Int. Instituut Soc. Geschiedenis
Amsterdam
5 October 1922
m 350
DE J O U R N A L I S T Orgaan vanden Nederlandschen Journalisten-Kring; Redacteur: CORN. A. CRAYÉ
Adres voor Redactie en Administratie B U S SUM Kon. Emmalaan 13
INHOUD Officieele Mededeelingen: Algemeene Vergadering; Kringbesiuur;Reglementswijziging( Amendementen Amsterdamsche Pers); Uitreiking eere-diploma's; Ledenlijst. — Locale en Gewestelijke Vereenigingen: Amsterdamsche Pers; Haagsche Journalisten-Vereeniging. — Algemeene belangen: Nog een persoonlijk woord; De krant en de geheelonthouding; Op den verkeerden weg; Perscomité's; Gewenschte geldbelegging. — Indische belangen: Indische Journalisten-Kring? (slot). — Buitenland: In Denemarken. — Advertentiën.
Officieele Mededeelingen. Algemeene Vergadering. De Algemeene Vergadering, die in nummer 348 van De Journalist is aangekondigd, wordt gehouden in „De Industrieele Club" te Amsterdam, Zondag 8 October, 's morgens te 10% uur. Aan de agenda der Algemeene Vergadering, zooals die in nummer 348 is gepubliceerd, wordt alsnog toegevoegd als punt 5: Voorstel-Luikinga c.s. tot wijziging van art. 83 van het Huishoudelijk Reglement. Dit voorstel bedoelt, het instituut der gedelegeerden af te schaffen.
Kringbestuur. Het Kringbestuur kwam op Zaterdag 30 September, 's middags en 's avonds, te 's-Gravenhage bijeen. Aanwezig waren de bestuursleden H A N S , VOOGD, V A N DER H O U T , CRAYÉ, SCHUTTING, POLAK DANIELS en BIEMOND
gedelegeerden
KOUWENAAR
(Amsterdam)
POLAK, en de
en VAN VOOREN
(Rotterdam). Bij den aanvang der vergadering vroeg de vice-voorzitter, collega VOOGD, het woord. Hij zeide dat het Bestuur met leedwezen kennis genomen had van de ontslag-neming van den Voorzitter als redacteur van De Telegraaf. Namens alle bestuursleden verklaarde hij, dat de Voorzitter er volkomen op zal kunnen rekenen, dat, zoo noodig, in deze moeilijke dagen het Bestuur als één man achter hem zal staan. Voor deze verklaring betuigde de Voorzitter zijn oprechten dank, den geest die er uit sprak ten zeerste waardeerende. In verband met deze zaak werden door verschillende bestuursleden nog eenige opmerkingen gemaakt. Bij de mededeelingen bleek o. a. dat de internationale persconferentie (tot weder-oprichting van de Internationale) waarvoor op het oogenblik weinig animo bestaat, wederom zal worden uitgesteld. Het Bestuur ging met dit uitstel accoord. Candidaturen. — Eenige nieuwe leden werden aangenomen. (Zie elders). 40-jarig bestaan. — Voor de herdenking van het 40-jarig bestaan in den volgenden zomer had het Dag. Bestuur — in opdracht der vorige vergadering — een programma opgemaakt, waarover zich een uitvoerig debat ontspon. Volgens het ontwerp zou een deel der herdenking plaats hebben te Amsterdam (o. a. was daarbij gedacht aan een combinatie met een tweede Journalistiek Congres) een ander deel te 's-Gravenhage. De Amsterdamsche gedelegeerde, collega KOUWENAAR, deelde echter mede, dat hij voorloopig met zijn bestuur overleg had gepleegd, en dat dit bereid is, met het oog op de kosten en de tijdsomstandigheden, af te zien van het Amsterdamsche gedeelte der herdenking. Met het oog hierop en omdat ook anderzijds tegen een te uitgebreide viering bezwaar bestond, werd besloten, de herdenking te bepalen tot Den Haag, waar o. a. een receptie zal plaats hebben. Binnenkort volgen daarover nadere mededeelingen. Ook zal een feestnummer van De Journalist verschijnen. Voor de plechtigheid der uitreiking van het eere-diploma zie men elders in dit nummer. In verband met de agenda der algemeene vergadering werden nog eenige besprekingen gevoerd.
Dit blad verschijnt den eersten en derden Donderdag van iedere maand
Reglementswijziging. Voorstellen en amendementen der „Amsterdamsche Pers" in verband met de wijziging van het Huishoudelijk Reglement. 1. In de artt. 68 en volgende, handelende over het referendum, worde telkens waar van „verzoek" sprake is, gelezen „voorstel" (overeenkomstig art. 21 der statuten). In verband hiermee dienen uit de laatste alinea van art. 68 de woorden „en de daarop genomen beslissing" te vervallen. II. Aan het laatste lid van art. 73 worde de volgende zinsnede toegevoegd: „Bij staking van stemmen wordt het besluit, waarover het referendum is aangevraagd, geacht te zijn verworpen." III Art. 82 a te lezen: „Als de gemeente of het gewest van een lid wordt beschouwd de gemeente of het gewast, waarin dat lid zijn werkkring heeft.
Uitreiking eere-diploma's. Zooals reeds vroeger gemeld werd, heeft het Bestuur een eere-diploma laten ontwerpen en uitvoeren. Dit diploma was bestemd voor den eere-voorzitter en de eere-leden. Een exemplaar ervan was tevens aangeboden aan de stichting der Antirevolutionaire Partij „Het Kuyper-huis", zulks ter nagedachtenis aan Dr. A. KUYPER. die in leven voorzitter en eere-voorzitter van den Kring is geweest. De namen der overige overleden eere-leden zouden op eenige van bedoelde diploma's worden vermeld, welke diploma's waren aangeboden aan het Nederlandsch Persmuseum te Amsterdam. Zoowel de leiders van het Kuyper-huis als die van het Persmuseum hebben het aanbod gaarne aanvaard. De uitreiking van de eere-diploma's heeft Zaterdagmiddag 30 September te 's-Gravenhage plaats gehad. Daartoe waren aanwezig de leden van het Kringbestuur, de gedelegeerden van de bij den Kring aangesloten plaatselijke vereenigingen, eenigen der tegenwoordige eere-leden, waaronder de eere-voorzitter, benevens vertegenwoordigers van het Kuyper-huis en van het Nederlandsch Persmuseum. De Kringvoorzitter, de heer D. HANS, heeft bij de uitreiking de volgende toespraak gehouden: Mijne
Heeren.
De handeling, die ik namens het Bestuur van den Nederlandschen Journalisten-Kring thans te verrichten heb, is bovenal een daad van piëteit. . Indien de plannen van het Bestuur in vervulling gaan, zal in den volgenden zomer het 40-jarig bestaan van den Kring worden herdacht. Tot die herdenking is dit oogenblik als het ware een inleiding. In den loop dier jaren is 2 maal de onderscheiding van het eere-voorzitterschap en 10 maal die van het eere-lidmaatschap verleend, maar nimmer is daarbij een diploma uitgereikt. In dit gemis hebben wij gemeend te moeten voorzien, en wij waren van oordeel, dat het uit te reiken diploma niet van al te bescheiden aard mocht zijn, opdat het inderdaad, ook voor kinderen en kindskinderen, een blijvend getuigenis mocht kunnen afleggen. Wij vonden een jong teekenkunstenaar, den heer CHRIS VAN GEEL te Amsterdam (zelf zoon van een journalist) bereid, voor ons een diploma te ontwerpen, en wat het resultaat is geweest van zijn arbeid, en van zijn samenwerking met de cliché-fabriek Dirk Schnabel en de drukkerij Jacob van Campen, te Amsterdam, zult gij straks zelf kunnen zien. Het diploma, 75 bij 35 cM. groot, uitgevoerd in goud en zwart, bevat in de opdracht de „dankbare erkenning van bijzondere verdiensten", door de eere-leden bewezen. Boven en onder deze opdracht zijn eenige symbolische voorstellingen ontworpen, bestaande uit een streng-gestyleerden boom vol gouden vruchten, karakteriseerend de groeikracht van den Nederlandschen Journalisten-Kring, en een met volle zeilen
DE
122
J O U R N A L I S T
varend schip, te kennen gevend de werkkracht der vereenigmg. Beide symbolen zijn zoo gecomponeerd, dat ze één geheel uitmaken. De letters der opdracht, sierlijk en duidelijk geteekend, passen zich bij de geheele compositie aan Wij vleien ons, dat de jeugdige en talentvolle ontwerper iets heeft geleverd, dat waard is gezien te worden. Nadat het Bestuur tot de instelling van dit eere-diploma had besloten, meende het de uitreiking er van niet te moeten bepalen tot de eere-leden van het oogenblik, maar ook nog op eenigerlei wijze er in te moeten betrekken de namen der eere-leden van vroeger. Boven hen allen uit rees de gestalte van dien gemalen Nederlandschen journalist, Dr. ABRAHAM KUYPER, den man,
die op het oogenblik dat hij onze voorzitter was, tot de hooge functie van minister-president werd geroepen, en daarna door onze algemeene vergadering van 6 October 1901 tot eere-voorzitter werd benoemd. Het is ons natuurlijk bekend, dat Dr. KUYPER vier jaar later voor die eere-functie bedankte, als gevolg van een betreurenswaardig conflict, maar wij weten eveneens, dat de tijd ook hier de wond heeft geheeld, en nadat ik hem op zijn 8o 5ten verjaardag namens den Kring was gaan gelukwenschen, heeft hij later in zijn blad getuigd, dat hij het oude geschilpunt ganschelijk was vergeten. Het zal voor ons altijd een vreugde blijven, dat deze groote journalist, die bijna een halve eeuw lang De Standaard redigeerde, afgezien nog van zijn anderen journaUstieken arbeid, aan het hoofd van onze vereenigmg heeft gestaan. Wij waardeeren het, dat het bestuur van het Kuyper-huis het eere-diploma wil aanvaarden, om het ergens in het gebouw een plaats te geven. Wij staan het af, met een woord van eerbiedige hulde aan de nagedachtenis van onzen — aller journalisten — genialen voorganger. Het Kringbestuur besloot verder, de namen der overige niet meer in leven zijnde eere-leden te vermelden op eenige diploma's, en voor deze plaats te verzoeken in het Nederlandsch Persmuseum te Amsterdam, welks voorzitter, de heer D. KOUWENAAR, hier aanwezig is. Deze eere-leden waren de volgende heeren, waarbij ik ook vermeld hun hoofd-functies en de datum van hun benoeming tot eere-lid: A. G. C. VAN DUYLL Sr., de eerste voorzitter van den Kring, hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad (26 Sept. 1886); dr. J. A. LAMPING, hoofdredacteur van de Nieuwe Rotter-damsche Courant en bestuurslid van den Kring (23 Juni 1895); HERMAN HEYERMANS Jr., redacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1 October 1897); mr. A. POLAK, voorzitter van den Kring en hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad (29 Sept. 1907); J. DOORMAN, voorzitter van den Kring en hoofdredacteur van de Haagsche Courant (9 Juli 1911) en H. L. BERCKENHOFF, secretaris van den Kring en redacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (28 Dec. 1914). Hier moet aan worden toegevoegd de naam van GERARD KELLER, bestuurslid van den Kring en hoofdredacteur van de Amhemsche Courant, die op 26 December 1898 tot eere-lid werd benoemd, onder bepaling dat het hem op zijn 70=» verjaardag, 13 Februari 1899, zou worden medegedeeld. Hij stierf echter op 10 Januari van dat jaar, zonder dat hij van de onderscheiding had geweten. De namen van deze voortreffelijke Nederlandsche journalisten komen voor op de diploma's, die ik thans aan den voorzitter van het Nederlandsch Persmuseum overhandig. Jegens hun allen zijn wij van weemoedige dankbaarheid vervuld. Zij zijn een eer geweest voor ons beroep, een stut voor onzen Kring, voortrekkers, wier namen tot ons, het nageslacht, zullen blijven spreken. Eindelijk de mannen, die wij het voorrecht hebben nog op dit oogenblik tot de onzen te mogen rekenen: mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND,
oud-president
van
den
Kring en
oud-hoofdredacteur van de Nieuwe Courant, op 4 Maart 1920 tot eere-voorzitter benoemd, en de eere-leden mr. R. MACALESTER LOUP, oud-bestuurslid van den Kring en oud-hoofdredacteur van Het Vaderland (6 Oct. 1901), CHARLES BOISSEVAIN, oud-voorzitter van den Kring en oud-hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad (3 Maart 1916) en P. A. HAAXMAN Jr., oud-redacteur van de Nieuwe Courant (26 Febr. 1922). Het is ons een oprechte vreugde, dat wij hun het diploma mogen uitreiken, en dat zij aldus een stoffelijk bewijs ontvangen van onze dankbaarheid en bewondering. Zal het iemand verbazen, zoo mijn gedachten daarbij in het bijzonder trekken naar den nestoi van hen, CHARLES BOISSEVAIN, onzen 80-jarige, die zoo véle, véle jaren geestdriftig en talentvol met ons gestreden heeft? Aan dezen hoogbejaarden man, wiens leeftijd hem verhindert hier tegenwoordig te zijn, breng ik op dit oogenblik een eerbiedig saluut. En zoo keer ik terug tot den aanvang van mijn toespraak: de handeling die ik hier verricht is een daad van piëteit.
Natuurlijk allereerst ten aanzien van hen, die in de onderscheiding van het eere-lidmaatschap zagen, zooals art. 7 van onze statuten het uitdrukt, een „erkenning van bijzondere verdiensten jegens de pers of jegens de vereeniging". Ieder volk dient zijn groote mannen te eeren. Maar ik zie in de uitreiking van dit eere-diploma toch ook een zekere symboliek. Ik denk op dit oogenblik aan zoovele bekwame Nederlandsche dagbladschrijvers, die, ongenoemd voor het groote publiek, hun stille werk hebben gedaan, en aan wie de hulde der openbaarheid is voorbij-gegleden. De anonymiteit zal, naar mijne meening, in de journalistiek nimmer geheel kunnen worden gemist, maar daarom temeer is het goed dat er oogenblikken zijn, dat wij even toeven met onze gedachten bij hen, die stille en trouwe werkers waren. En juist een oogenblik als dit, nu op eere-diploma's de namen worden vermeld van mannen, die wij gaarne en gul erkennen als onze aller-besten, nu dwingt deze daad van piëteit ons ook even stil te staan en het hoofd te wenden in de richting, waarin . zoovele ongenoemden verdwenen zijn. De journalistiek eischt, naar hoofd en hart en karakter, veel van allen die haar waardig willen dienen. Ook de meer bescheiden plichten en werkzaamheden in het vak zijn van groote beteekenis. Zooals men in een kleine schelp, achteloos gevonden aan het strand, vaak het ruischen hoort van de oneindige zee, zoo moet de vervulling van den kleinsten plicht in ons beroep de weerspiegeling zijn van de groote en ideëele bet-eekenis der journalistiek. Aan de velen, de ongenoemden, die zóó hun taak hebben vervuld, wijd ik op dit oogenblik een eerbiedige gedachte. En dan keer ik tenslotte terug tot de vier mannen, die wij het voorrecht hebben op dit oogenblik nog tot onze e re-leden te mogen rekenen. Mogen hun namen nog lang aan den Kring verbonden blijven, en zij zelf in dit contact een stille bevrediging vinden, en een zonnige herinnering aan dagen, toen zij nog stonden midden-in het drukke, maar rijke en sterkende leven van ons beroep. Na de rede van den Kringvoorzitter, die door de aanwezigen met applaus werd onderstreept, nam de heer PLEMP VAN DUIVELAND het woord. Hij geloofde, dat de Kringvoorzitter zich wel niet zou voorstellen, dat het uitgereikte papieren diploma de band tusschen den Kring en hem zou versterken. Die band is er en zal altijd blijven bestaan. Wat het diploma echter kan zijn, is: een symbool van hetgeen ons bindt aan den Kring, een herinnering aan hetgeen ons dierbaar vak voor ons is geweest, Spr. wenschte den voorzitter alle goeds toe bij zijn verdere betrekkingen tot den Kring, alsook den moed en de energie, die hem steeds gekenmerkt hebben, indien er voor hem moeilijke tijden mochten aanbreken. De heer Mr. J. V. NOTEBOOM, adjunct-secretaris van de Kuyperstichting, deelde mede, dat de heer Colijn wegens uitstedigheid eerst hedenochtend kennis kreeg van de uitreiking van het eere-diploma. Daardoor was hij niet in de gelegenheid het diploma persoonlijk in ontvangst te nemen. Ook de andere leden van het dagelijksch bestuur waren verhinderd. In verband hiermede was aan spr. opgedragen tegenwoordig te zijn. Hij aanvaardde dankbaar het eere-diploma waarin hij een daad van piëteit zag jegens de nagedachtenis van Dr. KUYPER, alsook een bewijs van een goede verstandhouding tusschen de jeugdige Kuyperstichting en de N. J. K. Spr. hoopte, dat deze goede betrekkingen bestendig zullen blijven. Hierna spraken nog de heeren HAAXMAN en D. KOUWENAAR, de laatste namens het Persmuseum. Met een woord van dank van den voorzitter aan de heeren voor hunne aanwezigheid, nam de plechtigheid een einde.
Ledenlijst. Aangenomen als gewoon lid: L. ERDMANN, Persafdecling van het I. V V., Singel r59a, Amsterdam. Aangenomen als buitengewoon lid: W. J. LUGARD, De Kampioen, Twello bij Deventer. VAN DER VEN, Wormerveer. ANI'H. E. K. PARKE, Gemeenschappelijk Belang, Akerweg A 285, Sloten gem. Amsterdam. P B . MEES, Arnhem (thans gewoon lid). Adresveranderingen: S. MAURITS VAS DIAS naar Gentschestraat 119, Scheveningen. H. KENTHER naar Van Woustraat 4, Amsterdam. H. W. DE RONDE naar Werkhoefstraat 17, Rotterdam. Overleden: B. TIMMER, Groningen.
DE
J O U R N A L I S T
123
124
DE
J O U R N A L I S T
Locale en Gewestelijke Vereenigingen. De Amsterdamsche Pers. In de op Maandag 2 October onder voorzitterschap van collega KOUWENAAR gehouden ledenvergadering der vereeniging „De Amsterdamsche Pers" werd de agenda behandeld voor de Kringvergadering, te houden op 8 October. De voorzitter deed uitkomen, dat art. 17 der statuten het recht geeft de verhouding tusschen den Kring en de aangesloten vereenigingen bij huishoudelijk reglement te wijzigen in dien zin, dat voorloopig daarmede kan worden volstaan in afwachting van de bereiking van het ideaal: een bond met afdeelingen. Spr. betreurde het, dat het Kringbestuur eerst nu tot de ontdekking is gekomen, dat er geen sanctie bestaat om een lid te dwingen toe te treden tot een aangesloten vereeniging. Daardoor verliest de door de voorstanders der reorganisatie gedane concessie veel van haar waarde. Hadde spr. dit vooruit geweten, dan zou hij niet in het compromis hebben toegestemd. Wat het stuk van collega ELOUT in het jongste nummer van De Journalist betreft, deed spr. opmerken, dat collega E. met zijn opmerkingen te laat komt: hij had deze moeten maken op 30 April, toen de motie inzake de reorganisatie werd aangenomen. Bovendien: het verplichte lidmaatschap bestaat reeds. Aangesloten vereenigingen mogen alleen leden van den Kring aannemen. De Voorbeelden van besluiten door aangesloten vereenigingen eventueel te nemen, door collega E. aangevoerd, achtte spr. ongerijmd. Reeds nu is iets dergelijks als collega E. zich denkt, uitgesloten. Besloten werd, dat indien de A. P. ter Kringvergadering geen bevredigende toezeggingen krijgt nopens het verplichte lidmaatschap, aangedrongen zal worden op een wijziging der statuten t'e dien aanzien. Voorts werd op voorstel van het bestuur besloten, ten opzichte van de artikelen, die op het referendum betrekking hebben voor te stellen om telkens waar van „verzoek" sprake is, te lezen „voorstel", in overeenstemming met art. 21 der statuten, dat van een „voorstel" en niet van een „verzoek" tot het houden van een referendum spreekt. Verder om te bepalen dat als de gemeente of het gewest van een lid wordt beschouwd de gemeente of het gewest, waarin dat lid zijn werkkring heeft. De vergadering besloot zich, in afwachting der definitieve reorganisatie, te verzetten tegen het voorstel-LuiKiNGA inzake afschaffing van het instituut der gedelegeerden. Op voorstel van den secretaris werd verder na eenig debat besloten, voor te stellen, dat bij staking van stemmen een besluit waarover een referendum wordt aangevraagd, geacht wordt te. zijn verworpen. De voorstanders van dit denkbeeld voerden aan, dat wanneer een Kringbesluit gewoonlijk door een toevallig en gering aantal leden tot stand gebracht, bij referendum nog geen meerderheid kan behalen, de veiligste weg -is aan te nemen, dat het besluit niet weergeeft de meening van de meerderheid in den Kring en derhalve moet worden geacht te zijn verworpen. De tegenstanders meenden evenwel, dat als er bij een referendum geen meerderheid te vinden was, het besluit der vergadering den voorrang moest hebben. Tegenover het beroep der tegenstanders op de souvereiniteit der vergadering stelden de voorstanders de souvereiniteit der leden. Tot afgevaardigden naar de Kringvergadering werden aangewezen de voorzitter, de secretaris en collega DERJEU met collega LANDRÉ als plaatsvervanger. Na afhandeling der Kringagenda werden door collega TERSTEEG eenige vragen toegelicht, door hem tot het bestuur gericht inzake de ontvangst van buitenlandsche journalisten te Amsterdam, niet door leden van het bestuur der A. P. maar door gewone leden der vereeniging, aan wie zulks door het A. P.-bestuur was verzocht. Uit het antwoord van den voorzitter bleek, dat het bedoelde bezoek (dat der journalisten van de Haagsche conferentie) door een wijziging in den datum, was komen te vallen in den vacantietijd van vrijwel alle bestuursleden der A. P. Collega TERSTEEG verklaarde zich door de gegeven antwoorden bevredigd. Bij de rondvraag deelde de voorzitter op een vraag mede, dat de viering van het 40-jarig bestaan van den Kring slechts weinig financieele offers zou vragen, hetgeen met het oog op een eventueel beroep, dat op de weerstandskas zal moeten worden gedaan, bij de vergadering instemming bleek te vinden. De secretaris SCHOTEL.
Haagsche Journalisten vereeniging. De Haagsche Journalistenvereeniging vergaderde Dinsdag 3 October ter behandeling van de agenda voor de vergadering van den Ned. Journalisten-Kring op 8 October. Bij de bespreking van de voorstellen van het Kringbestuur tot wijziging van het reglement openbaarde zich een krachtig verzet tegen art. 85 a, in het bijzonder tegen het dragen van de kosten der afvaardiging van leden van aangesloten vereenigingen door de kas van den Kring. Sommige leden zagen daarin een vooruitloopen op een kring met afdeelingen, anderen betoogden echter dat het voorstel het gevolg was van de in de Kringvergadering aangenomen motie. Eén lid wenschte een stemming over deze aangelegenheid maar de meerderheid achtte een dergelijke stemming onnoodig omdat zij tot geen practisch resultaat kon leiden. Een motie van orde, strekkende om in deze vergadering naar aanleiding van de Kringagenda geen uitspraak bij stemming te doen werd daarop aangenomen met 12 tegen 6 stemmen. Een voorstel om in het vervolg de Kring-agenda's niet meer te behandelen werd vervolgens verworpen met 14 tegen 4 stemmen, nadat door de heeren HAAXMAN en LUIKINGA op het nut dezer behandeling was gewezen. De heer LUIKINGA had gelegenheid zijn motie tot afschaffing van het instituut der gedelegeerden toe te lichten. Bij de bespreking van de vraag of de journalisten prijsstelden op kaarten voor volksvoorstellingen in den Kon. Schouwburg bleek, dat er weinig belangstelling was voor het instituut der volksvoorstellingen. Het Dag. Bestuur werd in deze aangelegenheid vrijheid van handelen gelaten. Naar aanleiding van het feit, dat herhaaldelijk journalisten of pseudo-journalisten, die niet de bevoegde personen zijn om voor de belangen van de pers op te komen, optreden als perscommissarissen bij tentoonstellingen, congressen enz. werd de vraag besproken, welke gedragslijn de vereeniging had te volgen, om dit euvel te bestrijden. Tenslotte werd een voorstel van den heer WESSELING aangenomen, waarbij in het vervolg de leden der H. J. V. persoonlijke uitnoodigingen om in perscomités zitting te nemen niet zullen aanvaarden, maar de belanghebbenden zullen verwijzen naar het bestuur der H. J. V., dat dan verplicht is de noodige voorlichting omtrent alle persaangelegenheden te geven of zich bij het verstrekken van inlichtingen door bevoegde persgedelegeerden moet laten vervangen. Aan de hoofdredacties der Haagsche bladen zal worden verzocht, bij tot haar gerichte uitnoodigingen om leden harer redactie aan te wijzen tot het zitting nemen in een perscomité dezelfde gedragslijn te volgen. Bij de gedachtenwisseling over de wenschelijkheid een geschenk aan te bieden voor de perskamer der Tweede Kamelen zich met betrekking tot deze aangelegenheid in verbinding te stellen met de directies der bladen die vertegenwoordigers hebben op de perstribune der Tweede Kamer, bleek er wel eenige sympathie voor het denkbeeld, maar men achtte hef beter een afwachtende houding aan te nemen en besloot ten slotte aan het bestuur over te laten deze aangelegenheid verder te behandelen. EMMY BELINFANTE, Secretares H. J. V. Bedankt POLAK (Het
(wegens
vertrek
naar
het
buitenland)
C. J.
Vaderland).
De heer J. J. VAN DRUNEN, Natalstraat 21, is van buitengewoon lid der H. J. V. gewoon lid geworden.
Algemeene belangen. Nog een persoonlijk woord. Mag het, waarde vriend redacteur? Het is mij werkelijk, werkelijk een behoefte. Want ik wil op deze wijze mijn innigen dank betuigen aan verscheidene collega's, die mij, in de omstandigheden van het oogenblik, met een hartelijk woord, met een vriendelijk schrijven, met een opbeuring, een bemoediging, in één zin : met een blijk van hun meeleven en hun belangstelling hebben verkwikt. Er straalde dikwijls zooveel hartelijkheid in door, dat ik — waarom zou ik mij schamen het te bekennen — vaak ten zeerste er door ben ontroerd. En, in die oogenblikken van egoïsme die ieder mensch tenslotte heeft, gloeide de overtuiging in mij door: ik heb
DE
J O U R N A L I S T
125
NATIONALE Le vens verzekert ngbank te ROTTERDAM, Boompjes 10, opgericht in 1863.
Nettopremie - methode voor de berekening der wiskundige reserve
Veilige grondslagen voor de berekeningen (sterftetafel en rentevoet)
DE VIER HOEKSTEENEN VAN EEN GOED LEVENSVERZEKERINGS-HUIS Waardebepaling der effecten voor de balans naar den koers v a n 31 December
Voorzichtig beheer. (In 1920 bedroegen de totale onkosten 0.0051 van 't verzekerd bedrag)
niet voor niets gewerkt in den Kring, ik heb moreele winst gemaakt: vriendschap, aanhankelijkheid En nu mag ik nog wat vermelden. Op gevaar af dat men het verkeerd zal uitleggen. Hetgeen mij niets kan schelen. Kijk eens, toen collega KLOUT verleden jaar zijn dertig-jarig feest had gevierd, en mijn toespraak beantwoordde, wees hij er op, dat hij uit de knngen van zijn lezers zoo goed als niets had vernomen. Conclusie, in vraag-vorm: is er een band tusschen den journalist en zijn lezers? Hoe verheugd ben ik, nu ik ook uit de kringen der abonné's van De Telegraaf blijken van belangstelling en betuigingen van spijt heb ontvangen. Zelfs bereikte mij een schrijven, door verscheidene abonné's onderteekend, met verzoek mijn ontslagaanvraag in te trekken. Doch genoeg. Aan de collega's die met mij meeleefden, aan mijn medeleden van het Kringbestuur voor hun gemeenschappelijke verklaring, aan den eere-voorzitter, aan den nestor van den Kring voor zijn innig-menschelijk schrijven, aan allen hartelijk dank. Ik hoop de waarheid toe te passen van het woord van Guido Gezelle: Het leven is: een krijgsbanier In goede en kwade dagen, Kloekmoedig voorwaarts dragen. D. HANS.
De krant en de geheelonthouding. In „Het geheel en de deelen", een feestuitgave van de Nederlandsche vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken, bij gelegenheid van haar 50-jarig bestaan, komt een bijdrage voor, getiteld „Wij en de krant", van de hand van onzen collega en mijn vriend Y. G. VAN DER VEEN Hzn., die o. a. het volgende schrijft: De Nederlandsche journalist voelt over het geheel genomen niets voor onzen arbeid. Dit feit is te verklaren.
Afkomst — uit den ideaal-loozen middenstand, waarin grof egoïsme welig tiert —, opvoeding — buiten rechtstreeksche aanraking met den socialen nood der massa —, aanleg — fijngevoelig, maar luchthartig en van literairen zwier zonder al te zwaar verantwoordelijkheidsbesef —, dagelijksche omgeving — de zelfgenoegzame, verwaten burgerklasse, die het publieke leven, sociëteit en café, bevolkt — factoren als deze, alle te zamen of elk voor zich optredende, bevruchten geen bodem, die warmte, zon, licht, idealisme noodig heeft voor het gedijen harer gaven. Voeg daarbij eenige sterk-deprimeerende eigenaardigheden van het beroep: het dagelijks ervaren van de holle leegheid van allerlei publieke pralerij en gewichtigdoenerij, van menschelijke ijdeltuiterij, van wuftheid, van roem en macht, van klein-heid der grooten onzer aarde . . . En ten slotte de sociale positie van den journalist: het zorgvolle van een sober bestaan, de volstrekte afhankelijkheid van den b r o o d h e e r . . . Uit zijn de omstandigheden, die den journalist al te vaak neerdrukken tot den ideaalloozen cynicus, koud en harteloos, gereed met spot en minachting elke warmte te koelen, elk vuur te dooven, bereid in cynische onverschilligheid een vaardige pen in dienst te stellen voor elk doel aan den meest biedende. Van de politiek zegt men, dat zij slecht maakt. Voor zwakke karakters bevat zij inderdaad dit gevaar. Maar van de journalistiek valt hetzelfde te zeggen. Voorzeker, er zijn er, die ontkomen aan het gevaar. Er zijn hooge, sterke karakters, ook onder de dagbladschrijvers, die in blanke ongereptheid naam en werk weten te bewaren. Maar menig journalist is niet de man meer om zich warm te maken voor welk maatschappelijk of publiek belang ook. Hij doet hoogstens alsofl De drankstrijd heeft van hem niets te hopen. Z'n glaasje slurpend, lacht hij aan de bittertafel uit de hoogte van z'n alwetende voornaamheid met deze zotte overdrijving van „aanstellerige hysterie", van „geëxalteerd idealisme", van „magere asceten en starre puriteinen". En met weibehaaglijke Schadenfreude verhaalt hij voor zijn lezers de zotste nonsensleugens van den Amerikaanschen drankhandel. De mentaliteit van den journalist is de grootste hinderpaal voor een machtig bondgenootschap van pers en drankbestrijding. Voor den drankbestrijder ligt in dit feit de moraal voor het grijpen.
126
DE
J O U R N A L I S T
Tot zoover mijn vriend VAN DER VEEN. Wat hij met den laatsten zin bedoelt, is mij niet geheel duidelijk. Voor mij ligt de moraal van zijn redeneering niet voor liet grijpen. Maar . . . ik ben dan ook geen drankbestrijder. Het is een vreemde geschiedenis. Mijn vriend VAN DER VEEN en ik zijn het — ik constateer het schier eiken dag met vreugde — in tal van opzichten eens. En veel van het hier geciteerde, voor zoover dat betrekking heeft oj) de omstandigheden van den journalist en den invloed, dien zij op hem oefenen, onderschrijf ik ten volle. Zulks echter hangt samen met een gemeenschappelijke wereldbeschouwing. Hierop intusschen zal ik in dit orgaan niet ingaan, daar in tegenstelling tot den journalist De Journalist zich niet met politiek mag bezighouden. Wat ik echter wel in dit ons orgaan zal mogen opmerken, is, dat ik geen verband bespeur tusschen de door collega VAN DER VEEN m. i. terecht gewraakte omstandigheden, waaronder de journalist in het algemeen leeft, en het feit, dat, naar het schijnt, niet vele journalisten geheelonthouder zijn en in hun bladen de geheelonthouding steunen. Die omstandigheden b.v. gelden — ik hoop, dat VAN DER VEEN het met mij eens zal wezen — voor mij niet. Ik ben niet afkomstig uit den middenstand en nog minder uit wat men de bezittende klasse noemt. En is mijn opvoeding buiten rechtstreeksche aanraking met den socialen nood der massa geschied? Oh . . . lala . . . daar zou ik wat anders over kunnen vertellen. Over mijn aanleg moge VAN DER VEEN een oordeel vellen maar wat mijn omgeving betreft, mag ik wel verklaren, dat zij niet door de sociëteit- en café-bevolkende burgerklasse wordt gevormd. En ben ik een ideaal- en hartelooze, spottende, minachtende, koelende, doodende, onverschillige cynicus? Al zou ik het willen, ik zou het niet kunnen zijn. En ziet, desalniettemin ben ik geen geheelonthouder en hoop ik, het nimmer te worden — ofschoon ik uiteraard geen zekerheid kan geven, daar een mensch nooit weet, waartoe hij nog geraken kan —. En zooals het met mij is, zal het, vermoed ik, met verschillende collega's zijn. Lachen wij nu aan de bittertafel om VAN DER VEEN'S geheelonthoudingsideaal ? Wat mij betreft, is dat niet het geval, alleen reeds niet vanwege de omstandigheid, dat ik niet veel tijd heb, aan een bittertafel plaats te nemen. Al zat ik daaraan wel, lachen zou ik niet. Ik lach om geen enkel ideaal. Wie dat der geheelonthouding omschrijft in bewoordingen als VAN DER VEEN tusschen aanhalingsteekens heeft geplaatst, is mij niet bekend. Ik gun aan VAN DER VEEN zijn ideaal van ganscher harte, ja even hartelijk als hij mij een glaasje — hoe weldadig kan het mij somtijds aandoen! — misgunt, naar ik vermoed. Hij make propaganda voor zijn ideaal naar al den lust zijns harten. En hij zij daarbij de waarschuwing indachtig van den grooten leider der geheelonthouders F. U. SCHMIDT, die in dezelfde jubileumuitgave opmerkt, dat de voorstanders zijner beweging geen „propagandamachines" mogen worden. „Dat is niet goed", zegt de heer SCHMIDT. „Dat geeft ons in mindere of meerdere mate den schijn van zelotisme." Natuurlijk is onze collega en mijn vriend VAN DER VEEN, die een zeer buitengewoon verstandig man is, geen zeloot. Misschien echter is de beoordeeling van het beginsel der geheelonthouding voor vele menschen en dus ook voor vele journalisten een tikje minder eenvoudig dan hij pleegt te veronderstellen. LUIKINGA.
Op den verkeerden weg. Broekhuys verstaat de kunst van reclame maken, hij begrijpt de waarde van adverteeren, maar weet-tevens, dat een redactioneel stukje dikwijls nog meer invloed heeft. Vandaar, dat hij de pers op zijn trekkingen noodigt. Dat is zijn recht. Van eventueele verslagen maakt hij handig gebruik. Zelfs uit het meest objectieve, meest sobere verslag, weet hij nog een reclame-zin te putten. Die reclame-stukjes prijken later in de advertenties en oj) de trekkingslijsten. Dit is alles in orde. Maar nu wil het geval, dat die trekkingslijsten dadelijk na de trekking ter drukkerij gaan, te vroeg dus om de „pers-beoordeelingen" over die trekking daar nog op af te drukken. Wat gebeurt er nu? Medewerkers van den heer Bruikhuys verzoeken de journalisten om „blauwtjes" van de kopij, teneinde daarvan gebruik te maken voor de lijst. Tegen dat verzoek op zich zelf valt niets te zeggen. De heeren hebben gelijk zooveel reclame-middelen te verzamelen als zij kunnen.
Iets anders is het als de journalisten het verzoek inwilligen. Dat is niet genoeg af te keuren. Kopij afgegeven, vóórdat deze op de redactie-kamer is geweest, is in strijd met goede journalistieke gebruiken, te meer daar onwillekeurig de neiging bestaat te schrijven naar den zin van den verzoeker. Omkooperij in den eigenlijken zin is hier niet in het spel, maar een tikje in die richting gaat het toch wel. In elk geval komt de onafhankelijkheid van de pers in het gevaar. De Amsterdamsche verslaggevers hebben een dergelijk verzoek afgewezen. „Hoe flauw" werd hun toegevoegd, „uw collega's in andere plaatsen denken er anders over". Het bedoelde euvel schijnt dus al vrij algemeen te zijn ingeworteld. Broekhuys is machtig. Maar moet hij machtiger zijn dan de pers? v. W K .
Perscomité's. Er openbaart zich tegenwoordig bij alle mogelijke gelegenheden, tentoonstellingen, congressen enz. een zeer verblijdende neiging bij de onderscheidelijke comités en besturen, hun waardeering voor de medewerking der pers te toonen o. a. door onder de verschillende comités die hun doel kunnen bevorderen ook een perscomité aan te wijzen. Hoe zeer deze appreciatie moge verheugen zij heeft een schaduwzijde, n.1. dat bedoelde besturen zich menigmaal wenden tot journalisten, die buiten de organisaties staan geneigd zijn, bij hun voorlichting meer de belangen te dienen van het blad, waaraan zij verbonden zijn of van de .lieden, die hen, partijtrekkend van hun gemis aan critischen zin voor hun zegekar weten te spannen, dan van de pers over het algemeen. De plaatselijke organisaties zullen daarentegen, wanneer zij geraadpleegd worden, onpartijdig voor de algemeene persbelangen opkomen. Het zal moeilijk zijn in dit opzicht medewerking te krijgen van de ongeorganiseerde journalisten, maar zou het niet gewenscht zijn, dat alle leden van plaatselijke vereenigingen, alvorens toe te treden tot een perscomité zich op de hoogte stelden of het bestuur der plaatselijke vakvereeniging werd gekend? In de meeste gevallen is het slechts door onbekendheid met persaangelegenheden, dat de belanghebbenden niet aankloppen bij het bestuur van de organisatie. Wijst men hun den verkieslijken weg, dan kan dit enkel bijdragen tot betere begrippen bij het goede publiek omtrent de pers en de waardigheid van de pers. Namens het bestuur van de H. J. V. EMMY J. BELINFANTE, secretares.
Gewenschte geldbelegging. Een dagblad bevatte dezer dagen de volgende advertentie:
Journalistiek. In een jonge onderneming met mooie toekomst op journalistiek gebied bestaat voor jong mensch of jonge dame, die over enkele duizenden guldens beschikt, gelegenheid als
Vennoot(e) te worden opgenomen. Zij, die bekend zijn met eenvoudige administratie, typen en cyclostyle-werk, genieten de voorkeur, 'n Vast honorarium als a conto op winstaandeel kan desgewenscht worden verstrekt. Brieven motto: „Paris expresse" No. D 3056 Bureau van dit Blad. Als er jonge menschen of jonge dames onder ons zijn, die met „enkele duizenden guldens" geen raad weten, dan is het waarschijnlijk het beste als zij hun geld toch anders beleggen dan deze advertentie hun wil aanpraten.
DE
J O U R N A L I S T
127
DDDDDDaDDDDDaaaDDDaoaaDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDaaDDDaaDDODD
H I M A's zijn goede rijwielen. DaaDDDDDaDDDDDDDDDDDDDaDDDDDDDDDaDDDDDaDaDDDDDDDDDDDDDaD
Indische belangen. Indische Journalisten-Kring? (Slot) D e journalisten organisatie . . .
van
de Deli
Courant
doen m e e aan een
. . . omdat wij elke poging tot bevordering van het samenhoorigheidsgevoel gaarne willen steunen, omdat wij gelooven dat een organisatie dit proces van ontwikkeling, langzaam kan steunen en omdat wij het niet verantwoord achten, welke poging daartoe ook. terug te wijzen. Vooral omdat in de toekomst steeds duidelijker zal worden, dat er ondanks alle tweedracht, behoefte beslaat aan een organisatie. Daarom doen wij mee. Het Nieuws van den Dag n o e m t het v o o r n a a m s t e bezwaar, d a t het journalisten-tal zoo u i t e r m a t e gering is. Bezat Indië een uitgebreid korps publicisten als Nederland, dan zou er vlotter een korps-gemeenschap ontstaan dan thans, welke ginds bovendien nog in de hand wordt gewerkt door het partijleven waaraan de bladen, die ginds meerendeels niet zuiver financieele ondernemingen zijn, plichtgetrouw uiting geven. Immers hoe grooter aantal, hoe meer de scherpe tegenstellingen vervallen. Tegenstander A. en rivaal B. kunnen niet samen naast elkaar langs Koningsplein-Noord wandelen, maar wèl in een dichten drom dien weg betreden. Zoo" gaat, zoo kan het in Holland, zoo kan het hier niet. Waar wij het meest voor voelen i s : het Pr. Boete-denkbeeld van plaatselijke organisatie, met het zuiver practische doel, niet om samen uit visschen te gaan of in eikaars voorgalerij te zitten, maar om eene gemeenschappelijke vertegenwoordiging te scheppen, tot welke men in bepaalde gevallen van otïicieele of andere zijde zich zal kunnen wenden. Dat is hier voorloopig het ééne noodige.
Buitenland. Journalisten in Denemarken. In De Telegraaf heeft collega L A N D R É dezen zomer een en a n d e r verteld over de organisatie van de journalisien in D e n e m a r k e n , hun clubhuis te K o p e n h a g e n , h u n stipendia, h u n „ h o m e " in het p a r l e m e n t . Wij o n t l e e n e n — en met een tikje jaloerschheid — over het c l u b g e b o u w : Een taxi bracht ons in een minuut of vijf naar de Store Kannikestraede, — wij bleven dus in 't hart van de stad, — en wij kwamen voor de deur van een groot huis. Die deur opende op een gang en door die gang kwamen we op een binnenplaats. Daar waren weer verschillende deuren die toegang gaven tot verschillende gedeelten van het huis. Ergens in een paar bovenzaaltjes was de eigenlijke club, waar wij op dat uur, — na afdoening voor velen van het avondwerk, — heel wat krantenmenschen bij elkaar vonden. Nadat wij waren verwelkomd en een dronk hadden gewijd aan de internationale collegialiteit, deed een der bestuursleden op ons verzoek met ons een tour de propriétaire. Beueden vonden wij, — maar nu was 't e:- donker en verlaten, — een restaurant. Daar kunnen op koffie- en etenstijd journalisten, en anderen, tegen weinig geld een behoorlijken maaltijd krijgen. Boven waren in het voorhuis clublokalen benevens een paar werkkamertjes, en in het achterhuis een paar zalen voor kleine vergaderingen'en feesten. Deze zalen worden vaak voor dergelijke gelegenheden verhuurd. Wij moesten er dan ook buiten blijven, want de sociaal democratische oud-minister Stanning vierde er dien avond met de zijnen zijn huwelijk. Dat alles was voor ons wel verbijsterend. Een eigen clubhuis, zoo maar volle eigendom van de journalisten ! Voor ons om van te watertanden ! Maar wij zouden nog meer verbazends vernemen. Deze montere na-middernachtelijke uren waren voor ons waarlijk niet
verloren, daar zij ons alle gelegenheid gaven van allerlei te vernemen over de positie der journalisten in Denemarken. Vastgesteld zij op den voorgrond dat hun positie, of beter nog: hun standing, een veel hoogere is dan die der journalisten in Holland. . . . . Men ziet hier in den journalist de krant, „de pers'", dat wil zeggen een orgaan, een vertegenwoordiging van het publiek, van het volk. En gelijkerwijs zal zijn het inzicht van een kamerlid, van een minister, van een koning. Natuurlijk houdt dit nauw verband met de zeer democratische gezindheid van het Deensche volk in al zijn geledingen. Daar is eenvoudig ondenkbaar een polemiek over de vraag of een journalist een minister mag opbellen, zooals wij dat bij ons wel hebben beleefd. Wat Zaterdag, waar is de telefoon voor, — zou men vragen. De zaak is eenvoudig, dat in Denemarken de journalist voor vol wordt aangezien, of hij aan een pro- of contra-blad werkt. Hij is de stem van het volk, en daarmee uit. Laat men nu niet zeggen, dat in Denemarken de journalistiek zooveel hooger staat of zooveel beter is dan bij ons. Want wij zouden juist het tegendeel willen beweren. Een ding kan der Deensche journalistiek worden toegegeven, — dat is dat zij als de Hollandsche is onafhankelijk en volkomen vrij. Belangen-journalistiek kent men in Denemarken zoo min als bij ons. Maar voor het overige is haar gehalte heel wat lager dan dat van de Nederlandsehe journalistiek. Een Deensche krant is eenvoudig niet bij een Hollandsche te vergelijken. De uitnemende buitenlandsche correspondenties zooals wij die in onze bladen hebben, men kent ze in Denemarken niet. De beste kranten hebben een paar korte berichten van eigen menschen in het buitenland, maar die brieven, die bij ons den lezer de gebeurtenissen in andere landen doen medeleven, men kent ze niet. Ook onze hoofdartikelen en entretilets kennen de Deensche kranten nauwelijks. Zij geven geen voorlichting, zij berichten slechts, en hun mooiste berichten zijn die waar meer of minder sensatie in zit. Nu staat van oudsher vast dat 's lands wijs 's lands eer is, en wij zullen dan ook geenszins de Deensche kranten veroordeelen. Wij constateeren slecht, dat de Deensche journalistiek lang niet zoo ver is als de Hollandsche, en dat desniettemin de Deensche journalisten in veel hooger aanzien staan. In dien zin vooral dat de beteekenis en de waarde van de journalistiek, ook „official", volkomen duidelijk wordt ingezien. Aan verschillende ministeries zijn journalisten verbonden, die deze ministeries vertegenwoordigen in alle persaaugelegenheden. Daarvoor zijn aangewezen de bekwaamste menschen, afgescheiden van de vraag of zij conservatief' zijn of radicaal of sociaal-democraat. D e stipendia . . . Wat een kostelijk denkbeeld trouwens zoo'n stipendium. En 't zijn heusch niet de pieten alleen die dat krijgen. Wij mochten in een klein Deensch stadje een redacteur van een klein provinciaal blad ontmoeten, die verleden jaar met een staats-stipenduim op reis was geweest. Welk een inzicht, niet waar, in de beteekenis en de waarde van de journalistiek.' Dat inzicht heeft ook de vereeniging van journalisten in Denemarken. Want ook zij geeft stipendia aan hare leden voor studiereizen in het buitenland. Wij waren benieuwd om te vernemen hoe zij financieel daartoe in staat is. Want al is in het algemeen ook economisch de positie van de Deensche journalisten veel beter dan die der Hollandsche, het lijkt toch wat kras om uit contributies alleen van, in een klein land toch immers maar kleine groep menschen dingen te doen als het exploiteeren van een eigen gebouw, het verleenen van stipendia, en dergelijke. Het bleek dan ook dat men niet drijft op contributies alleen. Integendeel, er bestaat een doorwrochte organisatie ter versterking van de financieele kracht van de journalisten-vereeniging. Het groote moment daarin is wat men vertaald in het Hollandsch wellicht zou knnnen noemen de „kijkdag". Dat is een dag in het jaar waarop ieder die wil, joni'nalist kan zijn, in zooverre dat hij overal kan binnenloopen en alles kan zien. Ter organisatie daarvan geeft de journalistenvereniging uit bonboekjes, welke voor een kroon of zoo voor iedereen te krijgen zijn. Daarin zitten allerlei bonnetjes: voor het bezichtigen van zekere fabrieken, voor vrijen toegang tot bepaalde theaters, voor een rondvaart door de stad, enz. enz. De attractie van deze bonboekjes wordt nog extra verhoogd door verschillende eigenaardige „prijzen''. Elk boekje is genummerd en een loterij wijst uit welke prijzen op zekere nummers vallen. Als prijzen kent men bijv. een schilderij, een reis naar Amerika, en voorts alles wat maar prettig of begeerenswaard is. Wij bezochten in Kopenhagen een der fameuze porseleinfabrieken, en men was daar juist bezig aan een groote partij fayence, bestemd voor prijzen op de bonboekjes van de journalistenkijkdag. Het spreekt vanzelf dat bij dit systeem de bonboekjes
128
DE
J O U R N A L I S T
bij massa gekocht worden, zoodat er heel wat geld inkomt, — zooveel dat de journalistenvereenigiug soms zelfs in staat is stipendia te seven aan niet-journalisten, aan schilders o1 musici of zoo. Dat kan te meer 'omdat de kosten betrekkelijk gering zijn, daar toch de meeste prijzen aan de journalistenvereniging weer ten geschenke gegeven worden, — ook een vrije reis naar Amerika en dergelijke. D e journalisten in het n i e u w e p a r l e m e n t s g e b o u w . De Kamerverslaggevers hebben in de Kamer een zeer ruime tribune, van waar zij per buizenpost hun kopij naar den beneden wachtenden loopjongen zenden. Ieder heelt voor zich, op zijn tafel, een klein glaasje. Wie zijn kopij in de buis heeft gestoken, wacht even ai, --dan komt onder zijn speciale glaasje even een rood electriseh lampje schijnen ten teeken dat, zijn loopjongen de kopij in ontvangst heelt genomen. Op de tribune zelve zijn twee telefooncellen, zoodat de verslaggevers contact kunnen hebben met hun bureaux zonder de tribune te verlaten. Maar bovendien hebben zij in het gebouw een aantal uitnemend ingerichte werkkamers, elk met; twee schrijitalels en telefooncel, een genoegelijke conversatiekamer, comfortabel gemeubeld, en een pracht van een restauratie — waar wij, zona Is gezegd, ons den volgenden dag een keurige lunch voorgezet zagen. en waar de bediening geschiedt vanwege den pachter die ook de restauratie voor de kamerleden en die voor de ministers bedient.
Advertentiën.
Andere tijden, andere zeden. Bij POLMAN kon men vroeger alleen a
la c a r t e
eten.
Thans zijn van 5-8 uur in Polmans Huis ook Diners a prix fixe verkrijgbaar. Het fixum is bepaald op f 2.50.
D e Matin vertelt van een Parijsch verslaggever, P I E R R E P L E S S I S , die haast h e t slachtoffer van b e r o e p s m e u w s g i e n g h e i d was g e w o r d e n . H i j was m e t v a c a n t i e in Biarritz, en wilde uit h e t B a s k e n l a n d brieven aan zijn c o u r a n t schrijven. E e n a a r d i g d e b u u t d o c h t h e m een t o c h t m e t een s m o k k e l a a r s b e n d e over de P y r e n e e ë n m e e te m a k e n . V l a k bij de grens vielen d e h e e r e n in een h i n d e r l a a g van F r a n s c h e d o u a n i e r s , die er m a a r m e t e e n op losschoten. A a n h e t hoofd g e w o n d m o e s t de Parijzenaar p e r a u t o naar een hospitaal in Biarritz teruggebracht worden. D e Britsche pers m e l d t h e t overlijden, in de provincie B o m b a y , van G E O R G E C L A R I D G E , d e n 84-jangen d o y e n der E n g e l s c h e j o u r n a l i s t e n in I n d i ë . Hi'j ging m 1863 als d r u k k e r uit voor de Times of India. T i e n j a a r later stichtte hij een drukkerij te B o m b a y , die de English Mail uitgaf. D a t b l a d zond oorspronkelijk elke week een n u m m e r m het licht zoo gauw mogelijk na de a a n k o m s t van de E n g e l s c h e mail uit E u r o p a en w e r d samengesteld uit „ s t y p e n " uit L o n d e n t o e g e z o n d e n , en voorts uit knipsels uit de Britsche b l a d e n , die de mail m e e b r a c h t . I n die zeventiger j a r e n — e n t r o u w e n s n o g lang d a a r n a — n a m e n • de t e l e g r a m m e n uit E n g e l a n d m a a r een heel klein plaatsje in de I n d i s c h e b l a d e n in.
Het diner is goed. De bediening is oplettend. De wijnkelder geniet nog altijd een goede reputatie.
Warmoesstraat 197-199 Amsterdam.
i
i
NAUTA&HAAGEN CLICHÉMAKERS AMSTERDAM
Advertenties in „De Journalist"
-SPI
TELEF: 5 7 2 5 . N,
3
Heele pagina f 60 — (± 550 cM ) Halve „ „ 3 0 . - (± 270 „ ) Kwart „ „ 1 5 . - (± 130 „ ) Zesde , „ 10.— (± 84 „ ) Twaalfde , „ 5 . - (± 42 „ ) Kleine advertenties kosten 30 cents per regel. Bij 6 plaats, eener advertentie op dezelfde grootte 10 °/„ kort. „ 12 „ „ „ » » » 20 „ „ „ 18 , , „ » » » 25 „ „ „ 24 „ „ „ r, » » 30 » Den tekst van de advertentie kan men iederen keer wijzigen. DE JOURNALIST verschijnt den eersten en derden Donderdag van iedere maand. De kopy voor advertenties moet uiterlijk MAANDAGSMORGENS TE VOREN aan het adres der Administratie, Kon. Emmalaan 13 te BUSSUM, bezorgd zijn.
L
X
D e prijs van losse e x e m p l a r e n van De Journalist
Gedrukt bij A. de la Mar Azu., Amsterdam
is 15 cent.