Nota behandeling zienswijzen bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Brummen
Oktober 2009 INT09.0129/AO
2
Nr. 1.
Zienswijze J.A. Veeneman-Liefferink Lichtenbeltweg 1 6974 LA LEUVENHEIM Op perceel Lichtenbeltweg 1 is de bestemming wonen aangegeven. Op het perceel wordt een bedrijf uitgeoefend, namelijk VOF Stal Lichtenberg. Gevraagd wordt de bestemming wonen te wijzigen in een bedrijfbestemming waarbinnen de activiteit is toegestaan.
Antwoord
Het perceel heeft op grond van het bestemmingsplan Buitengebied 1982 een agrarische bestemming met een agrarisch bouwperceel. In februari 1992 is een bouwvergunning verleend voor (demontabele) paardenboxen. In juni 1992 is bouwvergunning verleend voor het bouwen van een africhtingstal (ongeveer 1465 m2). Uiteindelijk is de africhtingstal in 2002 gerealiseerd. Ter plekke is nu een veehandelsbedrijf/ paardenhouderij actief. De in het ontwerpplan opgenomen bestemming wonen is niet in overeenstemming met de ter plekke aanwezige activiteiten die met de daarvoor benodigde vergunningen tot stand zijn gekomen. De bestemming Wonen zal worden gewijzigd in de bestemming Bedrijf (niet-agrarisch). In bijlage A zal als feitelijke bedrijvigheid worden opgenomen veehandelsbedrijf/ paardenhouderij. Het maximaal bebouwd oppervlak bedraagt 1555 m2. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de bestemming Wonen van perceel Lichtenbeltweg 1 te wijzigen in de bestemming Bedrijf waarbij in bijlage A als feitelijke bedrijvigheid veehandelsbedrijf/ paardenhouderij wordt opgenomen en als maximaal bebouwd oppervlak 1555 m2.
2.
Gerry van der Meulen/Theo Groen Karel van Gelreweg 27 6961 LA EERBEEK Bij de woning Karel van Gelrestraat 27 is een deel van de bij de woning behorende tuin bestemd als agrarisch. Gevraagd wordt de agrarische bestemming te wijzigen in wonen.
Een deel van de tuin die bij de woning behoort, heeft de bestemming agrarisch. Voor dit deel zal de bestemming agrarisch worden gewijzigd in de bestemming wonen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding een stukje grond met de bestemming agrarisch te wijzigen in de bestemming wonen.
3.
Ir. R.J. Hoevers Weg langs het Vrouwengoed 4 6971 LP BRUMMEN Opgemerkt wordt dat de intekening van de woning niet klopt met de werkelijkheid. In 2006 is een bouwvergunning afgegeven voor nieuwe woning.
Appellant merkt terecht op dat de op de ondergrond aangegeven bebouwing (voormalig schuurtje) afwijkt van de bestaande situatie. Een nieuw gebouwde schuur is niet te zien op de ondergrond en maakt ook geen deel uit van de bestemming wonen. De bestemming wonen wordt zodanig aangepast dat de nieuw gebouwde schuur daar ook binnen past. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de bestemming wonen van perceel Weg langs het Vrouwengoed 4 aan te passen.
3
4.
E.H. Wunderink Dorpsstraat 20 6964 AB HALL Gevraagd wordt om de bestemming bos te wijzigen in agrarisch zodat er een kleine camping in combinatie met een kerstboomkwekerij kan worden gestart.
Een minicamping kan met een ontheffing worden toegestaan. Voor het toestaan gelden diverse criteria. Een van de criteria is dat een minicamping uitsluitend is toegestaan bij veeteelt- en akkerbouwbedrijven. Niet bij boom- of sierteeltbedrijven. Appellant wil de minicamping opstarten bij een kerstboomkwekerij. Het bestemmingsplan biedt daarvoor geen mogelijkheden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
5.
Fa. Hissink & Zonen Buurtweg 42 6971 KM OEKEN Gevraagd wordt om aansluitend aan de bedrijfsbestemming gronden met een agrarische bestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming. Het betreffende deel moet worden gebruikt voor laden en lossen en het parkeren van nog te repareren tractoren en machines en tijdelijke opslag van containers. Het terrein is aan de zuiden oostzijde deels onttrokken aan het zicht door een groenstrook. Ook aan de noordzijde wordt een groenstrook gerealiseerd.
Perceel Buurtweg 42 heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming bedrijf. In bijlage A staat als feitelijke bedrijvigheid Loonwerk/landbouwmechanisatie bedrijf aangegeven. Voor het bedrijf is het bestemmingsvlak zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan aangehouden. Gronden aan de noordoost- en oostzijde van het perceel die vallen buiten het bestemmingsvlak worden momenteel al gebruikt voor diverse vormen van opslag ten behoeve van het bedrijf. Vooralsnog zullen wij hier handhavend tegen optreden. Wel heeft de provincie aangegeven dat het beleid voor bedrijven met een duidelijke relatie met het buitengebied, waaronder loonwerk/ landbouwmechanisatiebedrijven, enige mogelijkheid biedt om uit te breiden. Wij geven appellant de gelegenheid om een onderbouwd verzoek in te dienen waarom er uitbreiding moet plaatsvinden. Op voorhand merken wij op dat het gebruik dat nu in strijd met het bestemmingsplan plaatsvindt naar onze mening een uitbreiding is die, in relatie met het bestemmingsvlak, veel te omvangrijk is. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
6.
M.J. Dorgelo C.J. Slaaf Horsterdijk 1 Horsterdijk 3 6961 KP EERBEEK 6961 KP EERBEEK Gevraagd wordt om de woonbestemming van perceel Horsterdijk 1 te wijzigen zodat twee woningen zijn toegestaan. Het bestemmingsplan laat nu 1 woning toe. In de huidige situatie zijn er echter 2 woningen. Gevraagd wordt het bestemmingsplan te wijzigen in 2W.
Perceel Horsterdijk 1 betreft een voormalig agrarisch bouwperceel dat in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming wonen heeft gekregen. Het bestemmingsplan laat 1 woning toe. In het bestemmingsplan zijn bestaande woningen als zodanig bestemd. Ook is in het buitengebied aan een aantal woonsituaties (waar het niet ging om bestaande woningen) een woonbestemming toegekend. Het gaat daarbij om situaties waarin een pand in de periode tussen eind februari 1999 (eerste nieuwe WOZ- waarde beschikking) en 23 oktober 2007
4
(besluitvorming inspraakplan bestemmingsplan Buitengebied) als zelfstandige woonruimte is aangemerkt en aangeslagen en/of de belanghebbende kan aantonen dat het gebruik als woning onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan valt en dat tot op heden sprake is geweest van een onafgebroken gebruik van het verblijf als woning. Daarvan is in het geval van appellant geen sprake. Voor het uitbreiden van het aantal woningen biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid van woningsplitsing. Hierbij kan een woning/woonboerderij met een inhoud van minimaal 900 m3 worden gesplitst in twee wooneenheden. Om te kunnen splitsen zal voldaan moeten worden aan de in het bestemmingsplan opgenomen criteria. Naast de mogelijkheid van splitsing wordt gewezen op het rood voor rood beleid. Dat beleid, dat op dit moment wordt opgesteld, houdt kort gezegd in dat na afbraak van een minimale oppervlakte (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing de mogelijkheid bestaat een extra woning te realiseren. Zodra dit beleid is vastgesteld zou voor de situatie van appellant bekeken kunnen worden of het beleid een mogelijkheid biedt om een extra woning op het perceel te realiseren. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 7.
Henk en Joke Achterkamp Koffie en theeschenkerij “De Hommel” Hommelstraat 3 7399 RK EMPE De koffie en theeschenkerij is in 2003 geopend. De vele aanvragen maken het noodzakelijk dat er een uitbreiding plaatsvindt. De uitbreiding kan worden gerealiseerd in de al bestaande hooiberg/4roedige hooibergschuur. In de huidige situatie is er in de binnenaccommodatie ruimte voor 24 personen. Door de uitbreiding is het mogelijk ruimte te bieden aan maximaal 50 personen
5
In 2003 is een vrijstelling verleend ex artikel 19 lid 1 WRO om een theeschenkerij op perceel Hommelstraat 3 mogelijk te maken. De vrijstelling had betrekking op een gedeelte van de woning en de tuin. Gevraagd wordt om de hooibergschuur (waarvoor in 2007 bouwvergunning is verleend) ook te kunnen gebruiken voor de theeschenkerij. Perceel Hommelstraat 3 heeft in het ontwerpplan de bestemming wonen met de aanduiding T2 . De betreffende aanduiding betekent dat maximaal 100 m2 van de bebouwing alsmede de tuin gebruikt mag worden voor theeschenkerij. De bestemming wonen, staat het uitoefenen van beroepen en bedrijven aan huis bij recht toe tot 50 m2. Daarnaast is er een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om 100 m2 extra toe te staan (in bestaande bebouwing). Wat er kan is afhankelijk van het feit in welk gebied, zoals aangegeven op plankaart 3, een perceel ligt. Perceel Hommelstraat 3 is op plankaart 3 aangegeven als “ agrarisch gebied”. In bijlage M bij de regels is aangegeven dat als bedrijf aan huis een theeschenkerij (lichte horecavoorzieningen) kan worden uitgeoefend. Op perceel Hommelstraat 3 is het op grond van het bestemmingsplan toegestaan 100 m2 bebouwing (en de tuin) te gebruiken voor een theeschenkerij. Er wordt nu ongeveer 50 m2
bebouwing voor de theeschenkerij gebruikt. De oppervlakte van de hooibergschuur bedraagt 75 m2. De totale oppervlakte voor de theeschenkerij komt daarmee op 125 m2. Op het terrein is voldoende parkeergelegenheid. De beoogde uitbreiding heeft geen effect op omliggende agrarische bedrijven. Planologisch bestaan er geen bezwaren om mee te werken aan het gebruik van de hooibergschuur als theeschenkerij. Wel appellant ervoor te zorgen dat er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt geboden. In de regels zal bij de aanduiding T2 worden opgenomen 125 m2. Voor de huidige theeschenkerij is een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet, brandveiligheid verleend. Deze vergunning moet worden aangepast. Hiertoe dient appellant zich te wenden tot de afdeling Vergunningen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding voor perceel Hommelstraat 3 in de regels op te nemen dat maximaal 125 m2 bebouwing mag worden gebruikt voor een theeschenkerij. Als voorwaarde wordt gesteld dat appellant op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid realiseert. 8.
G.R. Simon Plagweg 16 7399 RN EMPE Gevraagd wordt om bedrijfsmatig paarden te kunnen houden. Het betreft een kleinschalige paardenhouderij voor fokken, trainen en handel in paarden. Het perceel is inmiddels enorm opgeknapt. Oude ontsierende gebouwen zijn verwijderd.
Perceel Plagweg 16 heeft in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied een agrarische bestemming met een agrarisch bouwperceel. Er is in 2006 vrijstelling verleend om de (voormalige) agrarische bedrijfswoning te gebruiken voor burgerbewoning. Ten tijde van de aanvraag om vrijstelling ging appellant ervan uit dat er alleen sprake zou zijn van hobbymatig agrarisch gebruik. Appellant wil echter bedrijfsmatig paarden houden om een kleinschalige paardenhouderij voor fokken, trainen en handel in paarden te starten. Appellant heeft hiertoe een melding Besluit Landbouw gedaan. Op basis van deze melding kunnen maximaal 20 paarden op het perceel worden gehouden. Door appellant zijn inmiddels een aantal oude bedrijfsgebouwen afgebroken. Gelet op het voorgaande wordt voorgesteld om, net als in het vigerende bestemmingsplan, perceel Plagweg 16 een agrarisch bouwperceel te geven. Aangezien het om kleinschalige bedrijfsmatige agrarische activiteiten gaat wordt de omvang van het bouwperceel daarop afgestemd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de bestemming wonen van perceel Plagweg 16 te wijzigen in een agrarisch bouwperceel.
9.
G.W.H. Nijskens en F.S. NijskensTangali Holthuizerweg 1 6971 JE BRUMMEN
6
Door de gemeente is in principe ingestemd om perceel Holthuizerweg 1 te wijzigen in wonen. In de overeenkomst met gemeente is vastgelegd dat dit geldt voor de percelen sectie I, nummer 171 en 508. In het ontwerpbestemmingsplan is slechts deel van het perceel aangegeven als wonen. Gevraagd wordt om genoemde percelen de bestemming wonen te geven
De bestemming agrarisch gebied met beperkte bebouwing (bestemmingsplan Buitengebied 1982) van perceel Holthuizerweg is in 1996 gewijzigd in de bestemming duivenkwekerij. Ter plekke geldt nu het bestemmingsplan Buitengebied Holthuizerweg 1. 1994. In 2008 hebben appellanten verzocht een principebesluit te nemen om de functie wonen op het perceel mogelijk te maken. Op 27 mei 2008 heeft het college van B&W besloten om in principe in te stemmen om de functie van perceel Holthuizerweg 1 te wijzigen naar wonen. Het omzetten naar een woonfunctie past binnen de voorwaarden van de Keuzenota Buitengebied. Met appellanten is afgesproken dat de wijziging meegenomen zal worden in het bestemmingsplan Buitengebied. In de door appellanten ondertekende overeenkomst wordt gesproken over wijzigen van de bestemming duivenkwekerij naar wonen van de kadastrale percelen Brummen sectie I nummers 171 en 508. In het ontwerpplan is slechts een deel van deze kadastrale percelen bestemd als wonen. De bestemming wonen wordt aangepast zodat deze bestemming op de kadastrale percelen Brummen sectie I nummers 171 en 508 komt te liggen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de kadastrale percelen Brummen sectie I nummers 171 en 508 de bestemming wonen te geven.
10.
G.H. Brom Grolweg 6 6964 BL HALL Gevraagd wordt een theetuin/schenkerij op perceel Grolweg 4/6 te kunnen vestigen. In 2005 is ook verzoek ingediend maar afgewezen. Uit nieuwe bestemmingsplan blijkt dat er nu meer mogelijkheden zijn.
Perceel Grolweg 6 heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming wonen. De bestemming wonen, staat het uitoefenen van beroepen en bedrijven aan huis toe. Wat er kan is afhankelijk van het feit in welk gebied, zoals aangegeven op plankaart 3, een perceel ligt. Perceel Grolweg 6 is op plankaart 3 aangegeven als “ agrarisch gebiedwaardevol landschap”. In bijlage M bij de regels is aangegeven dat als bedrijf aan huis een theeschenkerij kan worden uitgeoefend. De maximale bebouwde oppervlakte die hiervoor mag worden gebruikt is 50 m2. Of daadwerkelijk een theeschenkerij kan worden gestart is ondermeer afhankelijk van de toename van de verkeersintensiteit, het verkrijgen van een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet, brandveiligheid. Met een ontheffing is eventueel een grotere oppervlakte mogelijk. Indien appellant het voornemen heeft een theeschenkerij te starten kan hij zich na het inwerkingtreden van het bestemmingsplan wenden tot de afdeling Vergunningen. Daar kan getoetst worden of zijn plannen binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan te realiseren zijn. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot
7
aanpassing van het plan. 11.
12.
J.A.J. Blom Eerbeekseweg 20 6971 LB BRUMMEN De bestemming Bos met natte natuurwaarden (BO-N) op populierenbossen tussen de Eerbeekseweg en Knoevenoordstraat is naar de mening van appellant onterecht. De bossen zijn in de periode 1978-1988 ingeplant op landbouwgrond met het oog op houtproductie. Deze bossen zouden bestemming (multifunctioneel) bos moeten hebben. Argumenten hiervoor zijn: eigenaar heeft destijds ingeplant voor houtproductie en niet voor de ontwikkeling van natuur; de natuurwaarden staan in geen verhouding met de in het bestemmingsplan beschreven natuurdoeltypen; appellant wil weten waarop de waardering van natuurwaarden is gebaseerd; de bestemming legt extra beperkingen op omliggende landbouwgronden die appellant in gebruik heeft. Gevraagd wordt om bestemming BO-N te wijzigen in Bos E.F. Gierman Weg over ’t Hontsveld 26 7399 RK EMPE In het vigerende bestemmingsplan heeft perceel Weg over ’t Hontsveld 26 een agrarische bestemming met een agrarisch bouwperceel. In het ontwerpbestemmingsplan is de bestemming gewijzigd in wonen. Appellant vraagt het agrarisch bouwperceel in stand te laten. De bedrijfsgebouwen op het perceel worden gebruikt ten behoeve van de agrarische gronden rondom het perceel.
In het bestemmingsplan Buitengebied 1982 waren de betreffende bosjes bestemd als ‘Bos van landschappelijke waarde’. Het meest zuidoostelijk gelegen bosje was bestemd als ‘bos van natuurwaarde en landschappelijk waarde’. Eenzelfde beeld laat de natuurinventarisatie zien (zie bijlage 1). De meeste bosjes zijn hierin benoemd als “bos”, met uitzondering van hetzelfde bosje als hiervoor genoemd, waarvoor ook een natuurwaarde is aangegeven. Het streekplan maakt geen onderscheid en noemt alles EHSnatuur. De bosjes maken geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De opmerking van appellant is terecht. De bestemming van de genoemde bosjes wordt gewijzigd in ‘Bos’, met uitzondering van het zuidoostelijk gelegen bosje, dat de bestemming ‘BO-N’ blijft houden. Voorstel: De bestemming van de genoemde bosjes wordt gewijzigd in ‘Bos’, met uitzondering van het zuidoostelijk gelegen bosje, dat de bestemming ‘BO-N’ blijft houden.
De bedrijfsgebouwen op het perceel worden inderdaad gebruikt voor het agrarisch gebruik van de omliggende gronden. Het perceel had in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1984 een agrarisch bouwperceel. Er is voor de agrarische activiteiten een melding gedaan op grond van het Besluit Landbouw. De bestemming wonen, zal worden gewijzigd in een agrarisch bouwperceel binnen de bestemming agrarisch met landschapswaarden. Aangezien het om kleinschalige bedrijfsmatige agrarische activiteiten gaat wordt de omvang van het bouwperceel daarop afgestemd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de bestemming wonen van perceel Weg over ’t Hontsveld 26 te wijzigen in een agrarisch bouwperceel.
13.
A. Hoetink Brederietweg 6 7399 RG EMPE Gevraagd wordt perceel 169 aan te merken als woonbestemming. Van agrarisch gebruik is sinds 1995/1996 geen sprake meer. In 1999 heeft appellant het betreffende perceel aangekocht. Sindsdien is het in gebruik als tuin, erf en voor hobby. De zwemvijver is natuurpoel geworden.
Van agrarisch gebruik is, zoals appellant stelt, al geruime tijd geen sprake meer. Uit luchtfoto’s blijkt dat dit deel van het perceel al vele jaren wordt gebruikt als tuin met daarin een vijver/poel. De bestemming agrarisch zal voor dat deel worden gewijzigd in de bestemming wonen. Voorstel:
8
De zienswijze geeft aanleiding om de bestemming van perceel 169 te wijzigen van agrarisch naar wonen. 14.
Vof Schoonman Willems Cortenoeverseweg 133 6971 JL BRUMMEN In 2007 is een verzoek tot vrijstelling ex. artikel 19 lid 1 WRO ingediend. Door de gemeente is besloten hier in principe aan mee te werken. Vanwege het ontbreken van een toetsingskader voor ammoniak is de procedure tot op heden niet opgestart. Gevraagd wordt om de vergroting van het agrarisch bouwperceel mee te nemen in het vast te stellen bestemmingsplan.
In principe bestaat er nog steeds de bereidheid om mee te werken aan het starten van een procedure. Voorwaarde is dat dan via een ruimtelijke onderbouwing moet zijn aangetoond dat aan alle relevante voorwaarden wordt voldaan. Probleem tot nu toe is het ontbreken van een toetsingskader voor ammoniak. Daardoor is door appellant de procedure nog niet opgestart. Zodra door appellant een ruimtelijke onderbouwing met alle daarbij behorende relevante informatie wordt aangeleverd zullen wij, nadat de stukken akkoord zijn bevonden, de benodigde planologische procedure opstarten. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
15.
F.W. van Ardenne en H.L. Blok Hoevesteeg 50 6975 AG TONDEN (mede namens dhr. en mw. Van Heerden, Hoevesteeg 38 te Tonden) Appellanten vragen zich af waarom het stukje groen langs de Tondense beek de aanduiding weg heeft gekregen. Het kan toch niet bedoeling zijn dat een stukje groen een verkeersbestemming krijgt. Aan de gemeente is diverse malen gevraagd om het betreffende stukje groen over te nemen. Verzocht wordt om het betreffende stukje groen een bestemming groen te geven.
Voor de bestemming verkeer is gebruik gemaakt van de wegenlegger. Alle daarin aangegeven wegen (al dan niet verhard) zijn openbare wegen en dienen als zodanig in het bestemmingsplan te worden opgenomen. In het door appellanten aangegeven tracé is een kleine afwijking geconstateerd. De bestemming verkeer (aanduiding Onverharde weg) moet tot aan perceel Hoevesteeg 36 lopen. Op de plankaart loopt de bestemming verkeer (ON) tot aan perceel Hoevesteeg 34. De bestemming verkeer vanaf het begin van Hoevesteeg 36 tot aan perceel Hoevesteeg 34 zal worden verwijderd en krijgt een agrarische bestemming.
Voorstel: De bestemming verkeer vanaf het begin van Hoevesteeg 36 tot aan perceel Hoevesteeg 34 zal worden gewijzigd in een agrarische bestemming. 16.
Fam. Te Kamp-Beltman Langedijk 8 6964 CJ HALL Gevraagd wordt om het huidige agrarische bouwperceel te vergroten conform bijgevoegde plattegrond. Het huidige bouwperceel is veel te krap.
Bij de agrarische bouwpercelen is in eerste instantie gekeken naar het bouwperceel zoals deze in het geldende bestemmingsplan is opgenomen. Vervolgens is gekeken of er binnen dat bouwperceel nog ruimte bestaat voor uitbreiding. In het geval van appellant is het bouwperceel inderdaad wat krap bemeten. De lengte van het bouwperceel is beperkter dan van het vigerende bouwperceel. Het bouwperceel zal iets worden uitbreid. Voor
9
zover de lengte wordt aangepast aan het vigerende bouwperceel is er eigenlijk geen sprake van uitbreiding. De echte uitbreiding zit in hoofdzaak aan de achterzijde. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel Langedijk 8 iets te vergroten. 17.
Erik en Miranda Wensink Lendeweg 6a 6964 CK HALL Appellanten vinden de mogelijkheden voor nevenactiviteiten in de landgoederenzone te beperkt. Zij willen graag naast hun agrarische bedrijf een kleinschalig agrarisch kinderdagverblijf starten. In de landgoederenzone zijn als nevenactiviteit met name veel recreatieve functies toegestaan. Wat betreft dienstverlening zijn de functies beperkt. Een kinderdagverblijf is uit milieuhygiënisch oogpunt gelijk te stellen met functies die wel zijn toegestaan in de landgoederenzone. Gevraagd wordt als nevenactiviteit in de landgoederenzone ook kinderopvang (crèche/peuterspeelzaal) toe te staan.
Het is niet de bedoeling geweest om uitputtend alle toegestane nevenfuncties op te nemen in bijlagelijst M (toegelaten functies). Dit omdat de kans bestaat dat iemand met een verzoek komt dat net niet past binnen de lijst maar op zich acceptabel kan zijn. Daarom is als toetsingscriteria om een ontheffing te verlenen voor niet-agrarische nevenactiviteiten opgenomen dat naast functies opgenomen in de bijlagelijst M ook functies worden toegelaten die in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn. Kinderopvang (crèche/peuterspeelzaal) is een nevenactiviteit die in milieuhygiënisch opzicht gelijk te stellen is aan wel toegelaten nevenactiviteiten. Het expliciet opnemen van deze functie is wat ons betreft niet noodzakelijk. De opgenomen lijsten zijn namelijk niet uitputtend bedoeld. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
18.
a.
J.J. Gemmink Zutphensestraat 203 6971 JT BRUMMEN Appellant heeft in december 2007 een mondelinge reactie ingediend. Deze is schriftelijk vastgelegd maar niet meegenomen bij nota inspraak en vooroverleg. Gevraagd wordt deze mondelinge reactie mee te nemen als zienswijze. In de mondelinge reactie informeert appellant naar de omvang van zijn bouwperceel en wat de gevolgen zijn van het voorkeursrecht voor de bouwmogelijkheden op zijn perceel. Appellant wil enkele schuren afbreken en herbouwen op gronden aansluitend aan het bouwperceel. Appellant vraagt of dit kan. Tenslotte vraagt appellant of de 350 m2 voor nevenactiviteiten geldt voor bebouwing of ook gebruik dat niet gepaard gaat met bebouwing.
De omvang van het agrarisch bouwperceel bedraagt 14944 m2. Het voorkeursrecht heeft geen gevolgen voor de bouwmogelijkheden op het bouwperceel. Het is niet mogelijk om schuren te herbouwen buiten het bouwperceel. Wel is in het bestemmingsplan een ontheffingsmogelijkheid opgenomen dat een bouwperceel, onder voorwaarden, aan een zijde met maximaal 300 m2 kan worden uitgebreid. Ook het gedeeltelijk van vorm veranderen van een agrarisch bouwperceel is onder voorwaarden mogelijk. De omvang van het agrarisch bouwperceel dient in een dergelijk geval gelijk te blijven. De 350 m2 voor nevenactiviteiten heeft betrekking op bebouwing. Dat ook een deel van de onbebouwde grond van een bouwperceel gebruikt wordt voor de nevenactiviteit (bijvoorbeeld voor parkeren) is toegestaan mits het maar om ondergeschikt gebruik gaat. In de regels zal duidelijker worden opgenomen dat de 350 m2 van de nevenactiviteiten betrekking heeft op bebouwing. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in de regels duidelijker op te nemen dat de 350 m2 van de nevenactiviteiten bij agrarische
10
b.
c.
19.
20.
In het bestemmingsplan is een bouwperceel opgenomen van ongeveer 1,3 hectare. Gelet op de groeiplannen van het bedrijf is dit onvoldoende. Er is ruimte nodig voor opslag van akkerbouwproducten en de berging van machines. De uitbreiding wordt onderbouwd met een businessplan.
Aantal bedrijfsgebouwen bevindt zich op enige afstand van bedrijfswoning. Appellant wil graag herbouwen dichter bij de woning. Op deze gronden ligt nu geen agrarisch bouwperceel. Appellant verzoekt het agrarisch bouwperceel aan te passen. Dhr. en mw. Van Wijnen Spankerenseweg 53a 6974 BB LEUVENHEIM In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1982 ligt het agrarisch bouwperceel direct langs een ontsluitingsweggetje. In het ontwerpbestemmingsplan zit er een strookje agrarische grond tussen het ontsluitingsweggetje en het bouwperceel. Gevraagd wordt om dit strookje conform het vigerende bestemmingsplan weer toe te voegen aan agrarisch bouwperceel.
SDW Stort Doonweg b.v. Postbus 13 6990 AA EERBEEK In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1982 heeft de stortplaats aan de Doonweg de bestemming “stortplaats”. Het betreft hier een stortplaats van twee papierfabrieken waar al enkele jaren niet meer wordt gestort. In het ontwerpbestemmingsplan heeft deze locatie de bestemming bos en maakt onderdeel uit van de EHS. De aanwezigheid van stortplaats strookt niet met de gegeven bestemming. De bestemming bos (en ligging in EHS) maakt een goede eindstatus van de
11
bedrijven betrekking heeft op bebouwing. Door appellant is een rapportage aangeleverd waarin de beoogde uitbreiding wordt onderbouwd. Gelet op deze onderbouwing vinden wij enige uitbreiding van het bouwperceel acceptabel. In het bestemmingsplan zal een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om een bouwperceel met maximaal 0,5 hectare uit te breiden. De door appellant aangeleverde onderbouwing vinden wij voldoende basis om het bouwperceel 0,5 hectare uit te breiden. Onder a is aangegeven dat in het plan ook ontheffingsmogelijkheden zijn opgenomen om het bouwperceel gedeeltelijk te overschrijden met bebouwing of de vorm van het bouwperceel te veranderen. Ook dat biedt appellant in de toekomst nog mogelijkheden. Mochten ontheffingen in de toekomst geen oplossing bieden dan kan appellant een verzoek om herziening indienen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel Zutphensestraat 203 met 0,5 hectare uit te breiden. Zie beantwoording onder a en b.
Er bestaan geen bezwaren om het strookje weer toe te voegen aan het bouwperceel. Het strookje is op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied ook agrarisch bouwperceel. Een groot deel van de strook is al op basis van het vigerende bestemmingsplan agrarisch in gebruik. Het strookje zal weer aan het bouwperceel worden toegevoegd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel Spankerenseweg 53a iets te vergroten.
Zoals appellant terecht opmerkt heeft de (voormalige) stortplaats aan de Doonweg in het vigerende bestemmingsplan de bestemming “stortplaats” . Al wordt er enkele jaren niet meer gestort en is er feitelijk geen sprake meer van een stortplaats toch zijn wij het met appellant eens dat de bestemming bos niet de meest passende bestemming is. Nu appellant in overleg is met de provincie over verlenging van de milieuvergunning en er daarnaast ook gedacht wordt aan sanering van de stortplaats zijn wij bereid om de
stortplaats zowel technisch als economisch onhaalbaar. Stort Doonweg b.v. is in overleg met provincie over verlenging van de milieuvergunning. Verzocht wordt de vigerende bestemming “stortplaats” te handhaven of een nader te bepalen bestemming op te nemen.
bestaande bestemming te handhaven. Mochten zich op termijn ontwikkelingen voordoen (bijv. sanering stortplaats) dan is de gemeente in dat kader bereid met appellant in overleg te treden over een meer passende bestemming. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de (voormalige) stortplaats aan de Doonweg de bestemming bedrijf te geven met als feitelijke bedrijvigheid (voormalige) stortplaats.
21.
Autobedrijf Chris Lammers C. Lammers Weg over ’t Hontsveld 5 7399 RH EMPE Perceel Weg over ’t Hontsveld 5 heeft de bestemming wonen gekregen. Op dit perceel staat een woning met daarbij een garagebedrijf. In de Nota inspraak wordt aangegeven dat voor de garage een persoongebonden beschikking wordt afgegeven. Appellant is van mening dat daarmee zijn bedrijf wordt geëlimineerd. Uit correspondentie in de jaren 1990-1991 is op geen enkele wijze gebleken dat bedrijfsbeëindiging in het verschiet lag. In brief van 1 november 1990 is gesteld “Gebleken is dat geen rekening is gehouden met de overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik, welke is opgenomen in de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied 1982 (artikel 84)”. Door het in de loop der jaren gewekte vertrouwen van gemeentezijde zijn door appellanten investeringen in het bedrijf gedaan. Er is een volwaardig Bovag garagebedrijf ontstaan. De economische gevolgen van de opgelegde bestemming wonen zijn enorm. Het opzetten van een nieuw garagebedrijf is een financiële verplichting waaraan appellant niet kan voldoen.
Dossieronderzoek heeft uitgewezen dat appellant ten tijde van het van kracht worden van het huidige bestemmingsplan ‘Buitengebied 1982’, 17 december 1986, al een garagebedrijf had. Dit blijkt uit een brief van 1 november 1990 waarin het college het bezwaarschrift van appellant tegen ons dwangsombesluit van 21 februari 1990 gedeeltelijke gegrond verklaard. Die gegrond verklaring blijkt onder meer uit de volgende zinsneden “gebleken is dat geen rekening is gehouden met de overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik” , “hebben wij besloten om thans tot vaststelling en bevriezing van het huidige gebruik over te gaan” en “uit uw informatie is naar voren gekomen dat het gebruik als garagebedrijf reeds aanwezig was op 17 december 1986”. Omdat de omvang van het garagebedrijf niet duidelijk was, heeft het college verzocht om een gedetailleerde overzichtstekening met daar op alle feitelijke activiteiten van het garagebedrijf. Op 5 december 1990 is een brief uitgegaan waarin wordt bevestigd dat er een inventarisatietekening is opgesteld die zal gaan dienen als uitgangspunt voor de gedoogsituatie op het onderliggende perceel. In de beide brieven, d.d. 1 november 1990 en 5 december 1990, wordt wisselend gesproken van voldoen aan de overgangsbepaling en dan weer toewerken naar een gedoogsituatie. Kennelijk is destijds aan beide begrippen, weliswaar onterecht, dezelfde betekenis toegekend. In de brief van 1 november 1990 wordt overduidelijk aangegeven dat het gebruik als garagebedrijf voldoet aan de voorwaarden van de geldende overgangsbepaling (artikel 84) uit het BP Buitengebied 1982. Dat wordt nogmaals bevestigd in de zinsnede waarin wordt gesteld dat wij thans hebben besloten tot vaststelling en bevriezing van het huidige gebruik. Vervolgens wordt in dezelfde brief gesteld dat het gebruik weliswaar voldoet aan de overgangsbepaling maar dat dit niet betekent
12
dat het bestemmingsplan ter plaatse zal worden aangepast aan het feitelijke gebruik. En in de brief van 5 december 1990 wordt weer gesproken van een gedoogsituatie. Geconcludeerd wordt dat er in dit geval sprake is van een overgangsrechtsituatie en niet van een gedoogsituatie. Nu het gebruik voldoet aan de voorwaarden gesteld in de overgangsbepaling kan het niet anders zijn dan dat dit gebruik onder het overgangsrecht valt en derhalve positief wordt bestemd. De bestemming wonen zal, voor het deel van het garage/automobielbedrijf, alsnog worden gewijzigd in de bestemming bedrijf. In bijlage A zal de feitelijke bedrijvigheid worden opgenomen en het daarbij behorend aantal m2 bedrijfsbebouwing. Het aantal m2 bebouwde oppervlakte wordt vastgelegd op het huidige gebruik zoals bedoeld in de brief van 1 november 1990. De 10% uitbreidingsmogelijkheid zoals voor bedrijven opgenomen in de regels van het bestemmingsplan wordt voor het bedrijf van appellant uitgesloten. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de bestemming wonen van perceel Weg over ’t Hontsveld 5 deels te wijzigen in de bestemming bedrijf. Voor de woning met het bijbehorende erf en tuin blijft de bestemming wonen in stand. Het garagebedrijf krijgt de bestemming bedrijf. In bijlage A zal de feitelijke bedrijvigheid (garage, automobielbedrijf) worden opgenomen en het maximaal aantal m2 bebouwd oppervlak (286 m2). Waarbij het huidig gebruik zoals bedoeld in de brief van 1 november 1990 het maximaal bebouwd oppervlak is. De 10% uitbreidingsmogelijkheid zoals opgenomen in artikel 5 lid 3a-1 geldt niet voor het bedrijf van appellant. 22.
LTO Noord Postbus 20 6660 AA ELST (namens Dhr. Slingerland, Lendeweg 8, 6964 CK HALL) Gevraagd wordt om het agrarisch bouwperceel aan te passen ten behoeve van de realisatie van een tweede bedrijfswoning. Een verzoek voor een tweede bedrijfswoning is gedaan. Het agrarisch bouwperceel is hiervoor aangepast maar vanwege voortschrijdende inzichten is het gewenst de woning op een andere plek te realiseren.
Door appellant is een verzoek ingediend voor de bouw van een tweede bedrijfswoning. Dit verzoek is ter beoordeling voorgelegd aan de Stichting Advisering Agrarische bouwpercelen (SAAB). De SAAB heeft geadviseerd (juni 2009) geen medewerking te verlenen aan de bouw van een tweede bedrijfswoning. Dit advies is door het college overgenomen. Er bestaat dus geen reden om de vorm van het bouwperceel aan te passen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot wijziging van het plan. In het bestemmingsplan wordt als agrarisch bedrijf beschouwd: ieder bedrijf dat zich richt
Op het bedrijf is als neventak ook een hondenfokkerij aanwezig. In 2002 is voor
13
deze neventak een milieuvergunning aangevraagd. Verleend op 2 december 2003. Gevraagd wordt deze neventak op te nemen in bijlage B “bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven”. De totale oppervlakte bestaat uit twee verblijven met een oppervlakte van circa 180 m2.
op het voortbrengen van producten door het houden van dieren en/of het telen van gewassen. Aangezien de hondenfokkerij is gericht op het voortbrengen van dieren kan de activiteit worden aangemerkt als agrarisch bedrijf. Het opnemen van de hondenfokkerij als neventak in bijlage B is dus niet nodig. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
23.
Noordanus & Van Driesten Rentmeesters Postbus 245 3730 AE DE BILT (namens Dhr en mw. Willems, Den Texweg 4 te Eerbeek) Appellanten hebben een agrarisch bedrijf aan Den Texweg 4 te Eerbeek. Eén van de veeschuren is verbouwd tot woning waarvoor de benodigde vergunningen zijn verleend. Appellanten willen zich naast de agrarische bedrijfsvoering ook richten op nevenactiviteiten. Te weten stalling van pensionpaarden en het opzetten van een minicamping (25 plaatsen). In combinatie met een al aanwezige recreatiewoning kan er een toekomstgerichte nevenactiviteit ontstaan. Gevraagd wordt de vergunde recreatiewoning met de aanduiding “Rw” op de plankaart op te nemen, een minicamping toe te staan en op te nemen in het bestemmingsplan en de stalling van pensionpaarden toe te staan en op te nemen in het bestemmingsplan.
Voor één van de op het perceel Den Texweg 4 staande veeschuren is in 2008 vergunning verleend voor het verbouwen en vernieuwen van de kap van de stal en de woning. In een gesprek dat met appellanten in 2008 (naar aanleiding van de bouwaanvraag) heeft plaatsgevonden hebben zij aangegeven meerdere activiteiten op hun perceel te willen starten. Genoemd zijn bed en breakfast, minicamping en het houden van pensionpaarden. Het vigerende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om medewerking te verlenen aan de genoemde activiteiten. In het ontwerpbestemmingsplan zijn diverse mogelijkheden opgenomen voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. De door appellanten genoemde activiteiten zijn mogelijk via een binnenplanse ontheffing. In het genoemde gesprek is aangegeven dat appellanten, rekening houdende met de gestelde voorwaarden aan de ontheffing, hun plannen kunnen uitwerken en na het inwerking treden van het plan een verzoek om ontheffing kunnen indienen. In de zienswijze wordt echter gevraagd om de mogelijkheden van een minicamping, houden van pensionpaarden en bed en breakfast (recreatiewoning) al op te nemen in het bestemmingsplan. De zienswijze gaat echter in zo algemene zin in op voorwaarden die aan de ontheffing zijn gesteld dat het niet mogelijk is deze te toetsen. Appellanten kunnen na het inwerking treden van het plan een verzoek om ontheffing indienen waarna een afweging zal plaatsvinden of de ontheffing kan worden verleend. Wij wijzen er op dat voor de door u gevraagde activiteiten (minicamping, bed en breakfast en houden pensionpaarden) verschillende criteria gelden waaraan getoetst moet worden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
24.
C.A. Verspui Zutphensestraat 30 6971 EN BRUMMEN (namens G.J. Eijerkamp, Cortenoeverseweg 80 te Brummen en
14
a.
b.
c.
d.
E.J. Eijerkamp, Cortensoeverseweg 84 te Brummen) De woning Cortenoeverseweg 80 heeft al geruime tijd geen relatie meer met het agrarisch bedrijf op nummer 82. Gevraagd wordt de woning een woonbestemming te geven i.p.v. een agrarische bestemming. De omvang van het agrarisch bouwperceel moet niet worden verkleind.
Indien de bestemming van de woning kan worden gewijzigd dan graag dat deel van het bouwperceel toevoegen aan de zuidkant van het perceel. Hierdoor komt de bestaande bedrijfswoning in zuiden van het bouwblok geheel binnen het bouwperceel te liggen.
Uit een gesprek met het waterschap is gebleken dat bij de dijkverlegging het huis Cortenoeverseweg 84 aan de oostkant op enkele meters wordt gepasseerd door de dijk. Gevraagd wordt om bouwperceel aan de oostkant te beperken en naar het zuiden uit te breiden. Op plankaart staat “Kranenkampseweg”. Dat is niet juist.
Het is niet mogelijk om de woning planologisch af te splitsen als een burgerwoning. Er kan niet worden voldaan aan de minimale in acht te nemen afstand tot de bedrijfsbebouwing. Overigens is het in zijn algemeenheid ook niet gewenst om een bedrijfswoning af te splitsen van een (agrarisch) bedrijf. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bij de beantwoording onder a is aangegeven dat de bestemming van de woning niet wordt gewijzigd. Een deel van de erf en tuin van de bedrijfswoning aan de zuidzijde van het bouwperceel valt niet geheel binnen het bouwperceel. Het bouwperceel wordt aan de zuidkant iets vergroot zodat het perceel van de bedrijfswoning geheel binnen het bouwperceel valt. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het bouwperceel Cortenoeverseweg 80/80a/82/82a aan de zuidkant iets te vergroten zodat het perceel van de bedrijfswoning geheel binnen het bouwperceel valt. Een (eventuele) dijkverlegging zal leiden tot een bestemmingsplanherziening. In dat kader zal gekeken worden wat de consequenties zijn en op welke wijze dat moet worden opgelost. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De gemaakte opmerking klopt. De naam “ Kranenkampseweg” zal van de plankaart worden verwijderd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de naam “ Kranenkampseweg” van de plankaart te verwijderen.
25.
Tuinbranche Nederland Postbus 619 3440 AP WOERDEN (namens Tuincentrum Laag Soeren) In 2007 heeft Tuinbranche Nederland de Structuurnota Tuincentra ontwikkeld. Een handreiking voor gemeenten en tuincentrumondernemers om in overleg te komen voor een goede planologische inpassing. Tuincentrum Laag Soeren is een type II tuincentrum als genoemd in de Structuurnota. Het gaat dan om tuincentrum van beperkte omvang. Om in de toekomst een rendabel tuincentrum te kunnen voeren wil het tuincentrum Laag Soeren graag uitbreiden tot type III. Het vigerende bestemmingsplan maakt een tuincentrum
15
De ruimtelijke inzichten zijn in de afgelopen jaren veranderd, zowel bij de provincie als de gemeente. Niet-agrarische bedrijven horen eigenlijk niet thuis in het buitengebied. Bovendien willen we voorkomen dat er een verdergaande schaalvergroting van de bestaande bedrijven plaatsvindt. Om die reden is voor alle niet-agrarische bedrijven een 10%uitbreidingsregeling opgenomen in het bestemmingsplan. Aan grotere uitbreidingen kunnen wij eventueel pas medewerking verlenen als wordt aangetoond dat daar een bedrijfseconomische noodzaak voor is. De
mogelijk tot 4000 m2. In het ontwerpbestemmingsplan is dit ingeperkt tot 1848 m2 plus 10%. Deze inkrimping beperkt het tuincentrum in haar ontwikkeling. Ook komt in het ontwerp de mogelijkheid tot de bouw van een dienstwoning te vervallen. Gevraagd wordt de mogelijkheid tot uitbreiding en de bouw van een dienstwoning te handhaven.
plannen dienen in dat geval vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin ook de (milieu)effecten van de uitbreiding op de omgeving worden betrokken. Op basis van dit verzoek wordt gekeken of er medewerking kan worden verleend door middel van een planherziening. Wij zijn van mening dat bij een tuincentrum heden ten dage geen dienstwoning noodzakelijk is. Er vinden (vrijwel) geen werkzaamheden plaats die buiten de gebruikelijke arbeidstijdstippen en op niet van tevoren vaststaande tijdstippen uitgevoerd dienen te worden. Dergelijke werkzaamheden zullen zeker wel eens voorkomen, maar zijn van te voren in te plannen c.q. bekend en komen hoofdzakelijk incidenteel voor. Wat betreft storingen, inbraak etc. wordt opgemerkt dat door gebruikmaking van moderne telecommunicatiemiddelen, zoals mobiele telefoon, en computergestuurde alarm- en storingsmelders ondernemers op ieder moment van de dag te bereiken zijn en door hen indien noodzakelijk direct, danwel tijdig opgetreden kan worden of iets kan worden geregeld. Reden waarom er in het bestemmingsplan geen regeling is opgenomen om een dienstwoning mogelijk te maken. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding het plan te wijzigen.
26.
27.
J.P. Teunissen Coldenhovenseweg 68 6961 EE EERBEEK Appellant heeft in het kader van het voorontwerp gevraagd de opstal op het perceel Coldenhovenseweg 95 te bestemmen als paardenstal en recreatiewoning. Gevraagd is om de opstal hetzelfde te behandelen als andere objecten in de omgeving. Hiermee doelt appellant op Imbosweg 1, 2, 3, 3b, 5 en 7. Appellant verbaast er zich over dat de percelen Imbosweg 1, 3b en 7 zijn bestemd als R en Imbosweg 2, 3 en 5 als W. Het perceel Coldenhovenseweg 95 krijgt slechts de bestemming paardenstal. In de beantwoording is aangegeven dat het gebruik bepalend is geweest voor de toegekende bestemming. Appellant geeft aan dat het plan ook aan moet geven hoe de gemeente de bestemming ziet voor de komende periode. Appellant is van mening dat wanneer de opstallen Imbosweg 1, 2, 3, 3b, 5 en 7 nu bestemd zijn met W of R conform het gelijkheidsbeginsel ook perceel Coldenhovenseweg 95 bestemd moet worden als P en R of zelfs P en W. Voetbalvereniging Oeken p.a. Rhienderensevoetpad 9 6971 GA BRUMMEN Gevraagd wordt om de accommodatie naast gebruik voor de voetbalsport ook te mogen
16
De inspraakreactie van appellant heeft ertoe geleid dat de paardenstal als zodanig is aangeduid. In de Nota van wijzigingen (oktober 2007) zijn voorwaarden opgenomen wanneer een pand in aanmerking kan komen voor een aanduiding recreatiewoning. Het pand van appellant voldeed niet aan de gestelde voorwaarden waardoor er geen aanduiding recreatiewoning kon worden toegekend. De andere door appellant genoemde percelen/panden voldoen wel aan de gestelde criteria om een aanduiding recreatiewoning of een woonbestemming te krijgen. De opgelegde bestemmingen geven in feite weer hoe de gemeente de bestemming ziet voor de komende periode. Daarnaast zijn in het plan bij diverse bestemmingen ontheffing- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen die het plan meer flexibiliteit geven.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding het plan te wijzigen.
Zoals bij de beantwoording van de inspraakreactie is aangegeven wordt van
gebruiken voor verenigingen (lokale zangen muziekverenigingen). Op dit moment wordt de ruimte al incidenteel als zodanig gebruikt. Deze verenigingen maken meestal (zonder betaling van huur) gebruik van commerciële ruimten bij de horeca. De horeca moet echter steeds vaker kiezen voor winstgevende activiteiten. Verenigingen moeten dan uitwijken naar andere accommodatie. De accommodatie van appellant zou hiervoor gebruikt kunnen worden. De gegeven bestemming maakt het medegebruik echter niet mogelijk. In diverse gemeentelijke documenten staat dat gemeente multifunctioneel gebruik van (welzijn)accommodaties stimuleert. Uit door gemeente gehouden onderzoek blijkt dat met name zang- en muziekverenigingen behoefte hebben aan betere accommodaties. Het initiatief past dan ook prima binnen het gemeentelijk beleid. Het nu niet meenemen in de bestemmingsplanherziening betekent dat de v.v. Oeken later een partiële herziening moet aanvragen. De kosten die hieraan zitten staan in geen enkele verhouding tot eventuele opbrengsten uit de verhuur van de accommodatie. Verenigingen betalen nu veelal ook slechts een geringe huur. Het verzoek is gebaseerd op een maatschappelijke behoefte. Ruimtelijk zijn er geen consequenties. Er wordt alleen een multifunctioneler gebruik mogelijk gemaakt.
gemeentezijde wel gesignaleerd dat er een meer multifunctioneel gebruik van bestaande accommodaties wenselijk wordt geacht. Binnen de gemeente is daarvoor geen beleid voorhanden. Appellant merkt op dat het wachten op beleid en vervolgens het aanvragen van een partiele herziening wat betreft kosten niet in verhouding staat tot de opbrengsten. Ook wij constateren zoals appellant zegt een maatschappelijke behoefte aan meer multifunctioneel gebruik van bestaande bebouwing. Het wachten op beleid en vervolgens via een vrij kostbare planherziening een dergelijk ontwikkeling mogelijk maken, is gelet op het gevraagde, een redelijk zwaar middel. Daarom kunnen wij onder bepaalde voorwaarden instemmen met het door appellant gevraagde multifunctioneel gebruik. Binnen de bestemming Sport zal een ontheffing worden opgenomen welke onder bepaalde voorwaarden het multifunctioneel gebruik van bestaande bebouwing (sportaccommodaties) toelaat. Een van de voorwaarden is dat het gebruik niet in strijd mag zijn met de Drank- en horecawet en dat het gebruik voor nietcommerciële doeleinden moet zijn. Hierbij moet gedacht worden aan oefen/vergaderruimte voor verenigingen/nietcommerciele instellingen Het geven van feesten en partijen is uitdrukkelijk niet toegestaan. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in de regels van de bestemming Sport een ontheffing op te nemen die het mogelijk maakt bestaande accommodaties (bebouwing) meer multifunctioneel (niet-commercieel) te gebruiken.
28.
For Farmers Ing. H.D. Radstaak Postbus 91 7240 AB LOCHEM (namens W.A.M. Ottink, ’t Zaaibroek 1a, 6964 BP HALL) In 2004 is een procedure gevoerd voor de nieuwbouw van een ligboxenstal. Het bouwperceel ligt in het ontwerpplan strak om de bestaande bebouwing. Deels staat de bebouwing er zelfs buiten. Het bouwperceel biedt geen mogelijkheid tot verdere ontwikkeling. De omliggende bouwpercelen zijn veelal groter terwijl het kleinere bedrijven betreft. Vergroting van het bedrijf binnen de bestaande rechten, ook in kader Natura 2000, is mogelijk. Uitbreiding kan door de bestaande ligboxenstal te verlengen. Op termijn (2010-2020) is ook groei voorzien naar ongeveer 150 melkkoeien. Een bouwperceel van een hectare is te klein. Gevraagd wordt het bouwperceel aan te passen rekening houdend met de toekomstige uitbreidingsplannen zoals aangegeven op tekening.
17
Aan de zuidzijde ligt een bestaande schuur iets buiten het bouwperceel. Aan de oostzijde zit het bouwperceel redelijk strak om de bebouwing. De sleufsilo’s zijn buiten het bouwperceel gehouden. Aan de noordzijde is nog wel ruimte om te bouwen. Door appellant is aangegeven waar nog bouwplannen bestaan. Het betreft een verlenging van de bestaande ligboxenstal en de bouw van een werktuigenberging (zuidzijde). Het inpassen van deze bouwplannen vergt slechts een geringe aanpassing van het bouwperceel. Voor de aanpassing zal een deel van de uitbreidingsruimte aan de noordzijde worden gebruikt zodat per saldo het bouwperceel niet wordt vergroot. Het gekoppelde bouwperceel waarop de bedrijfswoning (’t Zaaibroek 4) is gesitueerd zal ook worden aangepast. Na
de aanpassingen bestaat er aan de noordzijde nog uitbreidingsruimte. Het bouwperceel zal conform het voorgaande worden aangepast. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om het agrarisch bouwperceel ’t Zaaibroek aan te passen. Door de aanpassing blijft de oppervlakte van het bouwperceel gelijk. 29.
Rita Schoonman en Harold Wouters Cortenoeverseweg 94 6971 JL BRUMMEN In het ontwerpplan heeft perceel Cortenoeverseweg 94 een agrarische bestemming met een agrarisch bouwperceel. Van een agrarisch bedrijf is echter geen sprake meer. Appellanten willen graag in aanmerking komen voor functiewijziging en/of de rood voor rood benadering. Het college van B&W heeft in principe ingestemd met functiewijziging c.q. de rood voor rood benadering voor het perceel van appellanten. Dit standpunt is voorgelegd aan de stuurgroep IGSV IJsselsprong. Er wordt gewerkt aan een maatwerkoplossing voor het perceel. Appellanten hopen dat het wijzigen van de bestemming meegenomen kan worden bij vaststelling bestemmingsplan.
Er heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met appellanten. Er is door hen een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd met daarbij alle benodigde onderzoeken. Het verzoek om functiewijziging/ rood voor rood wordt als volgt in het plan verwerkt. Het agrarisch bouwperceel komt te vervallen. Hiervoor in de plaats krijgt de (voormalige) agrarische bedrijfswoning een woonbestemming. Op grond van rood voor rood (afbraak 500 m2 bedrijfsbebouwing) wordt 1 extra woning opgenomen. De resterende bedrijfsbebouwing wordt afgebroken en hiervoor in de plaats mag 50% (300 m2) worden teruggebouwd voor een nieuwe functie.De nieuwe functie betreft een cursusruimte met een overnachtingsmogelijkheid. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om een deel van het agrarisch bouwperceel Cortenoeverseweg 94 te wijzigen in twee bestemmingsvlakken Wonen en een bestemmingsvlak Bedrijf (voor cursusruimte met een overnachtingsmogelijkheid). Als maximaal oppervlak bedrijf wordt 300 m2 opgenomen. Bij het bedrijf is geen dienstwoning toegestaan. Het deel van het agrarisch bouwperceel dat niet wordt gewijzigd in wonen of bedrijf krijgt een agrarisch bestemming (zonder bouwvlak).
30.
Drs. W.H.J.M. Wedemeijer Radeland 5 6971 LV BRUMMEN Perceel Radeland 5 heeft al jaren een woonbestemming gehad. Nu heeft het perceel ineens de bestemming bedrijven gekregen. Gevraagd wordt om de bestemming wonen te handhaven. Appellant maakt bezwaar tegen de aanduiding bedrijf van het gebied waar St. Philadelphia gevestigd is. Als St. Philadelphia ophoudt te bestaan is het niet ondenkbaar dat zich ter plekke allerhande activiteiten kunnen vestigen. Dit is onaanvaardbaar. In dat geval zal het gebied teruggegeven moeten worden aan de natuur.
18
De opmerking van appellant klopt. Perceel Radeland 5 dient voor een deel de bestemming wonen te krijgen. Het deel van het perceel dat de bestemming bos heeft gekregen kan deze bestemming houden. De bestemming bedrijf van Philadelphia betekent niet dat zich ter plekke allerhande activiteiten kunnen ontwikkelen. In bijlage A is aangegeven welke bedrijvigheid ter plekke is toegestaan. In het geval van Philadelphia gaat het om gezondheid- en welzijnszorg. Via een ontheffing is het mogelijk om andere nietagrarische bedrijfsactiviteiten toe te staan die voorkomen in bijlage M van de regels. Een van de criteria die aan de ontheffing is gekoppeld is
dat de maximale oppervlakte voor de nieuwe bedrijfsactiviteiten 500 m2 bedraagt. De overige bedrijfsbebouwing dient gesloopt te worden. Op het perceel van Philiadelphia is bijna 5000 m2 bebouwing aanwezig. Indien gebruik gemaakt wordt van een ontheffing mag maximaal 500 m2 bebouwing overblijven. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om perceel Radeland 5 voor een deel de bestemming wonen te geven. 31.
B. Emperpol Spankerenseweg 65 Leuvenheim Appellant blijft bij het standpunt zoals eerder verwoord in de inspraakreactie. De reactie inzake ruil kan appellant niet delen. Hij moet inleveren en het toegezegde krijgt hij niet terug. Appellant wacht nog op aantal antwoorden. Appellant is bereid tot gesprek met burgemeester en/of wethouder. Is bereid om rapport door Stichting SAAB op te laten stellen. Gaat niet akkoord dat alles binnen huidige bebouwde oppervlakken moet gebeuren. Nu ook buiten het terrein.
Bij de beantwoording van de inspraakreactie van appellant is aangegeven dat er een bedrijfsbestemming voor veehandel + hooiopslag mogelijk is. Appellant stemt daar niet mee in. Appellant is bereid om advies van SAAB op te laten stellen. Hiertoe dient appellant aan te tonen dat er op zijn perceel sprake is van een agrarisch bedrijf. Appellant dient een verzoek in te dienen waar in omschreven staat wat zijn agrarische activiteiten zijn die maken dat er sprake is van een agrarisch bedrijf. Indien het advies van de SAAB is dat er sprake is van een agrarisch bedrijf kan via een herziening het bestemmingplan worden aangepast. Wij zijn echter van mening dat er op het perceel geen reëel agrarisch bedrijf aanwezig is. Ook is er geen milieuvergunning of melding van het perceel bekend. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
32.
a.
LTO NOORD Postbus 126 7400 AC DEVENTER Appellant verwacht dat de gemeente faciliteiten biedt om de positie van de landbouw te versterken. Op een aantal punten te weinig mogelijkheden. Bouwperceel via wijziging naar 1,5 hectare sluit niet aan bij de gedachte van schaalvergroting. Moet als uitgangspunt 2 hectare worden. Bouwblok kan namelijk nooit 100% bebouwd worden. Ook woonhuis, erf, tuin aan en afvoerwegen vragen ruimte. Vergroting van het bouwperceel via wijziging kost veel geld.
In de Keuzenota bestemmingsplan Buitengebied (oktober 2007) is aangegeven dat verzoeken om agrarische bouwpercelen uit te breiden tot een oppervlakte van meer dan 1,5 ha (tot een maximum van 2 hectare) afzonderlijk worden beoordeeld in kader van eigen procedure. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de oppervlakte van grondgebonden agrarische bedrijven te vergroten tot maximaal 1,5 hectare. Medewerking aan de wijziging is afhankelijk van diverse criteria. Appellant vraagt om rekening te houden met de gedachte schaalvergroting in de landbouw. De wijzigingbepaling kan iets genuanceerd worden door meer aan te sluiten bij de huidige omvang van de bouwpercelen. Dit willen wij doen door via de wijzigingsbevoegdheid een maximale uitbreiding van een 0,5 hectare toe te staan als vergroting van een bouwperceel met dien verstande dat de maximale omvang van een bouwperceel na een wijziging nooit meer dan 2 hectare bedraagt. Indien de huidige omvang van het
19
bouwperceel 0,5 hectare is mag worden uitgebreid tot 1 hectare. Een bouwperceel van 0,75 hectare mag worden uitgebreid tot 1,25 hectare. Een bouwperceel van 1,8 hectare mag worden uitgebreid tot 2 hectare. De regels zullen zodanig worden aangepast. Voor verzoeken om uitbreiding van meer dan 0,5 hectare en verzoeken waardoor de omvang van het perceel de omvang van 2 hectare overschrijdt is een afzonderlijke procedure om planherziening de aangewezen weg.
b.
c. d.
e.
f.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de regeling voor de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van agrarische bouwpercelen aan te passen. Met bindend wordt bedoeld dat als het advies positief is dat de gemeente het advies zal volgen. Door appellant wordt het begrip anders uitgelegd. Als iemand het niet eens is met het advies dan staat het iedereen vrij om aan te tonen dat het advies niet klopt.
De criteria voor een wijziging zijn onduidelijk. Bovendien wordt een bindend advies van de SAAB voorgeschreven. Wederhoor niet mogelijk. Appellant vraagt het begrip “bindend” te verwijderen.
Bij recht bouwperceel van 1,5 hectare toestaan en via wijziging 2 hectare. Beperking tot 1 hectare van bouwpercelen in uiterwaarden is onbegrijpelijk. Beleid Rijkswaterstaat moet bepalend zijn. Dit betekent 10% uitbreiding mogelijk. Gemeente beperkt meer dan nodig.
De goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter zijn ontoereikend. Hoogten mede afhankelijk van breedte van gebouw en hellingshoek van het dak. Gevraagd wordt om bouwhoogte van 12 meter.
Een ontheffing om sleufsilo’s buiten het agrarisch bouwperceel te situeren is een vorm van onnodig administratieve lasten. Het risico dat de kernkwaliteiten van de EHS of het landschap significant worden aangetast is niet zo groot dat daarvoor een zwaardere procedure vereist is.
20
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Bij de uitbreidingsmogelijkheden is wel degelijk aangesloten bij de Beleidslijn grote rivieren. De 10% uitbreiding is uitbreiding van de bestaande bebouwing. In het plan is de bestaande bebouwing vastgelegd. Deze oppervlakte mag maximaal met 10% worden uitgebreid. In bijzondere gevallen mag zelfs met meer dan 10% worden uitgebreid. Van een grotere beperking dan toegestaan is geen sprake. Voorstel: De zienswijze geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De in de regels opgenomen goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen zijn te typeren als normaal gangbaar. Aanpassing hiervan is naar onze mening niet noodzakelijk. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot wijziging van het plan. Sleufsilo’s dienen bij voorkeur/in eerste instantie binnen het agrarisch bouwperceel te worden gebouwd. Daarvoor is geen ontheffing nodig. Indien realisatie binnen het bouwperceel niet mogelijk is omdat het bouwperceel vol zit of om andere noodzakelijke redenen kan een ontheffing worden gevraagd. In de meeste gevallen zal dat een keus zijn van de ondernemer. Op plankaart 3 is het plangebied van het bestemmingsplan onderverdeeld in vijf gebieden. In het gebied aangemerkt als “ agrarisch gebied” kunnen sleufsilo’s en mestplaten (maximaal 1000 m2) zonder
ontheffing buiten het agrarisch bouwperceel worden gerealiseerd. In de overige vier gebieden is bij de ontheffing per gebiedstype aangegeven welke voorwaarden er gesteld worden. Het met ontheffing toestaan van sleufsilo’s en mestplaten buiten het bouwperceel moet gezien worden als een mogelijkheid extra flexibiliteit te bieden maar daar staat in een groot deel van het buitengebied tegenover dat aan diverse criteria (voorvloeiende uit EHS beleid, Natura 2000, waardevol landschap) moet worden voldaan.
g.
h.
i.
j.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot wijziging van het plan. De ontheffing in artikel 25 onder 4b heeft betrekking op het realiseren van sleufsilo’s en mestplaten buiten het agrarisch bouwperceel. Onder het kopje “omschrijving van het artikel” staat “op plankaart 1 aangegeven agrarisch bouwperceel”. Dit wordt gewijzigd in “ agrarische doeleinden”.
De omschrijving in artikel 25 nummer 4b betreft de op plankaart 1 agrarisch bouwperceel moet worden gewijzigd in agrarische doeleinden.
Sleufsilo’s en mestplaten moeten in agrarisch gebied met landschapswaarden en agrarisch-uiterwaard bij recht worden toegestaan. In artikel 3.2b lid 4 wordt beschreven dat er sleufsilo’s van maximaal 1,5 meter hoogte zijn toegestaan. Gevraagd wordt om dit aan te passen in 2,5 meter.
Het bestemmingsplan is een ruimtelijk afwegingskader. De Vogel- en Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet vormen primair ecologisch afwegingskader. Er moet afstemming plaatsvinden maar het bestemmingsplan mag geen ecologisch afwegingskader worden. Dat gebeurt nu wel. Voor Brummen zijn nu nauwelijks uitspraken te doen over eventuele negatieve effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op de te beschermen natuur. Beheerplannen moeten daarover duidelijkheid geven. De nabijheid van Natura 2000 gebieden kan geen reden zijn om ontwikkelingen geheel uit te sluiten. Er zal per geval een afweging gemaakt moeten worden. Alleen ontwikkelingen uitsluiten waarvan onomstotelijk vaststaat dat die de te beschermen natuurwaarden significant aantasten.
21
Voorstel: De tekst in artikel 25 onder 4b onder het kopje “omschrijving van het artikel” wordt gewijzigd in “agrarische doeleinden”. Zie antwoord onder f.
In artikel 3 lid 2b-1 is aangegeven dat de hoogte van een sleufsilo binnen een agrarisch bouwperceel 2,5 meter mag bedragen. Het artikel 3 lid 2b-5 waar appellant naar verwijst betreft de maximale bouwhoogte van sleufsilo’s buiten het agrarisch bouwperceel (nl. 1,5 meter). Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot wijziging van het plan. Bij de opstelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met (nieuw) beleid, (nieuwe) wet en regelgeving. Hierdoor kan het nooit worden uitgesloten dat bestaande planologische ruimte wordt ingeperkt of zelfs verdwijnt. Nieuw beleid/wetgeving/regelgeving kan aanleiding geven of zelfs verplichten om bepaalde activiteiten te koppelen aan een ontheffing. De planologische mogelijkheden binnen de bestaande bouwpercelen zijn niet beperkt vanwege de Natura 2000 gebieden. Wel zijn er aan een aantal ontheffings- en wijzigingsmogelijkheden criteria toegevoegd waaraan getoetst moet worden. Uit de toetst moet dan blijken dat de ontheffing/wijziging geen significant effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het/de Natura 2000 gebieden. De beheerplannen zullen duidelijkheid moeten verschaffen hoe wordt omgegaan met bestaand
en vergund gebruik. Dat zal uiteindelijk een vertaling moeten krijgen in een volgende planherziening van het bestemmingsplan buitengebied Het bestemmingsplan loopt hier niet direct op vooruit. Er bestaat de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de beheerplannen. Pas nadat de beheerplannen onherroepelijk zijn zullen ze een vertaling krijgen in het bestemmingsplan.
k.
l.
m.
n.
o.
Onderscheid tussen agrarisch gebied en agrarisch gebied waardevol landschap is duidelijk. Onderscheid agrarisch gebied met landschapswaarden en agrarisch uiterwaard niet.
Gaat te ver om gebieden waar naar verwachting archeologische waarden aanwezig zijn aan te geven als archeologisch waardevol gebied. De overheid dient te onderzoeken of er archeologische waarden aanwezig zijn en dan te bepalen welke gebieden beschermingswaardig zijn.
Grote gebieden onder aanlegvergunningstelsel en daardoor draait de ondernemer op voor de kosten. Agrarisch bouwperceel en naaste omgeving moeten worden uitgezonderd van aanlegvergunningplicht.
Bouwpercelen dienen ook buiten de hydrologische bufferzones te vallen. Wellicht kaart ook wijzigen.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het onderscheid tussen agrarisch gebied met landschapswaarden en agrarisch gebied uiterwaard is in de toelichting goed aangegeven. Belangrijkste onderscheid is dat in tegenstelling tot het agrarisch gebied met landschapswaarden het agrarisch gebied uiterwaard ook een belangrijke functie heeft voor de afvoer van (hoog)water, ijs en sediment. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er wordt momenteel gewerkt aan een kaart om de archeologische waarden van het buitengebied beter in beeld te brengen. Zodra dat is afgerond zal deze kaart grondslag zijn voor een planologische vertaling in het bestemmingsplan. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan In de regels is opgenomen dat werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud binnen en buiten het (agrarisch) bouwperceel niet aanlegvergunningplichtig zijn. Voor zover werken en werkzaamheden buiten dat kader vallen is wel een aanlegvergunning vereist voor zover de betreffende werken en werkzaamheden zijn aangemerkt als aanlegvergunningplichtig. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Een hydrologische bufferzone heeft betrekking op een bepaald gebied. Het ligt dan niet voor de hand om bouwpercelen daar van uit te zonderen. In het aanlegvergunningstelsel is wel opgenomen dat voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud (zowel binnen als buiten het agrarisch bouwperceel) geen aanlegvergunning nodig is. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In het Reconstructieplan is de mogelijkheid
In bestemmingsplan dient de mogelijkheid
22
voor vestiging intensieve veehouderij opgenomen te worden zoals opgenomen in Reconstructieplan. Ook andere daarin opgenomen mogelijkheden opnemen.
p.
q.
r.
Waarom kan er geen minicamping bij een boomkwekerij of sierteeltbedrijf. Een advies over ondergrens van 12 NGE’s is onnodig. Gegevens zijn immers bij gemeente bekend.
opgenomen om in het verwevingsgebied op een sterlocatie de vestiging van intensieve veehouderij toe te staan op bestaande (ook grondgebonden) locaties, met een maximale omvang van 1,5 hectare. De gemeente heeft besloten deze mogelijkheid niet bij recht in het plan op te nemen. Wel bestaat er een bereidheid om medewerking te verlenen indien er hiertoe een verzoek wordt ingediend. Maar dan dient ook de haalbaarheid van een dergelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Er moet dan voldaan zijn aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder de Natuurbeschermingswet (Natura 2000). Dus er is geen directe mogelijkheid in het plan opgenomen maar voor ieder verzoek zal, indien medewerking kan worden verleend, een afzonderlijke planologische procedure moeten worden gevoerd. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Een minicamping wordt gezien als een aanvulling op het aanbod van de reguliere campings. De toegevoegde waarde is dat het mensen kennis laat maken met het “ boerenleven”, anderzijds wordt aan agrariërs de kans geboden om een neventak te ontplooien. Om die reden is ervoor gekozen het kleinschalig kamperen (minicamping) te koppelen aan de min of meer traditionele bedrijven te weten de veeteelt- en akkerbouwbedrijven. In de meeste gevallen zal uit de beschikbare gegevens opgemaakt kunnen worden over hoeveel NGE’s een bedrijf beschikt. In die gevallen bestaat er geen reden voor een advies. Het verplicht stellen van een advies kan wat dat aspect betreft vervallen. Wel zal worden opgenomen dat er in geval van twijfel/verschil van mening tussen aanvrager en gemeente een advies gevraagd kan worden. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de verplichting om een advies te vragen bij SAAB (om bedrijfsomvang vast te stellen) te laten vervallen. Wel zal worden opgenomen dat er in geval van twijfel/verschil van mening tussen aanvrager en gemeente een advies gevraagd kan worden. Tot 50 m2 zijn deze (voorzover aan te merken als beroep/bedrijf aan huis) bij recht toegestaan. Indien iemand meer meters wil gebruiken kan dit via een ontheffing (tot een maximum van 350 m2) gevraagd worden.
Agrarisch verwante nevenactiviteiten moeten bij recht worden toegestaan.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bestaand gebruik mag zonder meer worden voortgezet. Dat hoeft niet specifiek in artikel 14 te worden opgenomen. Mag op basis van het
De zones ten behoeve van water van het hoogste ecologisch niveau moet gebruikt kunnen blijven worden voor grasland,
23
maisland of akkerbouw. In artikel 14 toevoegen dat bestaande agrarische bedrijfsvoering door deze zones niet wordt beperkt. Is ook verwoord in Streekplan.
s.
t.
u.
v.
w.
overgangsrecht.
Normaal agrarisch beheer en onderhoud moet worden vrijgesteld van aanlegvergunningplicht. Scheuren grasland ook.
Aanlegvergunning nodig voor wijzigen maaiveldniveau door ontgronden, ophoging en diepploegen bij meer dan 0,3 meter beneden maaiveld. Gevraagd wordt dit te wijzigen in 0,5 meter. Bij classificering voor landschap aansluiten bij het streekplan. In bestemmingsplan wordt gesproken van waardevol open gebied terwijl streekplan spreekt van provinciaal waardevol landschap. Niet eens met verbod voor sierteelt en boomteelt in dit landschap. Gemeente moet bij teeltondersteunende voorzieningen aansluiten bij provinciaal beleid. Wel toestaan bij grondgebonden landbouw binnen EHS verweving.
Stalling en verzorging van paarden voor derden moet ook worden aangemerkt als vorm van agrarisch gebruik. Ook jongvee opfokbedrijven moeten daaronder vallen. Het houden van pensionpaarden moet als nevenactiviteit bij recht worden toegestaan.
Gronden in gebruik bij paardenbedrijven die volgens definitie niet tot de agrarische bedrijven behoren dienen niet agrarisch bestemd te worden omdat gebruik geen agrarische doeleinden dient.
24
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Normaal beheer, agrarisch gebruik en onderhoud binnen en buiten het agrarisch bouwperceel zijn niet aanlegvergunningplichtig (artikel 27 lid 2-a). Het scheuren van grasland is voor een deel van het buitengebied aanlegvergunningplichtig. Geldt voor delen op plankaart 2 aangegeven met “ HEN-water” en “waardevolle grasvegetatie” . Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het is onduidelijk waar appellant de genoemde maten op gebaseerd heeft. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De gemeente heeft een eigen verantwoordelijkheid in de waardering van gebieden. De gemeente kan op een ander (=lager) schaalniveau kijken. Wij zijn van mening dat het hier aanwezige open landschap een contrast vormt met andere delen van de gemeente/de regio. Omdat gebiedsverschillen in het algemeen steeds kleiner worden zijn wij er voorstander van om deze waarde te benoemen en daar ook beleid voor te formuleren. De gemeente heeft de vrijheid om het streekplanbeleid nader in te vullen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In het bestemmingsplan is duidelijk aangegeven wat onder een agrarisch bedrijf wordt verstaan. Verzorging van paarden voor derden valt daar niet onder. Het houden van pensionpaarden is als nevenactiviteit via een ontheffing toegestaan. Daarbij wordt opgemerkt dat het wel is toegestaan om op ieder agrarisch bedrijf een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen tot een maximale oppervlakte van 50 m2. Dat kan een paardenpension zijn. Indien de oppervlakte de 50 m2 te boven gaat moet een ontheffing worden aangevraagd. Tot 350 m2 kan een ontheffing worden verleend. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Feitelijk klopt hetgeen wordt opgemerkt. Planologisch vinden wij het echter niet van belang of een paard in een wei loopt als (bijvoorbeeld) pensionpaard of in het kader van de agrarische bedrijfsvoering.
x.
y.
z.
aa.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Enige terughoudendheid is op z’n plaats bij het toestaan van tweede bedrijfswoningen. Maar het bestemmingsplan biedt wel de mogelijkheid. Het toestaan van een tweede bedrijfswoning moet geen vanzelfsprekendheid zijn. Naast de noodzaak dient ook de eventuele beschikbaarheid van bedrijfswoningen in de omgeving in de afweging te worden meegenomen. Het heeft nu eenmaal de voorkeur dat bedrijfswoningen ook als zodanig in gebruik blijven. Het omzetten van bedrijfswoningen in burgerwoningen kan bovendien beperkingen op gaan leveren voor in de omgeving gelegen agrarische bedrijven.
Gemeente te terughoudend met tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven. Bestemmingsplan moet mogelijkheden bieden om een tweede woning mogelijk te maken.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zowel voor agrarische bedrijfsbebouwing (bij bestaand agrarisch bedrijf) als voor voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is een ontheffing opgenomen om logiesruimte te realiseren. Dat kan zijn in de vorm van kamers of appartementen. De kamers/appartementen zijn zijn bedoeld voor tijdelijk gebruik. Permanente bewoning hiervan is niet toegestaan. Indien tijdelijke arbeidskrachten gebruik maken van dergelijk voorzieningen is dat mogelijk zolang er maar geen sprake is van permanente bewoning.
Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen moeten omgebouwd kunnen worden tot logies/pensionruimte voor tijdelijke arbeidskrachten in de agrarische sector.
Artikel 3 en 4 Wijziging Natuurontwikkeling is te algemeen gesteld. Moet alleen kunnen in gebieden die in het Natuurgebiedsplan Gelderland zijn aangeduid met hoofdfunctie natuur.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er bestaat geen aanleiding om de wijzigingsmogelijkheid uitsluitend te beperken tot de gebieden die in het Natuurgebiedsplan Gelderland zijn aangeduid met de hoofdfunctie natuur. De criteria die aan de wijziging zijn gesteld zijn zodanig dat naar onze mening voldoende rekening wordt gehouden met andere belangen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding het plan aan te passen. De verwijzing naar artikel 29.1 klopt niet. Artikel 29 is de slotregel. Waarschijnlijk bedoeld appellant de in artikel 25 opgenomen wijzigingbevoegdheid vermeld onder punt 15. In het betreffende criterium staat dat volledig rekening wordt gehouden met de bestaande rechten van in de omgeving gelegen bedrijven en woningen. Naast bestaande rechten is het voor bedrijven soms mogelijk nog verder te ontwikkelen. Het ene bedrijf zal dat doen het andere niet. Bij een nieuwe ontwikkeling zoals het ontwikkelen van natuur zal bij de afweging om medewerking te verlenen rekening worden gehouden met ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven. Dat rekening houden gaat niet zover dat geen enkele beperking van
In artikel 29.1 staat dat bedrijven niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad. Gevraagd wordt het woord “onevenredig” te schrappen.
25
de ontwikkelingsmogelijkheden is toegestaan. Dat is verwoord met niet onevenredig. Het schrappen van het woord “ onevenredig” betekent dat iedere nieuwe ontwikkeling (bijvoorbeeld nieuwe natuur) vrijwel onmogelijk wordt. Dat is niet de bedoeling. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 33.
a.
b.
c.
Stichting Natuur en Milieuplatform Brummen p.a. Knoevenoordstraat 69 6971 LH BRUMMEN Constateert dat plan niet geheel digitaal beschikbaar is. Genoemd worden plankaart 2 en 3 evenals de toelichting, inventarisatie landschapselementen en landschapsbeleidsplan.
Het ontwerpplan biedt onvoldoende bescherming aan kleinschalige landschapselementen en is daarmee strijdig met artikel 10 van de Habitatrichtlijn. Het aanlegvergunningstelsel moet daarvoor breder worden ingevuld. Aanlegvergunningplichtige activiteiten worden binnen agrarische bestemming niet nader benoemd en hierdoor gaat u onvoldoende zorgvuldig met uw verplichtingen om.
Vraagt hoe wordt omgegaan met aanvragen voor bedrijfswoningen bij nieuwe boomkwekerijen. Uit Nota inspraak blijkt dat boomkwekerij als agrarisch bedrijf wordt beschouwd en overeenkomstig wordt getoetst. Appellant is van mening dat bij boomkwekerij heden ten dage geen dienstwoning nodig is. Gevraagd wordt hierover een standpunt in te nemen. Verwezen wordt naar Nota inspraak reactie 17. Inzichtelijk maken wat toetsingscriteria zijn voor bedrijfswoningen. Enkel een advies
26
De door appellant genoemde plankaarten, toelichting en inventarisatie landschapselementen zijn wel digitaal beschikbaar. Het is mogelijk dat appellant de betreffende stukken niet kon openen. Maar dat heeft waarschijnlijk met een technische oorzaak te maken aan de kant van appellant. De oorzaak kan bijvoorbeeld zijn beveiliging van de computer, capaciteit intern geheugen, downloadsnelheid. Het landschapsbeleidsplan is geen bijlage bij het plan. Maar is desgewenst wel beschikbaar om in te zien. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De kleine landschapselementen zijn opgenomen op een inventarisatiekaart, die als bijlage is opgenomen bij de toelichting. Deze heeft mede als basis gediend voor de te beschermen waarden op plankaart 2. Het vastleggen van dergelijke kleine elementen op de plankaart belemmert de flexibiliteit van het plan. In artikel 27 is een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor een viertal bestemmingen (Bos, Bos met natte natuur, Natuur, HENwater). Daarnaast is een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor de landschapskwaliteiten en beschermingszones zoals aangegeven op plankaart 2. De agrarische bestemmingen maken hier ook deel van uit en zijn zodoende voldoende beschermd. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Uitgangspunt in het ontwerpbestemmingsplan is het aantal bedrijfswoningen dat aanwezig is. In het ontwerpplan is geen regeling opgenomen om op bouwpercelen waar nog geen bedrijfswoning aanwezig is een bedrijfswoning mogelijk te maken. Indien nog geen bedrijfswoning aanwezig is dient een verzoek (om planherziening) te worden ingediend waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een bedrijf met een zodanig omvang dat er sprake is van tenminste een volwaardige arbeidskracht.
van SAAB zonder de criteria te benoemen kan niet.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
Aanlegvergunningstelsel beschermt natuur en landschapswaarden onvoldoende. Stelsel ziet ten onrechte niet generiek op agrarisch gebied met landschapswaarden. Appellant constateert tegenstrijdigheden in artikel 27.
De koppeling met het landschapsplan Brummen is onvolledig. Werkzaamheden in strijd met dit plan dienen aanlegvergunningplichtig te zijn.
Aanleg en verharden van wegen kan leiden tot landschappelijke verrommeling. Dat aanlegvergunningplicht voor wegen en paden pas bij breedte van meer dan 3 meter van toepassing is is ongefundeerd en onjuist.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Plankaart 2 geeft specifiek aan welke waarden beschermd dienen te worden binnen de meer algemene bestemming ‘Agrarisch gebied met landschapswaarden’. Wij zijn van mening dat op deze wijze een veel gerichtere beoordeling van de aanwezige waarden kan plaatsvinden. Wij vinden dat op deze wijze natuur- en landschapswaarden voldoende worden beschermd. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Werken en werkzaamheden die in in overeenstemming zijn met het landschapsbeleidsplan zijn niet aanlegvergunningplichtig. Omgekeerd geldt natuurlijk dat werken en werkzaamheden in strijd hiermee wel aanlegvergunningplichtig zijn. Daarvoor geldt het in het plan opgenomen aanlegvergunningstelsel. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Verharding van paden en wegen is in principe aanlegvergunningplichtig. Alleen voor het ontsluitende wegen en paden naar agrarische bouwpercelen, woonpercelen, recreatieterreinen en terreinen van nietagrarische bedrijven is een uitzondering opgenomen indien de maximale breedte van de ontsluitende weg/pad niet meer bedraagt dan 3 meter. Een verharding van minder dan 3 meter die niet bedoelt is als ontsluitingsweg/pad is uiteraard wel aanlegvergunningplichtig. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Aanlegvergunningen voor waterstaatkundige werken zoals drainage horen niet in het bestemmingsplan thuis omdat het Waterschap hiervoor het bevoegde gezag is.
Op aanleggen van drainage dient het aanlegvergunningstelsel van toepassing te zijn.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassen van het plan. Kleine landschapselementen worden beschermd in de bestemmingsomschrijving en via plankaart 2 en het aanlegvergunningenstelsel. Het samenvoegen van percelen kunnen (en willen) wij niet tegengaan via het bestemmingsplan.
In agrarisch gebied met landschappelijke waarden dient het samenvoegen van percelen aanlegvergunningplichtig te zijn.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In onderhavig plan is uitgegaan van de bestaande bestemming volgens het vigerende
Beschrijving/bestemming voormalig HBU terrein is niet in overeenstemming met
27
feitelijke situatie. Het opnieuw mogelijk maken van industriële activiteiten (van die aard, omvang) is onwenselijk.
j.
bestemmingsplan. Zolang er nog geen duidelijkheid bestaat over toekomstplannen voor het terrein, wordt de bestemming niet aangepast.
Plankaart 2 is onduidelijk, onvolledig en ten onrechte niet digitaal beschikbaar.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Door appellant wordt niet aangegeven wat onduidelijk is en waar de onvolledigheid uit bestaat. De plankaart is wel digitaal beschikbaar. Zie wat betreft de digitale beschikbaarheid ook de beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
k.
Plankaart 2: openheid ten westen van Empense en Tondense heide is niet gerechtvaardigd voor brede strook aan gehele westzijde van het natuurterrein. Graag grens aanpassen.
In het kader van de inspraak is voor het gebied globaal begrensd door de Lendeweg en de noordelijke gemeentegrens de aanduiding O gewijzigd in de aanduiding B, ten behoeve van de realisering van de ecologische verbindingszone. Voor het gebied ten zuiden hiervan is de aanduiding gehandhaafd. Het hier aanwezige landschap vormt een contrast met andere delen van de gemeente. Omdat gebiedsverschillen in het algemeen steeds kleiner worden, zijn wij er voorstander van om deze waarde te benoemen.
l.
m.
n.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Op plankaart 3 is het plangebied onderverdeeld in (landschappelijke) zones. De begrenzing van deze zones is tot stand gekomen op basis van de indeling van het landelijk gebied in het streekplan en de ruimtelijke ontwikkelingsvisie “ Ligt op groen” . In de toelichting van het bestemmingsplan wordt op pagina’s 47-52 uitvoerig ingegaan op de diverse zones. Daarbij wordt ingegaan op welke accenten in het ruimtelijk beleid worden gelegd (aan welke functies wordt prioriteit gegeven, wat zijn de belangen van natuur en landschap en binnen welke marges zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk).
Plankaart 3: onduidelijk is hoe zich deze kaart verhoudt tot de ruimtelijke ontwikkelingsvisie “Ligt Op Groen”. Graag toelichten hoe de verhouding is.
Op plankaart 3 dient de EHS/EVZ volledig opgenomen te worden. Is immers relevante ontwikkeling uit ROV “Ligt Op Groen”.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De EHS/EVZ was volledig opgenomen op plankaart 3. De EHS wordt daarnaast nog uitgesplitst in EHS-natuur, EHS-verweving en EHS-verbinding. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de EHS uit te splitsen in EHS-natuur, EHS-verweving en EHS-verbinding. Kleinschalige landschapselementen worden beschermd in de bestemmingsomschrijving en
De bescherming van bestaande en recent aangebrachte kleinschalige
28
34.
a.
b.
c.
d.
e.
landschapselementen is onvoldoende geborgd. Door o.a. ruilverkaveling en landinrichting zijn nieuwe compensatiebeplantingen aangebracht. Gedetailleerde tekeningen zijn in bezit van de gemeente. Deze koppelen aan bestemmingsplan. P.J.M. de Rijk Bronkhorsterweg 20 6971 JA BRUMMEN In artikel 25 is ten onrechte de 10% afwijking niet van toepassing op de Uiterwaarden (EHS).
via plankaart 2 en het aanlegvergunningenstelsel. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
De beleidslijn Grote Rivieren zegt dat een 10% afwijking niet van toepassing is op de Uiterwaarden.
De Uiterwaarden (EHS) zijn niet opgenomen op de plankaart.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De EHS is inderdaad niet opgenomen op plankaart 1. Er is voor gekozen de EHS aan te geven op plankaart 3. Op plankaart 3 staat in de verklaring achter uiterwaarden “EHS”. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De feitelijke situatie is dat er sprake is van 1 woning. De oppervlakte van het hoofdgebouw is in principe niet relevant. Al zijn er binnen de bestaande oppervlakte meerdere woningen te realiseren. Van belang is hoe de woning tot stand is gekomen.
Er is slechts één woning toegestaan. De huidige oppervlakte van het hoofdgebouw rechtvaardigt 2 tot 3 woningen.
De regeling voor woningsplitsing voldoet niet geheel. Wat als bestaande oppervlakte meer is dan 300 m2 bij twee woningen of meer dan 450 m2 bij 3 woningen. Graag regeling aanpassen.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Voor woningsplitsing gelden een aantal criteria. De woning en een daarmee in verbinding staand gebouw moet als een aaneengesloten bouwmassa zijn aan te merken en een minimale inhoud hebben van 900 m3. Bij deze minimale inhoud kan gesplitst worden in 2 woningen van minimaal 80 m2 en maximaal 150 m2. Bij een inhoud van 1500 m3 of meer mogen er drie woningen worden gerealiseerd van minimaal 80 m2 en maximaal 150 m2. De woning van appellant heeft een oppervlakte van meer dan 700 m2. Belangrijke aspecten bij woningsplitsing zijn dat de oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot en dat de kenmerkende bouwmassa gehandhaafd blijft. Daarnaast is het ook van belang dat een woning een minimale oppervlakte heeft. Het criterium van minimaal 80 m2 per woning moet dan ook gehandhaafd worden. De maximale oppervlakte van 150 m2 bij splitsing vervalt. Of er 2 of 3 woningen gerealiseerd kunnen worden hangt af van de inhoudsmaat. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de maximale oppervlakte van 150 m2 bij woningsplitsing te schrappen. De bebouwingsoppervlakten wijken inderdaad af ten opzichte van de oppervlakten
De in bijlage D opgenomen oppervlakten kloppen niet met de feitelijk aanwezige
29
oppervlakten (uitbreiding hoofdgebouw ook op plankaart verwerken).
f.
g.
Toegelaten functies uiterwaard (bijlage M). De toegelaten functies zijn veel te streng en beperkend. De functies zijn ten opzichte van partiële herziening Uiterwaarden 2001 verder en ten onrechte ingeperkt. Gevraagd wordt om dezelfde functies als in de Landgoederenzone.
Op 24 augustus 2004 heeft gemeente ingestemd met bouw tweede woning in combinatie met sloop van bouwwerken en erfverharding. De vrijstellingsprocedure bestaat niet meer. In het ontwerpplan is de bouw van een tweede woning niet toegestaan Hoe is dat te verenigen met het eerdere besluit en hoe kan de tweede woning alsnog in het plan worden opgenomen. Gevraagd wordt tweede woning in het plan op te nemen.
opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2001 “ partiele herziening Uiterwaarden”. Appellant merkt op dat het hoofdgebouw met 25 m2 is uitgebreid en dat deze uitbreiding nog meegenomen moet worden. In de Beleidsregels Grote Rivieren, die ook van toepassing zijn op perceel Bronkhorsterweg 20, is een eenmalige uitbreiding met 10% toegestaan. Van een deel van deze uitbreidingsmogelijkheid is al gebruik gemaakt (25 m2). Het nu opnemen van de bestaande bebouwing zou betekenen dat op basis van de regels van het ontwerpplan Buitengebied totaal ruimere uitbreidingsmogelijkheden worden geboden dan op grond van de beleidslijn Grote Rivieren is toegestaan. Dat is in strijd met de Beleidslijn Grote Rivieren. In bijlage D zal bij bestaande oppervlakte hoofdgebouw 754 m2 worden opgenomen, bij bestaande oppervlakte bijgebouw 3016 m2 en bij maximaal bebouwd oppervlak 3795 m2. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in bijlage D bij bestaande oppervlakte hoofdgebouw 754 m2 op te nemen, bij bestaande oppervlakte bijgebouw 3016 m2 en bij maximaal bebouwd oppervlak 3795 m2. De toegelaten functies zijn inderdaad beperkter dan in andere gebieden. Dat is mede gebaseerd op de beleidslijn Grote Rivieren. In de uiterwaarden wordt gestreefd naar beperking, en waar mogelijk vermindering, van de bebouwing. Het toelaten van nieuwe (kapitaalintensieve) functies staat haaks op dit streven. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De gemeente heeft in 2004 inderdaad in principe ingestemd met de start van een vrijstellingsprocedure ex. artikel 19 lid 1 Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de brief die aan appellant is verzonden is aangegeven dat voor het starten van de procedure een bouwaanvraag, vergezeld van een vrijstellingsverzoek moet worden ingediend. Ook is opgemerkt dat een goede ruimtelijke onderbouwing (waarin vele zaken onderbouwd moeten worden) aangeleverd moet worden. Voorzover valt na te gaan is tot nu toe door appellant voor het starten van de procedure geen bouwaanvraag met de daarbij benodigde stukken ingediend. Een tweede woning wordt niet in het plan opgenomen omdat de daarvoor benodigde vrijstellingsprocedure niet is gevoerd. Indien appellant zijn plannen alsnog wil realiseren zijn we bereid om met appellant te overleggen op welke wijze dat zou kunnen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
30
35.
a.
b.
H. Voskamp Hallsedijk 25a 6975 AL TONDEN Vraagt om agrarisch bouwperceel op te nemen voor Hoevesteeg 31A te Tonden.
Op perceel Hoevesteeg 31a is geen agrarisch bedrijf gevestigd. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven maakt het bestemmingsplan niet mogelijk. Bij de opstelling van het bestemmingsplan is opnieuw een agrarisch bouwperceel opgenomen als ook in het geldende bestemmingsplan al sprake is van een agrarisch bouwperceel en er op het perceel nog rechten rusten in de zin van een milieuvergunning of melding (Wet Milieubeheer). Voor perceel Hoevesteeg 31a is dit niet het geval. Om die reden is geen agrarisch bouwperceel opgenomen.
Vraagt om schuur op Plagweg 20 te Empe te verbouwen tot woning of nieuwbouw woning toe te staan (Plagweg 20 onterecht bij Plagweg 18 gevoegd).
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het bestemmingsplan laat de bouw van nieuwe woningen niet toe. Wel bestaat er onder voorwaarden de mogelijkheid om bestaande woningen met een inhoud van meer dan 1000 m3 te splitsen. Er is hier geen sprake van een woning maar van een schuur. Er is beleid in voorbereiding waarbij na afbraak van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing onder voorwaarden de mogelijkheid bestaat om in aanmerking te komen voor een bouwkavel voor een woning. De ondergrens voor af te breken bedrijfsbebouwing gaat naar verwachting tenminste 500 m2 bedragen. Wellicht biedt dit beleid aanknopingspunten voor appellant om een woning te realiseren. Wat betreft de WOZ is Plagweg 20 gesplitst. Het deel in eigendom van appellant wordt in het kader van de WOZ aangemerkt als Plagweg 20 agrarisch.
c.
d.
Verruiming agrarisch bouwperceel Hallsedijk 25 en 25a richting noordzijden i.v.m. reeds lang aangelegde paardenbak.
Diverse percelen waar bedrijf al lang beëindigd is (agrarisch en niet-agrarisch) zijn in nieuwe plan zonder meer opgenomen.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bestaande paardenbakken mogen aansluitend aan een bouwperceel gesitueerd zijn. Een vergroting van het bouwperceel is niet noodzakelijk. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie ook beantwoording onder a. Voor nietagrarische bedrijven is dezelfde lijn gevolgd als voor agrarische bedrijven. Het kan dus voorkomen dat geen gebruik is gemaakt van de geldende rechten en er feitelijk geen sprake meer is van agrarische/niet-agrarische activiteiten. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot
31
aanpassing van het plan. 36.
a.
Plan & Projectpartners Postbus 177 3769 ZK SOESTERBERG Er zijn (vergevorderde) plannen om de Michaelshoeve te revitaliseren door de visie van de oprichters van de Michaelshoeve in ere te herstellen. In deze visie zijn heilpedagogische zorg, onderwijs en landbouw onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hiervoor is adequate huisvesting nodig. Moet worden mogelijk gemaakt in bestemmingsplan. De huidige huisvesting voldoet niet meer aan de kwaliteitseisen van de Inspectie Gezondheidszorg en het Ministerie van VWS. De huisvesting dient uiterlijk 31 december 2010 aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om een plan te realiseren dat aan de kwaliteitseisen voldoet.
-
In de Nota van wijzigingen op het conceptvoorontwerp bestemmingsplan buitengebied is aandacht besteed aan (eventuele) initiatieven van de in het buitengebied aanwezige zorginstellingen, waaronder de Michaelshoeve. Aangegeven is dat een initiatief gebaseerd dient te zijn op een eigen ontwikkelde beleidsvisie voor de gronden en opstallen, evenals het gebruik ervan. Wanneer voorgenomen ontwikkelingen vanuit ruimtelijk en functioneel oogpunt goed inpasbaar blijken te zijn dan kunnen ze worden opgenomen. Bij de Michaelshoeve wordt al lange tijd nagedacht over nieuwe ontwikkelingen. De tijd was echter te kort om de plannen voor het ter inzage leggen van het ontwerpplan volledig uitgewerkt te hebben. Er heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden over de plannen voor de Michaelshoeve. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een plan dat ruimtelijk en functioneel goed inpasbaar is. Gelet op de met de Michaelshoeve gemaakte afspraken zijn wij van mening dat de ontwikkelingen meegenomen kunnen worden bij de vaststelling van het plan. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de ontwikkelingen van de Michaelshoeve op te nemen in het bestemmingsplan.
b.
c.
Ontwerpplan bevat de volgende knelpunten: toegestane bebouwde oppervlakte is onvoldoende voor realiseren benodigde huisvesting. De ruimtebehoefte is inclusief beperkte toekomstige uitbreidingen 10.000 m2.
Bij de beantwoording onder a. is aangegeven dat de ontwikkelingen meegenomen kunnen worden in het vast te stellen bestemmingsplan. Het aantal m2 zal worden aangepast. In het plan zal 9100 m2 bebouwing worden opgenomen.
-
Omschrijving in bestemmingsplan komt niet overeen met huidige situatie. Omschrijving moet alle bestaande functies omvatten. Deze functies zijn zorg, onderwijs en aan zorg gerelateerde agrarische functies.
Door appellant wordt terecht opgemerkt dat er een aantal aanwezige functies niet opgenomen zijn bij de omschrijving van feitelijke bedrijvigheid in bijlage A. In bijlage A zal bij feitelijke bedrijvigheid ook worden opgenomen onderwijs en aan zorg gerelateerde agrarische functies.
-
De aanwezige dienstwoningen dienen in bestemmingsplan te worden opgenomen.
Op het perceel zijn vier dienstwoningen aanwezig. In bijlage A zal bij dienstwoning(en) worden opgenomen 4.
De huidige bouw- en goothoogte wijkt af van hetgeen het bestemmingsplan toestaat. De
32
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in bijlage A (nummer 43): het maximaal bebouwd oppervlak te wijzigen in 9100 m2, de feitelijke bedrijvigheid aan te vullen met onderwijs en aan zorg gerelateerde agrarische functies; bij dienstwoningen op te nemen 4. Uitgangspunt bij de opstelling van het plan is geweest om bij bedrijven waar sprake is van
op het terrein aanwezige villa heeft een goothoogte van 11,5 meter en een bouwhoogte van 16,5 meter.
een afwijkende goot- en/of bouwhoogte deze op te nemen in bijlage A onder “ Afwijkende hoogtemaat”. Op het perceel van de Michaelshoeve is inderdaad sprake van een afwijkende goot- en bouwhoogte. In Bijlage A zal (bij nummer 43) bij “ Afwijkende hoogtemaat” worden opgenomen: maximale goothoogte 11,5 en maximale bouwhoogte 16,5 meter. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in bijlage A (nummer 43) bij afwijkende hoogtemaat op te nemen maximale goothoogte 11,5 en maximale bouwhoogte 16,5 meter.
37.
a.
b.
Hekkelman Advocaten & Notarissen N.V. Afdeling advocatuur Nijmegen T.E.P.A. Lam Postbus 1094 6501 BB NIJMEGEN (namens W. de Vries, Eerbeekseweg 14 te Laag Soeren) Appellant exploiteert tuincentrum Laag Soeren op perceel Soerense Zand Zuid 29 (voorheen Soerense Zand 17B). Thans heeft het perceel de bestemming Tuincentrum klasse B. Met de mogelijkheid om 4000 m2 te bebouwen. In het ontwerpbestemmingsplan is het bebouwingsoppervlakte beperkt tot 1848 m2 (+ 10% uitbreiding). Appellant kan zich niet verenigen met de beperking van de bouwmogelijkheden met ongeveer 50%. Bedrijf zit er al sinds 1970. De slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden maken uitbreiding van het bedrijf onmogelijk en zal door de scherpe concurrentie in de branche het bestaansrecht van het bedrijf kunnen aantasten. Appellant heeft uitbreidingsmogelijkheden nodig. Ook om assortiment te vergroten. Er wordt extern onderzoek uitgevoerd naar uitbreidingsbehoefte. Zodra resultaten bekend zijn wordt dit toegezonden. Appellant is van mening dat indien de noodzaak van uitbreiding is aangetoond deze moet worden meegenomen bij de vaststelling. Kan niet zo zijn dat bestaande rechten via een planherziening weer verworven moeten worden. Het vigerende bestemmingsplan laat 1 dienstwoning op perceel toe. In het ontwerpplan is een dienstwoning niet meer toegestaan. Appellant is het niet eens met het standpunt dat door het college hierover is ingenomen in Nota inspraak. Dienstwoning is nodig vanwege verzorging van levende materialen (bomen en planten). Verder is het nodig dat het klimaat (temperatuur) in tuincentrum goed is. Het komt regelmatig voor dat ingegrepen moet worden (alarmmeldingenoverzicht bijgevoegd). Afgelopen jaren ook een aantal pogingen gedaan maar ook een paar keer
33
De ruimtelijke inzichten zijn in de afgelopen jaren veranderd, zowel bij provincie als gemeente. Niet-agrarische bedrijven horen eigenlijk niet thuis in het buitengebied. Bovendien willen we voorkomen dat er een verdergaande schaalvergroting van de bestaande bedrijven plaatsvindt. Om die reden is voor alle niet-agrarische bedrijven een 10%uitbreidingsregeling opgenomen in het bestemmingsplan. Aan grotere uitbreidingen kunnen wij eventueel pas medewerking verlenen als wordt aangetoond dat daar een bedrijfseconomische noodzaak voor is. De plannen dienen in dat geval vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin ook de (milieu)effecten van de uitbreiding op de omgeving worden betrokken. Op basis van dit verzoek wordt gekeken of er medewerking kan worden verleend door middel van een planherziening.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding het plan te wijzigen.
Het vigerende bestemmingsplan laat inderdaad een dienstwoning toe. Voorheen waren op het perceel een hoveniersbedrijf en tuincentrum gevestigd. Het vigerend bestemmingsplan laat 1 dienstwoning toe. Er was 1 dienstwoning aanwezig. Deze woning is echter verkocht en maakt geen deel meer uit van de bedrijfslocatie Soerense Zand 29. Wij zijn van mening dat bij een tuincentrum heden ten dage geen dienstwoning noodzakelijk is. Er vinden (vrijwel) geen werkzaamheden plaats die buiten de gebruikelijke arbeidstijdstippen en op niet van tevoren
daadwerkelijk ingebroken. Aanwezigheid dienstwoning heeft preventieve werking. Ook vindt aan en afvoer van goederen buiten openingstijden plaats. Een dienstwoning is nooit gebouwd aangezien appellant in een woning aangrenzend aan het tuincentrum woont. Dienstwoning is dus noodzakelijk vanwege toezicht. Bij toekomstige verkoop van tuincentrum is dienstwoning noodzakelijk vanwege genoemde aspecten. Anders moeilijk opvolger te vinden.
c.
Nabij het perceel van het tuincentrum is een burgerwoning toegestaan (3 meter). Dit is niet in overeenstemming met minimaal in acht te nemen afstanden tussen een burgerwoning en een tuincentrum (VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering). Het tuincentrum op Soerense Zand 17 B, heeft in tegenstelling tot het voormalige tuincentrum op Soerense Zand 17 A, nooit een dienstwoning gehad.
vaststaande tijdstippen uitgevoerd dienen te worden. Dergelijke werkzaamheden zullen zeker wel eens voorkomen, maar zijn van te voren in te plannen c.q. bekend en komen hoofdzakelijk incidenteel voor. Wat betreft storingen, inbraak etc. wordt opgemerkt dat door gebruikmaking van moderne telecommunicatiemiddelen, zoals mobiele telefoon, en computergestuurde alarm- en storingsmelders ondernemers op ieder moment van de dag te bereiken zijn en door hen indien noodzakelijk direct, danwel tijdig opgetreden of iets geregeld kan worden. Reden waarom er in het bestemmingsplan geen regeling is opgenomen om een dienstwoning mogelijk te maken. Aanvullend wordt nog opgemerkt dat het naar onze mening mogelijk is om binnen redelijke afstand van het tuincentrum een woning te kopen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bij het bestemmen van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande bedrijven kan de VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" een belangrijk hulpmiddel zijn. In deze handreiking staan voor typen van bedrijvigheid richtafstanden tot geluidgevoelige bestemmingen. Het positief bestemmen van een reeds bestaande maar strijdige situatie wordt gezien als nieuwe situatie. Naast de VNG-handreiking moet voor de nieuwe situatie ook gekeken worden naar de bestaande geluidbelasting ten gevolge van de aanwezige bedrijven. In het kader van belangenafweging kan niet zonder meer de geluidruimte van een bedrijf worden beperkt. De geluidruimte is vastgelegd in een milieuvergunning of vloeit voor uit het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). De geluidruimte kan bepalend zijn voor de benodigde afstand tussen het bedrijf en een geluidgevoelige bestemming. Het Activiteitenbesluit geeft aan dat een bij een inrichting behorende woning (dienst- of bedrijfswoning) niet wordt aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Dienst en bedrijfswoningen die niet tot de inrichting horen zijn wel geluidsgevoelige objecten.
Op 6 december 1994 is voor Tuincentrum Laag Soeren een beschikking op grond van de Wet milieubeheer afgegeven voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting. Ten tijde van het verlenen van de oprichtingsvergunning voor het tuincentrum werd het pand op Soerense Zand Zuid 27 reeds gebruikt als burgerwoning. Op 7 februari 2001 is onder nummer 01.000503 een melding op grond van het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven ingediend. Dit besluit is op 1 januari 2008 van rechtswege overgegaan in het Activiteitenbesluit. De 34
geluidsnormen die in het Activiteitenbesluit staan beschreven gelden op gevels van woningen en dienstwoningen die niet tot de inrichting behoren. Het pand op het perceel Soerense Zand 27, dat reeds voor de oprichtingsvergunning als burgerwoning werd bewoond, behoort niet tot de
inrichting en moet daarom worden gezien als een geluidsgevoelig object. Tuincentrum Laag Soeren dient te voldoen aan de geluidsnormen op de gevel van de woning Soerense Zand Zuid 27. Het bestemmen tot burgerwoning levert geen verdere inperking op voor de geluidsruimte van het Tuincentrum Laag Soeren. Conclusie Er is geen sprake van een nieuwe ruimtelijke situatie. De geluidsnormen zoals beschreven in het Activiteitenbesluit gelden al op de gevels van woningen (die worden aangemerkt als geluidgevoelige objecten) zoals Soerense Zand Zuid 27. De bestemming als burgerwoning levert geen verdere inperking op voor de geluidsruimte van het Tuincentrum Laag Soeren. Bovendien is er sprake van een situatie die door de verkoop van de bedrijfswoning aan particulieren is ontstaan. De kopers wisten dat ze naast een tuincentrum kwamen te wonen. Hierdoor mag er van hen verlangt worden dat ze een bepaalde mate van eventuele overlast accepteren.
d.
De digitale bestemmingsplankaart werkt niet correct. Wanneer gezocht wordt op adres komt een onjuist perceel naar voren.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Als bij het zoeken een adres wordt ingetoetst wordt de aanpijling niet exact op het adres weergegeven. Dit is ons bekend. Er zal aan de firma Crotec worden gevraagd of daar iets aan te doen is. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding contact op te nemen met de firma Crotec om te vragen of het zoeken op adres exacter kan worden weergegeven.
38.
Dommerholt Advocaten Mr. A.A. Robbers Postbus 695 7300 AR APELDOORN (namens J.F. Slaaf, Valkenbergweg 31, Apeldoorn)
Op 30 augustus 2001 heeft college van B&W vrijstelling verleend om de woning Horsterdijk 1 als burgerwoning te gebruiken. Bij de eerstvolgende herziening zal het agrarisch bouwperceel worden gewijzigd. Appellant heeft geconstateerd dat er op het perceel een tweede woning in aanbouw is. Er vinden dus werkzaamheden plaats die in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan. Er is in strijd met het bestemmingsplan een verbouwde schuur in gebruik genomen als woning. In het kader van een verzoek om handhaving heeft 35
Perceel Horsterdijk 1 betreft een voormalig agrarisch bouwperceel dat in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming wonen heeft gekregen. Het bestemmingsplan laat 1 woning toe. In het bestemmingsplan zijn bestaande woningen als zodanig bestemd. Ook is in het buitengebied aan een aantal woonsituaties (waar het niet ging om bestaande woningen) een woonbestemming toegekend. Het gaat daarbij om situaties waarin een pand in de periode tussen eind februari 1999 (eerste nieuwe WOZ- waarde beschikking) en 23 oktober 2007
het college van B&W aan appellant meegedeeld dat hij niet ontvankelijk is. Dit standpunt kan appellant billijken maar hij begrijpt niet dat gemeentebestuur afziet van haar beginselplicht om te handhaven. Appellant vraagt een zodanige bestemming op het perceel Horsterdijk 1-3 te leggen dat slechts één gebouw bewoond mag worden. Ten aanzien van het strijdige gebruik en de getroffen bouwkundige voorzieningen kan geen beroep worden gedaan op overgangsbepalingen van het ontwerpplan. Aan de raad wordt gevraagd er bij het college op aan te dringen dat handhavend wordt opgetreden 39.
a.
G.W. Sangers Gaspeldoorn 90 6961 EERBEEK Appellant vraagt om op een stuk weiland gelegen tussen de Ringlaan en Heerweg (kadastraal BMN01 M91) een woning te bouwen. Een eerder verzoek in 2004 is afgewezen. Wel is tot zijn verbazing op aangrenzend perceel een woning gebouwd.
(besluitvorming inspraakplan bestemmingsplan Buitengebied) als zelfstandige woonruimte is aangemerkt en aangeslagen en/of de belanghebbende kan aantonen dat het gebruik als woning onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan valt en dat tot op heden sprake is geweest van een onafgebroken gebruik van het verblijf als woning. Daarvan is op perceel Horsterdijk 1-3 geen sprake. Door de bewoners van perceel Horsterdijk 1-3 is gevraagd om op het perceel een extra woning te mogen realiseren. Zie ook de beantwoording onder 6. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Het bestemmingsplan laat de bouw van nieuwe woningen niet toe. Wel bestaat er onder voorwaarden de mogelijkheid om bestaande woningen met een inhoud van meer dan 1000 m3 te splitsen. Er is beleid in voorbereiding waarbij na afbraak van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing onder voorwaarden de mogelijkheid bestaat om in aanmerking te komen voor een bouwkavel voor een woning. De ondergrens voor af te breken bedrijfsbebouwing gaat naar verwachting tenminste 500 m2 bedragen. Wellicht biedt dit beleid aanknopingspunten voor appellant om een woning te realiseren. Met de woning die nabij het perceel van appellant is gebouwd wordt gedoeld op de woning nabij Ringlaan 23. De bouw van deze (bedrijfs)woning is via een artikel 19 lid 1 WRO-procedure mogelijk gemaakt. Het ging hier niet om een burgerwoning maar om een agrarische bedrijfswoning bij een boomkwekerij. Op 8 mei 2007 heeft Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar afgegeven om de bouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken.
b.
Perceel heeft in vigerende bestemmingsplan de bestemming “lichte bebouwing” met mogelijkheid stal of voederplaats te bouwen. Deze bestemming moet er op blijven zitten.
36
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1982 is aan de daarin opgenomen vrijstellingsmogelijkheid om een schuilplaats en/of voederberging voor vee (niet behorend tot een bedrijfsmatig beoefend agrarisch bedrijf) te realiseren door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is geen mogelijkheid opgenomen voor de bouw van schuilstallen. In het buitengebied is evenwel een ontwikkeling gaande dat er steeds meer agrarische bedrijven hun activiteiten beeindigen. Gevolg hiervan is dat dieren
verdwijnen uit de weilanden. Als tegenhanger worden weilanden wel steeds vaker gebruikt voor het hobbymatig houden van dieren. Het huidige beleid is erop gericht om losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Bebouwing dient bij voorkeur geconcentreerd te worden op woon- en bedrijfspercelen. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk gevrijwaard van verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar natuurlijke uitstraling. Om te voorkomen dat het buitengebied verrommelt door allerlei (illegale) bouwsels als schuilgelegenheid willen wij onder voorwaarden kleine schuilstallen toestaan. Schuilstallen worden niet in het gehele buitengebied toegestaan. Ook worden eisen gesteld aan landschappelijke inpassing en materialisering van de schuilstallen. Ook dient de noodzaak en doelmatigheid in het kader van dierenwelzijn te worden aangetoond. Schuilstallen worden mogelijk gemaakt met een ontheffing. Na indiening van een verzoek tot ontheffing kan beoordeeld worden of appellant in aanmerking komt voor een schuilstal Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in de regels een ontheffing op te nemen om onder voorwaarden een schuilstal toe te staan. 40.
Biologisch-dynamisch Landbouwbedrijf VOF De Meander Zutphensestraat 296 6971 JR BRUMMEN De inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van bouwperceel maar een paar wandelkassen vallen nu nog niet geheel binnen het bouwperceel. Appellant stelt voor om bouwperceel te wijzigen en heeft hiervoor een schets bijgevoegd. Per saldo blijft de oppervlakte van het bouwperceel vrijwel gelijk. Door de voorgestelde wijziging ontstaat voor appellant een gunstiger/effectiever bouwperceel.
Het bouwperceel zal alsnog zodanig worden aangepast dat de wandelkassen er binnen vallen. Er bestaan ook geen planologische bezwaren een deel van het bouwperceel te wijzigen. De oppervlakte blijft hierdoor vrijwel gelijk en uit een mondelinge toelichting van appellant is gebleken dat de wijziging uit bedrijfsoogpunt bekeken logisch is. Het bouwperceel zal conform het verzoek van appellant worden gewijzigd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel te wijzigen.
41.
a.
Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie Directie Noord Postbus 40184 8004 DD ZWOLLE Gevraagd wordt in artikel 18 sub 5 “aanlegvergunningplicht” toe te voegen dat het zonder aanlegvergunning verboden is om voorwerpen aan te brengen in de grond dieper dan 30 cm. Ook dient een bepaling te worden opgenomen dat B&W vrijstelling kunnen verlenen mits tevoren schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.
37
In de regels van het bestemmingsplan zal in artikel 18 sub 5 worden toegevoegd dat het zonder aanlegvergunning verboden is om voorwerpen aan te brengen in de grond dieper dan 30 cm. Tevens zal een bepaling worden opgenomen dat B&W hiervan ontheffing kunnen verlenen mits tevoren schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.
b.
c.
42.
a.
b.
Op zowel de plankaart als in de voorschriften dient aan weerszijden van het tracé van de olieleiding een zonering van 5 meter uit het hart van de leiding te worden opgenomen waarbinnen de beperkingen gelden zoals in de voorschriften opgenomen.
In de digitale versie van de plankaart is het leidingtracé niet conform de in de legenda getoonde lijntypologie opgenomen. De analoge versie is wel correct. Graag aanpassen.
R. Staal Voorsterweg 130 6971 KE BRUMMEN De zienswijze is gericht tegen perceel Voorsterweg 134-136. In vigerende bestemmingsplan is als bestemming Stalinrichting genoemd. Later is er een handel in kunststofkozijnen gevestigd. Het gaat om KS Nederland/Finstral. Hiervoor is geen goedkeuring binnen het bestemmingsplan afgegeven. De bedrijvigheid is jaren geleden naar het industrieterrein in Zutphen verplaatst. Dat bedrijf is recent verkocht.
In de regels wordt opgenomen dat aan weerszijden van de leiding een de zonering geldt van 5 meter. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding voor de olieleiding in de regels een zonering van 5 meter aan weerszijden op te nemen. Op de digitale en analoge versie zal de leiding dezelfde typologie worden opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om op de digitale en analoge versie van de plankaart de leiding in dezelfde typologie op te nemen.
Het perceel Voorsterweg 134-136 heeft op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1984 nummer 1 de bestemming Bijzonder agrarisch bedrijf met een bebouwingspercentage van 60%. Op percelen met deze bestemming zijn bedrijven toegestaan welke dienst verlenen aan agrarische bedrijven, te weten agrarische loonbedrijven, maalderijen, veevoederdistributiebedrijven, veehandelsbedrijven, veevervoersbedrijven en stalinrichtings- c.q. stalconstructiebedrijven. De gemeente vond de vestiging van een handel in kunststofkozijnen passend binnen deze bestemming. Uitgangspunt bij het opstellen van het het bestemmingsplan Buitengebied is geweest dat bedrijfsactiviteiten de bestemming bedrijf krijgen. In bijlage A van de regels is voor ieder bedrijf afzonderlijk aangegeven wat de feitelijke bedrijfsactiviteiten zijn, de bestaande oppervlakte bebouwing, aantal dienstwoningen etc.
Appellant is van mening dat het wijzigen van de bestemming in Handel in kunststofkozijnen en aanverwante artikelen, zoals opgenomen in het ontwerpplan, niet van toepassing zou moeten zijn. Feitelijk wordt perceel nu gebruikt voor garage/werkplaats-activiteiten (zware vrachtwagens t.b.v. rallysport). Ook de loods en het terrein worden hiervoor gebruikt.
38
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bij de beantwoording onder a is aangegeven waar de de bedrijvigheid “handel in kunststofkozijnen” vandaan komt. Appellant is van mening dat het perceel nu anders wordt gebruikt. Bij controle ter plekke is gebleken dat op het perceel inderdaad, zoals door appellant gesteld, garage/werkplaatsactiviteiten plaatsvinden (t.b.v. rallysport). De eigenaar van het perceel heeft aangegeven dat deze activiteiten plaatsvinden als onderdeel van de reclame voor het kunststofkozijnenbedrijf en daarom onderdeel zijn van de bedrijfsvoering en passend binnen het bestemmingsplan. Alhoewel op het oog deze activiteiten niets met de handel in kunstofkozijnen te maken lijken te hebben kan niet zondermeer worden gesteld dat ze in strijd zijn met het bestemmingsplan.
Daarvoor is meer onderzoek nodig en zal waarschijnlijk een rechtelijke uitspraak nodig zijn. Indien appellant van mening is dat de activiteiten op het perceel in strijd zijn met het bestemmingsplan kan hij een verzoek tot handhaving indienen. In het kader van het handhavingsverzoek zal ondermeer een beoordeling plaatsvinden of de betreffende activiteiten in strijd zijn met het bestemmingsplan. Afgezien van de mogelijkheid tot het indienen van een handhavingsverzoek spreken wij de bereidheid uit om een overleg tussen appellant en de eigenaar van perceel Voorsterweg 134136 te arrangeren om de “problemen” te bespreken en zo mogelijk tot een oplossing te komen.
C,
Omwonenden zijn ongerust over het feitelijk gebruik en mogelijke toekomstige uitbreidingen van activiteiten. Onlangs is een hekwerk geplaatst dat grote afbreuk doet aan landelijk karakter. Is hier wel vergunning voor verleend? Er is ook aanvraag ingediend voor een grote loods wat doet vermoeden dat de activiteiten fors worden uitgebreid. Dit is niet in overeenstemming met de geest van het ontwerpbestemmingsplan en de structuurvisie Ligt op Groen. Dergelijke grotere industriële activiteiten horen thuis op een bedrijventerrein en niet in het Brummense buitengebied.
Gevraagd wordt de wijziging van de bestemming handel in kunststof kozijnen en aanverwante artikel niet door te voeren.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Wat betreft het feitelijk gebruik wordt verwezen naar de beantwoording onder a. wat uitbreidingen betreft het volgende. Het bestemmingsplan biedt een mogelijkheid om de bestaande bebouwing nog met 10% uit te breiden. Deze uitbreiding moet binnen het bestemmingsvlak plaatsvinden. De ingediende bouwaanvraag is deels uit het bestemmingsvlak geprojecteerd en daarom niet passend binnen het bestemmingsplan. Het is mogelijk dat er nog een bouwvergunning wordt afgegeven op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1984 nummer 1. Op grond van dat plan kan het bestemmingsvlak voor 60% bebouwd worden. Een vergroting van het bestemmingsvlak is niet aan de orde. Uiteraard dient ook een eventueel nieuw bedrijfsgebouw gebruikt te worden overeenkomstig de bestemming. Zie wat dat aspect betreft ook de beantwoording onder b. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Uit de beantwoording onder a, b en c blijkt dat wij geen aanleiding zien om de bestemming te wijzigen. Indien appellant van mening is dat op het perceel activiteiten in strijd met het bestemmingsplan worden uitgeoefend kan hij verzoeken om handhaving. Afgezien daarvan spreken wij de bereidheid uit om een overleg tussen appellant en de eigenaar van perceel Voorsterweg 134-136 te arrangeren om de “problemen” te bespreken en zo mogelijk tot een oplossing te komen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
43.
M. Erich Voorsterweg 130 6971 KE BRUMMEN Zie reactie 42.
Zie antwoord 42
39
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
54.
55.
56.
57.
58.
59.
B. Schild Voorsterweg 126 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. F. van den Bergh Voorsterweg 126 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. T. Bestema Voorsterweg 122 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. H.F. Klein Voorsterweg 122 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. J.M. Braakman Voorsterweg 124 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. V. Zevenhuizen Voorsterweg 124 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. E. de Vries Voorsterweg 128 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. M. Peters Voorsterweg 128 6971 KC BRUMMEN Zie reactie 42. M.V. ten Klei Vosstraat 2 6971 KN BRUMMEN Zie reactie 42 J.Th. van Dijk Vosstraat 2 6971 KN BRUMMEN Zie reactie 42 H.J. Schouten Vosstraat 1 6971 KN BRUMMEN Zie reactie 42 J.W. Schouten-Vreeman Vosstraat 1 6971 KN BRUMMEN Zie reactie 42 A.M.J. de Clercq-Niese Buurtweg 43 6971 KM OEKEN Zie reactie 42 H. de Clercq Buurtweg 43 6971 KM OEKEN Zie reactie 42 S. Theuns Buurtweg 41 6971 KM OEKEN Zie reactie 42 D. Eskes Buurtweg 41 6971 KM OEKEN
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
Zie antwoord 42
40
60.
61.
Zie reactie 42 Dommerholt Advocaten Mr. J.H. Hermsen Postbus 695 7300 AR APELDOORN (namens W.G.J.A. Jansen, Zutphen) Gevraagd wordt de bestemming van perceel Cortenoeverseweg 135 (Bedrijfwaterschapsdepot) te wijzigen in wonen en het mogelijk te maken dat de op het perceel aanwezige schuur gebruikt mag worden voor de stalling van een versproductenkoelwagen. Het perceel heeft de waterstaatsfunctie al enige jaren verloren. Tot nu toe is geen medewerking verleend aan het verzoek vanwege onzekere gevolgen van het project IJsselsprong. Recent is duidelijk geworden dat het project IJsselsprong geen gevolgen heeft voor het perceel. Er zijn dus geen belemmeringen meer om de bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Door het college is op 16 december 2008 besloten dat het perceel een functie kan krijgen die bij de doelstelling van de Groene buffer past. Er betsaan nog geen concrete gedachten over invulling. Appellant vraagt om een woonbestemming omdat in 2006 van gemeentezijde aan het Waterschap Veluwe is toegezegd dat het perceel kan worden bestemd voor woondoeleinden. Om die reden heeft appellant een voorwaardelijke koopovereenkomst met het Waterschap gesloten. Vervolgens krijgt hij geen medewerking voor een wijziging door het college vanwege onzekerheid over het project IJsselsprong. De nu geopperde functie moet worden gezien als een beperking van het meest doelmatige gebruik. Beoogde functie is geenszins in strijd is met de doelstelling van de Groene buffer. Appellant moet verhuizen vanwege het project IJsselsprong. Het perceel Cortenoeverseweg 135 biedt hem een oplossing. B. Uiterweerd Elzenbosweg 10 6971 JM BRUMMEN Appellant vraagt om een wijziging van het bouwperceel. Een deel van het bouwperceel kan vervallen zodat het op andere plek wordt toegevoegd. Wijziging is gewenst omdat een deel van het bouwperceel te dicht bij een watergang ligt en de bouw van een stal daar onmogelijk is.
Zie antwoord 42
Zoals appellant opgemerkt is door het college op 16 december 2008 besloten dat het perceel een functie kan krijgen die bij de doelstelling van de Groene buffer past. Dit betekent niet op voorhand dat een woonbestemming wordt uitgesloten. Het gaat om de invulling in zijn totaliteit. Het nu omzetten naar een woonbestemming biedt geen enkele garantie dat er doelstellingen worden bereikt die bij de Groene Buffer passen. Indien appellant, wellicht in overleg met het Waterschap, met een (inrichtings)voorstel komt waar in combinatie met een woonbestemming een duidelijke meerwaarde wordt bereikt voor de Groene buffer dan zijn wij bereid medewerking te verlenen aan een woonbestemming. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Uit bedrijfsoogpunt is de gevraagde wijziging logisch. Ook het aspect dat te dicht bij een watergang gebouwd moet worden is van belang. Er bestaan planologisch geen bezwaren om een deel van het bouwperceel te laten vervallen en op andere plek toe te voegen. Het agrarisch bouwperceel wordt gewijzigd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel te wijzigen.
62.
J.Th. van Dijk Vosstraat 2 6971 KN BRUMMEN Vosstraat 2 bestaat uit twee kavels (nummers 2446 en 2448). Slechts een deel van kavel 2446 mag bebouwd worden. In
41
Appellant merkt op dat de bijgebouwen niet te zien zijn op het bestemmingsplan. Het kan voorkomen dat sommige bebouwing niet
het verleden stond er ongeveer 760 m2 aan gebouwen rondom de boerderij. Deze bebouwing is verwijderd in ruil voor 300 m2 nieuwbouw. Bevestigd bij brief 96151 van 26 april 1996. Inmiddels is 240 m2 gerealiseerd. Dat is niet terug te vinden in het bestemmingsplan. Er is nog een mogelijkheid om 60 m2 bij te bouwen. Gevraagd wordt de hele kavel 2446 als wonen aan te geven.
zichtbaar is op het bestemmingsplan. Het bestaande aantal m2 aan bebouwing hoeft niet af te lezen te zijn aan de plankaart. De bestemming wonen voor perceel Vosstraat 2 beperkt zich tot uitsluitend de woning en een klein stukje grond daar omheen. De aanwezige bijgebouwen vallen buiten de bestemming wonen. De woonbestemming zal zodanig worden aangepast dat de bijgebouwen er binnen vallen. In 1996 is aan appellant meegedeeld dat na sloop van 760 m2 aan bijgebouwen er 300 m2 mag worden teruggebouwd. Op dit moment is ongeveer 240 m2 van de 300 m2 teruggebouwd. Appellant heeft 13 jaar de tijd gehad om de 300 m2 bebouwing te realiseren. Het is niet zo dat de toegezegde 300 m2 altijd in stand blijft. Appellant krijgt na vaststelling van het bestemmingsplan tot de volgende herziening (maar maximaal 10 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan) de tijd om de resterende 60 m2 bijgebouwen te realiseren anders komen deze 60 m2 te vervallen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de woonbestemming van perceel Vosstraat 2 zodanig aan te passen dat de bijgebouwen er binnen vallen.
63.
H.H.W. Blom Arnhemsestraat 104 6974 LL LEUVENHEIM Gevraagd wordt om aanpassing van het bouwperceel. Vanwege de aanwezigheid van een dijk valt een deel van het bouwperceel in een zone waar alleen met toestemming van de dijkbeheerder mag worden gebouwd. Appellant wil een deel van het bouwperceel dat in genoemde zone ligt verplaatsen. Appellant heeft contact gehad met het Waterschap. Waterschap heeft geen problemen met het verzoek.
Het perceel van appellant ligt gedeeltelijk in de zone waar alleen met toestemming van de dijkbeheerder gebouwd kan worden. Ondanks dat het bouwperceel is is het niet zeker dat er daadwerkelijk gebouwd kan worden. Appellant wil een deel van het bouwperceel waar de beperking op ligt verplaatsen. Tegen de verplaatsing bestaan planologisch geen bezwaren. De oppervlakte van het bouwperceel blijft door de wijziging gelijk. Het agrarisch bouwperceel wordt overeenkomstig het verzoek gewijzigd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel te wijzigen. Het standaard opnemen van de mogelijkheid om een geluidswal te realiseren binnen de agrarische bestemming is niet wenselijk. Dat wil niet zeggen dat wij de aanleg in alle gevallen onmogelijk willen maken. Indien appellant het voornemen heeft om een geluidwal te realiseren kan hij hiertoe een onderbouwd verzoek indienen. Daartoe is in ieder geval noodzakelijk om inzicht te hebben in de lengte, breedte en hoogte van de wal, de landschappelijke consequenties en andere van belang zijnde aspecten. Ook zal ik het geval van appellant overleg gepleegd moeten worden met zowel de dijk- als wegbeheerder.
Appellant heeft een tuin aan de voorzijde van zijn perceel. De tuin ligt aan zijde rijksweg. Hij wil graag de mogelijkheid om een geluidswal te kunnen aanleggen. Ook daar graag aanpassing van bouwperceel.
Voorstel:
42
De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 64.
M. Jochems Brummenseweg 10a 6961 LR EERBEEK In de Nota en inspraak wordt onder nummer 15 gesproken over het veranderen en vergroten van het bouwperceel. De verandering is wel opgenomen maar de uitbreiding nog niet. Appellant vraagt het bouwperceel in westelijke richting van 5000 m2 uit te breiden. Dit vanwege toekomstige plannen voor de bouw van een jongveestal.
In de Nota inspraak is opgemerkt dat er geen bezwaren waren om het bouwperceel aan de westzijde iets uit te breiden tegen inlevering aan de noordzijde. Appellant wenst echter een nog grotere uitbreiding. Daarvan is in de Nota inspraak gezegd dat daarvoor een nadere onderbouwing noodzakelijk. Hiervoor dient via de gemeente een advies van de SAAB (Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen) of een vergelijkbare onafhankelijke adviesinstantie gevraagd te worden. Dit standpunt bestaat nog steeds. Indien appellant een uitbreiding wil van 5000 m2 is een advies van SAAB of andere vergelijkbare onafhankelijke instantie noodzakelijk. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
65.
Mieke Vermeer-van Krieken Ringlaan 52 6961 KL EERBEEK Gevraagd wordt of op een perceel aan de Heerweg (kadastraal sectie 80) een paardenstal gebouwd mag worden. Als dat niet kan graag mogelijkheid in plan opnemen.
In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1982 is aan de daarin opgenomen vrijstellingsmogelijkheid om een schuilplaats en/of voederberging voor vee (niet behorend tot een bedrijfsmatig beoefend agrarisch bedrijf) te realiseren door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is geen mogelijkheid opgenomen voor de bouw van schuilstallen. In het buitengebied is evenwel een ontwikkeling gaande dat er steeds meer agrarische bedrijven hun activiteiten beëindigen. Gevolg hiervan is dat dieren verdwijnen uit de weilanden. Als tegenhanger worden weilanden wel steeds vaker gebruikt voor het hobbymatig houden van dieren. Het huidige beleid is erop gericht om losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Bebouwing dient bij voorkeur geconcentreerd te worden op woon- en bedrijfspercelen. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk gevrijwaard van verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar natuurlijke uitstraling. Om te voorkomen dat het buitengebied verrommelt door allerlei illegale bouwsels (voor schuilgelegenheid) willen wij onder voorwaarden kleine schuilstallen toestaan. Schuilstallen worden niet in het gehele buitengebied toegestaan. Er worden eisen gesteld aan landschappelijke inpassing en materialisering van de schuilstallen. Ook dient de noodzaak en doelmatigheid in het kader van dierenwelzijn te worden aangetoond. Schuilstallen worden mogelijk gemaakt met een ontheffing.
43
Na indiening van een verzoek tot ontheffing kan beoordeeld worden of appellant in aanmerking komt voor een schuilstal Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in de regels een ontheffing op te nemen om onder voorwaarden een schuilstal toe te staan. 66.
67.
VROM-Inspectie Directie Uitvoering Regioafdeling Oost Postbus 136 6800 AC ARNHEM De zienswijze is gebaseerd op nationale belangen zoals verwoord in de Realisatieparagraaf Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid. Ontwerpplan is niet in overeenstemming met rijksbeleid ten aanzien van buisleidingen. Gevraagd wordt in artikel 16 en 18 opgenomen aanlegvergunningstelsels aan te vullen met dat het zonder aanlegvergunning verboden is voorwerpen dieper dan 30 cm in de grond aan te brengen. Ook in beide genoemde artikelen opnemen dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het aanlegvergunningstelsel mits tevoren schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. A.J.J. Nijveld-Lokate Brederietweg 5 7399 RG EMPE Gevraagd wordt het bouwperceel van perceel Brederietweg 3a te vergroten. Gemeente wil sterke agrarische sector. Om toekomstperspectief te hebben dient bouwperceel vergroot te worden.
In de regels van het bestemmingsplan zal in artikel 18 sub 5 worden toegevoegd dat het zonder aanlegvergunning verboden is om voorwerpen aan te brengen in de grond dieper dan 30 cm. Tevens zal een bepaling worden opgenomen dat B&W hiervan ontheffing kunnen verlenen mits tevoren schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding artikel 18 van de regels aan te passen
In het vigerende bestemmingsplan maakte het perceel Brederietweg 3a deel uit van een agrarisch bouwperceel. Dat agrarisch bouwperceel is uiteindelijk gesplitst (twee burgerwoningen en een deel agrarisch bouwperceel) De woning op nr. 1 is afgesplitst en bestemd als burgerwoning. In 1998 is voor de woning Brederietweg 3 vrijstelling verleend om deze te gebruiken als burgerwoning. Deze woning met bijbehorende gronden krijgt de bestemming ‘Wonen’. Het resterende deel (Brederietweg 3a) houdt een agrarische bestemming met een bouwperceel. Planologisch is het niet de bedoeling dat percelen maar gesplitst worden in meerdere percelen zodat deze afzonderlijke delen weer kunnen uitgroeien tot grotere bouwpercelen. Er is een keus gemaakt om voormalige agrarisch bouwperceel te splitsen (bedrijfswoningen zijn daardoor burgerwoningen geworden en groot deel voormalig agrarisch bouwperceel heeft de bestemming wonen gekregen). Het zondermeer vergroten van het bouwperceel is wat ons betreft niet aan de orde. Overigens zijn wij van mening dat er binnen het bouwperceel nog enige ruimte is voor uitbreiding van de bedrijfsgebouwen. Indien u van mening bent dat een vergroting van het bouwperceel wel noodzakelijk is, dan dient u dit nader te onderbouwen. Hiervoor moet u, via de gemeente, een advies van SAAB (Stichting
44
Advisering Agrarische Bouwplannen) vragen. Bij positief advies over de noodzaak van de uitbreiding én de ruimtelijke inpasbaarheid, kan medewerking worden verleend aan het verzoek. Overigens is in de planregels een bepaling opgenomen die een beperkte overschrijding van het bouwperceel mogelijk maakt. Op deze wijze wordt extra flexibiliteit geboden bij uitbreidingsplannen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 68.
J.W. Heus Soerensezand Zuid 27 6991 RA EERBEEK Appellant heeft op zijn perceel één schuur staan van 960 m2. Bij afbraak geldt een maximaal oppervlak van 150 m2 per bijgebouw. Appellant wil de mogelijkheid hebben de schuur van 960 m2 te vernieuwen. Als bijlage heeft appellant de inspraakreactie bijgevoegd waarin uitgebreide motivatie staat.
Het bestemmingsplan staat maximaal 75 m2 aan bijgebouwen en overkappingen per woning toe. Indien ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan meer dan 75 m2 oppervlak aan bijgebouwen aanwezig is is dat het toegelaten maximum. Bij vervanging mag 70% van de te vervangen bijgebouwen worden teruggebouwd met een maximum van 150 m2 per bijgebouw. Bij totale afbraak van het bijgebouw van 960 m2 mogen dus slechts bijgebouwen van maximaal 150 m2 worden teruggebouwd, niet een bijgebouw van (75 + 70% van 885) 694,5 m2. Het bestemmingsplan biedt wel een mogelijkheid om de schuur van appellant gedeeltelijk te vernieuwen en/of te veranderen. De afdelingen vergunningen kan appellant aangeven wanneer er nog sprake is van gedeeltelijk vernieuwen en veranderen. Binnen de door de afdeling vergunning aangegeven kaders kan appellant dan een vergunning aanvragen om de schuur gedeeltelijk te vernieuwen en veranderen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
70.
M. Holtslag-van Tilburg Vosstraat 20 6964 BA HALL Vraagt om agrarisch bouwperceel op te nemen voor perceel Vosstraat 18c. Indien dat niet mogelijk is de locatie via aanpijling koppelen met het agrarisch bouwperceel Vosstraat 20. Voor de locatie Vosstraat 18c is een melding Besluit melkrundveehouderijen gedaan.
Voor het betreffende perceel is zoals appellant opmerkt een melding Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer gedaan. De schuur op Vosstraat 18c zal met een aanpijling worden gekoppeld aan het agrarisch bouwperceel van Vosstraat 20. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de schuur op perceel Vosstraat 18c met een aanpijling te koppelen aan het agrarisch bouwperceel van Vosstraat 20.
71.
R. Gelderman en M van Dijk Bernard Zweerslaan 11 6952 BM DIEREN Gevraagd wordt om in het plan de mogelijkheid op te nemen voor een paardenstal van 30 m2 met goothoogte van 3 meter en bouwhoogte van 6 meter. Stal
45
In het bestemmingsplan zijn twee bestaande paardenstallen bestemd. Als goot- en bouwhoogte zijn de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte opgenomen. Het
moet worden vervangen.
bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de paardenstal af te bereken en te vervangen door een paardenstal van 30 m2 met een maximale goothoogte van 2,20 meter en een maximale bouwhoogte van 2,90 meter. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
72.
Dommerholt Advocaten Mr. A.A. Robbers Postbus 695 7300 AR APELDOORN (namens de heer Oorspronk en mevrouw Oorspronk-de Boer, Smeestraat 23 te Brummen) Appellanten zijn eigenaar van de percelen Smeestraat 23, 21 A, B, C en D. Met het college is gesproken over het wegbestemmen van de bedrijfsmatige activiteiten op perceel Smeestraat 23. Appellanten willen dit overwegen indien zonder dat een toename van het aantal woningen plaatsvindt een herverkaveling kan plaatsvinden. Voorgesteld wordt op de zowel perceel Smeestraat 23 als Smeestraat 21 twee bouwkavels te realiseren (totaal 4 bouwkavels). Op deze wijze kan ook de bedrijfsmatige bestemming worden beëindigd. Een locatiestudie is bijgevoegd. Ook wordt verwezen naar een brief van het college (4 april 2008) waarin de bereidheid wordt uitgesproken mee te werken aan herbestemming van de percelen Smeestraat 21 en 23. Tot nu toe is geen vervolg gegeven aan de brief. Appellanten vermoeden in afwachting van de bestemmingsplanprocedure. Appellanten vragen het bestemmingsplan zo te wijzigen dat invulling wordt gegeven aan de percelen Smeestraat 21 en 23 zoals gevraagd.
Het verzoek van appellant is inmiddels door het college behandeld. Bij de beantwoording van het verzoek (zie brief U09.01306/JM ) is aangegeven dat het college in principe niet onwelwillend staat tegen een nieuwe invulling van het kadastrale perceel 4972 (Smeestraat 21), waarbij de bestaande bebouwing wordt vervangen door nieuwe, vrijstaande woningen. Echter de invulling met drie woningen leidt tot een te grote verdichting op dit perceel. In een eerdere situatieschets is voor dit perceel een invulling voorzien met twee vrijstaande woningen. In principe bestaat de bereidheid medewerking te verlenen aan een herziening van het bestemmingsplan hiervoor, onder meer onder de voorwaarde dat hierbij tevens de bestemming van het perceel Smeestraat 23 (bestemming bedrijf met feitelijke bedrijvigheid transportbedrijf) wordt gewijzigd in de bestemming wonen. Er bestaat geen bereidheid medewerking te verlenen aan nieuwe bebouwing tussen de bestaande woning Smeestraat 23 en het perceel Smeestraat 25. Appellant is meegedeeld dat het om een principebesluit van het college gaat dat niet vatbaar is voor bezwaar/beroep. Ook is appellant geïnformeerd over de mogelijkheid de gemeenteraad formeel te verzoeken om een herziening van het bestemmingsplan vast te stellen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
73.
Gemeente Zutphen Postbus 41 7200 AA Zutphen Gevraagd wordt een trapveld te kunnen aanleggen op een perceel nabij de wijk Teuge. Het perceel ligt in gemeente Brummen maar is in eigendom van en wordt onderhouden door de gemeente Zutphen. Naast de aanleg van een grasveld (40x50 m) is de plaatsing van doelpalen noodzakelijk. Het Waterschap heeft geen bezwaar mits er geen terreinophogingen plaatsvinden.
46
Het betreffende perceel ligt aansluitend aan de wijk Teuge. Het perceel heeft de bestemming Agrarisch met landschapswaarden. Binnen deze bestemming is het beoogde gebruik niet mogelijk. Het gebruik als trapveldje valt niet aan te merken als extensief recreatief gebruik. Voor het beoogde gebruik is het alleen noodzakelijk dat een paar doelpalen worden aangebracht. Het aanleggen van drainage, het plaatsen hekwerken of anderszins is niet nodig. E r bestaan geen planologische bezwaren voor het gebruik van het perceel als trapveldje ten
behoeve van de wijk Teuge. Voor het perceel zal een aanduiding worden opgenomen die het mogelijk maakt dat het gebruikt wordt als trapveldje. Tevens zal in de regels worden opgenomen dat het mogelijk is doelpalen te plaatsen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om op perceel kadastraal sectie C nummer 1275 een aanduiding op te nemen die het mogelijk maakt het perceel te gebruiken als trapveldje. In de regels zal worden opgenomen dat doelpalen mogen worden geplaatst. 74.
a.
b.
ARAG rechtsbijstand Dhr. W. Hilbink Postbus 230 3830 AE LUESDEN (namens J.G. Spee, Den Broekweg 1, Brummen) Appellant is het niet eens met de bestemming van de percelen Den Broekweg 1 en Oude Eerbeekseweg 21. Op beide percelen is reeds lang een timmerwerkplaats aanwezig. Gevraagd wordt om beide percelen positief te bestemmen. N.a.v. inspraak is dit niet gebeurd. In het verleden zijn vele gesprekken gevoerd om beide locaties in te passen in het bestemmingsplan. Dit is evenwel niet gebeurd. Omdat beide locaties onder het overgangsrecht vallen dienen ze beide positief bestemd te worden. Er is zelfs bouwvergunning verleend voor beide werkplaatsen. Alhoewel de activiteiten niet geheel binnen vigerende bestemmingsplan pasten is daartegen nooit opgetreden. Gevraagd wordt beide percelen positief te bestemmen. In het kader van de inspraak is ook een reactie ingediend om beide percelen positief te bestemmen. Dit verzoek is afgewezen. Appellant heeft overleg gehad met een medewerker van de afdeling VROM. In dat overleg zijn een aantal afspraken gemaakt: perceel Den Broekweg 1 krijgt bedrijfsbestemming + bedrijfswoning (huidige bestaande woning). In bedrijfsbestemming wordt max. oppervlak bedrijfsgebouwen opgenomen. Oppervlak is bestaande oppervlak bebouwing (exclusief oppervlak woning) + oppervlak timmerwerkplaats op perceel Oude Eerbeekseweg 21 (totaal 642 m2). Binnenplans kan oppervlak met 10% worden uitgebreid; Timmerwerkplaats kan bijgebouw worden bij perceel Oude Eerbeekseweg 21. Bedrijfsactiviteiten aan Oude Eerbeekseweg 21 worden beëindigd.
47
Op de percelen Den Broekweg 1 en Oude Eerbeekseweg 21 heeft appellant reeds lange tijd timmerwerkplaatsen in gebruik. Voor perceel Den Broekweg 1 is een bestemmingsplanherziening in voorbereiding geweest om de timmerwerkplaats, in combinatie met een zorgfunctie, ter plekke positief te bestemmen. Daarover heeft bestuurlijke besluitvorming plaatsgevonden. Het plan is niet in procedure gebracht omdat de partij die de zorgfunctie zou invullen heeft afgehaakt voor de betreffende locatie. Er is een afweging gemaakt (zie beantwoording onder b) om perceel Den Broekweg 1 een bedrijfsmatige bestemming te geven en de bedrijfsactiviteiten van de Oude Eerbeekseweg 21 naar perceel Den Broekweg 1 te verplaatsen. Voorstel: zie bij beantwoording onder b. Met appellant heeft overleg plaatsgehad waarbij de mogelijkheid is besproken zoals door appellant in zijn zienswijze is aangegeven. Appellant oefent op dit moment op een tweetal locaties in het buitengebied bedrijfsactiviteiten uit. Appellant woont op perceel Den Broekweg 1 en heeft daar ook een timmerwerkplaats en andere bebouwing welke ten behoeve van die functie wordt gebruikt. Ook op perceel Oude Eerbeekseweg 21 heeft appellant een timmerwerkplaats (+ houtopslag). Het is planologisch onwenselijk beide percelen een bedrijfsbestemming te geven. Daarom is met appellant de mogelijkheid besproken om al zijn bedrijfsactiviteiten te concentreren op perceel Den Broekweg 1. Dat betekent het geven van een bedrijfsbestemming aan perceel Den Broekweg 1. De aanwezige woning op perceel Den Broekweg 1 wordt bedrijfswoning. De
Indien ingestemd kan worden met clustering en de gemaakte afspraken en de voorgestelde aanpassing van het plan is een positieve bestemming van beide percelen geen noodzaak.
c.
Appellant wil graag weten op welke wijze de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten op de Oude Eerbeekseweg 21 dient plaats te vinden. Welke voorzieningen, termijnen etc.
activiteiten in de timmerwerkplaats aan de Oude Eerbeekseweg 21 worden beëindigd. De oppervlakte van deze timmerwerkplaats wordt verplaatst naar Den Broekweg 1. Als maximum bebouwd oppervlak wordt 642 m2 opgenomen (bestaande bedrijfsbebouwing Den Broekweg 1 + oppervlakte timmerwerkplaats Oude Eerbeekseweg 21). De bedrijfsactiviteiten aan de Oude Eerbeekseweg 21 worden beëindigd. Met appellant worden schriftelijk afspraken gemaakt om vast te leggen wanneer de bedrijfsactiviteiten aan de Oude Eerbeekseweg 21 uiterlijk beëindigd moeten zijn. De timmerwerkplaats aan de Oude Eerbeekseweg 21 mag worden gebruikt als bijgebouw bij de woning Oude Eerbeekseweg 21. Hiertoe zal de timmerwerkplaats worden opgenomen binnen de woonbestemming van perceel Oude Eerbeekseweg 21. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding perceel Den Broekweg 1 een bedrijfsbestemming te geven (feitelijke bedrijvigheid timmerwerkplaats) met als maximum bebouwd oppervlak 642 m2 en een dienstwoning (huidige bestaande woning). Ook zal de timmerwerkplaats nabij Oude Eerbeekseweg 21 worden opgenomen binnen de woonbestemming van perceel Oude Eerbeekseweg 21. Zie beantwoording onder a en b. Met appellant zijn afspraken gemaakt over de wijze van bedrijfsbeëindiging op perceel Oude Eerbeekseweg 21 en binnen welke termijn dit moet gebeuren. Voorstel: zie beantwoording onder b.
75.
a.
b.
Maatschap A.J. en J.W. Breukink Cortenoeverseweg 117 6971 JL BRUMMEN In de toelichting (blz. 81) staat dat het om een conserverend bestemmingsplan gaat. Herziening vindt niet plaats als bestaande planologische ruimte wordt weggenomen. Opgenomen ontheffingen moeten niet een soort vervanging zijn voor bestaande planologische ruimte.
Het gaat inderdaad in hoofdzaak om een conserverend bestemmingsplan. Bij de opstelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met (nieuw) beleid, (nieuwe) wet en regelgeving. Hierdoor kan het nooit worden uitgesloten dat bestaande planologische ruimte wordt ingeperkt of zelfs verdwijnt. Nieuw beleid/wetgeving/regelgeving kan aanleiding geven of zelfs verplichten om bepaalde activiteiten te koppelen aan een ontheffing.
Op verschillende plaatsen in het bestemmingsplan en op de plankaart lijkt een voorschot genomen te worden op toekomstig overheidsbeleid (Ruimte voor de Rivier/Beleidslijn Grote Rivieren, Natura 2000). Indien in het plan wijzigingen zijn aangebracht op basis van Ruimte voor de Rivier en/of IGSV IJsselsprong dienen deze
48
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zoals onder a al opgemerkt moet bij de opstelling van een bestemmingsplan rekening worden gehouden met (nieuw) beleid, (nieuwe) wet en regelgeving. De gemeente dient zich te conformeren aan (vastgesteld) beleid van hogere overheden. Zo legt bijvoorbeeld Ruimte voor de Rivier beperkingen op. Voor de IJsselsprong zijn geen beperkingen in
te vervallen. Het is namelijk niet de taak om wenselijk overheidsbeleid in een bestemmingsplan vast te leggen. Grootste bezwaar is de vermogens- en planschade die ontstaat door uitvoering van maatregelen ten behoeve van Ruimte voor de Rivier/IGSV IJsselsprong. Door nu reeds planologische mogelijkheden voor verandering op te nemen worden eigenaren/gebruikers benadeeld. Gemeente moet zich sterk maken dat instanties die maatregelen gaan uitvoeren de vermogens- en planschade ruimhartig vergoeden. Deze intentie zou opgenomen kunnen worden in het bestemmingsplan.
c.
d.
e.
Gevraagd wordt om strikt de hand te houden aan hetgeen op pagina 97 van toelichting staat.
Voor Natura 2000 zijn voor IJsseluiterwaarden en Landgoederen Brummen concept-aanwijzingsbesluiten gepubliceerd. De definitieve begrenzing en voorschriften is aangehouden totdat een beheerplan voor deze projecten is vastgesteld en inwerkinggetreden. Ook hier is sprake van gewenst overheidsbeleid. Dat beleid dient steeds bestaande functies, het bestaande en vergunde gebruik met inbegrip van bestaande planologische ruimte te respecteren. Ook invoering van wellicht een nieuw vergunningenregime op grond van natuurbeschermingswet laat op zich wachten. In het bestemmingsplan kan daar niet op worden vooruitgelopen. Gevraagd wordt om vast te leggen dat definitieve begrenzingen van Natura 2000 besluiten in het bestemmingsplan worden opgenomen mits bestaande functies en bestemmingen, bestaand c.q. vergund gebruik en bestaande planologische ruimte wordt gerespecteerd. Als aanvullende voorwaarde wordt gesteld dat de door Natura 2000 noodzakelijke wijzigingen die tot vermogens- en/of planschade leiden voor de eigenaren/ gebruikers slechts worden opgenomen nadat gemeente zekerheid heeft gekregen dat deze kosten door de regelgever van Natura 2000, niet zijnde de gemeente, wordt vergoed.
De intekening van de EHS-zone op Cortenoever ligt ten zuiden van het talud en zuidelijke IJsselbrug. Dat strookt niet met de vaststelling van de EHS-zone, die aan de noordzijde hoort te liggen, bij de Oekense
49
het plan opgenomen. Op het moment dat er planologisch veranderingen gaan optreden vanwege de IJsselsprong zal daar een afzonderlijke planherziening voor worden gemaakt. Uitgangspunt is geweest om bestaande rechten waar mogelijk te respecteren. Maar bestaande rechten zullen niet in alle gevallen gerespecteerd kunnen worden. Als niet of slechts gedeeltelijk gebruik is gemaakt van bepaalde rechten is het mogelijk dat deze rechten geheel of gedeeltelijk verdwijnen. Indien iemand van mening is dat het plan planschade veroorzaakt dan bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot planschadevergoeding. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Hetgeen op pagina 97 staat is uitgangspunt. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Terecht wordt opgemerkt dat de definitieve begrenzing van de Natura 2000 gebieden pas later zal worden vastgesteld. De beheerplannen zullen duidelijkheid moeten verschaffen hoe wordt omgegaan met bestaand en vergund gebruik. Dat zal uiteindelijk een vertaling moeten krijgen in een volgende planherziening van het bestemmingsplan buitengebied. Het bestemmingsplan loopt hier niet direct op vooruit. De planologische mogelijkheden binnen de bestaande bouwpercelen zijn niet beperkt vanwege de Natura 2000 gebieden. Wel zijn er aan een aantal ontheffings- en wijzigingsmogelijkheden criteria toegevoegd waaraan getoetst moet worden. Uit de toetst moet dan blijken dat de ontheffing/wijziging geen significant effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het/de Natura 2000 gebieden. Er bestaat de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de beheerplannen. Pas nadat de beheerplannen onherroepelijk zijn zullen ze een vertaling krijgen in het bestemmingsplan. Indien appellant van mening is dat schade wordt geleden door het bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om planschade. Er bestaat overigens ook een planschaderegeling indien schade wordt geleden door het aanwijzen van gebieden als Natura 2000 gebied.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Op plankaart 3 zal de EHS worden ingetekend met een onderscheid in EHSNatuur/verweving/verbindingszone. Doordat op plankaart 3 in het ontwerpbestemmingsplan geen onderscheid is
Beek, gemaal F.C. Colenbrander en de uitvliet naar de IJssel. Gevraagd wordt dit te corrigeren.
f.
g.
h.
De bijzondere positie van Cortenoever onder het Belvedère-beleid is niet vermeld en/of ingetekend. Gevraagd wordt om aanvulling en correctie.
gemaakt in EHS Natuur/verweving/ verbindingszone kan verwarring ontstaan. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding op plankaart 3 de EHS in te tekenen met een onderscheid in EHS Natuur/ verweving /verbindingszone. In de toelichting is niet specifiek iets opgenomen over het Belvedère-beleid. Wel wordt er aandacht besteed aan cultuurhistorie en archeologie. In de regels zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van de betreffende waarden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bij de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat bij een wijziging volledig rekening gehouden moet worden met de bestaande rechten van bedrijven (waaronder agrarische) en dat bedrijven niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad.
In de toelichting staat dat het beleid ondermeer is gericht op het bieden van continuïteit aan agrarische bedrijven. Er ontbreekt een uitspraak dat dit beleid ook strikt gehanteerd zal worden bij het doorvoeren van wijzigingen in het bestemmingsplan.
Appellant somt veel plannen/projecten op die gedurende de planperiode gaan plaatsvinden. Duidelijk is dat er vele wijzigingen in buitengebied gaan plaatsvinden. Niet alleen vanwege nieuwe plannen/projecten maar ook vanwege vele nieuwe regels. Er dient een toetsings- en afwegingskader aan het plan te worden toegevoegd voor de beoordeling van nieuwe wijzigingen. Daarbij gaat het ook om adequate schadevergoedingsregelingen van plan- en vermogensschade. Alleen dan biedt het plan de door gemeente nagestreefde rechtszekerheid.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Voor diverse projecten zal het noodzakelijk zijn dat daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure wordt gevoerd. De beheerplannen voor de Natura 2000 gebieden zullen naar verwachting ook aanleiding geven om bij een volgende herziening van het bestemmingsplan aanvullende regels op te nemen. Aan de wijzigingen die nu in het plan zijn opgenomen zijn toetsingscriteria toegevoegd. Een schadevergoedingsregeling is niet in het bestemmingsplan opgenomen maar is geregeld in hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
76.
77.
W. Breukink en W.G. Wijma-Breukink Cortenoeverseweg 121 6971 JL BRUMMEN Zie reactie onder nummer 75. J.B.H. Elfrink Voorsterweg 136 6971 KE BRUMMEN Appellant is het niet eens met het feit dat het bebouwingspercentage van perceel Voorsterweg 134-136 (bestemming bedrijf) wordt teruggedraaid. Nu 80% en in het ontwerpplan maar 10%.
50
Zie beantwoording onder nummer 75.
Voor de meeste niet-agrarische percelen geldt op grond van de vigerende bestemmingsplannen een bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak of het bouwvlak. Het perceel Voorsterweg 134-136 heeft op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1984 nummer 1, in tegenstelling tot de 80% die appellant stelt, een bebouwingspercentage van 60%. In het ontwerpplan is geen sprake meer
van een bebouwingspercentage maar van een uitbreidingsmogelijkheid van 10% van het aanwezige bebouwd oppervlak. De beperkte uitbreidingsmogelijkheid is gebaseerd op provinciaal beleid. Het in stand laten van de vigerende bebouwingspercentages wil overigens niet zeggen dat er nog bouwmogelijkheden bestaan. Als het percentage al helemaal benut is zou niet meer uitgebreid kunnen worden. In het bestemmingsplan is, rekening houdend met het provinciaal beleid, gekozen de uitbreidingsmogelijkheden te koppelen aan de bestaande bebouwing. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 78.
a.
b.
c.
d.
F.W. Nuesink Windheuvelstraat 7 6971 JV BRUMMEN In de Nota inspraak wordt volgens appellant ten onrechte verwezen naar de (lopende) artikel 19 lid 1 WRO procedure. Appellant wil dat bestaande rechten worden opgenomen in bestemmingsplan.
In november 2007 is een principebesluit genomen om medewerking te verlenen aan een vrijstellingsprocedure voor een camping, trekkershutten, paardenpension en horeca. Een deel van het terrein zou worden bestemd als dag- en verblijfsrecreatief terrein. Op een deel van het perceel (eventueel verschoven) komt een agrarisch bouwperceel. Het initiatief is in overeenstemming met het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Een agrarisch bedrijf met een versterkte recreatieve functie doet recht aan de versterking van de werkgelegenheid en groene identiteit van de gemeente. Gemeente heeft voldoende tijd gehad om de plannen in het ontwerpplan op te nemen.
In het bestemmingsplan is het perceel van appellant een agrarisch bouwperceel met daarbij een mini-camping. Op basis van het bestemmingsplan zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan. Minicamping is in de loop der jaren naar 30 plaatsen gegaan, een sanitairgebouw en een campingkantine. Eerder met gemeente gesproken over 40 standplaatsen. Appellant wil de huidige camping vastgelegd zien in het bestemmingsplan. Dit om een planschadeclaim van zijn buurman te voorkomen. Verzocht wordt om de camping
51
Zie beantwoording onder b tot en met g.
Bij de bestaande rechten bedoeld appellant ondermeer het huidige bouwperceel en de aanwezige minicamping. Zie verder beantwoording onder d en g. Er is zoals appellant aangeeft in een principebesluit medewerking verleend om een vrijstellingsprocedure op te starten. Voor het starten van de procedure is een goede ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk Vanwege de diversiteit van de voorgenomen invulling van het perceel achten wij het van belang dat hiervoor de vrijstellingsprocedure wordt doorlopen. Nadat de vrijstellingsprocedure positief is doorlopen kunnen de noodzakelijke vergunningen etc. worden verleend. Het bij de vaststelling opnemen van de plannen van appellant in het bestemmingsplan is naar onze mening niet het juiste moment. Indien de vrijstellingsprocedure positief wordt doorlopen zullen de plannen van appellant bij de eerstvolgende planherziening van het bestemmingsplan Buitengebied planologisch worden ingepast. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Een minicamping wordt gezien als een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. In het bestemmingsplan is in bijlage B aangegeven dat op perceel Windheuvelstraat 7 een minicamping aanwezig is. Ook andere aanwezige minicampings in het plangebied zijn in deze bijlage opgenomen. Minicampings zijn niet op de plankaart aangegeven met een recreatieve bestemming omdat het om een nevenactiviteit gaat dat gekoppeld is aan het agrarisch bedrijf. Als de agrarische bedrijfsvoering beëindigd wordt dient ook de minicamping te stoppen. In de nog te voeren
op te nemen zoals op een bijlage aangegeven. Het zou nog meer voor de hand liggen om hetgeen waarover een principebesluit is genomen mee te nemen in het bestemmingsplan.
e.
f.
g.
79.
80
In 1997 is toestemming verleend om minicamping te starten met 15 kampeerplaatsen. In de loop der jaren is uitgebreid tot 30 plaatsen. In 2006 verzoek ingediend om uit te breiden naar 40 plaatsen. Het verzoek is ingetrokken omdat de verwachting van de gemeente was dat op basis van ROV Ligt op Groen een grotere camping mogelijk zou zijn. Afgesproken dat na vaststelling ROV Ligt op Groen vrijstellingsverzoek ingediend zou worden. 15 februari 2007 vrijstellingsverzoek ingediend voor: 48 standplaatsen, 8 trekkershutten, pitstop onder hooimijt (horeca), campingkantine, paardenpension, veldschuur, paardenbak, geven van cursussen en bouw van extra sanitair gebouw. In september 2008 conceptruimtelijke onderbouwing aangeleverd. Onderbouwing is getoetst en past binnen beleidskaders provincie, regio en gemeente. Plannen zijn voldoende uitgekristalliseerd om te worden opgenomen in het plan. Nieuw bestemmingsplan is bij uitstek het instrument om activiteiten die passen in het gemeentelijk beleid planologisch mogelijk te maken. In kader van de inspraak is gevraagd om handhaving van het (omvang) agrarisch bouwperceel zoals opgenomen in het vigerende plan. Ten onrechte is dat niet gehonoreerd omdat dit ook gekoppeld is aan de vrijstellingsprocedure. Volgens appellant staat dat er totaal los van. Gevraagd wordt de oppervlakte van het vigerend bouwperceel te handhaven. Wel wordt gevraagd de vorm te wijzigen. Wijzigen is mede noodzakelijk om een nieuw paardenpension te kunnen bouwen. Hiermee is al ingestemd in een principebesluit van november 2007. Stichting Cortenoever Cortenoeverseweg 117 6971 JL BRUMMEN Zie reactie nummer 75 Jhr. L.A.O. Groeninx van Zoelen Hoefijzer 2-g 3632 WB Loenen aan de Vecht Appellant heeft aantal bezwaren die gelijk zijn aan die van de Stichting Cortenoever.
52
vrijstellingsprocedure (zie onder c) wordt voor alle beoogde activiteiten op perceel Windheuvelstraat 7 een plan gemaakt. In een dergelijk plan kan eventueel een deel van het perceel een recreatieve invulling krijgen. De vrijstellingsprocedure zal dan de basis zijn om perceel Windheuvelstraat 7 bij de eerst volgende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied een meer op maat toegesneden bestemming te geven. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder c en d.
Het vrijstellingsverzoek van appellant bevat een scala van activiteiten. Wij zijn, gelet op de omvang van de beoogde activiteiten, van mening dat hiervoor eerst de vrijstellingsprocedure moet worden doorlopen. Een en ander is ook met appellant besproken. Indien de vrijstellingsprocedure nog voor de vaststelling van het bestemmingsplan wordt afgerond bestaat er geen bezwaar om het mee te nemen in het bestemmingsplan. Voorstel: de zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Er bestaat geen bezwaar om de omvang van het huidige bouwperceel te handhaven. Appellant vraagt wel om de vorm te wijzigen. De vorm van het agrarisch bouwperceel zal conform het verzoek van appellant worden aangepast. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de vorm van het bouwperceel van Windheuvelstraat 7 aan te passen.
Zie antwoord nummer 75.
Voor zover de bezwaren van appellant gelijk zijn aan de bezwaren van de Stichting
Vraagt met name aandacht voor punten 1 en 2 uit zienswijze van de Stichting. Kennelijk zijn gronden van de SBB in de uiterwaarden bestemd als natuur. Dit strookt niet met de functie van de uiterwaarden. Gevraagd wordt dit te corrigeren. Voor het overige wordt verwezen naar reactie nummer 75
Cortenoever wordt verwezen naar de beantwoording onder nummer 75. Delen van de uiterwaard zijn eigendom van Staatsbosbeheer en worden als natuurgebied beheerd. Overige deel van de uiterwaarden is in agrarisch gebruik. Vaak zijn er beheersovereenkomsten afgesloten met de grondgebruikers voor een aangepast agrarisch beheer, dat mede is gericht op natuur en landschap. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding voor aanpassing van het plan. Tevens wordt verwezen naar beantwoording nummer 75.
81.
N.L.H. Dikkers-Smilde Loenenseweg 129 6961 HK EERBEEK In 2006 gevraagd om het perceel Loenenseweg 129 een bestemming te geven overeenkomstig het gebruik sinds 1960. Appellant merkt op dat in het bestemmingsplan het huidige gebruik en de actueel aanwezige waarden worden vastgelegd. Appellant merkt op dat de bestemming agrarisch met landschapswaarden niet overeenkomt met het huidige gebruik en de actueel aanwezige waarden. Het perceel wordt voor geen enkele van de bij deze bestemming gegeven functies gebruikt. Sinds 1960 geen agrarische functie meer maar gebruikt als tuin. Perceel grotendeels met bos beplant. Opgelegde bestemming zal zeker niet gerealiseerd worden.
Appellant is van mening dat het perceel niet binnen de begrenzing van het buitengebied moet liggen. Zou beter passen in de kom Eerbeek. Appellant wil meer inzicht krijgen in de overwegingen hoe de gewijzigde begrenzing rond de dorpen tot stand is gekomen. In het bijzonder de gebruikte functionele en ruimtelijke uitgangspunten. Appellant is van mening dat het perceel niet thuis hoort in het bestemmingsplan Buitengebied en dat de grond rond woningen een bestemming moet krijgen overeenkomstig het huidige en toekomstige gebruik.
Een gedeelte met de bestemming agrarisch met landschapswaarden komt inderdaad niet overeen met het huidige gebruik. Het perceel is grotendeels beplant met bos. De bestemming bos is meer in overeenstemming met de feitelijke situatie. Een deel van de grond met de bestemming agrarisch met landschapswaarden zal worden gewijzigd in de bestemming bos. Het enigszins aanpassen van de woonbestemming is ook op z’n plaats om alle bijgebouwen binnen de bestemming wonen op te nemen. Een deel van de grond met de bestemming agrarisch met landschapswaarden zal worden gewijzigd in de bestemming wonen.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding een deel van de gronden bij perceel Loenenseweg 129 met de bestemming agrarisch met landschapswaarden de bestemming bos te geven en een deel de bestemming wonen. Het perceel van appellant ligt op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied ook in het buitengebied. In het geval van appellant is de begrenzing niet gewijzigd. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied vallen de meeste woningen onder het overgangsrecht. De grond rondom deze woningen heeft in veel gevallen een agrarische bestemming. In het nieuwe bestemmingsplan is uitgangspunt geweest om de bij de woning behorende bijgebouwen, erf en tuin mee te nemen in de woonbestemming. De aanpassingen van de komgrenzen van Eerbeek hebben te maken met een aantal aspecten. Zoals nieuwe ontwikkelingen ( Lombok). Aan de oostkant is de begrenzing aangepast omdat beoogde ontwikkelingen niet doorgaan. Ook is hier en daar uit verkeersoogpunt de begrenzing iets aangepast. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
53
82.
a.
b.
c.
d.
e.
Coldenhove Papier Holland Postbus 5 6960 AA EERBEEK Bedrijf is niet gebaat bij voorschriften die het bedrijf beperken in de ontwikkelingsmogelijkheden. Bestemmingsplan moet ruimte laten voor huidige en toekomstige bedrijfsvoering.
Voor alle niet-agrarische bedrijven is wat betreft uitbreidingsmogelijkheden dezelfde lijn gekozen. Namelijk 10% van het maximaal bebouwd oppervlak .Wij zijn ons er van bewust dat het bestemmingsplan 1982 in sommige gevallen ruimere uitbreidingsmogelijkheden bood. De omvang van de papierfabriek is zodanig dat hier maatwerk vereist is. Temeer omdat de fabriek gelegen is in een EHS/Natura 2000 omgeving. Een planherziening is dan het geëigende instrument.
Er zijn twee projecten in voorbereiding, het Wikkelproject (1900 m2 bedrijfsruimte) en HPP-project (2000-2500 m2 bedrijfsruimte). Ontwikkelingen wel mogelijk binnen vigerende plan maar niet binnen ontwerpplan. Bebouwingsmogelijkheden worden in het ontwerpplan aanzienlijk beperkt. Bovendien is ook de maximale bouwhoogte van 25 meter naar 15 meter gegaan. Een en ander in strijd met het doel van het bestemmingsplan. Graag de 25 meter bouwhoogte uit het vigerende plan handhaven.
Door de ligging binnen de EHS en het Natura 2000 gebied zijn er beperktere ontwikkelingsmogelijkheden. Uitsluitend ontwikkeling binnen eigen terrein. Het lijkt er op dat de bestaande bebouwde situatie en niet het bestemmingsvlak uitgangspunt is geweest bij begrenzing van de EHS. Is in strijd met de uitgangspunten van het EHS beleid en heeft grote gevolgen voor Coldenhove. Beide uitbreidingsprojecten liggen binnen het (onbebouwde) bestemmingsvlak dat binnen de EHS is komen te vallen. Een herbegrenzing van de EHS lijkt de aangewezen weg. Provincie heeft toegezegd dat gewerkt wordt aan herbegrenzing van de EHS in relatie tot papierbedrijven. Nog steeds geen concrete toezeggingen van de provincie ontvangen. Coldenhove wil (planologische) garanties van gemeente dat het EHS beleid van de provincie geen afbreuk zal doen aan bouwen gebruiksmogelijkheden.
Moeite met beperkte bouw- en gebruiks mogelijkheden van: agrarisch gebied met landschapswaarden (verandering van bestaande bouwmogelijkheden ten opzichte van vigerende plan
54
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: Zie beantwoording onder a.
De hoogste bebouwing op het terrein is nu 20 meter. Voor papierfabriek Coldenhove zal in bijlage A bij nummer 37 een afwijkende bouwhoogte worden opgenomen van 20 meter. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in bijlage A onder nummer 37 een afwijkende bouwhoogte op te nemen 20 meter. Bij de opstelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met (nieuw) beleid, (nieuwe) wet en regelgeving. Hierdoor kan het nooit worden uitgesloten dat bestaande planologische ruimte wordt ingeperkt of zelfs verdwijnt. Ligging binnen de EHS en/of Natura 2000 gebied betekent niet automatisch dat er niets meer kan. Indien er uitbreidings/ ontwikkelingsplannen in de EHS en/of Natura 2000 gebied bestaan zal naast andere toetsingscriteria ook beoordeeld moeten worden of de uitbreiding/ontwikkeling een significant effect heeft op de EHS en/of instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied. Wij kunnen geen planologische garanties geven dat het EHS beleid van provincie geen afbreuk doet aan bouw- en gebruiksmogelijkheden van appellant. De EHS zal conform de (meest recente) herbegrenzing in het plan worden opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
In het vigerende bestemmingsplan vallen de meeste woningen onder het overgangsrecht. Hetgeen inhoudt dat er slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn. Het twee maal
-
f.
83.
waar het gaat om woningen is ongewenst).
achtereen onder het overgangsrecht brengen is mogelijk indien vaststaat dat de betreffende woning gedurende de planperiode gaat verdwijnen. Als dat niet zo is is een passende bestemming, in dit geval wonen, planologisch de meest voor de hand liggende keuze. Overigens zijn ook in het nieuwe bestemmingsplan de uitbreidingsmogelijkheden voor woningen redelijk beperkt.
Gronden die nu bestemd zijn als houtproductie bos en in het ontwerpplan de bestemming bos met natuur en landschapswaarden hebben gekregen zijn beperkter beschikbaar voor houtteelt. Gevraagd wordt vigerende bestemming bos te handhaven.
De bossen rondom papierfabriek Coldenhove zijn in het bestemmingsplan Buitengebied 1982 bestemd als ‘bos van landschappelijke waarde’. De bossen rondom de beken als ‘bos van natuurwaarde en landschappelijke waarde’. De bestemmingen in het onderhavige plan wijken derhalve niet af van het plan 1982. Bovendien is de Veluwe aangemerkt als EHS-natuur en als Natura 2000-gebied. Wij zien geen aanleiding om de bestemmingen te wijzigen.
De Eerbeekse Beek is bestemd als Awatergang waar aan 15 meter ter weerzijden geen bouwwerken mogen worden opgericht. In het bosgebied is dat geen probleem. Daar waar de beek over het bedrijfsterrein loopt zorgt deze zone wel voor problemen. Door deze wijziging worden op het betreffende deel van het bedrijfsterrein de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Coldenhove is bereid na te gaan of het mogelijk is de beek te verleggen. Hiervoor in ieder geval medewerking van de gemeente en de waterbeheerder nodig. Gevraagd wordt aan gemeente en waterbeheerder om op dit punt concrete stappen te zetten.
Voorstel; De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er heeft overleg plaatsgevonden over verlegging van de Eerbeekse beek. Dit overleg heeft erin geresulteerd dat er een plan is waar alle partijen mee kunnen instemmen. In het bestemmingsplan zal de gewijzigde ligging van de beek worden opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om een gedeeltelijke verlegging van de Eerbeekse beek in het plan op te nemen.
Mr. C.D.M. van Buchem en drs. F.A. Heek
Gelders Hoofd 2 7399 RA EMPE Appellanten verwijzen naar een brief van de vorige eigenaar van Gelders Hoofd 2. De opmerkingen uit deze brief (n.a.v. voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied partiële herziening Uiterwaarden) zijn niet verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Gevraagd wordt de volgende wijzigingen alsnog op te nemen: adres van de privé woning is Gelders Hoofd 2 en niet IJsselstraat 2. IJsselstraat 13 is adres bedrijfsactiviteiten. Te weten aan huis gebonden beroep.
Het adres IJsselstraat 2 in bijlage D zal worden gewijzigd in Gelders Hoofd 2.
-
Feitelijke oppervlakte hoofdgebouw 282 m2. Oppervlakte bijgebouwen 31 m2.
Als bestaande oppervlakte hoofdgebouw zal in bijlage D worden opgenomen 282 m2 en als bestaande oppervlakte bijgebouwen 31 m2.
-
Voor aan huis gebonden beroep mag maximaal 50 m2 worden gebruikt.
De opmerking van appellant klopt. Wij zijn echter van mening dat wij de hoofdregel van 50
55
-
Vanaf 2006 aan huis gebonden beroep o.g.v. geldende bestemmingsplan. Er is uitgegaan van maximaal 40% van oppervlakte van de woning.
m2 in het bestemmingsplan moeten handhaven en geen uitzonderingsregels moeten opnemen. Indien appellant in de huidige situatie al 40% van de woning gebruikt voor een aan huis gebonden beroep valt het deel wat de 50 m2 te boven gaat onder het overgangsrecht en kan dat gebruik gewoon worden voortgezet.
Aangrenzend perceel heeft bestemming Agrarisch Uiterwaarden gekregen. Door Rijkswaterstaat aangemerkt als natuurgebied ter herstel van de uiterwaarden. Is Natura 2000 gebied en valt onder bescherming van de Natuurbeschermingswet. Bebouwing ten behoeve van agrarische doeleinden is niet acceptabel.
Agrarische bebouwing is in principe alleen toegelaten op een agrarisch bouwperceel. Binnen de bestemming Agrarisch Uiterwaard is een agrarisch bouwperceel aanwezig. Buiten de agrarische bouwpercelen bestaat alleen via ontheffing/wijziging een mogelijkheid bebouwing te realiseren. Aan een ontheffing/wijziging zijn criteria gekoppeld die waarborgen dat er geen aantasting van het Natura 2000 gebied plaatsvindt. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om: Het adres IJsselstraat 2 in bijlage D te wijzigen in Gelders Hoofd 2; Als bestaande oppervlakte hoofdgebouw in bijlage D op te nemen 282 m2 en als bestaande oppervlakte bijgebouwen 31 m2.
84.
a.
Wiggers Advocaten M.H. Hogeman Postbus 340 7200 AH ZUTPHEN (namens J.J. Veenedaal, Gelders Hoofd 6, 7399 RA EMPE) Perceel van appellant valt onder twee bestemmingsplannen te weten bestemmingsplan Buitengebied 1982 en voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied partiële herziening Uiterwaarden. Bij voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied partiële herziening Uiterwaarden is door appellant ingesproken vanwege verkeerde oppervlakten hoofd- en bijgebouwen. Oppervlakten hoofd- en bijgebouwen uit vigerend plan zijn bijgevoegd. Bij inspraak is kennelijk een vergissing gemaakt omdat twee mavoboxen met oppervlak van 36 m2 abusievelijk niet in de feitelijk bestaande oppervlakten zijn meegenomen. De bestaande oppervlakten bedroegen derhalve geen 93 m2 maar 129 m2. Grootste deel van bestaande bijgebouwen/bouwwerken in ontwerpplan valt in bestemming Agrarisch-Uiterwaard. Gevraagd wordt oppervlakten in bijlage D aan te passen. De oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw bedraagt ongeveer 199 m2 en van de bijgebouwen ongeveer 191,75 m2 Gevraagd wordt alle bestaande bouwwerken als zodanig te bestemmen. De aanwezigheid van bouwwerken is vergunningplichtig in de zin van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. De bouwwerken zijn als zodanig vergund door Rijkswaterstaat. Ook Waterschap Veluwe heeft een ontheffing
56
In 2003 is door appellant een bouwvergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk veranderen/vergroten van de woning en bijgebouwen op perceel Gelders Hoofd 6. Bij de aanvraag van de vergunningen is als bestaande oppervlakte van de woning 174,4 m2 aangegeven en bij de bestaande oppervlakte van de bijgebouwen 93,65 m2. Dit is in overeenstemming met hetgeen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied partiele herziening Uiterwaarden is opgenomen. In de Beleidsregels Grote Rivieren, die ook van toepassing zijn op perceel Gelders Hoofd 6, is een eenmalige uitbreiding met 10% toegestaan. Van deze uitbreiding is in 2003/2004 gebruik gemaakt. Het nu opnemen van de bestaande bebouwing zou betekenen dat op basis van de regels van het ontwerpplan Buitengebied wederom 10% uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. Dat is in strijd met de Beleidslijn Grote Rivieren. In bijlage D worden de oppervlakten opgenomen zoals in het bestemmingsplan Buitengebied partiele herziening Uiterwaarden, te weten bestaande oppervlakte hoofdgebouw 175 m2 en bestaande oppervlakte bijgebouw 93 m2 en maximaal bebouwd oppervlak 268 m2.
Voorstel:
verleend. Appellant gebruikt de gronden agrarischuiterwaard overeenkomstig voor het houden van schapen. Mavoboxen gebruikt voor stalling van (landbouw)werktuigen.
Gevraagd wordt om aanpassing van artikel 28 overeenkomstig artikel 3.2.1 Bro.
De zienswijze geeft aanleiding om: In bijlage D de oppervlakten op te nemen zoals in het bestemmingsplan Buitengebied partiele herziening Uiterwaarden, te weten bestaande oppervlakte hoofdgebouw 175 m2 en bestaande oppervlakte bijgebouw 93 m2 en maximaal bebouwd oppervlak 268 m2. Artikel 28 zal overeenkomstig artikel 3.2.1 Bro worden aangepast Dit betekent een aanpassing van artikel 28 lid 1 onder c. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om artikel 28 overeenkomstig artikel 3.2.1 Bro aan te passen. Dit betekent een aanpassing van artikel 28 lid 1 onder c.
85.
a.
b.
Stichting Kleine kernen commissie EMPE/TONDEN P.a. E.F. Gierman Weg Over ’t Hontsveld 26 7399 RK EMPE De bebouwingsmogelijkheden voor bijgebouwen (bij wonen) zijn te beperkt. Vooral bij grotere percelen.
Het bebouwingsoppervlak van 75 m2 is conform provinciaal beleid. Wij achten deze oppervlakte voldoende.
In vigerende plan zitten mogelijkheden voor schuilstallen en hobbykassen. In het ontwerpplan zijn deze mogelijkheden verdwenen. Dit is inperking van de mogelijkheden.
57
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1982 is aan de daarin opgenomen vrijstellingsmogelijkheid om een schuilplaats en/of voederberging voor vee (niet behorend tot een bedrijfsmatig beoefend agrarisch bedrijf) te realiseren door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is geen mogelijkheid opgenomen voor de bouw van schuilstallen. In het buitengebied is evenwel een ontwikkeling gaande dat er steeds meer agrarische bedrijven hun activiteiten beëindigen. Gevolg hiervan is dat dieren verdwijnen uit de weilanden. Als tegenhanger worden weilanden wel steeds vaker gebruikt voor het hobbymatig houden van dieren. Het huidige beleid is erop gericht om losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Bebouwing dient bij voorkeur geconcentreerd te worden op woon- en bedrijfspercelen. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk gevrijwaard van verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar natuurlijke uitstraling. Om te voorkomen dat het buitengebied verrommelt door allerlei illegale bouwsels (voor schuilgelegenheid) willen wij onder voorwaarden kleine schuilstallen toestaan. Schuilstallen worden niet in het gehele buitengebied toegestaan. Ook worden eisen gesteld aan landschappelijke inpassing en materialisering van de schuilstallen. Ook dient de noodzaak en doelmatigheid in het kader van dierenwelzijn te worden aangetoond. Schuilstallen worden
mogelijk gemaakt met een ontheffing.
c.
d.
e.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in de regels een ontheffing op te nemen om onder voorwaarden een schuilstal toe te staan. Het staat iedereen vrij of ze al dan niet gebruik willen maken van de saneringsregeling. Er bestaat ook een mogelijkheid bestaande bijgebouwen gedeeltelijk te vernieuwen en/of veranderen.
Saneringsregeling bijgebouwen werkt niet als bebouwing moet worden ingeleverd.
Te weinig mogelijkheden voor hergebruik van agrarische en andere bebouwing. Meer aansluiten op Streekplan 2005.
Waarom worden bedrijven die er al lang zitten wegbestemd. Terwijl er vergunningen zijn afgegeven en niet is overgegaan tot handhaving of pogingen zijn ondernomen om te legaliseren.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er zijn in het bestemmingsplan redelijk wat mogelijkheden opgenomen voor hergebruik van agrarische bebouwing. Naast het bestemmingsplan wordt inmiddels gewerkt aan een beleid dat mogelijkheden gaat bieden voor rood voor rood ( woningen in ruil voor afbraak van (agrarische) bedrijfsbebouwing) en hergebruik van (voormalige) agrarische en andere bedrijfsbebouwing in het buitengebied. Voor zover verzoeken niet passen binnen de kaders van het bestemmingsplan Buitengebied kan gekeken worden of het (in voorbereiding zijnde) beleid mogelijkheden biedt. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Legale bedrijven zijn in dit bestemmingsplan positief bestemd. De niet legale bedrijven krijgen een persoongebonden beschikking of worden opgenomen in een handhavingtraject. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
86.
Bouwadviesburo Hoevers De heer J. Hoevers Hommelstraat 11 7399 RK EMPE
a.
De uitbreidingsmogelijkheden voor kleine woningen zijn te beperkt. Meer aansluiten bij mogelijkheden in bebouwde kom.
b.
In het bestemmingsplan is een mogelijkheid opgenomen dat woningen met 25% mogen uitbreiden. Niet een standaardmaat voor alle woningen. Dit zou het mogelijk maken dat relatief kleine woningen in een keer vervangen kunnen worden door een veel grotere woning. Door de opgenomen regeling kan een betere ruimtelijke kwaliteit en variatie van woningen in het buitengebied worden gegarandeerd. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het bebouwingsoppervlak van 75 m2 is conform provinciaal beleid. Wij achten deze oppervlakte voldoende.
De bebouwingsmogelijkheden voor bijgebouwen (bij wonen) zijn te beperkt. Vooral bij grotere percelen.
Voorstel:
58
c.
d.
e.
In het vigerende plan zitten mogelijkheden voor schuilstallen en hobbykassen. In het ontwerpplan zijn deze mogelijkheden verdwenen. Dit is inperking van de mogelijkheden. Mensen gaan buiten wonen om meer ruimte te hebben voor bv. hobbymatig houden van dieren, weiland etc.
De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1982 is aan de daarin opgenomen vrijstellingsmogelijkheid om een schuilplaats en/of voederberging voor vee (niet behorend tot een bedrijfsmatig beoefend agrarisch bedrijf) te realiseren door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is geen mogelijkheid opgenomen voor de bouw van schuilstallen. In het buitengebied is evenwel een ontwikkeling gaande dat er steeds meer agrarische bedrijven hun activiteiten beëindigen. Gevolg hiervan is dat dieren verdwijnen uit de weilanden. Als tegenhanger worden weilanden wel steeds vaker gebruikt voor het hobbymatig houden van dieren. Het huidige beleid is erop gericht om losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Bebouwing dient bij voorkeur geconcentreerd te worden op woon- en bedrijfspercelen. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk gevrijwaard van verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar natuurlijke uitstraling. Om te voorkomen dat het buitengebied verrommelt door allerlei illegale bouwsels (voor schuilgelegenheid) willen wij onder voorwaarden kleine schuilstallen toestaan. Schuilstallen worden niet in het gehele buitengebied toegestaan. Ook worden eisen gesteld aan landschappelijke inpassing en materialisering van de schuilstallen. Ook dient de noodzaak en doelmatigheid in het kader van dierenwelzijn te worden aangetoond. Schuilstallen worden mogelijk gemaakt met een ontheffing. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in de regels een ontheffing op te nemen om onder voorwaarden een schuilstal toe te staan. Het staat iedereen vrij of ze al dan niet gebruik willen maken van de saneringsregeling. Er bestaat ook een mogelijkheid bestaande bijgebouwen gedeeltelijk te vernieuwen en/of veranderen.
Saneringsregeling bijgebouwen werkt niet als bebouwing moet worden ingeleverd. Werkt verloedering in de hand.
Te weinig mogelijkheden voor hergebruik van agrarische en andere bebouwing. Meer aansluiten op Streekplan 2005.
59
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er zijn in het bestemmingsplan redelijk wat mogelijkheden opgenomen voor hergebruik van agrarische bebouwing. Naast het bestemmingsplan wordt inmiddels gewerkt aan een beleid dat mogelijkheden gaat bieden voor rood voor rood ( woningen in ruil voor afbraak van (agrarische) bedrijfsbebouwing) en hergebruik van (voormalige) agrarische en andere bedrijfsbebouwing in het buitengebied. Voor zover verzoeken niet passen binnen de kaders van het bestemmingsplan Buitengebied
kan gekeken worden of het (in voorbereiding zijnde) beleid mogelijkheden biedt.
Waarom worden bedrijven die er al lang zitten wegbestemd. Terwijl er vergunningen zijn afgegeven en niet is overgegaan tot handhaving of pogingen zijn ondernomen om te legaliseren.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Legale bedrijven zijn in dit bestemmingsplan positief bestemd. De niet legale bedrijven krijgen een persoongebonden beschikking of worden opgenomen in een handhavingtraject. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
87.
88.
ARAG rechtsbijstand Dhr. W. Hilbink Postbus 230 3830 AE LUESDEN (namens WK Eerbeek, de heer en mevrouw Wensink, Apeldoornseweg 7 te Eerbeek) Appellanten zijn van mening dat het ontwerpplan de bouwmogelijkheden van hun perceel ernstig inperkt. Appellanten zijn het niet eens met antwoord op de inspraakreactie omdat in de toekomst eventueel een afzonderlijke procedure moet worden gevoerd. Gelet op de aard van het bedrijf zijn geen milieueffecten te verwachten bij een uitbreiding. In het vigerende bestemmingsplan mocht 40% van het perceel bebouwd worden. Dat betekent 1182,2 m2. Er is nu 522 m2 bebouwd. Vigerende plan laat dus nog 661 m2 ruimte. Reden waarom appellanten het perceel gekocht hebben. In het ontwerpplan is de bestaande oppervlakte vastgelegd op 552 m2. Deze oppervlakte mag slechts met 10% worden uitgebreid. Dit achten appellanten onaanvaardbaar. Ontwerpplan haalt streep door de toekomstplannen van het bedrijf. Ontwerpplan gaat niet juist om met belangen. Belangen worden onevenredig aangetast. Appellanten zullen verzoek om planschade indienen indien het plan niet wordt aangepast. Volgens appellanten is er geen sprake van passieve risicoaanvaarding. HBU Exploitatie B.V. Zwaardvegerstraat 288 8043 DZ ZWOLLE Beantwoording van de inspraakreactie stelt appellant teleur. Appellant had begrepen dat de oorspronkelijke opsplitsing van perceel (in vlak I en II) is komen te vervallen. Gevraagd wordt dit te bevestigen. Goothoogte wijzigen van 6 naar 9 meter. Voor toekomstige ontwikkelingen is maximaal bebouwd oppervlak van 3050 m2 ontoereikend. Terrein is bijna 52000 m2. Dus slechts 5,9% bebouwing mogelijk. Diverse brieven bijgevoegd inzake bebouwingspercentages.
60
De ruimtelijke inzichten zijn in de afgelopen jaren veranderd, zowel bij provincie als gemeente. Niet-agrarische bedrijven horen eigenlijk niet thuis in het buitengebied. Bovendien willen we voorkomen dat er een verdergaande schaalvergroting van de bestaande bedrijven plaatsvindt. Om die reden is voor alle niet-agrarische bedrijven een 10%uitbreidingsregeling opgenomen in het bestemmingsplan. Aan grotere uitbreidingen kunnen wij eventueel pas medewerking verlenen als wordt aangetoond dat daar een bedrijfseconomische noodzaak voor is. De plannen dienen in dat geval vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin ook de (milieu)effecten van de uitbreiding op de omgeving worden betrokken. Op basis van dit verzoek wordt gekeken of er medewerking kan worden verleend door middel van een planherziening. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
In het vigerende bestemmingsplan is het perceel gesplitst in een deel dat bebouwd mag worden en een deel waar opslag mag plaatsvinden maar geen bebouwing mag worden gerealiseerd. Deze splitsing is in het ontwerpbestemmingsplan weer opgenomen. Voor alle niet-agrarische bedrijven is dezelfde systematiek opgenomen. Ook de maximale bouw- en goothoogte is voor alle nietagrarische bedrijven gelijk tenzij er in de bestaande situatie sprake is van een hogere bouw- en/of goothoogte. In die gevallen is de afwijkende maat in bijlage A bij het betreffende
Er is bouwaanvraag ingediend (ca. 3500 m2). Gevraagd wordt bebouwd oppervlak te wijzigen in 10.000 m2.
bedrijf opgenomen. Indien er (bouw)plannen bestaan/andere invulling van het terrein gewenst is dan het bestemmingsplan toelaat kan een verzoek om planherziening worden ingediend. In dat kader kan dan een afweging worden gemaakt of medewerking kan worden verleend. Op deze wijze kunnen alle belangen op een goede manier bij de afweging worden betrokken. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
89.
a.
MK Vastgoedontwikkeling De heer M. Kamp Simon Vestdijksingel 96 6836 VD ARNHEM (namens S.M.H. Buiting, Weverstraat 6 Eerbeek, M.T.A. Buiting, Gaspeldoorn 100, Eerbeek, L.M.T. Buiting, Frankrijk, MK Vastgoedontwikkeling, Simon Vestdijksingel 96, Arnhem) Appellanten zijn eigenaar van perceel sectie E, nummer 6058. In gesprek met MK vastgoedontwikkeling over toekomstige invulling van het perceel. Appellanten bestrijden alle onderdelen van ontwerpplan, waaronder in ieder geval de bestemmingen Bos en Wonen. Plan kan niet worden vastgesteld omdat het perceel van appellanten niet tot het buitengebied gerekend behoort te worden. Bestemming Bos niet passend is voor het perceel. In de inspraaknota onvoldoende toegelicht waarom het perceel tot het buitengebied hoort. Duidelijke motivering van belang voor appellanten. Pas in november/december 2007 is deze keus gemaakt. In juni 2007 is er overleg geweest met de gemeente. Nadien wordt gewerkt aan stedenbouwkundige plannen voor het perceel. Na het overleg is het perceel bij buitengebied gevoegd en heeft het de bestemming Bos gekregen. Appellanten zijn voornemens woningen op het perceel te bouwen. De bestemming Bos voldoet niet aan criterium goede ruimtelijke ordening. Op het perceel gelden thans twee bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Eerbeek Zuid 1971 met de bestemming Bedrijfswaterwingebied laat ook bebouwing toe. Door de woningbouwplannen wordt de EHS niet geschaad. De bodem van het perceel is ernstig verontreinigd. Appellanten zijn bereid te saneren indien hiervoor kostendragers voorhanden zijn. Exploitatie van het perceel zou sanering kunnen dekken. Appellanten willen graag met de gemeente in overleg over invulling van het terrein. In de inspraaknota wordt verwezen naar ROV Ligt op Groen. Op grond van deze visie bestaat onder voorwaarden ruimte voor
61
Het perceel maakt deel uit van de bestemmingsplannen Eerbeek Oude Dorp 1984 en Eerbeek Zuid 1971. Het deel dat in het bestemmingsplan Eerbeek Oude Dorp 1984 ligt heeft de bestemming bos van landschappelijke waarde en het deel dat in het bestemmingsplan Eerbeek Zuid ligt de bestemming bedrijfswaterwingebied. In het deel gelegen binnen het bestemmingsplan Eerbeek Oude Dorp 1984 is het niet toegestaan gebouwen op te richten. Het deel binnen het bestemmingplan Eerbeek Zuid 1971 laat uitsluitend bebouwing toe voor de functie bedrijfswaterwingebied. Binnen deze bestemming is, ten behoeve van de functie bedrijfswaterwinning, maximaal 1 dienstwoning toegestaan. In het kader van de ROV Ligt op Groen (zie ook hieronder) is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van woningbouwontwikkeling rondom Eerbeek. Een en ander heeft erin geresulteerd dat, in ieder geval op dit moment, geen ontwikkeling in het gebied wordt toegestaan. Het perceel maakt onderdeel uit van de EHS. Het is op zich een logische keus om gebieden die onderdeel uitmaken van de EHS, indien mogelijk, in het buitengebied op te nemen. Appellanten geven aan dat door hun woningbouwplannen de EHS niet wordt geschaad. Dat is wat ons betreft een wat voorbarige conclusie. De woningbouwplannen moeten immers een opbrengst genereren waarmee de sterk verontreinigde ondergrond moet worden gesaneerd. Het zal dus moeten gaan om een groot aantal woningen. Naast het feit dat aangetoond moet worden dat de EHS niet wordt geschaad zal er ook gecompenseerd moeten worden. In de ROV Ligt op Groen is aangegeven dat voor nieuwbouwprojecten (woningen) die op korte termijn plaatsvinden met name de haalbaarheid van groot belang is. Locaties waar
woningbouw in het buitengebied. Er is niet expliciet weergegeven waarom bouwplannen van appellanten in strijd zijn met deze visie. Gevraagd wordt het perceel buiten het bestemmingsplan Buitengebied te laten vallen en/of aan het perceel een woonbestemming toe te kennen of uit te werken bestemming (zodat woningbouw later mogelijk wordt).
weinig bezwaren zijn of bijzondere waarden verdienen de voorkeur. Voor woningbouwplannen op korte termijn geldt daarom dat zij primair worden getoetst op de inbreuk op bestaande waarden en de financieel, maatschappelijke en bestuurlijke haalbaarheid van dit moment. In het kader van de ROV is een voorkeur uitgesproken voor het ontwikkelingsmodel Lombok. Voor het adequaat realiseren van het woningbouwprogramma tot 2015 biedt de ontwikkeling van het model Lombok voldoende ruimte. Voor de periode na 2015, of zoveel eerder indien de woningbehoefte daar aanleiding toe geeft, zal opnieuw worden bezien welke uitbreidingslocaties voor woningbouw in aanmerking komen. Op basis van de ROV Ligt op Groen kan worden geconcludeerd dat de locatie van appellanten, in ieder geval op dit moment, niet in aanmerking komt voor woningbouw. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
90.
’t Schoutenhuis Ing. F.A. Koster Postbus 13 3930 EA WOUDENBERG (namens de heer P.M.L. baron van Sytzama en mevrouw S.T.E. barones van Sytzama) De zienswijze betreft het perceel op de hoek Windheuvelstraat/Zutphensestraat (zgn. spookhuis). Perceel heeft agrarische bestemming. De daar aanwezige bedrijfsgebouwen zijn niet onderscheiden op de plankaart. In het verleden is overleg gevoerd met wethouder RO over herbestemming van het object. Hierbij aangegeven dat een woonfunctie op voorhand niet aan de orde is maar dat de gemeente wil meedenken aan horeca/recreatieve gebruiksfunctie zo nodig met een bedrijfswoning. Aangezien de bebouwing niet specifiek bestemd is doet zich de vraag voor of het niet opnemen een negatieve invloed heeft op gewenste toekomstige ontwikkelingen. Indien dat het geval is wordt verzocht de bebouwing alsnog in het plan op te nemen.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een conserverend plan. Uitgangspunt is geweest dat het huidige gebruik en de actueel aanwezige waarden zijn vastgelegd. Het perceel van appellant is in het vigerende bestemmingsplan aangemerkt als landelijke woonbebouwing. Feit is evenwel dat het perceel al vele jaren niet meer bewoond geweest is. Reden waarom geen bestemming op het perceel is gelegd. Zoals appellant aangeeft is er in verleden overleg gevoerd met gemeente. Daarbij heeft gemeente aangegeven te willen meedenken over een andere functie van het perceel. Zolang de door appellant gewenste functie niet concreet is kan aan gemeentezijde geen afweging gemaakt worden of de beoogde functie passend is. Tijd zal een invloed kunnen hebben op de mogelijkheden om het perceel in te vullen. Nu er geen sprake is van een concreet plan/voorstel om het perceel een invulling te geven, waar wij bovendien mee kunnen instemmen, bestaat er geen aanleiding het plan te wijzigen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding het plan te wijzigen.
91.
a.
Gelderse Milieufederatie Jansbuitensingel 14 6811 AB ARNHEM Ontwerpplan is op grond van Besluit m.e.r., + de Habitatrichtlijn (al of niet in combinatie met de Natuurbeschermingswet) een MER-
62
Het is een terechte opmerking dat het bestemmingsplan Buitengebied getoetst moet worden aan de
plichtig plan. Is niet uitgevoerd. Niet nagegaan wat consequenties zijn van het plan op Natura 2000 gebieden en de EHS. Bezwaar tegen vaststellen plan zonder planMER.
Natuurbeschermingswet. In de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan is hier weliswaar aandacht aan besteed in paragraaf 6.3, maar dit is (te) globaal weergegeven. Daarom is alsnog een toetsing, in de vorm van een voortoets, uitgevoerd, en vastgelegd in de notitie “Voortoets Natuurbeschermingswet bestemmingsplan Buitengebied Brummen” (september 2009). In deze notitie is onderzocht wat de kans is dat een ontwikkeling die in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt leidt tot een significant negatief effect op de beschermde natuurgebieden in de gemeente, i.c. de Natura 2000-gebieden. De voortoets zet de effecten (van ontwikkelingen) naast gevoeligheden (verbonden aan de instandhoudingsdoelstellingen) van een Natura 2000-gebied en beoordeelt of er sprake is van mogelijke negatieve gevolgen. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen wij naar de voortoets. De belangrijkste conclusies uit de voortoets luiden als volgt: In de diverse (concept-)beheerplannen is de conclusie getrokken dat het bestaand gebruik (= het conserverende deel uit het bestemmingsplan) niet leidt tot significante negatieve effecten. Bouwpercelen, tuinen en erven, wegen en overige verhardingen vallen buiten de begrenzing van Natura 2000. Een uitbreiding van bebouwing vindt altijd plaats binnen het bouwperceel, heeft geen uitstralingseffect op de omgeving en dus ook geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen. Een functiewijziging van een agrarisch bedrijf in een niet-agrarische functie of in wonen zal zelfs een positief effect hebben, omdat dit leidt tot een afname van de ammoniakemissie (en vaak ook van het aantal verkeersbewegingen). De kenmerkende habitattypen en soorten blijken niet voor te komen op die plekken waar nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Die ontwikkelingen zijn altijd gekoppeld aan locaties waar reeds een bijzondere functie (agrarisch bedrijf, woning, recreatieterrein) aanwezig is. Aanlegvergunningen kunnen (in theorie) voor alle percelen worden aangevraagd. Hoewel hier altijd sprake is van een extra toetsmoment op het moment van de vergunningaanvraag, kan niet
63
bij voorbaat worden uitgesloten dat er een significant effect optreedt. De kenmerkende habitattypen en soorten blijken voor te komen in gebieden die reeds zijn bestemd als ‘Bos’ of ‘Natuur’. Aanbevolen wordt om in deze bestemmingen het aanlegvergunningstelsel aan te scherpen door bepaalde werken en werkzaamheden niet vergunningplichtig te maken, maar geheel uit te sluiten. De eindconclusie is dat het bestemmingsplan Buitengebied niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Een vervolgonderzoek in de vorm van een passende beoordeling of een plan-MER is derhalve niet nodig.
b.
Inventarisatiekaart natuurelementen heeft geen planstatus. Gevraagd wordt deze kaart een planstatus te geven. Hiermee wordt EHS duurzaam beschermd.
Voorstel: De zienswijze heeft aanleiding gegeven een voortoets uit te voeren. De eindconclusie van de voortoets is dat het bestemmingsplan Buitengebied niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Een vervolgonderzoek in de vorm van een passende beoordeling of een plan-MER is derhalve niet nodig. Voor aanlegvergunningen kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat er een significant effect optreedt. De kenmerkende habitattypen en soorten blijken voor te komen in gebieden die reeds zijn bestemd als ‘Bos’ of ‘Natuur’. Voorgesteld wordt om in deze bestemmingen het aanlegvergunningstelsel aan te scherpen door bepaalde werken en werkzaamheden niet vergunningplichtig te maken, maar geheel uit te sluiten. In Art.27 (Aanlegvergunningen) worden bij Bos, BO-N en Natuur de werken met de nrs. 1,2 4, 5, 9 als “verboden” aangemerkt. Kleine landschapselementen worden beschermd in de bestemmingsomschrijving, via plankaart 2 en het aanlegvergunningenstelsel. De EHS wordt daardoor voldoende beschermd. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
c.
Binnen een groot aantal bestemmingen is inwisselbaarheid van natuur in andere functies mogelijk (al of niet met aanlegvergunning) en kunnen natuurwaarden verdwijnen. Gevraagd wordt om natuurelementen zoveel mogelijk als zodanig te bestemmen.
64
Er is een belangrijk verschil tussen natuurelementen en landschapselementen. Gebieden met natuurwaarden zijn als zodanig bestemd. Met landschapselementen kan iets soepeler worden omgegaan, hoewel hier meestal een nadere afweging zal plaatsvinden in het kader van een aanlegvergunning.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. d.
e.
f.
g.
h.
Kaart waarop EHS en Natura 2000 staat aangegeven een planstatus geven. Plan heeft geen beschermingskader om onomkeerbare ontwikkelingen in de EHS te voorkomen. EHS omvat een behouds- maar ook een herstel en ontwikkelingsopgave. Daar waar nieuwe functies worden gerealiseerd die in strijd zijn met beleidsdoelen EHS is het bestemmingsplan in strijd met Nota Ruimte en het Streekplan. Elke aantasting van EHS is significant. Bij nieuwe initiatieven in EHS altijd nee tenzij toets en spelregels EHS volgen. Alleen aantasting bij zwaar maatschappelijke belang. Daarnaast compensatie. Ook binnen bouwpercelen kunnen niet zomaar functies worden omgezet. Veranderingen binnen bouwpercelen moeten getoetst worden waarbij ook externe werking niet vergeten moet worden. Graslanden die onderdeel zijn van weidevogelgebieden en/of onderdeel uitmaken van EHS en Natura 2000 gebieden kunnen niet zonder passende beoordeling worden omgezet in andere gewassen. Verwezen wordt naar aanwijzingsbesluit Vogelrichtlijn Uiterwaarden. Er ontbreekt een toets naar cumulatie en combinatie van effecten als gevolg van planruimte en positieve (niet natuur gerelateerde) bestemmingen en gevolgen vanuit het overgangsrecht. Plan geeft geen zicht op compensatie bij om bestemming. Voor minicamping zoneringsvoorwaarden opstellen zodat deze niet in EHS en Natura 2000 gebied worden opgericht. Ook randvoorwaarden voor initiatieven in waardevol landschap, groene wiggen en open gebieden. Hoe wordt inpassing minicamping in landschap geregeld?
De kaart (plankaart 3) waarop de EHS en de Natura 2000 gebieden staan aangegeven hebben wel een de status van plankaart. Aan ontheffingen en/of wijzigingen in EHS en in Natura 2000 gebieden (of die daar een effect op kunnen hebben) zijn criteria gekoppeld waaraan getoetst moet worden. In deze criteria is het nee, tenzij beleid verwerkt. Zie tevens beantwoording onder a.
Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Initiatieven, zoals het oprichten van een minicamping, in de EHS en/of het Natura 2000 gebied willen wij niet op voorhand uitsluiten door het opnemen van zoneringvoorwaarden. Een minicamping is alleen via een ontheffing toegestaan bij akkerbouw en veeteeltbedrijven. In de toetsingscriteria is een koppeling gelegd met de EHS en Natura 2000. Hiermee worden de belangen van EHS en Natura 2000 voldoende gewaarborgd. Een minicamping kan alleen worden toegestaan als voldaan wordt aan de spelregels zoals die gelden voor de EHS en als er geen schadelijke gevolgen zijn voor de instandhoudingdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden. Voor de inpassing in het landschap zal aan de criteria nog worden toegevoegd dat een inrichtingsplan moet worden gemaakt waaruit blijkt dat de minicamping passend is in het landschap. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om bij de toetsingscriteria (artikel 25 onder 3) voor minicamping op te nemen dat een inrichtingsplan moet worden gemaakt waaruit blijkt dat de minicamping passend
65
i.
j.
k.
l.
m.
n.
Plan geeft mogelijkheden voor oprichten van lichtmasten in diverse bestemmingen. Gevraagd wordt om nadere randvoorwaarden ter bescherming van leefomgeving, natuur en landschap.
is in het landschap. Lichtmasten zijn uitsluitend binnen bouwpercelen toegestaan. In de ontheffing bij paardenbakken is al opgenomen dat de activiteit niet mag leiden tot extra (licht)hinder voor omwonenden en tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In de begripsbepalingen zal een definitie worden opgenomen wat wordt verstaan onder streekeigen producten.
Wat wordt bedoeld met streekeigenproducten? Graag nadere definitie.
Graag nadere voorschriften opnemen over paardenbakken. Deze zorgen voor verrommeling van het buitengebied. In ieder geval niet buiten een bouwperceel toestaan.
Bezwaarlijk dat ruimte wordt gegeven voor zwembaden in EHS en Natura 2000 gebieden. Zwembaden beperken tot bouwperceel.
Een perceel op Coldenhove is ombestemd naar vakantiepark. Bezwaar als dit plaatsvindt zonder toetsing aan spelregels EHS, Natura 2000 kaders en de Boswet. Is er sprake van compensatie?
Gemeentelijk standpunt inzake landgoederen goede zaak. Bestaande landgoederen zo concreet mogelijk bestemmen om te voorkomen dat doeleinden tegen elkaar worden ingewisseld. Ook binnen andere bestemmingen zo concreet mogelijk bestemmen ter voorkoming van uitwisseling van groene tegen rode doeleinden.
66
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding een definitie in de begripsbepalingen op te nemen van streekeigen producten. In de regels zijn diverse criteria opgenomen waaraan paardenbakken moeten voldoen. Deze bieden naar onze mening voldoende waarborgen om verrommeling te voorkomen. Paardenbakken kunnen met ontheffing zowel binnen als direct aansluitend aan een agrarisch bouwperceel worden gerealiseerd. Als extra criterium zal worden opgenomen dat indien een paardenbak wordt gevraagd direct aansluitend aan een agrarisch bouwperceel moet worden aangetoond dat de paardenbak niet binnen het bouwperceel kan worden gerealiseerd. Voorstel: Aan de criteria voor ontheffing voor een paardenbak wordt toegevoegd dat indien een paardenbak wordt gevraagd direct aansluitend aan een agrarisch bouwperceel moet worden aangetoond dat de paardenbak niet binnen het bouwperceel kan worden gerealiseerd. Zwembaden moeten gerealiseerd worden binnen de bouwpercelen/bestemmingsvlakken. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De recreatiebestemmingen zijn op basis van vigerende bestemmingsplannen (en vrijstellingsprocedures) in het plan opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De gekozen wijze van bestemmen maakt het niet mogelijk om zomaar doeleinden tegen elkaar om te wisselen. Waar appellant de mogelijkheid van omwisseling van groene naar rode doelen op baseert is ons niet duidelijk. Daarvan is volgens ons geen sprake. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
o.
p.
q.
r.
s.
t.
Bouwpercelen in Natura 2000 gebieden zijn niet automatisch geëxclaveerd. Diverse bouwpercelen zijn te groot. Indien in een vorige plan bouwperceel niet is benut kan de omvang worden teruggebracht. Bezwaar tegen automatische vergroting van een bouwperceel met 10%. Het geven van ruimte voor wijziging van bouwperceel in EHS (natuur) en Natura 2000 is niet mogelijk zonder plan-MER.
Er ontbreekt regeling die voorkomt dat grondgebonden bedrijven groter dan 1 ha in zijn geheel omschakelen naar intensieve veehouderij.
Wat betreft handhaving graag een retrospectieve toets waarin duidelijk is welke gevallen niet onder het overgangsrecht vallen. Ook graag opnemen dat bouwwerken die niet zonder rechtsgeldige vergunning gebouwd zijn niet onder het overgangsrecht vallen. In geval positieve bestemming wordt overwogen uitgaan van streekplanbenadering (nee tenzij, ja mits, geen nieuwe solitaire woningen in buitengebied). Zo nodig EHS spelregels volgen. Ook bij recreatiewoningen. Lokaal kan dit leiden tot noodzaak sanering bouwwerken. Tevens zal verrekening moeten worden gemaakt met regionale woningbouwopgave. Er ontbreekt een natuuronderzoek dat aangeeft in hoeverre het plan haalbaar is op grond van de flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Dit is een vereiste uit Bro. Aanbevolen wordt sloopvergunningenstelsel op te nemen ter voorkoming van voorbarige sloop.
In Nota inspraak zijn wordt een aantal omzettingen van bestemmingen genoemd zonder dat toetsing o.g.v. EHS, het gebiedsplan Natuur en landschap, de Boswet en spelregels EHS heeft plaatsgevonden.
67
Volgens de regels van Natura 2000 zijn bouwpercelen in Natura 2000 gebieden wel automatisch geëxclaveerd. Voor het uitbreiden van bouwpercelen in EHS en Natura 2000 gebieden gelden diverse criteria. Uitbreidingen worden alleen toegestaan als voldaan wordt aan de spelregels zoals die gelden voor de EHS en als er geen schadelijke gevolgen zijn voor de instandhoudingdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden. Tevens wordt verwezen naar de beantwoording onder a. Voorstel: de zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er is wel een regeling opgenomen die dat voorkomt. In artikel 3, lid 2, sub 13c staat dat voor agrarische bedrijven die in het verwevingsgebied zijn gelegen geldt dat maximaal 1 hectare van het agrarisch bouwperceel mag worden gebruikt voor de uitbreiding van een bestaande intensieve veehouderij (tak), de hervestiging van of omschakeling naar een intensieve veehouderij (tak). In extensiveringsgebieden is nieuwvestiging en hervestiging van intensieve veehouderij (tak), omschakeling naar intensieve veehouderij alsmede uitbreiding hiervan niet toegestaan. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In de Nota van wijzigingen op het conceptvoorontwerp bestemmingsplan Buitengebied (oktober 2007) is uitvoerig ingegaan op de vraag welke “ strijdige situaties” met het vigerende bestemmingsplan zijn meegenomen in het bestemmingsplan. Uit de regels valt af te leiden dat als (bestaande) bouwwerken worden aangemerkt bouwwerken waarvoor een bouwvergunning is verleend. In de genoemde Nota en de daarbij behorende stukken is voldoende verwoord waarom bepaalde keuzes gemaakt zijn. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het opnemen van een sloopvergunningestelsel achten wij niet noodzakelijk. Voorstel; De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot
u.
v.
w.
x.
y.
z.
Kan geen compensatie en toetsing terugvinden. In reactie nr. 43 van Nota inspraak wordt gesproken over verlegging Eerbeekse beek. In hoeverre verhoudt dit zich tot de EHS status en het provinciaal beleid?
aanpassing van het plan. Er heeft overleg plaatsgevonden over verlegging van de Eerbeekse beek. Dit overleg heeft erin geresulteerd dat er een plan is waar alle partijen mee kunnen instemmen. In het bestemmingsplan zal de gewijzigde ligging van de beek worden opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er is enige vergroting van het bouwperceel gegeven om de bouw van een eventuele kapschuur mogelijk te maken. Uitbreiding van de intensieve veehouderij (behoudens in het kader van dierenwelzijn of veterinaire gezondheid) is op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk.
In reactie 24 Nota inspraak is sprake van vergroting bouwperceel. Dit is niet onderbouwd. Hervestiging elders is ook mogelijk.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zowel bij reactie 16, 29 als 69 betreft het percelen die niet in de EHS liggen. Voor het geval van nummer 69 is bovendien een artikel 19 WRO-procedure gevoerd waarvoor door provincie verklaring van geen bezwaar is afgegeven.
Is er bij reacties 16 en 29 Nota inspraak sprake van uitbreiding in EHS. Zo ja op welke wijze is getoetst en hoe is nadere afweging gemaakt. Idem voor nummer 69 met daarbij de vraag of rekening is gehouden met ruimtelijke consequenties (mogelijkheid vestigen intensieve veehouderij).
Gevraagd wordt te grote agrarische bouwpercelen op plankaart 1 aan te passen. Landschapselementen binnen de bestemmingen recreatie, bedrijf, landhuis, maatschappelijk, sport en dagrecreatie apart bestemmen op de plankaart.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding topt aanpassing van het plan. In de Nota van wijzigingen (oktober 2007) is ondermeer een keus gemaakt over hoe wordt omgegaan met bestaande agrarische bouwpercelen. In een aantal gevallen kan het dan voorkomen dat delen van de bestaande bouwpercelen nog onbenut zijn en dat daardoor bouwpercelen groot overkomen. Het gaat echter om al bestaande bouwpercelen. Landschapselementen binnen de genoemde bestemmingen zijn niet apart bestemd. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze niet beschermd zijn. Er wordt geen noodzaak gezien om de landschapselementen alsnog apart te bestemmen.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van het plan. In artikel 1 onder 52 wordt het begrip nevenfuncties omschreven. Hieruit blijkt voldoende wat nevenfuncties zijn.
Artikel 1 onder 9 en 10. Onderscheid volwaardig agrarisch bedrijf en agrarisch bedrijf met nevenfunctie is niet duidelijk. Verduidelijken in de toelichting
Artikel 1 onder 15 (bedoeld waarschijnlijk 16). Hier wordt een tekstaanpassing voorgesteld (ZIE ZIENSWIJZE) zodat het alleen mag gaan om bouwwerken waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning
68
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De voorgestelde aanpassing is niet noodzakelijk. Er kan immers pas gebouwd worden indien de bouwvergunning onherroepelijk is.
aanwezig is.
aa.
bb.
cc.
dd.
ee.
ff.
gg.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In de begripsbepalingen zal een omschrijving van het begrip streekgeproduceerde producten worden opgenomen.
Artikel 1. Opnemen definitie voor streekgeproduceerde producten ter voorkoming van grote detailhandel in buitengebied.
Artikel 1 onder 62. Voorstel tot tekstaanpassing. Er kan 365 per jaar worden gerecreëerd . Gevraagd wordt het recreëren aan een tijdspanne te verbinden ter voorkoming van permanente bewoning. Artikel 1 onder 67. Opnemen dat het moet gaan om mobiel bouwwerk ter voorkoming van semi-bungalows met tuintjes, carports etc. Ook hier een tijdspanne opnemen om verblijfsduur te beperken.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in de begripsbepalingen een omschrijving van het begrip streekgeproduceerde producten op te nemen. Zie beantwoording onder dd. Voorstel: Zie voorstel onder dd. In artikel 1 onder 67 staat dat het moet gaan om een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen. Gelet op het mobiele karakter van een stacaravan achten wij het opnemen van een maximale verblijfsduur weinig zinvol. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In artikel 1 zal een begripsbepaling van hoofdwoonverblijf worden toegevoegd zodat duidelijk is wanneer er sprake is van permanente bewoning.
Artikel 1: toevoegen een definitie voor permanente bewoning zodat maximum aaneengesloten verblijf kan worden vastgesteld.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in artikel 1 een begripsbepaling op te nemen van hoofdwoonverblijf zodat duidelijk is wanneer er sprake is van permanente bewoning. Het is niet geheel duidelijk waar appellant op doelt. In artikel 3 lid 2 sub 13e is opgenomen dat een bestaande intensieve veehouderij (tak) het agrarisch bouwperceel 10% mag uitbreiden indien dat noodzakelijk is in het kader van het dierenwelzijn en/of veterinaire gezondheid. Bovendien mag het aantal dierplaatsen niet worden uitgebreid.
Artikel 3 onder 2. Een automatische uitbreiding van 10% van bouwpercelen is niet nodig en ook niet ruimtelijk onderbouwd. Bouwpercelen die al geruime tijd niet benut worden verkleinen.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie ook beantwoording onder p. De gevraagde toevoeging “bestaand” bouwblok is niet noodzakelijk.
Artikel 3 onder 2a -13c. Tekst zodanig aanpassen dat maximaal 1 ha van het bestaande bouwblok mag worden gebruikt voor ….. Artikel 3 onder 2a-13. Er is onvoldoende rekening gehouden met niet benutte bouwperceel gedeelten die in Waardevol landschap en/of de EHS liggen.
In de Nota van wijzigingen (oktober 2007) is ondermeer een keus gemaakt over hoe wordt omgegaan met bestaande agrarische bouwpercelen. In een aantal gevallen kan het dan voorkomen dat delen van de bestaande bouwpercelen nog onbenut zijn. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
69
hh.
ii.
jj.
kk.
ll.
mm.
Artikel 3 onder 2.b.5. Toestaan van sleufsilo’s en mestplaten buiten bouwperceel is in strijd met bescherming waardevol landschap en kaders EHS en Natura 2000. Artikel 3-3. In ieder geval zijn ontwikkelingen in EHS en in Natura 2000 via dit artikel strijdig met beschermingskaders in Streekplan en de Vogel en Habitatrichtlijn. Indien dit artikel leidt tot overschrijding maatvoering uit Reconstructieplan bezwaar tegen dit artikel. Ook externe werking moet getoetst worden. Artikel 4 en 5. Regeling opnemen die voorkomt dat op bouwpercelen groter dan 1 ha omvorming plaatsvindt naar intensieve veehouderij.
Artikel 4-2a3, artikel 5-3a, artikel 8-3a1, artikel 10-3a1, artikel 11-3a, artikel 12-2.4 Toestaan van uitbreidingen van 10% toetsen aan beschermingskaders Natura 2000, EHS, waardevol landschap en Open gebied. Waar bouwperceel nog voldoende ruimte biedt geen noodzaak extra bouwruimte te geven.
Artikel 4-3. Strijdig met beschermingskaders van EHS, Natura 2000. Toetsing aan beschermingskader Waardevol Landschap en Open Gebied niet duidelijk. Artikel 5-4. Vrijstelling strijdig met beschermingskaders EHS, Natura 2000 en beleid Waardevolle Landschappen en Open Gebieden. Toetsingskaders onduidelijk en zonering ontbreekt. Artikel 7-1, artikel 8-1, artikel 10-1a, artikel 11-1, artikel 12. Natuurwaarden binnen deze bestemmingen ook als zodanig bestemmen. Bouwpercelen begrenzen op de plankaart. Artikel 7-2a1. Bezwaar tegen de opgenomen vrijstelling.
Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Op basis van het bestemmingsplan is totale een omvorming van bouwpercelen groter dan 1 hectare in intensieve bedrijven niet mogelijk. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Op grond van het vigerende plan zijn de uitbreidingsmogelijkheden in de meeste gevallen aanzienlijk beperkt. Dus feitelijk moet niet eens gesproken worden over 10% uitbreidingen maar eerder over beperkingen van de bestaande uitbreidingsmogelijkheden. Een toetsing aan de beschermingskaders is daarom weinig zinvol. Het hebben van een bouwperceel biedt nog niet de mogelijkheid deze vol te bouwen. In de door appellant genoemde artikelen gaat het om bouwpercelen waar de bouwmogelijkheden afhankelijk zijn van de bestaande bebouwing. Dus het zijn geen bouwpercelen die 100% volgebouwd kunnen worden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Natuurwaarden binnen de genoemde bestemmingen zijn niet apart bestemd. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze niet beschermd worden. In een aantal bestemmingen maken ze wel deel uit van de bestemmingsomschrijving. Daarnaast geldt uiteraard de Flora en faunawet. Er wordt geen noodzaak gezien om de natuurwaarden binnen genoemde bestemmingen alsnog apart te bestemmen. De opgenomen vrijstelling biedt een mogelijkheid om de bestaande en toegelaten oppervlakte gebouwen en overkappingen met 10% te vergroten. Een dergelijke beperkte uitbreiding lijkt ons redelijk. Voorstel:
70
oo.
pp.
qq.
rr.
ss.
tt.
uu.
vv.
ww.
Artikel 7-2b1, artikel 8-3b, artikel 11-4, artikel 13-2, artikel 14-2. Randvoorwaarden voor lichtmasten opnemen t.b.v. tegengaan lichtvervuiling, gebruikstijden, afstand tot gevoelige functies, toegestane lichtsterktes, te gebruiken armaturen. Artikel 7-2b2, artikel 15-2b1. Opnemen dat zwembaden in EHS niet zijn toegestaan.
De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder i. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er is gekozen om bij zowel landhuizen als woningen binnen de bestemmingsvlakken een zwembad toe te staan. Wij zien geen directe noodzaak deze mogelijkheid binnen de EHS in te perken. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het maximum aantal recreatiewoningen en stacaravans op verblijfsrecreatieterreinen zijn opgenomen in bijlage G verblijfsrecreatieterreinen van de regels van het bestemmingsplan. Vrijstaande recreatiewoningen die geen deel uitmaken van een verblijfsrecreatieterrein zijn met een aanduiding op de plankaart opgenomen.
Waar staan maximum aantal recreatiewoningen en stacaravans aangegeven.
Artikel 12-4. Geen reden om af te wijken van de maximale maat van een stacaravan.
Artikel 13-3, artikel 14-3. Niet getoetst aan de spelregels EHS en beschermingskaders Natura 2000.
Artikel 15-2a2. Er ontbreekt een ruimtelijke onderbouwing voor de 25% vrijstelling voor uitbreiding van het bebouwingsoppervlak van woningen. Ook is geen effectonderzoek uitgevoerd. Artikel 15-3. In ieder geval zijn ontwikkelingen in EHS en in Natura 2000 via dit artikel strijdig met beschermingskaders in Streekplan en de Vogel en Habitatrichtlijn. Artikel 24. Kuilvoerplaten en silo’s kunnen niet geplaatst worden in de EHS of Natura 2000 gebied. Voor Waardevol Landschap gelden randvoorwaarden.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De in het bestemmingsplan opgenomen maat voor stacaravans is 40 m2. Daarbij wordt opgemerkt dat deze oppervlakte inclusief de oppervlakte aan bijgebouwen is. De maximale oppervlakte bijgebouwen is 15 m2. De maximale maat voor een stacaravan op basis van het streekplan is 55 m2. Dus de in het bestemmingsplan opgenomen maat blijft daar ruim onder. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Bij bouw van bijvoorbeeld woning kan het zijn dat gronden tijdelijk strijdig worden gebruikt
Artikel 24-2. Het is niet duidelijk wat met tijdelijk wordt bedoeld.
71
met de bestemming voor bijvoorbeeld opslag van bouwmaterialen. Het woord tijdelijk lijkt ons duidelijk.
xx.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a.
Artikel 25 -1, 2, 4a, 4b. Strijdig met beleid voor EHS, Natura 2000, Waardevol Landschap en Reconstructieplan.
yy.
Artikel 25-3 (ontheffing minicamping). Hier ontbreekt toets aan de EHS en Natura 2000.
zz.
Artikel 25-4. Verduidelijking toetsingskader Waardevol Landschap. Areaal EHS en Natura 2000 kan niet worden aangetast. Artikel is hiermee strijdig.
a1.
b1.
c1.
d1.
e1.
Artikel 25-5 (ontheffing niet-agrarische nevenactiviteiten). Appellant gaat uit van activiteiten in bestaande bebouwing. Klopt dat?
Artikel 25-6. Nader toetsingskader opnemen ter bescherming van voor het landschap gevoelige functies zoals wonen en de EHS/Natura 2000. Tevens om onnodige verlichting te voorkomen en beperken. Artikel 25- 7 en 8. Hier ontbreekt toets naar externe werking.
Artikel 25-9. Mag ongelimiteerd vrijstelling worden verleend? In EHS en Natura 2000 zal getoetst moeten worden. Hoe wordt omgegaan met externe werking bestaande natuur- en landschapswaarden. Hoe wordt nut en noodzaak uitbreiding beoordeeld.
Artikel 25-10. Als randvoorwaarde opnemen dat geen ruimtebeslag op EHS plaatsvindt.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder h. Voorstel: zie voorstel onder h. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan De betreffende ontheffing gaat inderdaad uit van nevenactiviteiten in bestaande bebouwing. Dat kom echter onvoldoende in de criteria tot uitdrukking. Aan de criteria van artikel 25-5 zal worden toegevoegd dat voor de nevenactiviteiten gebruik gemaakt moet worden van bestaande (bedrijfs)bebouwing. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in de criteria van artikel 25-5 op te nemen dat voor de nevenactiviteiten gebruik gemaakt moet worden van bestaande (bedrijfs)bebouwing. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In principe kan er meerdere malen een ontheffing worden gevraagd maar gelet op de criteria is de kans daarop niet groot. In de criteria zal nog een toets worden opgenomen aan waardevol landschap, EHS en Natura 2000. Voorstel: In de criteria zal nog een toets worden opgenomen aan waardevol landschap, EHS en Natura 2000. Bij splitsing van een woning dient dit binnen de bestaande hoofdmassa van het hoofdgebouw plaats te vinden. Door splitsing wordt het bouwperceel niet vergroot. Er is dus geen sprake van extra ruimtebeslag op de EHS. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot
72
f1.
g1.
h1.
i1.
Artikel 25-12. Bij plaatsing antennemasten ontbreekt toets naar de kwaliteiten en gevolgen op het landschap. Graag opnemen evenals zonering (niet in EHS en Natura 2000).
Artikel 25-13. Vergroting van bouwperceel in EHS-natuur is niet mogelijk (idem voor Natura 2000) Deze mogelijkheid schrappen. Appellant komt met aanvullend tekstvoorstel. Artikel 25-16. Heeft bepaling betrekking op functieverandering agrarische bebouwing? 500 m2 moet worden gevonden in bestaande bebouwing. Rest opstallen moet worden gesloopt. Geen ruimte voor nieuwbouw. Het toelaten van 50% verharding van de erven is teveel. Maximaal 10% is genoeg. Ook inrichtingsplan nodig om kwaliteitslag te maken voor het landschap. Uitvoering hiervan privaatrechtelijk regelen.
Artikel 25-17. Deze bepaling schrappen. Niet gekeken wat mogelijk is in relatie met EHS, Natura 2000, Waardevol Landschap.
73
aanpassing van het plan. Bij plaatsing van antennemasten is aansluiting gezocht bij het gemeentelijk antennebeleid. In het antennebeleid is plaatsing in de EHS (Natura 2000 gebieden vallen daar ook binnen) niet mogelijk. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De bepaling heeft inderdaad betrekking op functieverandering van agrarische bebouwing in een niet-agrarische functie. Het gaat hierbij om een wijziging van de bestaande bestemming in tegenstelling tot een functieverandering (nevenactiviteit via een ontheffing) waar de bestemming in stand blijft. Uitgangspunt is dat de nieuwe functie in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen wordt gerealiseerd. Nieuwbouw kan worden toegestaan indien de bestaande bebouwing aantoonbaar niet geschikt is voor de nieuwe functie en met nieuwbouw de ruimtelijke kwaliteit aanmerkelijk wordt verbeterd. Dit zal expliciet worden toegevoegd aan de criteria. De overige bedrijfsbebouwing (alles boven de 500 m2) moet worden gesloopt. Maximaal 50 % van het erf mag worden verhard. De omvang van het bouwperceel zal worden afgestemd op de nieuwe situatie maar mag niet meer bedragen dan 75% van de omvang van het oude bouwperceel. Dit zal worden opgenomen in de criteria. Ook zal aan de criteria worden toegevoegd dat een inrichtingsplan gemaakt wordt waaruit blijkt dat de functie goed inpasbaar is in het landschap. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in de criteria van artikel 25 onder 16 op te nemen dat: Nieuwbouw kan worden toegestaan indien de bestaande bebouwing aantoonbaar niet geschikt is voor de nieuwe functie en met nieuwbouw de ruimtelijke kwaliteit aanmerkelijk wordt verbeterd; De omvang van het bouwperceel zal worden afgestemd op de nieuwe situatie maar niet meer mag bedragen dan 75% van de omvang van het oude bouwperceel; een inrichtingsplan wordt gemaakt waaruit blijkt dat de functie goed inpasbaar is in het landschap. Zie beantwoording onder a. Voorstel:
j1.
k1.
l1.
m1.
n1.
o1.
p1.
q1.
De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het scheuren van grasland is alleen aanlegvergunningplichtig als daarmee de werkelijk aanwezige waarde wordt aangetast (bijv. waardevolle graslandvegetaties). Alleen de status EHS of Natura 2000 wil nog niet zeggen dat scheuren van grasland niet mogelijk zou zijn. Het is een stelsel van criteria die bepaald of een aanlegvergunning verleend kan worden.
Artikel 27-1. Stelsel geeft ruimte voor scheuren grasland in weidevogelgebied, Natura 2000 en EHS.
Aanlegvergunningstelsel kan strijdigheid opleveren met diverse beschermingskaders. Graag aanpassen.
Zandwegen niet beschermd tegen verharding. Toetsingscriteria zijn vaag. Opnemen dat verharding zandwegen niet is toegestaan met aanlegvergunning.
Artikel 27-2b. Aanname klopt niet. Er moet natuurtoets worden uitgevoerd.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan Er is net als in het vigerende bestemmingsplan voor gekozen onverharde wegen (zandwegen) binnen de bestemming verkeer een specifieke aanduiding te geven. Het is mogelijk om deze zandwegen na het verkrijgen van een aanlegvergunning te verharden. Er kunnen zich situaties voordoen dat er goed redenen zijn om een zandweg of deel daarvan te verharden. Het opnemen dat deze wegen niet verhard mogen worden waardoor verharden van zandwegen alleen mogelijk zou zijn na een planherziening is wat ons betreft een stapje te ver. Het aanlegvergunningstelsel bevat voldoende waarborgen om een goede afweging te maken. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a.
Artikel 27-2d en 2e. Bezwaar tegen ongelimiteerdheid van dit artikel.
Artikel 27-2f. Niet duidelijk of landschapsbeleidsplan EHS, Natura 2000 en Flora en Faunawet proof is. Zo niet dan ook gewoon aanlegvergunning vereist. Het landschapsbeleidsplan is niet juridisch bindend. Komt voor dat landschapsbeleidsplan voorbij gaat aan bepaalde kwaliteiten zoals aardkunde, geomorfologie, archeologie, etc. Artikel 27 – 3c,d,e. Toetsingskader is onhoudbaar omdat niet aangegeven is wanneer iets significant is of niet. Gaat voorbij aan algemene instandhoudingdoelstellingen Natura 2000. Artikel 27-3h. Alleen van toepassing laten zijn indien er sprake is van een
74
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Zie beantwoording onder a. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Zie beantwoording onder a.
onherroepelijke NB-wet vergunning.
r1.
Artikel 28 – 2. Volgens appellant geldt overgangsrecht niet indien er sprake is van een bouwwerk dat zonder rechtsgeldige vergunning is opgericht. Gaarne opnemen in het artikel.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Overgangrecht geldt inderdaad niet voor bouwwerken die zonder rechtsgeldige vergunning zijn gebouwd. De overgangsbepalingen zoals opgenomen zijn conform hetgeen in het Besluit Ruimtelijke Ordening is opgenomen. De door appellant voorgestelde toevoeging wordt daarom niet in artikel 28-2 opgenomen. Voorstel: de zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
92.
a.
b.
c.
d.
Natuurmonumenten Postbus 9955 1243 ZS ‘s-Graveland Groot deel van de graslandpercelen van Natuurmonumenten is bestemd als agrarisch. Onduidelijk waarom ene perceel is bestemd als agrarisch en andere als natuur. Klein deel van de percelen is langdurig verpacht. Het is ongewenst deze gronden de bestemming agrarisch te geven. Gevraagd wordt alle gras- en bouwlandpercelen van Natuurmonumenten de bestemming natuur te geven.
Gevraagd wordt de status Rijksmonument van de volgende delen van landgoed Voorstonden aan te geven : gebouwen en tuin, parkbos en lanen.
Op meerdere plaatsen staat de ligging van A-watergangen op landgoed Leusveld foutief aangegeven.
In kader van de ruilverkaveling BrummenVoorst zijn wijzigingen aangebracht in de loop van de Rhienderense Beek (ter hoogte van Knoevenoordstraat 66 westwaarts).
Gronden die langdurig worden verpacht houden de agrarische bestemming. Er bestaat geen bezwaar percelen waar sprake is van eenjarige pacht een natuurbestemming te geven. Met Natuurmonumenten is afgesproken dat zij het agrarisch gebruik van deze percelen aan de pachters garandeert. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de percelen, zoals aangegeven door Natuurmonumenten, waar sprake is van eenjarige pacht de bestemming natuur te geven. In het plan is alleen de monumentale status van gebouwen aangegeven. Overigens is het geen verplichting om monumenten op de plankaart aan te geven omdat deze op grond van de Monumentenwet al beschermd zijn. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. De opmerking van appellant is correct. De watergangen zullen worden aangepast conform het door appellant aangeleverde kaartje. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de ligging van A-watergangen op landgoed Leusveld aan te passen. De opmerking van appellant is correct. De loop van de Rhienderensebeek zal worden aangepast conform het door appellant aangeleverde kaartje. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de loop van de Rhienderense beek aan te passen.
93.
B.H.J. Roodink Kanaal Zuid 491 7371 GL LOENEN In december 2007 gevraagd om de agrarische bestemming van perceel Zilvenbroekseweg 16/Jaagpad 1 te wijzigen
75
Bij het concept-voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied is een Nota van wijzigingen (oktober 2007) gemaakt. Voor bebouwing die
94.
in recreatie. In de Nota inspraak wordt niet beargumenteerd waarom het verzoek wordt afgewezen. In jaren 50 is schuurtje verbouwd tot recreatiewoning. Deze is tot 1970 permanent bewoond geweest. In periode 1978-1981 wordt handhavend opgetreden tegen bewoning. Stukken zijn hier niet van. In periode 1981-1984 geprobeerd er een dierenpension van te maken. In 1994 is een bouwvergunning aangevraagd voor een opstal van 73 m2 (verdubbeling van aanwezige 35 m2). In 1995 geweigerd. In 1997 opnieuw geprobeerd en wederom geweigerd. In 2000 is de opstal verkocht nadat is komen vast te staan dat het geen recreatiewoning is. In 2003 diverse vernielingen en brandstichting waardoor pand nauwelijks meer bruikbaar was. In 2004 wordt pand en schuren verkocht voor 30.000 euro. In 2004 perceel getaxeerd door gemeente voor 28133 euro. In 2006 constateert gemeente dat veranderingen zijn aangebracht die niet tot normaal onderhoud behoren. Dwangsomprocedure met gevolg dat pand ontmanteld is en niet meer uitstraling van recreatiewoning heeft. Vele pogingen om te legaliseren hebben niet tot gewenste resultaat geleid. Appellant is van mening dat er tussen 1978 en 2004 veel ambtelijk en bestuurlijk overleg is geweest met als rode draad dat inpassing zou kunnen plaatsvinden bij vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan. De vaststelling is steeds uitgesteld wat erin geresulteerd heeft dat uiteindelijk een dwangsom opgelegd is. Gevraagd wordt aan de ontstane patstelling een einde te maken en het perceel een recreatieve bestemming te geven met de mogelijkheid een recreatiewoning te bouwen van 5 bij 10 meter. H. Zweers Kaniestraat 5 6971 KJ BRUMMEN Appellant heeft in 1978 het perceel Kaniestraat 5 verworven. Met artikel 19 WRO zijn oude opstallen afgebroken en een woonhuis gebouwd. De bestemming destijds gewijzigd in burgerwoning. In het ontwerpplan is alleen het deel met heg omheind aangemerkt als woonbestemming, rest als agrarisch perceel. Gevraagd wordt het hele perceel de bestemming wonen te geven.
76
gebruikt wordt als recreatiewoning zijn voor de beoordeling of dat gebruik gelegaliseerd kan worden uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn in de genoemde Nota van wijzigingen opgenomen. Indien voldaan wordt aan deze uitgangspunten kan het betreffende gebouw worden aangeduid als recreatiewoning. De uitgangspunten zijn: - wanneer het verblijf in de periode tussen eind februari 1999 (eerste nieuwe WOZ-waarde beschikking) en 23 oktober 2007 (besluitvorming over inspraakplan Buitengebied) als zelfstandige recreatiewoning is aangemerkt en aangeslagen of de belanghebbende kan aantonen dat het gebruik als recreatiewoning onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan valt en tot op heden sprake is geweest van een onafgebroken/voortdurend gebruik van het verblijf als recreatiewoning en; - wanneer de legalisatie van een recreatie woning niet leidt tot (toekomstige) belemmeringen in de bedrijfsvoering van de in de omgeving gelegen (agrarische) bedrijven. Voor de gehele tekst wordt verwezen naar de genoemde Nota van wijzigingen. In het geval van appellant wordt niet aan de uitgangspunten voldaan zodat er geen sprake kan zijn van legalisatie. Voorgesteld wordt om niet mee te werken aan het geven van een aanduiding recreatiewoning op perceel Zilvenbroekseweg 16/Jaagpad 1.
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
In 1980 heeft appellant gevraagd om de boerderij op zijn perceel te verbouwen tot burgerwoning. In 1981 is door Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar afgegeven en door het college van B&W vrijstelling verleend om de boerderij te verbouwen tot burgerwoning. De vrijstelling had uitsluitend betrekking op de verbouw van de boerderij tot burgerwoning. Door de vrijstelling is de bestemming niet gewijzigd. In het bestemmingsplan Buitengebied 1982 is het agrarisch bouwperceel verdwenen. De woning valt op basis van het bestemmingsplan Buitengebied 1982 onder het overgangsrecht. Van een bestemming wonen is in het bestemmingsplan Buitengebied 1982 geen sprake. Er is namelijk vrijstelling verleend van de destijds geldende agrarische bestemming om de woonboerderij te verbouwen tot
burgerwoning. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied heeft perceel Kaniestraat 5 de bestemming wonen gekregen. Bij de omvang van het perceel met de bestemming wonen is uitgegaan van de woning, de daarbij behorende bijgebouwen en het erf en tuin. Het hele kadastrale perceel waar een woning op staat hoeft niet perse geheel de bestemming wonen te hebben. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen woonbestemming voor Kaniestraat 5 is volgens ons correct. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 95.
Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland Postbus 9090 6900 GX ARNHEM
a.
Op onderdelen kan Gedeputeerde Staten zich niet verenigen met het ontwerpplan. In het ontwerp komt de EHS niet duidelijk tot uitdrukking. In plankaart 1 is begrenzing niet terug te vinden. Op plankaart 3 is EHS wel weergegeven maar deze kaart maakt gebruik van verklaringen niet van bestemmingen. Er moet echter wel inzicht worden gegeven in driedeling van de EHS: natuur, verweving en verbinding. Het maakt beleidsmatig verschil binnen welke gebied een initiatief wordt genomen. Door de relatie die het ontwerp legt met aantasting van de EHS ontstaat een te smal afwegingskader. In het ontwerp is huidige Streekplankaart als uitgangspunt genomen. Bij de verdere procedure zal de herziening van de Structuurvisie Herbegrenzing EHS moeten worden verwerkt. Planning is dat Provinciale Staten de herbegrenzing in maart/april 2009 vaststellen. Naast herbegrenzing EHS is ook de opgenomen tekst van dit beleidsstuk van belang. De Spelregels EHS zijn in deze tekst opgenomen. In deze herziening blijkt ook dat de differentiatie binnen EHS van belang is.
De EHS op plankaart 3 is aangepast. De onderverdeling in EHS-natuur, EHSverweving en EHS-verbinding is op de kaart aangegeven, volgens de herbegrenzing die op 1 juli 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld. In de regels is een aanvullende regeling opgenomen die invulling geeft aan deze driedeling: In de EHS-natuur geldt bij eventuele ingrepen de plicht tot compensatie; In de EHS-verweving dient bij eventuele ontwikkelingen een bijdrage te worden geleverd aan de verbetering van de beschermde natuurwaarden in het betreffende gebied; In de EHS-verbinding moet worden aangetoond dat een eventuele ingreep niet leidt tot onomkeerbare gevolgen voor de realisering van de ecologische verbindingszone.
Op plankaart 1 staan bestemmingen. Er bestaan twee agrarische bestemmingen. Plankaart 3 werkt met verklaringen. Ontheffingen en wijzigingen worden gekoppeld aan de verklaringen op plankaart 3, waaronder waardevol landschap, EHS en agrarisch gebied. Voor de inzichtelijkheid is het beter op plankaart 1 de bestemming agrarisch gebied op te nemen. Deze bestemming moet gelden voor het multifunctioneel gebied gelegen buiten het gebied met de nadere aanduiding waardevol landschap zoals vastgelegd in Structuurvisie.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de EHS op de plankaart en een aanvulling in de regels over de EHS. In de toelichting is gemotiveerd waarom het agrarische gebied op plankaart 1 de bestemming “Agrarisch gebied met landschapswaarden” is toegekend: wij zijn van mening dat in het gehele buitengebied sprake is van landschappelijke en/of ecologische waarden. Ook in het deel dat in het streekplan is aangegeven als ‘multifunctioneel gebied’ zijn landschapswaarden aanwezig die wij willen beschermen. Welke waarden dat zijn, is opgenomen op plankaart 2, waaraan ook het aanlegvergunningstelsel is gekoppeld. Het voorstel dat hier door de provincie wordt
b.
77
De nu gekozen systematiek leidt tot verwarring. Gebieden op plankaart 1 aangeduid met agrarisch gebied met landschapswaarden zijn op plankaart 3 aangeduid met agrarisch gebied. In de systematiek van ontheffingen en wijzigingen komen telkens termen als “niet onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden” voor. Deze term moet zoveel mogelijk vermeden worden.
c.
d.
e.
f.
g.
gedaan, zou leiden tot een wijziging van de systematiek van het plan. Hiertoe zijn wij niet bereid. De term “niet-onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden worden niet meer gebruikt in relatie tot de EHS/Natura 2000 maar meer algemeen voor daarbuiten voorkomende natuur- en/of landschapswaarden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Plankaart 3 is van toepassing op het stelsel van ontheffingen en wijzigingen. Plankaart 2 is van toepassing op het aanlegvergunningstelsel. De exacte omschrijving van de voorkomende waarden is terug te vinden in de toelichting van het plan.
In het gebied dat op plankaart 3 is aangeduid als agrarisch gebied geeft het plan geen inzicht in de natuur- en landschapswaarden ter plekke, terwijl het wel afwegingskader is.
De gebieden die op plankaart 3 worden aangeduid met waardevol landschap worden bij het systeem van ontheffingen en wijzigingen apart afgewogen. Het criterium is dat initiatieven aanvaardbaar zijn als “de kernkwaliteiten van het landschap in het betreffende gebied worden behouden en versterkt.” Dit is op zichzelf staand toetsingsonderdeel. Bij afweging al snel de conclusie dat ontwikkelingen niet mogelijk zijn omdat niet aan criterium voldaan kan worden. Appellant veronderstelt dat dit niet de bedoeling van de gemeente zal zijn. Een meer praktische benadering zou kunnen zijn dat een ontwikkeling die leidt tot een vorm van aantasting een verplichting geeft tot landschapsbouw. Bepaalde landschapstypen moeten in beginsel worden uitgesloten van verdichting. Denk daarbij aan de kenmerkende openheid van de essengebieden.
Ten aanzien van EHS wordt gesteld dat initiatieven niet zijn toegestaan als daarmee de “ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS significant worden aangetast”. Veel initiatieven zullen leiden tot kwaliteits- en/of oppervlakte verlies. De uitwerking van het Streekplan geeft openingen om initiatieven onder voorwaarden te honoreren. Denk in dit verband aan mitigeren, compenseren en salderen. Het bestemmingsplan is niet getoetst aan de natuurbeschermingswet. Ontheffingen en wijzigingen, zoals in het plan zijn opgenomen, hadden vooraf aan deze wet getoetst moeten worden. Op dit moment is provincie bezig meteen inventarisatie en
78
Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het criterium wordt aangevuld met de verplichting dat een actieve bijdrage wordt gevraagd aan de (kern)kwaliteiten van het landschap door middel van landschapsbouw. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om het criterium aan te vullen met de verplichting dat een actieve bijdrage wordt gevraagd aan de (kern)kwaliteiten van het landschap door middel van landschapsbouw.
Dit is reeds opgenomen in het plan. Essen zijn als open gebied aangegeven op plankaart 2. De regeling is hierop afgestemd. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Verwezen wordt naar de beantwoording onder a.
Het is een terechte opmerking dat het bestemmingsplan Buitengebied getoetst moet worden aan de Natuurbeschermingswet. In de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan is hier weliswaar aandacht aan besteed in paragraaf
toetsing van bestaand gebruik in verband met op te stellen beheerplannen voor Natura 2000 gebieden. Appellant biedt gemeente aan gebruik te maken van deze inventarisatie.
6.3, maar dit is (te) globaal weergegeven. Daarom is alsnog een toetsing, in de vorm van een voortoets, uitgevoerd, en vastgelegd in de notitie “Voortoets Natuurbeschermingswet bestemmingsplan Buitengebied Brummen” (september 2009). In deze notitie is onderzocht wat de kans is dat een ontwikkeling die in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt leidt tot een significant negatief effect op de beschermde natuurgebieden in de gemeente, i.c. de Natura 2000-gebieden. De voortoets zet de effecten (van ontwikkelingen) naast gevoeligheden (verbonden aan de instandhoudingsdoelstellingen) van een Natura 2000-gebied en beoordeelt of er sprake is van mogelijke negatieve gevolgen. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen wij naar de voortoets. De belangrijkste conclusies uit de voortoets luiden als volgt: -
In de diverse (concept-)beheerplannen is de conclusie getrokken dat het bestaand gebruik (= het conserverende deel uit het bestemmingsplan) niet leidt tot significante negatieve effecten.
-
Bouwpercelen, tuinen en erven, wegen en overige verhardingen vallen buiten de begrenzing van Natura 2000. Een uitbreiding van bebouwing vindt altijd plaats binnen het bouwperceel, heeft geen uitstralingseffect op de omgeving en dus ook geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen.
-
Een functiewijziging van een agrarisch bedrijf in een niet-agrarische functie of in wonen zal zelfs een positief effect hebben, omdat dit leidt tot een afname van de ammoniakemissie (en vaak ook van het aantal verkeersbewegingen).
-
De kenmerkende habitattypen en soorten blijken niet voor te komen op die plekken waar nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Die ontwikkelingen zijn altijd gekoppeld aan locaties waar reeds een bijzondere functie (agrarisch bedrijf, woning, recreatieterrein) aanwezig is.
-
Aanlegvergunningen kunnen (in theorie) voor alle percelen worden aangevraagd. Hoewel hier altijd sprake is van een extra toetsmoment op het moment van de vergunningaanvraag, kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat er een significant effect optreedt. De kenmerkende habitattypen en soorten blijken voor te komen in gebieden die reeds zijn bestemd als
79
‘Bos’ of ‘Natuur’. Aanbevolen wordt om in deze bestemmingen het aanlegvergunningstelsel aan te scherpen door bepaalde werken en werkzaamheden niet vergunningplichtig te maken, maar geheel uit te sluiten.
De eindconclusie is dat het bestemmingsplan Buitengebied niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Een vervolgonderzoek in de vorm van een passende beoordeling of een plan-MER is derhalve niet nodig. Voorstel: De zienswijze heeft aanleiding gegeven een voortoets uit te voeren. De eindconclusie van de voortoets is dat het bestemmingsplan Buitengebied niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Een vervolgonderzoek in de vorm van een passende beoordeling of een plan-MER is derhalve niet nodig. Voor aanlegvergunningen kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat er een significant effect optreedt. De kenmerkende habitattypen en soorten blijken voor te komen in gebieden die reeds zijn bestemd als ‘Bos’ of ‘Natuur’. Voorgesteld wordt om in deze bestemmingen het aanlegvergunningstelsel aan te scherpen door bepaalde werken en werkzaamheden niet vergunningplichtig te maken, maar geheel uit te sluiten. In Art.27 (Aanlegvergunningen) worden bij Bos, BO-N en Natuur de werken met de nrs. 1,2 4, 5, 9 als “verboden” aangemerkt. 96.
Van der Bijl diervoeders De heer W.H. van der Bijl Windheuvelstraat 11 6971 JV Brummen Appellant heeft een bouwvergunning gehad om het bebouwde opp. met 196 mU te vergroten. Februari 2009 is de verbouwing gereed. Verzoek om het bebouwde opp. te verhogen naar 1781mU
In 2008 is aan appellant inderdaad een bouwvergunning verleend om de bebouwde oppervlakte (uitbreiding opslag diervoeder) met 196 m2 te vergroten. In bijlage A zal de bebouwde oppervlakte bij perceel Windheuvelstraat 11 worden verhoogd naar 1781 m2. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in bijlage A de bebouwde oppervlakte bij perceel Windheuvelstraat 11 te verhogen naar 1781 m2. Perceel Windheuvelstraat 11 heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming bedrijf. In bijlage A staat als feitelijke bedrijvigheid “ Mengvoeder- en veevoederdistributie” aangegeven. Voor het
Appellant heeft op 7 december 2007 een mondelinge inspraakreactie en op 14 december 2007 een schriftelijke reactie ingediend m.b.t. de noodzakelijke uitbreiding van het bestemmingsvlak ten
80
behoeve van toekomstige ontwikkelingen van het bedrijf. De zienswijze hieruit komt niet terug in het nieuwe voorontwerp. Verzoek om deze inspraakreacties nu weer mee te nemen. (geen bijlagen)
bedrijf is het bestemmingsvlak zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan aangehouden. Gronden aan de oostzijde van het perceel die vallen buiten het bestemmingsvlak worden momenteel al gebruikt voor diverse vormen van opslag. Vooralsnog zullen wij hier handhavend tegen optreden. De provincie heeft aangegeven dat het beleid voor bedrijven met een duidelijke relatie met het buitengebied, waaronder loonwerk/ landbouw- mechanisatiebedrijven, enige mogelijkheid biedt om uit te breiden. Mogelijk zou het bedrijf van appellant ook als zodanig aangemerkt kunnen worden. Wij geven appellant de gelegenheid om een onderbouwd verzoek in te dienen waarom er uitbreiding moet plaatsvinden. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
97.
98.
P. Bos Knoevenoordstraat 64 6971 LK Brummen Woongedeelte is in het nieuwe bestemmingsplan aan de kleine kant. Op dit moment een groter gedeelte in gebruik als erf en tuin. Verzoek tot uitbreiden met 18 m (naar 37 m) aan achterzijde en 21 meter (naar 45 meter) aan de linker zijkant. Dit komt meer overeen met huidig gebruik. (plankaart als bijlage)
Enzerink transport bv De heer G. Enzerink Plagweg 14 7399 RN Empe De gemeente heeft aangegeven geen medewerking te verlenen aan het wijzigen van de bedrijfsomschrijving in bijlage A nr. 26. De vermelding is veetransportbedrijf met duidelijke relatie met de agrarische sector. Appellant geeft aan dat sinds 1983 sprake is van een transportbedrijf, ook als zodanig bij KVK ingeschreven. Er heeft altijd al ander transport naast het veetransport plaatsgevonden. Al een aantal jaren wordt er geen vee meer getransporteerd. Daarnaast zijn er geen klachten van de omgeving. Appellant gaat in tegen de stelling dat de locatie niet geschikt is voor een transportbedrijf. Er is hiervoor geen duidelijke motivering gegeven door de gemeente.
Het woonperceel wijkt aan de noordzijde gedeeltelijk af van het huidig gebruik. Een deel van de noordzijde en de westzijde zijn niet zichtbaar in gebruik als tuin/erf. De woonbestemming zal voor een deel van de noordzijde worden aangepast. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de woonbestemming van perceel Knoevenoordstraat 64 aan de noordzijde iets aan te passen.
Oorspronkelijk betreft het hier een veetransportbedrijf met een duidelijke relatie met de agrarische sector. Dergelijke activiteiten passen binnen het geldende (bestemmingsplan buitengebied 1984) en het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. De transportactiviteiten zijn echter verschoven naar gewoon transport. Dit is in strijdt met het (ook het geldende) bestemmingsplan. Wij achten deze locatie niet geschikt voor een transportbedrijf (zonder binding met het buitengebied). Een dergelijk bedrijf hoort thuis op een bedrijventerrein. De aanwezige strijdige situatie betreft een handhavingszaak. Voor de bestemming is de omschrijving in het KvK register niet relevant. Voorstel: De zienwijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
99.
LTO Noord Advies
81
De heer Ing. G.J.A.M. Festen Postbus 20 6660 AA Elst (Namens de heer en mevrouw Agtmaal, Piepenbeltweg 27 in Brummen) Op plankaart 1 staat dit perceel aangegeven als nr. 19 verwijzend naar bijlage C. In bijlage c staat een ander adres onder 19 en het perceel van fam. Agtmaal staat onder 18. Verzoek tot aanpassing in plankaart 1 van nummer 19 naar 18. (uitsnede plankaart in brief)
100.
LTO Noord Advies De heer Ing. G.J.A.M. Festen Postbus 20 6660 AA Elst (namens de heer H. Willemsen,Cortenoeverseweg 86 in Brummen) Gedeelte bouwperceel op plankaart 1 ligt op door de heer Willemsen gepachte grond. Het is niet wenselijk daar nieuwe bouwwerken te plaatsen. Kan het bouwperceel verplaatst worden volgens tekening in de brief? Hierdoor komt het bouwperceel volledig op eigen grond te liggen.
Er is een jongveestal vergund welke in dit plan buiten het bouwperceel gaat vallen. Ook een kleine opslag loods is buiten het bouwperceel getekend. Door verbreding van het bouwperceel vallen deze er binnen.
Een voormalig trafohuisje wordt voor recreatie gebruikt, het behoort sinds 1998 als recreatieve eenheid bij de boerderij. Appellant wil dit gaan verhuren aan kampeerders (niet voorzien van sanitaire of nutsvoorziening). Er is per brief van 28 november 2007 een nummerbeschikking afgegeven met als objectomschrijving recreatieruimte, Holthuizerweg 15 in Brummen. Verzoek om dit huisje recreatiebestemming te geven. (bijlage:uitsnede plankaart 1, nummerbeschikking “trafohuisje”)
82
De gemaakte opmerking is correct. Nummer 19 staat tweemaal op de kaart. Nummer 19 op het agrarisch bouwperceel op Piepenbeltweg 27 zal worden gewijzigd in 18. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om nummer 19 op het agrarisch bouwperceel Piepenbeltweg 27 te wijzigen in 18.
Appellant geeft aan dat bouwperceel voldoende groot is maar dat een deel hiervan op gepachte grond ligt. Appellant vraagt een deel van het bouwperceel dat op gepachte grond ligt te verplaatsen waardoor het gehele bouwperceel op eigen grond ligt. Uit bedrijfsoogpunt is het logisch dat appellant zijn bouwperceel op eigen grond wil hebben. Er bestaan geen bezwaren om het deel van het bouwperceel dat op gepachte grond is gelegen te verplaatsen naar gronden die in eigendom zijn van appellant. De oppervlakte van het bouwperceel blijft ongewijzigd. Het bouwperceel zal worden aangepast zoals door appellant gevraagd. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel van Cortenoeverseweg 86 aan te passen. Het bouwperceel wordt zodanig aangepast dat reeds vergunde agrarische bedrijfsgebouwen ook binnen het bouwperceel passen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het agrarisch bouwperceel zodanig aan te passen dat reeds vergunde bedrijfsgebouwen er binnen passen. Bij het concept-voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied is een Nota van wijzigingen (oktober 2007) gemaakt. Voor bebouwing die gebruikt wordt als recreatiewoning zijn voor de beoordeling of dat gebruik gelegaliseerd kan worden uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn in de genoemde Nota van wijzigingen opgenomen. Indien voldaan wordt aan deze uitgangspunten kan het betreffende gebouw worden aangeduid als recreatiewoning. De uitgangspunten zijn: - wanneer het verblijf in de periode tussen eind februari 1999 (eerste nieuwe WOZ-waarde
beschikking) en 23 oktober 2007 (besluitvorming over inspraakplan Buitengebied) als zelfstandige recreatiewoning is aangemerkt en aangeslagen of de belanghebbende kan aantonen dat het gebruik als recreatiewoning onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan valt en tot op heden sprake is geweest van een onafgebroken/voortdurend gebruik van het verblijf als recreatiewoning en; - wanneer de legalisatie van een recreatie woning niet leidt tot (toekomstige) belemmeringen in de bedrijfsvoering van de in de omgeving gelegen (agrarische) bedrijven. Voor de gehele tekst wordt verwezen naar de genoemde Nota van wijzigingen. In het geval van appellant wordt niet aan de uitgangspunten voldaan zodat het trafohuisje niet kan worden aangeduid als recreatiewoning. Voorgesteld wordt om niet mee te werken aan het geven van een aanduiding recreatiewoning op het voormalig trafohuisje nabij perceel Cortenoeverseweg 86. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 101.
a.
b.
LTO Noord Advies De heer Ing. G.J.A.M. Festen Postbus 20 6660 AA Elst (namens de heer A.W.M. Jurrius, Harderwijkerweg 4 in Eerbeek) Appellant heeft in zijn inspraakreactie van 20-12-2007 verzocht om het bouwperceel in zuidwestelijke richting aan te passen om uitbreiding van het agrarisch bedrijf mogelijk te maken. De gemeente heeft aangegeven dat dat alleen mogelijk zou zijn na een bindend positief advies van SAAB. Appellant is van mening dat dit niet nodig is omdat er geen reële mogelijkheden voor ontwikkeling binnen het huidige bouwperceel mogelijk zijn en uitbreiding in zuidwestelijke richting noodzakelijk is. (de noodzakelijke veranderingen zijn nog verder uitgewerkt). Verzoek om dit te honoreren.
Indien vergroten van het perceel niet mogelijk is wil appellant een strook, gelegen tussen twee bedrijfswoningen, aan de westzijde die niet gebruikt kan worden voor bebouwing, verplaatsen naar de zuidwest zijde van het perceel zodat daar nieuwe ligboxstallen gebouwd kunnen worden die noodzakelijk zijn. Alleen de vorm maar niet het oppervlakte van het perceel wordt gewijzigd.
83
Op zich biedt het bouwperceel nog enige ruimte om uit te breiden. Als uitgangspunt hanteren wij dat uitbreiding van een bouwperceel alleen kan na advies van de SAAB, dan wel van een vergelijkbare instantie. In dit geval is er geen advies zodat de noodzaak van de uitbreiding niet beoordeeld kan worden. Wel willen wij opmerken dat wij begrijpen dat appellant van mening is dat de nog aanwezige ruimte binnen het perceel niet optimaal benut kan worden. In het bestemmingsplan is een ontheffing opgenomen om de vorm van het agrarisch bouwperceel te veranderen mits de totale oppervlakte van het bouwperceel niet wordt vergroot. Appellant doet zelf een voorstel in deze richting (zie verder onder b). Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. In het bestemmingsplan is een ontheffing opgenomen om de vorm van het agrarisch bouwperceel te veranderen mits de totale oppervlakte van het bouwperceel niet wordt vergroot. Appellant doet een voorstel dat past binnen de ontheffing. Er bestaat geen bezwaar om de wijziging in het plan op te nemen. Het bouwperceel zal conform het verzoek van appellant worden gewijzigd.
c.
Het loonwerkbedrijf van appellant is nu aangeduid als nevenactiviteit met een maximale omvang van 350mU. Uitbreiding is daarom nu niet mogelijk. Verzoek om het loonwerkbedrijf een volwaardige bestemming te geven in het nieuwe bestemmingsplan en ontwikkelingsmogelijkheden in het plan op te nemen.
Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de vorm van het bouwperceel van Harderwijkerweg 4 aan te passen conform het verzoek van appellant. Op een aantal agrarische bouwpercelen is sprake van niet-agrarische nevenactiviteiten. Deze nevenactiviteiten zijn in bijlage B aangegeven. Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk deze activiteiten uit te breiden. Wij vinden het redelijk om voor bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten een uitbreidingsmogelijkheid van 10% van de bebouwing (binnen het agrarisch bouwperceel) toe te staan. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in de regels op te nemen dat bestaande niet agrarische nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven maximaal 10% (10% van bestaande bebouwing) mogen uitbreiden. De uitbreiding dient binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden.
102.
Landgoed Grootmoeshul B.V. P.J. Sanders Hoofdweg 93 7371 AG Loenen Appellant heeft op 21-12-07 bezwaar gemaakt tegen het voorontwerp. Het Landgoed heeft de bestemming Bos met natuurwaarden gekregen. De gemeente heeft aangegeven na onderzoek bij deze bestemming te blijven. Appellant vraagt zich af welk onderzoek. Er is hierover met hen nl. nooit overleg geweest. Op 21-12-2007 heeft appellant aangegeven dat het Landgoed wordt beheerd volgens het uitgangspunt van “Geïntegreerd Bosbeheer”. Enkele percelen krijgen de bestemming B-N wat resulteert in een verlaging van de economische waarde van de deze gronden. Appellant vindt een bezoek aan het landgoed door de medewerkers van VROM wenselijk. (bijlage plankaart)
Appellant heeft bij zijn zienswijze een kaartje meegestuurd met de gronden van het Landgoed Grootmoeshul. In het bestemmingsplan Buitengebied 1982 waren de bossen aan weerszijden van de Eerbeekse beek bestemd als ‘bos van natuurwaarde en landschappelijke waarde’. De bossen langs de Imbosweg en in het zuidelijk deel van het Landgoed hadden de bestemming ‘bos van landschappelijke waarde’. De bestemmingen in het onderhavige plan wijken derhalve niet af van het plan 1982. Waarschijnlijk is de plankaart de oorzaak geweest van de verwarring omdat op een deel waar de bestemming Bos geldt geen aanduiding Bo staat en daardoor wellicht de indruk ontstaat dat op dat deel de bestemming Bos met natuurwaarden (Bo-N) geldt. De natuurinventarisatie waarop wordt gedoeld is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. Ondanks dat het onderzoek al een behoorlijk tijd geleden is uitgevoerd (in 2000), zijn wij van mening dat de resultaten nog goed bruikbaar zijn. Daarnaast weet de gemeente zich te conformeren aan het beleid van hogere overheden, die de Veluwe aanmerken als EHSnatuur en als Natura 2000-gebied. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Ambtshalve zal op de plankaart een extra aanduiding Bos worden aangebracht.
103.
D.A. Terink Van Tuyl van Serooskerkenweg 42 7261 CZ Ruurlo (gemachtigde van G.J. Terink, Hallsedijk 51
84
a.
b.
c.
d.
104.
in Empe) In Nota inspraak en vooroverleg van november 2008 staat bij punt 140 dat de opp. van de bijgebouwen ca. 72 mU is. Alles is opgemeten en totaal komt het uit op 132,5 mU. Verzoek tot opnemen van dit opp.
Appellant geeft aan dat het bebouwingsoppervlak een vreemde vorm heeft die niet logisch is. Gelet op eventuele woningsplitsing in de toekomst is het wenselijk aan beide zijden van de woning een bijgebouw te kunnen plaatsen. Graag bouwvlak aanpassen overeenkomstig tekening waardoor een logischer toekomstgericht bestemmingsvlak ontstaat. (bijlage tekening bouwvlak)
Appellant wil in de toekomst de woning splitsen met behoud van de natuurlijke structuur van het gebouw. Binnen de huidige voorwaarden kan dit niet. Voorwaarden nu: minimale inhoud bouwmassa 900mV, mogelijkheid voor 2 woningen van min. 80 en max. 150 mU. Voorstel + huidige situatie: bouwmassa ca 1250mV en 268mU oppervlakte. Gezien de vorm van het bouwvlak is realisatie van 1 woning van 82 mU en 1 woning van 186mU het meest praktisch in te passen omdat de natuurlijke structuur van het gebouw wordt aangehouden en het vlak van 8.3 x 9.9 meter voor de kleine woning gebruikt wordt. De grote woning overschrijdt echter het maximum van 150 mU. Er wordt wel voldaan aan de eis dat de totale oppervlakte niet mag worden vergroot en bouwvorm wordt gehandhaafd. Verzoek om deze splitsing mogelijk te maken zonder dat hiervoor langdurige en ingewikkelde procedures nodig zijn. (tekeningen in de bijlage)
Indien voorstaande niet mogelijk is, verzoekt appellant de mogelijkheid op te nemen dat een afwijking op dit punt mogelijk is om onlogische indeling te voorkomen. J.A. en H.W. Wijgman Arnhemsestraat 159 6974 LD Leuvenheim Appellant heeft in 2007 besloten zijn Kuilplaten te vernieuwen en verruimen. Op
85
De oppervlakte aan bijgebouwen wordt niet vastgelegd in het bestemmingsplan. Bij recht is 75 m2 aan bijgebouwen per woning toegestaan. Indien er meer bebouwing aanwezig is mag dat blijven staan. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Het bestemmingsvlak heeft wellicht een iets vreemde vorm. Het aanpassen van een bestemmingsvlak voor een mogelijke toekomstige ontwikkeling is wat ons betreft normaalgesproken niet aan de orde. Wel zijn wij, gelet op de enigszins vreemde vorm van uw bouwperceel bereid de vorm iets aan te passen. Aan de noordzijde achten wij aanpassing niet noodzakelijk. Een geringe aanpassing aan de zuidkant is gelet op de vorm logischer. Het bestemmingsvlak zal aan de zuidzijde iets worden aangepast. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de vorm van het bestemmingsvlak wonen van Hallsedijk 51 aan de zuidzijde iets aan te passen. Voor woningsplitsing gelden een aantal criteria. De woning en een daarmee in verbinding staand gebouw moeten als een aaneengesloten bouwmassa zijn aan te merken en een minimale inhoud hebben van 900 m3. Bij deze minimale inhoud kan gesplitst worden in 2 woningen van minimaal 80 m2 en maximaal 150 m2. Bij een inhoud van 1500 m3 of meer mogen er drie woningen worden gerealiseerd van minimaal 80 m2 en maximaal 150 m2. De woning van appellant heeft een oppervlakte van meer dan 268 m2. Belangrijke aspecten bij woningsplitsing zijn dat de oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot en dat de kenmerkende bouwmassa gehandhaafd blijft. Daarnaast is het ook van belang dat een woning een minimale oppervlakte heeft. Het criterium van minimaal 80 m2 per woning moet dan ook gehandhaafd worden. De maximale oppervlakte van 150 m2 bij splitsing vervalt. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om de maximale oppervlakte van 150 m2 bij woningsplitsing te schrappen. Zie beantwoording onder c. Voorstel: zie voorstel onder c.
In het ontwerpbestemmingsplan is een ontheffing (ook voor de uiterwaarden)
25-3-2008 is een vergunning van Rijkswaterstaat voor vergroting watervrije ophoging verleend. Op 5-9-2008 is een aanlegvergunning door de gemeente Brummen verstrekt. Op 15-12-2008 is een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet door de Provincie verleend. Appellant verzoekt tot aanpassing bouwblok aan de watervrije ophoging. (vergunningen en tekeningen in de bijlagen)
opgenomen die het, onder voorwaarden, mogelijk maakt om aansluitend aan het agrarisch bouwperceel sleufsilo’s te realiseren tot een maximaal 1000 m2. Aangezien appellant een aanlegvergunning heeft kan hier gebruik van worden gemaakt. Het aanpassen van het bouwperceel is hiervoor niet noodzakelijk. Bij veel agrarische bedrijven zijn de kuilvoerplaten buiten het bouwperceel gelaten. Aangezien er aanlegvergunning is verleend en de kuilvoerplaten gerealiseerd kunnen worden is het niet noodzakelijk het bouwperceel te vergroten. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
105.
G.H.W. Nijenhuis Gecertificeerd Makelaar Vosstraat 23 6964 BA HALL (namens de heer E.H. Breukink, Eerbeekseweg 22 in Hall) De bestemming is volgens appellant nu paardenfokken, een agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en /of pony’s als dan niet in combinatie met het trainen en /of africhten. Op 21-11-2006 is in de Hinderwetvergunning de melkveehouderij omgezet naar paardenhouderij/fokkerij. Appellant wil de nevenactiviteiten uitbreiden in een gedeelte van de gebouwen ten behoeve van het houden van pensionpaarden. Het betreft een deel van een schuur van ca. 347 mU (16 x 21,7). Verzoek om de nevenactiviteit van pensionpaardenstalling op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. (zie tekeningen foto’s in de bijlagen.)
Perceel Eerbeekseweg 22 heeft de bestemming agrarisch met landschapswaarden met een agrarisch bouwperceel. In het ontwerpbestemmingsplan is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf toe te staan. Op plankaart 3 maakt het perceel deel uit van Agrarisch gebied waardevol landschap. Binnen deze gebiedsaanduiding is het houden van pensionpaarden als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toegestaan. De maximale oppervlakte voor nevenactiviteiten bedraagt 350 m2. Appellant heeft 347 m2 nodig voor het stallen van pensionpaarden. Om medewerking te kunnen verlenen aan een nevenactiviteit moet voldaan worden aan een aantal criteria. In het geval van appellant kan aan deze criteria worden voldaan. Voor perceel Eerbeekseweg 22 wordt het stallen van pensionpaarden als nevenactiviteit in het bestemmingsplan opgenomen (bijlage B). Als toegestane oppervlakte nevenactiviteit wordt in bijlage B 347 m2 opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding voor perceel Eerbeekseweg 22 het stallen van pensionpaarden als nevenactiviteit in het bestemmingsplan op te nemen. Als toegestane oppervlakte nevenactiviteit wordt 347 m2 opgenomen.
106.
a.
G.S.W. te Bokkel Soerense Zand Zuid 5 6961 RA Eerbeek In 1990 agrarisch bedrijf; landbouw, akkerbouw, varkensfokkerij. In steeds belangrijker mate het houden en fokken van paarden. In 1998 is de varkensfokkerij definitief beëindigd en het manegebedrijf gestart. Landbouw en akkerbouwactiviteiten zijn ongewijzigd voortgezet. De overgang
86
Met appellant hebben de afgelopen jaren meerdere gesprekken met verschillende ambtenaren plaatsgehad. Appellant merkt terecht op dat er voor de manegeactiviteiten een vrijstellingsprocedure is gevoerd. Van het omzetten van de vigerende bestemming is dan geen sprake. De vrijstellingsprocedure maakte
b.
c.
van varkensfokkerij naar manegebedrijf en nieuwbouw van de manege is in een vrijstellings- en voorbereidingsbesluit geregeld. Hierin zijn de gebouwen behoudens het woonhuis vrijgesteld van de geldende bestemming ten behoeve van gebruik als manege. In de tekst is te lezen : “ ten aanzien van het agrarisch gebruik blijft het bestaande planologisch regime van kracht”. Appellant legt dit als volgt uit: het bouwperceel is agrarisch alleen de opstallen zijn deels vrijgesteld t.b.v. het gebruik als manege. De agrarische nevenactiviteiten hebben echter ook een bouwperceel nodig. Hier is nog geen rekening mee gehouden. Op 26-4-2006 heeft Arjan Schulp een mail gestuurd waarin hij erkent dat er een extra categorie van “ gemengde bedrijven” in het bestemmingsplan noodzakelijk is. In dit geval omschreven als “manege, paardenrijschool, paardenpensionstalling, paardenfokkerij en overige agrarische activiteiten”. Daarnaast adviseert hij appellant om aan te geven hoeveel mU bebouwing gewenst is de komende 10 jaar en vraagt hij aan te tonen dat de bedrijfswoning al langer dan 20 jaar is gesplitst in twee woningen. Appellant heeft schriftelijk alle gevraagde informatie verstrekt. Begin 2008 heef appellant alles opnieuw moeten voorleggen aan de heer Huygen. Deze was volgens appellant minder bereid creatief te denken en maatwerk te leveren. Het bedrijf en activiteiten zijn hierdoor in het ontwerp bestemmingsplan niet volledig beschreven. Appellant maakt hiertegen bezwaar en verzoekt de omschrijving in het bestemmingsplan aan te passen aan wat in 2006 besproken is met Arjan Schulp. Indien een gemengde bestemming niet mogelijk is, dan verzoekt appellant om een indeling als niet-agrarisch bedrijf met de omschrijving die hierboven in vet staat vermeld op te nemen, in de bebouwingsmogelijkheden van het (gemengde) bouwperceel meer oppervlak te bieden en twee bedrijfswoningen te accepteren. De laatste twee aspecten worden hieronder verder uitgewerkt. Appellant geeft aan dat op de digitale versie van de plankaart het gemarkeerde bouwperceel niet volledig de aanwezige bebouwing dekt. De grens aan de NO zijde dient ca 8 m. verlengd te worden. (tekening 1 in bijlage)
Appellant heeft bijlage 2 bijgevoegd waarop de bebouwingsoppervlakten onderverdeeld zijn in agrarisch en niet agrarisch (manege). De manege heeft behoefte aan een losrijruimte. Hiervoor is bij de eerste
87
het mogelijk om bebouwing op een agrarisch bouwperceel te gebruiken voor manegeactiviteiten. De bestemming verandert hierdoor niet maar blijft agrarisch. Het is wel gebruikelijk om bij een planherziening (waarvan nu sprake is) hetgeen vergunt is via een vrijstelling een passende bestemming te geven. In dit geval is er gekozen het perceel de bestemming bedrijf te geven. In bijlage A is aangegeven waaruit de feitelijke bedrijvigheid bestaat en hoeveel bebouwing daarvoor aanwezig mag zijn. De omschrijving van de feitelijke bedrijvigheid in het bestemmingsplan is beperkter dan appellant aangeeft. Uit de door appellant verstrekte informatie en uit de bij ons bekende gegevens hebben wij geen bezwaar de omschrijving van de feitelijke bedrijvigheid te veranderen in “ manege, paardenrijschool, paardenpensionstalling, paardenfokkerij, landbouw, akkerbouw en overige agrarische activiteiten” . Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding in bijlage A bij Soerense Zand 3 bij feitelijke bedrijvigheid op te nemen “ manege, paardenrijschool, paardenpensionstalling, paardenfokkerij , landbouw, akkerbouw en overige agrarische activiteiten”.
De opmerking van appellant is correct. Het bouwperceel zal zodanig worden aangepast dat de bestaande bebouwing er binnen past. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding het bouwperceel Soerense Zand Zuid 5 zodanig aan te passen dat de bestaande bebouwing er binnen past. Perceel Soerense Zand Zuid 3 heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming bedrijf. Voor bedrijven binnen deze bestemming is het mogelijk om beperkt uit te breiden. Wel heeft de provincie aangegeven dat
bouwaanvraag i.v.m. aanlooprisico’s van de overgang van varkensfokkerij naar manegebedrijf geen vergunning aangevraagd. Het ontwerp bestemmingsplan blokkeert deze nieuwbouwbehoefte. Bij het realiseren van de losrijruimte gaat het niet om uitbreiding van het aantal paarden of klanten maar het bieden van een extra voorziening. Op de tekening in bijlagen 1 en 2 is aangegeven waar de losloopruimte gewenst is. Deze ruimte kan binnen het bouwperceel gerealiseerd worden. Voorstel van appellant is om het in bijlage A maximaal bebouwd oppervlak te verhogen. In het huidige ontwerp bestemmingsplan wordt voor de manege en fokactiviteiten 3591 mU vermeldt. De gevraagde aanpassing is in principe voldoende om in de behoeften van de komende jaren te voorzien. (zie tabel bijlage 2)
d.
Volgens appellant vereist een bedrijf met permanent 70 paarden en pony’s, waar gefokt wordt en waar ook landbouw-en akkerbouwactiviteiten plaatsvinden een permanente aanwezigheid van 2 huishoudens en biedt het ruimte aan 3 volwaardige arbeidskrachten, e.e.a. onderbouwd in het rapport van DLV. In de praktijk nemen appellant en zijn vrouw de landbouw, akkerbouw en paardenfokactiviteiten voor hun rekening en hun dochter het manegebedrijf. Uit het vrijstellingsbesluit blijkt dat de woning formeel agrarisch is, conform de bewoning door de appellant en zijn vrouw. Al in 1977 is de woning gesplitst in 2 afzonderlijke woonruimten (tekeningen bij gemeente aanwezig). De dochter woont al vele jaren in het afgesplitste deel zelfstandig. Tevens zijn er aan beide woningen nummers toegekend, nummer 5 en 5a. Appellant verzoekt rekening te houden met de volgende aspecten: Er worden binnen ons bedrijf gemengde activiteiten uitgevoerd; het manegebedrijf vereist permanente aanwezigheid c.q. bewoning; De akkerbouw, landbouw en paardenfokactiviteiten zijn agrarisch en brengen voor minimaal 1 persoon een volledige dagtaak met zicht mee (zie rapport DLV). Volgens begrippenomschrijving art. 1 punt 63 is er dus sprake van een reëel agrarisch bedrijf, waar dus een woning bij hoort; volgens begrippenomschrijving art. 1
88
het beleid voor bedrijven met een duidelijke relatie met het buitengebied enige mogelijkheid biedt om meer uit te breiden. Een manege behoort tot deze categorie. Door appellant zijn bij zijn zienswijze meerdere rapporten aangeleverd waarin de behoefte aan uitbreiding wordt onderbouwd.De aangeleverde rapportages zijn zodanig dat wij van mening zijn dat de behoefte aan uitbreiding voldoende onderbouwd is. Het provinciaal beleid stelt echter wel restricties aan uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Namelijk maximaal 20% van het bebouwd oppervlak met een maximum van 375 m2 per planperiode. In dit geval is het bestaand oppervlak 3591 m2. 20% hiervan is 718 m2. Als maximum uitbreiding stelt de provincie echter 375 m2. Uitbreiding van het bestaand oppervlak betekent dat als “maximum bebouwd oppervlak” in bijlage A (nummer 44) wordt opgenomen (3591 + 375) 3966 m2. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in bijlage A (nummer 44) als “ maximum bebouwd oppervlak” op te nemen 3966 m2. In het kader van de inspraak is door appellant ook gevraagd om het toekennen van een tweede dienstwoning voor het als zodanig in gebruik zijnde deel van het pand Soerense Zand 5, dat al geruime tijd het nummer Soerense Zand Zuid 5a heeft. Bij de beantwoording van de inspraak is aangegeven dat het als woning in gebruik zijnde pand Soerense Zand Zuid 5a niet bekend is in de WOZ. Dit is evenwel niet correct. Het pand Soerense Zand Zuid 5a staat wel geregistreerd in de WOZ. Daarin staat het pand als zelfstandige woning aangemerkt. Voor het pand Soerense Zand Zuid 5a wordt voldaan aan de in de Nota van wijzingen op het concept-voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied opgenomen voorwaarden om in aangemerkt te worden als woning (in dit geval een dienstwoning). In de regels in bijlage A onder nummer 44 wordt bij dienstwoningen opgenomen 2. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om in de regels in bijlage A (nummer 44) bij dienstwoningen op te nemen 2.
punt 24 wordt onder een dienstwoning verstaan “ een (gedeelte van een ) gebouw, noodzakelijk voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden, belast met het beheer van en/of toezicht houden op het krachtens deze regels toegelaten (agrarisch) bedrijf of instelling”.
107.
108.
a.
Appellant vindt dat er duidelijk sprake is van twee huishoudens en in feite ook twee gescheiden activiteiten. Waterschap Veluwe Ir. G. Verwolf en ing. P. Spaan Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn Appellant geeft aan dat de omschrijving van de feitelijke bedrijvigheid op de Cortenoeverseweg 135/135a niet meer juist is. In het ontwerpbestemmingsplan wordt dit aangemerkt als “ Waterschapsdepot”. De dienstwoning en loods zijn sinds 1 juli 2005 niet meer als zodanig in gebruik. Appellant is voornemens het pand te verkopen. De omschrijving in het ontwerp bestemmingsplan bemoeilijkt dit. Verzoek om de omschrijving te wijzigen in primair “ wonen” in combinatie met “opslag” of eventueel kleinschalige, extensieve “ bedrijvigheid/handel” aan huis.
Appellant geeft aan dat de planvorming en voorbereiding omtrent herstel van de Eerbeekse Beek bij Coldenhove bijna is afgerond. Dit voorziet in een omlegging van de Eerbeekse Beek en de verplaatsing van een blusvijver. Deze onderdelen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld met een nieuw te realiseren traject van de Eerbeekse Beek en de blusvijver. (zie bijlage). Verzoek om kennis te nemen van de voorgenomen plannen. Zodra fa. Coldenhove formeel groen licht heeft gegeven wil appellant graag om tafel om het plan in het bestemmingsplan in te passen. P. de Bondt Rhienderensestraat 8 6971 LS Brummen Aan de westzijde van het huis staat een transformatiehuisje van de Nuon. Er rust een erfdienstbaarheid (zie akte in de bijlage) op de grond rondom het huisje en de grond naar de openbare weg aangezien daar verschillende elektriciteitskabels ondergronds zijn neergelegd. Aan dit deel van het perceel kan dus geen
89
Door het college is op 16 december 2008 besloten dat het perceel een functie kan krijgen die bij de doelstelling van de Groene buffer past. Dit betekent niet op voorhand dat een woon- en/of andere bestemming wordt uitgesloten. Het gaat om de invulling in zijn totaliteit. Het nu omzetten naar een woon- of andere bestemming biedt geen enkele garantie dat er doelstellingen worden bereikt die bij de Groene Buffer passen. Indien appellant, wellicht in overleg met een potentiële koper, met een (inrichtings)voorstel komt waar in combinatie met een woon- of andere bestemming een duidelijke meerwaarde wordt bereikt voor de Groene buffer dan zijn wij bereid medewerking te verlenen aan een wijziging van de bestemming. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Er heeft overleg plaatsgevonden over verlegging van de Eerbeekse Beek. Dit overleg heeft erin geresulteerd dat er een plan is waar alle partijen mee kunnen instemmen. In het bestemmingsplan zal de gewijzigde ligging van de beek worden opgenomen. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om een gedeeltelijke verlegging van de Eerbeekse beek in het plan op te nemen.
Op de gronden in eigendom van appellant geldt een opstalrecht voor het leggen en houden van leidingen in, op of boven de grond. Het transformatiehuisje is eigendom van Nuon Infra. Het was logischer geweest om het transformatiehuisje buiten de woonbestemming te houden. De overige gronden waar het opstalrecht op ligt hoeven niet perse een
woonbestemming gegeven worden omdat elke vorm van wonen uitgesloten is (zie bijlage 4 en 5). Kadastraal is het huisje geregistreerd onder nr. 32 en het betreffende perceel onder 31. Deze grond kan onmogelijk meegenomen worden als woonbestemming voor nr. 31. (zie kopie 3 in de bijlagen)
b.
c.
109.
De bestemmingslijn aan de oostzijde loopt dwars door de reeds aangelegde tuin en erf en doet geen recht aan de toelichting op bestemming “W” in het bestemmingsplan. Als deze lijn definitief wordt kan er ook aan de oostkant geen toegestane uitbreiding meer mogelijk zijn voor het hobbymatig houden van dieren. De lijn doorklieft de bestaande tuin en erf zoals op de luchtfoto die door de gemeente is gebruikt is te zien.
Verzoek van appellant op basis van bovenstaande het op kopie 6 aangegeven vlak als woonbestemming aan te merken. 1 of 2 meter verschil maakt niet uit maar er moet rekening gehouden worden met het perceel van de Nuon waar nooit woonbestemming voor appellant aan gegeven kan worden. Vijfmorgenland A.A. van Rooijen Vosstraat 8 6971 KN Brummen Bestemming van Vosstraat 8 is in het ontwerpplan Wonen. Appellant heeft een boerderij op het erf omgebouwd tot cursusruimte. 3-3-1997 is er een vergunning aangevraagd. Het college heeft bij het verstrekken van de vergunning aangegeven dat het bouwplan past binnen de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied 1982” agrarisch gebied van landschappelijke waarde (zie bijlage). Vijfmorgen is al geruime tijd in gebruik als cursusruimte. Verzoek om de bestemming zo aan te passen dat huidige gebruik kan worden voortgezet. In de bijlagen zitten tekeningen, aanvraag bouwvergunning, bouwregistratieformulier, gebruikersvergunning en een brief van B&W over de bouwvergunning.
andere bestemming te krijgen. Deze gronden worden immers gebruikt voor erf en tuin. Het realiseren van gebouwen en overige bouwwerken is op dat deel gelet op het opstalrecht waarschijnlijk moeilijk zo niet onmogelijk. De bestemming van het transformatiehuisje zal worden gewijzigd in de bestemming agrarisch. Voorstel: De bestemming van het transformatiehuisje zal worden gewijzigd in de bestemming agrarisch. Aangrenzend aan de woonbestemming aan de oostzijde hebben de gronden de bestemming agrarisch met landschapswaarden. Op gronden met deze agrarische bestemming mogen ook hobbymatig dieren worden gehouden. Het bouwen van hobbymatige onderkomens laat deze bestemming niet toe. Binnen de bij een woonbestemming aanwezige bijgebouwen moet de stallingsruimte gevonden worden voor hobbymatig gehouden dieren. Aangezien het perceel aan de westkant wat beperkingen heeft wordt enige uitbreiding van het perceel aan de oost- en noordzijde acceptabel geacht. De woonbestemming wordt aan de oost- en noordzijde iets uitgebreid. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding de woonbestemming van perceel Rhienderensestraat 8 aan de oost en noordzijde iets uit te breiden. Zie antwoord onder a en b.
Perceel Vosstraat 8 heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming wonen. Op 21 mei 1997 is een bouwvergunning afgegeven voor de verbouw van een voormalige agrarisch bedrijfsgebouw (veestalling) tot cursusruimte (met slaapgelegenheid). Deze ruimte wordt sindsdien ook als zodanig gebruikt. Aangezien er een bouwvergunning is verleend voor de cursusruimte zal de cursusruimte met slaapgelegenheid in het bestemmingsplan worden opgenomen. De bestemming wonen van Vosstraat 8 wordt gewijzigd in de bestemming Bedrijf. In de regels zal het aantal m2 worden opgenomen en worden als feitelijke bedrijvigheid cursusruimte met overnachtingsmogelijkheid opgenomen. Voorstel:
90
De zienswijze geeft aanleiding om de bestemming wonen van perceel Vosstraat 8 te wijzigen in de bestemming Bedrijf en in bijlage A als feitelijke bedrijvigheid cursusruimte met overnachtingsmogelijkheid op te nemen. Bij bestaande oppervlak wordt 155 m2 voor cursusruimte met overnachtingsmogelijkheid opgenomen. Aantal dienstwoningen 1. 110.
W. van Dusschoten Juliana van Stolberglaan 2 6961 GD EERBEEK (Mondelinge) Zienswijze is gericht op de ecologische verbindingszones rondom kern Eerbeek. Het bestemmingsplan Buitengebied (en de uitbreiding van de wijk Lombok) mogen geen beperkende werking hebben op de ecologische verbindingszone en de ecologische hoofdstructuur. Dit betreffen de locaties gelegen naar de uitbreidingslocatie Lombok en het Natura 2000 gebied gelegen naast Den Texweg.
Als voorbereiding op de ontwikkelingen Lombok is een uitgebreide effectenbeoordeling gedaan. Hieruit blijkt dat de uitbreiding geen significant negatieve effecten veroorzaakt op de directe omgeving en de omliggende ecologische verbindingszone en Natura 2000 Veluwe. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is een voortoets gemaakt waaruit blijkt dat het bestemmingsplan Buitengebied niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Geconcludeerd kan worden dat de plannen Lombok en Buitengebied geen beperkende werking zullen hebben op de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
111.
H.F. te Kamp Oude Zutphenseweg 4 6964 CG HALL Appellant vraagt het agrarisch bouwperceel van perceel Oude Zutphenseweg 4 aan te passen voor eventuele toekomstige uitbreidingen. Het betreft een wijziging van het bouwperceel. Per saldo verandert de oppervlakte niet.
Er bestaat geen bezwaar om het bouwperceel overeenkomstig het verzoek van appellant aan te passen. Per saldo blijft de oppervlakte van het bouwperceel gelijk. Voorstel: Het agrarisch bouwperceel Oude Zutphenseweg 4 wordt overeenkomstig het verzoek van appellant aangepast. De oppervlakte van het bouwperceel blijft ongewijzigd.
112.
Looije Agro Technics Stelvenseweg 11 4921 PL MADE (namens Energieboer B.V., Naaldwijkseweg 11 te s’ Gravenzande) Appellant merkt op dat het bouwperceel aan de Boerenstraat 34/36 te Hall een onjuiste vorm en onjuiste omvang heeft. Het geprojecteerde bouwperceel komt niet overeen met het huidige gebruik en dient te worden aangepast.
91
Appellant heeft mondeling toegelicht waarom het bouwperceel (Boerenstraat 35/37) een onjuiste vorm en omvang heeft. De zienswijze heeft betrekking op het feit dat de aan de noordzijde van het agrarisch bouwperceel nog enkele sleufsilo’s buiten het bouwperceel vallen. Bij de opstelling van het bestemmingsplan is ervoor gekozen om sleufsilo’s waar mogelijk
buiten het bouwperceel te laten vallen. Dat in het geval van appellant een deel van de sleufsilo’s buiten het bouwperceel ligt heeft te maken met de genoemde keuze. In het bestemmingsplan is bovendien een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om sleufsilo’s buiten een agrarisch bouwperceel te realiseren. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan 113.
a.
b.
LTO Noord Postbus 20 6660 AA ELST (namens Dhr. E. Verbeek, Heimeriete 15, 6964 BJ HALL) De zienswijze heeft betrekking op de ligging en omvang van het agrarisch bouwperceel Heimeriete 15 te Hall. Appellant is voornemens om zijn bedrijf aan de zuidzijde uit te breiden. Door de constructie van de constructie van de aanwezige stal aan de zuidzijde is het relatief eenvoudig een extra veestalling te realiseren. Appellant verzoekt het bouwperceel aan de zuidzijde met 25 meter (over de breedte) uit te breiden.
Volgens appellant zit er een verschil tussen de papieren en digitale plankaart.
De uitbreidingsruimte voor het bedrijf van appellant zit aan de noord- en westzijde van het perceel. Uit bedrijfseconomisch oogpunt is de zuidzijde voor appellant de meest voor de hand liggende zijde om uit te breiden. In het deel aan de noordzijde waar uitbreiding mogelijk is zijn nu sleufsilo’s gelegen. Bij het realiseren van bedrijfsbebouwing aan de noordzijde moeten eerst de sleufsilo’s worden verplaatst. Ook aan de westzijde zitten uitbreidingsmogelijkheden maar die zijn uit bedrijfsoogpunt ook niet ideaal. Wij stellen dan ook voor om het bouwperceel te wijzigen. Hiertoe zal een deel van de noord- en westzijde worden verplaatst naar de zuidzijde. Op deze wijze blijft de totale oppervlakte ongewijzigd maar wordt appellant toch in staat gesteld zijn uitbreiding aan de zuidzijde te realiseren. De sleufsilo’s komen hierdoor buiten het bouwperceel te liggen maar dat is bij vele agrarische bouwpercelen het geval. Voorstel: De zienswijze geeft aanleiding om het agrarisch bouwperceel Heimeriete 15 te Hall aan de noord- en westzijde te verkleinen. Het deel dat aan de noord- en westzijde wordt verkleind wordt aan de zuidzijde toegevoegd. De totale oppervlakte van het bouwperceel blijft ongewijzigd. De papieren en digitale plankaart hebben we vergeleken maar wij kunnen geen verschil ontdekken. Voorstel: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
92