerwoningen met een bolletje op de plankaart aangegeven. In de voorschriften is een verbaal bestemmingsvlak omschreven van maximaal 2500m². Mede vanwege de nieuwe standaardvoorschriften voor bestemmingsplannen krijgen de woningen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied een op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak. Dit bestemmingsvlak kan samenvallen met het perceel maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Bij grote percelen wordt een deel aangegeven als bestemmingsvlak. Bij het bepalen van de bestemmingsvlakken wordt de feitelijke situatie zo veel mogelijk als uitgangspunt genomen zodat in ieder geval de woning met bijgebouwen en het deel van het perceel dat in gebruik is als tuin in het bestemmingsvlak wordt opgenomen. Bebouwing mag slechts worden opgericht binnen het bestemmingsvlak. Voorzieningen als een paardenbak mogen alleen binnen het bestemmingsvlak of direct aansluitend hierop worden gerealiseerd. Er bestaan verschillende inhoudsmaten voor woningen, de wens is om hier meer eenduidigheid in te geven. In het geldende bestemmingsplan was voor burgerwoningen en voor bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven een inhoud van maximaal 500m³ toegestaan. In een partiële herziening is dit vergroot naar een inhoud van maximaal 600m³. (Voormalige) Agrarische bedrijfswoningen hebben en hadden een maximale inhoudsmaat van 750 m3. Deze maat geldt niet voor ruimte voor ruimte woningen deze hebben een maximale inhoudsmaat van 900m3. Voorgesteld wordt om eenduidigheid te bevorderen ten aanzien van alle woningen (bedrijfswoning of burgerwoning) 750m3 als maximale inhoudsmaat vast te stellen. Ruimte voor ruimte woningen krijgen een aparte aanduiding: vanwege de tegenprestatie die van de bouwer gevraagd wordt, is het redelijk dat hij een grotere woning tot 900 m3 mag bouwen. Zie ook punt A 15.
A2. Bijgebouwen In het huidige bestemmingsplan is de maximale oppervlakte voor bijgebouwen bij een woonbestemming vastgelegd op 75m². In de nota van uitgangspunten van februari is vastgelegd dat deze mogelijkheid wordt vergroot naar 100m2. Deze maat geldt niet voor alle woningen, aangezien ruimte voor ruimte woningen maximaal 150m2 aan bijgebouw mogen realiseren. Bij woningen kan verder tot maximaal 200m2 aan bijgebouwen worden gerealiseerd, via de verruimde sloopbonusregeling, die in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen in het bestemmingsplan. De definitie van het bijgebouw zal ook iets veranderen. De functionele ondergeschiktheid wordt voor een groot gedeelte losgelaten. Dit heeft te maken met het ruimer toestaan van gebruik van de bijgebouwen. Zie ook punt A14, A16 en bedrijvigheid in het buitengebied (C7). A3 Co-vergisting Voor co-vergisting is nieuw beleid opgesteld. Deze vorm van milieubewust ondernemen geven we in Someren de ruimte. Onder co-vergisting wordt verstaan het gelijktijdig vergisten van mest en andere organische materialen in een vergistingsinstallatie. Hierbij wordt biogas geproduceerd.
5
Het restproduct wordt gebruikt voor bemesting. Co-vergisting gebeurt als nevenactiviteit op een agrarisch bedrijf of als zelfstandige activiteit. Voor co-vergisting als nevenactiviteit gelden de volgende randvoorwaarden: • •
Capaciteit tot maximaal 25.000 ton Minimaal 51 procent van de te verwerken mest is afkomstig van het veehouderijbedrijf waarbij de installatie wordt geplaatst.
•
De installatie zelf en bijbehorende voorzieningen zoals mestzakken, silo’s e.d., worden geplaatst binnen het bouwvlak.
•
Er moet worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing
Co –vergisting als nevenactiviteit zal worden geregeld via een ontheffing binnen een agrarisch bouwvlak, zodat er goede afspraken kunnen worden gemaakt over goede landschappelijke inpassing (verdien de ruimte). Zelfstandige co-vergistingsinstallaties zijn mogelijk in het landbouwontwikkelingsgebied, op reguliere bedrijventerreinen of in een glastuinbouwgebied. Om hieraan medewerking te verlenen, wordt in ieder geval als uitgangspunt genomen dat er sprake moet zijn van toegevoegde waarde, bijvoorbeeld in de vorm van hergebruik van warmte. Zelfstandige co-vergistingsinstallaties zullen in het bestemmingsplan als agrarische verwant bedrijf worden gekwalificeerd, om nieuwe installaties mogelijk te maken wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. A4. Mestverwerking Voor mestverwerking wordt een vergelijkbare aanpak als voor co-vergisting (A3) voorgestaan. A5. Waterplan Artikel 3.1.1. Lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gepleegd met het bestuur van de betrokken waterschappen. Het uitgangspunt is dat ontwikkelingen hydrologisch neutraal moeten plaatsvinden en dat zij geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de waterkwantiteit en de waterkwaliteit. Dit geldt ook bij het toepassen van flexibiliteitbepalingen. De gemeente Someren heeft in juli 2005 het Achtergronddocument Waterplan Someren vastgesteld. Dit vastgesteld beleid zal in samenwerking met de betrokken afdeling en het waterschap juridisch-planologisch worden vertaald in het bestemmingsplan. A6. Ondergrens voor agrarische bedrijfsbestemming De economische omvang van een agrarisch bedrijf wordt bepaald door het aantal Nge ( Nederlandse grootte eenheid). Deze norm wordt gerelateerd aan het aantal dieren per soort en/of de oppervlakte aan gewassen op een bedrijf. Agrarische activiteiten met een omvang van minder dan 10Nge worden niet als bedrijfsmatig maar als hobbymatig aangemerkt. In een dergelijk geval wordt in principe geen agrarisch bouwvlak toegekend.
A7. Onderscheid agrarische bedrijfsvormen Evenals in het geldende bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet- grondgebonden agrarische bedrijven. Glastuinbouwbedrijven worden specifiek bestemd. Vanwege de uitgangspunten van de Reconstructiewet en de
6
reconstructieplannen en inmiddels ook vanwege VR1, is het noodzakelijk om een specifieke regeling op te nemen voor intensieve veehouderijen. In genoemde verordening is de volgende definitie opgenomen. “Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, evenals naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.” Omdat er op dit moment verschillende definities worden gebruikt, kiest de gemeente Someren ervoor om de meest ruime definitie voor grondgebonden veehouderij aan te houden. Dit betekent in de praktijk dat alle melkveehouderijen geen aanduiding “intensieve veehouderij” krijgen. In het voorontwerp bestemmingsplan zullen deze aanduidingen per agrarisch bouwvlak worden aangegeven. Het is voor een agrariër belangrijk om te weten of zijn bedrijf tot de intensieve veehouderij tak wordt gerekend of niet, omdat de verordening wat betreft intensieve veehouderij extra beperkingen oplegt. Deze wijziging ten opzichte van het oude bestemmingsplan zal extra aandacht in het communicatietraject krijgen. A8. Omvang bouwvlakken Bestaande agrarische bedrijven met een omvang van tenminste 10Nge behouden de agrarische bestemming waarbij het geldende bouwvlak als uitgangspunt wordt genomen. Voor intensieve veehouderijen die gevestigd zijn in het extensiveringgebied moet op grond van artikel 3.3.3. lid 4 van de provinciale verordening een speciale regeling worden opgenomen die ook wel het slot op de muur wordt genoemd. Voor deze bedrijven geldt namelijk dat de bebouwing ten behoeve van de intensieve veehouderij niet mag worden uitgebreid. Bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd en verder mogen bouwplannen waarvoor vóór 1 oktober 2010 een bouwvergunning is verleend, nog worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan wordt dit slot op de muur in de bouwregels opgenomen. NB. In alle gevallen geldt dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren. Etagestallen zijn dus niet meer toegestaan. A9. Uitbreiding bouwvlakken In de provinciale verordening is geregeld hoe groot de bouwvlakken voor intensieve veehouderij en voor solitair gelegen glastuinbouwbedrijven maximaal mogen zijn. In verwevinggebieden is maximaal 1,5ha toegestaan met zo nodig 10% uitbreiding om te voldoen aan de eisen van dierenwelzijn. Voor solitaire glastuinbouwbedrijven geldt een maximum van 3ha netto glas. Voor de overige (agrarische)bedrijfsvormen blijft de uitbreidingsmogelijkheid hetzelfde als voorheen.
A10. Teeltondersteunende voorzieningen Teeltondersteunende kassen zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 5000m². Permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn alleen binnen een bouwvlak toegestaan. Onder permanent teeltondersteunende voorzieningen worden die voorzieningen verstaan die niet alleen het gehele jaar op een bepaalde locatie staan maar die ook - nagenoeg- het gehele jaar worden gebruikt. A11. Huisvesting seizoensarbeiders/ arbeidsmigranten
7
De gemeenteraad heeft op 17 december 2008 de Structuurvisie arbeidsmigranten vastgesteld. Deze zal worden vertaald naar regels in het bestemmingsplan. De gemeente wil verder gaan dan de provincie heeft verordonneerd in VR1. De provincie geeft daarin aan dat de huisvesting van arbeidsmigranten behalve in kernen alleen in de kernrandzones mag plaatsvinden. In de structuurvisie arbeidsmigranten is opgenomen dat arbeidsmigranten overal waar ze nodig zijn op het bedrijf zelf gehuisvest mogen worden.Ook definitieve voorzieningen zijn binnen de ruimte die het bouwblok heeft mogelijk. Voorstel is om aan gemeentelijk beleid vast te houden. A12. Landgoederen Binnen de gemeente Someren worden op dit moment enkele landgoederen ontwikkeld. Deze doorlopen een eigen ruimtelijke procedure. Als deze procedures zijn doorlopen zullen de landgoederen in de volgende actualisatie worden meegenomen. De ontwikkeling van een landgoed is een is een zo ingrijpende zaak dat het instrument van wijzigingsbevoegdheid niet geschikt is om dit mogelijk te maken. In voorkomende gevallen moet maatwerk de oplossing bieden in de vorm van een projectbesluit of herziening van het bestemmingsplan. A13. Verruimde sloop bonus regeling Om te bevorderen dat overtollige en/ of kwalitatief mindere bebouwing wordt gesloopt, heeft de raad in 2007 de verruimde sloopbonusregeling buitengebied vastgesteld. Deze regeling wordt integraal opgenomen in het bestemmingsplan. Op basis van deze regeling is het mogelijk het recht te krijgen om maximaal 200m² aan bijgebouwen bij de woning bij te bouwen.
A14. Notitie aan huis gebonden beroepen In de nota van uitgangspunten deel 1 werd voorgesteld de notitie aan huis gebonden beroepen integraal te vertalen. De definitie van een aan huis gebonden ( nieuwe term: verbonden) beroep blijft hetzelfde, alleen waar deze activiteit mag plaatsvinden (woonhuis of bijgebouw) wordt verruimd naar aanleiding van de discussie over “niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied”. Aan huis verbonden beroepen vallen ook onder niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. Natuurlijk is er verschil tussen een beroep en een bedrijf, maar functioneel zal daar geen onderscheid in worden gemaakt. Als een bedrijf aan huis in een vrijstaand bijgebouw (wonen + zie B13 e C7) mag plaatsvinden, mag de uitvoering van een beroep aan huis ook in een (vrijstaand) bijgebouw. A15. Ruimte voor ruimtebeleid (2004) Het ruimte voor ruimte zoekgebied kan volgens de Provinciale verordening fase 1 worden verruimd met de bebouwingsconcentraties. Gemeenten dienen deze bebouwingsconcentraties in de raad hebben vastgesteld. Gemeenteraad van Someren heeft met de vaststelling van de structuurvisie buitengebied deze bebouwingsconcentraties vastgesteld. Voorgesteld wordt het ruimte voor ruimte zoekgebied te vergroten met de bebouwingsconcentraties uit de structuurvisie. A16. Inwoningbeleid/ mantelzorg De raad heeft in 2005 de nota “Inwoningbeleid gemeente Someren” vastgesteld. Deze regeling wordt in het bestemmingsplan opgenomen met dien verstande dat bij nader inzien de eis dat er in alle gevallen sprake moet zijn van een medische indicatie kan vervallen als het gaat om inwoning in eerste lijns familieverband, dus die tussen ouders
8
en kinderen. Ook zou bewoning van een (vrijstaand) bijgebouw mogelijk moeten zijn. Aandachtspunt: Het gebouw dat ingericht wordt als mantelzorg- woonruimte krijgt hierdoor de status van geurgevoelig object. Dit is ongewenst, mantelzorg mag de bedrijvigheid niet belemmeren. Onderzocht wordt of een aanpassing van de geurnorm oplossing kan bieden. A17. Structuurschets BIO Op grond van de provinciale verordening (artikel 2.1.3.) zijn stedelijke ontwikkelingen waaronder ook de bouw van nieuwe burgerwoningen wordt verstaan, alleen toegestaan in de stedelijke gebieden die als zodanig in de verordening zijn aangewezen. Daarbuiten zijn alleen ruimte voor ruimte woningen mogelijk maar dit is beperkt tot bebouwingsconcentraties en zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. Zie ook A15. Dit betekent dat er geen mogelijkheid meer is voor BIO- woningen. De inhoudelijke punten voor de mogelijkheid om woningen te bouwen, kunnen gehandhaafd blijven. Deze gelden dan alleen voor ruimte voor ruimte woningen. A18. Reconstructieplan 2005 De integrale zonering voor de intensieve veehouderij moet worden overgenomen evenals het hiervoor geformuleerde beleid. De bepalingen uit de VR1 moeten uiteraard wel in acht worden genomen. De VR1 is in werking en de gemeente zal de bepalingen vertalen naar het bestemmingsplan ook al wijken die af van eerder gemaakte afspraken. De provincie lijkt in de VR2 nog verder af te willen wijken van de afspraken die gemaakt zijn in de reconstructie. Zo wordt in de VR2 de gebiedsindeling “Groenblauwe mantel” geïntroduceerd. De gemeente Someren en de reconstructie commissie hebben een inspraak reactie gegeven die er niet om liegt. De groen blauwe mantel zou de ontwikkeling van Heihorsten stop zetten. Daarnaast wordt de Landschapsinvesteringsregel als niet voldoende doordacht bestempeld. De VR2 is bij de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan (december 2010) nog niet in werking. Het voorstel is dan ook om wel in de geest van de VR2 het bestemmingsplan op te stellen (verdien de ruimte, beeldontwikkelingsplan), maar nog niet op alle punten rekening te houden met de VR2. De VR2 is ten vroegste in januari 2011 van kracht, in de volgende actualisatie zal de VR2 worden vertaald naar het bestemmingsplan Buitengebied. Ook is er een groot aantal inspraakreacties gegeven op de VR2, waardoor nog niet zeker is dat de VR2 zoals die ter inspraak heeft voorgelegen ook zo wordt vastgesteld.
A19. Specifieke “kleine onomstreden bestemmingen” De volgende bestemmingen zullen worden vastgelegd (meegenomen) in het bestemmingsplan, mits er geen onvoorziene onderzoeken dienen te worden gedaan: - Scouting “Titus Brandsma” - model vliegclub - natuurcompensatie - van Mullekom (Brimweg 4) - hondenclub “Trouwe Rakkers”. A20. Kamperen bij burgerwoningen In de beleidsnota “Toepassingsschema ontwikkelingsmogelijkheden toeristischrecreatieve bedrijven in het buitengebied”is opgenomen dat deze vorm van kamperen in principe wordt toegestaan. Dit wordt in het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen in de vorm van een ontheffingsregeling.
9
Nota van uitgangspunten onderdeel B
B1. Recreatie zonering De gemeente Someren is bezig met de (door) ontwikkeling van het recreatiebeleid. De gemeente is bezig met het opstellen van een visie, waarin niet alleen algemeen beleid staat opgenomen, maar waar ook staat aangegeven waar binnen Someren, welke soort van recreatie waar zijn plaats kan krijgen en/of gestimuleerd gaat worden. Natuurlijk speelt het ontwikkelingsgebied de Heihorsten hierin een grote rol. Deze visie wordt in samenwerking met een externe klankbordgroep opgesteld, waarbinnen belangengroepen vertegenwoordigd zijn en doorloopt daarmee een eigen proces. Deze visie wordt los van het bestemmingsplan aan u voorgelegd en zal in de volgende actualisatie worden meegenomen. B2. Noodwoningenbeleid De gemeenteraad heeft in 2005 beleid vastgesteld m.b.t. noodwoningen. Dit beleid moet verwerkt worden in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. In het geldende bestemmingsplan zijn 21 bewoonde panden aangeduid als “woningen vallend onder het overgangsrecht”. Na de vaststelling van het bestemmingsplan is nog van twee andere panden geconstateerd dat hiervoor dezelfde aanduiding dient te gelden. We onderscheiden nu drie categorieën: 1) “te legaliseren”woningen: woningen die direct gelegaliseerd kunnen worden 2) “Ja Mits” woningen: woningen die op termijn misschien gelegaliseerd kunnen worden 3) “niet legaliseerbare woningen: woningen die niet te legaliseren zijn. Categorie 1 krijgt een “normale woonbestemming” in het geactualiseerde bestemmingsplan Categorie 2 en 3 krijgen dezelfde bestemming. In de regels zal een lijst van “woningen vallend over het overgangsrecht” worden opgenomen waarbij specifiek per adres wordt aangegeven welke woning onder welke categorie valt en onder welke voorwaarden er dan bewoning mag plaatsvinden. Categorie 2: kan dezelfde rechten krijgen als een normale woning, zodra aan de voorwaarden voldaan is, zal de woning van de lijst verdwijnen bij een volgende actualisatie. Categorie 3: Deze woningen zullen onder het “persoonlijk overgangsrecht” worden geplaatst. Dit houdt in dat zodra de huidige bewoners niet meer in de woning wonen, het gebruik van de woning in strijd is met het bestemmingsplan. Zodra de constatering gedaan wordt dat de huidige bewoners er niet meer wonen, zal de aanduiding “noodwoning worden geschrapt uit het bestemmingsplan en op gebruik handhavend worden opgetreden wanneer de bewoning hervat wordt. B3. Beeldontwikkelingsplan (c.q. landschapsontwikkelingsplan) Tegelijk met het vaststellen van het bestemmingsplan wordt een beeldontwikkelingsplan vastgesteld. Dit plan bevat richtlijnen voor landschappelijke inpassing van bebouwing en ondersteunende voorzieningen. Deze richtlijnen zijn afgestemd op de aard van de omgeving. Het beeldontwikkelingsplan dient vooral om inhoud te geven aan het motto “Verdien de ruimte”, wat wil zeggen: nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk mits er ook sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst. Er zal in het bestemmingsplan verschillende keren een link worden gelegd met het beeldontwikkelingsplan. Een uitbreiding van een bouwblok kan alleen plaatsvinden als voldaan wordt aan het beeldontwikkelingsplan. Ook zal ten aanzien van wijzigingsbevoegdheden (voorbeeld: uitbreiding van bouwvlakken) en ontheffingen (voorbeeld: kamperen bij boerderij) een link worden gelegd met het
10
beeldontwikkelingsplan. Het beeldontwikkelingsplan wordt zo veel mogelijk gelijktijdig met de besluitvorming van het bestemmingsplan aan u voorgelegd.
B4. Herbestemmen RBV- locaties In de afgelopen periode zijn alle RBV locaties nogmaals tegen het licht gehouden. Er is in december 2009 een voorbereidingsbesluit genomen. Daarna heeft de gemeente voorstellen gedaan om de RBV locaties te herbestemmen. Uitgangspunt was de verplichting van de provincie om het onmogelijk te maken dat de IV tak waarvoor vergoeding is verkregen om te stoppen opnieuw wordt opgestart. De praktijk was weerbarstiger dan het simpelweg de intensieve bestemming eraf halen en bouwblok verkleinen. Per locatie was maatwerk vereist. Zie in dit verband ook onderdeel B7. In het voorontwerp zullen de RBV locaties zijn opgenomen waarover zo veel mogelijk overeenstemming is bereikt met de betrokkenen. Overigens is de wettelijke noodzaak om de RBV locaties voor 1 januari 2011 bestemmingsplanmatig te regelen, vervallen. De provincie heeft in de VR2 opgenomen dat op bouwvlakken waar de RBV- regeling is toegepast intensieve veehouderij slechts mogelijk is “onder overeenkomstige toepassing van de bepalingen met betrekking tot de hervestiging van omschakeling naar intensieve veehouderij (Art. 3.3.8 lid 1)”. Met andere woorden het opnieuw opstarten van de gesaneerde intensieve veehouderijtak is dan niet meer mogelijk. B5. Ondergronds bouwen In het geactualiseerde bestemmingsplan is ondergronds bouwen voor woonbestemmingen alleen nog mogelijk in de vorm van onderkelderen. Dit is mogelijk bij de hoofdbebouwing. Bij de bestemming Wonen is dit de woning en het bijgebouw. Bij bedrijfs-, recreatie of agrarisch verwante bestemmingen, wordt buiten de gevelgrenzen van de woning en de bedrijfsgebouwen te bouwen kelders mogelijk gemaakt met een wijzigingbevoegdheid. Bij agrarische bouwblokken mogen er losse kelders gebouwd worden (denk aan mestkelders en putten). Voor agrarische bedrijfsgebouwen die gebruikt worden om dieren te houden geldt echter op grond van de provinciale verordening ruimte fase 1 de beperking dat ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren. Deze beperking moet in het bestemmingsplan worden overgenomen in de vorm van een gebruiksverbod. Mede om die reden wordt in het bestemmingsplan opgenomen dat bij dergelijke stallen ondergronds alleen mestputten zijn toegestaan.
B6. Schuilhokken in de wei Er is behoefte aan mogelijkheden om buiten bestemmingsvlakken kleine schuilhokken (maximaal 25 m2) voor dieren te bouwen. In artikel 3.2.4. van het geldende bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor gebieden die zijn aangeduid als kernrandgebied. In het nieuwe plan wordt die regeling verruimd maar zullen de schuilhokken moeten voldoen aan het beeldontwikkelingsplan. De precieze regeling zal nog verder worden uitgewerkt. B7. Relatie met intrekken milieuvergunning Als er op een bepaalde locatie gedurende tenminste drie jaar geen bedrijfsmatige – agrarische- activiteiten hebben plaatsgevonden, kan de milieuvergunning worden ingetrokken. In de gevallen dat dit al gebeurd is, ligt het in de rede dat de agrarische bestemming niet meer gehandhaafd blijft. In de meeste gevallen zal de bestemming Wonen worden toegekend.
11
B8. Illegale situaties, bebouwing Er zijn tot op heden in het buitengebied weinig tot geen situaties aangetroffen waarin sprake is van illegale bebouwing, dat wil zeggen bebouwing die zonder bouwvergunning is gebouwd. Wel is er op een behoorlijk aantal plaatsen sprake van gebruik in strijd met de bestemming. Zie hiervoor B9. B9. Illegale situaties gebruik In het bestemmingsplan wordt een handhavingparagraaf opgenomen die gebaseerd zal zijn op het beleid dat de gemeente Someren heeft geformuleerd. In de afgelopen jaren zijn er diverse situaties in beeld gekomen waar sprake is van met het geldende bestemmingsplan strijdige activiteiten. Het gaat om een behoorlijk aantal en het vraagt veel tijd en menskracht om tot een besluit te komen over wat er moet en kan gebeuren. In de gevallen dat handhavend optreden is aangekondigd, zal die lijn worden doorgetrokken. In andere gevallen heeft de gemeente zich het recht voorbehouden om handhavend op te treden (wraking) maar heeft hierbij tevens aangegeven hiervan voorlopig te zullen afzien omdat er misschien mogelijkheden zijn tot legalisatie. De betrokkene zal moeten aantonen of dit het geval is en hij dient daarvoor een volledige onderbouwing aan te leveren waarin alle relevante aspecten worden belicht. Dit is geheel voor zijn rekening en risico en als blijkt dat legalisatie niet mogelijk is, zal alsnog het handhavingtraject worden ingezet. Er moet rekening mee worden gehouden dat bij de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied nog een aantal gevallen afgewerkt moet worden. B10. Netto / bruto bouwvlak Zie ook onderdeel B3, Beeldontwikkelingsplan. Tussen gemeenten en provincie heeft in het verleden een discussie over netto en bruto bouwblok gewoed. Onderwerp van discussie was de vereiste landschappelijke inpassing van bebouwing. Hoort de beplanting binnen het bouwblok thuis met gevolg dat minder bebouwing mogelijk is, of mag de beplanting buiten het bouwblok staan? De VR1 spreekt over maximaal 2,5 hectare bouwvlak (voor precieze mogelijkheden zie bijlage 1) waarvan minimaal 10% landschappelijk inpassing binnen het bouwvlak vereist is. De gemeente Someren hanteert al jaren het principe dat 20% van het bouwvlak (bij uitbreiding) landschappelijk moet worden ingepast. Deze eis was ook makkelijk te stellen omdat er bij bouwblokuitbreiding voldoende ruimte kon worden geschapen om op een goede manier in te passen. Dit gold alleen bij bouwblokuitbreidingen. Bij uitbreidingen binnen het bouwblok of vormverandering was deze eis minder makkelijk te stellen. Een voorgeschreven percentage binnen het bouwblok maakt weliswaar een eind aan de oppervlaktediscussie, maar het geeft echter geen antwoord op de vraag wat in concrete situaties een "goede of aanvaardbare landschappelijke inpassing is". Daarvoor wordt nu een beeldontwikkelingsplan met ontwerprichtlijnen gemaakt. Dat is ook wat de provincie van gemeenten gaat eisen, ook om inhoud te geven aan het begrip ruimtelijke kwaliteitsverbetering dat in de VR2 als dwingende eis bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt voorgeschreven. Bij de verdere ontwikkeling van het beeldontwikkelingsplan zal duidelijk worden, op welke manier bij uitbreiding van een bouwblok landschappelijk zal moeten worden ingepast. Uitgangspunt is de minimale provinciale eis, met mogelijk een verder verplichting naar aanleiding van de uitwerking van het beeldontwikkelingsplan.
B11. Afsplitsing agrarische bedrijfswoning / plattelandswoning
12
In de afgelopen jaren zijn diverse agrarische bedrijfswoningen privaatrechtelijk afgesplitst van de rest van het agrarisch bestemmingsvlak en zij worden nu bewoond door personen die geen enkele binding hebben met het agrarisch bedrijf dat ter plaatse wordt uitgeoefend. Dit is een fenomeen dat niet alleen in de gemeente Someren voorkomt maar ook in veel andere gemeenten. Als de agrarische bestemming ook voor de woning wordt gehandhaafd, is er sprake van strijdig gebruik en kan er ook geen bouwvergunning worden verleend voor verbouwingen aan de woning en bijgebouwen omdat dit in strijd is met de bestemming ‘Agrarisch bedrijf’. Strijd met de bestemming is een verplichte weigeringgrond. Om enerzijds zo veel mogelijk recht te doen aan het beleid dat geldt voor het buitengebied en om anderzijds een praktische oplossing te bieden voor lang bestaande situaties die niet meer zijn terug te draaien, wordt een specifieke regeling voorgesteld waarbij wordt aangehaakt op het wetsvoorstel voor de plattelandswoning van het toenmalig Kamerlid en thans gedeputeerde Van Heugten. Let wel: deze regeling is niet bedoeld om nieuwe situaties van afsplitsing te creëren! We moeten nog nagaan of vanwege dat wetsvoorstel in het bestemmingsplan de term “plattelandswoning” gebruikt kan en mag worden. Immers de status die een plattelandswoning in de zin van het wetsvoorstel krijgt, is anders dan de status die in het bestemmingsplan wordt toegekend. De omschrijving kan als volgt luiden. “een van oorsprong agrarische bedrijfswoning die structureel bewoond wordt door personen die geen ( bedrijfstechnische) relatie hebben met het agrarisch bedrijf dat ter plaatse wordt uitgeoefend.” De woning wordt op de plankaart als zodanig aangeduid. In de doeleindenomschrijving van de bestemming Agrarisch- agrarisch bedrijf dient als een van de doeleinden te worden opgenomen: “bestemd voor plattelandswoning ter plaatse van de desbetreffende aanduiding”. Door dit in de bestemmingsomschrijving op te nemen, is er noch qua gebruik, noch qua bebouwing sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. Er kan dus bouwvergunning worden verleend voor bouwwerkzaamheden aan de woning en bijgebouwen. Belangrijk om te beseffen is dat er geen nieuwe bedrijfswoningen binnen dit bestemmingsplan kunnen worden opgericht (behalve in het uitzonderlijk geval dat er een nieuw bedrijf gevestigd wordt). Het voorstel is om voor een beperkt aantal juridische “probleemgevallen” in het voorontwerp de aanduiding “plattelandswoning” op te nemen. Bij de vaststelling van de eerste actualisatie van het bestemmingsplan, zal blijken of deze constructie juridisch stand houdt. Als dit het geval is zullen meer gevallen op dezelfde manier opgenomen in de eerstvolgende actualisatie. B12. Paardenhouderijen Voorstel is om paardenhouderijen op drie manieren in het bestemmingsplan te regelen. 1) Publieksgerichte Manege: Grote publieksgerichte manege, op grond van de SVBP valt een manege onder de bestemming ‘Sport’. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit bestemmingsplanmatig te regelen. Een dergelijk grote publiekstrekker komt zo weinig voor dat deze een eigen postzegelbestemmingsplan of projectbesluit doorlopen (op dit
13
moment is binnen Heihorsten een manege in ontwikkeling) en deze bestemming kan in de eerstvolgende actualisatie worden opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied. 2) Agrarische bedrijven: fokkerijen, paardenmelkerijen, worden hieronder geregeld. Het gaat hier om productiegerichte bedrijven, zij zullen onder grondgebonden agrarische bedrijven hun bestemming houden (en krijgen). 3) Agrarisch verwante bedrijven: hieronder kunnen functies als stalhouderijen en paardenpensions worden geregeld. Voordeel is dat deze bedrijven in de staat van bedrijven worden opgenomen, waarmee het aantal m2 bebouwing geregeld is. Hiermee kan per geval bekeken worden of de hoeveelheid bebouwing past bij de activiteiten die er plaatsvinden. B13. Bedrijf aan huis / Wonen plus Het college van burgemeester en wethouders heeft naar aanleiding van wat in het buitengebied aan bedrijvigheid wordt geconstateerd, enkele (ongewenste) ontwikkelingen van de laatste jaren en de visie op het revitaliseren van de bedrijventerreinen opnieuw kritisch gekeken naar niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. Het begrip wonen plus (wonen +) is vanuit die discussie geïntroduceerd, dit begrip vervangt het in de vorige nota van uitgangspunten opgenomen begrip “bedrijf aan huis”. De introductie van Wonen + houdt in dat binnen de bestemming wonen en de bebouwing die maximaal binnen deze bestemming is toegestaan een bedrijfje tot milieucategorie II in een (losstaand)bijgebouw gevestigd mag zijn of worden. In het bestemmingsplan zal deze functiewijziging via een ontheffingsmogelijk worden opgenomen. Voor verdere uitwerking zie C7. B14. Cultuurhistorische waardenkaart, Tijdens het proces dat het afgelopen ¾ jaar is doorlopen is geconstateerd dat opstellen van de cultuurhistorische waardenkaart en het ontwikkelen van cultuurhistorisch beleid dat kan worden overgenomen in het bestemmingsplan beter past binnen het proces om tot de vaststelling van beeldontwikkelingsplan te komen. De vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart wordt daarom betrokken in dit proces. Zodra de waardenkaart plus het beleid is vastgesteld, zal de cultuurhistorische waardenkaart juridisch planologisch worden vertaald in de volgende actualisatie (zie ook C1).
Nota van uitgangspunten onderdeel C
C1. beleidsnotitie cultuurhistorie Zie ook B14. Zodra de cultuurhistorische waardenkaart is vastgesteld, zal er verder beleid worden geformuleerd. Dit nieuwe beleid zal worden verwerkt in de volgende actualisatie van het bestemmingsplan Buitengebied. C2. Gebiedsvisie Heihorsten De Heihorsten doorloopt een eigen planproces, met eigen kostenverhaal en planMER. De heihorsten zal te zijner tijd in het bestemmingsplan buitengebied worden meegenomen. C3. Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Het Landbouwontwikkelingsgebied doorloopt een eigen planproces, dat zoveel mogelijk zal worden afgestemd met het proces voor de actualisatie van het bestemmingsplan buitengebied. Er vindt onder andere via de gezamenlijke klankbordgroep afstemming
14
plaats. Ook besluitvorming wordt zo veel mogelijk op elkaar afgestemd. Wanneer het bestemmingsplan voor het LOG gereed is, zal het worden opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied”.
C4. Bestemmingsplan Vlasakkers Planbegrenzing van het bestemmingsplan is aangepast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitspraak gedaan over het bestemmingsplan Vlasakkers. Het bestemmingsplan kan nu in deze actualisatie worden meegenomen. Natuurlijk met inachtneming van de uitspraak van de Raad van State. C5. MAC Lierop Er is onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de motorcrossactiviteiten van MAC Lierop in de Herselse bossen aan het Kerkenhuis in Lierop en de planologisch- juridische situatie hiervan. De motorcrossactiviteiten zijn in strijd met het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Het (archief) onderzoek is er voornamelijk op gericht geweest of er sprake is van verworven rechten en of er door MAC Lierop aanspraak kan worden gemaakt op overgangsrecht. In artikel 0.7 van de voorschriften is het overgangsrecht geregeld. Gebruik van grond en opstallen dat in strijd is met het plan en dat bestaat op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen, mag worden voortgezet. Dit geldt echter niet voor strijdig gebruik dat ook al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan en dat is begonnen nadat dat bestemmingsplan rechtskracht heeft gekregen en waartegen redelijkerwijs nog handhavend kan worden opgetreden. Het geldend bestemmingsplan Buitengebied is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 maart 1999, het besluit van gedeputeerde staten inzake goedkeuring is genomen op 9 november 1999. Dit bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan buitengebied uit 1977. Dit bestemmingsplan is door gedeputeerde staten gedeeltelijk goedgekeurd bij besluit van 11 mei 1977. Dit bestemmingsplan bevatte geen regeling voor de motorcrossactiviteiten zodat deze alleen op basis van het overgangsrecht zouden zijn toegestaan. Op basis van diverse stukken kan geconcludeerd worden dat in de periode vóór 1977 met instemming van gemeentebestuur en Staatsbosbeheer al ruimschoots gebruik werd gemaakt van het terrein in de Herselse bossen voor motorcrossactiviteiten. Het gemeentebestuur heeft nimmer actie ondernomen om tot handhavend optreden over te gaan. De gemeente heeft veeleer medewerking verleend in de vorm van het reguleren van de motorcrossactiviteiten op het betreffende terrein zodat de stelling gerechtvaardigd is dat er sprake is van rechtsverwerking ten opzichte van de mogelijkheid tot handhavend optreden van de gemeente ten aanzien van het gebruik van het terrein als motorcrossterrein. Gezien het voorgaande acht het college het alleszins redelijk om de activiteiten van MAC Lierop in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied expliciet en goed omkaderd te regelen. C6. Nieuw recreatiebeleid Zie ook B1. Het nieuw recreatiebeleid wordt op dit moment ontwikkeld en zal in de volgende actualisatie meegenomen in het bestemmingsplan buitengebied. C7. Verbreding activiteiten buitengebied buiten BIO structuurschets “niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied”
15
Bij de voorbereidingen voor het opstellen van het geactualiseerde bestemmingsplan buitengebied, is geconstateerd dat er relatief veel strijdig gebruik plaatsvindt. Hierbij gaat het vooral gaat om “niet agrarisch verwante bedrijvigheid” op agrarische, agrarisch verwante of woonbestemmingen. “Niet agrarisch verwante bedrijvigheid” bestaat in SVBP 2008 niet, de bestemming wordt in het bestemmingplan “Bedrijf”. In de afgelopen jaren zijn er diverse situaties in beeld gekomen waar sprake is van met het geldende bestemmingsplan strijdige activiteiten. De BIO structuurschets bood voor een aantal gevallen een mogelijkheid tot legalisering van de bedrijvigheid. Het provinciale BIO beleid is met het van kracht worden van de VR1 vervallen. Wel wordt in de VR2 en de structuurvisie in zijn algemeenheid aangegeven dat de provincie, geen provinciaal belang meer ziet in het toestaan van “bedrijvigheid” (tot milieucategorie II) in het buitengebied, onder de voorwaarde dat er geïnvesteerd wordt in ruimtelijke kwaliteit. Dit is in de kern van wat de gemeente Someren heeft geformuleerd in de BIO structuurschets. Onder andere naar aanleiding van het vervallen van het provinciale BIO beleid, het geconstateerde strijdige gebruik, enkele (ongewenste) ontwikkelingen van de laatste jaren en de visie op het revitaliseren van de bedrijventerreinen, is er door het college van B&W opnieuw kritisch gekeken naar het beleid ten opzichte van “niet agrarische bedrijvigheid” in het buitengebied. Het nu geldend beleid ten opzichte van bedrijvigheid in de gemeente Someren staat verwoord in: • Bestemmingsplan buitengebied ‘98 • Buitengebied in Ontwikkeling Structuurschets (BIO) • Recreatie en toerisme (in ontwikkeling) • BIO Structuurvisie (juli 2010) • Structuurvisie van de provincie (dec 2010) • Visie bedrijventerreinen (mei 2009) Belangrijke uitgangspunten die vanuit de discussie door het college zijn geformuleerd zijn; functioneel is het buitengebied voor: 1) De agrariërs 2) Agrarisch verwante bedrijven 3) Recreatie en toerisme 4) Wonen Met andere woorden “niet agrarisch verwante bedrijven” horen in principe thuis op het bedrijventerrein. Het college stelt hiermee impliciet voor nadrukkelijker te willen gaan handhaven op het gebruik zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De functionele onderverdeling in het buitengebied vinden we in verschillende beleidsdocumenten terug (reconstructieplan, recreatievisie, ruimte voor ruimte beleid etc.). Niet agrarische bedrijvigheid vinden we terug in het BIO beleid. Het beleid ten opzichte van niet agrarische bedrijvigheid is in de BIO structuurschets en BIO structuurvisie is opgenomen. Een “zwart-witte” uitleg van het uitgangspunt dat deze bedrijvigheid niet in het buitengebied thuishoort, wijkt af van dit beleid. Een zeer grove inventarisatie van de omvang van de “niet agrarische bedrijvigheid”, via een lijst van de kamer van koophandel levert ongeveer 300 bedrijven op. Hiervan zijn er ongeveer 100 rechtstreeks bestemd. Bij 200 gevallen zou er potentiële strijdigheid met het bestemmingsplan zijn. Een zeer “zwart-witte” doorvoering van dit uitgangspunt stuit daarmee op praktische bezwaren. In de eerste plaats zijn er ongeveer 100 niet agrarisch verwante bedrijven in de loop der jaren bestemd. Deze bedrijven hebben rechten en zullen (moeten) worden gerespecteerd. Daarnaast zijn er veel bedrijven al vele jaren (al dan niet met medeweten
16
van de gemeente) gevestigd en moet er per geval onderzocht worden of er geen rechtsverwerking heeft plaats gevonden. Het college geeft ook een duidelijke nuancering aan, dat niet alle niet agrarisch verwante bedrijvigheid in principe thuis hoort op het bedrijventerrein. Met name voor de kleine zelfstandigen die beperkte opslag bij hun huis hebben en niet onder een zware milieucategorie vallen (zoals, stukadoors, hoveniers, assemblage, timmerbedrijfjes, stratenmakers), zou er in het buitengebied een mogelijkheid moeten zijn om hun bedrijfsvoering te kunnen laten plaatsvinden. Omdat de provincie in de VR2 aangeeft deze functionele verandering niet meer als provinciaal belang te zien, is dit niet per definitie in strijd met provinciaal beleid. Zoals eerder in deze nota aangegeven zal er rekening mee moeten worden gehouden dat bij deze vaststelling van het geactualiseerde bestemmingsplan Buitengebied voor een aantal gevallen waar strijdig gebruik is geconstateerd er nog geen besluit genomen kan worden, omdat een en ander verder dient te worden onderzocht of uitgewerkt. In de handhavingparagraaf bij het bestemmingsplan zal hier verder op worden ingegaan. Om toch aan te geven in welke richting het college denkt, zijn de volgende uitgangspunten gedefinieerd: 1) Vasthouden aan het beleid om de nu bestemde niet agrarisch verwante bedrijven, niet verder uit te breiden. Bij de wens tot verdere uitbreiding van de bebouwing (die in maximale maat in de lijst van bedrijven is opgenomen), wordt het bedrijf geadviseerd naar een bedrijventerrein uit te wijken. 2) Een zo ruim mogelijke definitie van een “agrarisch verwant bedrijf”. De provincie heeft van buurgemeente Gemert- Bakel de volgende definitie goedgekeurd: Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin wordt gebruik gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, waar dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen een en ander met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, - pensions, -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en agrarische proefbedrijven. Binnen deze definitie kunnen bedrijven die thuishoren in het buitengebied hun activiteiten ontplooien.
3) de introductie van Wonen +: (zie ook B13) Binnen de bestemming wonen en zijn bebouwingsmogelijkheden mag een bedrijf tot milieucategorie II in een bijgebouw gevestigd zijn of worden. In het bestemmingsplan zal deze functiewijziging via een ontheffingsmogelijkheid worden opgenomen. Een aandachtspunt dat nog verder dient te worden uitgewerkt: in de huidige situatie zijn een aantal bedrijven al “illegaal” gevestigd in het buitengebied. Vaak zijn er meer (bij)gebouwen gerealiseerd dan de 100m2 die bij woningen standaard wordt. Nieuwe aanvragen zullen moeten voldoen aan de sloopbonus regeling om meer bebouwing vergund te krijgen. Als de “illegale situaties” via deze regeling rechtstreeks worden gelegaliseerd zouden zij dan worden “beloond” voor “illegaal” gedrag. Dit past niet binnen het “verdien de ruimte principe” van dit bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf zal hierop dieper worden ingegaan. 4) Voor een aantal bouwblokken is strijdig gebruik geconstateerd, en is na een eerste scan geconstateerd dat die bedrijven niet onder de (verruimde) agrarisch
17
verwante definitie of Wonen + kunnen worden geschaard. Hier zal moeten worden gehandhaafd of een maatwerkoplossing dienen te worden gevonden. Vanwege het aantal, de omvang en complexiteit van deze zaken, kan niet verwacht worden dat deze zaken allemaal in deze actualisatie van het bestemmingsplan worden meegenomen. Bij constatering van strijdig gebruik zullen deze bedrijven wel in de handhavingparagraaf worden genoemd, deze bedrijven zullen ook worden gewezen op het strijdig gebruik ten opzichte van het bestemmingsplan. Daardoor zal er geen rechtsverwerking kunnen ontstaan.
Bijlage(n):
1) consequenties VR1 voor intensieve veehouderij 2) inspraakreactie gemeente Someren VR2 3) nieuwe planbegrenzing BP buitengebied 4) planning 5) nota van uitgangspunten deel 1 (d.d. 28 februari 2010)
18